Zo ziet een game eruit als de maker wél tijd krijgt om te groeien

Wie begin juni, traditioneel de start van het nieuwe gamejaar, game-aankondigingen van de grote gamemakers bekeek zag weinig om opgewonden van te worden. Alleen Xbox wist nog te sprankelen, met remakes en opvolgers uit vaak decennia-oude gamereeksen (Doom, Perfect Dark, Dragon Age). Zocht je iets nieuws, spannends en interessants, dan moest je je blik wenden tot de persevenementen van kleinere gamestudio’s, waar nog ruimte is om te experimenteren en grenzen op te zoeken.

Het is exemplarisch voor het dal waar de game-industrie zich in bevindt. Na de winstgevende lockdownjaren, toen iedereen leek te gamen, zien gamegiganten een financiële dip. Ze reageren paniekerig. Links en rechts worden dit jaar toonaangevende studio’s gesloten, soms om redenen die voor gamers moeilijk te begrijpen zijn. Zoals het einde van Xbox-studio Tango Gameworks, dat vorig jaar nog een onverwacht grote en geliefde hit had met muziekgame Hi-Fi Rush. Een heldere reden gaf Xbox niet. Het Japanse FromSoftware had zijn grootse megahit Elden Ring pas na vijftien jaar schaven aan een formule. Wat Tango zo’n periode had kunnen maken, zullen we nooit weten. Ze kregen de tijd niet.

Terwijl de formule voor een succesvolle blockbustergame zelden zo duidelijk leek: men neemt een team dat jarenlang samen dezelfde soort games maakt, geeft het de tijd die het nodig heeft, en laat het aansturen op zo veel mogelijk vrijheid voor de speler – in welke vorm dan ook. Het is het verhaal van industriebepalende games als The Legend of Zelda: Breath of the Wild (2017), Baldur’s Gate 3 (2023) en Elden Ring (2022) waar iedereen het nog jaren over zal hebben. Het kortetermijndenken bij de gamegiganten zorgt er nu voor dat deze toch al zeldzame ingrediënten op grote schaal in de prullenbak worden gegooid – betekent dat straks nog meer magere jaren?

Twee jaar werk

De komst van de eerste en enige uitbreiding voor Elden Ring, Shadow of the Erdtree, na twee jaar werk is daarom een fijne en tegelijk pijnlijke herinnering: zo ziet een game eruit als de maker wél tijd krijgt om te groeien. Waar veel andere games worden volgestopt met kleine betaalde toevoegingen, houdt FromSoftware het simpel met één enkele brok extra gamemateriaal dat zo groot is dat het bijna een volledig spel is.

Lees ook

Na vijftig uur spelen sta je bij Elden Ring (●●●●●) nog maar op de drempel van het avontuur

Het is in Elden Ring heel makkelijk om af te dwalen van je doel.

Net zoals de opvolger van die andere grote ‘zo-hoort-het-dus-game’, Breath of the Wild, is Shadow of the Erdtree niet per se vernieuwend. Maar hoe verbeter je ook een game die in de kern al zo sterk is als Elden Ring? Vooral door wat irritaties en frictie weg te poetsen. Zo vermeldt de game nu braafjes precies welke voorwerpen je net gevonden hebt, zodat je niet eindeloos zit te zoeken naar ‘dat nieuwe ding dat je net hebt opgepakt’. De aanwezige vijanden zijn sterker, maar daarom kun je nu ‘scadutree-fragmenten’ en ‘revered spirit ashes’ verzamelen om je personage mee te laten groeien met dit nieuwe virtuele land – door deze in te wisselen, vergroot je je aanvals- en verdedigingskracht. Zit je vast bij een sterke vijand, dan kun je altijd op zoek naar meer van deze brokjes.

Verder is de formule hetzelfde. Je betreedt wederom een stervende maar prachtige wereld vol lastig te ontwaren mystiek, ditmaal in de voetsporen van de mysterieuze (heilige? godheid? held?) Miquella the Kind. Je treft al in de eerste minuten een prachtig landschap, vol wiegend gras en imposante luchten, met ver in de achtergrond de dramatische verschijning van grote torens, gigantische bomen, en magische sporen die als zijden lakens in de hemel hangen. Je weet: je kunt overal naar toe, alles beklimmen, alles verkennen. Je weet: overal zijn geheimen te ontdekken. En je weet: de game zal me niet helpen die te vinden – maar me ook niet hinderen bij mijn zoektocht. Het zijn dezelfde – schijnbaar simpele – principes die in 2022 enorm indruk maakten op gamers – en op de makers die nu aan nieuwe spellen werken.

Voorspelbaar, voorspelbaar, en toch beneemt het je bij aankomst in de nieuwe gamewereld weer even de adem. Even? Nou ja, zestien uur speeltijd later tref je nog steeds verrassingen, verstopte doorgangen, hele stukken game die je gemist zou hebben als je niet toevallig ergens een keer uit nieuwsgierigheid links afsloeg in plaats van rechts. En dan ben je waarschijnlijk gewoon afgedwaald: de volgende baas die je moet verslaan, vind je misschien pas zes uur later. (Misschien ben je dan ook alweer tweemaal teruggegaan naar de basisgame, om daar dingen te ontdekken die je ooit gemist hebt.)

Verwondering en vrijheid

Het is ‘maar’ een uitbreiding van een bestaande game. Toch voelt Shadow of the Erdtree als een welkome hap zuurstof.

In de vrij schrijnende positie waarin de game-industrie nu verkeert, biedt Erdtree hoop, al is het maar om gamers eraan te doen herinneren dat er nog altijd blockbustergames zijn die wél durven. Games die een gevoel van mysterie en onwetendheid omarmen, die niet wanhopig met eindeloze to do-lijstjes beslag proberen te leggen op de aandacht en de portemonnee van gamers, maar er op durven te vertrouwen dat verwondering, creativiteit en vrijheid genoeg zijn. Makers die twee jaar aan één uitbreiding mogen werken en daar het beste van maken dat ze kunnen maken.

En, ja, makers die laten zien dat het zin heeft om ze de tijd te geven om volwassen te worden. Ook als de kwartaalrapportage even wat minder is.


Tv-recensie | Asielzoekers in zee: de consequentie van Europees asielbeleid of ‘mensenrechtengeneuzel’?

De krakkemikkige boot op de Middellandse Zee schommelt vervaarlijk. Dit is de Adriana, precies een jaar geleden, met 750 vluchtelingen aan boord die Europa willen bereiken. Er zijn doden, er is geen water meer, de passagiers moeten dringend van deze drijvende doodskist afgehaald worden. Maar daar heeft de Griekse kustwacht geen zin in. In plaats daarvan wordt getracht het schip naar Turkse wateren te slepen. Bij deze poging kapseist het. Meer dan zeshonderd mensen verdrinken.

De documentaire Dead Calm – Killing in The Med? (BBC 2) brengt het lot van de Adriana pijnlijk precies in beeld. Dit was geen incident, laat regisseur Ben Steele zien, dit is onderdeel van de pushbacks: illegale pogingen om asielzoekers te weren van de Griekse kust. Naast het verhaal van de Adriana laat de documentaire ook zien dat een groep vluchtelingen, inclusief baby’s, door gemaskerde mannen in een rubberboot op zee werd gedumpt. Een andere overlevende vertelt hoe hij door de politie in zee werd gegooid, twee anderen verdronken.

Meer asielzoekers komen aan het woord – belangrijk, zij geven deze crisis een gezicht. Nederlandse journalist Romy van Baarsen geeft wat lucht aan de documentaire door te vertellen van haar inventieve onderzoeksmethode: via dating-app Tinder zocht ze contact met mannen die de pushbacks uitvoeren.

De BBC had het nieuws van de documentaire vooraf naar buiten gebracht, maar de getuigenissen en videobeelden zijn aangrijpender dan het nieuwsbericht. Is dit een ver-van-mijn-bedverhaal over slechte mensen in Griekenland? Nee, zegt Matina Stevis-Gridneff van The New York Times in de documentaire: dit is de consequentie van het Europese beleid om zo veel mogelijk asielzoekers te weren. En als het aan de komende PVV-minister van migratie Marjolein Faber ligt, wordt dat beleid aangescherpt: „Grenzen dicht is grenzen dicht. Er zit geen nuance in.” Met „mensenrechtengeneuzel” heeft ze niet veel op.

Dat brengt me op het interview met NSC-leider Pieter Omtzigt zaterdag bij Nieuwsuur (NPO 2) . De interviewer begon Omtzigt meteen te grillen over Faber en haar geloof in de racistische omvolkingstheorie. Wat vond Omtzigt daar van? Omtzigt omzeilde de vraag. Verder dan: „Natuurlijk zijn dat de dingen die ik niet wil horen” kwam hij niet. En: „Het woord omvolking past op geen enkele manier binnen het hoofdlijnenakkoord.”

Jaha, maar wat zou hij doen als Faber haar migrantenhaat blijft uitdragen, laat staan tot beleid maakt? De interviewer vroeg het nog een keer of tien, maar Omtzigt wilde geen antwoord geven. Hij kwam met een ingewikkelde jij-bak. Volgens hem werd de rechtsstaat bedreigd doordat in de politiek te veel op dagelijkse mediarelletjes werd gereageerd. En dit interview was daar volgens hem een voorbeeld van: hij kwam enthousiast zijn plannen vertellen, maar in plaats daarvan moest hij „een kwartier lang reageren op anderen”.

Eerder was er kritiek op Nieuwsuur wegens de op Britse leest geschoeide roostermethode. De enige juiste methode om politici te interviewen, zou je denken. Maar inderdaad, de interviewer bleef wel erg lang hangen op Faber en haar omvolking. Daar krijg je geen boeiend gesprek van.

Misschien had ze het breder moeten vragen: „Hoe kunt u uw idealen verenigen met steun aan dit PVV-kabinet?” En: „Zijn oogkleppen wel de oplossing in een prille relatie met zoveel rode vlaggen?” Of zoals de Narsisters van Plakshot (NPO 3) dit zouden samenvatten: „Is delulu wel de solulu?” Dan zou Omtzigt nog steeds niet antwoorden, maar dan lag zijn dilemma wel duidelijker op tafel. En dan had de interviewer kunnen eindigen met de catchphrase van Martijn Krabbé in Kopen zonder kijken: „Doe nu je blinddoek af, Pieter”.


Media in het nauw: bij consument én bij Facebook loopt de belangstelling voor nieuws terug

De belangstelling voor nieuws is in Nederland sinds de coronapandemie sterk gedaald, vooral in de leeftijdsgroep van 18- tot 34-jarigen. Dat stelt het Digital News Report Nederland 2024, van het Commissariaat voor de Media, dat deze maandag is verschenen.

Zei vóór de pandemie zo’n zestig procent van de Nederlanders erg of heel erg in nieuws geïnteresseerd te zijn, na een korte opleving tijdens de corona-periode (2020-2021), daalde de interesse tot 49 procent begin dit jaar. Van de groep van 18-34 jaar is nog maar een derde erg geïnteresseerd in nieuws.

In 2018 zei 4 procent van de Nederlanders „helemaal niet” geïnteresseerd te zijn in nieuws, inmiddels zegt 13 procent dat.

Het is één van meerdere „zorgelijke trends”, volgens het rapport, dat jaarlijks het nieuwsgebruik en andere ontwikkelingen in de uitgeefbranche in kaart brengt. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met het Reuters Institute for the Study of Journalism in Oxford, dat tegelijk een wereldwijd onderzoek heeft uitgebracht, op basis van enquêtes in 47 landen onder bijna 95.000 volwassenen.

Daaruit blijkt dat de dalende belangstelling voor nieuws ook speelt in andere delen van Europa en de wereld, ook al leiden verkiezingen soms kortstondig tot meer interesse. Sinds 2015 is het percentage van de volwassen bevolking dat sterke belangstelling voor nieuws heeft in het Verenigd Koninkrijk gedaald van 70 tot 38 procent, in Spanje 85 tot 52 procent, in Duitsland van 74 tot 55 procent, in Frankrijk van 59 tot 36 procent, in de VS van 67 tot 52 procent en in Argentinië van 77 tot 45 procent – overigens allemaal sterkere dalingen dan in Nederland. In Zuid-Korea (van 41 naar 39 procent) en Finland (van 64 naar 65 procent) is de interesse stabiel gebleven.

Het Nederlandse en het internationale onderzoek wijzen op enkele opmerkelijke trends:

1 Op sociale media verdringen influencers de journalisten

Voor nieuwsuitgevers zijn het in meerdere opzichten moeilijke tijden, benadrukt het Reuters Institute in zijn rapport. Steeds minder kunnen mediabedrijven erop rekenen dat nieuwsconsumenten door sociale media als Facebook worden doorgeleid naar journalistieke producties op hun apps en websites. Sociale media houden gebruikers liever op het eigen platform, dan ze naar elders te laten doorklikken.

Omdat Facebook nieuws minder prioriteit geeft dan een aantal jaar geleden, gebruiken mensen het platform ook minder voor nieuws. Het gevolg hiervan is dat uitgevers afgelopen jaar 48 procent minder bezoekers via Facebook kregen.

Op Instagram, TikTok en Snapchat blijken gebruikers vaak meer geboeid door wat influencers en beroemdheden over nieuws te melden hebben, dan in de informatie van journalisten. Ook WhatsApp en YouTube worden in toenemende mate gebruikt om nieuws te vinden. Voor jongeren van 18 tot 24 jaar zijn sociale media de belangrijkste nieuwsbron.

In dat verband werpt het Commissariaat voor de media de vraag op hoe de journalistiek en beleidsmakers ervoor kunnen zorgen „dat social natives, de generatie die met sociale media is opgegroeid, nu en in de toekomst met professioneel journalistiek nieuws in aanraking blijven komen en deze als waardevol ervaren”. Commerciële nieuwsmerken lijken terughoudend op sociale media, volgens het rapport. „Hierbij speelt een rol dat deze ‘gratis’ toegang tot nieuws het verdienmodel onder druk zet. Dit kan ertoe leiden dat het nieuws dat burgers op sociale media tegenkomen vaker afkomstig is van niet-journalistieke bronnen.”

Facebook en Instagram mogen minder aan nieuws doen dan voorheen, moederbedrijf Meta blijft een grote speler op de markt voor nieuws. „Als we de diensten die bij Meta horen, dus Facebook, Facebook Messenger, WhatsApp en Instagram samenvoegen, dan zegt 41 procent van de respondenten in de week voor het onderzoek ten minste één van de Meta-merken te hebben gebruikt voor nieuws.”

2 Online video’s steeds belangrijker als nieuwsbron

Online video’s, vooral korte filmpjes, zijn een steeds belangrijker nieuwsbron voor vooral (maar niet uitsluitend) jonge gebruikers. Korte nieuwsvideo’s, bijvoorbeeld van NOS Stories of op de filmpjes-app TikTok, worden door 72 procent van de Nederlanders wel eens bekeken. Populair zijn vooral filmpjes over buitenlands nieuws en binnenlandse politiek. Internationaal heeft TikTok X, het voormalige Twitter, voor het eerst ingehaald als nieuwsbestemming, met vooral een sterke groei in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.

„Journalisten en uitgevers zullen harder, veel harder moeten werken om de aandacht van het publiek te krijgen”, waarschuwt het Reuters Institute. Met video verdringt een nieuwe generatie makers redacties die nog sterk zijn geworteld in een cultuur van geschreven tekst en minder bedreven zijn in het maken van video’s. In Frankrijk noemden nieuwsconsumenten als nieuwsbron vaker de explainer video’s (uitlegvideo’s) en podcasts op TikTok en YouTube die Hugo Travers (27) maakt onder het motto “Hugo Décrypte” (Hugo ontcijfert), dan de traditionele media Le Monde en Figaro.

In de Verenigde Staten hebben politiek uitgesproken mediamakers met video’s op sociale media een groot bereik, niet gebonden aan traditionele media-organisaties. Zo bereikte het interview van Tucker Carlson (voorheen presentator van Fox News) met de Russische president Poetin meer dan 200 miljoen kijkers op X en nog eens 34 miljoen op zijn YouTube-kanaal.

Online nieuwsvideo’s worden vooral op sociale media bekeken, minder op de websites van nieuwsorganisaties. Die lopen daardoor bezoekers én advertentie-inkomsten mis. Slechts ongeveer een vijfde van de ondervraagden in het internationale onderzoek zegt zijn online nieuws te halen van de websites of apps van nieuwsorganisaties.

3 Vertrouwen in nieuwsmedia, vooral publieke omroep, is in Nederland groot

In Nederland is het vertrouwen in het nieuws van televisie, radio, kranten en sociale media relatief groot vergeleken met veel andere landen; 54 procent zegt vertrouwen, of zelfs veel vertrouwen te hebben in het merendeel van het nieuws. Wordt mensen niet gevraagd naar nieuws in het algemeen, maar naar het nieuws dat ze zelf gebruiken, dan heeft een groter percentage daar vertrouwen in: 64 procent.

In België en Duitsland heeft respectievelijk maar 44 en 43 procent vertrouwen in het merendeel van het nieuws. In het Verenigd Koninkrijk, de VS en Frankrijk slechts respectievelijk 36, 32 en 31 procent.

Op de vraag welke drie nieuwsbronnen mensen het meest vertrouwen, wordt in alle landen van de Europese Unie de publieke omroep het meest genoemd – gemiddeld door 48 procent van de ondervraagden. In Nederland ligt het vertrouwen in de publieke omroep nog aanzienlijk hoger: voor zestig procent hoort die bij de drie meest betrouwbare nieuwsmerken. De geschreven pers hoort voor 56 procent bij de top drie qua betrouwbaarheid. „Nederland hoort daarmee tot de weinige landen waarin meer dan de helft van de bevolking zowel de geschreven pers als ook de publieke omroep vertrouwt.”

De NOS is het nieuwsmerk dat het hoogste bereik heeft en ook onveranderd hoog vertrouwen geniet, aldus het rapport. „Verder valt op dat lezers van NRC, het FD en de Volkskrant hun kranten meer vertrouwen dan in eerdere jaren.” Zij krijgen als rapportcijfer gemiddeld respectievelijk een 8, een 7,8 en een 7,7. Net als alle andere media scoren ze aanzienlijk minder goed bij ondervraagden die hen niet recentelijk nog geraadpleegd hebben.

4 Slechts klein deel betaalt voor online nieuws

In Nederland betaalt 15 procent van de bevolking voor online nieuws, bijvoorbeeld via een abonnement, lidmaatschap of een donatie. Dat is meer dan in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, waar maar respectievelijk 11 en 8 procent voor online nieuws betaalt. Maar het is aanzienlijk minder dan uitschieter Noorwegen: maar liefst 40 procent van de Noren maakt gebruik van een betaalde online nieuwsvoorziening.

5 De nieuwsconsument wil lokaal en regionaal nieuws – en AI slechts met mate

„Tweederde van de Nederlanders vindt dat de nieuwsmedia hen goed up-to-date houden van wat er speelt”, aldus het rapport. Maar minder tevreden zijn ondervraagden over de mate waarin media verschillende perspectieven op actuele kwesties bieden. Gevraagd naar in wat voor soort nieuws men vooral geïnteresseerd is, blijkt de groep die „lokaal nieuws, nieuws over de eigen regio, stad of woonplaats” noemt, het grootst te zijn.

Voor het gebruik van kunstmatige intelligentie (AI) in de journalistiek is de Nederlander op zijn hoede. De helft van de Nederlanders voelt zich onprettig bij het idee dat een nieuwsbericht grotendeels, met wat menselijk toezicht, door AI is gemaakt. De auteurs van het rapport verwachten dat de inzet van AI in de nieuwswereld niettemin verder zal toenemen, niet alleen voor ‘robotjournalistiek’, maar ook voor onder meer automatisering, bij datajournalistiek, bij aanbevelingssystemen om journalistieke producties onder de aandacht te brengen, en bij personalisatie van het nieuwsaanbod.

Het Reuters Institute concludeert uit zijn peilingen dat lezers vinden dat media zich te veel richten op de laatste nieuwsontwikkelingen, en niet genoeg aandacht besteden aan uiteenlopende visies op kwesties en aan verhalen die een basis voor enig optimisme kunnen bieden.

6 Crisis

De nieuwssector verkeert internationaal in een crisis, stelt het Reuters Institute. Daarbij spelen niet alleen de toename van misinformatie (onjuiste berichten) en desinformatie (opzettelijk onjuiste berichten) een rol, ook aanvallen op journalisten en media door politici en een deel van het publiek. De nieuwsbedrijven kampen ook met grote onzekerheid door de opkomst van AI en door de veranderende strategieën van de grote technologie bedrijven, die tegelijk partners en rivalen zijn. Daarbij komt dat in veel landen de advertentie-inkomsten sterk zijn teruggelopen en de kosten gestegen.

In de Verenigde Staten zijn ontslagrondes aangekondigd of uitgevoerd bij onder meer The Los Angeles Times, The Washington Post, The Wall Street Journal, NBC en het tijdschriftenconcern Condé Nast. Eind dit jaar zullen Amerikanen sinds 2005 een derde van hun kranten hebben zien sluiten.


Meta gaat voorlopig geen AI loslaten op privégegevens gebruikers Facebook en Instagram

Meta gaat in Europese landen voorlopig geen privédata gebruiken van Facebook- en Instagramgebruikers om algoritmes te trainen met AI. Dat heeft het techbedrijf, waar ook Whatsapp onder valt, vrijdag laten weten, schrijft persbureau Reuters. Het besluit van Meta volgt op klachten van ngo None Of Your Business (NOYB) bij elf Europese toezichthouders en gesprekken met een van die waakhonden, het Ierse DPC.

Meta wilde beelden en teksten van personen gebruiken voor AI-trainingen. Hoe het bedrijf dat precies van plan was te doen, is onduidelijk. NOYB uitte eerder vooral haar zorgen vanwege het gebrek aan informatie dat Meta geeft. „Het probleem is hoeveel we niet weten”, zei Max Schrems, NOYB-oprichter.

NOYB diende begin juni dan ook een klacht in bij elf toezichthouders in Europa, waaronder de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens. Het Ierse DPC verzocht Meta vervolgens om de AI-training uit te stellen – het techbedrijf is gevestigd in Ierland.

Meta ‘teleurgesteld’

Met tegenzin willigde Meta dit verzoek in. Het techbedrijf laat weten „teleurgesteld” te zijn in het verzoek van haar belangrijkste toezichthouder en spreekt van een „stap terug” in de ontwikkeling van Europese innovatie en AI.

NOYB en de DPC laten in een reactie weten blij te zijn met het besluit van Meta. Eerstgenoemde vindt dat Meta gebruikers expliciet moet gaan vragen om toestemming voor het gebruik van privégegevens, in plaats van ze een bezwaarformulier in te laten vullen waarin ze moeten aangeven daar níét mee in te stemmen.

Lees ook

Meta wil privédata van Facebook en Instagram gebruiken om algoritmen te trainen, klachten bij elf Europese waakhonden

Hoofdkwartier van Meta in Menlo Park, Californië.


Een serie over Karl Lagerfeld en voetbal in Hamburg: dit zijn de mediatips van dit weekend

De erfenis van Selassie

In de eerste aflevering van een drieluik over Afrikaanse kunst traceert journaliste Afua Hirsch in Ethiopië een drieduizend jaar oude geschiedenis die even belangrijk is als welke westerse beschaving dan ook. Het hart van de recente Ethiopische geschiedenis wordt gevormd door de complexe heerschappij van keizer Haile Selassie. Hij was een van de invloedrijkste wereldfiguren van de 20e eeuw, het boegbeeld van de Afrikaanse bevrijding en de grondlegger van een wereldwijde cultuur in het Rastafarianisme. Toch was Haile Selassie uiteindelijk een tragisch figuur. Samen met kunstenaar Eshetu Tiruneh onderzoekt Afua de impact van de hongersnood van 1974 die leidde tot de val van de keizer, en ze praat met fotografe Aida Muluneh over haar terugkeer uit ballingschap naar het dynamische nieuwe Ethiopië van de 21e eeuw als reactie op de donkere dagen van het verleden.

André Waardenburg

De vroege jaren van Lagerfeld

Daniel Brühl kruipt in een Franse serie in de huid van mode-ontwerper Karl Lagerfeld (1933-2019). Becoming Karl Lagerfeld vertelt niet zijn volledige levensverhaal: het verhaal speelt in de jaren zeventig, een periode waarin hij als hoofdontwerper voor modehuis Chloé werkt en verder naam probeert te maken: hij wordt de hoofdontwerper van Chloé en gaat de strijd aan met zijn rivaal Yves Saint Laurent. Verder staat zijn band met de Franse dandy en aspirant-schrijver Jacques de Bascher centraal, de enige man waar Lagerfeld een langdurige relatie mee had. Brühl eerder in NRC over de serie: „Lagerfeld was bang om de controle te verliezen. Aan de ene kant had hij de behoefte om gerespecteerd en geliefd te zijn. Aan de andere kant zat er een extreme eenzaamheid in hem. Dat soort contrasten zijn interessant.”

Thijs Schrik

Wiskunde in noirsferen

Het begint al goed: een donker bos, een bijna verlaten landhuis bewoond door een excentrieke goochelaar (of filmmaker?), een hond met een brief in de bek. In de bizarre film noir-game Lorelei and the Laser Eyes speur jij in dat immer-verrassende landhuis naar informatie over de goochelaar – en jezelf. Hou je van sudoku, dan zal je waarschijnlijk van Lorelei houden. Vanaf het begin waarschuwt het spel dat je altijd iets om te schrijven bij je moet hebben – achter elke gesloten deur liggen kennisvragen of wiskundige logicapuzzels die daadwerkelijk aantekeningen en denkkracht vereisen. Het maakt de game naast een fascinerend, vaak surrealistisch detectiveverhaal ook tot een sterke en verrassende hersenkraker. Aan het einde zie je in alles de wiskunde.

Len Maessen

De Perstribune uit Hamburg

In de Perstribune ontvangt Margreet Reintjes prominente gasten uit de wereld van de media en de sport. Deze zondag komt het programma live uit Hamburg, waar het Nederlands elftal om 15 uur zijn eerste wedstrijd van het Europees kampioenschap voetbal voor mannen speelt, tegen Polen.

Gasten zijn: Marianne van Leeuwen (directeur betaald voetbal van de KNVB), Martijn Krabbendam (Oranjewatcher van Voetbal International), Nico-Jan Hoogma (oud-speler van HSV Hamburg en thans technisch directeur van Heracles Almelo), Dennie Christian (Duitse schlagerzanger die ook de Nederlandse taal uitstekend machtig is). En Evert Ten Napel, oud-voetbalcommentator, die vorig jaar zijn autobiografie schreef, getiteld: Het Volksparkstadion is van Oranje, daarmee verwijzend naar de overwinning van Nederland op West-Duitsland in 1988 die hij als verslaggever van commentaar voorzag. En laat dat Volksparkstadion, dat in Hamburg ligt, nou net het decor zijn voor de wedstrijd tegen Polen…

Vincent Bijlo


Bekroond datajournalist Mona Chalabi: ‘Veel mensen hebben een negatieve relatie met cijfers, dat wil ik doorbreken’

Wat bijzonder is aan het werk van de Iraaks-Brits datajournalist Mona Chalabi (37), is dat ze cijfers en feiten in één oogopslag begrijpelijk en voorstelbaar maakt, door ze te presenteren in eigenzinnige en vaak geestige tekeningen. Verwacht van haar geen standaard taartdiagrammen of staafgrafieken. In plaats daarvan aantrekkelijke, kleurrijke verhaaltjes in een eigen, verrassende beeldtaal.

Neem de manier waarop ze voor het magazine van The New York Times de rijkdom van Amazon-oprichter Jeff Bezos in beeld bracht, onder de kop ‘Negen manieren om je de rijkdom van Jeff Bezos voor te stellen’. Voor die productie kreeg ze de prestigieuze Pulitzer-prijs. Ze won in de categorie ‘geïllustreerde verslaggeving’.

Wat moet je je voorstellen bij een vermogen van 172 miljard dollar? Chalabi plaatste het in perspectief door er het bezit van een gemiddeld Amerikaans huishouden tegenover te stellen. Die vergelijking ‘vertaalde’ ze vervolgens in beelden, zogenoemde datavisualisaties. Als je je de gemiddelde rijkdom voorstelt als één pinda, dan is de rijkdom van Bezos een vrachtwagen vol potten pindakaas. En zo verder: vergelijk de doorsnee van een Oreo-koekje (het gemiddelde huishouden) met twee keer de lengte van de Grand Canyon (Bezos); de hoogte van een stukje Toblerone-chocola met de Mount Everest (als je hem vijf keer beklimt).

Een stuk chocola vergelijken met ’s wereld hoogste berg: het is precies die lichtvoetigheid die zo kenmerkend is voor haar getekende visualisaties. „Lichtheid is belangrijk, het trekt een ander publiek”, licht Chalabi toe in een interview. Deze week was ze kort in Amsterdam om het Mozilla Festival, een conferentie over de toekomst van het internet, toe te spreken.

Humor als lokkertje

„Veel mensen hebben een negatieve relatie met cijfers. Ze denken dat datavisualisaties of bepaalde informatie niet voor hen bedoeld is. Met lichtheid, en soms humor als lokkertje, kun je toch hun belangstelling wekken. Iemand denkt eerst misschien: wat een rare illustratie, om daarna te ontdekken dat het echt ergens over gaat. Door bijvoorbeeld de stijging van de kosten van levensonderhoud te vergelijken met de veel grotere stijging van ‘de kosten van doodgaan’, vestig je er de aandacht op dat begrafenissen zó duur zijn geworden dat veel mensen dat niet meer kunnen betalen.”

Tegen de zaal vol maatschappelijk geëngageerde ‘techies’ van het Mozilla Festival zegt ze: „Het is de verantwoordelijkheid van journalisten om een verhaal te vertellen, ook voor díe mensen. Ik ben beducht voor ‘bouncers’ – mensen die een website bezoeken en meteen weer verlaten. Ik wil dat ze blijven, verder lezen, en pas weggaan als ze de informatie tot zich hebben genomen.”

Chalabi, in Londen opgegroeid als kind van Iraakse ouders, is tegenwoordig dataredacteur bij The Guardian. Ze werkte eerder onder meer voor de Amerikaanse website FiveThirtyEight, die gespecialiseerd is in politiek en opiniepeilingen. Maar daar knapte ze af op de behoudende manier waarop data in infographics worden weergeven.

„Voor mij is ’infographics’ eigenlijk vies woord. Cijfers werden door collega’s als iets puurs en heiligs gezien.” Dat er aan zogenaamd ‘harde cijfers’ vaak subjectieve keuzes ten grondslag liggen, zou je niet moeten wegmoffelen, vindt ze. De informele uitstraling van haar werk, en de schijnbaar handgeschreven belettering, contrasteren met de strengheid en stelligheid van de klassieke infographics.

„Door de computer gegenereerde infographics pretenderen exactheid, objectiviteit. Daar wilde ik me van losmaken. Mijn werk heeft niet die ‘definitieve kwaliteit’. Het ziet er bescheiden uit, alsof het niet af is. En zo hoort het ook.”

Infographic Mona Chalabi

Een hangend kopje

Om te zorgen dat haar werk laagdrempelig is, gebruikt Chalabi vaak analogieën. In een visualisatie van de toename van het aantal mannen met erectiestoornissen tussen 2003 en 2013, is een neergaande grafieklijn een tulp met een hangend kopje. „Mijn werk moet ook begrijpelijk zijn voor mensen die Engels als tweede taal hebben, en mensen met een andere culturele achtergrond.”

Haar werk mag op statistische data zijn gebaseerd, Chalabi maakt er vaak onmiskenbaar een politiek punt mee. Bijvoorbeeld over de oorlog in Gaza. Op basis van een lijst goederen die de Israëlische autoriteiten in oktober 2023 wel, en welke ze niet toelieten in Gaza, maakte ze twee kleurige, bijna vrolijke visualisaties, alsof ze voor kinderen bestemd zijn. Op de ene een vrolijke baby met een pak natte doekjes, een kam, mineraalwater, wc-papier, eten uit blik (toegestaan). Op de andere koekjes, muziekinstrumenten, speelgoed, kranten, visdraad, naaimachines (verboden).

Je zou het tweeluik als een puur feitelijke, journalistieke presentatie van een aspect van de toenmalige situatie kunnen zien. Ware het niet dat Chalabi er in een voetnoot onder schrijft dat ze zich gebaseerd heeft op een lijst uit 2010, maar dat het huidige systeem „nog ondoorgrondelijker, wreder en willekeuriger” is. Is ze met die woorden als datajournalist niet van de afdeling nieuws de grens overgestoken naar de afdeling opinie?

„Een deel van de lezers zal me daardoor wantrouwen. Maar een ander deel zal me daardoor juist betrouwbaarder vinden, want ik pretendeer niet dat ik geen mening heb. En zoals júllie konden zien waar de grens liep, waar de feitelijke berichtgeving stopte en mijn persoonlijke interpretatie heel duidelijk begon, zo denk ik dat het ook voor anderen duidelijk is, en dat het dus misschien niet zo schadelijk is. Pretenderen dat ik níet met afschuw vervuld zou zijn door wat er in Gaza gebeurt, zou bullshit zijn. Dan zou ik de lezers een leugen opdienen.”

Infographic Mona Chalabi

Palestijnse journalisten

Dat Chalabi vorig jaar de Pulitzer-prijs won was voor haar een hoogtepunt („Ik was zo blij, ik moest huilen, ik kon het niet geloven”). Maar dat veranderde snel in een teleurstelling.

Het stak haar dat bij de plechtige uitreiking van de prijs in oktober, waar de crème de la crème van de Amerikaanse journalistiek aanwezig was, met geen woord werd gerept over de vele Palestijnse journalisten die toen al in het oorlogsgeweld in Gaza waren omgekomen.

„Ook aan de vele Palestijnse journalisten die al jaren ten onrechte in Israël gevangen zitten werd geen enkele aandacht besteed. Terwijl wél veel journalisten rondliepen met speldjes met de tekst ‘Free Evan’ – uit solidariteit met de journalist Evan Gershkovich van The Wall Street Journal, die ten onrechte in een Russische gevangenis zit. Geweldig dat ze dat doen, maar wat gebeurt er als niet-witte journalisten worden aangevallen? Denken ze dat Palestijnse journalisten het eigenlijk wel een beetje verdienen om gevangen te zitten? Ik heb het bestuur van de prijs naderhand per brief gevraagd waarom ze niets over de Palestijnse journalisten hebben gezegd. Ik heb niets terug gehoord.” Op Instagram liet ze haar meer dan 450.000 volgers weten dat ze het prijzengeld (15.000 dollar) had gedoneerd aan een organisatie voor Palestijnse journalisten.

„De journalistiek heeft de Palestijnen zo lang verwaarloosd. Er waren bij de prijsuitreiking ook prominente journalisten van The New York Times aanwezig, die bij de krant een grote rol speelden bij het creëren van steun voor de Irak-oorlog. Als Iraakse ben ik niet vergeten hoe de Westerse pers steeds maar bleef waarschuwen voor de massavernietigingswapens in Irak – die er niet bleken te zijn. Ik vind dat de mensen met bloed aan hun handen daar niet genoeg rekenschap voor hebben afgelegd. Daarom neem ik mijn werk zo serieus: als je publieke steun voor of tegen iets mobiliseert, dan moet je ook een deel van de verantwoordelijkheid dragen voor de gevolgen.”


Dramaserie De Joodse Raad wint Zilveren Nipkowschijf, Zilveren Reissmicrofoon voor De Concertzender

De historische dramaserie De Joodse Raad heeft dit jaar de prestigieuze Zilveren Nipkowschijf gewonnen. Juryvoorzitter Renate van der Bas overhandigde de prijs donderdag in Amsterdam aan de makers. De tv-serie van de EO, geregisseerd door Paula van der Oest en geschreven door Roos Ouwehand en Paul Jan Nelissen, vertelt in vijf afleveringen het verhaal van de Joodse Raad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook dramaserie Bodem en documentaireserie De Afhaalchinees maakten kans op de onderscheiding.

In het juryrapport klinkt lof door voor de „subtiele en genuanceerde” manier waarop De Joodse Raad de „gecompliceerde dilemma’s van raadsvoorzitter David Cohen” (Pierre Bokma) weergeeft. In een toelichting op de nominatie sprak de organisatie eerder van „een monumentale historische serie die een hoofdstuk uit de geschiedenis inkleurt waarover lange tijd te zwart-wit is gedacht”.

Ook de Zilveren Reissmicrofoon werd donderdag uitgereikt. Die ging naar „muzikale goudmijn” De Concertzender, een in Utrecht gevestigde radiozender die klassieke muziek, jazz, wereldmuziek, chansons en popmuziek uitzendt — zonder dat de dj’s al te veel ruimte innemen. „Directeur Sem de Jongh beschikt over een organisatie met slechts vier mensen op de loonlijst en honderdvijftig vrijwilligers die prachtige programma’s maken”, leest het juryrapport. Ook podcast Mina & Mevrouw en radioshow De Zelfmoordshow dongen mee naar de prijs.


Beleef de ‘gruwelijkste scheepsreis uit de geschiedenis der Nederlanden’ met deze podcast

Grote hoorspelen, met veel acteurs, grootse geluidseffecten en muziek, zijn een zeldzaamheid in podcastland. Batavia is er zo een.

Het is een fijn, ruig, ouderwets en toch modern Vlaams/Nederlands hoorspel, gemaakt door het Vlaamse Geluidshuis (met AD en HUMO), beroemd om zijn mooie, prachtig opgenomen en vormgegeven hoorspelen.

We reizen mee met het vlaggenschip van de VOC, de Batavia, naar het Oosten in 1628. Het schip zelf, dat een woeste, krachtige Vlaamse stem heeft, is de verteller. Het loodst ons over de wereldzeeën tijdens de waargebeurde reis, de gruwelijkste scheepsreis uit de geschiedenis der Nederlanden.

We rollen onderdeks met de kotsmisselijke matrozen van de ene naar de andere kant van het schip, de wind buldert, het schip kraakt en kreunt, de zee zwalpt en de acteurs schreeuwen verwensingen boven de muur van geluid uit.

We zijn in deze ‘audiofilm’ getuige van wreedheden, verraad en vriendschap in vreselijke omstandigheden, kortom, we maken een levensechte tocht met de Batavia, maar gelukkig wel zonder scheurbuik en zonder zelf drenkeling te worden. Gelukkig worden we ook niet vermoord in opdracht van psychopaat Hieronymus Corneliszoon, opperkoopman van de VOC.


Podcast over arbeidsomstandigheden in Nederlands-Indië: ‘met dat rapport is nooit wat gedaan’

De vraag houdt schrijver en onderzoeker Reggie Baay al heel lang bezig: Wie was zijn grootmoeder? Ze was Javaanse, dat weet hij, ze werd weggestuurd door Baay’s Nederlandse grootvader toen ze een kind van hem had gebaard – Baay’s vader – en ze ging daarna in Deli op Sumatra werken als contractarbeider. Dat klinkt goed, menselijk, met prettige arbeidsvoorwaarden, maar dat blijkt allerminst het geval te zijn.

Al luisterend naar deze zeer zorgvuldig opgebouwde podcast, waarvoor zelfs een soundtrack werd gecomponeerd, ontvouwt zich een ontluisterend beeld van de aan slavernij grenzende arbeidsomstandigheden op de plantages in Nederlands-Indië.

Hoe was dat in godsnaam mogelijk, vraagt Baay zich af? De Nederlandse regering moet dit geweten hebben.

Uit het archief van Wilhelmina

Jazeker, beaamt emeritus hoogleraar Jan Breman. Hij heeft een rapport gevonden van begin twintigste eeuw over de misstanden. Er is nooit iets mee gedaan. Hij vond het rapport nota bene in het archief van koningin Wilhelmina, die zeer pro-koloniaal was. Wat wisten tabakshandelaren en sigarenfabrikanten die hun tabak betrokken van de plantage in Deli? We horen Cis van Abbe, kleinzoon van sigarenfabrikant Henri van Abbe, oprichter van het Van Abbemuseum. Cis wil, net als Baay en net als Michiel Eduard Donkersloot, ook een kleinzoon van een contractarbeider, de geschiedenis recht aankijken. Er is namelijk zo lang zo weinig gezegd, onder het tapijt geveegd, goed gevonden en getolereerd. De Nederlandse welvaart werd opgebouwd met inkomsten uit Nederlands-Indië, tot de bekostiging van de AOW na de Tweede Wereldoorlog aan toe. Baay: „Het is belangrijk dat we de geschiedenis van de contractarbeid in Deli kennen, het is een essentieel onderdeel van ons koloniale verleden in Indonesië. Een onbekend en verborgen onderdeel dat gevolgen heeft op persoonlijk vlak, maar ook maatschappelijk. We moeten weten wat onze voorouders als planters in Deli hebben gedaan, en we moeten weten wat onze voorouders als contractarbeiders in Deli hebben moeten ondergaan. Want als je niet weet wat je verleden is, weet je ook niet wat de toekomst moet zijn.”


Poezengame Little Kitty, Big City houdt het allemaal net te knus

Je ziet ze wel op bomen en lantaarnpalen: A4’tjes met wanhopige berichten over verdwenen katten. Heeft u onze Poekie gezien? De game Little Kitty, Big City van de kleine Amerikaanse gamemaker Double Dagger Studio volgt zo’n verdwaalde kat die na de val uit een flatraam door onbekende straten de weg naar huis probeert te vinden.

Als binnenkat moet hij echter eerst veel leren over het leven op straat. Gelukkig krijgt hij hulp van andere dieren die in ruil voor bepaalde diensten en goederen hem vooruit kunnen helpen. De kraai, de wasbeerhond en de eend die zijn spulletjes kwijt is geven de verdwaalde kat ook meteen wat aanspraak. De zwart kat leert gaandeweg vogels vangen, klimmen, en voorbijgangers te laten struikelen om ze te bestelen van hun broodje of hun telefoon. Zo komt hij steeds hoger en dichter bij zijn thuis.

Onderweg kan hij trouwens ook een hoop dingen doen die nergens toe leiden maar wel des kats zijn, zoals nonchalant bloempotten van tuinmuurtjes smijten en door nat beton wandelen.

Te weinig blinde paniek

Het lijkt wel wat op kattengame Stray uit 2022, maar is veel zonniger. In Stray moet de verdwaalde kitten zijn weg vinden door een gevaarlijke, dystopische robot-metropool. Little Kitty, Big City speelt zich af in een knus stadje, de kat komt geen moment in gevaar. Er is een blaffende hond, maar daar kan de kat niet eens bij in de buurt komen. Het is natuurlijk aantrekkelijk dat de gevallen kat zo veerkrachtig en onverschrokken is, maar een beetje meer blinde paniek zou toch realistischer zijn geweest.

Het gebrek aan gevaar is een gemis, het maakt Little Kitty, Big City nogal saai, ook al duurt de game maar kort, hoogstens een uur of twee. Nou ja, voor de vele enthousiaste spelers zal het simpele en de schattige van de game wel juist de kracht zijn.

Het zou mooi zijn als Little Kitty, Big City de speler beter de gelegenheid gaf om zich in het leven van een kat te verplaatsen. Je kunt zien dat de vormgever goed naar katten heeft gekeken. Maar om je echt in te leven, daarvoor zijn de avonturen weer te menselijk. Zo krijgt de kat hulp van een kever die een katteninfluencer bijstaat en instagramfoto’s maakt.

Ook jammer is dat de kat de hele tijd gekke hoedjes op krijgt. Een helm op een bouwplaats is nog wel functioneel, maar die schattig bedoelde petjes in de vorm van een maïskolf of een lieveheersbeestje? Die zijn een kat onwaardig.

<dmt-util-bar article="4856230" headline="Poezengame Little Kitty, Big City houdt het allemaal net te knus” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/06/12/poezengame-little-kitty-big-city-houdt-het-allemaal-net-te-knus-a4856230″>