Kamerlid Mohammed Mohandis: ‘De NTR moet blijven en met de NOS één omroephuis vormen’

Mohammed Mohandis, mediawoordvoerder van GroenLinks-PvdA, maakte zich in het weekend erg kwaad over het plan van minister Eppo Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, NSC) om de NTR op te heffen. De NTR is een omroep met een in de Mediawet vastgelegde taak: programma’s maken over kunst en cultuur, diversiteit, jeugd en educatie, en achtergronden bij het nieuws. Als neutrale omroep zonder leden, en met langlopende programma’s zoals Nieuwsuur, Klokhuis, Andere Tijden, Top 2000 à Gogo, en het Sinterklaasjournaal, vormt de NTR een hoeksteen van het publieke bestel.

„Ik was echt boos”, zegt Mohandis deze maandagochtend in de bibliotheek van Gouda, waar hij in de buurt woont, over het plan voor de hervorming van de publieke omroep dat Bruins afgelopen vrijdag presenteerde. „Als je de NTR bij voorbaat op de helling zet, dan gaat dat juist ten koste van de programma’s die van algemeen belang zijn. En dat ondermijnt de kerntaken van de publieke omroep, en dan met name de drie grote pijlers informatie, cultuur en educatie. Ik heb het VVD-plan goed gelezen, en zij vinden ook dat de NTR behouden moet blijven en samen met de NOS één omroephuis moet gaan vormen.”

Daarom gaat Mohandis samen met Claire Martens-America (VVD) een motie van die strekking indienen tijdens het Kamerdebat op 14 april over Bruins’ hervormingsplan. „Ik zie een Kamermeerderheid ontstaan die zegt: de minister heeft dit niet goed ingeschat en onderbouwd”, zegt Mohandis. RTL Nieuws meldde woensdag dat er inderdaad een Kamermeerderheid is voor de motie van in elk geval GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, SP en VOLT. Daarmee staat het Kamerdebat van komende maandag bij voorbaat op scherp.

Zwaard van Damocles

Het opheffen van de NTR is niet het enige onderdeel van Bruins’ plan waar Mohandis moeite mee heeft. Hoewel hij sommige keuzes verdedigbaar vindt, sprak hij in een eerste reactie van een „kille bezuinigingsoperatie”. Want naast hervormen gaat het kabinet ook 156 miljoen euro bezuinigen op de publieke omroep. „De bezuiniging hangt als een zwaard van Damocles boven de publieke omroep”, zegt Mohandis. „Want die moet twee jaar eerder ingaan (2027) dan het bestel moet zijn hervormd (2029). Dit betekent dat er zeker programma’s zullen verdwijnen die van algemeen belang zijn.”

Dat vindt Mohandis heel zorgelijk in een tijd waarin onafhankelijke journalistiek in veel landen onder grote druk staat, en de Nederlandse publieke omroep de strijd dreigt te verliezen van de Amerikaanse techgiganten en streamingsdiensten. Hij vindt dat Bruins’ plan geen antwoord heeft op de grote uitdaging waar de publieke omroep voor staat: hoe relevant te blijven in een snel veranderend medialandschap? Daarom komt GroenLinks-PvdA met een eigen plan, dat op enkele belangrijke punten afwijkt van Bruins’ voorstel.

De contouren van beide plannen overlappen wel deels. Ook GroenLinks-PvdA wil de omroepen samenvoegen in een handvol omroephuizen, en het ledencriterium loslaten: om in het bestel te blijven moet een omroep ten minste 100.000 leden hebben. Ook kan GroenLinks-PvdA erin meegaan dat er geen nieuwe omroepen meer kunnen toetreden. Maar de partij wil de externe pluriformiteit via een achterdeurtje behouden door een pitchplatform te creëren bij de omroephuizen. Mohandis: „Wij willen dat 30 procent van de zendtijd wordt gereserveerd voor programma’s van buiten het bestel, die via die pitchplatforms rechtstreeks kunnen worden gepitcht bij de omroephuizen.”

Mohandis richt zich met zijn plan vooral op de regeringspartijen VVD en NSC. „Als zij serieuze stappen willen zetten [in de hervorming van het bestel], kijk dan naar ons, D66 en andere partijen die de publieke omroep sterker willen maken. Laten we samen de handschoen opnemen. Want ik zie overeenkomsten tussen Bruins’ plan en ons voorstel, dus het begin van een gesprek is er. Als de VVD en NSC de publieke omroep echt toekomstbestendig willen maken, en ze het belang van de pers inzien voor de democratische rechtsstaat, ben ik ook bereid mijn verantwoordelijkheid te nemen en niet alleen te benoemen wat ik slecht vind aan het plan van Bruins.”

Foto Bart Maat

Waarom zou de minister met u zaken doen als de coalitie een meerderheid heeft?

„Omdat ik niet de indruk heb dat de minister zijn plannen vooraf heeft gedeeld met de vier coalitiepartijen. De PVV en BBB denken sowieso niet echt na over hoe de publieke omroep toekomstbestendig moet worden. De PVV wil alleen slopen; partijleider Geert Wilders noemt journalisten tuig van de richel en is voor afschaffing van de publieke omroep. Dan hebben we het wel over de grootste regeringspartij. En het is mij echt een raadsel waar BBB ‘staat’ op dit onderwerp. Ik heb ze vooral zonder onderbouwing horen roepen dat de NOS niet onafhankelijk is.”

Wil GroenLinks-PvdA de bezuiniging helemaal van tafel? Of bent u bereid een deel van de bezuiniging te accepteren als de minister u tegemoet komt in zijn plannen?

„We hebben al een amendement ingediend met het verzoek de bezuinigingen van tafel te halen, maar daar was niet genoeg steun voor. Als we financieel winst kunnen boeken met het samenvoegen van de omroepen in omroepenhuizen, zijn we daar natuurlijk voor. Maar dat levert slechts zo’n 40 miljoen euro aan besparingen op. Dus ik weet nu al dat een groot deel bij de programmering vandaan wordt gehaald. Om een deel van de bezuiniging af te wenden, overweegt het kabinet meer reclame toe te staan. Je moet de publieke omroep alleen niet nog commerciëler maken, daarmee ondergraaf je de publieke taak.

„Gezien de uitdaging waar de publieke omroep voor staat, zeg ik: stel de hervorming nou centraal. En als snijden in de bureaucratie besparingen oplevert, is dat mooi. Maar nu is de volgorde verkeerd om: we gaan sowieso kil bezuinigen, we weten niet wat er van de programmering overblijft, en vervolgens gaan we ook nog het bestel hervormen. Als de bezuiniging ertoe leidt dat de publieke omroep minder mensen bereikt, ga ik me echt zorgen maken. Want we hebben geen publieke omroep nodig die een aanvulling is op de commerciëlen, maar een publieke omroep die marktversterkend is.”

Wat bedoelt u daarmee?

„Laat ik een voorbeeld geven. In een gezelschap met vertegenwoordigers van private media stelde ik een keer voor de publieke omroep reclamevrij te maken. Daar waren ze geen voorstander van, ook al concurreert de publieke omroep in principe met commerciële media om adverteerders. Maar ze vertelden dat de grote techbedrijven en streamingsdiensten 80 procent van de advertentiemarkt opslokken, en dat de STER er juist voor zorgt dat televisiereclame nog een beetje interessant is voor adverteerders.

„Bruins’ plan gaat sowieso veel te weinig over hoe het Nederlandse medialandschap in zijn geheel, van de publieke omroep tot commerciële zenders en producenten, versterkt kan worden. Daarom stellen wij voor dat buitenlandse streamingsdiensten verplicht worden een groter deel van hun budget uit te geven aan Nederlandse producties. Ook vinden we dat de minister te weinig visie toont betrekking tot het feit dat het Nederlandse media-aanbod in de breedste zin van het woord steeds meer onder druk staat van buitenlandse spelers. Daarom willen we dat hij met voorstellen komt om informatie van algemeen belang, en het aanbod van de publieke omroep in het bijzonder, online beter zichtbaar te maken.”

U heeft zo’n grote hervorming van de publieke omroep al eens meegemaakt in 2014. In hoeverre verschilt deze exercitie van de vorige?

„Toen de PvdA in het kabinet zat met de VVD, heeft staatssecretaris Sander Dekker een megaplan [voor de hervorming van de publieke omroep] gelanceerd. Destijds las ik als mediawoordvoerder van een coalitiepartij heel nauwkeurig mee met alle tekstversies, ik voelde mij medeverantwoordelijk voor zo’n grote exercitie. Ik ervoer toen ook dat ambities niet altijd eenvoudig in wet- en regelgeving te gieten zijn, iets wat Bruins nu lijkt te onderschatten.

„Bij de vorige hervormingsronde waren sommige omroepdirecteuren er ook al bij; zoals Arjan Lock, Jan Slagter en Dominique Weesie. Ik hoop dat iedereen dit keer bereid is over zijn eigen schaduw heen te springen en echt een toekomstbestendig bestel in elkaar te sleutelen. Een omroepvereniging is waardevol, maar niet het centrale orgaan van waaruit alles moet plaatsvinden. Veel omroepen zijn ook bereid op te gaan in omroephuizen. Het wordt een spannende operatie, allereerst voor alle medewerkers die de komende jaren in onzekerheid zitten.

„Ik voel me echt verantwoordelijkheid de publieke omroep verder te brengen. Ook omdat ik de media steeds meer door de ogen van mijn kinderen bekijk, en zij consumeren media heel anders dan wij. Live het Jeugdjournaal kijken? Zo denken ze niet. Het programma is in hun ogen altijd live, ze kunnen het met één druk op de knop opnieuw laten beginnen. Laten we proberen dit bestel echt voor de toekomst relevant te houden. Voor jong en oud, ongeacht iemands smaak, afkomst of achtergrond.”


Ruzie rondom ‘The White Lotus’, voor én achter de schermen

Video-interviews met sterren van Amerikaanse films en series zijn niet altijd vuurwerk. Dankzij de uitgebreide mediatraining zijn acteurs en regisseurs vaak kundig in het enthousiasmeren van tientallen (buitenlandse) journalisten zonder ooit een écht gewaagde uitspraak te doen. Maar soms besluit iemand het script toch los te laten.

De Chileens-Canadese componist Cristobal Tapia de Veer zal de schrik van menig pr-team geworden zijn, na zijn interview in The New York Times deze week. Journalist Callie Holtermann zou (enthousiasmerend) met hem praten over de muziek die hij maakte voor The White Lotus; de serie over de Amerikaanse elite die (op fatale wijze) in de problemen komt op vakantie bij een fictieve hotelketen.

De eerste twee seizoenen hadden een aanstekelijke en populaire openingstune. „Oooeh-loe-loe-loe”-klanken, zoals ze op het internet genoemd werden, zorgden voor een online-sensatie. De dansbare versie die in het tweede seizoen te horen was, werd 27 miljoen keer beluisterd op Spotify. Het gesprek met Holtermann zou inzoomen op de nieuwe, ietwat controversiële begintune van seizoen 3, getiteld ‘Enlightenment’. Tapia de Veer had daarvoor een heel ander deuntje gemaakt, waarin tot veler frustratie géén „oooeh-loe-loe-loes” meer te horen waren. „Mensen waren woedend over de verandering”, zei Tapia de Veer.

Maar het interview nam een andere wending. Tapia de Veer moest iets kwijt over zijn slechte werkrelatie met White Lotus-bedenker Mike White. De componist vertelde dat hij niet zal meewerken aan het al aangekondigde vierde seizoen van de serie. Want sinds het eerste seizoen is er al onenigheid met White, die alle afleveringen van de serie schrijft en regisseert. Oorspronkelijk wilde White de begintune niet eens, aldus Tapia de Veer. „Hij had er tijdelijk wat muziek onder gezet, iets waarnaar je zou luisteren als je op Ibiza bent. Er zat geen enkele spanning in”, vertelde hij. Zijn „super duistere stijl” paste volgens White en de producenten niet bij de serie. White wilde regelmatig minder experimentele en opvallende muzikale keuzes.

Lees ook

White Lotus-maker Mike White weet wat falen is

Het team van The White Lotus in Thailand verwelkomt de gasten.

De Veer liet ook weten dat hij een extra lange versie van de begintune van het derde seizoen maakte, mét ‘oeh-loe-loes’. Het leek hem een goed idee die versie op een gegeven moment uit te brengen, maar dat wilde White niet. „Toen hadden we onze laatste ruzie al gehad. Hij zei overal nee tegen.” Daarom gooide de componist de langere versie vorige week op YouTube. In een toegevoegde reactie onder de video liet hij nog wel weten dat de begintune verder niet de reden voor zijn vertrek was, hij stond helemaal achter de tv-versie. Tapia de Veer heeft sowieso geen spijt van zijn werk voor The White Lotus. „Het was de spanning waard, het bijna opdringen van de muziek”, zei hij. „Wat ik hem [White] gaf heeft dít gedaan, weet je: al die Emmy’s, mensen die gek werden.”

Of Tapia de Veer en White ooit weer door één deur kunnen, is de vraag. Botsingen tussen componist en regisseur komen wel vaker voor. Zo was componist Danny Elfman een tijdje gebrouilleerd met regisseur Sam Raimi na geruzie tijdens het maken van Spider-Man 2 (2004). Elfman liep in een interview leeg en zei nooit meer met Raimi te willen werken. Twintig jaar later kwamen ze toch weer bij elkaar. Wie weet wacht de Lotus-mannen hetzelfde lot? In de YouTube-reacties biedt iemand al diplomatieke steun aan tijdens eventuele onderhandelingen…

https://www.youtube.com/watch?v=Q-xTYfAjQEU


‘The Last of Us’ duikt in seizoen twee diep in het geweld

Dat videogameverfilming The Last of Us twee jaar geleden een enorme hit zou worden, was allerminst een zekerheid – de gemiddelde gameverfilming was lang óf niet mainstream genoeg, óf gewoon niet leuk om te kijken. Maar de eerste game uit zombiereeks The Last of Us bleek ideaal materiaal om te filmen: het verhaal was goed geschreven, filmisch, zeer lineair en episodisch. De getraumatiseerde Joel (Pedro Pascal) begeleidt het jonge meisje Ellie (Bella Ramsey) door een post-apocalyptisch Amerika, op zoek naar de wetenschappers die haar immuniteit voor een zombievirus kunnen onderzoeken. Onderweg ontmoeten ze diverse mensen aan wie ze zich kunnen spiegelen.

Televisiemaker Craig Mazin en gamemaker Neil Druckmann knipten dit eerste spel op in stukjes en smeerden de materie zeer effectief uit over negen tranentrekkende afleveringen. Het werd een wereldwijd succes: gemiddeld werd elke aflevering alleen al in de VS door bijna 32 miljoen mensen bekeken. Maar de tweede game is een stuk lastiger om te vormen tot goede televisie. The Last of Us Part II is een game over twee contrasterende blikken op dezelfde gebeurtenissen, die heen en weer springt in de tijd over een periode van drie dagen – het hoofdverhaal – en vijf jaar aan context van oorzaken en gevolgen. Nog veel gewelddadiger en harder dan de eerste game, ook, een spel dat je dwingt tot acties die je niet wíl uitvoeren, tot gevoelens die je haat.

De game koste twee á drie dagen om af te ronden. Zo kon de speler de volle ervaring rustig absorberen. Maar voor een televisieseizoen van 7 tot 12 uur is het materiaal simpelweg te omvangrijk. The Last of Us Part II moest opgesplitst worden. En dat vult elk frame van het tweede seizoen van The Last of Us met een merkbare worsteling – wat is essentieel om nú te laten zien, wat kunnen we bewaren voor later? Lastig; er blijft zo letterlijk de helft van een verhaal over.

Bella Ramsey en Gabriel Luna. Foto Liane Hentscher/HBO

Communistisch collectief

We schrijven vijf jaar na het eerste seizoen. Joel en Ellie zijn inmiddels ingeburgerd in het stadje Jackson in de Amerikaanse staat Wyoming, waar Joels broer Tommy en zijn vrouw onderdeel zijn van de dagelijkse leiding van een communistisch collectief. Hier heerst vrede en voorspoed, ze hebben de ronddolende zombies redelijk onder controle. Vluchtelingen blijven binnenstromen, en iedereen heeft er een dagtaak aan om dat in goede banen te leiden. Ondertussen is de ouderlijke relatie die Joel en Ellie opbouwden in seizoen één aan het afbrokkelen onder het gewicht van onuitgesproken geheimen. Ellies beste vriendin Dina (Isabela Merced) probeert hun band weer te lijmen.

Deze gecompliceerde idylle komt natuurlijk hard ten einde. Eerst op interpersoonlijk vlak: Dina kust Ellie tijdens een feestje, wat uitloopt op een vuistgevecht tussen Joel en een homofobe kok. Kort daarop wordt de nederzetting aangevallen, met brute gevolgen. Ellie en Dina vertrekken te paard naar de stad Seattle, thuisbasis van het militaire Washington Liberation Front.

Als dit allemaal wat kil en vaag klinkt: uit spoileroverwegingen mag er van HBObar weinig verteld worden. Maar wie iets in de lijn van het eerste seizoen verwacht, komt bedrogen uit. De status quo wordt flink op de schop genomen. Gelukkig heeft de serie in Isabela Merced een charismatische nieuwe hoofdrolspeler, die duidelijk aan Bella Ramsey gewaagd is. Dina sprankelt zo dat Ellie zelf soms wat wegvalt – maar de warmte tussen de twee houdt je geboeid aan de buis.

Het stel vormt een fijn contrast met de verder kille buitenwereld die showrunners Druckmann en Mazin uitserveren. Het Washington Liberation Front is een gewelddadige, fascistische organisatie, gevangen in een opvlammende oorlog met de radicaal-religieuze Seraphites. Martelingen en executies zijn aan de orde van de dag. Beter, denk je al snel, waren Ellie en Dina thuisgebleven.

Isabela Merced en Bella Ramsey. Foto Liane Hentscher/HBO

Israël

Neil Druckmann werd voor het verhaal van The Last of Us Part II geïnspireerd door zijn jeugd in Israël. Bij het uitkomen van die game vertelde hij in interviews over het moment dat hij op televisie zag hoe twee Israelische soldaten gelyncht werden. Hij schrok van de blinde vergeldingsdrang die hij in zichzelf voelde opkomen. De game was daarom een moeilijke verhandeling over hoe liefde tot vernietiging kan leiden als we gevangen raken in cycli van geweld en vergelding, en de noodzaak onze onderbuik in toom te houden.

Over in hoeverre je de vergelijking met Israël en Palestina voor de game letterlijk moet nemen zijn vele essays geschreven. In de serie leeft een prangender probleem: om deze gevoelens op televisie over te brengen, moet je de kijker ook overtuigen van de emotionele noodzaak van het zware geweld dat hier wordt ingezet. Althans, zoals de personages die zien. Juist dat ontbreekt soms. De reis naar Seattle móét Ellie ondernemen, zegt ze keer op keer – maar waarom? In de game vult de speler die ruimte in met haar eigen emoties, de serie vindt geen goed alternatief.

Nee, seizoen twee van The Last of Us is juist op zijn best als het de andere kant van de medaille toont, de warme liefde en de hulpeloosheid van de mens. De momenten waarop de serie dieper inzoomt op de band tussen twee moeilijke mensen die toch heel erg van elkaar houden, zijn verreweg de sterkste. Hoe is het om in tijden van relatieve vrede te leven, na zoveel geweld? En wat voor impact hebben die getraumatiseerde zielen op de mensen om hen heen?

Steeds word je toch weer in het geweld geslingerd. En steeds is het een teleurstelling. Waarschijnlijk is dat ook de bedoeling van Mazin en Druckmann: om ons, het publiek, te laten smeken om een terugkeer naar het licht van Wyoming.

Helaas, het is te laat.


Het grootste web-archief ter wereld wordt bedreigd door procederende uitgevers, zegt oprichter

Amper twee weken was de nieuwe Amerikaanse regering in functie, toen The New York Times er achter kwam dat er 8.000 pagina’s van Amerikaanse overheidswebsites waren verdwenen. Toch kon de krant zijn online-lezers de weggehaalde pagina’s laten zien. Dankzij het Internet Archive.

Sinds 1996 heeft deze Amerikaanse organisatie zonder winstoogmerk de taak op zich genomen massaal webpagina’s te archiveren. Onder leiding van de onvermoeibare informaticus, internetondernemer en digitaal bibliothecaris Brewster Kahle.

Het internet vergeet niets? Een wijdverbreid misverstand. Kahle besefte al in de jonge jaren van het wereldwijde web hoe vluchtig het internet juist is, hoe veel er verdwijnt en wordt aangepast. En hoe belangrijk het daarom is om veel webpagina’s te archiveren – én toegankelijk te maken.

Dat laatste doet het Internet Archive sinds 2001 via de zogeheten Wayback Machine. Daarin zijn inmiddels meer dan 900 miljard verdwenen of aangepaste webpagina’s voor iedereen online te bekijken. Waaronder die pagina’s van Amerikaanse overheidswebsites, zoals ze eruit zagen voordat ze verdwenen of gezuiverd waren van door president Trump tot taboe verklaarde informatie over onder meer diversiteit, gender en klimaatverandering.

„Mensen zijn ons archief de laatste tijd een stuk meer gaan gebruiken”, zegt Kahle tevreden, tijdens een recent bezoek aan Nederland. „We doen niets anders dan wat we altijd al deden. Sinds 2008 maken we speciaal momentopnames van overheidswebsites voor en na een wisseling van de macht. Ook deze keer was er weer veel enthousiasme van vrijwilligers om mee te helpen aan onze End of Term crawl.

„Wat we zo bijeen brengen is deel van onze veel omvattende Bibliotheek van Democratieën. Daarin verzamelen we openbare overheidsstukken van over de hele wereld. Want het zal je misschien verbazen, maar wat we doorgaans ‘het publieke domein’ noemen, blijkt vaak helemaal niet zo publiekelijk toegankelijk te zijn. Daar willen wij een oplossing voor bieden.

„Voor de VS en Canada zijn we begonnen alle publicaties op het niveau van de federale overheid, de deelstaten en de gemeenten te verzamelen en blijvend beschikbaar te stellen. En het mooie is: de Amerikaanse overheid publiceert zó veel, ze is misschien wel de grootste uitgever ter wereld.”

Maar zoals we nu zien laat de Amerikaanse overheid ook informatie en complete websites verdwijnen.

„Dat zit in de aard van uitgevers, die willen altijd nieuwe dingen publiceren. Bibliotheken en archieven zijn er om de geschiedenis te bewaren. Verwacht van de overheid niet dat ze die taak overneemt.”

„Voortdurend verdwijnen er websites, en stoppen uitgevers. Daarom moeten we oude edities van sites en boeken bewaren en hebben we bibliotheken nodig, als bloeiend onderdeel van ons culturele ecosysteem. Anders belanden we in een Orwelliaanse wereld, waarin machthebbers heden en verleden naar hun hand kunnen zetten. Bibliotheken en archieven bestaan om te zorgen voor een accurate weergave van werken die de mensheid gepubliceerd heeft.”

„Iedereen die nu jonger is dan veertig jaar, is hoofdzakelijk grootgebracht met wat er op het internet staat. De boeken van de twintigste eeuw hebben we hen zo als het ware afgenomen. Het internet zou veel omvangrijker kunnen zijn dan de bibliotheken waarmee wij zijn opgegroeid, maar in veel opzichten gaat het niet erg diep. De generaties die nu opgroeien, geven we niet meer het beste dat we te bieden hebben. Daar zouden we ons zorgen over moeten maken. Met het Internet Archive proberen wij voor dat probleem een oplossing te bieden.”

Zijn jullie servers in San Francisco, waarop het hele Internet Archive staat, onder deze regering nog wel veilig?

„Je moet er nooit van uit gaan dat wat dan ook veilig is. Maar de grootste bedreiging voor het Internet Archive komt op dit moment ergens anders vandaan: van uitgevers die willen dat we licenties afsluiten en betalen voordat we iets publiekelijk beschikbaar stellen. Ze hebben twee grote rechtszaken tegen ons aangespannen.”

„Het eerste van die twee zaken tegen het Internet Archive ging uit van grote boekenuitgevers. Die verweten het Internet Archive – dat behalve websites inmiddels ook boeken, muziek en audiovisueel materiaal verzamelt – dat het zonder toestemming boeken digitaliseerde en de digitale kopieën gratis beschikbaar stelde. Ook al ging het volgens Kahle hoofdzakelijk om relatief oude boeken van halverwege de twintigste eeuw, de Amerikaanse rechter oordeelde dat het Internet Archive geen digitale boeken meer mag uitlenen als er ook exemplaren van te koop zijn. Een nederlaag, maar niet fataal.

Een proces dat de muziekindustrie tegen het Internet Archive aanspande, en dat nog loopt, baart Kahle aanzienlijk meer zorgen. „Platenmaatschappijen eisen 700 miljoen dollar vanwege de 78-toerenplaten die we hebben gedigitaliseerd en online afluisterbaar hebben gemaakt. Als we die zaak verliezen, zijn we weg.”

Met opmerkelijke gelatenheid voegt Kahle daaraan toe: „In de geschiedenis is het met bibliotheken meestal niet goed afgelopen. Vaak zijn ze kapot gemaakt door machtige instituties. Vroeger waren dat de kerk en de staat, nu zijn het regeringen en bedrijven.”

De inzet van Kahle voor zijn missie lijkt er niet onder te lijden. Hij kwam naar Nederland onder meer om met het veel kleinere Internet Archive Europe te praten over mogelijke samenwerking. Voorafgaand aan een lezing in Amsterdam laat hij op een groot touchscreen enthousiast een website zien, die lijkt te bestaan uit een tapijt van duizenden stipjes in allerlei kleuren. Als je met je vingers inzoomt worden de stipjes blokjes, en als je verder en verder inzoomt wordt duidelijk dat het afbeeldingen zijn van allemaal verschillende websites.

„Dit zijn alle 85.000 Nederlandse websites die we in het Internet Archive bijeen hebben gebracht! Is het niet geweldig? Hier zie je in één oogopslag de overweldigende rijkdom en de breedte van wat er in Nederland aan informatie, ideeën en ontwerpen wordt gedeeld. Allemaal aanklikbaar en het overgrote merendeel staat níet achter een betaalmuur. Zou het niet mooi zijn om dit soort schermen overal in bibliotheken neer te zetten, zodat iedereen kan zien wat een enorm aanbod aan informatie ons ter beschikking staat?”

Maar auteursrechtelijke obstakels verhinderen dat. De Zwitserse Nationale Bibliotheek in Bern, die de software ontwikkelde, toont het collage-scherm wel op zijn website en er kan ook op ingezoomd worden. Maar wie op de blokjes wil doorklikken naar de onderliggende websites, stuit op een mededeling dat het copyright toegang belemmert. Alleen in leeszalen van de bibliotheek in Bern kan het scherm gebruikt worden zoals bedoeld: met doorklik-mogelijkheid.

In Nederland onderzoekt de KB nationale bibliotheek, voorheen Koninklijke Bibliotheek (zie inzet), of het mogelijk is zo’n dynamische etalage van Nederlandse websites in het gebouw van de KB in Den Haag op te stellen en aan het publiek te tonen – „om te laten zien hoe belangrijke digitaal archiveren is”, zegt Sophie Ham, conservator digitale collecties.

Het optimisme van Brewster Kahle blijkt ook als hij speekt over de mogelijkheden van kunstmatige intelligentie (AI). „AI helpt ons bij het doorzoeken van data en teksten, het maken van samenvattingen en vertalingen, de optische herkenning van letters – allemaal prachtige instrumenten om onze collecties tot leven te brengen.

„Zo kunnen wij een groter publiek op nieuwe manieren toegang bieden tot boeken in het Latijn, tot samenvattingen van boeken die ze nooit in hun geheel gelezen zouden lezen. Dat kan een volkomen nieuwe golf van creativiteit losmaken.”


NTR verdwijnt in hervormingsplan publieke omroep

De taakomroep NTR, die programma’s maakt als Nieuwsuur, Klokhuis, Andere Tijden, Top 2000 à Gogo, en het Sinterklaasjournaal, gaat verdwijnen. Dat is het meest saillante detail uit de brief die minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, NSC) vrijdag naar de Tweede Kamer stuurde over de hervorming van het publieke omroepbestel. Het „mooie en waardevolle” programma-aanbod van de NTR zal ondergebracht worden bij de vier of vijf omroephuizen die centraal staan in het hervormingsplan van Bruins.

De minister wil het huidige bestel op fundamentele punten aanpassen. De dertien (aspirant)omroepen moeten worden samengevoegd tot vier à vijf omroephuizen, die samen met de NOS en de NPO het bestel zullen vormen. Nieuwe omroepen zullen niet langer kunnen toetreden tot het bestel, waarmee feitelijk een einde komt aan de externe pluriformiteit die de Nederlandse publieke omroep uniek maakte. In plaats daarvan wil Bruins in de gewijzigde Mediawet vastleggen dat de omroephuizen „de perspectieven, geluiden en behoeften van de samenleving in het aanbod een plek moeten geven”.

Bruins’ brief bevat wel voorwaarden voor de clustering van omroepen in omroephuizen, maar de minister vindt dat het uiteindelijk aan de omroepen zelf is om te bepalen met wie ze samengaan. De clustering gaat een stuk verder dan de vorige fusieronde in 2014. Hoewel omroepverenigingen met leden in principe kunnen blijven bestaan, nemen de omroephuizen in de praktijk hun rol binnen het bestel over. Elk omroephuis krijgt één bestuur en één raad van toezicht. En het budget zal voortaan worden verdeeld over de omroephuizen, waardoor meer medewerkers een vast contract kunnen krijgen.

‘Rust en stabiliteit’

De hervorming moet volgens Bruins leiden tot meer rust en stabiliteit in de publieke omroep, die onbestuurbaar dreigde te worden door de toetreding van nieuwe omroepen en de onduidelijke rolverdeling tussen de omroepen en de NPO. De hervorming moet leiden tot een compacter bestel, waarbij de NPO meer gelijkwaardig is aan de andere omroephuizen en niet langer over elk individueel programmavoorstel hoeft te beslissen. Dit moet ook leiden tot langjarige financiering van programma’s en meer zekerheid.

De hervormingen zijn volgens Bruins nodig om de publieke omroep toekomstbestendig te maken. Want een sterke en onafhankelijke publieke omroep is van groot belang voor de democratische rechtsstaat. „We zien dat er nu veel bestuurlijke drukte en onderlinge concurrentie is”, zegt Bruins. „Elke vijf jaar weer de strijd om leden en zichtbaarheid. Wat we nodig hebben is een publieke omroep die beter samenwerkt, en waar men met elkaar ervoor zorgt dat meer geluiden uit de samenleving doorklinken in het aanbod.”

Achterhoedegevecht

Mohammed Mohandis, mediawoordvoerder van GroenLinks-PvdA, spreekt in een reactie op Bruins’ plannen van een „kille bezuinigingsoperatie”. „Het sneuvelen van alleen al de programmering van taakomroep NTR is ongekend en onaanvaardbaar”, vindt hij. „Wat dit kabinet vooral lijkt te willen doen, is een achterhoedegevecht tussen de omroepen en de NPO beslechten, zonder een oplossing te bieden voor de grote uitdaging waar de publieke omroep voor staat: relevant blijven in een sterk veranderend medialandschap.”

Volgens Bruins raakt de hervormingsoperatie wel aan de bezuinigingen, maar zijn het in principe twee aparte trajecten. De bezuinigingen van 156 miljoen euro gaan vanaf 2027 in, terwijl het nieuwe publieke omroepbestel pas op 1 januari 2029 gereed moet zijn. De Tweede Kamer debatteert op 14 april over de voorgestelde maatregelen van Bruins. De minister erkent dat de hervorming niet het volledige bezuinigingsbedrag kan dekken. Hoewel hij verwacht dat de omroepen de programma’s zoveel mogelijk zullen proberen te ontzien, is snijden in de programmering volgens hem uiteindelijk onvermijdelijk.


Serie ‘Devil May Cry’ is een lust voor het oog

De discussie over geweld in videogames blijft fascinerend voor een gamedeskundige. Het idee alleen al dat je geweld in de werkelijkheid – echt geweld, bruut en snel en lelijk – kan vergelijken met het soms ronduit sierlijke ballet in een spel? Simplistisch. Zeker als we het hebben over de invloedrijke cultgames van Devil May Cry, waarin geweld meer weg heeft van ijsdansen op stampende metalmuziek. De fraaie, dodelijke bewegingen van de dansers worden op scorebordjes beoordeeld.

Zelfs in de gamewereld is Devil May Cry (DMC) uniek, een samenkomen van potsierlijke fantasy-pulp, meeslepend familiedrama en stijlvolle gevechten. Hoe vertaal je dat in godsnaam tot een animatieserie? Producent Adi Shankar, de maker van de goed besproken game-animatieserie Castlevania, brak zijn hoofd er officieel zeven jaar over. Onofficieel zal het langer zijn: Shankar is zo’n superfan van de spellen dat hij zich naar eigen zeggen tot in de dertig „kleedde als DMC-personages”, in zwart leer en rood.

Met animatieserie Devil May Cry voor Netflix brengt hij veel jeugdbaggage mee: het is een hommage aan de games die hem vormden, maar ook aan het tijdperk waarin die games geboren werden. De tijd van 11 september, de Irak-oorlog, surveillance – en de tijd van nu-metalbands als Limp Bizkit, Evanescence en Papa Roach, die hun muziek leenden aan de serie. Voor millennials – zeker die DMC ooit zelf speelden – is de serie een feest van herkenning.

In de Netflixserie jaagt een geheim leger in opdracht van de Amerikaanse vicepresident op demonen. Daarbij is alles geoorloofd. Wanneer een demon met konijnenkop een museum overvalt en ervandoor gaat met een geheimzinnig amulet, gaan alle alarmbellen rinkelen. Elitesoldaat Mary Arkham (geen onbekende voor fans, al zal haar verhaalboog hier vermoedelijk controverse oproepen) moet met haar team op jacht naar de andere helft van het amulet, om te voorkomen dat de barrière tussen hel en aarde geopend wordt.

Voor de liefhebber die een en ander bekend in de oren klinkt: deze serie is geen trouwe vertolking van de games, maar een soort remix van prequel-game Devil May Cry 3 specifiek en de rest van de games in het algemeen. En ja, dat betekent ook dat we gameheld Dante hier in zijn jonge jaren zien, als puberale, flamboyante freelance demonenjager met rode jas en witte haren. Dante is de eigenaar van de andere helft van het amulet, maar hij heeft geen flauw idee dat het sieraad iets meer is dan een herinnering aan zijn overleden moeder en broer. Hij wordt een speelbal die stuitert tussen grotere machten.

Beeld Netflix

Elegante danser

In eerste instantie ontvouwt de serie zich als jaren-90 actie-thriller. Zowel Shankars ervaring met Castlevania als animatiestudio Studio Mirs ervaring met The Legend of Korra uit zich in spectaculair vloeiende actiescènes (op wat knullige 3D-animatiestukjes na), waarin zeker Dante als een elegante danser door de actie heen glijdt. Een lust voor het oog. Ondertussen steken en bijten Dante en Mary elkaar met soms scherpe, soms opzettelijk sullige grappen. De klassieke dynamiek tussen deze twee tegenpolen – de competente, starre Mary en de nonchalante, slordige Dante – werkt misschien nog wel lekkerder dan in het bronmateriaal.

Totdat de echte bedoelingen van Shankar duidelijk worden. Onder de flitsende buitenkant is Devil May Cry een serie over hoe trauma kan leiden tot radicalisering, en dat weer tot de ontmenselijking van hele bevolkingsgroepen. Over hoe zelfs ‘de helden’ in die val kunnen trappen, en hoe moeilijk het is om een beweging tot stilstand te brengen als het eenmaal opgefokt genoeg is tegen de Vijand. Het sierlijke ballet van Dante wordt verzwolgen door het lelijke geweld van twee geradicaliseerde groepen – uiteraard op de gitaarriffs van anti-oorlogssong ‘American Idiot’ van Green Day.


Mediatips: Hollywoodsatire met Seth Rogen, een game over een bierbrouwerij en de terugkeer van een radiozender

Tussen prettige roes en alcoholisme

Vier leraren op dezelfde middelbare school, hebben elk op hun eigen manier last van een midlifecrisis. Ze zijn een beetje uitgeblust en mentaal absent, zowel in hun privéleven als in hun werk. Sleur, afstomping en verveling liggen op de loer. Om daar iets tegen te doen, besluiten ze de theorie van de Noorse psycholoog Finn Skårderud te testen. Skårderud stelt dat de mens van nature een alcoholtekort in zijn bloed heeft van 0.05 promille. Dus wie tijdens werkuren een paar glazen achterover slaat, functioneert simpelweg beter: met minder remmingen en minder sociale angsten. Maar hoe dun is de grens tussen een prettige roes en alcoholisme? Over die scheidslijn gaat de pakkende tragikomedie Druk, winnaar van vele prijzen, waaronder de Oscar voor beste buitenlandse film. Regisseur Thomas Vinterberg (van de recente serie Families Like Ours) weet uiterst knap de balans te bewaren tussen ernst en humor.

Geslaagde Hollywoodsatire

De nieuwe serie The Studio is een geslaagde Hollywoodsatire met een scherp oog voor slapstick. Acteur-schrijver-producent Seth Rogen speelt Matt Remick, de baas van een filmstudio. Hij wil graag hoogstaande films maken, maar dat is hem niet gegund. Remick is een ‘pleaser’ die oprecht treurt over de rotzooi die hij maakt, waardeloos is in slechtnieuwsgesprekken en zijn paniek dempt met zelfbedrog. Hij waant zich een ‘mensenmens’ en vergeet steeds dat ze niet hem willen, maar iets ván hem willen. Qua gastoptredens van sterren kan deze serie zich meten met Ricky Gervais’ serie Extras. En door zo geestig en overtuigend aan te tonen dat het huidige Hollywood niet in staat is iets van blijvende waarde te produceren, bewijst The Studio tegelijk het tegendeel.

Brouw je eigen trappistenbier

Droom je wel eens van je eigen brouwerij? Of van de rust van een abdij? Dan is de game Ale Abbey misschien iets voor jou. In deze managementgame, die sinds kort in vroege versie speelbaar is, moet je leiding geven aan een abdij vol bierbrouwende monniken en nonnen. Het begint bij het aanleggen van slaapvertrekken en een eetzaal, maar binnen korte tijd zit je met beleid je eigen bierrecepten samen te stellen. Moet er meer of minder hop in? Eenmaal bedacht moet er gebrouwd worden, wat de monniken liever alleen doen als ze in een schone abdij kunnen wonen – en af en toe zelf een volle pint achterover kunnen gooien. Het spel loodst je kundig door de basis van het brouwerijleven. Heel veel afwisseling is er nog niet, maar goed: de makers sleutelen dan ook nog dagelijks aan dit rustgevende spel.

Terugkeer van Noordzee

Op 1 april lanceerde Talpa een nieuw station voor fans van Nederlandstalige muziek: Radio Noordzee. Er wordt een mix uitgezonden van de nieuwe en oude hits. Het gaat van Snelle en Suzan & Freek tot Guus Meeuwis en André Hazes. Maar je kunt ook stuiten op André van Duin, The Amazing Stroopwafels, Rob de Nijs, De Dijk of Miss Montreal. De naam Noordzee grijpt terug op de legendarische zeezender die in de jaren zeventig uitzond vanaf een zendschip voor de kust van Scheveningen. John de Mol sr. was daar destijds directeur. Zijn zoon begon er als technicus. Nu heeft de Talpa-baas dus zijn eigen Noordzee. In het weekend wordt er op de zender non-stop muziek uitgezonden. Doordeweeks zijn er programma’s gepresenteerd door Silvan Stoet, Marlayne Sahupala en Jan-Paul Grootentraast .


Complotvader drijft gezin uit elkaar

In de podcast Embedded brengt NPR korte journalistieke series met persoonlijke verhalen. Eerder belichtten journalisten van de Amerikaanse omroep er onder meer een Oeigoerse familie in de Chinese surveillancestaat, een sergeant die meedeed aan de bestorming van het Capitool en atletes die niet vrouwelijk genoeg werden bevonden voor deelname aan hardloopwedstrijden. Het nieuwste drieluik is nóg persoonlijker. In Alternate Realities probeert journalist Zach Mack zijn familie te redden. Zijn vader gelooft in complottheorieën, wat het gezin steeds verder uit elkaar drijft. Mack sluit een weddenschap met hem over tien politieke – en voor de gemiddelde luisteraar nogal apocalyptische – voorspellingen, hopend dat de uitkomst daarvan zijn vader van gedachten zal doen veranderen. Maar hoewel Mack wint, valt zijn familie definitief uiteen. Zijn moeder verlaat haar man en zijn lesbische zus verbreekt alle contact met vader die haar seksualiteit niet accepteert. Ironisch genoeg brengt het project vader en zoon juist dichter bij elkaar.


Maffia, het perfecte kraslotontwerp en meer

Podcastmaker Ian Coss houdt van grootschalige projecten die – zoals hij het noemt – de ‘machinaties van de staat’ blootleggen. In The Big Dig reconstrueerde hij de moeizame geschiedenis van een enorme snelwegtunnel in Boston, die symbool kwam te staan voor het Amerikaanse cynisme rond infrastructuurprojecten. En in zijn nieuwste serie, Scratch & Win, onderzoekt hij de meest succesvolle loterij van de VS: de staatsloterij van Massachusetts. Van de strijd tegen de maffia tot het perfecte kraslotontwerp, van vriendjespolitiek tot belastingprotesten en Amerikanen die tegen beter weten in dromen van rijkdom en succes: Coss laat zien hoe dat alles samenhangt. Zijn historische series zijn voorbeelden van slow listening en zijn stijl vraagt geduld. Maar wie zijn aandacht erbij weet te houden, wordt beloond.


Presentator Tim de Wit: ‘Ik kan moeilijk omgaan met zwaar menselijk leed’

‘Kom binnen, ik ben net thuis, wil je een theetje?” Het is half maart en spitsuur in het leven van buitenlandjournalist Tim de Wit (44). Vanmorgen heeft hij een aflevering opgenomen voor Europa draait door, zijn wekelijkse podcast met historicus Arend Jan Boekestijn. Vanaf 6 april presenteert hij afwisselend met journalist Sophie Derkzen Bureau Buitenland, de nieuwe tv-versie van het gelijknamige geopolitieke radioprogramma, dat hij ook minstens drie keer per week presenteert. Hij is net afgezwaaid als invalpresentator bij Bar Laat, zijn talkshowdebuut. De recent uitgezonden serie De Wit en de Brit, waarin hij ontspannen de erfenis van Brexit onderzoekt, werd goed bekeken.

Het is een opmerkelijk snelle doorbraak voor De Wit als programma-dragende presentator, nadat hij drie jaar geleden afscheid nam als de keurig gestropdaste NOS-correspondent in het Verenigd Koninkrijk. „Dat ik ineens gevraagd werd om een talkshow als Bar Laat te presenteren had ik me een paar jaar geleden niet kunnen voorstellen. Ik ben altijd meer de duider. Misschien dat ik er daarom relaxed inging. Ik dacht: het ergste dat me kan gebeuren is dat mensen me een eikel vinden of dat ik door het ijs zak. Dan ga ik gewoon weer lekker radio maken.”

Wat deed BNN-VARA om u klaar te stomen voor Bar Laat?

Opgewekt: „Eigenlijk niks. Voorafgaand aan de pilot ben ik een dag met Jeroen Pauw en Sophie Hilbrand meegelopen. Poeh, de eerste paar uitzendingen voelden als overleven. Van een gesprek over 40.000 dode kinderen in Gaza naar een gesprek over ADHD, dat vond ik in het begin heel ongemakkelijke bruggetjes.”

Als we elkaar spreken, thuis in zijn nieuwbouwappartement aan de rand van Amsterdam, moet de Wit de proefuitzending van Bureau Buitenland nog opnemen, maar dat het programma tot in 2026 zal lopen staat al vast. Live vanuit het VPRO-gebouw zal hij zich elke aflevering met twee wisselende gasten richten op „de nieuwe wereldorde die aan het ontstaan is,” vertelt hij. „Soms zullen we dicht op de actualiteit zitten, maar we willen ook kijken hoe de grote tektonische platen wereldwijd verschuiven. Onze tafel wordt een wereldkaart. Als je bijvoorbeeld weet: de grondstof waar we nu allemaal naar zoeken is lithium, want daar rijden onze elektrische auto’s op, dan kun je kijken: waar vind je grote lithiummijnen? Dan zie je: hé, Servië, Oekraïne, Congo, daar is het allemaal onrustig. De spanning die vroeger rond grote olievelden en gasvelden heerste, verschuift nu naar de mijnen voor essentiële grondstoffen waar onze toekomstige economie op gaat draaien. Dat soort patronen vind ik interessant.”

Welke onderbelichte thema’s gaat u behandelen?

„Om het geopolitieke spel te begrijpen moet je weten wat de intenties zijn van grote spelers als de VS, Rusland en China. Maar hoe zit het bijvoorbeeld met India? Daar is weinig aandacht voor, maar dat is het land met de meeste inwoners ter wereld en een gigantische economie, die nog een open relatie heeft met de VS. Want Modi, de premier van India, is een grote fan van Trump. Ondertussen hebben ze ook een open lijntje met Moskou, want India neemt gerust gas en olie af van Rusland. Dat soort verbanden willen we leggen, op een luchtige en toegankelijke manier, zodat mensen die niet The Economist lezen er ook iets mee kunnen.”

De NPO-leiding wilde Bureau Buitenland alleen uitzenden als de VPRO Tegenlicht zou laten vallen. Wordt u in de wandelgangen nijdig aangekeken?

„Helemaal niet. Bureau Buitenland was al in ontwikkeling voordat die knoop over Tegenlicht werd doorgehakt. De frustratie richtte zich meer op de directie van de VPRO en de bezuinigingen bij de NPO.” Ook De Wit verbaast zich wel eens over het NPO-beleid. „Dat je Bureau Buitenland niet meteen primetime programmeert, snap ik. Maar door programma’s als Zembla of Frontlinie weg te stoppen aan het einde van de avond op NPO2, waarop weinig mensen kijken, geef je als NPO de journalistiek niet de prioriteit die het in deze tijd verdient.”

Ervaart u een verschil in de journalistieke cultuur tussen de NOS en de VPRO?

„Zeker. De NOS heeft geen kleur, daardoor paste ik er goed. Ik heb nog steeds geen enorme behoefte om op te vallen of mijn mening op te dringen. De VPRO is een progressieve omroep. Ik voel me daar prima bij, maar ik ben geen geboren VPRO’er, die als kind Villa Achterwerk kijkend naar de vrije school ging. Mijn ouders waren conservatief, ze lazen De Telegraaf en stemden CDA. Mijn moeder werkte als psychiatrisch verpleegkundige. Mijn vader hielp in Amsterdam werklozen de arbeidsmarkt op. Ik kom niet uit een intellectueel of belezen gezin waar groots over politiek werd gefilosofeerd, al had ik dat achteraf wel fijn gevonden.”

Tim de Wit . Foto Merlijn Doomernik

Voelde u een achterstand?

„Zeker, ook in mijn studietijd. In onze familie was het niet gebruikelijk dat je naar de universiteit ging, maar mijn vader zei: je hebt een stel hersens, ga maar economie studeren. Na een half jaar dacht ik: wat doe ik hier? Ik wil niet de rest van mijn leven op de Zuidas Excel-sheets opmaken.” Na een master internationale betrekkingen solliciteerde hij bij de buitenlandredactie van de NOS. In 2010 ging hij naar Zuid-Afrika om als freelance journalist het wereldkampioneschap voetbal te verslaan :„Dat WK was historisch, Zuid-Afrikanen hadden het idee: de hele wereld kijkt eindelijk naar ons! Het was zestien jaar na de apartheid, ik zag zwarte Zuid-Afrikanen samen met witte Zuid-Afrikanen naar wedstrijden kijken. Dat ontroert me nog steeds.”

Het freelancen vanuit Zuid-Afrika komt aanvankelijk traag van de grond. „De eerste tv-reportage die ik voor de Vlaamse VRT maakte werd afgekeurd. Het ging over de taxioorlog in Johannesburg, waarbij chauffeurs elkaar doodschoten. Ik leerde meteen mijn belangrijkste journalistieke les: als je iets belooft moet je het waar kunnen maken. Ik had een verhaal gepitched over schietende taxibendes, maar dat krijg je natuurlijk niet op camera. Ik sprak alleen met mensen die erbij waren geweest, dat vonden ze saai. Ik dacht: alles stort in, ik ben blijkbaar niet goed genoeg.” Met een lach: „Dan merk je meteen dat je niet zo veel hebt meegemaakt in je leven. Eigenlijk is dat de rode draad: ik spring vaak in het diepe en ik zie wel. Daarbij kom ik mezelf vaak tegen.”

In 2011 vestigde De Wit zich als buitenlandredacteur in Berlijn, in 2015 wordt hij correspondent in Londen. Een jaar later stemmen miljoenen Britten voor Brexit. Vanaf zijn Londense balkon moet De Wit opeens dagelijks miljoenen journaalkijkers toespreken, stijf van de zenuwen. „Ze gooiden me gewoon voor de leeuwen. Ik kreeg een middagje stand-up training, thuis bij Kees van Dam. Ik weet nog dat ik zei: ‘Dit is alsof ik met jou op een veldje ergens achteraf penalty’s oefen, maar straks moet ik het live doen in een vol stadion. Ik had niet het zelfvertrouwen dat ik het kon, dat ik het überhaupt in me had. Het is zo’n overwinning op mezelf geweest, dat ik na eindeloos lang voor die camera staan, voelde: hé, ik kan dit!”

Wat voor tips gaf Van Dam u?

„Hij zei iets wat heel simpel lijkt: als Rob Trip in het Achtuurjournaal een vraag stelt, geef je in de eerste zin meteen antwoord op de vraag, dat helpt een kijker. Daarna leg je uit waarom je dat antwoord geeft, in maximaal twee alinea’s. Je sluit af met een scherpe, heldere conclusie, want de laatste zin is wat de kijker onthoudt.”

Als je dat tien keer hebt gedaan verveel je je toch kapot?

„Integendeel, ik vond het heerlijk om daarop te kauwen: hoe maak ik van deze niet uit te leggen Brexit-wet een brokje dat mijn oma van negentig ook snapt? Maar ik denk nog steeds: waarom zat dit elke avond in het journaal? Brexit was een soap met 600 afleveringen. We smulden ervan.”

Die niet-aflatende nieuwshonger tekent vijf jaar lang het leven van De Wit. Zo ook op 22 maart 2017, als een man op Westminster Bridge met een busje inrijdt op wandelaars. „Vlak voor die aanslag was ik zelf die brug overgestoken. Ik werd gebeld: waar ben je? Ik liep snel terug en wandelde de hel in. Mensen lagen dood te gaan. Twaalf minuten later ging ik per telefoon live het journaal in. Ik vond het freaky om mezelf later terug te horen. Waar was mijn emotie? In de dagen daarna kwam alles terug in nachtmerries. Dat heeft mijn gesterkt in de gedachte dat ik nooit oorlogscorrespondent moet worden. Ik kan moeilijk omgaan met zwaar menselijk leed.”

De Wit staat op, zet verse thee. In de huiskamer hangt een tekening van een gevulde glazen voorraadpot met de tekst: ‘Brexit Tears.’ In zijn Londense jaren had hij zelden tijd om te onderzoeken hoe Brexit on the ground voor Britten uitpakte. Dat maakte hij in 2022 goed in zijn boek Wankel koninkrijk, dat hij recent bewerkte tot de VPRO-serie De Wit en de Brit. In het kielzog van zijn Londense vrienden, die zowel de Britse politiek als De Wit zelf droog op de korrel nemen, trekt hij door het VK, waar goede zorg en voldoende eten voor sommige Britten een privilege zijn geworden. In de slotaflevering ontmoet hij politicus Boris Johnson. „Ik wilde hem confronteren met keiharde feiten, want Brexit is niet gegaan zoals hij arme Britten potverdorie beloofd heeft. Ik dacht: hoe lult hij zich hieruit? Maar hij ging weer wauwelen dat het allemaal fantastisch gaat.”

Dit soort kritische journalistiek staat onder druk. heeft dat invloed op u?

„Je voelt dat het wantrouwen jegens de publieke omroep en kwaliteitskranten groter wordt. Mensen stemmen op partijen die hardop zeggen dat de publieke omroep moet worden afgeschaft. Maar ik ben geen activist, daar moet echt meer voor gebeuren. Ik heb niet het idee dat de persvrijheid in Nederland nu onder grote druk staat. Ik vind het belangrijk dat mensen aan mij niet voelen wat ik stem en wat ik denk over bepaalde onderwerpen. Als je mijn boek leest snap je wel hoe ik over Brexit denk, maar ik heb, hoop ik, goed onderbouwd hoe ik tot mijn conclusies kom. Activistische journalistiek vind ik geen goede journalistiek. Zodra je vooringenomen een verhaal ingaat, ben je niet meer nieuwsgierig naar de andere kant. Zonder nieuwsgierigheid is journalistiek ten dode opgeschreven.”

Heeft u als opkomende BN’er al gênante verzoeken ontvangen?

De Wit schiet in de lach. „Een bedrijf voor thuisalarmen stuurde een bericht, of ik hun ambassadeur wilde worden. Ik doe daar natuurlijk niks mee, als journalist is het belangrijk dat je onafhankelijk blijft. Maar BN’er? Nee, ik ben gewoon een schakel in het geheel. Voor veel mensen heb ik natuurlijk het imago van een serieuze journalist. Plak je die nou per se als posterboy in een bushokje om iets te verkopen? Ik denk het niet.”

Bureau Buitenland, vanaf zondag 6 april, NPO2, 22.45 uur. En NPO Start.