Zelf dacht ik bij dat magistrale honderdste doelpunt van Vivianne Miedema aan Dennis Bergkamp. Een Britse journalist naast me op de perstribune kon zich erin vinden.

Andries Jonker vergeleek zijn spits na de wedstrijd tegen Wales met een andere grootheid van weleer: Marco van Basten. „Dat onberekenbare. Ook van de buitencategorie.” De bondscoach dacht dat Miedema met rechts zou uithalen, maar ze kapte naar links. Toen dacht hij: schiet nou! Maar nee, ze kapte nog een keer en schoot de bal toen diagonaal in de verre hoek.

Van Basten, zei Jonker, „deed ook dingen met de bal, waarvan ik dacht: ‘leg m nou af!’ Maar dan draaide hij om z’n as en dan lag ie in de kruising.”

Er was nóg een moment zaterdagavond in Luzern dat mij aan een legendarische actie uit de rijke geschiedenis van de Oranje-mannen deed denken. De crosspass van Veerle Buurman, met links over zeker vijftig meter op Danielle van de Donk, die rechts voorin liep – waaruit de 2-0 ontstond. Dat was toch Frank de Boer!? Met zijn fenomenale pass op Dennis Bergkamp op het WK van 1998?

De volgende dag dacht ik iets anders: dit soort vergelijkingen is verleidelijk, maar niet oké. We moeten de speelsters van dit Nederlands elftal niet langs de meetlat leggen van mannelijke helden uit het verleden.

Het vrouwenvoetbal staat pas echt op eigen benen als de iconen van nu het referentiekader zijn voor toekomstige talenten. Dat we dan bij hoogstandjes op de volgende grote toernooien zullen spreken van een ‘Miedemaatje’ of een ‘Veerle Buurman-trap’.