Het is moeilijk navigeren tussen het wekelijks groeiende reservoir van afleveringen van This American Life. Toch steekt uit de inmiddels 825 afleveringen deze uit 2013 er nog altijd ver bovenuit.
In een prachtig staaltje verteltechniek voert Michael Lewis een Bosnische vluchteling op voor wie de Amerikaanse droom uitkomt. Dankzij bedrog, zegt de man. Dat is niet waar. De intelligente en gelukkige man blijkt zichzelf te bedriegen. Hij vervormde zijn herinneringen opdat ze rijmen met zijn wereldbeeld en met zijn theorieën als wetenschapper. De confrontatie met de werkelijkheid roept interessante vragen op over geluk en verdienste en het vermogen de waarheid te negeren, tegen ieder bewijs in.
In circa de eerste honderd van nu al meer dan 760 afleveringen probeerden Stephen Dubner en zijn team hun claim waar te maken dat achter “alles” een “verborgen verhaal” zit. Dat werd tamelijk geforceerd. Gelukkig bekwamen ze zich tegenwoordig in het zo informatief mogelijk en toch meeslepend uiteenzetten van een maatschappelijke kwestie. Het maakt hun drie afleveringen over koloniale roofkunst de beste uit een hausse aan podcasts over dit onderwerp. Vooral de derde, How to Return Stolen Art, zet op een prettige manier alle argumenten uiteen in het debat over de restitutie van kunst uit Benin, een oud koninkrijk in huidig Nigeria.
Onder de enigszins bombastische titel Destructie als discours; verhalen over schade, schande en schoonheid vertelt beeldend kunstenaar Albert Westerhoff op een toegankelijk diepzinnige wijze (mooie combinatie) over kunstvernielers en hun motieven. Hij kiest voorbeelden waarin het niet direct duidelijk is of de kunst slechter af is na toetakeling, wat interessante vragen oproept over kunst en de waardering ervan.
Denk aan Robert Rauschenberg die een originele Willem de Kooning uitgumt, aan Alexander Brener die een dollarteken spuit over een bijna monochroom doek van Kazimir Malevitsj en, natuurlijk, aan de kapotgesneden Newmans in het Stedelijk.
Menigeen zou ervan schrikken als Richard Wagner ineens voor de deur stond, maar het gezicht van Deirdre Angenent lichtte op toen ze het zich inbeeldde. De operazangeres zou hem willen bedanken. Voor al die mooie momenten, waarin zijn muziek haar boven zichzelf deed uitstijgen en het zingen haast aanvoelde „als een heilige ervaring”. „Zou je hem ook nog iets willen vragen?”, suggereerde Tijl Beckand. Angenent, lachend: „Waarom het altijd zo moeilijk moet.”
In Tijl in het voetspoor van Richard Wagner (AVROTROS) nam Beckand de kijker mee in het levensverhaal van de beroemde (en beruchte) Duitse componist. Er viel genoeg te vertellen over het pad dat de muzikale vernieuwer tussen 1813 en 1883 bewandelde: van Duitsland naar Letland naar Frankrijk en weer terug naar Duitsland, dan naar Zwitserland, toch weer Duitsland. Een route bezaaid met schulden en ballingschap, met affaires en antisemitisme – en met heel veel meeslepende, baanbrekende muziek.
Beckand deed in de eerste aflevering van de reeks enorm zijn best om die verhalen smeuïg te brengen, maar echt van nature ging het niet. De opzet van het programma werkte ook niet mee: de kijker keek lange tijd voornamelijk naar beelden van Beckand die informatieve praatjes hield in de trein naar Parijs, in een operahuis in Parijs of op een brug (in Parijs). Merkwaardig genoeg had dat zoiets vertederends dat je er juist welwillend van ging opletten. Alsof je mee was op een educatieve stedentrip met een overenthousiaste, ietwat onhandige professor; het type dat net te geïnstrueerde armgebaren maakt tijdens een college dat hij duidelijk al vijftig keer heeft gegeven.
Angenent was een welkome afwisseling. De operaster vertelde levendig hoe fysiek slopend het zingen van Wagners muziek is, omdat je „over een orkest van 120 man heen moet kunnen zingen, met heel veel koperblazers erin”. Beckand begreep wel dat ze Wagner wilde vragen waarom het altijd zo moeilijk moest. „Of hij daar niet even naar kan kijken”, vulde de presentator aan. „Ik denk dat hij daar vast wel voor open staat.”
Open deur
Had Wagner nog geleefd en meegekeken, dan had hij wellicht met de muzikale handjes in het haar gezeten en verongelijkt verzucht: „Waarom moet zo’n klacht meteen en plein public worden geuit? Mijn deur staat toch altijd open?” Maar met enkel open deuren kom je anno 2024 niet meer weg. Dat ondervond ook WNL-baas Bert Huisjes, die na beschuldigingen van pesterijen, intimidatie en zwangerschapsdiscriminatie woensdag besloot zijn werkzaamheden tijdelijk neer te leggen.
Gunstige timing: dan had hij ’s avonds vast tijd om de aflevering van Het Klokhuis (NTR) over feminist Aletta Jacobs te kijken. In de bijbehorende sketch werd nagespeeld hoe ze aanvankelijk door hooggeplaatste mannen werd tegengewerkt in haar ambities. In Het Klokhuis hebben ze een oplossing voor dergelijke impasses: dan verschijnt er een blauw deurtje in beeld waar de Dat-Kan-Toch-Anders-Man uit tevoorschijn danst, waarna hij „de geschiedenis vooruithelpt” door de toekomst te verklappen. In het geval van Jacobs bestond die toekomst uit een carrière als eerste vrouwelijke arts van Nederland en een geslaagde strijd voor het vrouwenkiesrecht. Al valt er nog altijd winst te behalen op het gebied van gendergelijkheid, werd uiteindelijk benadrukt.
Dat bleek wel uit de compilatie in Sophie & Jeroen (BNNVARA) van nieuws- en talkshowfragmenten over grensoverschrijdend gedrag in Hilversum, die eindigde met een fragment uit Sophie & Jeroen van drie dagen eerder over de WNL-ophef. Amper bijgekomen van dat desoriënterende Droste-effect kon de kijker vervolgens horen hoe journalist Thomas Erdbrink vond dat de politiek moest ingrijpen en staatssecretaris Cultuur en Media Fleur Gräper vond dat dat aan de omroepen was – enzovoorts. Geen blauw deurtje in zicht. Waar zat die Dat-Kan-Toch-Anders-Man?
Met een astronaute die vermist raakt terwijl ze iets ongelofelijks op het spoor is wat haar familieleden – uiteraard tegengewerkt door allerlei duistere krachten – moeten zien te vinden, heeft een serie alle ingrediënten in huis om nagelbijtend spannend te worden. Dat maakt het des te tragischer dat de Duitse miniserie Das Signal, die komende donderdag op Netflix verschijnt, vrijwel geen moment écht aangrijpend wordt.
De laatste jaren wisten Duitse makers meermaals indruk te maken met mooie producties, zoals vorig jaar nog met de psychologische thrillerserie Liebes Kind. Die wist je zelfs in je eigen vertrouwde woonkamer een unheimisch gevoel te bezorgen. En vooral de successerie Dark (2017–2020) hield de kijker op het puntje van zijn stoel door zijn verschuivende tijdlijnen, het zinderende plot en een intrigerende, onbetrouwbare vertelvorm die je steeds weer op het verkeerde been zette. Wellicht dat daarom voor de óók op het snijvlak van thriller en mysterieserie opererende Das Signal de verwachtingen extra hooggespannen waren.
Puzzelstukjes
De opzet van de vier afleveringen tellende miniserie is prima. Het is duidelijk dat wat de Duitse astronaute Paula (gespeeld door Peri Baumeister, The Last Kingdom) ontdekt tijdens haar missie in het International Space Station (ISS) van wereldveranderende aard is. Er wordt ook voldoende onduidelijkheid geboden om je als kijker in principe geïnteresseerd te houden in wat het volgende puzzelstukje zal zijn. Haar op aarde achtergebleven man Sven (Florian David Fitz) en dochter Charlie (Yuna Bennett) lijken iets op het spoor dat zo belangrijk is dat overal vijanden opduiken om verdere ontdekking van de waarheid te voorkomen. Met zijn Nokia 3310-telefoon („Ik ben geen data-junkie!”) speelt Sven met vervede rol van ‘wappie’ die het opneemt tegen een in dit geval reëel bestaand complot.
Het is bijna knap dat deze zoektocht vervolgens nergens echt boeiend wordt. Mysterie is essentieel om verhalen als deze spannend te houden, maar in Das Signal blijft toch te lang onduidelijk wat het grote geheim nou moet voorstellen. Daardoor leef je als kijker niet echt mee met de uitdagingen waarmee Paula en Sven te maken krijgen. Je ziet dat de makers er plotwendingen in hebben gegooid, maar deze werken helaas niet.
Gebarentaal
Hoewel de bloedstollende spanning het dus laat afweten, biedt de serie meer op het emotionele vlak. De dove Charlie laat je meevoelen in het verlangen naar haar moeder. De gebarentaal die zij met haar vader spreekt (en die soms als geheimtaal kan fungeren), geeft een extra dimensie aan de dialogen. Ook heeft Das Signal op een respectvolle en genuanceerde manier aandacht voor psychische aandoeningen, iets wat je vaker zou willen zien in films en series. De serie wordt verder gedomineerd door sterke vrouwelijke personages.
Een van de leukste personages én locaties, een ‘autonome burger’ die op haar eigen beveiligde landgoed leeft en „haar eigen onderzoek doet” naar het aardse en buitenaardse, moet het met een jammerlijk kwartiertje speeltijd doen. Net als het een beetje leuk wordt, is het weer voorbij, ze had veel meer verdiend.
Op productievlak levert Das Signal. De gewichtloze scènes in het ISS geven een kijkje in het astronautenbestaan. Het draaierige camerawerk vertaalt de duizeligheid die deze staat moet geven naar de kijker. Ook elders bleek er genoeg budget voor mooie actiescènes. Wellicht had de serie beter gewerkt als spannende film van twee uur of korter dan als miniserie van twee maal zo lang.
Die paar pluspuntjes maken Das Signal uiteindelijk tot een niet onaardige serie om naar te kijken, maar echt zinderend wordt het bijna nergens. En dat is spijtig. Das Signal had alle elementen om een succes te worden, maar wist dat op de een of andere manier niet waar te maken. Schade.
Een programma dat op basis van een simpele opdracht zelf hele werelden in elkaar kan zetten. Dat zelf de dieren ontwerpt, bomen plaatst en personages bedenkt die die wereld bevolken. Een oneindig ruimte-universum, speelbaar op je computer. Ongelofelijk! Utopische toekomstbeelden doemden op bij de gamers die de aankondiging van ruimtegame No Man’s Sky in 2013 meemaakten. Een hype was geboren.
„Toen het daadwerkelijk op de markt kwam, had No Man’s Sky aardig wat problemen”, lacht kunstmatige intelligentie-researcher Julian Togelius van het Game Innovation Lab. „Een super technisch imponerend project, dat nu zo’n tien jaar later, na 25 updates – ik maak geen grap, 25 enorm grote en arbeidsintensieve, met de hand gemaakte updates! – eindelijk door spelers als goed wordt ervaren.” Hij grinnikt. „Het was een fantastisch kunstproject, dat in eerste instantie totaal niet werkte als game.”
Bekijk hier de video waarin No Man’s Sky werd aangekondigd:
Wat ging er mis? Spelers konden weliswaar miljarden werelden verkennen, maar te vaak leken ze op elkaar. Het gevoel van een achterliggende menselijke visie ontbrak: op de ene planeet plakte het algoritme lukraak een giraffenkop op het lijf van een krekel, vier planeten verder vond je diezelfde kop misschien wel op een olifant. Wie wil een (in theorie) eindeloos verrassend universum verkennen als dat universum zó plat en willekeurig aandoet?
De les: generatieve technieken moet je toepassen met beleid en een menselijke copiloot, om zo spelers op de juiste plek te verrassen met een bijzonder wapen of creatief wezen. Laat je de hele gamewereld aan het algoritme over, dan krijg je gek genoeg eenheidsworst.
„Bugs (afwijkingen in de code) vinden met AI (kunstmatige intelligentie), dat vinden mensen saai, maar het kán”, zegt Julian Togelius. Hij begon recent met modl.ai, dat gamebedrijven probeert te helpen om hun games met AI te testen. „Maar als je ChatGPT vraagt om dialogen voor je game te maken, tja: dan krijg je iets dat misschien interessant is, maar dat als game niet werkt.”
Oud-hoofdschrijver gamebedrijf BioWareDavid Gaider Alles wat er uit kwam was zielloos.
Denk maar eens aan een verhalende game, waarin je door een ambassade kan lopen. Je loopt naar een loket en knoopt een gesprek aan. „Een gamer verwacht dialoog te horen die merkbaar door een mens is geschreven, met een duidelijk doel voor het verhaal. Maar een taalmodel als ChatGPT schiet alle kanten uit en kan het over alles hebben.”
Recent nog vertelde David Gaider, voormalig hoofdschrijver van gamebedrijf BioWare, op X hoe het bedrijf poogde om een deel van zijn dialogen door procedurele systemen te laten bouwen. „Alles wat er uitkwam was zielloos.” Een groot probleem voor BioWare, dat bekend staat om games die een lach en een traan trekken. „Dat wordt niet beter met ChatGPT. Algoritmes maken slechts iets dat de vorm heeft van een verhaal”, zei Gaider: je mist het gevoel dat dat verhaal wordt gemaakt door iemand die iets te vertellen heeft. De vorm is leeg.
Improvisatie
Ondertussen wordt er wél volop geëxperimenteerd door onafhankelijke gamemakers. Zo bouwde Nick Walton in 2019 AI Dungeon, dat inmiddels werkt met ChatGPT. Het is een interactieve fictiegame, waarbij de computer telkens een stukje verhaal toont en dan de speler vraagt wat die wil doen. Alleen nu verzint een taalmodel al improviserend de computerkant van het verhaal. Als speler kun je werkelijk alles doen.
„Je kent gamers. Die proberen zo’n systeem meteen te slim af te zijn”, zegt Julian Togelius. Vraag je AI Dungeon om een fantasywereld, dan verzint ChatGPT draken en tovenaars. „Maar als een baldadige gamer vervolgens zegt: nu pak ik een machinegeweer op (terwijl dat niet past bij de wereld, red.), dan zegt AI Dungeon braafjes: okee!”
Wil je een coherente game maken met een taalmodel, dan moet je nieuwe gamevormen uitvinden, denkt Togelius. Daar is ex-Google programmeur Abe Wits het mee eens. Zo werkte hij maanden aan een schaakgame die van de speler leerde hoe schaak werkte. Een schaakgame die schaak dus ook helemaal verkeerd kon aanleren. „Maar als je zoiets maakt, dan moet je helemaal opnieuw uitvogelen hoe spelontwerp werkt.”
Zijn tweede experiment, Meet the Kniplins, is een spel waarin je tijd doorbrengt met een gezin. „De basisverhaallijn hebben wij van tevoren bedacht. De AI zorgt er alleen voor dat de game sneller accepteert wat de speler doet. In bestaande games kun je wel eens boos worden over een stukje dialoog, maar dan geeft de game je geen mogelijkheid om boos te reageren.”
Terug naar iets simpelers
Dit soort AI kan veel meer opleveren dan grappen over tovenaars met geweren, denkt Wits: het kan de connectie tussen gamer en game verdiepen. Alleen ontbreken de juiste innovaties nog. „Voor Meet the Kniplins waren we bezig met het ontwikkelen van nieuwe technologie, én het ontwikkelen van een nieuwe vorm van spel, plus een nieuw verdienmodel. Én we moesten de speler daarnaast leren om niet te verwachten dat een game zich logisch gedraagt” zegt hij. „Dat was teveel.”
Terug naar iets simpelers, dus. Nu gebruikt Wits AI vooral om snel prototypen te maken. Je kan een beeldmodel al gemakkelijk tijdelijke achtergronden laten schilderen, of vragen om een loopanimatie te maken – dat bespaart tijd en geld. Belangrijk, want games maken is duur. Tot afschuw van sommige makers komen er ook al games uit waar zulke ontwerpen in het definitieve spel terechtkomen.
„Je ziet nu al dat AI-gameonderdelen massaal online worden verkocht”, zucht Kenney Vleugels. Al jaren ontwerpt hij knalgele autootjes, schattige dorpjes, knopjes, boompjes en andere ‘assets’ voor games. Hij geeft ze gratis weg, om beginnende gamemakers op weg te helpen. „AI-makers overstromen deze assetmarkt nu met goedkope ontwerpen. Kunstmatige intelligentie kan alleen maar bepaalde soorten ontwerpen goed maken, dus wat er op de markt komt lijkt héél erg op elkaar.”
In deze video wordt uitgelegd hoe een programma door middel van procedurele generatie (dus niet AI) werelden ontwerpt:
Vleugels heeft in beginsel geen problemen met taal- en beeldmodellen, maar hij maakt zich zorgen over ethiek en implementatie. Recent had hij ruzie met Global Game Jam, een organisatie die gamemaakcompetities organiseert. De organisatie had een sponsorschap van een AI-bedrijf geaccepteerd, en daagde deelnemers uit om AI te proberen. „Global Game Jam is vaak de eerste keer dat jonge mensen in aanraking komen met het maken van een game. Ik vind dat zo’n organisatie ook een voorbeeldfunctie heeft, om het juiste gereedschap aan te bieden, en om creativiteit te stimuleren.”
Zijn zorgen worden vrij breed gedeeld onder onafhankelijke ontwikkelaars. Zo zet indie-studio Edge of Dusk zichzelf expliciet als AI-vrij in de markt. „Er wordt niet genoeg nagedacht over de ethische problemen, zoals de vraag of deze modellen bij de training geen auteursrechtelijk beschermd materiaal gebruiken”, zegt ontwerper Robert van Barlingen via een videoverbinding. „Zeker gameprogrammeurs zien het als gewoon een tool.”
Oprichter van gamestartup VersedRobert Gaal Ik geloof niet dat AI een schrijver of een tekenaar kan vervangen. De basis moet de menselijke creativiteit zijn.
Zijn zus en zakelijk partner, Annemieke, knikt. „En het plezier van het zelf creëren valt volledig weg als we dat laten doen door software.” In vergelijking met andere techdisciplines is game-ontwerp lastig, en je wordt er niet rijk van. „Je doet dit werk daarom toch alleen als je je creatief wil uiten?”
Maar hoe moet het dan wél?
„Ik geloof dat AI een maker kan helpen”, zegt Robert Gaal, oprichter van de gamestartup Vesper. „Ik geloof niet dat AI een schrijver of een tekenaar kan vervangen. De basis moet de menselijke creativiteit zijn.”
Versed heeft een eigen AI-systeem, dat gebruik kan maken van allerlei onderdelen – programmeercode, muziek, beeld – om een game te bouwen. Die onderdelen komen uit de koker van het eigen team van Gaal. Dat is cruciaal, benadrukt hij. „We moeten het ethisch doen, met in-house tekenaars en ontwerpers.” Het systeem verhuurt hij aan schrijvers die games willen maken op basis van hun verhalen. „De grote uitdaging is dat hun gamewerelden divers blijven. Als je een game speelt met dezelfde driedimensionale wereld als die van een andere schrijver die ook met onze tools werkt, dan missen de games iets unieks dat ze van elkaar onderscheidt.”
Cureren en verfijnen
Zo wilde een schrijver in de testfase een game maken over kikkers die ontsnappen aan een reiger, vertelt Gaal. „Toen moest ons team van tekenaars opeens kikkers ontwerpen, en kikkerhuisjes, en die doken later weer in een andere game op.” Dat wordt straks nog wel een kopzorg, als het programma door meer mensen gebruikt wordt. Gaal: „We kunnen niet voor iedereen op maat assets maken. Maar we moeten zorgen voor heldere bouwstenen, die gemakkelijk aangepast kunnen worden door de AI. Je ziet in een game als No Man’s Sky hoe belangrijk het is dat er een mens is die de ervaring cureert. Ik denk wel dat we die kant uit gaan in games: misschien gaat het straks minder om het bouwen van een wereld, en meer om cureren en verfijnen.”
Elk gameproject is onder de motorkap weer anders. AI-wetenschapper Julian Togelius kan daar soms over klagen. Maar er zit ook een les in verscholen voor andere techbedrijven die met AI werken. „Technologie met taalmodellen is nog helemaal niet zo wijdverbreid in de game-industrie als je zou verwachten”, zegt hij. „En dat komt omdat gamemakers weten dat je met één technologie niet alles kan.” Waarom zou je een beeldmodel een bos laten ontwerpen, lichtstralen laten uitrekenen of plannen laten maken als je daar al fatsoenlijke algoritmen voor hebt?
Ondertussen gebruikt de halve industrie al Copilot, een AI-programmeerassistent. Maar ja, dat vinden mensen minder sexy dan ChatGPT vragen om een gamedialoog te schrijven”, verzucht Togelius. Of programmeurs daar hun baan aan gaan verliezen? „Nee, in games moet er simpelweg teveel op maat geprogrammeerd worden. Dat kan Copilot niet alleen.”
Lees ook Googles blunder toont de ongemakkelijke waarheid achter AI
Eindelijk eens iemand die op een positieve manier grensoverschrijdend is. Joost Klein, de artiest die Nederland in mei gaat vertegenwoordigen op het Eurovisie Songfestival, presenteerde donderdag zijn lied ‘Europapa’ bij Arjen Lubach (NPO1) die hiervoor een ingelaste uitzending in de middag maakte.
Lubach had een hilarisch filmpje waarin willekeurige Europese burgers via nep-ondertiteling hun liefde voor de artiest betuigden. Een man had al zijn konijnen naar Joost Klein vernoemd. Een vrouw had haar maagdelijkheid aan hem geschonken. Bij het Jeugdjournaal (NPO3) onthulde Klein zijn geheime wapen: TikTok. Populair zijn in eigen land is mooi, maar om het Songfestival te winnen, moet je buitenlandse kijkers overtuigen. Dat doet hij slim door een langlopende marketingcampagne te voeren op TikTok, waarmee hij kijkers ver voorbij Enschede trekt.
Klein presenteerde zijn happy hardcore banger in een VPRO-programma terwijl het Songfestival van de AvroTros is. Bij beide omroepen past hij even goed. Hij kan stadions laten hossen met zijn Nederlandstalige stampers, maar hij is ook een theatrale komiek die werkt met ironie, retrostijlen en slimme verwijzingen. Bovenal is Klein een geliefd man die veel mensen blij maakt – je gunt hem zijn succes.
Van Sophie & Jeroen tot Humberto — de hele avond werd de lof van Joost Klein gezongen. Alleen Op1 kon er niets mee. Ze lieten het even horen, deden een beetje lacherig, niemand kon iets zinnigs bedenken. Presentator Jort Kelder bedwong met moeite zijn weerzin. Even later moest hij weer krachtig op zijn lip bijten. De talkshow van WNL besteedde namelijk twee minuten aan het nieuws over de eigen baas: Bert Huisjes. Het AD had gemeld dat de WNL-directeur voor een angstcultuur bij zijn omroep zorgde.
Geweldige man
De zaak-Huisjes speelde woensdagavond ook al, maar dankzij dodelijke steunbetuigingen van zijn Raad van Toezicht en andere supporters kon de kwestie een tweede tv-avond meedraaien. De steunbetuigers vonden Huisjes een geweldige man. Vrouwen die durfden te klagen trapten ze in een hoek. De een zou „hysterisch” zijn, de ander een „erg aantrekkelijke, luie zeurkous”.
Deze reacties zorgde voor veel verontwaardiging. Zo veel dat de Raad van Toezicht zijn reactie moest intrekken. EO-directeur Arjan Lock, tevens voorzitter van de club van omroepdirecteuren, zei in Sophie & Jeroen (NPO1): „Dit is ongelooflijk. Als je echt wil laten zien dat je het niet begrepen hebt, moet je met zo’n reactie komen”. Andere gasten vonden de steunbetuigingen kenmerkend voor de giftige werksfeer in Hilversum. Weer hielden lang zittende, machtige mannen een soortgenoot de hand boven het hoofd. Zo blijven ze aan de macht, ook na gebleken wanbeleid, en verandert er niets.
Als ze niets zeggen, zie je ook de boter van het hoofd druipen. Vooral dat tast de geloofwaardigheid van de publieke omroep aan. Jeroen Pauw moest in Sophie & Jeroen bijvoorbeeld over Bert Huisjes en gevallen presentator Khalid Kasem praten, terwijl hij het tv-programma van de een produceert, en op de stoel van de ander zit.
Zo zat Jort Kelder dus bij Op1 op zijn lip te bijten toen zijn baas Huisjes ter sprake kwam. Dezelfde Huisjes had Kelder de hand boven het hoofd gehouden toen bleek dat de WNL-presentator radicaal-rechtse propaganda van zijn vakantievriend Thierry Baudet financierde. Nu begon Kelder een relativerende zin met: „Ik vind het wel ingewikkeld dat dit soort dingen allemaal… voorpagina, journaal, enzovoorts… op individueel niveau… allerlei presentatoren, directeuren…” Blijkbaar zat er inmiddels een redacteur in zijn oortje te schreeuwen – ‘Niet doen, Jort!’ – want hij maakte zijn zin niet af en draaide naar een afrondende vraag toe.
Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?
U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.
Om dit formulier te kunnen verzenden moet Javascript aan staan in uw browser.
„Waar was ik gebleven?” Met die woorden luidde Jon Stewart drie weken geleden zijn terugkeer in als presentator van het satirische nieuwsprogramma The Daily Show. Het leek net alsof hij nooit weg was geweest. Oké, zijn gezicht vertoonde meer rimpels dan toen hij in 2015 vertrok. En zijn haar was een tikkeltje grijzer. Maar hij was nog altijd even scherp. „Waarom ben ik terug, vraagt u zich wellicht af. Een begrijpelijke vraag. Ik heb een hoop misdaden gepleegd”, zei hij met een knipoog naar oud-president Donald Trump. „En als ik het goed begrijp, krijgen talkshow hosts immuniteit. Het snijdt geen hout. Maar dat moet u maar opnemen met de founders (de opstellers van de grondwet).”
Stewarts terugkeer bij The Daily Show was een welkome opsteker voor progressief Amerika, dat zich grote zorgen maakt over een mogelijke tweede termijn van Trump. Misschien kon hij met zijn scherpe satire een verschil maken. Maar die hoop vervloog snel. Want Stewart trapte af met een tirade tegen twee vergeetachtige bejaarden die in november opnieuw een gooi doen naar het presidentschap, waarbij hij de zittende president Joe Biden niet spaarde. Hij fileerde het zorgvuldig geconstrueerde beeld dat de Democraten schetsen van de 81-jarige president: achter de schermen is hij wél scherp en gefocust. Had dát dan laten zien in plaats van die video van Biden op TikTok, zei Stewart. „Hoe kun je op TikTok gaan en er ouder uitzien?”
Stewart benoemde de zorgen die veel Democraten hebben, maar die weinigen hardop durven uit te spreken. Dit leidde tot kritiek van Biden-aanhangers, die hem verweten een valse balans te creëren. Mary Trump, een fel criticus van haar oom, schreef op X: „Niet alleen is Stewarts ‘beide kanten zijn hetzelfde’-retoriek niet grappig, het is ook een potentiële ramp voor de democratie.” In de volgende aflevering die Stewart presenteerde (hij doet alleen de maandagen), reageerde hij op alle kritiek. „Ik doe één fucking show van twintig minuten!” En dan zegt hij, verwijzend naar de slogan ‘democracy dies in darkness’, bekend gemaakt door de Washington Post: „Ach ja, zoals het beroemde gezegde luidt: democracy dies in discussion”.
Na drie afleveringen lijkt de conclusie duidelijk: Stewart heeft The Daily Show weer relevant gemaakt. Sinds zijn terugkeer zijn de kijkcijfers sterk gestegen, met name onder jongvolwassenen. Comedy Central zegt dat de tweede aflevering die Stewart presenteerde 1,3 miljoen kijkers trok, een stijging van 35 procent ten opzichte van de eerste aflevering. Dit zijn de beste kijkcijfers van de show sinds zijn vertrek in 2015. Wat meespeelt is dat Stewart maar één aflevering per week doet, waardoor het een waar evenement is. Hoe dan ook, het programma doet er weer toe. „Voor veel Democraten in Washington was Stewarts monoloog louterend”, concludeerde het online nieuwsplatform Puck.
Wat maakt Stewart zo goed? Die vraag legden we voor aan twee Nederlandse liefhebbers die zelf ook veel ervaring hebben met politieke satire: Jochen van den Berg, oprichter van de satirische nieuwssite De Speld en cabaretier Jan Jaap van der Wal, die in 2011 kortstondig de Nederlandse editie van The Daily Show presenteerde. Beiden leerden Stewart begin deze eeuw kennen, toen George W. Bush net president was. Hij zette The Daily Show op de kaart met zijn innovatieve mix van komedie, mediakritiek en journalistiek. De parodie op een nieuwsshow werd voor sommige Amerikanen zelfs een alternatief voor gevestigde media als CNN en MSNBC.
De beste aflevering, so far?
Stewart maakte school. En The Daily Show bleek een kweekvijver voor talent. Verschillende hulpjes kregen in de loop der jaren hun eigen programma: de Brit John Oliver ging Last Week Tonight op HBO presenteren, de Amerikaan Stephen Colbert werd het gezicht van The Late Show op CBS, en de Zuid-Afrikaan Trevor Noah nam The Daily Show over in 2015. Maar volgens Van den Berg en Van der Wal beheerst niemand deze vorm van politieke satire beter dan Stewart zelf. „Hij heeft oprecht engagement, zowel emotioneel als intellectueel”, zegt Van den Berg. „Daarin is hij in mijn ogen ongeëvenaard.” Van der Wal: „Hij combineert het beste van twee werelden: moreel gewicht en flauwe grappen.”
Wat onderscheidt Stewart van zijn vele protegés? Van den Berg: „Ik ken geen enkele komiek die analytisch zo sterk is. Hij kan in een paar zinnen een heel wereldbeeld uiteenzetten, en daar dan met een grap het tapijt onder vandaan trekken.” Van der Wal: „Hij is gewoon een autoriteit. En hij heeft altijd een goed team van drie, vier eindredacteuren om zich heen gehad. Die heb ik destijds ook leren kennen. Ik herinner me dat ze zich na de brainstorm over de uitzending van die avond een paar uur terugtrokken om een boek te lezen. De meesten zijn met Jon Oliver meegegaan naar HBO. Dat waren heel andere types dan waar Trevor Noah mee en Steven Colbert later mee werkten.”
Van den Berg vond de tweede aflevering die Stewart presenteerde sinds zijn terugkeer het sterkst. Daarin richtte hij zijn pijlen op zijn oude rivaal Tucker Carlson, die in Moskou was om president Poetin te interviewen. Tussendoor had hij tijd gevonden om straatvideo’s te maken die moesten aantonen hoe goed alles functioneert in de dictatuur. Van den Berg: „Het was classic Stewart. Die video’s zijn al belachelijk, dus het is makkelijk om daar wat rake grappen over te maken en rubberen gezichten bij te trekken. Maar de analyse die hij daar vervolgens aan vastknoopt, over hoe rechtse politici in het Westen dwepen met Poetin omdat ze tegen woke zijn, is Stewart ten voeten uit.”
CabaretierJan Jaap van der Wal Stewart is de stem van de redelijkheid geworden in Amerika. Veel mensen zitten daar echt op te wachten.
Van der Wal was meer gecharmeerd van de eerste aflevering, omdat Stewart zich daarin opstelde als de stem van de redelijkheid, zoals hij vroeger ook vaak deed. Denk aan de Rally to Restore Sanity, een bijeenkomst in Washington voor mensen die zich niet herkenden in de experts die het politieke debat domineerden. Volgens Van der Wal was Stewart in die aflevering naast komiek ook meer dan ooit opiniemaker. „Waar hij tien jaar geleden nog eindigde met een leuk fragment, eindigt hij nu gewoon met een mening of een tirade van een minuut. Hij is daar vrijer in, dat vind ik erg goed. Stewart is de stem van de redelijkheid geworden in Amerika. Veel mensen zitten daar echt op te wachten.”
Vooraf was er twijfel of Stewart nog wel relevant kon zijn in dit tijdperk van politiek populisme en maatschappelijke polarisatie. Tijdens het presidentschap van Trump moesten zijn vele fans in Amerika en daarbuiten het zonder de bijtende satire doen. Dat was een groot gemis, vonden veel mensen. Maar achteraf bezien kan het weleens een blessing in disguise zijn geweest. Want in de jaren daarna waren presentatoren van praatprogramma’s volledig in de ban van Trump. De uitspraken en uitspattingen van de president vormden een onuitputtelijke bron van vermaak en verontwaardiging. Maar daardoor waren al die programma’s vrijwel identiek. Aanhangers van Trump bedachten hier een mooie term voor: Orange Man Bad.
Invloed op de politiek
Stewart is nooit geobsedeerd geweest door Trump. Ook is hij nooit bezweken voor de verleiding om zijn onafhankelijkheid in te ruilen voor partijdigheid. Daardoor heeft hij zijn geloofwaardigheid als stem van het redelijke midden behouden. Desondanks kwamen zijn nieuwe professionele avonturen na The Daily Show nooit helemaal uit de verf. Zijn talkshow voor Apple TV+, The Problem With Jon Stewart, eindigde vorig jaar na twintig afleveringen vanwege frictie tussen Stewarts eindredacteuren en Apple over de creatieve richting van de show. Daar is Van der Wal niet rouwig om, want hij was geen fan. „Het was een hyperintelligent programma, alleen de humor ontbrak een beetje.”
Toen was Stewart ineens zijn podium kwijt, net op het moment dat de presidentsverkiezingen in zicht kwamen. „Ik wilde heel graag een plek hebben waar ik mijn gedachten kwijt kon nu we aan het begin staan van deze verkiezingscyclus”, verklaarde Stewart zijn terugkeer bij The Daily Show in een ochtendshow van CBS. „Dat dacht ik te doen bij Apple TV+. Dat is een televisie-enclave, heel klein. Alsof je in Malibu woont. Maar ze besloten dat ze niet wilden dat ik dingen zou zeggen die hen in de problemen konden brengen.” Zo zou Apple er huiverig voor zijn geweest dat Stewart het zou hebben over onderwerpen die het bedrijf zelf raken, zoals China of kunstmatige intelligentie.
Comedy Central legt hem geen restricties op. Dus zit Stewart weer achter zijn vertrouwde desk van The Daily Show, een programma dat hem past als een handschoen. Voorlopig dus slechts een keer per week. Maar Van der Wal verwacht dat hij in de weken rond de verkiezingen een grotere rol krijgt, en het programma mogelijk alle dagen zal presenteren. Ook Van den Berg denkt dat Stewart het gesprek van de dag kan helpen bepalen. „Ik denk dat er veel jonge mensen kijken, en die moeten ook gaan stemmen in november. Hoewel ik altijd voorzichtig ben om iemand grote invloed toe te dichten, heeft satire wel degelijk invloed op het politieke discours. Dat Stewart daarin een rol heeft, is evident.”
Lees ook Laatste The Daily Show met Jon Stewart: zestien jaar in acht filmpjes
<dmt-util-bar article="4191689" headline="Jon Stewart van The Daily Show is terug: scherp als vanouds en hij spaart Trump noch Biden” url=”jon-stewart-van-the-daily-show-is-terug-scherp-als-vanouds-en-hij-spaart-trump-noch-biden”>
Toen het album Eigen Wereld uitkwam in 2006, werd het Zwolse Opgezwolle in een klap de bekendste en meest geprezen hiphopgroep van Nederland. Niet lang daarna ging de groep uit elkaar. In de zevende aflevering van Opgezwolle Eigen Wereld: De Rest Is Geschiedenis krijg je te horen dat de drie leden al jaren niet meer samen in dezelfde ruimte zijn geweest.
Je zou van al je favoriete artiesten wel zo’n podcast willen. Rico, Sticks en Delic blikken uitgebreid terug op hun succes. In een knappe montage, zonder de voice-over van een buitenstaander, vullen hun stemmen en perspectieven elkaar aan.
Zo krijg je, tussen de regels door, een goed begrip van de onderlinge verhoudingen. Hun uiteenlopende persoonlijkheden, drijfveren en problemen. Maar ook de bescheidenheid en het perfectionisme dat ze deelden. Ze vertellen over problemen met drugsgebruik en hoe ze de hype „vanuit het oog van de storm” beleefden. Delic beschrijft de minuscule aanpassingen waarmee hij tot de uiteindelijke sound kwam: „de onderkant van de bas, de snaredrum mid-laag, en dan het ‘synthje’ dat er nog doorheen zweeft. Als één element out of whack is, valt zo’n mix uit elkaar.” En natuurlijk wordt de reden van de breuk besproken. „Uiteindelijk is Opgezwolle gewoon een hoofdstuk uit mijn leven”, zegt Sticks. Het klinkt nog altijd pijnlijk.