Een warme deken voor als de wereld je ontglipt

Er zijn weken waarin de wereld aan je vingers ontglipt en je behoefte hebt aan een warme deken. De afgelopen week vond ik die in de podcast Loket voor het leven van dagblad Trouw. Elke aflevering vertellen steeds twee mensen over hun persoonlijke zoektocht naar antwoorden op een grote of kleine levensvraag. Hoe zorg ik dat ik niet door de mand val? Hoe weet ik of ik een kind wil? Hoe erg is het als ik doorsnee ben? De concrete, invoelbare verhalen zijn mooi met elkaar versneden en worden begeleid door steeds een andere filosoof die op de centrale vraag reflecteert. Als luisteraar meander je mee met de vertelling, terwijl je nadenkt over wat het betekent om nu mens te zijn. Een podcast die diep graaft en warm aanvoelt. En die sterk doet denken aan de VPRO-klassieker Het leven, een gebruiksaanwijzing.


Levenvragen waarmee iedereen worstelt

Elke aflevering van Het leven, een gebruiksaanwijzing (2016) begint met de doorgerookte, warme stem van de 85-jarige Margot de Boer. „Ik heb alles al een keer meegemaakt, dus ze hebben mij gevraagd dit programma te presenteren.” Met een persoonlijke anekdote of ontboezeming introduceert ze steeds een andere vraag waarmee we allemaal wel eens worstelen. Hoe je stem te vinden? Hoe erbij te horen? Hoe te doen alsof er niets aan de hand is? Wat volgt zijn audiokunstwerkjes gemaakt door de crème de la crème van de Nederlandse radiomakerij. „Verschillende verhalen van mensen die elkaar niet kennen, maar op de een of andere manier met hetzelfde probleem worstelen,” zo vat De Boer het samen. Toen ik deze klassieker jaren geleden ontdekte, viel ik als een blok voor verhalende audio. Nu dagblad Trouw acht jaar later op deze schatkamer lijkt voort te borduren , is het tijd om ook het origineel opnieuw te beluisteren.


Kan een medewerker van de NCTV tegelijk hoogleraar onderzoeksjournalistiek worden?

Het beloven afwisselende werkweken te worden voor oud-journalist Nikki Sterkenburg. Drie dagen per week werkt ze als ambtenaar in de wereld van terreurbestrijding, cybersecurity en nationale veiligheid. De andere twee dagen gaat ze, per 1 december, aan de slag in de wereld van de onderzoeksjournalistiek.

Zijn die twee rollen wel in één persoon met elkaar te verenigen? Over die vraag is felle verdeeldheid ontstaan binnen de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ), die het initiatief heeft genomen voor de nieuwe leerstoel Onderzoeksjournalistiek, waarop Sterkenburg onlangs is benoemd als bijzonder hoogleraar in deeltijd. Bij de NCTV is ze plaatsvervangend hoofd Analyse Nationale Veiligheid.

In een protestbrief aan het bestuur van de VVOJ maken 19 ervaren onderzoeksjournalisten „principieel bezwaar” tegen de benoeming van Sterkenburg. De twee functies zouden „onverenigbaar” zijn. Ze spreken van „botsende belangen”. De brief is ondertekend door journalisten van NRC, Nieuwsuur, NOS, Het Financieele Dagblad, de Volkskrant, RTL Nieuws, Argos en Follow the Money (FTM) en Vrij Nederland.

„De leerstoel”, stellen de journalisten, „is gericht op onderzoek en het opleiden in de onderzoeksjournalistiek, waar het in de kern draait om de vinger achter de macht te krijgen. Een hoge functie bij de NCTV, onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid, is in dat licht niet te combineren met een dergelijke leerstoel.”

Ook andere onderzoeksjournalisten noemen de benoeming onbegrijpelijk, hoeveel waardering ze ook uitspreken voor Sterkenburg. Ze werkte vijf jaar als journalist voor Elsevier Weekblad en schreef een veelgeprezen boek, Maar dat mag je niet zeggen, over ‘de nieuwe generatie radicaal- en extreemrechts in Nederland’, zoals de ondertitel luidt. Dat boek is een journalistieke versie van het proefschrift waarop ze promoveerde.

Harm Ede Botje, verslaggever bij het platform Follow the Money (FTM), schreef op X: „Prima om te werken voor de NCTV maar dan niet ook hoogleraar Journalistiek. Voelt ongemakkelijk en dus niet doen.” Siem Eikelenboom, die naast zijn werk voor FTM aan de Universiteit van Amsterdam beginnende onderzoeksjournalisten begeleidt, zegt: „Ik was stomverbaasd toen ik van de benoeming hoorde. Dit kán niet. Elke schijn van een verbinding tussen journalistiek en inlichtingendiensten, of een dienst als de NCTV, moet vermeden worden.”

Sterkenburg weerspreekt de argumenten van de journalisten. „De NCTV is géén inlichtingendienst, we hebben ook niet de bevoegdheden van een inlichtingendienst. De NCTV vergaart zelf geen inlichtingen, maar brengt verschillende informatiebronnen bij elkaar, weegt die en maakt er een beeld van voor de coördinatie van wat kan worden gedaan om de dreiging tegen te gaan. Ik ben ook géén topambtenaar, ik ben gewoon deel van het middle management.”

Het steekt Sterkenburg dat haar wetenschappelijke onafhankelijkheid in twijfel wordt getrokken. Ze benadrukt dat ze als hoogleraar geen onderzoeksjournalistiek gaat bedrijven, maar vooral wetenschappelijk onderzoek gaat doen naar „de methoden, vertelvormen en de maatschappelijke impact van onderzoeksjournalistiek”.

Daarnaast is er één vak Onderzoeksjournalistiek voor masterstudenten, dat zij samen met gastdocenten zal geven. Dat haar studenten en promovendi door haar functie bij de NCTV niet onafhankelijk zouden kunnen werken, spreekt ze tegen. „Als ik een deel van mijn tijd niet bij de NCTV zou werken maar onderzoeksjournalist zou zijn, zou ik dan ook het verwijt krijgen dat ik als slager het eigen vlees keur, of m’n positie zou gebruiken om onderzoek te doen naar concurrenten?”

Evert de Vos, voorzitter van de VVOJ, benadrukt dat de wetenschappelijke onafhankelijkheid van Sterkenburg gegarandeerd is, ook door de NCTV. Het idee dat via Sterkenburg en de NCTV „de overheid meekijkt” bij onderzoeksjournalistiek werk, noemt hij „onwaarachtig”. Vrijdag en zaterdag houdt de VVOJ, die zo’n 800 leden heeft, haar jaarvergadering, met Sterkenburg als een van de sprekers.

Hieronder de protestbrief tegen de benoeming van Nikki Sterkenburg:


Hein moet de doden helpen met het oplossen van hun aardse problemen

Als Hein de vakantie doorbrengt op de begraafplaats van zijn opa, ontdekt hij tot zijn schrik dat hij geesten kan zien. Recent overledenen die nog geen zielenrust kunnen vinden, vragen de jongen om hulp. De vermoorde motorbendeleider, de soulzanger die een glitterbol op haar hoofd kreeg, de banketbakker die stikt in zijn oliebol – Hein helpt de doden met hun onafgemaakte zaken.

Hein is de traditionele kinderserie die de VPRO maakt voor het einde van het jaar. Doorgaans zijn dat kerstseries – regisseur Anna van der Heide maakte eerder Rudy’s Grote Kersthow en Vrolijke Kerst – maar deze speelt zich af in de zomer. Ondanks de morbide setting is Hein geenszins eng. Iedere aflevering begint met een sterfgeval, de overledenen komen naar het uitvaartcentrum, en dan moet Hein (Brandon River Coene) aan de bak. Met kunst- en-vliegwerk moet hij vervolgens relaties tussen doden en nabestaanden lijmen. Vaak gaat het om de verstoorde relatie tussen ouders en kinderen, ook in Heins eigen familie. Verder kwakkelt opa (Bert Luppes) stiekem met zijn gezondheid en staat het voortbestaan van het kerkhof op het spel.

Dit is dan wel geen kerstserie, maar de mooie, warme menselijke gevoelens die daarin de boventoon voeren, zijn wel aanwezig. Hein en zijn doden leren samen belangrijke levenslessen over liefde, empathie en andere zaken die je over het hoofd ziet als je te veel druk bent met leven. Ondertussen krijgt Hein een mooie band met een nieuw vriendinnetje, zijn opa en zijn afwezige vader.

Mooie serie, bijzonder onderwerp, knap dat de dood hier niet eng is, maar onlosmakelijk verbonden met het leven. Zoals liefde en rouw bij elkaar horen. Een extra attractie van Hein is dat de doden worden gespeeld door bekende acteurs. In de spannendste aflevering speelt Frank Lammers de motorclubleider die na zijn dood ontdekt dat zijn maat mooie gevoelens voor hem koesterde. Georgina Verbaan speelt een eenzaam kattenvrouwtje. Pierre Bokma is de zeventiende-eeuwse koopman die uit zijn praalgraf geschut dreigt te worden.

Nazmiye Oral heeft een bijzondere, gelaagde rol: als overleden echtgenote wordt ze gek van haar man die iedere dag bij haar graf komt treuren. Hein moet een nieuwe vrouw voor hem vinden, maar als dat per ongeluk lukt, wordt de dode echtgenote jaloers en gaat ze de nieuwe relatie saboteren.

Niets menselijks is de doden vreemd, waardoor Hein ook een mooie serie is voor volwassenen.


‘Say Nothing’ is een verpletterende serie over de ‘Troubles’

‘Het is een beetje als verliefd worden”, zegt Dolours Price in de nieuwe dramaserie Say Nothing over haar tijd bij de terreurbeweging IRA tijdens de Troubles, de Noord-Ierse burgeroorlog (eind jaren 60 tot 1998). „Eerst is het allemaal vreselijk opwindend. Maar dan verandert het. En aan het einde heb je zo veel verschrikkelijke dingen gedaan, dat er geen enkele manier is om het nog goed te maken.”

Dolours Price, in de Disney+-serie gespeeld door actrice Maxine Peake, was begin jaren zeventig de eerste vrouw die zich aansloot bij de gewapende strijd van de IRA. Een paar jaar later was ze, als jonge twintiger, het brein achter de autobommen die tweehonderd mensen verwondden in Londen in 1973.

Na haar arrestatie in Engeland ging ze samen met haar jongere zus Marian in hongerstaking, net zo lang tot de zussen hun straf mochten uitzitten in een vrouwengevangenis in Noord-Ierland.

Say Nothing, dat gebaseerd is op de gelijknamige bestseller van journalist Patrick Radden Keefe, vertelt het verhaal van Price zoals ze het zelf vertelde aan een oud-collega van de IRA die de geschiedenis van de Troubles wilde vastleggen. Tegelijkertijd gaat de serie, net als het boek, ook over de ontvoering van Jean McConville, een alleenstaande moeder van tien kinderen die op een avond in december 1972 door gewapende IRA-leden uit haar flat in Belfast werd meegenomen, of „gearresteerd” zoals de IRA-leden het noemden, en nooit meer levend is teruggezien.

McConville werd ervan verdacht informatie over haar buren, veelal actief betrokken bij de IRA, te verklikken aan de Britten. Iets waarvan nooit bewijs is gevonden.

Indrukwekkend

Het zijn twee verhalen die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en samen een indrukwekkend beeld schetsen van de impact die de jaren van onrust en geweld op de mensen van Noord-Ierland hebben gehad. Aan welke kant van de strijd ze ook stonden.

De serie begint bij die gruwelijke ontvoering van McConville (Judith Roddy), daarna richt de serie zich op de zussen Price. Dolours en Marian, zo toont de serie, groeiden niet op met sprookjes over feeën en elfjes, maar met de sterke verhalen die hun vader, ook een IRA-lid, zijn dochters vertelde over zijn ontsnapping uit de gevangenis. In hun ouderlijk huis in Belfast zat onder de eettafel waarop ze als kinderen hun kleurplaten maakten, een geweer verstopt voor het geval de Britse soldaten het huis zouden binnenvallen. En als tienjarige fantaseerde Dolours al over de manier waarop ze aan haar einde zou willen komen. „Een vuurpeloton leek me vreselijk romantisch”, onthult ze als jongvolwassene (op dat moment gespeeld door Lola Petticrew) aan een collega IRA-lid.

Dat de Price-zussen zich aan zouden sluiten bij de gewelddadige strijd tegen de aanwezigheid van de Britse soldaten in Noord-Ierland, was dus min of meer onvermijdelijk. Wanneer in augustus van 1971 de Britten willekeurig mannen in de katholieke delen van Belfast beginnen te arresteren op ‘verdenking van betrekkingen tot de IRA’, weet Dolours de leiders van een lokale factie, Gerry Adams (Josh Finan) en Brendan Hughes (gespeeld door de altijd sterke Anthony Boyle), te overtuigen dat vrouwen meer kunnen betekenen in de oorlog dan enkel „theezetten en verband rollen”. Want wat heeft de IRA aan verband en kopjes thee als alle strijders in Brits gevangenschap zitten?

Foto Rob Youngson/FX.

Dolours’ en Marians eerste missie is een bank overvallen, de meest gebruikte manier waarop de IRA in die tijd z’n kas spekt. De twee zussen besluiten zichzelf voor de gelegenheid te verkleden als katholieke nonnen. Dat dit die begindagen van de verliefdheid zijn waar Dolours later aan refereert, benadrukt de serie met de opzwepende muziek die aanzwelt wanneer de zussen nadien lachend door de straten van Belfast rennen. Hun habijt wapperend achter zich aan. Dat de zussen slechts een paar schamele tientjes wisten buit te maken, mag de pret duidelijk niet drukken. En wanneer de Britse telex vervolgens de woorden ‘Bankoverval. Andersonstown. Verdachten zijn vrouwelijk’, uitspuwt, is het onmogelijk ook niet een beetje opwinding te voelen. Niet in de laatste plaats omdat Petticrew de jonge Dolours speelt met een aanstekelijk enthousiasme, een bewonderenswaardige koppigheid en een levenslustige twinkeling in haar ogen.

Grijs gebied

De verkleedpartijtjes maken alleen snel plaats voor opdrachten die niet alleen gevaarlijker zijn maar ook in een moreel grijs gebied komen. Want niet alleen de Britten of protestanten, maar ook de eigen mensen – zoals Jean McConville – bij wie getwijfeld wordt aan de loyaliteit, worden door de IRA gezien als een vijand waarmee moet worden afgerekend.

Het zijn deze geesten uit het verleden die Dolours op middelbare leeftijd, nadat de wapens zijn neergelegd, niet meer van zich af kan schudden. Zeker wanneer haar oude baas Adams, op dat moment de politiek leider van Sinn Féin, akkoord gaat met een vredesplan dat in de ogen van zijn oud-collega-strijders neerkomt op een overgave aan de vijand. „In het noorden is dat idee van het einde van de oorlog een soort zelfopgelegd vagevuur”, zegt de oudere Dolours, die haar pijn probeert te bedwingen met alcohol en pijnstillers. „Maar als ik had geweten dat het meer dan twintig jaar op zich zou laten wachten, had ik nooit een wapen opgepakt.”

Say Nothing is een ijzersterke serie die verpletterend duidelijk maakt wat jarenlange strijd en geweld met de mens kan doen. Hoe het levens verpest en mensen, buren zelfs, recht tegenover elkaar zet. Het veroorzaakt pijn die nooit meer weggaat en leidt tot schuldgevoel dat de rest van het leven meegetorst moet worden. Dat het daarnaast allemaal voor niks is, in een oorlog wint uiteindelijk niemand, maakt het enkel schrijnender. Want, om met de woorden van Dolours Price te spreken, achteraf is er geen enkele manier om het nog goed te maken.


De les van fantasygame Dragon Age: zorg goed voor elkaar

Genocide, slavernij, religieuze intolerantie: het is maar een greep uit de thema’s die het Canadese gamebedrijf BioWare de afgelopen twintig jaar verkende in haar geliefde rollenspellen. Lang gold BioWare als een van de meest progressieve gamestudio’s ter wereld. Zeker ook op het identitaire vlak: met Jade Empire (2005) werd BioWare de eerste grote gamemaker die spelers de keuze gaf om een romance aan te gaan met een personage van hetzelfde geslacht. In hitseries Mass Effect en Dragon Age borduurde het bedrijf hier op verder.

Het legde het bedrijf tot begin jaren tien geen windeieren. Maar de invloed van het moederbedrijf, gamegigant Electronic Arts, liet zich steeds meer gelden. Mass Effect Andromeda (2017) was een rommeltje, Anthem (2019) een gefaalde poging om een onlinegametrend na te jagen. Nu rust de last van het voortbestaan van dit game-icoon op de schouders van hun nieuwe spel, Dragon Age: The Veilguard.

Ideeën voor deze game verdwenen in de tien jaar sinds de laatste Dragon Age, Inquisition (2014), meermaals in de prullenbak. Het zou een aardse heist-game worden over criminelen die een overval plegen, of nee, een grote onlinegame, of nee, toch weer iets anders. Zo’n voorgeschiedenis levert doorgaans rommelige spellen op, vol onafgemaakte brokjes oude trends. Een lot dat je BioWare niet zou toewensen.

Het goede nieuws: BioWare weet ondanks die bagage hier een schappelijke game te maken. De randjes van de brokjes zijn zichtbaar maar komen netjes bij elkaar. Meestal, althans: je kan je afvragen waar sommige ontwerpen vandaan komen, die veel te vrolijk ogen voor zo’n zware serie als Dragon Age. Al is de vormgeving van de wereld zelf nog altijd indrukwekkend, met prachtig ontworpen steden in het voor de serie nog nooit eerder verkende noorden van het continent Thedas. BioWare put inspiratie uit Venetië, Byzantium en Parijs op het hoogtepunt van hun macht en giet er een plens magie overheen, om die vervolgens in goed begrensde gebieden te serveren aan de speler.

Bevredigende explosies

Gelukkig is dit gewoon een leuke game om te spelen, met een fijn doch versimpeld vechtsysteem met sterke focus. Je bent niet meer bezig met het micromanagen van teamleden, de nadruk ligt op jouw personage en jouw reflexen. Je snelt over het slagveld, probeert op de juiste momenten klappen toe te dienen en gebruikt je teamleden voor combinaties van aanvallen die tot bevredigende explosies kunnen leiden.

Eigenlijk is dat meteen de enige grote verandering: de oude BioWare-formule – verhaal en personages staan voorop – is terug van weggeweest. The Veilguard volgt op het verhaal van Inquisition, dat eindigde met de openbaring dat de vriendelijke elf Solas eigenlijk een oude godheid is. Ooit scheidde hij per ongeluk de magische en de ‘echte’ wereld van elkaar. Hij wil die fout ongedaan maken, met apocalyptische gevolgen. Wij spelen nu Rook, die Solas in de eerste uren weet tegen te houden maar per ongeluk twee andere kwaadaardige elfse godheden vrijlaat.

Volgens goed BioWariaans gebruik moeten we als Rook teamleden verzamelen en de wereld om ons heen voorbereiden op de oorlog die komen gaat. Het spel speelt daarbij ruiterlijk leentjebuur bij het door bijna alle gamers geliefde Mass Effect 2 (2010): je moet je team écht goed leren kennen, anders eindigt de game in mineur.

Het valt en staat bij het schrijfwerk. BioWare had ooit het beste team schrijvers in de game-industrie, maar veel zijn vertrokken. Vooral in de eerste uren is Veilguard vaak plat, meer bezig met het bijpraten van de gamer dan het inkleuren van nieuwe verhalen. Gaandeweg glipt deze kramp uit de game. Het is moeilijk om niet te houden van personages als de koppige dwerg Harding, die ontdekt dat haar volk vroeger ook magie had, of de oudere doodsmagiër Emmrich die zijn eigen sterfelijkheid in de ogen moet kijken. Ze zoeken jou op voor advies, maar ook elkaar; het loont om na elke missie terug te keren naar de thuisbasis, om te kijken of je teamgenoten weer in een hoekje zitten te keuvelen met elkaar.

Het is in die keuvelgesprekjes over culturele en persoonlijke verschillen en overeenkomsten dat je de oude diepgang van Dragon Age terughoort. Maar BioWare lijkt banger dan vroeger om te schuren. Veel grote moeilijke keuzes zijn er niet: de belangrijkste vindt vroeg plaats, wanneer je moet kiezen welke stad je wil redden. Kies je ervoor om de macht te beschermen, of de onschuldige burgers?

Empathie en acceptatie

Van een Dragon Age-game verwacht je dilemma’s, die spelers dwingen om te reflecteren op hun waarden binnen en buiten de spelwereld. Ze ontbreken hier vaak, net als diepe discussies over religie (zoals in Inquisition) of slavernij (Dragon Age 2). Bovendien mist er continuïteit: in vorige games uit de reeks werd de wereld aangekleed met je verhaalkeuzes uit eerdere delen, maar hier is dat miniem. Thedas voelt kleiner.

Waar wil BioWare het dan wél over hebben? Over zelfontwikkeling, empathie en acceptatie. Vrijwel al je personages worstelen met vragen over persoonlijke identiteit, over hun plek in de wereld. Heeft het zin om te blijven vechten voor een gemeenschap die verloren lijkt, vraagt detective Neve; drakenjager Taash worstelt met hun genderidentiteit en complexe positie als migrantenkind.

Het is duidelijk dat de makers van BioWare moeite hebben met het veranderende politieke klimaat, met de toenemende vijandigheid tegenover diversiteit. Hun antwoord: luister goed en zorg voor elkaar. Lovenswaardig. Toch bekruipt soms het gevoel dat BioWare in alle goede bedoelingen net te graag les wil geven over hoe het hoort: soms is Veilguard openlijk didactief, in plaats van amuserend.

En toch, als de credits rollen, voelt het als zeuren in de marge. Met The Veilguard heeft BioWare een prima en bij vlagen emotionele game afgeleverd, die – zo mogen we hopen – de toekomst van een uniek gamebedrijf veilig stelt.


In de game Metaphor strijd je tegen oprukkend fascisme in Europa

De koning is dood. Vermoord door zijn eigen generaal die een poging doet de macht te grijpen in het fantasierijk Euchronia. Dat loopt net anders, als blijkt dat de overleden heerser een krachtige spreuk heeft uitgeroepen over het land, waardoor een politieke strijd losbarst: degene die voor een bepaalde datum de meeste harten van het volk verovert, wordt uitgeroepen tot nieuwe koning.

Wat volgt is een verkiezingsrace waar ook jij als speler aan meedoet. Jij weet als één van de weinigen de ware aard van de generaal en hoopt het rijk te redden door zelf de troon te bestijgen. Een unieke setting voor een rollenspel, waarin spelers zelden in de huid kruipen van politieke figuren.

Metaphor: ReFantazio is de nieuwste titel van regisseur Katsura Hashino, eerder bekend van de Persona-reeks. Dat waren games waarin je een bovennatuurlijke tiener speelde die het schoolleven moest combineren met nachtelijke verkenningstochten door kerkers gevuld met demonen. Voor de ontwikkeling van Metaphor startte Hashino een nieuwe studio om zich zo los te kunnen weken van het juk van Persona: deze game moest andere, volwassenere thema’s behandelen.

Het raamwerk van Persona is nog zien. Waar menu’s in andere games louter functioneel zijn, zijn ze bij Metaphor groots en expressief, een onderdeel van het gehele visuele ontwerp. Daarnaast zit de soundtrack vol onconventionele keuzes, zoals een monnik die vurig rapt in Esperanto.

Het verhaal van Metaphor duurt maanden, waarbij jouw personage iedere avond naar bed gaat en de tijd zich voorbeweegt. Je ziet het politieke landschap in die periode langzaam verschuiven. Steeds meer inwoners van Euchronia beginnen bijvoorbeeld te zien dat de generaal fascistische trekjes heeft door hoe hij campagne voert, maar tegelijkertijd blijkt hij ook een zeer bekwaam heerser. Een duidelijk goede keuze is er niet: zijn populariteit schommelt en op straat hoor je veel twijfels over hem – net als hoe bij een werkelijke verkiezing getwijfeld wordt.

Populisme in campagnetijd

Het is een verhaal dat zich makkelijk laat spiegelen met de werkelijkheid. Ook Euchronia is een gelaagde maatschappij vol culturen en discussies over migraties> In dit geval zijn de minderheden verschillende fantasie-rassen. Sommige verkiezingskandidaten worden actief gediscrimineerd wegens hun afkomst, terwijl anderen juist populair zijn omdat ze de belangen van een bepaalde bevolkingsgroep willen behartigen. Metaphor laat zien hoe effectief populisme kan werken in een verkiezingsstrijd.

Hoewel je campagne voert, is Metaphor in de regel een klassiek, Japans rollenspel. Je verkent verlaten kastelen en oude grotten, vindt betere uitrusting voor je team en verslaat reusachtige bazen die dreigen dorpen te verwoesten – in dit geval zogeheten humans, macabere wezens waarvan het ontwerp sterk is geïnspireerd door de Middeleeuwse Nederlandse kunstenaar Jheronimus Bosch. Door die wezens onderscheidt de fantasiewereld van Metaphor zich van het Tolkien-achtige dat je in soortgelijke games treft. Euchronia is een koninkrijk waar je gebruikelijke noties over fantasy niet kloppen en alles net anders in elkaar zit. Waar andere fantasy-titels vaak de middeleeuwen romantiseren, pakt Metaphor ook de harde, rauwe werkelijkheid uit die tijd er soms bij.

Steeds weer schotelt de game je een deadline voor om naartoe te werken: in het begin gijzelt bijvoorbeeld een tovenaar de lokale kathedraal waar hij dreigt binnen een week iets kwaadaardigs te doen. De klok tikt vervolgens af naar dit moment en laat je iedere game-dag één ding doen. Je kunt bijvoorbeeld de kathedraal in om zijn zombies te verslaan en de top te bereiken. Maar als je na een verkenningssessie moet uitrusten, gaat je team naar de lokale taveerne om te slapen en verstrijkt er weer een dag.

Het is een slimme manier om de druk op te voeren: als speler wil je graag alles doen wat er in de game te vinden is, maar dat gaat niet door de tijdsdruk. Ga je rechtstreeks naar de baas of heb je misschien nog de tijd om elders een sterk zwaard te vinden? Je kunt niet alles gedaan krijgen, waarmee de game je dwingt om steeds weer keuzes te maken.


Leeuwinnen veroveren de voetbalwereld en het Groot Dictee: dit zijn de mediatips van dit weekend

Voetballende leeuwinnen

In Leeuwin verhuist Rosi met haar ouders en broer van Suriname naar Nederland, het land van altijd tegenwind bij het naar school fietsen. Rosi, met Maradona-shirt en poster van voetbalster Lineth Beerensteyn op de muur, kan goed voetballen. Ze raakt bevriend met het Belgische meisje Jitte, net als Rosi een ‘vreemdeling’ in Nederland, en krijgt het aan de stok met een klasgenote die Rosi ervan verdenkt haar vriendje af te pakken. Dit subplotje is niet bijster origineel, maar verder is het vlot gemaakte Leeuwin een prima jeugdfilm. Zo heeft Cees Geel een leuke bijrol als strenge schoolconciërge en mopperende voetbalkantinebeheerder die sceptisch is over vrouwenvoetbal („te traag”). Dat Rosi’s poster van Ruud Gullit steeds van de muur waait, spreekt echter boekdelen: het is nu aan de Leeuwinnen om de voetbalwereld te veroveren. Hoofdrolspeler Alyssa van Ommeren deed eerder mee aan The Voice of Holland.

André Waardenburg

Rijk leven in een gamewereld

De Noorse Mats Steen wordt op jonge leeftijd gediagnosticeerd met een zeldzame spierziekte waardoor hij voor zijn tiende in een rolstoel zit. Volle dagen zit hij achter zijn computer te gamen en zijn ouders denken dat Mats op deze manier nooit zal „meemaken wat het is om verliefd te zijn, om vrienden te maken, om iets te betekenen in het leven van een ander”. Na zijn overlijden op 25-jarige leeftijd loopt de inbox van de familie Steen vol. Mats blijkt wél verliefd te zijn geweest, vrienden te hebben gemaakt, iets te hebben betekend in de levens van anderen. Niet in hun huis, maar in de online game World of Warcraft, waar hij digitaal zijn volste zelf kon zijn. The Remarkable Life of Ibelin schetst een ontroerend beeld van Mats’ sociale werkelijkheid in een wereld die nog altijd aan veel buitenstaanders voorbij gaat.

Len Maessen

Terugkeer van fantasylegende

Fans van de legendarische fantasyreeks Dragon Age hebben lang moeten wachten: tien jaar werkte rollenspelmaker BioWare aan de opvolger van hun hit Dragon Age Inquisition. Ondertussen verdwenen veel bekende namen bij het bedrijf en werd The Veilguard meerdere malen opnieuw opgestart. Een totale triomf is de uiteindelijke game niet, maar gezien de voorgeschiedenis is het resultaat beter dan verwacht. Een vers team helden neemt het op tegen de elf Solas, die zich in de vorige game openbaarde als een god met snode plannen. De charme van de personages staat als vanouds centraal. Daarnaast heeft BioWare eindelijk een adrenaline-opwekkend vechtsysteem verzonnen dat heerlijk wegspeelt. Wel jammer: een deel van de diepgang en de nuancs van eerdere delen ontbreekt.

Len Maessen

Groot Dictee is goed te maken

De zevende radio-editie van het Groot Dictee komt live vanuit de Centrale Bibliotheek in Rotterdam. Juryvoorzitter Gerdi Verbeet, oud-voorzitter van de Tweede Kamer, leest het door taalkundige, cabaretier en presentator Wim Daniëls geschreven dictee voor.

Twintig luisteraars nemen het op tegen twintig prominenten, onder wie staatssecretaris Vincent Karremans, cabaretier Erik van Muiswinkel, radiopresentator Roos Abelman en televisiepersoonlijkheid Ellie Lust.

De presentatie van het programma is in handen van de gelauwerde radiomaker Frits Spits.

Je kunt uiteraard thuis meeschrijven. Net als voorgaande jaren is de dicteetekst uitdagend, maar als je de spellingregels een beetje kent, heb je zeker een kans het dictee goed te maken.

Vincent Bijlo


Deze misdaadpodcast wordt alleen maar beter

Je zou zeggen dat een tweewekelijkse podcast over telkens één misdaad na tien jaar sleets wordt; dat de makers alleen doorgaan vanwege het succes, de luistercijfers, terwijl ze hun beste kruit allang hebben verschoten. Bij Criminal is dat niet het geval. De meest recente afleveringen zijn zelfs beter dan ooit. Wellicht heeft dat te maken met het oprekken van de definitie van misdaad.

Neem ‘Under the Wall’, uit oktober van dit jaar. Daarin horen we het verhaal van de Duitser Joachim Rudolph, die na zijn vlucht van Oost- naar West-Berlijn, honderden DDR-burgers via een tunnel naar het westen liet komen. Het lukt Phoebe Judge om in haar lijzige, beetje verwonderde stijl van praten ook van deze oude koe uit een verloren tijdperk een razend spannend verhaal te maken. Misdaad of niet.


Welbespraakte, zelfs artistieke moordenaar

Wie trekt zich iets aan van de bekende waarschuwing voor geweld en grof taalgebruik? Vooral Amerikaanse podcasts beginnen er regelmatig mee. Teergevoelig, overdreven gedoe. Bijna altijd. Maar niet bij Root of Evil. The True Story of the Hodel Family and the Black Dahlia. Een waarschuwing is bij deze serie op zijn plaats. De acht afleveringen tonen de gruwelijkheden waartoe mensen in staat zijn, in een vertelling opgerakeld door de twee achterkleindochters van een welbespraakte, maatschappelijk succesvolle en zelfs artistieke moordenaar, George Hodel (1907-1999). Hun moeder ontsprong de dans, maar hun tante laat op weinig bemoedigende wijze zien hoe intergenerationeel trauma kan werken.

De tamelijk subtiele en zelfs opgewekte wijze waarop achterkleinkinderen Yvette Gentile en Rasha Pecoraro de luisteraar meevoeren naar een diepe, bijkans onpeilbare poel van verderf is bijzonder. En de luisteraar krijgt terloops nog een lesje kunstgeschiedenis ook. Want de moordenaar, een in zijn ambities gefnuikte fotograaf, zou wel eens de collage-foto’s van zijn vriend Man Ray (1890-1976) voor ogen hebben gehad bij het misvormen van zijn slachtoffers.