Anita DeFrantz was een van de eerste invloedrijke vrouwen bij het IOC: ‘Het is een eer om de eerste in iets te zijn, maar het is belangrijker om niet de laatste te zijn’

Anita DeFrantz (71) was vijf toen haar vader, een sociaal werker, haar en haar broer vroeg in de auto te stappen. Het zwarte gezin woonde in Indianapolis, „de meest noordelijke stad in het Amerikaanse zuiden” zoals haar vader het ooit omschreef – en dat was niet als compliment bedoeld.

Het sneeuwde, weet DeFrantz nog. Haar vader wilde iets belangrijks laten zien. En toen stopte hij bij een bord met de tekst: ‘Don’t be here after dark – nigger.’ In haar boek My olympic life: a memoir, uit 2017, noemt DeFrantz de autorit „een van de meest vormende ervaringen in mijn jeugd”.

Die dag werd „een zaadje geplant”, zegt DeFrantz tijdens een Zoom-gesprek vanuit haar studeerkamer in de Verenigde Staten. Door dat zaadje zou ze zich de rest van haar leven uitspreken tegen onrecht. Als advocaat, maar ook in de functies die ze de afgelopen veertig jaar in de sportwereld vervulde: als lid van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), als vice-voorzitter van het IOC en als lid van de Commissie voor Juridische Zaken van het IOC – om er een paar te noemen.

Links: Anita De Frantz met FIFA-voorzitter Sepp Blatter in 2010.
Rechts: de olympische medaille-uitreiking in 1976.

Foto’s: Kevork Djansezian/Getty Images, Heinz Kluetmeier / Getty Images

U was heel jong, maar weet u nog wat u dacht of voelde toen u dat bord zag?

„Ik begreep het niet. Mijn ouders probeerden mijn drie broers en mij wel vaker aan het denken te zetten. Tijdens het eten werd er veel gediscussieerd. Vooral mijn moeder vond het belangrijk dat we situaties goed doorgrondden en van alle kanten bekeken. En die situaties dienden zich vanzelf aan. Een paar jaar na die autorit bezochten we een pretpark. Zwarte mensen werden niet geacht pretparken te bezoeken. Toen mijn broer en ik bij de botsauto’s stonden te wachten – mijn vader was een stuk verderop – stapte een man op ons af. Ik dacht dat hij bezorgd om ons was, tot mijn vader erbij kwam staan en de man verdween. Mijn vader vóelde dat we werden lastiggevallen. Weer wat later zat ik in zijn kantoor toen hij vroeg wat ik aan de wereld zou geven als ik een toverstaf had. Een interessante vraag van een volwassene. ‘Eten’, zei ik. ‘Als je niet eet, kan je niet nadenken en als je niet kan nadenken, kan je geen bijdrage aan de maatschappij leveren.’ Als kind heb ik nooit honger geleden, maar kennelijk wist ik dat veel kinderen in de VS zonder eten naar bed gingen.”

Als tweedejaars student maakte u kennis met de roeisport. Na het halen van uw bachelor – u volgde inmiddels een rechtenstudie – vocht u voor een plek in het nationale team. Een jaar nadat dat gelukt was haalde u als captain van de Acht brons op de Spelen van 1976 in Montreal. Maakte u zich toen al hard voor gelijkheid en inclusiviteit?

„In Montreal verbaasde ik me erover dat mannelijke en vrouwelijke deelnemers van hetzelfde land gescheiden sliepen in het olympische dorp. Er waren drie onderkomens voor mannen en één voor vrouwen. Toen ik als vice-voorzitter van het organisatiecomité voor de Spelen van Los Angeles in 1984 de verantwoordelijkheid kreeg voor het ontwerp van het olympische dorp, ben ik me daar meteen mee gaan bemoeien. ‘Die scheiding is belachelijk’, zei ik tegen mijn collega’s. ‘Laat olympische comités weten hoeveel bedden ze krijgen en laat ze zélf beslissen wie waar slaapt. Daar hebben wij niks mee te maken’.”

En?

Ze lacht. „Iemand noemde het ‘een revolutionair idee’. Het plan moest langs het bestuur van het IOC, maar het is uiteindelijk wel uitgevoerd.”

Anita DeFrantz in 1997.
Foto Bob Riha, Jr./Getty Images

Heeft uw roeicarrière u veel gebracht, behalve medailles?

„De Olympische Spelen hebben mij vooral veel gebracht. Omdat menselijke excellentie daar wordt gevierd. Je doet je best als sporter, tegen de besten van de wereld. De uitslag staat voor eeuwig in de boeken. Het is zo bijzonder om deel uit te maken van een gezamenlijk streven naar excellentie. Dat streven is uniek voor het menselijke ras. Heb je ooit dieren aan een startlijn zien staan om over horden te springen? Ik heb alleen mieren over takjes zien klimmen om een plas over te steken.”

Zijn de Spelen ook bijzonder omdat afkomst, huidskleur, inkomen en uiterlijk – zaken die veel mensen bezighouden – ondergeschikt zijn aan sportieve prestaties?

„Dat is zeker waar.”

En konden de sportieve ambities van een jonge vrouw in de jaren zeventig op waardering rekenen?

„Niet altijd, maar dat deed me niets. Mijn ouders leerden me: jaag je dromen na. Laat je niet afleiden door mensen die barrières opwerpen. Zoek uit hoe je barrières omzeilt.”

In de afgelopen decennia wist DeFrantz meerdere barrières te omzeilen, vooral als het om genderongelijkheid ging. Toen ze in 1995 voorzitter werd van de nieuw opgerichte IOC Women in Sport Commission, liet ze onderzoek uitvoeren naar de manier waarop media mannen- en vrouwentoernooien verslaan. De uitkomsten waren „onthutsend”, zegt ze. Media stopten vier keer zo veel geld in mannentoernooien als vrouwentoernooien. Vrouwensport werd in één of twee minuten zendtijd afgedaan.

Maar ook in respect en toon waren de verschillen groot. Commentatoren maakten grapjes tijdens vrouwenwedstrijden. Soms kenden ze de namen van deelnemers niet. Bij de aankondiging van tenniswedstrijden werden mannen met hun achternaam geïntroduceerd en vrouwen met hun voornaam. „Infantiliseren”, noemt DeFrantz het.

Bij het Amerikaanse collegebasketbalkampioenschap werden mannen onder trompetgeschal aangekondigd. „Iedereen was opgewonden over wat deze giganten nu weer zouden laten zien.” Bij de vrouwen werd een filmpje getoond van een speeltuin met glijbaan en schommels. De presentator vertelde dat de moeder van een van de deelneemsters nooit had verwacht dat haar dochter tot zoiets in staat was.”

Wat heeft u met dat onderzoek gedaan?

„Ik ben ermee naar sportzenders NBC, ABC en CBS gegaan. ‘Door mannen en vrouwen gelijk te behandelen kunnen jullie maatschappelijke verandering afdwingen’, zei ik. Aanvankelijk leek er iets te veranderen, maar na een paar jaar vervielen de omroepen weer in hun oude gewoonten. Verandering is niet moeilijk, maar het moet worden aangemoedigd om te beklijven.”

In 1986 werd u IOC-lid, als vijfde vrouw. In 1997 werd u verkozen tot vice-voorzitter van het IOC, als eerste vrouw. Vervult dat u met trots?

„Het is een eer om de eerste in iets te zijn, maar het is belangrijker om niet de laatste te zijn. Ik doe mijn werk naar behoren en hoop zo de weg voor anderen te plaveien.”

Hoe kreeg u dingen voor elkaar in dat mannenbastion?

Ze haalt haar schouders op. „Magie.”

Portret van Anita DeFrantz.
Foto Greg Martin / IOC

U houdt het liever geheim?

Ze schudt haar hoofd. „Door consistent te zijn en een beroep te doen op logica. Zo van: ‘We willen dat meer mensen gaan sporten, maar dat lukt alleen als je iedereen gelijk behandelt.’ Mensen hebben niet dezelfde levenservaring. De kunst is van elkaar te leren.”

U zag uw collega’s als mensen, niet als mannen en vrouwen. Het zou een les van uw moeder kunnen zijn.

„Zo heb ik het nooit bekeken, maar ja, inderdaad.”

U beukt niet tegen het glazen plafond?

„Ik heb geleerd me meer bewust te zijn van wat zich om mij heen afspeelt. Als kersvers IOC-lid werd ik voor het eerst uitgenodigd voor een diner. Honderd gasten waren over tien tafels verdeeld. Van mijn tafel was ik het enige IOC-lid en de enige vrouw. Ik stond te wachten bij mijn stoel en merkte dat mijn disgenoten ook stonden. Pas toen ik ging zitten, ging de rest zitten. Inwendig lachte ik. Werd mij zoveel macht toegedicht?”

Waar bent u na al die jaren van besturen het meest trots op?

„Dat ik deel uitmaakte van een team dat voor meer gelijkheid heeft gezorgd. Ik zeg ‘meer’ omdat we er nog niet zijn. Er staan deze zomer in Parijs evenveel onderdelen voor vrouwen als mannen op het programma, maar het aandeel vrouwelijke coaches blijft ver achter bij de mannen [13 procent op de vorige Spelen, in Tokio]. En ook de media-aandacht voor vrouwensport buiten de Spelen om valt in het niet bij die voor mannensport. Waar ik wel heel blij mee ben, is de aanstelling van een vertrouwenspersoon in het olympisch dorp. Als sporters denken misbruikt te worden door hun coach, kunnen ze zich daar melden. Zo proberen we het net te sluiten rond coaches die zich aan grensoverschrijdend gedrag schuldig maken. Nog te vaak weten die de dans te ontspringen.”

Mensen hebben niet dezelfde levenservaring. De kunst is van elkaar te leren

Tot slot: het vraagstuk rond seksediversiteit verdeelt de topsport al langer. In veel sporten moeten vrouwen met een hoge testosteronspiegel medicijnen slikken om aan vrouwencompetities mee te kunnen doen. Hoe staat u erin?

„Wedstrijden moeten veilig en eerlijk zijn, maar er zijn ook mannelijke sporters met veel testosteron. Ik ben geen wetenschapper, maar één ding weet ik wel: het IOC zal nooit medische gegevens van sporters delen met derden, zoals hardloopster Caster Semenya is overkomen. Ik ben absoluut geen voorstander van wat World Athletics doet: atleten met een hoge testosteronspiegel voorstellen om oestrogeen te slikken. Alsof je iemand vraagt troebel water te drinken.”

Is het immoreel?

„Ik weet niet of ik zo ver wil gaan, maar ik sluit het niet uit.”


Indiase boksheld Mary Kom won olympisch brons in Londen 2012: ‘Ik wist dat ik respect, liefde, erkenning en steun kon afdwingen met een medaille’

Ze woont in India, het land met het grootste inwonertal. Wie als Indiase vrouw een belangrijke sportprestatie levert, steelt de harten van 1,4 miljard landgenoten.

Dat overkwam Mary Kom (41) toen ze in 2012 in Londen een bronzen medaille pakte bij het eerste olympische bokstoernooi voor vrouwen. Ze had toen al vijf wereldtitels op zak, vertelt ze via een Zoom-gesprek vanuit haar huis in Faridabad. Maar door die olympische medaille veranderde haar leven, en dat van andere vrouwen in India, pas écht.

Als magnificent Mary zich uitspreekt, spitsen Indiërs hun oren. Ze kan niet over straat zonder te worden aangeklampt. Kom was wereldwijd een van de eerste sportvrouwen die als moeder een succesvolle rentree maakte. Twee jaar na die bronzen medaille verscheen er een film over haar leven, te zien op Netflix: Mary Kom. Een gedramatiseerde versie van haar leven, maar de kern zit erin: wie mentaal sterk is, kan alles bereiken.

Hoe oud was je toen je voor het eerst een bokshandschoen aantrok?

„Zeventien. Maar ik vocht op straat al toen ik een jaar of zes, zeven was. Ik kon er niet tegen als jongens mij beperkingen oplegden. Je mag dit of dat niet, wánt je bent een meisje. Voor mij was het al jong een uitgemaakte zaak dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn.”

Waarom boksen?

„Boksen is niet alleen een sport. Als boksende vrouw, zeker in een land als India, voel je je veilig. Ik was de oudste van vier kinderen, het enige meisje. Mijn ouders waren voorzichtig met me. Op veel plekken in India moet je oppassen als vrouw. Daar kreeg ik als kind via de media al veel van mee.”

Mary Kom bij haar terugkeer in India nadat ze olympisch brons had gewonnen.

Foto’s K Asif/The India Today Group via Getty Images

India geldt als een van de gevaarlijkse landen voor vrouwen. Elke twintig minuten wordt er een vrouw verkracht.

Ze knikt. „Daarom boksen. Zo kon ik mezelf beschermen. Maar ik wist ook: als ik hier goed in word, kan ik iets van mijn leven maken.”

In de Netflix-film komt je vader er pas na een tijd achter dat je bokst. Hij eist dat je een keuze maakt tussen hem en je sport. Ging dat in het echt ook zo?

„Hij stelde geen ultimatum, maar ik heb het wel vier maanden voor hem verborgen gehouden. Mijn vader kwam erachter nadat ik een regionale wedstrijd had gewonnen. Een kennis las erover in de krant. Toen hij belde – ‘we moeten praten’ – sloeg de angst mij om het hart. Ik luisterde naar zijn monoloog en zei toen, heel rustig, dat ik iets van mijn leven wilde maken. Als híj mij niet steunde, ook financieel, wie dan wel?”

En?

„Hij vroeg wat ik ons gezin zou teruggeven als ik mijn dromen waar zou maken. Ik beloofde hem dat ik altijd voor het gezin klaar zou staan. In die beginperiode steunden mijn ouders me financieel, maar het was maar net genoeg om trainingsmateriaal van te kopen. Eén paar schoenen had ik, één paar handschoenen. Het was geen makkelijke tijd.”

Door mijn olympische medaille is boksen in India heel populair geworden onder jongens en meisjes

Door haar natuurlijke aanleg en wilskracht klom Kom snel op in de boksrangen. Drie jaar nadat ze voor het eerst een boksschool was binnengestapt won ze haar eerste wereldtitel bij de amateurs, in het Turkse Antalya. Een jaar later de Aziatische kampioenschappen.

Al in een vroeg stadium van haar carrière kreeg Kom een relatie met de Indiase voetballer Karung Onkholer. Ze trouwden in 2005 en tegen de Indiase gebruiken in, besloot ze haar carrière daarna niet op te geven. Sterker: nog geen twee jaar nadat ze was bevallen van een tweeling (ze had toen al drie wereldtitels op zak) maakte ze haar rentree. Ze won nóg twee wereldtitels, kreeg nóg een kind en maakte voor een tweede keer haar rentree. Om daarna, in 2018, haar zesde en laatste wereldtitel te winnen.

Niet lang voor de geboorte van je derde kind veroverde je olympisch brons in Londen. Wat staat je daar het meest van bij?

Ze veert op. „Een WK-titel winnen is prachtig. Zes WK-titels winnen is nog veel mooier. Maar een olympische medaille … dat is van een andere orde. De kwalificaties alleen al waren zwaar. En dan moet je de verwachtingen van een groot land inlossen. ‘Je bent onze hoop’, zeiden mensen. ‘De enige Indiase bokser, man of vrouw, die kans maakt op een medaille.’ Daar moet je tegen kunnen.”

Had je het gevoel: met een medaille kan ik het leven van Indiase vrouwen veranderen?

„Zeker. Ik wilde bewijzen dat vrouwen tot grootse dingen in staat zijn. Ik wist dat ik respect, liefde, erkenning en steun kon afdwingen met een medaille. De positie van Indiase vrouwen is de afgelopen tien jaar sterk verbeterd. In het onderwijs, op de werkvloer, in topsport. Door mijn olympische medaille is boksen in India heel populair geworden onder jongens en meisjes. Ze willen allemaal in de voetsporen van Mary Kom treden.”

Heeft het je leven veranderd?

„Ze noemen me een sportberoemdheid, haha. Dat heeft zeker voordelen. Veel bedrijven vragen me als motivational speaker. Ik hamer dan altijd op kansengelijkheid voor vrouwen, juist in bedrijfstakken waar vrouwen zwaar ondervertegenwoordigd zijn. De vrouwen die ik bij dat soort optredens ontmoet, zeggen dat ik hun het gevoel geef dat ze alles kunnen bereiken. Niet alleen omdat ik een olympische medaille heb gewonnen, maar omdat ik als moeder veel heb bereikt. Mijn sportieve prestaties werden niet minder na de geboortes van mijn drie zonen.”

In de film lever je veel strijd met een hoge functionaris van de Indiase boksfederatie. Daar wordt geen expliciete reden voor gegeven, maar ik kreeg de indruk dat hij vond dat je te veel praatjes had als vrouw.

„Nee, dat heeft een andere reden. Ik kom uit Manipur, uit het noordoosten. Ik heb de features van een Chinese, Japanse of Thaise vrouw. Mensen als ik worden in India achtergesteld. Dat leidde na mijn rentree tot oneerlijke jurering en daar ben ik heel kwaad om geworden. Ik kan niet tegen onrecht.”

In de film laat de boksbond je een tijd links liggen omdat je met een stoel hebt gegooid.

Ze lacht. „Dat was voor het dramatische effect.”

De plooien zijn kennelijk gladgestreken, want bij de Spelen van Tokio in 2021 mocht je als eerste vrouw de vlag dragen voor je land bij de openingsceremonie.

„Oh, mijn god, wat een eer was dat. Een hele, hele, hele grote eer. Niet alleen voor mij, maar voor alle vrouwen in India. Ik kreeg zó veel mooie reacties. ‘Je verdient het’, ‘je bent een wondervrouw’, ‘je bent een supermoeder’. Héérlijk was het.”

Mary Kom (rechtsvoor) was bij de Spelen van Tokio in 2021 een van de vlaggendragers voor India.
Foto Clive Brunskill/Getty Images

Toen je vorig jaar als voorzitter van een speciaal comité de beschuldigingen van een aantal vrouwelijke worstelaars onderzocht – ze zouden seksueel misbruikt zijn door een functionaris van de Indiase boksfederatie – kreeg je veel kritiek. Magnificent Mary zou niet genoeg voor haar seksegenoten opkomen.

Haar gezicht betrekt. „Als ze met bewijs waren gekomen – er zat trouwens ook een mannelijke worstelaar bij – had ik hen gesteund. Maar er wérd geen bewijs geleverd. Geen filmpjes, foto’s, geluidsopnamen, niks. Dan kan ik als commissievoorzitter toch maar één ding doen?”

Misschien verwachten vrouwen in India te veel van je?

„Misschien. Ik help vrouwen waar mogelijk, maar ben ook maar een mens.”

Je gaat als chef de mission naar de Spelen in Parijs en …

„Ik zóu gaan. Ik heb vandaag per mail mijn ontslag ingediend bij de voorzitter.”

Mag ik vragen waarom?

„Mijn vier kinderen [ze adopteerde ook een meisje] zijn zestien, tien en vijf. Ik kan ze niet lang alleen laten. Daar komen problemen van. Sinds mijn scheiding, driekwart jaar geleden, sta ik er alleen voor. Ook financieel. Ik moet zorgen dat er eten op tafel komt.”

Pittig.

„Dat is het zeker.”

Mary Kom in 2022.
Foto Sanchit Khanna/Hindustan Times via Getty Images)

Voor deelname aan amateurkampioenschappen mag je niet ouder dan 40 zijn. Je bent 41. En toch liet je onlangs in de Indiase pers weten dat je nog niet aan stoppen denkt.

„Ik wil dóór als profbokser. Het wachten is op een serieuze sponsor. Ik train nog steeds, ik heb er vertrouwen in. Een profbokser hoeft niet zo veel te reizen als een chef de mission. Het valt goed te combineren met het moederschap.”

En dan door tot je vijftigste?

Ze lacht. „Met gemak.”


De Belgische Ingrid Berghmans werd in 1988 olympisch kampioene in Seoul: ‘Judo werd afgedaan als een mannensport’

Toen de Vlaamse judoka Ingrid Berghmans haar olympische gouden medaille won, bleek die ervaring „eigenlijk niet zo heel leuk”. Het was op de allerlaatste dag van de Zomerspelen van Seoul in 1988. De wedstrijd was kort en zwaar: „Echt van: mat af, mat op, boem, boem, boem en een uur later stond je buiten.”

Toen Berghmans de dopingcontrole achter de rug had, bleek dat alle pendelbussen naar het hotel al waren vertrokken. Wel stond de auto van chef de mission van de Belgische ploeg Jacques Rogge, de latere IOC-voorzitter, te wachten. „Mijn coach zei: je bent olympisch kampioen, kom, we gaan in die auto zitten. Maar wij zijn er mooi uitgezet.” Eenmaal in het hotel, na een busrit, belde ze nog even met haar moeder. „En om negen uur lag ik in mijn bed.”

Als klap op de vuurpijl was er de pers. „De eerste journalist vroeg aan mij: En, hoe vond u dat, uw chocolademedaille? Bent u er content mee?” Met andere woorden: de medaille van Berghmans telde niet echt. Want in 1988, de eerste keer dat de sport voor vrouwen op de Spelen te zien was, was judo nog een zogeheten demonstratiesport. Dat was in 1964 ook het geval geweest bij de mannen, toen Anton Geesink tot ontzetting van de Japanners goud won op de Spelen van Tokio, maar sinds 1972 telde mannenjudo op de Spelen volwaardig mee.

Bij de vrouwen is dat pas sinds de Zomerspelen van Barcelona in 1992. Voor Berghmans, die in de jaren tachtig het vrouwenjudo had gedomineerd, kwam dat te laat. In 1989 blesseerde ze zich bij de WK in Helsinki – ze won alsnog – en daarna kwam het met haar rechterpols nooit meer goed. Op haar hand zijn nog twee vage lijntjes te zien, littekens van de operatie. Daar kwamen blessures en operaties aan beide knieën nog bij.

Op haar dertigste stopte ze met judo, en opende ze een sportschool in Luik. Berghmans – met hetzelfde blonde kapsel als in de jaren tachtig – woont er nog steeds, ook al ging haar sportschool tijdens de coronapandemie failliet.

Ingrid Berghmans met twee van haar vele gouden WK-medailles.
Foto Belga Archives / ANP

Een chocolademedaille. Wat vindt u van zo’n uitspraak?

„Nee, nee, nee, het is geen chocolademedaille! De vorige voorzitter van het Belgisch olympisch comité heeft tegen mij gezegd: we zien u als een echte olympisch atleet. En uw medaille als een echte olympische medaille. Ik word ook net als alle andere Belgische olympische kampioenen elke editie uitgenodigd om mee te gaan naar de Spelen.

„Het heeft misschien ook met de naam te maken. Dat mensen dachten dat het maar een demonstratie was, dat het niet echt was. Om mee te mogen doen, moest je wel een WK-medaille hebben gehaald of kampioen van je continent zijn.”

Met de blik van nu is het moeilijk voor te stellen dat mannenjudo al sinds begin jaren zeventig volwaardig olympisch was en de vrouwen pas sinds de jaren negentig.

„Dat heeft, denk ik, te maken met Japan, toch wel de bakermat van het judo. Daar was damesjudo nog niet echt geaccepteerd. Ik kan me herinneren dat ik voor het eerst op trainingskamp was in Japan en daar deden de vrouwen alleen kata.”

Bij kata wordt er niet tegen elkaar gevochten, maar worden alleen bepaalde technieken uitgevoerd. Berghmans vond er niks aan. „Dus ik stond op de mat bij de mannen. Ik buigen, groeten, maar niemand wou met me trainen.”

Er waren in het begin bijna geen andere meisjes. Wij mochten ons aankleden in de toiletten

Ingrid Berghmans groeide op in het dorpje Leopoldsburg, in Vlaanderen. Haar moeder werkte in een fabriek, haar vader was vrachtwagenchauffeur. „Mijn vader had graag jongens gehad. Hij heeft dat altijd ontkend, maar het is wel waar. Poppen vond hij niet leuk. Hij gaf ons een bal, zag mij en mijn zus liever judo doen. Ook om ons een beetje te laten afreageren, want we hadden nogal wat energie.” In een feestzaaltje achter een café begon ze op negenjarige leeftijd met judo. „Er waren in het begin bijna geen andere meisjes. Wij mochten ons aankleden in de toiletten.”

Ingrid Berghmans in 1988.
Foto Belga Archives / ANP

Ook later, toen Berghmans voor het eerst Belgisch kampioen werd en naar haar eerste EK’s ging, bleef judo een mannensport. „Ik heb in mijn eerste jaren sowieso altijd met mannen getraind. Het was dat of niks. En natuurlijk, het was niet zo dat ik zomaar iedereen op de grond kreeg, integendeel. Als ik in de training één of twee goede momenten had, iemand kon laten strompelen of op zijn knieën kreeg, dan was ik al content.”

Toch was het een vrouw die Berghmans’ judocarrière, en haar leven, voorgoed veranderde: Rena Kanokogi, bijnaam Rusty, een Amerikaanse oud-judoka getrouwd met een Japanner. In de jaren vijftig had ze zich nog als man verkleed om aan judotoernooien mee te kunnen doen. En in 1980 organiseerde ze de eerste WK judo voor vrouwen, in New York. „Ze heeft zich zowat in de schulden gewerkt daarmee, want het moest en zou in Madison Square Garden zijn.” In New York werd Berghmans, negentien jaar, wereldkampioen in de open klasse en won ze ook nog eens brons in de klasse +72 kilogram.

Hoe was uw carrière verlopen zonder die wereldtitel?

„Dan had ik geen carrière gehad, was ik gewoon naar school gegaan. dat heb ik ook nog wel even geprobeerd, maar het was niet meer mogelijk.”

U was ook in één klap beroemd.

„Ik ben een paar maanden bijna depressief geweest, stond op het punt te stoppen. Ik was een verlegen, onbekend meisje. Toen ik terugkwam uit New York heb ik zoveel journalisten over de vloer gehad.”

In artikelen uit die tijd werd benadrukt dat u weliswaar stoer bent, maar toch ook vrouwelijk. Sports Illustrated zette u in 1985 op de foto met een paar Chippendales en noemde u ‘big, blond, and beautiful’.

Ze lacht. „Ja, ja, ja. Maar dat was ook belangrijk voor mij. Omdat onze sport werd afgedaan als een mannensport – wat vroeger ook zo was – vond ik dat belangrijk. Dus als ik ergens naartoe ging, lette ik erop dat ik geen trainingskleren aan had. Om te laten zien: wij zijn wél vrouwen.”

Berghmans moest het in haar hele carrière grotendeels uit zichzelf halen. Met de sport verdiende ze nagenoeg niets. Om het judo te bekostigen had ze allerhande baantjes, van schoonmaken tot aerobicslessen geven.

In tegenstelling tot de mannenploeg hadden de vrouwen geen meereizende coaches. Op toernooien en andere tripjes naar het buitenland werden ze vergezeld door twee judoscheidsrechters. „Ik weet nog dat ik bij een training op Papendal een keer zei: hou mij vandaag eens in het oog en zeg aan het einde wat ik nog kan verbeteren. Dan zeiden ze: ja, alles wat jij doet is toch goed? Dat was voor mij heel frustrerend.”

Ingrid Berghmans in de olympische finale tegen de Zuid-Koreaanse Mi-Jeong Bae.
Foto David Finch / Getty Images

Haar eerste WK-titel was er één van vele: Berghmans werd zes keer wereldkampioen in verschillende gewichtsklassen. En in 1988 dus die Zomerspelen van Seoul. Dit jaar haalden die Spelen het nieuws in Nederland. Mark Huizinga, oud-judoka en olympisch kampioen van Sydney 2000, begon erover in de podcast Chefs de Mission. Hij pleitte ervoor om de vrouwen die in 1988 op het podium eindigden met terugwerkende kracht als officiële medaillewinnaars aan te merken. „Je zou het in de huidige tijd niet meer kunnen verzinnen dat er een nieuwe sport komt en dat de mannen olympisch kampioen kunnen worden, maar de vrouwen niet”, zei Huizinga.

Het nieuws bereikte België ook: Berghmans las erover op Facebook. Huizinga doelde in de podcast met name op de Nederlandse Angelique Seriese, die goud won in de klasse +72 kilo. Maar Berghmans is misschien wel een beter voorbeeld: de carrière van Seriese duurde nog tot halverwege de jaren negentig, waar die van Berghmans strandde voor de Spelen van 1992.

Hoe dan ook: van Berghmans hoeft het niet per se. Omdat ze zich geen chocolademedaille laat aanpraten. Of, nou ja, misschien toch een heel klein beetje. Toen ze tijdens de Spelen van 1992 thuis naar judo zat te kijken, met haar zoontje van een paar maanden, vond ze het „heel spijtig” dat ze er niet bij kon zijn. „Maar ja, het is nou eenmaal zo. Ik ben toen geboren, heb gedaan wat ik kon. Je kunt van dingen spijt hebben, maar als je er niets aan kunt doen, maak je jezelf alleen maar ongelukkig.”