Vaderdag is, naast genieten van knutselwerkjes en ontbijt op bed, óók een mooi moment om stil te staan bij de achtbaan die het vaderschap definieert. Een ode aan alle vaders, stiefvaders, bonuspapa’s en andere vaderfiguren die zich dagelijks manoeuvreren tussen zwemlessen, kinderzitjes, huilbuien en verjaardagsfeestjes.
NRC is op zoek naar adviezen van vaders, voor vaders. Het kan de beste tip zijn die je zelf ooit kreeg, een leermoment, persoonlijk motto, of een grappige blunder waar je een les uit hebt getrokken. Over de beste manier om een kleuter met driftbuien te kalmeren, de ideale samenstelling van een broodtrommel of de ultieme tip om de rust te bewaren tijdens wiskundebijles.
Insturen kan tot en met zondag 1 juni 2025. Als jouw bijdrage wordt geselecteerd, zal de redactie vooraf per mail contact opnemen.
NON-FICTIEBOEK Lords of Finance: The Bankers Who Broke The World (2009)
Dat centrale bankiers macht hebben, werd deze weken weer duidelijk toen Donald Trump dreigde Fed-baas Jerome Powell weg te sturen. De markten reageerden heftig. Dat centrale bankiers ook niet altijd de wijsheid in pacht hebben, blijkt uit het zeer levendig geschreven Lords of Finance van voormalig bankier en hedgefondsadviseur Liaquat Ahamed. Hij portretteert de vier centrale bankiers die exact een eeuw geleden, in het interbellum, alles op alles zetten om de mondiale economie na de Eerste Wereldoorlog niet te laten ontsporen. Montagu Norman van de Bank of England, Émile Moreau van de Banque de France, Benjamin Strong van de Federal Reserve Bank in New York en de legendarische Hjalmar Schacht van de Duitse Bundesbank spraken dezelfde monetaire taal, maar slaagden er niet in de Grote Depressie af te wenden en per saldo ook de Tweede Wereldoorlog. Schitterend geschreven met een glansrol voor de toen nog jonge econoom John Maynard Keynes, die al vroeg inzag dat de Duitse herstelbetalingen elke poging om de economie te redden saboteerden.
Een euro korting op een net sinaasappels. Twee quiches halen, één betalen. Een pot pindakaas voor de helft van de prijs. Het zijn aanbiedingen die je zo kunt krijgen bij de grote supermarktketens, mits je bereid bent hun klantenkaart te nemen. Boodschappen zijn steeds duurder voor privacybewuste consumenten die geen deel willen nemen aan het loyaliteitsprogramma van de supermarkt.
Dat komt doordat grote supermarktketens kortingen exclusief geven aan mensen die meedoen aan hun loyaliteitsprogramma’s, terwijl de aanbiedingen vroeger voor elke klant golden. Het verschil loopt op tot 600 euro per huishouden per jaar. Dat blijkt uit onderzoek van NRC in samenwerking met ruim duizend deelnemers aan een lezersonderzoek van deze krant. Van de grote supermarktketens geven alleen Aldi, Plus en Dirk alle kortingen ook zonder klantenkaart.
Met de data die winkels via de loyaliteitsprogramma’s verzamelen, kunnen ze gedetailleerde interesseprofielen opbouwen. Ben je een „promolover” (gevoelig voor aanbiedingen) en flexitariër? Of een carnivoor die steevast op zondagavond online boodschappen voor de hele week doet? De supermarkt weet het en gebruikt die data. De voorbeelden komen uit data-opvragen die NRC-lezers de afgelopen maanden voor dit onderzoek hebben gedaan. Zo schat Albert Heijn bijvoorbeeld op basis van aankoopdata in of een bepaalde bonuskaarthouder bereid is nieuwe producten uit te proberen.
Tot op zekere hoogte beseffen klanten dat hun data worden gebruikt in een geraffineerd spel om ze meer te laten kopen, maar ze vinden de kortingen te hoog om er nee tegen te zeggen. Peter van Dijk uit Utrecht, die deelneemt aan het onderzoek: „Je weet dat ze met je data aan de haal gaan, maar ik vind mijn data dan eigenlijk ook weer niet ‘meer waard’ dan de korting.”
Illustratie Chris Bosch
Een exacte berekening van hoeveel die klantdata de supermarkten waard zijn en hoeveel korting ze daarvoor bereid zijn te geven, is erg lastig, zegt Nick Bombaij. Hij doet aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar de effectiviteit van klantbindingsprogramma’s, zoals spaaracties en klantenkaarten.
Het onderzoek naar de kortingen in ruil voor data is onder meer complex omdat de programma’s grote invloed hebben op het koopgedrag. Alleen al het deelnemen aan een loyaliteitsprogramma maakt klanten bijvoorbeeld trouwer aan een bepaalde keten. Ze gaan daar dan gemiddeld tussen de 1 en 4 procent meer uitgeven, blijkt uit metingen. „Je gaat er andere keuzes door maken”, legt Bombaij uit. Bovendien is het goed mogelijk dat klanten die tóch al trouw waren juist een pas of app nemen. „We kunnen mensen niet in tweeën delen om te meten hoe hun koopgedrag zou zijn zonder zo’n programma.” De supermarkten hoeven niet diep in de buidel te tasten voor de exclusieve kortingen. Het gaat grotendeels om een verschuiving van kortingen die supermarkten altijd al gaven, maar nu alleen nog aan klantenkaarthouders. Bombaij: „Die kosten maakten supermarkten toch al, maar nu krijgen ze er data voor terug.”
600 euro per jaar
De duizend deelnemers aan het NRC-lezersonderzoek rapporteren substantiële kortingsbedragen, die zeer uiteenlopen. Het gaat minimaal om tientjes per jaar. De uitschieters naar boven komen uit op zo’n 600 euro per jaar. Dat blijken grotere huishoudens te zijn die vrijwel exclusief bij één supermarkt inkopen. Vaak hebben ze een voorkeur voor bio en doen ze mee aan het Premium-programma van AH. Daarvoor betaal je jaarlijks 14,99 euro abonnementsgeld, in ruil voor 10 procent korting op bio-producten en extra gepersonaliseerde aanbiedingen. Dat soort abonnementen creëren een nog hogere mate van loyaliteit aan een keten. De meeste mensen in het onderzoek, waarin vooral wordt gekeken naar de landelijke ketens Jumbo, Lidl en AH, blijven er echter ruim onder.
Randombonuskaart.nl is een website waarop klanten die anoniem willen blijven een willekeurige bonuskaart tevoorschijn kunnen halen op hun telefoon, om te laten scannen bij de kassa. Netwerk-ingenieur Nick Bouwhuis bouwde deze website in 2018 in zijn vrije tijd. Er maken dagelijks tientallen mensen gebruik van. De site levert een interessante database aan boodschappen en kortingen op. Daaruit blijkt dat klanten bij AH gemiddeld 13 procent korting krijgen op het bonbedrag. Dat percentage is gebaseerd op ruim 22.000 kassabonnen uit 2022 en 32.000 uit 2023.
Vomar en Lidl lokken deelnemers naar hun app met de belofte dat ze daarmee 600 euro per jaar kunnen besparen. Volgens Vomar is dat bedrag een optelsom van alle kortingsbonnen die appgebruikers in een jaar krijgen. Die kortingen zijn voor alle appgebruikers gelijk. De supermarktketen zegt „geen concrete plannen” te hebben om die te gaan personaliseren.
Bombaij vindt 600 euro te hoog klinken: het lijkt vooral gebaseerd op de aanbiedingen en gaat er dus van uit dat een klant precies die producten koopt én ze zonder deelname ook voor de volle prijs had gekocht. Op een whiteboard rekent de UvA-onderzoeker voor: huishoudens doen in Nederland gemiddeld maandelijks voor 500 euro aan boodschappen, 6.000 euro per jaar. 600 euro korting zou neerkomen op 10 procent.
Dat de bonnetjes van Randombonuskaart.nl daar nog iets boven zitten, verbaast hem niet. Juist de privacybewuste gebruikers van die website zullen de pas alleen scannen als ze dat moeten doen om een aanbieding te krijgen. De boodschappenmandjes waarin geen kortingsproducten zitten, worden daardoor niet meegerekend.
Je moet je realiseren dat er data worden verzameld en dat je niet weet hoe die in de toekomst worden gebruikt
Niek Bouwhuis bouwde Randombonuskaart.nl nadat hij was aangespoord door een privacybewuste collega. „Je moet je realiseren dat er data worden verzameld en dat je niet weet hoe die in de toekomst worden gebruikt.” Voor Jumbo en Lidl biedt Bouwhuis ook online alternatieven, maar die worden onvoldoende gebruikt om relevante statistieken op te leveren.
Effectiviteit
Vanuit retailers bezien valt de effectiviteit van een klantenkaart vaak tegen, zegt Bombaij. „Uit onderzoeken blijkt dat mensen het eerste half jaar of jaar dat ze meedoen wat meer uitgeven. Vervolgens raken ze zo gewend aan het scannen van die pas dat ze er niet meer bij stilstaan.” En dan gaan ze net zo makkelijk naar een andere winkelketen als naar de keten waarbij ze aan klantenkaart hebben. Het voor winkeliers zo gewenste effect lijkt dan uitgewerkt.
Dat probleem speelt vooral bij klantenkaarten zoals de Bonuskaart. Tijdelijke spaaracties, waarbij klanten bij een bepaald bedrag aan boodschappen zegels krijgen waarmee ze met korting servies, handdoeken of kaartjes voor een pretpark kunnen kopen, zijn veel effectiever, ziet Bombaij. „Consumenten gaan in zo’n actieperiode meer uitgeven om die zegels te krijgen. Maar daar verzamelt de retailer geen data mee.”
Illustratie Chris Bosch
Winkeliers proberen klanten toch zoveel mogelijk te verleiden tot het gebruiken van een klantenkaart en breiden hun programma’s daarom uit. Zo kunnen zegels steeds vaker alleen maar digitaal in de supermarktapp gespaard worden. Ook schermen supermarkten steeds meer aanbiedingen af waardoor er alleen met een pas gebruik van gemaakt kan worden. Bij Albert Heijn gelden alle aanbiedingen alleen met een Bonuskaart, Lidl houdt een steeds groter deel van de acties exclusief voor klanten van het Plus-programma. Lidl biedt daarbij geen anoniem alternatief, dat bij AH nog wel bestaat. En zowel bij AH, Lidl als Jumbo (ook geen anonieme optie) krijgen deelnemers gepersonaliseerde kortingen in hun app. Dat maakt meten en vergelijken complexer.
De Duitse consumentenbond is deze maand een rechtszaak begonnen tegen Lidl over de kortingen die alleen gelden met de Plus-app. De bond vindt dat de keten niet duidelijk maakt dat klanten voor de kortingen in de app betalen met hun persoonsgegevens. In Europa gebruiken ongeveer 100 miljoen mensen de Lidl Plus-app. De belangenorganisatie ziet het als een testzaak die helderheid moet geven over de informatieplicht over de tegenprestatie van klanten die meedoen aan digitale bonusprogramma’s.
De supermarktketens willen ondanks meerdere pogingen tot een afspraak te komen niet met NRC praten over de loyaliteitsprogramma’s in relatie tot kortingen. Hooguit benadrukken ze dat ze populair zijn bij klanten en dat ze proberen hun apps te gebruiken om een gezond voedingspatroon te stimuleren, dat ook beter is voor de planeet.
Steeds meer aanbiedingen
Tijdens een rondetafelgesprek over voedselprijzen in de Tweede Kamer benadrukten de supermarktketens onlangs nog dat Nederland een aanbiedingenland is. Jumbo ziet dat „het belang van promoties” veel groter is geworden, zegt interim-topman Tom Heidman. Vier jaar geleden kwam 14 procent van de omzet uit producten die in de aanbieding waren, inmiddels is dat ruim een kwart.
„De consument gaat achter koopjes aan”, zegt Heidman. Daardoor wordt die minder trouw aan een keten en shopt daar waar de korting het beste is. Jumbo richtte zich traditioneel minder op kortingen en meer op vaste lage prijzen dan concurrenten, maar voelt zich nu ook gedwongen kortingen te bieden. „Ons marktaandeel staat onder druk.”
Lees ook
Wilt u supermarktkorting? Dan uw data, alstublieft
In andere landen zijn aanbiedingen minder gebruikelijk. Zo werken Duitse supermarktketens met vaste lage prijzen. Volgens A-merkfabrikanten Nestlé en Unilever is dat de reden dat de ‘normale’ prijzen in Nederland hoger liggen. In Frankrijk zijn sinds vorig jaar 1+1 gratis-aanbiedingen zelfs verboden om kleine bedrijven te beschermen.
Meedoen voelt voor veel consumenten niet als een keuze. „Ik vind Aldi prettig”, zegt lezer Johan Gelderloos uit Lochem. „Daar heb je geen gezeur met pasjes en apps.” Maar een winkel die korting geeft zonder klantenkaart zit niet voor iedereen in de buurt. En niet iedereen heeft het budget om voor zijn privacy te betalen. Lezer Teska Seligman: „Eigenlijk ben ik tegen dit soort kaarten omdat er informatie mee verzameld wordt. Maar in krappe tijden is de korting gewoon niet te versmaden.”
Serie Korting in ruil voor je data
Winkelapps en klantenkaarten die korting geven in ruil voor transactiedata zijn in opkomst. Op een lezersoproep van NRC om ervaringen hiermee te delen kwamen meer dan duizend reacties. De komende tijd proberen we te kwantificeren hoeveel korting klanten hiermee kunnen krijgen, waarom supermarkten deze data zo graag willen hebben en wat de gevolgen zijn van een steeds meer gepersonaliseerde supermarkt.
Weer was het mis bij een studentenvereniging. Waar de moraal eerst vooral op vakantie was tijdens de ontgroeningstijd, lijkt hij nu achter de voordeuren van sommige Utrechtse corpshuizen permanent op reis gestuurd zonder retourtje. Seksuele vernedering, drank- en drugsexcessen, extreme pesterijen.
„Morele vakantie” – dat frivole label bestaat al langer, maar kreeg in ons land bekendheid door socioloog Don Weenink, die onderzoek deed naar rellende jongeren. Hun gedrag komt niet voort uit onvrede, betoogde hij in 2013 in Sociologie Magazine, maar uit een zucht naar „intense emotionele en lichamelijke sensaties”, die ook nog eens groepsversterkend zijn. Wagen wat de braveriken niet durven bewijst hoe uitzonderlijk jouw groep is. „Wie op morele vakantie gaat, komt terug met groepsgevoel.”
Uiteraard moeten we de excessen in de studentenwereld veroordelen. Tegelijkertijd kunnen we niet zomaar voorbij aan het kader dat Weenink schetst. Overtredingen horen bij groepsvorming. Zoals ze ook onderdeel zijn van rituelen. In zijn recente boek Over het verdwijnen van rituelen schrijft de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han: „Grensoverschrijding is een integraal onderdeel van feestrituelen.’” Een cultuur heeft „feestelijke uitzonderingstoestanden” nodig, waaraan onze samenleving geen ruimte meer biedt.
Reisgids
Zoals altijd bij Han – die inmiddels een intellectuele cultstatus heeft – is het de schuld van „het neoliberalisme”, en blijft het bij een aforistische maar abstracte diagnose. Oké, ons been ligt eraf. En nu? Een nieuw been laten aangroeien?
De bredere vraag is: hoe regisseer je een morele vakantie? Kun je momenten van losbandigheid inbedden in een samenleving die gebouwd is op beheersing? Aan de hand van vier concrete rituelen kunnen we misschien de contouren schetsen voor een reisgids voor morele vakanties.
Ritueel 1: de eindexamenstunt. Dicht gekitte sloten, ballonnen tot aan het plafond, de gangen vol schuim van brandblussers, een berg mest op het schoolplein. Allemaal om de hiërarchie één dag radicaal om te gooien. Dat morele vakanties een versterkt groepsgevoel opleveren als souvenir, merk je op schoolreünies. Worden daar niet vooral de excessen smakelijk opgerakeld?
Ik zie de conrector nog in ons lokaal staan, voorafgaand aan die examenperiode. Het jaar ervóór was de stunt zo uit de hand gelopen dat hij ons dringend verzocht om ditmaal met de schoolleiding te overleggen voor een gezamenlijke actie die leuk en veilig bleef. Honend gegniffel: zo werkt het ritueel dus niet. Autoriteiten kunnen nooit de reisleider zijn van een morele vakantie. Dat zie je ook bij een lokaal ritueel in de duinen van Schoorl.
Ritueel 2: de Meidenmarkt. Al sinds de middeleeuwen komen op Tweede Pinksterdag jongeren samen op het Klimduin om te flirten en te feesten. Spontaan, zonder organisatie of planning. Totdat in 2014 de gemeente het ging ‘organiseren’: polsbandjes, muziekoptredens, dranghekken, cameratoezicht. De doodsteek. Bij dit feest hóórt geen entertainment, vertelden inwoners in de Volkskrant.
De Meidenmarkt kreeg een line-up en verloor zijn ziel. De „betekenisvolheid” van het ritueel veranderde in „eventmanagement’, een lege ‘consumptievorm” – om mee te klagen in de kretologie van Han.
Ritueel 3 – de Vreugdevuren op Scheveningen en Duindorp – zijn al een veel betere oplossing. Ze zijn bedacht als alternatief voor de gewelddadige excessen van het „kerstbomen rauzen”, maar het ritueel van bouwen en aansteken komt vanuit de gemeenschap zelf.
Magische oorsprong
Van al onze feesten heeft de jaarwisseling nog wel het meeste behouden van haar magische oorsprong. We blikken terug – met de oudejaarsconferencier als sjamaan – verjagen boze geesten met vuurwerk, zodat het nieuwe jaar ritueel is gezuiverd en de goden gunstig zijn gestemd.
Het zou zonde zijn als terechte veiligheidszorgen ook die overgangsrite gladstrijken tot het zoveelste platte evenement. Allemaal klappen voor een centrale drone-show, met polsbandjes tussen dranghekken.
Zelf de lucifer afstrijken, eigenhandig een stukje chaos aanrichten – dat maakt je pas een deelnemer aan het ritueel, dat versterkt pas het groepsgevoel waar de morele vakantievierder naar snakt. De Meidenmarkt en de vreugdevuren laten zien dat dit type morele vakantie alleen mogelijk is als de gemeenschap hecht genoeg is om zelfregulerend op te treden. Elkaar aanspreken, een oogje in het zeil houden.
Door ruimte te laten aan wat woest en excessief is, versterk je een gemeenschap
Daar zit precies het probleem dat zich spiraalsgewijs verdiept. De sociale weefsels – van verenigingen, buurten, scholen, universiteiten – zijn zwakker dan ooit. Dáárdoor vervallen samenbindende rituelen tot lege ontladingsmomenten, baldadigheid zonder verhaal. Dáárdoor neemt de drang tot regulering en controle toe. En dat versterkt weer de behoefte aan een uitlaatklep.
Een pijnlijke illustratie van die vicieuze cirkel is de verschuiving van de losbandigheid van het steeds strenger gereguleerde ontgroeningsritueel naar het dagelijkse leven. De ongemakkelijke vraag is of we de losbandigheid niet liever zouden beperken tot de afgebakende uitzonderingssituatie, het ritueel van de ontgroening? Geef de studentenvereniging haar variant van een vreugdevuur.
Breder gesteld: juist door ruimte te laten aan wat woest en excessief is, versterk je een gemeenschap. Zolang de leden maar begrijpen waaróm ze dit doen.
De ontgroening is een rite de passage, een overgangsritueel. De Schotse antropoloog Victor Turner beschreef hoe rituelen een „liminale” ruimte creëren: een tijdelijke overgangsfase. Rollen en regels vallen weg, en juist in die tijdelijke chaos ontstaat wat hij „communitas” noemde, een diep gedeeld groepsgevoel.
De grensoverschrijding breekt dus niet alleen, maar opent ook iets nieuws. Jezelf verliezen in de euforie als tijdens de jaarwisseling – een „liminale” tijdzone – betekent ook onderdeel worden van iets groters.
Anders dan de morele vakantie is liminaliteit een reis met een bestemming. Het is geen uitlaatklep maar een doorgang. Zo is ook „communitas” iets wezenlijkers dan de verbroederende kick van een baldadige clan.
Aanlokkelijk alternatief
Als ik socioloog Don Weenink goed begrijp, is de morele vakantie vaak een spontaan tripje van meelopers die hun kans schoon zien. Aan harde-kern-relschoppers doe je weinig – daar moet je op handhaven – maar zou je die anderen niet kunnen verleiden tot een aanlokkelijk alternatief? Geen strak georganiseerde groepsreis, maar een ritueel vanuit de gemeenschappen zelf? Het initiatief zou kunnen liggen bij sociale figuren als buurtvaders en -moeders, sportcoaches, ondernemers – ergens tussen autoriteit en kameraad in.
Grensoverschrijdingen toelaten in plaats van wegpoetsen. Het kan, zolang we ze goed inbedden: in een gedeelde betekenis, en niet in regeltjes. Voor wie nog twijfelt aan de absurditeit daarvan, is er altijd nog ritueel 4: Koningsdag. Ik ga op morele vakantie en ik neem mee: „1 blikje of flesje alcohol”. Dat mag je in Amsterdam tijdens Koningsdag bij je hebben op straat. En dacht je bij dat ‘flesje’ aan een gin of een frisse bourgogne – helaas: „Neem geen glas mee, dat levert onveilige situaties op.”
Durven we ruimte te laten aan ongetemde rauwheid of doseren we de losbandigheid liever keurig in porties van 33cl?
Lees ook
Lees ook: Verlies hoort er steeds minder bij in dit welvarende land
Een stil kringetje van grijze hoofden in fauteuils, met onaangetaste kaasblokjes in het midden, en een dikke klassieker op schoot: dat beeld van een boekenclub is achterhaald. Twintigers en dertigers hebben het concept afgestoft: leeslijstjes worden bijgehouden in groepsapps op WhatsApp of Signal, inspiratie komt van Goodreads en heb je het boek niet uitgelezen? „Dan trakteer je op een rondje in de kroeg.”
NRC sprak ervaringsdeskundigen over wat hun drie amateurboekenclubs tot een succes maakt, zodat jij vliegend van start kan.
1Laat je uit je boekenbubbel trekken
Een boekenclub haalt je uit je literaire comfortzone; daar moet je voor open staan. Zo voelde Floris van Goudoever (28), die een voorkeur voor filosofische boeken koestert, weinig enthousiasme toen iemand Ik ben vrij van Lale Gül opperde. „Ik zou hem zelf nooit hebben gekozen. Maar het was echt een verbazingwekkend goed boek.”
Natuurlijk ga je ook ‘stomme’ boeken lezen maar dat is volgens Dennis van Velzen (31) een kleine prijs om te betalen voor het ontdekken van nieuwe verhalen en auteurs. En ben je echt een keer heel ontevreden, „dan kan je je grieven uitdrukken in een cijfer op het einde van de avond”.
Het is misschien zelfs een goed idee om met een slecht boek af te trappen, tipt Paulina Moerland (25): gezamenlijk klagen werkt immers verbroederend. „Voor onze eerste boekenclub lazen we Beautiful World Where Are You van Sally Rooney, die vonden we zó slecht. Toen was de toon gelijk goed gezet.”
2Dostojevski hóéft niet: bepaal zelf het ambitieniveau
Wil je een boekenclub gebruiken om het oeuvre van Proust te lezen, of het nieuwste BookTok-fenomeen te ervaren? Het is goed om van tevoren de ambities van de groep af te stemmen.
Zo kent de boekenclub van Van Velzen het compromis dat ze één („max twee”) keer per jaar sciencefiction lezen. De boekenclub van Moerland is eensgezind over het ambitieniveau en noemt zichzelf „de meest middelmatige boekenclub”: ingewikkelde literaire details doorgronden hoeft niet, en ze halen hun neus niet op voor de Bridgerton-serie.
3Van niet-lezers tot no shows: bewaak de samenstelling
Begin niet met een boekenclub, maar begin met een boek, adviseert Van Velzen, dan weet je gelijk of het naar meer smaakt. Hij en zijn vriend zijn begonnen met een etentje voor een klein groepje mensen. „Het uitgangspunt is heel simpel: lezen is leuk en over boeken praten is leuk.”
Via via haken vanzelf collega’s, verre kennissen of buren aan. Maar geef nieuwe leden ook de kans om af te haken. „Ik had mijn zusje eens uitgenodigd, maar zij vond het een te grote tijdsinvestering. Ze is één keer geweest en daarna nooit meer.”
Illustratie Noor Bronstring
In de afgelopen drie jaar is de samenstelling van de boekenclub van Moerland één keertje veranderd. Toen haakte iemand aan, maar die las het boek niet, dus dat was van korte duur.
„Hoe kleiner de groep, hoe makkelijker het is om vol te houden en consistent af te kunnen spreken”, zegt Moerland. Ze zijn nu „een gesloten boekenclub”. „Ik heb het idee dat we met z’n viertjes iets speciaals hebben. Het is goed om dat ook af te spreken, of je zomaar mensen in mag brengen.”
4Welke taal maakt niet uit, maar kies er eentje
Goed vertalen is een kunst. Helaas is niet elke poging even succesvol, zegt Van Goudoever, en daarom is het van groot belang dat iedereen het boek in dezelfde taal leest. „Anders krijg je echt een andere leeservaring waarbij de een het prachtig geschreven vond in de oorspronkelijke taal en de ander, die een vertaling heeft gelezen, niet dezelfde diepte eruit heeft kunnen halen.”
5Koester de officieuze rariteiten van de club
Begin niet met een te streng kader aan regels, adviseert Van Velzen: dat schrikt af. Begin met simpelweg bij elkaar te komen om een boek te bespreken. „De samenstelling en tradities groeien organisch.”
Zoals bij de boekenclub van Moerland: de avond eindigt met een spelletje Jenga, de winnaar mag het volgende boek bepalen. En elke samenkomst bestellen ze traditiegetrouw taco’s en een portie nacho’s om te delen.
6Houd de leeslijst bij
Elk gelezen boek is een prestatie die het verdient om vastgelegd te worden.
Dat kan in schriftjes, of in apps zoals Goodreads. De boekenclub van Van Goudoever noteert naast de cijfers ook ieders mening in één kernzin, zoals je ziet op de flaptekst van een boek. Om alles vast te leggen, gebruikt de groep de omschrijving van hun WhatsApp-chat. Dat is trouwens niet per se een aanrader, volgens hem. „Wij lopen nu tegen een karakterlimiet aan.”
7Vrees een goede discussie niet, maar te dikke boeken wel
De boekenclub van Van Velzen begint traditiegetrouw met een minuutje waarin alle acht leden kort vertellen wat ze van het boek vonden. Dan komen de grootste pijnpunten gelijk naar boven – vruchtbare grond voor discussie.
Hoe feller de onenigheid is, hoe leuker de boekenclub wordt, vindt Moerland. Goed materiaal is volgens haar boeken „met een beetje relatiedrama, familiedrama, of een discussie van wie had gelijk in het boek, in plaats van de hele droge klassieker”.
En wees terughoudend met te dikke boeken, adviseert Van Velzen. Bij 400 pagina’s beginnen mensen tegen te sputteren. „Daar zit een natuurlijke grens.” Zijn boekenclub maakt een uitzondering: ze houden een zomerstop van zo’n zeven weken waarbij ze één dikke pil uitkiezen. „Afgelopen zomer was dat Hillary Mantel. Die was 900 pagina’s of zo. Echt een investering.”
Illustratie Noor Bronstring
8Cijfers zijn er om veranderd te worden
Aan het einde van de avond volgt de ontknoping: het toekennen van cijfers. Dat kan bijvoorbeeld op basis van sterren, zoals bij Van Goudoever („halve sterren zijn niet toegestaan, dat maakt het lastig”) of op een schaal van 1 tot 10, zoals bij Van Velzen („met slechts één decimaal achter de komma, daar is nog discussie over geweest”).
Het is goed om je eigen oordeel te noteren voordat de discussie losbarst. Je zal merken: je mening zal veranderen. „Je gaat eigenlijk altijd alleen maar omhoog”, zegt Van Velzen. „Omdat je er natuurlijk achter komt: er zit veel meer in dit boek. Naarmate je er langer over praat, krijg je meer bewondering voor iemands werk.”
9Het zelfvertrouwen groeit (ook om de klassiekers te bekritiseren)
„De hoogste cijfers zijn voor de boeken die we in de beginperiode lazen. We zijn steeds strenger geworden”, zegt Van Velzen. „Je smaak ontwikkelt zich en je weet beter waar je op let.”
Onderaan de cijferlijst van de boekenclub van Van Velzen staan twee klassiekers: De val van Albert Camus (5,3) en De Avonden van Gerard Reve (5,8). Een boekenclub moet volgens hem geen schaamte kennen. „Bij ‘hoge literatuur’ kan je een soort verplichting voelen om het goed te moeten vinden. Reve is natuurlijk ook de grote man. Maar het is goed als mensen de vrijheid voelen om gewoon te zeggen: ik vind het een stom boek.”
10Voordat de avond voorbij is: een nieuw moment prikken
Nadat de cijfers zijn verdeeld, en het nieuwe boek is gekozen, zit er nog een ding op: een nieuwe datum kiezen. „We gaan niet uit elkaar voordat de volgende afspraak in de agenda staat”, zegt Moerland.
De boekenclub van Moerland komt eens in de twee maanden bij elkaar, bij Van Velzen is dat eens in de vier tot zes weken. „Dat ritme is belangrijk om het lezen een deel van je routine te maken”, zegt hij. „In een maand kun je echt wel een boek lezen, en tegelijkertijd móét het ook. Je hebt een stok achter de deur.”
Als Van Goudoever in de kroeg vertelt dat hij in een boekenclub zit, krijgt hij vaak dezelfde licht jaloerse reactie: „O mijn god, dat lijkt me ook zo leuk”. Zijn – misschien wat voor de hand liggende – tip: „Gewoon doen.”
boekentop-50 Dit zijn de 50 beste Nederlandstalige boeken van de 21ste eeuw
De boekenredacties van NRC en De Standaard vroegen aan professionele lezers wat zij de 50 beste Nederlandse boeken van de 21ste eeuw vonden. In delen van 10 tellen we af van 50 naar 1.
Boekentop-50 Oproep: wat zijn jóuw favoriete Nederlandstalige boeken van de 21ste eeuw?
De boekenredacties van NRC en De Standaard vroegen aan professionele lezers wat zij de 50 beste Nederlandse boeken van de 21ste eeuw vonden.Maar wat zijn jouw favoriete Nederlandstalige boeken van de 21e eeuw?
Komiek Pete Davidson, bekend van Saturday Night Live, zei in een recent interview in The Wall Street Journal dat „mannen hun voeten nooit moeten tonen”. Hij vindt ze spuuglelijk, die van zichzelf incluis. Zijn devies: je sokken aanhouden, behalve als je gaat zwemmen. „Zo niet? Bedekken, die dingen. Echt: de mannenvoet moet gecanceld worden.”
Cancellen is wellicht wat overdreven. En ze alsmaar bedekken is ook niet gezond voor een mens. Sterker nog: daar krijg je weer zweetvoeten van, en dat is voor niemand leuk. Nu is Davidson net creatief directeur van sokkenmerk Doublesoul geworden, dus dat bedekken komt hem goed uit.
Niet iedereen is het overigens met hem eens: een voetfetisj is best populair. Uit onderzoek van de Universiteit Antwerpen blijkt dat één op de tien mensen er opgewonden van raakt. Mannen dan wel vier keer zo vaak als vrouwen. De mannenvoet lijkt minder geliefd, dus.
De combinatie van maandagen en sporten is al niet mals, maar wanneer ik in de kleedkamer een zool zo geel als belegen kaas zie, begrijp ik Davidson meteen. Wellicht durven wij mannen minder naar de pedicure te gaan omdat het als vrouwelijk, onnodige luxe of ijdeltuiterij wordt gezien. En als er een kalknagel komt – die je onder meer kunt krijgen door slechte hygiëne of bij veel sporten – is de schaamte groot om een remedie bij de drogist in te slaan. Ik begrijp dat. Er gaat een hele skincare-routine aan vooraf voordat ik mijn bed in duik, ik bezoek om de week mijn kapper, gebruik parfum, bodylotion. Maar daar benee doe ik niets. Ik heb nog nooit een pedicure gehad, heb weleens een kalknagel, sport, loop en ren als een malle maar smeer mijn voeten nooit in met crème.
Enfin. Dat kan dus beter, dus hoog tijd voor mijn allereerste pedicure.
In de eerste minuten voelt het vreemd. Bijna te intiem: niemand heeft ooit aan mijn voeten gezeten
Op Google Maps zoek ik naar een salon. Ik bel drie verschillende. Goddank kan ik meteen bij Li’s Beauty Lounge langs. Met lichte hartkloppingen stap ik op de fiets. Ik merk hoe eenzelfde gevoel opkomt als tijdens mijn rijexamen. Gerommel in mijn buik. Angstzweet onder mijn oksels. Nooit eerder heeft iemand aan mijn voeten gefriemeld of ze van dichtbij bekeken. Wat als het pijn doet? Of kietelt? Wat als ik om dat wat altijd bedekt blijft wordt uitgelachen?
Twee medewerkers zeggen me gedag, twee vrouwen op leeftijd kijken om. De een krijgt een mani, de ander is net klaar met haar pedi. Een medewerker wijst naar een zwartleren stoel. Haar collega, Li, kijkt toe. Ik vraag haar of hier vaker mannen komen. „Soms voor een manicure”, zegt ze terwijl ik aarzelend mijn sokken uittrek. „Met doorzichtige lak. Dat wel.” Pedicures zijn niet geliefd. „Wel bij vrouwen. Maar bij een man?” Ze moet lachen. „Nee, dat gebeurt bijna nooit.”
Maat 45 in een babyroze badje met water. Een minuut later mogen ze eruit en buigt de vriendelijke vrouw zich, gereedschap in de hand, over mijn voeten. In Mandarijn praat ze met Li. Heeft ze het over m’n kromme teen? Ze schraapt dood vel weg, knipt stukken nagels af. In de eerste minuten voelt het vreemd. Bijna te intiem: niemand heeft ooit aan mijn voeten gezeten. Ik ga verzitten en duik in mijn telefoon. Mails wegwerken. Appjes beantwoorden. Een scroll door TikTok. Alles om maar niet bezig te hoeven zijn met wat er voor m’n neus gebeurt: een wildvreemde vrouw die aan mijn tenen pulkt. Wanneer ze aan de bal van mijn voet zit wil ik uit reflex trappen – zo erg kietelt het. Minuten later voel ik mijn hoofd alweer afkoelen. Ze is klaar. Het ziet er goed uit. Ik bedank haar voor het resultaat. Weg eelt, dood vel en lastige nagels. Zo moeilijk was het uiteindelijk niet.
Welke aanpak werkt het beste als je menselijk gedrag wilt veranderen? Een recent overzichtsartikel in Nature, van Albarracín, Fayaz-Farkhad en Granados Samayoa, zet allerlei mogelijkheden en hun effectiviteit op een rijtje.
De mens
Op basis van bestaande theorieën onderscheiden de onderzoekers verschillende factoren die invloed hebben op gedrag. Denk aan kennis (bijvoorbeeld: meer dan de helft van de werkende Nederlanders heeft een zittend beroep) en overtuigingen (langdurig zitten lijkt me slecht voor mijn hart). Andere factoren zijn: algemene attitudes (bewegen is goed voor mensen) en attitudes ten opzichte van specifiek gedrag (ik vind wandelen een fijne vorm van beweging).
Ook zijn emoties van invloed (ik word blij als ik denk aan een wandeling), maar ook algemene vaardigheden (ik ben goed in plannen), specifieke vaardigheden (ik ben goed in het uitzetten van mooie wandelroutes) en gewoonten (ik wandel elke ochtend).
Wie gedrag wil veranderen, kan zijn interventies het beste richten op gewoonten, specifieke gedragsattitudes en specifieke vaardigheden. Bespreek bijvoorbeeld met elkaar de voordelen van timemanagement, doe samen een cursus slim agendabeheer en koppel het nieuwe gedrag aan een vast moment, zodat het een gewoonte wordt. Neem aan het einde van elke vergadering vijf minuten om alle gemaakte afspraken in de agenda’s te noteren.
De omgeving
Naast deze gedragsbepalers die in de mens zelf liggen, heeft ook de sociale en fysieke omgeving invloed. In het onderzoek worden de volgende determinanten benoemd: een injunctieve of voorgeschreven norm (bijna alle artsen vinden dat we meer moeten bewegen), een descriptieve norm (maar in de praktijk bewegen we veel te weinig), en regels en beleid (werkgevers in de bouw hanteren strenge veiligheidsvoorschriften).
Andere determinanten betreffen de betrouwbaarheid van instituties (die werkgevers doen dat met de beste bedoelingen), materiële beloningen (wie zich houdt aan de regels, krijgt een bonus) en sociale steun (mijn teamleider en collega’s helpen me hierbij). Ook van invloed zijn het aanbod van eenvoudige toegang en standaardopties (iedereen op het werk krijgt een zit-stabureau), monitoring en herinneringen (een app vertelt me dagelijks hoeveel ik zit en sta. En: elk halfuur meldt mijn telefoon dat ik even moet bewegen).
Wie gedrag wil veranderen, kan interventies in de fysieke en sociale omgeving het beste richten op toegang en standaardopties, sociale steun en materiële beloningen. Weer een werkvoorbeeld: voortaan starten we de vergadering altijd met de vraag: wat ging de afgelopen week goed en wat had beter gekund? De teamleider faciliteert en vraagt door. Wanneer deze feedback en ideeën tot betere prestaties leiden, wordt het hele team beloond.
Praktisch
Wil je iets veranderen en vraag je je af waar te beginnen? Ga dan voor aanpassingen in de omgeving. Het effect van ‘toegang en standaardopties’ is groter dan van alle andere interventies. Als het gaat om verandering op het werk, komt dit mooi uit. De werkomgeving aanpassen is vaak een stuk eenvoudiger dan collega’s veranderen.
Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.
Nadenken over de strategie van een bedrijf draait om het stellen van goede vragen. Dat zeggen Arnaud Chevallier, Frédéric Dalsace en Jean-Louis Barsoux van de Zwitserse businessschool IMD. Ze onderzochten drie jaar lang welke vragen managers relevant vinden en kwamen tot vijf categorieën. Een korte samenvatting met voorbeelden.
1. Feitelijke vragen: wat weten we? Fouten ontstaan vaak omdat belangrijke gegevens ontbreken. Een klassieker: in 2014 kochten de Franse spoorwegen voor 1,5 miljard euro aan nieuwe treinstellen, die vervolgens te breed bleken voor het merendeel van de 1.200 stations. Je kunt niet zonder vragen als: wat weten we; waar moeten we op letten; en gaat dit passen?
2. Creatieve vragen: wat als…? Als je alleen kijkt naar wat bekend is, mis je kansen. In 2017 won Nieuw-Zeeland de America’s Cup-zeilrace door de traditionele handbediende lieren op de boot te vervangen door fietspedalen. Zo kon er meer kracht gezet worden én had de bemanning de handen vrij voor andere taken. Goede vragen: wat als…; hoe zouden we…; wat kan er nog meer…?
3. Uitvoeringsvragen: hoe dan? Grote plannen mislukken vaak omdat we vervelende vragen over de uitvoering mijden. Vragen als: hoe krijgen we dit voor elkaar; waar zitten de knelpunten; hoe meten we de voortgang? Toen in de vroege jaren 2000 digitaal speelgoed oprukte, lanceerde Lego, als reactie, meerdere nieuwe productlijnen tegelijk. Het bedrijf kon de uitvoering van de plannen niet aan en raakte in financiële problemen.
4. Duidende vragen: wat betekent dit? Duidende vragen horen regelmatig terug te keren in strategische beslisprocessen. Vragen als: wat betekent deze trend; wat kunnen we leren van onze concurrent; waarom krijgen we dit soort klachten; wat zijn mogelijke blinde vlekken? Toen Tesla zijn eerste elektrische auto introduceerde, maakten Europese ingenieurs zich druk om de grote kieren rond de deuren. Wat ze niet vroegen was: wat betekent deze innovatie voor onze sector?
5. Emotionele vragen: wat voelen mensen hierbij? Strategie draait niet alleen om feiten en cijfers. Minstens zo belangrijk is hoe medewerkers en klanten veranderingen ervaren. Toen British Airways in 1997 besloot de gestileerde Britse vlag op de staart van de vliegtuigen te vervangen door werk van internationale kunstenaars, reageerden politici, klanten en medewerkers furieus. De operatie – kosten: 60 miljoen pond – werd na twee jaar teruggedraaid. Dus? Stel vragen als: hoe ervaren klanten dit; wat durven collega’s eigenlijk niet te zeggen?
Goede leiders combineren deze vijf typen vragen, zeggen de researchers van IMD. Maar in de praktijk is dat niet makkelijk. Veelal vertrouwen managers namelijk op vraagcategorieën die hun in het verleden succes hebben gebracht. Ik denk: een eenvoudig checklijstje met deze vijf soorten vragen kan helpen.
Afsluitende gedachte. Veel mensen in mijn omgeving experimenteren op dit moment fanatiek met het formuleren van slimme prompts voor ChatGPT en andere AI-bots. Absoluut nuttig. Je leert opnieuw hoe belangrijk goede vragen zijn. Misschien helpt dit ons ook om betere vragen te stellen aan collega’s.
Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.
„Ik ben dertien jaar single. Mijn enige relatie had ik toen ik begin twintig was, die heeft twee jaar geduurd. Ik word niet snel verliefd, houd me niet bezig met daten, ik moet er niet aan denken om een datingapp te downloaden. Mijn laatste afspraakje was jaren geleden. Mijn prioriteiten liggen gewoon elders. Bij mijn vriendschappen, Chinees leren, alleen op reis gaan. In een trein naar een volgende stad rollen kan ook vlinders in de buik opleveren.
De maatschappij is te weinig ingericht op eenpersoonshuishoudens, terwijl een derde van de Nederlandse huishoudens dat is. Kijk alleen al naar de supermarkt: kleinere verpakkingen zijn relatief duurder dan de grotere. In de podcast Steeds meer singles, die ik sinds 2024 met [journalist] Lizzy van Hees maak, bespreken we alle kanten van het vrijgezel zijn. Binnenkort brengen we ook een boek uit, Single, waarin we handvatten geven om een fijn leven voor jezelf op te bouwen. Zonder waardeoordeel, want singles hebben al vaak het gevoel dat ze niet compleet zijn. Single-literatuur en -podcasts zijn meestal oplossingsgericht: hoe kom je aan een relatie, zitten je hechtingsstijlen je misschien in de weg? Of je móét happy single zijn, alsof dat beter is dan een relatie. Door de podcast zijn wel dertig single-appgroepen ontstaan, met vrijgezellen die offline afspreken. Als ik foto’s van hun uitjes krijg, moet ik vaak huilen, zo waardevol vind ik het.
Ik heb geen kinderwens, waardoor ik in een andere positie zit dan veel vrouwen van mijn leeftijd. Als single vrouw van 36 kun je in een rouwproces komen omdat de kans op een kind afneemt. Er komt een moeilijke twist in je hoofd, ergens tussen hoop en afscheid nemen. Ik mag van geluk spreken dat ik echt geen kind wil. Vroeger hield ik de optie nog open. Nu denk ik: met een kind heb je minder geld en tijd, en de verantwoordelijkheid gaat nooit weg. Ik heb al veel liefde in mijn leven, ook door de kinderen van mijn vrienden. Eigenlijk ben ik helemaal pro-kinderen, maar gewoon niet voor mezelf.
Mijn ouders zijn gescheiden toen ik twee was. Dat was een rommelige tijd; mijn moeder verhuisde vaak, waardoor ik vaak van school moest wisselen. Ik kreeg op de basisschool een halfbroertje en -zusje van mijn moeders kant, zij zijn mijn hartjes. Leeftijdsverschillen in een samengesteld gezin kunnen je veel brengen, je krijgt veel bewuster mee hoe iemand opgroeit. Als kind was ik verlegen en teruggetrokken. Ik ben op school nooit gepest, maar dacht niet: hier hoor ik thuis. Comfort vond ik bij mijn broertje en zusje, die me trots maakten; alsof ik ook een beetje hun moeder was.
Van de kookboeken die ik heb gemaakt is Solo mij het meest dierbaar. Het zijn eenpersoonsrecepten die ik daadwerkelijk vaak maak. Veel kookboeken zijn gebaseerd op het kerngezin; zelfs auteurs die geen kinderen hebben, schrijven hun recepten voor vier personen. Voor jezelf koken wordt vaak al lastig gevonden en dat maakt het niet makkelijker. Koken is zelfvertrouwen, in je eentje beslissingen durven nemen. Met Solo wil ik mensen aanmoedigen om de regeltjes los te laten, je hóéft niet altijd drie componenten op je bord te hebben. Maak in de avond een keer een lekker broodje, eet groenten tijdens je lunch.
Foto Angela Baas
Eten heeft altijd al een grote rol in mijn leven gespeeld. Dat komt ook doordat ik Indo ben. We gingen vaak naar feesten in buurtcentra, waar alleen maar gegeten werd. Mijn oom heeft me Indisch leren koken, mijn moeder en stiefmoeder konden ook goed koken. Toen ik psychologie ging studeren ben ik veel gaan experimenteren, gewoon met de YouTube-video’s van Nigella Lawson. Het leuke van eten is dat je, zelfs als je heel veel weet, eigenlijk nog steeds niks weet. Ik schrijf al jaren boeken over Aziatisch eten, maar proef nog steeds smaken waarvan ik niet eens wist dat ze bestaan.
Ik snap nooit dat mensen ingewikkelde maaltijdboxen bestellen terwijl je ook gewoon iets met ei kunt maken – roerei, gebakken ei, gestoomd ei. Rijst met ei en sojasaus is het lekkerste wat er is, juist omdat het zo simpel is. Het is niet heel olie-achtig, maar heeft wel de perfecte vettigheid, en je kunt er ook gewoon groentes aan toevoegen – broccoli, tomaat. Als zo’n smeuïg ei in je mond een rijstkorrel raakt, dat is gewoon magic.
Mijn volgers gaan goed op mijn koelkastmanagement. Er staan veel bakjes met saus, groenten, aardappelen, rijst en dips in – vaak restjes van wat ik eerder heb gekookt. Ik stapel ze netjes op elkaar, dat wordt fulfilling gevonden. De beste bewaarbakjes zijn die van DuraHome, niet stuk te krijgen.
Als ik op reis ga, laat ik bijna niks aan het toeval over. Ik doe wel spontane dingen, maar daar bouw ik ruimte voor in. Ik doe research op YouTube, blogs, Instagram en TikTok naar goede restaurants. Ik heb Excelsheets per stad, en zorg dat ik Google Maps-kaarten met genoeg pinnetjes maak. Ik wandel zoveel mogelijk, zodat ik snel weer trek heb. Met een goede voorbereiding beland je nooit in een tourist trap. Concessies doe ik niet, want mijn mood is afhankelijk van hoe lekker mijn maaltijd was. Hoe moe ik ook ben, ik loop liever een half uur door dan te zwichten voor een middelmatig restaurant.
Volgers vragen soms: hoe kan jij dat eten allemaal op? Het verbaast me dat ze zo’n vraag normaal vinden. Ik eet niet per se veel, maar het is alsof we ons niet meer normaal tot lekker eten kunnen verhouden. Toen het slecht met me ging ben ik veel aangekomen; dat gewicht zit er nu nog aan. Dat is voor nu maar even zo, ik vind het belangrijker hoe het in mijn hoofd gaat.
Ik heb vaak in sterrenrestaurants gegeten, maar goedkoop eten is vaak het beste eten. Ik heb niet zoveel met opsmuk, koken alsof het chirurgie is. Goedkoop eten staat vaak veel dichter bij de cultuur van een land. In China heb je ochtendstalletjes die van zes tot negen open zijn, daar halen werkende mensen hun ontbijt; jianbing [hartige crêpe] of cheung fun [gestoomde rijstnoedelrollen]. Dat kost nog geen euro en is superlekker. Ik geloof dat een kleffe tosti in de voetbalkantine soms beter kan smaken dan een sterrenmaaltijd. Het concept guilty pleasures vind ik onzin, wie bepaalt wanneer je schuldig bent? Pas heb ik goedkope sushi ontdekt. Heerlijk als je brak bent, die knapperige uitjes en srirachamayo.
Twee jaar geleden ging ik naar Zuid-Korea voor een tv-programma. Er werden door mijn co-presentator nare opmerkingen gemaakt over mijn lichaam en mijn gewicht. Ik zal al minder goed in mijn vel, ik kon er niet mee omgaan. Ik werd er een open zenuw door, kon niet meer stoppen met huilen. Een psycholoog diagnosticeerde me met een aanpassingsstoornis, een soort emotionele burn-out, waar ik twee jaar last van heb gehad. Van een depressieve periode word je empathischer. Wanneer mensen vroeger niet op een appje reageerden, dacht ik: hoeveel moeite is dat nou? Als iemand nu aangeeft dat iets niet lukt, neem ik het meteen voor waar aan.
Sinds kort weet ik dat ik demiseksueel ben, waarbij je je alleen aangetrokken voelt tot iemand wanneer er een emotionele connectie is. Ik zie nooit een foto van iemand en denk: oh mijn god, ik wil nú met jou naar bed. Van one night stands heb ik afscheid genomen, ik moet verliefd zijn voor goede seks. Het is geruststellend dat er woorden zijn die duiding geven aan een van de puzzelstukjes waar je uit bestaat. Als ik vroeger een jaar geen seks had gehad, dacht ik: ik ben niet begeerlijk. Nu schaam ik me er niet meer voor.”
CV Emma de Thouars
1989
Geboren in Amsterdam, opgegroeid in Heemstede
2014
Bachelor sociale psychologie, Universiteit van Amsterdam
2015
Master economics and consumer psychology, Universiteit Leiden
2016
Managing editor FavorFlav.com
2019
Receptontwikkeling 24Kitchen, Lindenhoff, Crisp
2020
Kookboek Amazing Asia
2022
Receptencolumnist Het Parool
2023
Presentatie Temple Food, KRO-NCRV
2024
Kookboek Solo, podcast Steeds meer singles
2025
Non-fictieboek Single: alles wat je moet weten om een buitengewoon leven voor jezelf op te bouwen (6 februari, Meulenhoff)
Dry January wordt stilletjesaan steeds minder droog en drie keer per week naar de sportschool bleek toch best wel veel: iedereen die goede voornemens had, weet dat het makkelijker is om ze te formuleren dan om je eraan te houden. NRC schreef de afgelopen jaren veel over gedragsverandering en destilleerde vijf tips om je voornemens vol te houden. Je kunt het.
1
Ten eerste: wie een terugval heeft, is niet meteen af
Je wekelijkse rondje hardlopen overgeslagen? Of toch gezwicht voor een borrel? Dat je je één keer niet aan de afspraak met jezelf hebt gehouden, betekent nog niet dat je die afspraak dan ook maar net zo goed helemaal overboord kunt gooien.
Tom Bart, van verslavingsinstelling Jellinek, moedigt in dit artikel over Dry Januaryaan om op zulke momenten te reflecteren op waar het fout ging. „Vraag je af waarom je dronk. Met welke mensen was je, welk gevoel had je? Dat helpt je de volgende keer.”
De kunst is om de fouten die je onderweg maakt te zien als een les, en niet als een afgang. Wie dat lukt, gooit de handdoek waarschijnlijk minder snel in de ring. Ofwel: met frisse moed én vertrouwen verdergaan met waar je eerder aan begonnen was.
Lees ook
Dry January is bijna voorbij – en nu?
2
Train je wilskrachtspier
Je hersenen doen er van alles aan om jouw goede voornemens te dwarsbomen: ze houden je illusies voor en schatten zichzelf wilskrachtiger in dan ze zijn. En dan is het aantal keuzes dat mensen dagelijks moeten maken ook nog eens bizar groot voor het menselijk brein. Niet bepaald goed nieuws voor iemand die het roer om wil gooien.
Gelukkig kun je je ‘wilskrachtspier’ ook trainen, bijvoorbeeld door je te beperken tot één voornemen en een routine te creëren. Stel bijvoorbeeld het eten van een snoepje standaard tien minuten uit of zet standaard om 10 uur ’s avonds stipt de televisie uit. Zo maak je het een beetje makkelijker voor je brein, en daarmee voor jezelf.
Lees ook
Wie zijn goede voornemens slim formuleert, vergroot zijn kansen
3
Vind een buddy
Raakt je grote doel uit zicht? Soms hebben we iemand nodig die ons terugfluit naar het juiste pad. Daarin heeft zich een populair hulpmiddel aangediend in zelfhulp-land: de accountability partner. Dat is iemand in je omgeving hebben die je verantwoordelijk houdt, voor de plannen die je maakt en de doelen die je jezelf stelt. Iemand die je streng durft toe te spreken als je een deadline hebt gemist, maar die je net zo goed toejuicht als je om een lang gewenste salarisverhoging hebt durven vragen.
Zo’n vast reflectiemoment kan ongestructureerd verlopen of met vaste vragen als ‘Hoe gingen mijn acties afgelopen week?’, ‘Wat had ik beter kunnen doen?’ en ‘Wat zijn mijn concrete acties voor volgende week?’. In dit artikel uit 2020 vertellen verschillende buddies hoe zij met wekelijkse telefoongesprekken of koffie-afspraken elkaar op het juiste pad houden.
4
Formuleer een ontwikkeldoel, geen prestatiedoel
Door op een slimme manier je doelen te formuleren, vergroot je je kansen. Zo zijn ontwikkeldoelen meestal effectiever dan prestatiedoelen, tipt gedragswetenschapper en columnist Ben Tiggelaar in zijn boek De Ladder (2018). „Dus niet: ‘Aan het eind van dit jaar wil ik een 8 voor mijn evaluatie’, maar liever: ‘Ik ga het komende halfjaar minstens drie manieren uitproberen om mijn managementstijl te verbeteren’.”
Je kan ook gebruik maken van bovengeschikte en ondergeschikte doelen, oftewel de uitkomst die je wilt halen en het gedrag dat je daarvoor nodig hebt. Het meest effectief is om de twee te combineren, schrijft Tiggelaar, en het op een positieve manier te formuleren. Dus: wat je wél wilt bereiken en wat je wél wilt doen.
Het is daarbij wel belangrijk om het gewenste gedrag concreet te beschrijven binnen de context waarin het moet plaatsvinden, schrijft Tiggelaar in een column uit 2022. „Dus niet: ik wil wat meer bewegen. Maar: elke maandag en donderdag, als ik thuiskom van mijn werk, ga ik meteen een half uur hardlopen.”
Lees ook
Gooi weg, spoel door, zwicht niet
5
Je hóéft niet op 1 januari te beginnen
Toegegeven, dat hadden we misschien eerder moeten delen. Maar waarom zou je eigenlijk 1 januari kiezen om te beginnen met je goede voornemens? Nog brak van Oud en Nieuw, moe van de familieverplichtingen en in de donkerste tijd van het jaar. Er zijn betere omstandigheden te bedenken om je leven in te beteren.
In dit artikel opperen verschillende psychologen dat na de zomervakantie een beter moment zou zijn om je voor te nemen om je gedrag te veranderen. Helemaal uitgerust, de kleur nog op het gezicht en vol frisse energie.
Wil je niet tot september wachten om opnieuw te beginnen? Volgens hoogleraar sociale psychologie Roos Vonk is eigenlijk elk moment goed om de eerste stap te zetten. In het boek Je bent wat je doet (2014) beschrijft ze dat de grootste valkuil van voornemens „later” is, want later komt altijd alles beter uit.
Lees ook
Vergeet 1 januari, begin nú met goede voornemens
<dmt-util-bar article="4880146" headline="De wilskracht voor goede voornemens ebt langzaam weg. Hoe hou je ze tóch vol?” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/01/21/de-wilskracht-voor-goede-voornemens-ebt-langzaam-weg-hoe-hou-je-ze-toch-vol-a4880146″>