Briljante cultuuranalyses

Er zijn veel dingen die me storen aan de cultuurpodcast van The New Yorker. Het overmatige gebruik van de woorden „like” en „kind of”. Dat er te veel onderwerpen in één aflevering gepropt worden. Die ellenlange mening-preken van de presentatoren – kom toch eens tot je punt! Het is alsof drie briljante recensenten met een incompetente regisseur werken.

Toch luister ik al maanden graag naar Critics at Large. De analyses van films, series, muziek en popcultuur zijn zó sterk. Zelfs bij onderwerpen die allang afgehandeld en uitgekauwd lijken te zijn, weten de drie vaste recensenten je van een nieuw perspectief te voorzien. Wanneer Critics at Large de films Barbie, Poor Things en Priscilla behandelt als onderdeel van een trend – vrouwen als levensechte poppen – bekijk je die films door een andere bril.


Schrik bij kranten, opluchting bij publieke omroep

Terwijl bij de publieke omroep opgelucht is gereageerd op de gevolgen van het Hoofdlijnenakkoord van de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB, is de krantensector ernstig geschrokken.

De verhoging van de btw op kranten en tijdschriften van 9 naar 21 procent die de coalitiepartijen hebben afgesproken „maakt journalistiek voor de burger veel duurder en daarmee voor veel burgers minder toegankelijk”, stelt Herman Wolswinkel, directeur van brancheorganisatie NDP Nieuwsmedia.

Hij voorspelt dat de pluriformiteit van de journalistiek in gevaar komt en noemt reorganisaties bij nieuwsbedrijven „onvermijdelijk”. Uit onderzoek zou blijken dat „zelfs al een kleine btw-verhoging tot rode cijfers bij kleinere uitgevers zou leiden. Met de nu voorgestelde zeer forse btw-verhoging zullen de effecten schadelijk zijn voor het hele journalistieke landschap.” De btw-verhoging zou de staatskas jaarlijks 300 miljoen euro moeten opleveren.

Journalistenvakbond NVJ noemt de maatregel „een klap in het gezicht van de journalistiek”. Algemeen secretaris Thomas Bruning ziet de btw-verhoging als „een gifpil” in het akkoord, die er „linksom of rechtsom toe zal leiden dat het publiek meer zal moeten gaan betalen voor hoogwaardige journalistiek”.

Volgens het Vlaamse nieuwsbedrijf DPG, dat in Nederland onder meer de Volkskrant, AD, De Gelderlander, Margriet en Libelle uitgeeft, maakt de btw-verhoging „de journalistiek onbetaalbaar en daarmee voor grote groepen in onze samenleving ontoegankelijk. De nieuwskloof tussen arm en rijk wordt zo verder vergroot.” Hoofdredacteur van NRC Patricia Veldhuis noemt de verhoging „heel zorgelijk”, al is ze „een beetje opgelucht dat die pas in 2026 in gaat”.

Van groot belang

Heel anders is de stemming in Hilversum. De NPO hoeft minder hard te bezuinigen dan bij de omroepen werd gevreesd. De NPO, de omroepen en andere medewerkers van de publieke omroep zijn niet alleen blij dat er bezuinigingen lager uitvallen dan ze vreesden, maar ook dat het belang van een sterke publieke omroep wordt benadrukt in het akkoord. „De nieuwe coalitie zegt onomwonden dat de publieke omroep van groot belang is voor Nederland”, aldus de NPO en de omroepen in een gezamenlijke reactie. „De NPO wordt verzocht om vol in te zetten op digitalisering en het bereiken van een jong publiek, wat goed past in de gezamenlijke strategie van NPO en omroepen.”

Het meevallen van de bezuiniging lijkt de publieke omroep vooral aan NSC te danken te hebben. Volgens Kamerlid Nicolien van Vroonhoven, mediawoordvoerder van de partij van Pieter Omtzigt, heeft haar partij „gevochten voor de nullijn”. Het is 100 miljoen geworden „in een strijd van geven en nemen”, zegt Van Vroonhoven. „Ik ben blij met de passage in het akkoord waarin we ook hameren op de pluriformiteit die hiermee gewaarborgd is. Als je het hebt over democratische instituten, dan heb je het ook over de NPO.”

De PVV wilde van de NPO af, en de VVD ambieerde 400 miljoen korting op de rijksbijdrage van 900 miljoen. Van de BBB mocht het met „een onsje minder”, zonder zich op een bedrag te willen vastpinnen. Kamerlid Mona Keijzer, mediawoordvoerder van BBB, laat weten dat „het gesprek waar het naartoe moet met de NPO veel belangrijker is. Voortgaan op de weg van het verzuilde stelsel gaat uiteindelijk leiden tot het verder afbrokkelen van de betekenis van de publieke omroep. Dat vind ik een interessantere discussie dan welk bedrag er wordt bezuinigd.”

Ook al domineert bij de omroepbazen een gevoel van opluchting over de kabinetsplannen, ze geven ook toe dat 100 miljoen bezuinigen op een begroting van 900 miljoen pittig is. „Ik was erg bezorgd over wat er in het akkoord zou staan, met alle geruchten die eraan vooraf gingen”, zegt Arjan Lock, voorzitter van de EO en van het College van Omroepen. „Waar ik vooral heel blij mee ben is dat dit kabinet de publieke omroep heeft geschaard onder het kopje ‘goed bestuur en sterke rechtsstaat’. Dat geeft ons in ieder geval de moed om aan modernisering van het bestel te werken.”


Aanpak haat en desinformatie op sociale media kan leiden tot censuur

Terwijl Facebook en andere sociale media bezweren dat ze hun uiterste best doen om desinformatie, nepnieuws en haatdragende berichten van hun platforms te weren, groeit het verzet tegen hun inspanningen. Rechtse politici in de VS klagen steeds luider dat Big Tech, onder het mom van veiligheid en fatsoen, in feite censuur bedrijft. Censuur van rechtse en conservatieve meningen, wel te verstaan. De zogeheten ‘content moderatie’ – het reguleren van wat online wel en niet gezegd kan worden – is hierdoor in een kwade reuk komen te staan. De gevolgen daarvan zijn in de praktijk ook al merkbaar.

Sociale media zijn begonnen de afdelingen die zich met moderatie bezighouden in te krimpen – mede om daarmee geld te besparen. Elon Musk, die zich graag absolutist van de vrije meningsuiting noemt, laat bij X uitingen en gebruikers toe die geblokkeerd werden toen het platform nog Twitter heette.

In het Amerikaanse Congres, in de deelstaten en voor het Hooggerechtshof is uit naam van de vrije meningsuiting een felle strijd ontbrand over de pogingen van zowel de sociale media als de overheid om platforms te vrijwaren van onjuiste, misleidende en hatelijke berichten. Want brengen die pogingen het internet ‘veilig’ te houden, niet het risico met zich mee dat ook berichten verwijderd worden die alleen maar omstreden zijn?

Niet alleen rechtse politici maken zich daar zorgen over, maar ook juristen en organisaties die op de bres staan voor de vrijheid van meningsuiting. Er staat veel op het spel. Het vrije woord, zegt de één. De integriteit van het democratische proces, zegt de ander. Ook de bescherming van de volksgezondheid tegen complottheorieën, en de bescherming tegen racisme en andere vormen van haat en discriminatie.

‘Sinistere groep diplomaten’

Omdat 2024 een verkiezingsjaar is in veel landen en in de Europese Unie, kan het vrij laten circuleren van onjuiste informatie (misinformatie), of opzettelijk onjuiste informatie (desinformatie), grote gevolgen hebben. In de Verenigde Staten, waar in november presidentsverkiezingen worden gehouden, gaat oud-president Trump voor in de strijd. Achter de content moderatie zit volgens hem „een sinistere groep bureaucraten van de ‘diepe staat’, tirannen uit Silicon Valley, linkse activisten en corrupte nieuwsbedrijven die erop uit zijn het Amerikaanse volk te manipuleren en tot zwijgen te brengen,” zei hij aan het begin van zijn verkiezingscampagne: „Het censuurkartel moet ontmanteld en vernietigd worden.”

Trump werd begin 2021, toen hij nog nét president was, op Twitter, Facebook en YouTube zélf tot zwijgen gebracht nadat zijn aanhangers het Capitool hadden bestormd – nadat ze door hem waren aangemoedigd met leugens over de verkiezingsuitslag. Na twee jaar hebben de platforms Trumps schorsing weer opgeheven. De tijdelijke verbanning van Trump en ook omstreden ingrepen van fact checkers tijdens de corona-pandemie, hebben de weerstand tegen content moderatie flink aangewakkerd. De gestaag oplopende verkiezingskoorts draagt er verder aan bij.

De Amerikaanse deelstaten Florida en Texas hebben wetten aangenomen die de grote sociale media drastisch beperken in hun macht om te bepalen wat wel en wat niet op hun platform mag blijven staan. De deelstaten Louisiana en Missouri proberen bij de rechter gedaan te krijgen dat het de overheid verboden wordt om sociale media te wijzen op misleidende informatie op hun platforms en ze aan te sporen die weg te halen. Zulke overheidsbemoeienis zou de vrijheid van meningsuiting bedreigen.

Het Hooggerechtshof buigt zich nu over de ingrepen van deze vier Republikeinse deelstaten. Hebben de platforms niet, net als een krant of een tv-station, het recht en de vrijheid om zelf uit te maken wat ze de wereld in sturen? vragen critici zich af. En als de regering merkt dat groepen met leugens worden opgehitst, mogelijk vanuit het buitenland, moet haar dan echt verboden worden de platforms daarvoor te waarschuwen?

Voor de zomerreces moet het Hof uitspraak doen in deze zaken. Dat kan verstrekkende en langdurige gevolgen hebben voor de grenzen van de online uitingsvrijheid.

Na de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016, waarbij onder meer sprake was van Russische beïnvloeding via sociale media, versterkten Facebook en andere platforms hun teams voor content moderatie. Aanvankelijk met steun van zowel Republikeinen als Democraten. Maar door de vele miljoenen berichten, foto’s en filmpjes die dagelijks geplaatst worden is effectieve moderatie een haast ondoenlijke klus. De platforms zetten daarvoor behalve mensen vooral ook geautomatiseerde systemen in, die berichten kunnen herkennen die in strijd zijn met de wet, of met de richtlijnen voor gebruikers van de platforms.

De platforms zelf zitten er soms mee in hun maag dat zij complexe afwegingen rond de vrijheid van meningsuiting moeten maken, waar ze als technologiebedrijven van huis uit niet voor zijn toegerust. Meta, moederbedrijf van Facebook en Instagram, heeft daarom sinds ruim drie jaar een onafhankelijke Oversight Board. Deze raad van beroep kan moderatiebeslissingen van Meta waar gebruikers bezwaar tegen maken terugdraaien. Bovendien adviseert de Oversight Board het concern over aanpassingen van zijn moderatie beleid.

Doe eerst de Orbán-test

Op X kunnen gebruikers die zich daarvoor hebben aangemeld berichten die mogelijk misleidend zijn voorzien van opmerkingen, context of waarschuwingen. Als voldoende andere gebruikers die ‘community notes’ waarderen, worden ze voor iedereen zichtbaar.

Maar dergelijke initiatieven zijn beperkt in omvang en effect – en niet verplichtend voor de platforms. Verschillende overheden, met de Europese Unie voorop, zijn daarom begonnen sociale-mediabedrijven wettelijke regels op te leggen, die desinformatie en online haat moeten tegengaan. Maar ook daaraan kleven risico’s, waarschuwt jurist David Kaye, hoogleraar aan de Universiteit van Californië en voormalig VN-rapporteur voor vrijheid van meningsuiting, dit voorjaar in een artikel in het blad Foreign Affairs.

Als het reguleren van sociale media niet zorgvuldig en met een zekere terughoudendheid gebeurt, stelt Kaye, „dan kan het gebruikt worden om ongewenste meningen te onderdrukken, gemarginaliseerde groepen te censureren, de toegang tot informatie te beperken en privacy en individuele veiligheid te verminderen. In verkeerde handen kunnen zulke regels leiden tot misbruik en censuur.”

In Brussel wordt daarom geopperd, schrijft hij, nieuwe wetsvoorstellen voor ze aangenomen worden eerst te onderwerpen aan een zogenoemde ‘Orbán-test’: de wetgevers zouden zich moeten afvragen of ze de wet nog steeds een goed idee vinden als toezicht op de naleving ervan in handen zou zijn van de autocratische premier van Hongarije.

Als voorbeeld van hoe het mis kan gaan, noemt Kaye een dreigende brief die Europees Commissaris Thierry Breton afgelopen zomer aan sociale media stuurde. Als ze „hatelijke berichten” bleven plaatsen over de rellen die toen woedden in Parijse steden, zouden ze boetes tegemoet kunnen zien of zelfs „verbanning van ons grondgebied”. „Dat gaat veel verder dan de net in de EU in werking getreden Digitale Dienstenwet (DSA)”, zegt Kaye in een telefonische toelichting. Hij waarschuwt voor het gevaar dat de sociale media door de „intimiderende taal” van politici als Breton voor de zekerheid méér berichten gaan blokkeren dan nodig is.

In 2017 begon Brussel zijn aandacht op desinformatie te richten. Aanvankelijk wilden leden van de Europese Commissie de Big Tech bedrijven heel precies en met strenge regels gaan voorschrijven hoe ze met desinformatie moeten omgaan. Kaye: „Maar al snel beseften ze dat zo’n aanpak op gespannen voet staat met grondrechten als vrije meningsuiting, en dat het ook heel moeilijk is om bij wet vast te leggen wat desinformatie is. Daarom is met de Digitale Dienstenwet gekozen voor een lichtere benadering. De platforms krijgen niet voorgeschreven wat ze wel en niet moeten blokkeren, maar wel dat ze gedragscodes moeten hebben en transparant moeten zijn over hoe ze hun moderatie aanpakken.”

De omstreden wetten in Florida en Texas, die de vrijheid van sociale media om berichten te verwijderen sterk aan banden leggen, laten volgens Kaye zien dat „de lang verwachte afrekening met de internet-platforms” in volle gang is. Maar ondanks alle schadelijke kanten van sociale media, benadrukt hij, blijven het belangrijke bronnen van informatie en debat voor mensen van alle leeftijden. Dat mag niet sneuvelen door „goedbedoelde pogingen” het internet veilig te maken.

Kaye wijst erop dat sommige sociale media, zoals Facebook en Instagram, de afgelopen jaren veel beter zijn geworden in het modereren van hun platforms. „En Twitter deed het ook heel goed – tot Elon Musk het overnam.”


Tv-recensie | Een dagje wachten voor de dichte deur van het Binnenhof

Even schrikken was het wel, de tweet die NPO Politiek en Nieuws woensdag de wereld in slingerde. Iets voor twaalven liet het themakanaal via X weten: „We wachten voor de deur…” Bij nadere inspectie bleek dat het ging om de deur van de Tweede Kamer, waaruit naar verwachting spoedig fractievoorzitters en informateurs naar buiten zouden stappen met de langverwachte update over de kabinetsformatie: lag er een onderhandelaarsakkoord? Wie naar aanleiding van de tweet naar bovenstaande zender zapte, zag hoe het antwoord nog even uitbleef, en de glazen Kamerdeur gesloten.

Het shot van de dichte deur duurde vijf minuten, tien, twintig, dertig, een uur – NPO Politiek en Nieuws bracht volhardend in beeld hoe er volstrekt niets gebeurde. Ruim vierenhalfuur uur lang hield de zender dat vol, tot laat in de middag dan toch eindelijk één voor één de leiders van de coalitiepartijen naar buiten kwamen. Daar erkenden ze dat er een akkoord lag waar ze verder nog niets over konden zeggen, gaven ze in inwisselbare gesprekjes van een minuut of drie zo min mogelijk prijs, en vertrokken dan ieder naar een andere gesloten deur, waarachter ze hun fracties ervan zouden proberen te overtuigen akkoord te gaan met het akkoord.

Wachten, lijdzaam wachten… Bij Sophie & Jeroen (BNNVARA) bleek tafelgast Jip van den Toorn ook de wachtende medemens in actie te hebben gezien. Ze had vier fragmentjes gekozen uit NOS Journaals van die dag, waarin verslaggever Nouschka van der Meijden bij gebrek aan updates de lege fractiekamers bezocht die gereed waren voor overleg over het akkoord. De fractiekamer van NSC was favoriet: die bezocht ze om twaalf uur (de koffie stond klaar!), om twee uur (de koffie was koud!) en ook nog maar om vier uur (de koffie was vervangen!).

Tijdens Nieuwsuur (NTR/NOS) druppelden langzaam meer updates binnen. Eén voor één kwamen Wilders, Caroline van der Plas en Pieter Omtzigt triomfantelijk naar buiten om te laten weten dat hun fracties blij en tevreden waren met het geheimzinnige akkoord. Dilan Yeşilgöz volgde later op de avond, met de magische woorden: „Iedereen is unaniem akkoord”. Politiek duider Arjan Noorlander vond het ondertussen wel een heel gesloten formatie, waarbij amper inhoudelijke zaken uitlekten. Erg ontransparant, aldus een licht verontwaardigde Noorlander.

Kijk op je scherm, Charles

Tegen de tijd dat Op1 (MAX/WNL) begon, was dat lekken wel wat op gang gekomen. Maar ook daar stond het wachten centraal, en dan vooral vergeefs wachten. Bijvoorbeeld toen een lijstje verscheen van onderwerpen waar Nederlanders zich het meest zorgen over zouden maken en presentator Charles Groenhuijsen herhaaldelijk zei dat onderwijs – dat zichtbaar op de lijst stond – niet op de lijst stond. Dan was het vergeefs wachten op het moment dat iemand de beste man even terecht zou wijzen. Of op de momenten dat JA21-voorvrouw Annabel Nanninga zei: „Mag ik even mijn zin afmaken?” Dan was het vergeefs wachten op het moment dat ze haar zin af zou maken, want iedere keer dat ze de vraag had gesteld begon ze gewoon een compleet nieuwe zin, waarin ze de zorgen die sommige tafelgasten hadden over de toekomst van de democratische rechtstaat consequent afdeed als „hysterie” en „morele paniek”.

Terwijl Nanninga nieuwe zinnen bleef beginnen, bleven de updates binnenkomen – het nieuwe kabinet leek toch ineens vrij snel dichterbij te komen. Zo was mijn scherm aan het eind van de avond vele malen levendiger dan toen ik de tv die middag had aangezet. Toch voelde het niet als een verbetering. Dichte deur: ik mis je.


Bodem, De Afhaalchinees en De Joodse Raad genomineerd voor Zilveren Nipkowschijf

De dramaseries Bodem em De Joodse Raad en de documentaireserie De Afhaalchinees zijn dit jaar genomineerd voor de Zilveren Nipkowschijf. Dat heeft de organisatie achter de prijs woensdag bekendgemaakt in de talkshow Jeroen & Sophie. Het RTL4-programma B&B Vol Liefde krijgt een eervolle vermelding.

Bodem is gemaakt door cabaretier en actrice Eva Crutzen. Volgens de jury leverde zij een „overdonderende prestatie”, onder meer door de hoofdrol „op aanstekelijke en ontroerende wijze” te spelen. De jury noemde De Afhaalchinees, die gaat over adoptie, „zowel schokkend als hilarisch” en daarnaast „zeer persoonlijk, informatief en nieuwswaardig”.

De Joodse Raad noemt de jury „een monumentale dramaserie” over de Holocaust. De jury van de Zilveren Nipkowschijf kent de eervolle vermelding toe aan B&B Vol Liefde omdat de makers zichzelf met het derde seizoen „hebben overtroffen”.

Het afgelopen jaar won het VPRO-televisieprogramma Onze man bij de Taliban de Zilveren Nipkowschijf. In die vierdelige serie reisde journalist Thomas Erdbrink naar Afghanistan, om een beeld te geven van de stand van zaken in dat land sinds de overname van de Taliban. De jury roemde het programma in haar rapport voor de „onvoorstelbare beelden die op ieders netvlies gegrift staan”.

Komende week maakt op 13 juni bekend wie de prijs in de wacht sleept. De nominaties voor de Zilveren Reismicrofoon, de audiovariant, worden volgende week woensdag bekendgemaakt.


‘Spijtmoeders hebben geen spijt van hun kinderen, wel van het moederschap’

Zeggen dat je af en toe stevig baalt van je kinderen en dat je het best zwaar vindt om moeder te zijn, dat kan tegenwoordig wel. Maar zeggen dat je spijt hebt van de keuze om moeder te worden, dat is in grote delen van de samenleving taboe. „Deze moeders krijgen te horen dat ze niet van hun kinderen houden en slecht voor hen zorgen”, zegt documentairemaker Milou Gevers. „Ze zouden psychisch niet in orde zijn, ondankbaar of zelfs een slecht persoon. Maar dat beeld klopt absoluut niet.”

Voor haar documentaire Spijtmoeders, die 16 mei bij de VPRO verschijnt, sprak zij met tientallen moeders met spijt. „Spijtmoeders hebben geen spijt van hun kinderen, maar van het moederschap. Dat zijn twee heel verschillende dingen. Ze voelen liefde voor hun kinderen en doen hun best een goede moeder te zijn, maar ervaren het leven als moeder eerder als zwaar dan als vervullend. Als ze de tijd terug konden draaien, dan zouden ze niet opnieuw voor kinderen kiezen.”

Van Sophie, Caroline en Aisha — de schuilnamen van de drie vrouwen die in de film hun verhaal doen — krijgen we enkel de stem te horen. Drie levensechte poppen representeren hen. „Die poppen zien er in het begin misschien een beetje eng uit, maar het went snel. Ze maken het gemakkelijker om mee te leven met de verhalen. Dat inleven is toch een stuk lastiger als je iemand in schaduwen gehuld of helemaal onzichtbaar haar verhaal laat doen.”

Twee-en-een-half jaar geleden was Gevers, regisseur en antropoloog, zwanger van haar eerste kind. „Ik las veel over het moederschap, omdat ik benieuwd was waar ik aan ging beginnen. Wat voor impact het krijgen van een kind zou hebben op mijn identiteit, mijn relatie en mijn werkleven.” Ze raakte onder de indruk van het boek Spijt van het moederschap van de Israëlische socioloog Orna Donath. „Als je spijt hebt van je werk, dan verander je van baan, maar als je spijt hebt van het moederschap.. tja, wat dan? Dat leek me heel heftig. Je kunt niet meer terug. En je kunt er ook niet over praten. Het leek me een van de eenzaamste gevoelens die je kunt hebben.”

Aanhoudend gevoel

Ze besloot een documentaire over dit onderwerp te maken. „Spijtgevoelens horen ook bij het moeder zijn. Ze kunnen fluctueren, een periode heel prominent zijn en dan weer naar de achtergrond verdwijnen. Maar voor de drie moeders in de film is de spijt een aanhoudend gevoel, dat niet over gaat als de kinderen ouder worden. Het is ook geen post-natale depressie: hormonen hebben er niets mee te maken.”

Het bleek lastig om spijtmoeders te vinden, die in een documentaire hun verhaal wilden doen. Samen met twee researchers deed Gevers daar een jaar over. „Volgens een enquête van tijdschrift LINDA onder 2.300 vrouwen blijkt één op de tien moeders weleens spijtgevoelens te ervaren. Maar zelf gebruiken de moeders in de documentaire niet het woord ‘spijtmoeder’. Toch heb ik deze term voor de titel gebruikt, omdat hij rondzong in de media en ik er een eerlijker beeld van wilde geven.”

Het beeld dat mensen van spijtmoeders hebben klopt absoluut niet

De film toont afwisselend beelden van de poppen en stop-motion-beelden: een kerkje met moederfiguren, een woonkamer die langzaam in een kinderkamer verandert, allemaal kinderspulletjes, klaar om mee gespeeld te worden, het wonder van de geboorte. „Hiermee verbeelden we de verheerlijking van het moederschap. De grote idylle.” Maar dan: de scheurtjes die langzaam verschijnen in de muren van de kinderkamer, en steeds groter worden. De muren die op de kijker afkomen. De ineenstorting. De brokstukken. De idylle verandert in een nachtmerrie. „Maar uiteindelijk keert de rust terug: de moeders vinden namelijk allemaal hun eigen manier om met hun gevoelens van spijt om te gaan. Want met spijtgevoelens kun je leven, het zijn de schuld en schaamte die het zo zwaar maken.”

Gevers: „In bredere zin gaat deze film over het accepteren van onaangename gevoelens. Daar comfortabel mee leren zijn: het donker mag naast het licht bestaan. De moeder die Sophie heet in de film leeft niet meer samen met haar kinderen. Haar schoolgaande kinderen wonen voltijds bij hun vader, die goed voor hen zorgt. Voor het slapengaan FaceTimen ze met elkaar en in het weekend gaat Sophie naar hen toe. Hierdoor heeft Sophie eindelijk weer ruimte voor zichzelf en voor wie ze is naast het voor haar beklemmende moederschap. En toch is het niet alsof zij nu helemaal gelukkig is. Ze heeft last van schuldgevoelens en is bang voor oordelen van buitenstaanders. Ook is ze bang dat haar kinderen het haar later misschien kwalijk zullen nemen. Met die lastige gevoelens moet ze nu ook leren leven.”

Ongelijke verwachtingen

Er kunnen individuele redenen zijn voor de spijtgevoelens, zoals trauma vanuit de jeugd of tegenvallende verwachtingen, maar Gevers wil vooral de nadruk leggen op de maatschappelijke redenen. „De drie vrouwen in de documentaire hebben bewust voor het moederschap gekozen. Maar kwamen er bijvoorbeeld al snel achter dat er ongelijke verwachtingen bestaan van vaders en moeders. Vrouwen zorgen van nature beter voor kinderen dan mannen, denken we als maatschappij, waardoor moeders automatisch de rol van hoofdverzorger krijgen. Mannen gaan na de geboorte van hun kind vaak al snel weer volledig aan het werk, vrouwen zijn maanden of soms jaren uit de running. Dat is overigens niet de schuld van die mannen, maar van het systeem. Mannen verdienen nu eenmaal vaak meer en leveren meer salaris in als ze aanvullend verlof opnemen.”

Volgens Gevers is het belangrijk dat er minder druk op het moederschap komt te liggen. „Het CBS heeft berekend dat het slechts één op de tien stellen lukt om de zorg eerlijk te verdelen. Vrouwen gaan vaker minder werken en besteden meer tijd aan zorgtaken. Het beeld van vrouwen als de hoofdverzorger zou dus moeten veranderen. En praktisch gezien: betaalbare of gratis kinderopvang en gelijk geboorte- en ouderschapsverlof voor mannen en vrouwen zouden het moederschap voor meer vrouwen behapbaarder maken. Zodat ze er meer van kunnen genieten. Dit geldt niet enkel voor spijtmoeders, maar voor alle moeders. Dat benoemen vind ik belangrijk. Hopelijk gaan mensen na het zien van de film het gesprek met elkaar aan: wat kunnen wij hieraan doen? Met filmvertoningen in debatcentra in Nederland, waarbij we na de film in gesprek gaan met experts, hopen we daar een begin mee te maken.”

Spijtmoeders is deze donderdag te zien om 22.15 uur op NPO2. Daarna op 2Doc.nl en NPO Start.


Fedja van Huêt over ‘Maxton Hall’: Soms denk je: waarom wilde ik dit ook al weer?

Als acteur is het opnemen van een ‘selftape’ een vast onderdeel van het werk geworden. Een zelf opgenomen video die makers van films en series kunnen bekijken om snel te zien wat een acteur kan, zonder een auditie in het echt. Toen Fedja van Huêt werd gevraagd of hij interesse had om iets op te nemen voor een grote Duitse serie van Amazons streamingdienst Prime Video, leek hem dat interessant, maar praktisch onmogelijk. Hij werd gevraagd om een lange monoloog op te nemen, in het Duits. Het moest de volgende dag al opgestuurd worden. „Echt sloten met tekst”, vertelt hij. „Toen het verzoek kwam, was ik ook iets anders aan het draaien. Als je zoiets een beetje wilt spelen, moet je het echt kunnen dromen. Dat leek niet te doen.”

Het kwam goed: de monoloog kon iets korter en na een casting in Berlijn was het rond. Van Huêt is sinds vrijdag 3 mei wereldwijd te zien in de rol van Mortimer Beaufort, de steenrijke slechterik van Maxton Hall: The World Between Us. De serie, gebaseerd op een populaire young adult-boekenreeks, speelt zich af op een eliteschool en zit in de hoek van series als Elite en Gossip Girl. Het jonge hoofdpersonage Ruby Bell is een meisje uit de arbeidersklasse en moet zich staande houden tussen de geprivilegieerde rijkeluiskinderen, onder wie James Beaufort, de zoon van Mortimer. Ze clasht eerst met James, maar uiteraard blijken de twee gevoelens voor elkaar te hebben.

„Het is een beetje Romeo en Julia”, zegt Van Huêt, die in zijn woonplaats Utrecht met NRC praat over het maken van de serie. Vader Mortimer is baas van een mode-imperium en ziet zijn zoon als gedoodverfde opvolger (de meer geschikte dochter ziet hij niet staan). Een harde, onprettige man. „Heel strak, heel streng, niet aardig, ook voor zijn zoon. Leuk om te spelen.”

Maxton Hall is een nieuwe uitdaging voor de acteur die doorbrak met het vader-zoondrama Karakter en sindsdien veel verschillende rollen heeft gespeeld: in de afgelopen jaren was hij onder meer te zien als onderzoeksjournalist Bas Haan in De veroordeling en Matt Herben in Het jaar van Fortuyn. Met de Deense horrorfilm Speak No Evil, waarin hij samenspeelde met zijn vrouw Karina Smulders, oogstte hij internationaal veel lof. Die laatste rol bracht hem weer op de radar van deze nieuwe Amazon-serie, die weer in een heel ander genre ligt. Een beetje guilty pleasure, maar wel goed gemaakt. „Toen ik een paar afleveringen zag dacht ik: dat gaat als een trein. Het is aantrekkelijk en sexy, bingewaardig.”

Scène uit de serie Maxton Hall.
Foto Stephan Rabold/ Prime Video

Groter

Voor de rol zat Van Huêt een hele zomer in Duitsland: „Ik moest wel aan mijn familie vertellen dat ik niet mee kon op zomervakantie.” Merkte hij dat de schaal groter was voor deze internationale streamingproductie? „Het was wel the real deal: grotere sets, een eigen trailer en dat soort dingen. Te gek om onderdeel van te zijn. Het is wel iets onpersoonlijker als je het vergelijkt met Nederlandse sets. Hier is vaak een beetje houtje-touwtje.”

Spelen in een andere taal brengt ook weer nieuwe uitdagingen. „Het is lastig om in een andere taal vrij en ongeremd te spelen. Je voelt wel dat je altijd met de rem erop moet spelen. Op zo’n eerste draaidag sta je daar met vierhonderd figuranten en dan moet je een hele speech doen als dat personage. Dan denk je: waarom wilde ik dit ook al weer? Maar het is fijn om iets in een ander land te doen, ergens waar mensen je met een frisse blik aankijken, zo van: wie is deze man? Dat je weer bij nul begint”

Een onbekend gezicht is hij echter niet in Duitsland. Sinds 2018 speelt hij een hoofdrol in Amsterdam Krimi, een misdaadserie over een Duitse agent die undercover gaat in Amsterdam en bij tv-zender ARD zo’n zes miljoen kijkers per aflevering trekt. Van Huêt speelt de Nederlandse collega van de Duitse agent, een rol van Hannes Jaenicke. „De laatste keer was het weer de winnaar op prime time. Dat is een heel gek besef.” De serie zou eigenlijk maar twee delen van 90 minuten krijgen, maar gaat wegens het succes door. Deze week filmt Van Huêt weer twee nieuwe afleveringen. Zit hij er voor altijd aan vast? „Nee, ze zijn best vrij. Bij series van de streamers is dat wel anders. Dan teken je met opties voor langere tijd, mocht er een vervolg komen.” Die kans is er in het geval van Maxton Hall, er zijn drie boeken in de reeks.

Damian Hardung en Fedja van Huêt als James en Mortimer Beaufort.
Foto Stephan Rabold/ Prime Video

Gezien worden

De opkomst van de streamingdiensten en de verdere investering in drama van de laatste jaren hebben ervoor gezorgd dat er tegenwoordig meer gedraaid wordt dan eind jaren negentig, toen Van Huêt begon. „De toneelgezelschappen worden kleiner, maar voor een jonge acteur die van de toneelacademie komt, is er qua draaien veel mogelijk. Al moet je nog altijd gezien worden, anders is het een heel gemeen vak. Maar er wordt veel gemaakt, dat is wel heel fijn.”

„En: de wereld is plots een stuk kleiner geworden”, zegt hij, verwijzend naar de selftapes. „Dat is voor de jonge acteurs ook een heel leuke kans, dat je zomaar ineens gezien wordt. Voor je het weet, zit je in iets heel groots. Maar je moet ook een beetje geluk hebben.”

Lees ook
Wat maakt acteur Fedja van Huêt zo gewild?

Fedja van Huêt in zijn eerste grote filmrol, in ‘Karakter’ van Mike van Diem.

De acteur blijft ook met veel plezier dingen maken in Nederland. Onlangs heeft hij met regisseur Michiel ten Horn (Aanmodderfakker) in Limburg de film Fabula gefilmd. Hier moest weer heel anders gesproken worden. „Voor die film moest ik Venloos spreken. Dat is waarschijnlijk het moeilijkste wat ik de laatste tijd heb gedaan. Echt een uitdagend accent, daar moest ik flink voor in de studie. Deze film is weer iets heel anders voor me: super fantasievol, met een beetje magisch realisme. Die variatie is een zege.”

https://youtu.be/sSlPJQH7M2g?si=NlmNGbEYVoNv7OYW

Maxton Hall: The World Between Us Nu op Amazon Prime Video, 6 afleveringen van circa 45 minuten.


Vaak volgt Al Jazeera de koers van broodheer Qatar

Het besluit van de Israëlische regering om Al Jazeera te verbieden, kwam vorige week niet als een verrassing. De Qatarese nieuwszender ligt al jaren onder vuur in Israël omdat zijn berichtgeving over het conflict met de Palestijnen partijdig zou zijn. De verhoudingen bereikten twee jaar geleden een dieptepunt toen correspondent Shireen Abu Akleh werd doodgeschoten tijdens een operatie van het Israëlische leger op de bezette Westelijke Jordaanoever. Uit onafhankelijk onderzoek bleek dat het ging om een welgemikt schot van een Israëlische soldaat, maar dat heeft Israël altijd ontkend.

De vete escaleerde na de aanval van Hamas in het zuiden van Israël op 7 oktober, waarbij zo’n 1.200 mensen werden vermoord en 250 werden gegijzeld. Sindsdien doet Al Jazeera non-stop verslag van de oorlog in Gaza, met het Palestijnse leed als belangrijkste verhaal. Omdat de zender een permanent kantoor heeft in Gaza, en Israël journalisten sinds de oorlog weert uit de kuststrook, is Al Jazeera een van de weinige internationale nieuwsmedia die ter plaatse verslag kunnen doen. Maar de risico’s zijn groot. Diverse medewerkers zijn gedood of gewond geraakt bij Israëlische bombardementen.

Terwijl de moed en de ontberingen van Al Jazeera’s team in Gaza respect afdwongen bij buitenlandse collega’s en organisaties voor de persvrijheid, groeide in Israël de kritiek op de berichtgeving van de zender. Volgens premier Netanyahu en andere Israëlische critici fungeert de nieuwszender, die 430 miljoen huishoudens in 150 landen bereikt, als „een spreekbuis van Hamas”. Al Jazeera zou elke vorm van verzet tegen Israël verheerlijken, waaronder de aanval op 7 oktober. Daarom nam het Israëlische parlement begin april een wet aan die het mogelijk maakt om de kantoren van buitenlandse media te sluiten en hun websites te blokkeren indien ze een „bedreiging” vormen voor de „staatsveiligheid”.

Lees ook
Israël sluit lokale kantoren Al Jazeera, nieuwszender noemt besluit een ‘misdaad’

Een journalist van Al Jazeera aan het werk in het kantoor van de nieuwszender in Ramallah, op de Westelijke Jordaanoever, in mei 2023. Aan de muur hangt een portret van Al Jazeera-journalist Shireen Abu Akleh, die in 2022 werd doodgeschoten door een Israëlische soldaat op de bezette Westelijke Jordaanoever.

Israëlische media noemden het de ‘Al Jazeerawet’ omdat de zender werd gezien als het voornaamste doelwit. Toch duurde het enige tijd voordat Netanyahu de wet in stelling bracht. Een van de redenen was volgens de Israëlische krant Haaretz dat Netanyahu aarzelde om de confrontatie te zoeken met Qatar, dat Al Jazeera sinds de oprichting in 1996 financiert. Het rijke Golfstaatje is niet alleen een invloedrijke speler in de regio, maar vervult ook een belangrijke rol als bemiddelaar tussen Hamas en Israël. En de onderhandelingen over de vrijlating van Israëlische gijzelaars bevonden zich de afgelopen weken in een cruciale fase.

Kritische berichtgeving

Het besluit om Al Jazeera te sluiten, kreeg buiten Israël veel kritiek. Westerse organisaties voor de persvrijheid veroordeelden de sluiting als het censureren van een nieuwsmedium omwille van zijn kritische berichtgeving. De zender zelf noemde het een „criminele daad die de mensenrechten en het fundamentele recht op toegang tot informatie schendt”. De zender ontkende een spreekbuis te zijn van Hamas en verwierp „met klem de beschuldigingen van de Israëlische autoriteiten, die suggereren dat professionele medianormen zijn geschonden”.

Maar hoe onafhankelijk is Al Jazeera eigenlijk? Laat de zender zich inderdaad leiden door professionele medianormen en journalistieke waarden, zoals vastgelegd in zijn ethische code? Of is dat slechts een façade, die moet verbloemen dat de zender in werkelijkheid een verlengstuk is van het Qatarese regeringsbeleid, een middel om publieksdiplomatie en propaganda te bedrijven? En dat dus ook kan dienen als spreekbuis van Hamas? Qatar is immers een belangrijke steunpilaar van Hamas (een afsplitsing van de Moslimbroederschap), als geldschieter én als ballingsoord voor leiders van de groep.

Toen Al Jazeera in 1996 begon, waren de uitzendingen uitsluitend in het Arabisch. De zender was een initiatief van sjeik Hamad al-Thani, de toenmalige emir van Qatar. Hij wilde de zender gebruiken als een megafoon voor „politieke zelfverdediging” tegen zijn regionale rivalen Saoedi-Arabië en Egypte, die destijds de belangrijkste Arabische media controleerden. De zender had dus van meet af aan een politieke agenda, wat bleek uit programma’s met prominente dissidenten uit Egypte en Saoedi-Arabië, met name van de Moslimbroederschap, die hun toevlucht hadden gezocht in Qatar.

Een Arabische zender die het lef heeft om de dictators in de regio uit te dagen? Dit was ongekend in de Arabische wereld, die destijds werd gedomineerd door saaie staatszenders die elke scheet van de leider brachten als nieuws. „Al Jazeera was anders”, zegt Zainab Abdul-Nabi, een Bahreinse journalist en auteur van het boek Al-Jazeera’s Double Standards in the Arab Spring. „Het was de eerste Arabische zender met uiteenlopende meningen en verhitte discussies. Dit had grote invloed op de Arabische publieke opinie, wat leidde tot meer concurrentie en het medialandschap ingrijpend veranderde.”

Trots op Al Jazeera

Toen Abdul-Nabi voor het eerst Al-Jazeera keek, als tiener op de middelbare school, was ze meteen gegrepen. „Ik was trots op Al Jazeera”, zegt ze. „Ik keek al het nieuws, elk programma. Ik zag de zender als een voorvechter van mensenrechten en democratie.” Maar dat positieve beeld kantelde tijdens de Arabische Lente. Ze zag dat de zender dubbele standaarden hanteerde in de berichtgeving over verschillende opstanden. In Egypte, Syrië en Libië steunde de zender de protesten, die steevast werden aangeduid als „revoluties”, mede vanwege de betrokkenheid van de Moslimbroederschap. Maar de opstand in Bahrein, een buurland en bondgenoot van Qatar, heette een sektarisch conflict.

Daar had Abdul-Nabi moeite mee, want het ging over haar land. „De situatie in Bahrein was weliswaar complex omdat de meerderheid van de bevolking sjiitisch is en het koningshuis soennitisch. Maar het was geen sektarisch conflict. De betogers eisten meer vrijheid, democratie en mensenrechten, net als in andere Arabische landen.” Maar dat kwam niet terug in de berichtgeving van Al Jazeera, die de Saoedische militaire interventie en de verwoesting van sjiitische moskeeën en dorpen negeerde. „Een verslaggever van Al-Jazeera in Bahrein vertelde dat hij wel had geschreven over de verwoesting, maar dat zijn stukken niet waren gepubliceerd omdat het te gevoelig lag.”

Een Arabische zender die het lef heeft om de dictators in de regio uit te dagen? Dit was ongekend

Het Qatarese koningshuis vreesde dat een succesvolle democratische protestbeweging in Bahrein een bedreiging zou kunnen vormen voor zijn eigen machtspositie. „Dit veranderde na de Golfcrisis van 2017, die leidde tot een economische en diplomatieke blokkade van Qatar door de rest van de Arabische Golfstaten”, zegt Abdul-Nabi. „Daarna begon Al Jazeera ineens aandacht te besteden aan mensenrechtenschendingen in Bahrein, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten en democratische activisten uit te nodigen voor interviews. Dus als je de berichtgeving van Al Jazeera vergelijkt met het buitenlandbeleid van Qatar, kun je zien dat ze hand in hand gaan.”

Streng bewaakt

Niet alleen Al Jazeera’s berichtgeving over Bahrein volgde het Qatarese buitenlandbeleid, ook die over andere landen. Die koers werd streng bewaakt, wat soms leidde tot conflicten met journalisten. Zo nam Libanon-correspondent Ali Hashem ontslag toen Al Jazeera weigerde om zijn exclusieve beelden uit te zenden van de wapensmokkel naar Syrië in 2011. De zender wilde verhullen dat de oppositie zich sinds het begin van de opstand bewapende. „Het werd mij duidelijk dat deze instructies niet van Al Jazeera zelf kwamen”, schreef Hashem in The Guardian. „Het was een politiek besluit, genomen door mensen buiten de zender – dezelfde mensen die de zender vroegen de situatie in Bahrein te verdoezelen.”

Overigens ziet Abdul-Nabi een duidelijk verschil tussen de Arabischtalige en de Engelstalige zender van Al-Jazeera, die tien jaar later werd gelanceerd. Daarvoor werden diverse prominente journalisten van CNN en de BBC aangetrokken. „De Engelstalige zender is onafhankelijker en professioneler omdat die moet concurreren met de westerse media met hun normen van objectiviteit”, meent Abdul-Nabi. „Er is dus een aanzienlijk verschil in de redactionele koers. Uit mijn onderzoek bleek dat Al Jazeera English niet zo selectief was in zijn berichtgeving over de Arabische Lente als Al Jazeera Arabic. Het is dus gecompliceerd. Maar Israël heeft geen problemen met de Engelstalige zender van Al Jazeera, alleen met de Arabischtalige.”

Lees ook
Zij kunnen de catastrofe niet meer laten zien: dit zijn de 103 gedode journalisten in Gaza

Rouwende mensen  bij de begrafenis van Samer Abu Daqqa. De Al-Jazeera cameraman maakte in december 2023  een reportage over een gebombardeerde school in Khan Younis, toen er een Israëlische raket insloeg.

Sinds de aanval van 7 oktober staat de berichtgeving van Al Jazeera Arabic volledig in het teken van oorlogsjournalistiek, waarin weinig ruimte is voor kritiek op het eigen kamp. Abdul-Nabi: „De zender kiest duidelijk een kant in het conflict en beschouwt Hamas als een legitieme verzetsbeweging die het recht heeft om zich te verzetten tegen de Israëlische bezetting. Gesneuvelde Hamasstrijders worden door de zender ‘martelaren’ genoemd. Dus als Israël zegt dat Al Jazeera een spreekbuis is van Hamas, dan is de zender daar trots op. ‘Ja, we zijn de stem van de onderdrukten en van het verzet’. Dat is geen beschuldiging voor hen, want dat is wat hun publiek wil en waar ze zelf ook in geloven.”

Hoewel Abdul-Nabi kritisch is op Al Jazeera, vindt ze de sluiting van de zender in Israël veel te ver gaan. „Het past bij een democratisch land waar de vrijheid van meningsuiting geldt”, zegt ze. „Als Israël niets te verbergen heeft, waarom verbiedt het dan kritische berichtgeving. Als Al Jazeera op zou roepen tot geweld, dan zou sluiting gerechtvaardigd zijn. Maar dat is niet het geval. De zender is al jaren een spreekbuis van Hamas, dus waarom wordt die nu gesloten? Ik denk omdat Al Jazeera de onderdrukte Palestijnen een stem geeft en de aandacht vestigt op de Israëlische oorlogsmisdaden in Gaza.”


Gewend om in de luwte te werken, nu ligt de EBU plots onder vuur

„Ik zou bijna zeggen: fuck de EBU, en dat zeg ik nu ook”, zei tv-commentator Cornald Maas zaterdag voorafgaand aan de finale van het Eurovisie Songfestival in Malmö. Maas was „tamelijke woedend” op de organisator van de internationale zangwedstrijd, omdat die de Nederlandse deelnemer, Joost Klein, had gediskwalificeerd. Klein zou een cameravrouw hebben bedreigd. De European Broadcasting Union (EBU) kon of wilde verder niets zeggen over dit incident. De Zweedse politie zie maandag dat er „sterk bewijs” tegen Klein is en dat zij verwacht dat Klein wordt vervolgd.

De aanhoudende vaagheid over het incident is slechte reclame voor de EBU. Die lag toch al onder vuur wegens de omstreden deelname van Israël. Gewend om in de luwte te werken was de EBU zaterdag lange tijd trending topic op sociale media. Wat is de EBU eigenlijk voor organisatie?

De European Broadcasting Union (1950) is een samenwerkingsverband van publieke omroepen uit 56 landen dat gevestigd is in Zwitserland. De organisatie geeft technische hulp en advies aan de leden en is een lobbyclub die de belangen van de publieke omroepen verdedigt, onder meer in Brussel: vrije pers, geen bemoeienis maar wel voldoende financiering van de overheid. De EBU draagt gedeelde waarden van de publieke omroepen uit, als vrijheid, democratie, diversiteit, en de broederschap der volkeren. Als een omroep te zeer de spreekbuis wordt van een autoritair regime, kan dat reden zijn voor royement. Dit overkwam recent omroepen uit Wit-Rusland en Rusland, waardoor die landen niet meer meedoen aan het Songfestival.

Nieuwjaarsconcert uit Wenen

Sinds de kroning van koningin Elizabeth in 1953 verzorgt de EBU internationale uitzendingen waarvan het Eurovisie Songfestival (sinds 1956) verreweg de grootste is. De EBU doet het jaarlijkse nieuwjaarsconcert uit Wenen, een korenfestival, en de kinderversie van het Songfestival. Alle publieke omroepen die vallen binnen de ‘European Broadcasting Area’ (EBA) – één van de uitzendgebieden waarin de wereld is verdeeld – kunnen lid worden. Omdat ook het Midden-Oosten in de EBA ligt, zijn diverse niet-Europese landen lid, zoals Algerije, Marokko, Tunesië. Dit is de reden dat Israël als niet-Europees land meedoet aan het Songfestival. Net als het Aziatische land Azerbeidzjan en Australië, hoewel dat laatste land slechts buitenlid van de EBU is. Van de 56 EBU-landen doen er 37 mee aan het Songfestival.

Lees ook
Het strakke keurslijf van het Eurovisie Songfestival zat Joost Klein zichtbaar dwars

Donderdagavond mocht Joost Klein voor de laatste keer zijn Europapa in Malmö opvoeren.

De deelname van Israël zorgde dit jaar voor veel rumoer rond het Songfestival. Er waren in Malmö dagelijks protesten tegen de oorlog in Gaza. De controverse hierover zorgde voor botsingen achter de schermen en protesten uit de zaal. De EBU zei vooraf geen gronden te hebben om Israël niet mee te laten doen. De organisatie had het land kunnen uitsluiten op grond van het feit dat het de naam van het festival in diskrediet zou brengen, maar uitsluiting had vermoedelijk ook tot controverse geleid. Eerder werd Rusland uitgesloten na het binnenvallen van Oekraïne, maar daarover was consensus onder de deelnemende landen. Ten tijde van de beslissing over deelname van Israël stonden de meeste Europese landen juist achter dat land.

De EBU streeft naar een apolitiek festival waar landen op vriendschappelijke, artistieke wijze met elkaar strijden – politieke uitingen zijn verboden. Maar dat blijkt vaak onhoudbaar. Zo is er altijd gedoe rond de vlaggen. Alleen vlaggen van de deelnemende landen zijn toegestaan, plus de regenboogvlag van de lhbtiq+-gemeenschap. Dit jaar waren er in het publiek ook Palestijnse vlaggen (afgepakt) en Friese vlaggen (niet afgepakt). Zelfs de vlag van de Europese Unie werd afgepakt. Dit leidde tot gefronste wenkbrauwen in Brussel: de EBU, die niet verbonden is met de EU, organiseert op 23 mei de Eurovision Debates rond de Europese verkiezingen.

Songfestivalbaas Martin Österdahl geeft namens Nederland de punten van de vakjury tijdens de finale van het Eurovisie Songfestival op televisie, en wordt op boegeroep onthaald.
Foto Rob Engelaar/ANP

Heksenwang

Ook de boodschap ‘Cease fire’ in oud-Iers schrift op een heksenwang werd deze editie tijdig onderschept, maar een andere kandidaat droeg ongehinderd nagellak in de Palestijnse kleuren. De Zwitserse winnaar Nemo smokkelde de genderqueer-vlag mee het podium op. Tijdens het optreden van de Israëlische deelnemer werd het boegeroep onderdrukt met ingeblikt applaus.

De EBU is verantwoordelijk voor het Songfestival, maar de uitvoering ligt in handen van de publieke omroep van de meest recente winnaar. Dit jaar was dat de publieke omroep van Zweden, volgend jaar die van Zwitserland. De EBU verzorgt de internationale verspreiding, de kennisoverdracht en technische ondersteuning, zodat de nieuwe organisator niet steeds opnieuw het wiel hoeft uit te vinden. De organiserende omroep wordt ook geacht het festival zelf te betalen, ondersteund met een EBU-bijdrage. Die bijdrage komt uit contributie van de leden en geld van diverse sponsors. Hoofdsponsor is het cosmeticamerk Moroccon Oil. Volgens critici zou deze Israëlische sponsor uitsluiting van Israël voorkomen hebben, maar hier is geen bewijs voor en de EBU ontkent dit ten stelligste. Het bedrijf zelf doet er geen uitspraken over.

Lees ook
Boegeroep en ongekend veel kritiek klinken tijdens tumultueus Songfestival

Joost Klein tijdens de opening van de dress rehearsal voor de finale van het Eurovisie Songfestival. Uiteindelijk zou Klein door diskwalificatie niet aan de finale deelnemen.

De EBU levert de directeur van het Songfestival. Dat is sinds 2020 de Zweedse producent Martin Österdahl, tevens schrijver van noir detectives – zijn debuut heette Vraag niet om genade. Österdahl werd zaterdag tijdens de finale door de zaal onthaald op luid boegeroep, waarschijnlijk wegens de diskwalificatie van Joost Klein. Het is echter onwaarschijnlijk dat hij deze beslissing eigenhandig nam. Vermoedelijk is die eerst voorgelegd aan het bestuur van het festival. Daarnaast worden ernstige kwesties als deze voorgelegd aan de tv-commissie en het dagelijks bestuur van de EBU. Deze bureaucratisch aandoende structuur, en onwennigheid met crisismanagement, is er waarschijnlijk de oorzaak van dat de EBU de kritiek over de deelname van Israël en de diskwalificatie van Joost Klein traag, vaag en niet tot ieders bevrediging heeft kunnen pareren.


Om deze bedragen draait het wanneer de formerende partijen praten over bezuinigen op de publieke omroep

Zicht op elke euro, dat was het idee bij de NPO in 2019. Dat de publieke omroep onvoldoende zicht had op de besteding van publiek geld was destijds al wel bekend. Denk aan exorbitante salarissen van presentatoren, opgeblazen productiekosten door constructies met buitenproducenten en een zoekgeraakte relatie tussen kosten van programma’s en prestaties. Maar nadat de Algemene Rekenkamer in 2019 het rapport ‘Hilversum in Beeld’ publiceerde, nam de NPO definitief het idioom van de Haagse rekenmeesters over. Sindsdien geldt: zinnig, zuinig en zorgvuldig.

Aan de Tweede Kamer legde de NPO recentelijk uit dat omroepen en buitenproducenten tegenwoordig programma’s moeten voorstellen. In het systeem MediaModule worden „uniforme programmabegrotingen” „gekoppeld aan kostenverantwoording”. Bij „afwijkingen tussen begroting en realisatie” wordt opheldering gevraagd door de NPO. „Alle data en indicatoren zijn door een uitgebreid dashboard beschikbaar op programma- en genreniveau” en er zijn „kostenbandbreedtes ontwikkeld die benchmarking mogelijk maken”. Kortom, alles wordt langs de financiële lat gelegd.

Doelmatigheid is zo een doel op zich geworden. Met volgens sommige makers een verstikkende werking. Recent nog kraakte regisseur Roel van Broekhoven (73) in NRC de NPO-bureaucratie die ‘zijn’ VPRO teistert. Hij stopt ermee. Van Broekhoven, zo liet VPRO-hoofdredacteur Sarah Sylbing optekenen in een reactie, „spreekt over controledrift en vanuit zijn makersperspectief kan ik me daar iets bij voorstellen”. Zij maakte zelf documentaires Schuldig en Klassen. „De kaders zijn strakker”, schrijft ze.

Drie belangrijke bedragen

Kan het ook nóg strakker? Dat zal namelijk wel moeten als de vier formerende partijen (PVV, NSC, VVD, BBB) elkaar in het midden vinden. Een bezuiniging van 200 tot 300 miljoen euro hangt boven de formatietafel. Dat valt dan nog mee in het licht van de inzet van de twee grootste partijen aan de onderhandelingstafel, te weten PVV (weg met de NPO) en VVD (400 miljoen bezuinigen).

Maar wat kost de NPO nu eigenlijk? De cijferbrij leidt geregeld tot verwarring, maar één ding staat vast: de publieke omroep is elk jaar weer duurder.

Er zijn grofweg drie bedragen belangrijk in de discussie. Allereerst de totale kosten van de NPO en alles wat daar onder valt, inclusief de dertien omroepen. In 2023 was dit 1,1 miljard euro. Dan is er de bijdrage van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de ‘OCW-bijdrage’, waarmee de uitvoering van hun publieke taak wordt bekostigd. Die was in 2023 935 miljoen euro. Dat de NPO meer uitgeeft dan het ministerie financiert, is mogelijk door een aantal activiteiten van de NPO. Bijvoorbeeld de abonneegelden van de videodienst NPO Plus.

Dan is er nog het derde bedrag: het deel van die bijdrage van het ministerie dat daadwerkelijk belastinggeld is. Want de bijdrage van het Rijk aan de landelijke publieke omroep bestaat voor zo’n 15 procent uit reclame-opbrengsten die de NPO ook als het ware zelf heeft verdiend. De STER, die de reclameruimte op de publieke zenders exploiteert, draagt namelijk eerst de opbrengst af aan het ministerie, dat dit geld vervolgens over het (publieke) medialandschap verdeelt. Alles afgepeld kostte de NPO in 2023 rond de 800 miljoen euro aan belastinggeld.

De verschillende grootheden worden soms aangewend om de NPO duurder af te schilderen dan hij is. BBB-Kamerlid Mona Keijzer zei vorige maand in het SBS-programma Oranjezomer dat de publieke omroep 1,2 miljard euro kost. Dit bedrag betreft echter de totale bijdrage van het Rijk aan publieke media, dus ook de lokale en regionale zenders (170 miljoen) en het Instituut voor Beeld en Geluid (30 miljoen). Ook hierbij geldt dat de STER-opbrengsten (2023: 175 miljoen euro) deel uitmaken van deze bijdrage.

Feitelijk is de NPO juist één van de goedkopere publieke omroepen van Europa. In Hilversum schermen bestuurders graag met internationaal onderzoek van de EBU, het verbond van Europese publieke omroepen, waaruit blijkt dat de Nederlandse burger voor de publieke omroep minder betaalt dan in veel andere Europese landen. Maar soms worden appels met peren vergeleken. Zo zendt de Zwitserse omroep in vier talen uit en is de BBC een mondiaal instituut, logisch dat die duurder zijn. „We hebben niet kunnen achterhalen in hoeverre het onderzoek van de EBU voor dit soort verschillen corrigeert”, schreef de Rekenkamer.

De NPO moet je dus vooral met de NPO vergelijken. Toen het kabinet in 2019 met Prinsjesdag de prognose maakte voor de komende vijf jaar, werd ingeschat dat de structurele bijdrage van het ministerie aan de NPO in 2024 onder de 800 miljoen euro zou zitten. In werkelijkheid zal die, zo bleek afgelopen najaar uit de budgetaanvraag van de NPO voor 2024, oplopen naar 950 miljoen (de incidentele uitgaven aan registratie van ‘superevenementen’ á 18 miljoen niet meegerekend). Voor het grootste deel is dit natuurlijk te wijten aan inflatie. De belangrijkste oorzaken zijn wettelijk gegarandeerde compensaties voor prijsstijgingen.

Helder is dat de NPO aan de laatste twee kabinetten-Rutte een prima broodheer had: beknibbeld werd er niet. Weliswaar werden de mogelijkheden van reclame ingeperkt, maar het ministerie compenseerde dit (structureel) met 40 miljoen euro. De STER-inkomsten hebben intussen nooit echt te lijden gehad, waardoor de NPO kon uitdijen.

Directeur van de STERFrank Volmer Als je geen voetbal uitzendt, raak je het verdienvermogen van de STER. Je moet wel in staat blijven een groot en divers publiek te bereiken.

Frank Volmer, directeur van de STER, denkt dat 200 miljoen euro korten mogelijk kan zijn en toch kwalitatief hoogstand aanbod te bieden. Maar, zegt hij, dan moet de STER wel de mogelijkheid krijgen om meer geld uit de markt te halen om het budget te compenseren. Momenteel mogen alleen instellingen met algemeen nut adverteren op de online-kanalen van de NPO. Volmer denkt dat het openbreken hiervan voor commerciële partijen tientallen miljoenen kan opleveren. Ook het Adviescollege Publieke Omroep, de commissie-Van Geel, adviseerde de staatssecretaris vorig jaar aan om deze beperking op te heffen.

Ook cruciaal, zegt Volmer, is dat sport en amusement onderdeel van het publieke aanbod blijven. „Als je geen voetbal uitzendt, raak je het verdienvermogen van de STER. Je moet wel in staat blijven een groot en divers publiek te bereiken.”

Keijzer (BBB) schaarde zich onlangs in de Tweede Kamer aan de zijde van marktpartijen RTL en Talpa (zie inzet), toen ze zich kritisch uitliet over het rapport-Van Geel en het advies daarin om amusement als publieke taak te herwaarderen. „Terecht horen wij van de commerciële omroepen dat er sprake is van oneerlijke concurrentie”, zei Keijzer. „Zeker wanneer het mogelijk wordt om STER-afdrachten aan de publieke omroepen te verhogen. De commerciële omroepen vissen natuurlijk in diezelfde vijver.”

Volgens Volmer „lobbyen de commerciëlen zich de versuffing”, maar moet de politiek daar niet naar luisteren. Geef een heldere budgettaire taakstelling, „en laat het dan aan de NPO en de omroepen zelf om te zien waar het met minder kan. Maar blijf als politiek buiten de inhoudelijke programmering en dring niet aan op een zender minder.” Hij denkt dat er vooral veel te winnen valt met efficiency: een NPO-brede afdelingen personeelszaken en ICT, en het indikken van „managementlagen en staven” bij de NPO.

Waar kan het mes in?

De NPO is het bestuursorgaan zelf, dat in feite niets produceert maar alleen organiseert. Daar gaat ongeveer 150 miljoen naar toe. Nog eens 100 miljoen gaat in de organisatiekosten van de omroepen zitten. Een kwart van de kosten gaat zo op aan het organiseren van de NPO, blijkt uit jaarverslagen van 2018 tot en met 2022 en begrotingen over 2023 en 2024.

Omroepdirecteuren huiveren om zelf suggesties te doen waar het mes in kan. Wat is nog verantwoord? En wanneer gaat het ten koste van de kwaliteit? Ga je met veertien camera’s naar voetbal, of met zeven? Vanaf hoeveel plekken versla je Dodenherdenking? Alles kan met minder, zegt een voormalige omroepbestuurder die niet met zijn naam in de krant wil. „Maar je krijgt wel een ander product.”

Ook Jan Slagter van Omroep MAX denkt dat er met een strakkere NPO-organisatie veel te winnen is, zo zei hij vorige maand in AD. Ook vindt hij dat buiten de EK’s en WK’s en samenvattingen van de eredivisie het sportaanbod herzien mag worden. Maar daar wreekt zich alweer de complexiteit, want onduidelijk is wat hiermee op de korte termijn te winnen is. De NOS heeft tot en met 2032 de rechten voor de Zomer- en Winterspelen al vastgelegd. Europees voetbal wordt al jaren uitgezonden door de commerciëlen.

Het schrappen van een zender, zoals NSC oppert in zijn verkiezingsprogramma? Tegenover de Telegraaf leek EO-directeur Arjan Lock onlangs bereid jongerenzender NPO3 te offeren. Maar dat ligt genuanceerder. Lock, ook voorzitter van het College van Omroepen, houdt het nu bij „desnoods een verschuiving van budget voor televisie naar online content”, als dat nodig is om jongeren te bereiken.

Directeur Lonneke van der Zee van BNNVARA vindt dat de politiek „op grote afstand moet blijven”, zo laat ze weten. „Je zou bijna gaan geloven dat dit een wezenlijke uitgave is voor de overheid, terwijl het om 0,2 procent van de totale rijksuitgaven gaat. Dan kun je niet anders dan concluderen dat dit symboolpolitiek is.”

Lees ook
Hoe de ‘linkse’ NPO mikpunt werd van populistisch rechts

Hoe de ‘linkse’ NPO mikpunt werd van populistisch rechts

Stoppen met NPO3 leveren volgens Van der Zee „nauwelijks besparing op”, terwijl het risico bestaat dat jongeren niet meer worden bereikt. Ook een BBC-model, waarbij pluriformiteit niet geregeld is via omroepen maar via de programmering binnen één omroep, „klink heel salonfähig, maar is weinig doordacht”. Juist de onafhankelijke omroepen „zorgen ervoor dat onderwerpen vanuit diverse perspectieven worden belicht”, aldus Van der Zee. „Dat maakt ons bestel zo rijk.”