Drie vakantiefilms: rouwverwerking, jezelf vinden óf gewoon hedonistische lol

Vakantie heeft altijd een doel. Het is compensatie: wat je mist in je dagelijkse routine kun je op reis aanvullen. Uitrusten of juist op avontuur. Weg van familie of juist verbroederen. Op zoek gaan naar reuring, vrijheid, stilte, seks, drugs, verlichting of ‘jezelf’. En terugkomen met harembroek en Thaise tribal-tattoeage.

Daarom is vakantie in films zo’n handige metafoor. De fysieke reis staat voor de innerlijke reis van het personage. Dat kan opgroeien of zelfontplooing zijn, bewustwording van wurgende genderrollen (Force Majeure) of uit de hand gelopen kapitalisme (The White Lotus).

Deze week komen er drie films uit waarin personages tijdens vakantie een les leren.

Wishing on a Star

In de Italiaanse documentaire Wishing on a Star is het een pelgrimstocht naar persoonlijke verlichting. We volgen Luciana, een Napolitaanse astroloog wier oplossing voor alles een „verjaardagsreisje” is. Dorpelingen betreden in tranen haar donkere kantoor met glow in the dark planetenklok. Ze willen een man, kind, „een einde aan de leegte die ik voel”. Het is allemaal geen probleem voor Luciana. Ze raadpleegt haar sterrenkaart en biedt een uitweg. „Volgens Neptunus moet je naar…” Ze glijdt met haar wijsvinger langs een gelamineerde lijst met cijfers. „Beiroet!”

Regisseur Peter Kerekes reist met Luciana’s cliënten naar Taiwan en Libanon en legt daar hilarische taferelen vast. Maar de film draait vooral om de tragikomische personages. Een begrafenisondernemer die moet kiezen tussen liefde en zijn dominante, bejaarde moeder. Een vrouw die naar Alaska wordt gestuurd maar dat niet wil, en Anchorage dus maar nabouwt in haar woonkamer.

Terwijl je lacht om de beelden – een vrouw die „geef me een man!” schreeuwt naar de Taiwanese kust – komt er uit Wishing on a Star iets interessants naar boven. Alle cliënten offeren zich op voor moeders, vaders, echtgenoten, kinderen. De familiebanden zitten zo strak dat ze nooit aan hun eigen ontplooiing toekwamen. En zo helpt Luciana’s paranormale reisbureau ze wonderwel: in Alaska, Libanon of Taiwan worden ze bruut uit hun routine gesleurd, ontdekken ze eindelijk wie ze los van relaties, ouders en sociale verplichtingen zijn.

Super Happy Forever

In speelfilm Super Happy Forever keert Sano met een vriend terug naar het Japanse resort waar hij vijf jaar eerder zijn overleden vrouw Nagi ontmoette. Daar doolt hij langs kust, sauna en kroeg. Het resort zal binnenkort permanent sluiten, en die verlatenheid geeft de plek een spookachtige schoonheid: Sano loopt rond alsof hij straks mét de meubels in plastic wordt gewikkeld om voor altijd te verdwijnen. Het enige dat hem bezighoudt is de zoektocht naar een rode pet die hij hier ooit verloor.

Halverwege wisselt de film van tijd en perspectief. Het is dan vijf jaar geleden, als de badplaats nog bruist, Nagi en Sano elkaar nog niet troffen, de rode pet nog niet kwijt is. Het verhaal wordt vrolijker en zorgelozer, maar daarin ligt juist de tragiek: we weten hoe dit eindigt. Hoe Sano jaren later door deze plek zal dwalen als er alleen eindeloze leegte over is. Sano is hier om te zwelgen in zijn herinneringen aan een vakantie en een grote liefde. De mooiste herinneringen doen vaak het meest pijn.

Plein Soleil

En dan is er een hedonistische vakantie, in de heruitgave van het Franse Plein Soleil (1960). De film is een adaptatie van Patricia Highsmiths boek De getalenteerde Mr. Ripley. Hier zien we vakantie zoals essayist Agnes Callard het omschreef in The New Yorker: „Het verandert ons in de slechtste versie van onszelf, terwijl het ons overtuigt dat we op ons best zijn.”

Oplichter, vervalser en sexy sociopaat Tom Ripley wordt ingehuurd om rijkeluiskind Philippe Greenleaf te overtuigen terug te keren van zijn eeuwige vakantie in Italië. In plaats daarvan wurmt hij zich Greenleafs leven binnen. Hij jat zijn kleren, manier van doen, spreekstijl en, uiteindelijk, zijn hele leven.

Het blijft een aantrekkelijk verhaal: de arbeidersjongen die zijn werklaarzen stampt op de opgeheven neuzen van de jetset om hogerop te komen. Het werd twee keer eerder verfilmd: in 1999 als The Talented Mr. Ripley en in 2024 als het zwartgallige Ripley.

Interessant aan Plein Soleil, de eerste adaptatie, is de afstand waarmee regisseur René Clément filmt: hij kiest geen kant en laat de kijker zijn eigen conclusies trekken. De eerste helft van de film is het mooist. Daar barsten de scènes tussen Philippe en Tom van amorele lol – de twee hangen elkaar zelden niet dronken om de schouders. En toch zit er een spanning, een asymmetrische machtsrelatie, in elke interactie.

De film draait om schoonheid: van de Amalfikust, kapsels, drankjes, bezwete borstharen en kaaklijnen. Om de prachtige Alain Delon. En om eeuwige vakantie. Philippe Greenleaf behandelt de wereld als een all-inclusive resort met de vanzelfsprekende superioriteit van eeuwen familierijkdom. Dat is wat Ripley ook wil: het leven als een permanente vakantie, een tot niets verplichtend respijt van normen, regels, verplichtingen en gevolgen. Dat is een onbereikbaar ideaal, zullen Ripley én Greenleaf ontdekken.


Stop een beetje Augustinus in je vakantie

Soms voel ik me als een plastic zak in de wind. Als ik in drukke weken naar mijzelf kijk, zie ik vooral chaos. Ik wil er zijn voor mijn dierbaren, maar mijn werk trekt aan me. Ik ben tegen energieverspilling, maar gebruik vrolijk allerlei AI-tools. Ik snak naar rust, maar wil ook niets missen. Misschien is het tijd voor een beetje Augustinus deze zomer.

De ‘ordo amoris’

Volgens Augustinus (filosoof/kerkvader/354-430) komt de chaos in ons leven niet voort uit slechte keuzes, maar uit goede dingen waar we te veel van houden. Werk is niet slecht. Maar té veel liefde voor werk, dat leidt tot problemen. De kunst is om de liefdes in je leven op de juiste manier te rangschikken. Virtus est ordo amoris”, schreef Augustinus; deugd is de ordening van de liefde. De kunst is om je prioriteiten op orde te krijgen. Wat komt er op de eerste plaats, de tweede, enzovoort. Daarbij gaat het om meer dan kennis. Het gaat om je liefdes. Want alleen liefde zet aan tot actie, volgens Augustinus.

Verandering

Even een zijpad. De term ordo amoris dook begin dit jaar nog op in de Amerikaanse politiek. Vicepresident JD Vance haalde hem aan om de stelling te verdedigen dat Amerikanen eerst voor hun landgenoten dienen te zorgen en dan pas voor migranten. Vervolgens werd hij op de vingers getikt door paus Franciscus, die schreef dat de ware christelijke ordo amoris gaat over liefde voor alle mensen. Goed. Terug naar Augustinus. Die moest ook gecorrigeerd worden waar het ging om zijn prioriteiten. In zijn jonge jaren hunkerde hij naar maatschappelijk succes en bewondering. Maar gaandeweg drong tot hem door dat deze liefdes zijn innerlijke leegte nooit zouden vullen. Er was een diepgaande verandering nodig.

Geen zelfhulp

Volgens de Amerikaanse schrijver David Brooks ontdekte Augustinus dat je een nieuw leven niet kunt bouwen op oude methodes. Methodes waarbij je je eigen redding organiseert door heel hard te werken aan jezelf. Een beetje zoals in moderne zelfhulp. Augustinus ging uiteindelijk voor ‘zelfvergetelheid’: niet langer bezig zijn met jezelf en hoe je overkomt. Hij zette God bovenaan zijn lijstje met liefdes, vond zo innerlijke rust en kwam toen pas werkelijk tot bloei. „Rusteloos is ons hart, totdat het rust vindt in U”, schreef hij in zijn Belijdenissen.

Hoe verder?

Tja. Hoe kun je ‘niet-al-te-zelfhulperig’ aan de slag met Augustinus’ ordo amoris? Een poging…

– Schrijf deze zomer eens op van wie en wat je echt houdt. Doe dit een paar keer, op verschillende tijden en plekken. Deze afwisseling helpt om beter te kijken.

– Kun je een rangschikking aanbrengen in je liefdes?

– Kijk dan eens eerlijk in je agenda: waar gaat je tijd naartoe?

– Ervaar je een (groot) contrast? Redeneer het niet meteen weg, maar voel er iets bij. Het gaat tenslotte om liefde. Augustinus huilde lang en hard om zijn leven voor er verandering kwam.

– Gebruik dit als inspiratie voor nieuwe keuzes.

Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management. Hij is terug op 6 september.


Deze twee processen in je brein zijn beide nodig voor verandering

Als het gaat om gedragsverandering, dan weten we: we moeten geloven dat we het kunnen. Of het nu gaat om gezonder eten of een nieuwe werkaanpak. Als we er niet op vertrouwen dat we een specifieke gedraging kunnen uitvoeren, hebben we geen zin om in actie te komen. Self-efficacy noemen gedragswetenschappers dit; zelfeffectiviteit. Deze term, uit het werk van psycholoog Albert Bandura, domineert al decennia het onderzoek naar gedragsverandering. Toch is dit maar de helft van het verhaal.

Response-efficacy: dit is nuttig

Naast geloof in onze eigen bekwaamheid, telt ook ons vertrouwen in de uitkomst. Zal mijn gedrag ook werkelijk effect hebben? Dit noemen gedragswetenschappers response-efficacy; responseffectiviteit. Je kunt prima geloven dat je minder vlees kúnt eten. Maar wanneer je denkt dat dit geen enkel effect heeft op het klimaat, verdwijnt je motivatie voor dit gedrag sneller dan de gletsjers in de Alpen. Dat responseffectiviteit belangrijk is, wisten psychologen wel. En vaak werden zelfeffectiviteit en responseffectiviteit ook samengevat in één begrip: perceived control; ervaren controle. Maar nieuw onderzoek laat zien dat beide belangrijk zijn én los van elkaar functioneren.

Spelletjes in een scanner

Yun-Yen Yang en Mauricio Delgado van de Rutgers University lieten mensen eenvoudige computerspelletjes doen in een fMRI-scanner. Bij het ene onderdeel ging het om vaardigheid. Deelnemers oefenden in het raken van een bewegend doel. Bij het andere ging het om resultaat. Er werden kaarten getoond die een kans op winst aangaven. Daarna werden beide spelletjes gecombineerd. Daarbij moesten deelnemers de inschatting van hun eigen vaardigheid (self-efficacy) en de kans op een gunstige uitkomst (response-efficacy) combineren. Zo konden de onderzoekers beide fenomenen los van elkaar én in interactie bestuderen.

Afzonderlijke hersenprocessen

Wat zagen Yang en Delgado op hun scans? Self-efficacy speelde zich vooral af in de ventromediale prefrontale cortex (vmPFC). Dat is het hersengebied dat zich onder meer bezighoudt met de regulatie van emoties en besluitvorming. Response-efficacy speelde zich vooral af in het striatum. Dit gebied is onder meer belangrijk bij het ervaren van beloningen. Bij het integreren van beide werd de dorsale anterieure cingulaire cortex (dACC) actief. Dat is een soort coördinator bij mentale conflicten. Wanneer deelnemers moesten uitleggen waarom ze een keuze maakten, werd de dorsolaterale prefrontale cortex (dlPFC) actief: een gebied dat betrokken is bij bewuste keuzes en redeneren.

Beide zijn belangrijk

Wat betekent dit? Self-efficacy en respons-efficacy zijn duidelijk verschillende processen én beide van belang. Wie zichzelf of anderen tot verandering wil verleiden, doet er goed aan om beide aspecten mee te nemen in zijn aanpak. Mensen moeten bijvoorbeeld geloven dat een nieuwe werkaanpak voor hen uitvoerbaar is én tot resultaten leidt waar je wat aan hebt. Je brein moet twee keer ja zeggen voor verandering. Misschien denk je: klinkt logisch, wist ik eigenlijk al. Maar dankzij Yang en Delgado hebben we er nu ook gave én overtuigende fMRI-plaatjes bij.


De combinatie werk en kinderen? Dat voelt in Nederland nog altijd als topsport

Het viel me natuurlijk wel vaker op. Dat we in dit land nog steeds ietwat, euh, achterlopen als het om zwangerschap, kinderen, ouders en werk gaat. Maar toen ik laatst een mail kreeg van Barbara, een jonge moeder van 32, of ik eens een column kon schrijven over wat er nog steeds allemaal niet goed geregeld is voor werkende ouders, zakte de moed me in de schoenen.

Toen ik haar belde, werd het nog erger. Want Barbara Braak is geen willekeurige moeder-met-ervaring, nee: ze runt een bedrijf, VerlofHub, dat precies hierover gaat. Ze helpt werkgevers met het vinden van vervanging voor vrouwen die met zwangerschapsverlof gaan en adviseert ouders en werkgevers hoe werk en ouderschap te combineren.

Ze begon ermee toen ze zelf zwanger was en veel vragen had over verlofregelingen en de combinatie ‘baby en werk’. In gesprekken met andere moeders ging er een beerput aan ellende open. Toen ze na terugkomst van haar verlof kon fluiten naar haar beloofde promotie, stapte ze op en dacht ze, dit moet anders.

Tuurlijk. Op papier is er van alles geregeld: kolfruimtes, ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, vaders die wat vaker bij het schoolplein gesignaleerd worden — hulde. Maar in de praktijk? Niet echt. Toen ik haar sprak, hoorde ik precies dezelfde sh*t die ik twintig jaar zelf hoorde toen m’n eigen dochter geboren werd.

‘Kolfruimtes’ zonder slot op de deur, waar je tussen de dozen zit, in het invalidentoilet of erger, achter een glazen raam – lekker transparant!

Denigrerende opmerkingen van leidinggevenden tegen vaders die parttime willen gaan werken of ouderschapsverlof willen opnemen. Zwangere vrouwen die tijdens functioneringsgesprekken wordt gevraagd ‘hoe ze het straks gaan regelen’, en mannen die dat nooit horen.

Dat er nog steeds een ‘papa-dag’ is, en geen ‘mama-dag’, kinderopvang die nog steeds onbetaalbaar is, een loonkloof, en de beruchte ‘babyboete’: moeders die hun inkomen na de geboorte met gemiddeld 46 procent zien dalen (!), terwijl het salaris van vaders gelijk blijft.

Zwangerschapsdiscriminatie? Goh, wat helpt het toch goed dat dat strafbaar is – not. Het is nog steeds aan de orde van de dag: vrouwen die van belangrijke projecten worden gehaald als ze zwanger zijn. Of die bij terugkomst ontdekken dat hun baan ineens is verdwenen. Oeps! O ja, en probeer als vader maar eens ouderschapsverlof op te nemen tegen 70 procent loon, met een hypotheek en de inflatie op standje 2025.

En dan nog de bekrompen ideeën bij een groot deel van de Nederlandse bevolking – nog steeds hetzelfde geleuter als in 2005: ‘Ik betaal niet voor jouw kinderen’ (tuurlijk joh, mijn kind betaalt straks jouw AOW), of: ‘Als je een kind krijgt moet je er als vrouw gewoon 100 procent voor ze zijn’ – blèh. Lees je literatuur eens: kinderopvang is juist goed voor een kind, echt allang aangetoond, stelletje droeftoeters.

En natuurlijk Scandinavië – ik kan het woord niet meer hóren – dat zijn nog steeds onze voorbeeldlanden! Al twintig jaar! Ga het gewoon eens zélf regelen, overheid. In plaats van er het ene na het andere bezoek te brengen om te kijken ‘hoe ze het daar allemaal geregeld hebben’.

Barbara zei het mooi: al die gebrekkige kolfruimtes staan symbool voor iets groters: hoe slecht er op de werkvloer nog steeds wordt nagedacht over de combinatie van werk en ouderschap. „Zeker binnen organisaties waar de grijze oude man de boardroom vult. Waarom moeten werkende ouders nog steeds zelf continu van alles zelf regelen, plannen en oplossen? Waarom voelt ‘werk en ouderschap combineren’ in Nederland nog altijd als topsport?”

Wat ik zou willen? Eindelijk eens een nieuw geluid. Werkgevers die vaders verplichten drie maanden thuis te blijven na de geboorte van hun baby, en hen fulltime doorbetalen: ‘Ik wil je drie maanden niet op kantoor zien’.

Vaders die aan de borreltafel zeggen: ‘Waarom vraag je MIJ niet hoe ik het ga regelen?!’ Mannen die het vanzelfsprekend vinden dat als ze een baby krijgen, ze er evenveel tijd aan besteden als de moeders. Een publieke opinie die weet dat vaders net zo goed voor hun kinderen kunnen zorgen als moeders.

Maar ook een samenleving die kinderen ziet als de toekomst. Niet als een loden last waar je de eerste twaalf jaar, vooral als vrouw, voor moet bikkelen. Vaders die zeggen: ja, ik zou willen dat het over twintig jaar beter is geregeld, zodat mijn dochter niet met hetzelfde achterlijke land hoeft te dealen, als ik. Werkgevers die zeggen: kom bij ons, wij regelen het voor je.

En een kabinet – zou überhaupt mooi zijn als we dat weer eens zouden hebben! Maar ook nog eens een kabinet dat niet alleen zégt dat het ooit beter wordt – dat hoor ik al twintig jaar – maar me ook zegt wannéér, nondedju.

Het duurt te lang.

Heb je een vraag van de week, taboe, of ‘kwestie’ voor deze rubriek? Mail dan naar [email protected]


Bij de Iraanse supermarkt is deze zure snack niet aan te slepen

De vitrine van de Iraanse supermarkt Roos aan de Rozengracht in Amsterdam ligt vol met lekkere spreads en hapjes: verse hummus, Peppadew-pepers gevuld met roomkaas, groene olijven. Maar de Iraans-Nederlandse meisjes die voor mij de winkel in lopen zijn op zoek naar iets anders: lavashak. Ze zijn er speciaal voor uit Rotterdam gekomen.

Lavashak is Iraans snoepgoed dat qua uiterlijk lijkt op de Amerikaanse Fruit Roll-Up: een zoete snack in de vorm van een dunne plak die je kunt oprollen. Lavashak wordt gemaakt door fruit te koken, pureren en drogen tot een scheurbare plak. De smaak doet denken aan zure matten. Lavashak wordt meestal gemaakt van granaatappel, zure pruimen, zure kersen (ook wel bekend als albaloo), berberis (zuurbes) of abrikozen.

Supermarkt Roos verkoopt al dertig jaar lavashak. „Maar de laatste tijd is het niet aan te slepen”, zegt Mary Maleki, mede-eigenaar van de winkel. „We kunnen de vraag nauwelijks bijhouden. Er komen wel duizend mensen per maand voor.” Dat komt vooral door Anna Nooshin, zegt Maleki.

Eind vorig jaar postte de bekende Iraans-Nederlandse influencer op TikTok een video waarin ze een bakje van Roos opent met daarin lavashak met granaatappelmelasse en verse granaatappelpitjes. Na een hap knijpt ze haar ogen samen – de zoete melasse maakt het nog extra zuur. „Het is zo zuur, so good”, zegt ze. „Een van de allerbeste snacks op de hele planeet.”

Lavashak is een hype op sociale media. In video’s duiken opvallende combinaties op, zoals lavashak met ijs of in cocktails. Onder de posts wisselen mensen verkoopadressen uit – in Nederland zijn het er slechts een handvol.

„Lavashak maakt al eeuwen deel uit van de Perzische eetcultuur”, zegt de Britse kok en kookboekenauteur Sabrina Ghayour. „Perzen zijn meesters in het conserveren van fruit.” Heeft ze ook al een lavashak-martini gemaakt? „Nooit. Laat lavashak met rust! Het is traditioneel snoep en in pure vorm het lekkerst.”


Vaders, bonuspapa’s en vaderfiguren gezocht: wat is jouw beste tip over het vaderschap?

Vaderdag is, naast genieten van knutselwerkjes en ontbijt op bed, óók een mooi moment om stil te staan bij de achtbaan die het vaderschap definieert. Een ode aan alle vaders, stiefvaders, bonuspapa’s en andere vaderfiguren die zich dagelijks manoeuvreren tussen zwemlessen, kinderzitjes, huilbuien en verjaardagsfeestjes.

NRC is op zoek naar adviezen van vaders, voor vaders. Het kan de beste tip zijn die je zelf ooit kreeg, een leermoment, persoonlijk motto, of een grappige blunder waar je een les uit hebt getrokken. Over de beste manier om een kleuter met driftbuien te kalmeren, de ideale samenstelling van een broodtrommel of de ultieme tip om de rust te bewaren tijdens wiskundebijles.

Insturen kan tot en met zondag 1 juni 2025. Als jouw bijdrage wordt geselecteerd, zal de redactie vooraf per mail contact opnemen.

Alvast bedankt!

Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’


Films, documentaires, boeken en podcasts voor wie het huidige economische tijdsgewricht beter wil begrijpen

NON-FICTIEBOEK
Lords of Finance: The Bankers Who Broke The World (2009)

Dat centrale bankiers macht hebben, werd deze weken weer duidelijk toen Donald Trump dreigde Fed-baas Jerome Powell weg te sturen. De markten reageerden heftig. Dat centrale bankiers ook niet altijd de wijsheid in pacht hebben, blijkt uit het zeer levendig geschreven Lords of Finance van voormalig bankier en hedgefondsadviseur Liaquat Ahamed. Hij portretteert de vier centrale bankiers die exact een eeuw geleden, in het interbellum, alles op alles zetten om de mondiale economie na de Eerste Wereldoorlog niet te laten ontsporen. Montagu Norman van de Bank of England, Émile Moreau van de Banque de France, Benjamin Strong van de Federal Reserve Bank in New York en de legendarische Hjalmar Schacht van de Duitse Bundesbank spraken dezelfde monetaire taal, maar slaagden er niet in de Grote Depressie af te wenden en per saldo ook de Tweede Wereldoorlog. Schitterend geschreven met een glansrol voor de toen nog jonge econoom John Maynard Keynes, die al vroeg inzag dat de Duitse herstelbetalingen elke poging om de economie te redden saboteerden.

Voor de privacybewuste supermarktklant worden boodschappen steeds duurder

Een euro korting op een net sinaasappels. Twee quiches halen, één betalen. Een pot pindakaas voor de helft van de prijs. Het zijn aanbiedingen die je zo kunt krijgen bij de grote supermarktketens, mits je bereid bent hun klantenkaart te nemen. Boodschappen zijn steeds duurder voor privacybewuste consumenten die geen deel willen nemen aan het loyaliteitsprogramma van de supermarkt.

Dat komt doordat grote supermarktketens kortingen exclusief geven aan mensen die meedoen aan hun loyaliteitsprogramma’s, terwijl de aanbiedingen vroeger voor elke klant golden. Het verschil loopt op tot 600 euro per huishouden per jaar. Dat blijkt uit onderzoek van NRC in samenwerking met ruim duizend deelnemers aan een lezersonderzoek van deze krant. Van de grote supermarktketens geven alleen Aldi, Plus en Dirk alle kortingen ook zonder klantenkaart.

Met de data die winkels via de loyaliteitsprogramma’s verzamelen, kunnen ze gedetailleerde interesseprofielen opbouwen. Ben je een „promolover” (gevoelig voor aanbiedingen) en flexitariër? Of een carnivoor die steevast op zondagavond online boodschappen voor de hele week doet? De supermarkt weet het en gebruikt die data. De voorbeelden komen uit data-opvragen die NRC-lezers de afgelopen maanden voor dit onderzoek hebben gedaan. Zo schat Albert Heijn bijvoorbeeld op basis van aankoopdata in of een bepaalde bonuskaarthouder bereid is nieuwe producten uit te proberen.

Tot op zekere hoogte beseffen klanten dat hun data worden gebruikt in een geraffineerd spel om ze meer te laten kopen, maar ze vinden de kortingen te hoog om er nee tegen te zeggen. Peter van Dijk uit Utrecht, die deelneemt aan het onderzoek: „Je weet dat ze met je data aan de haal gaan, maar ik vind mijn data dan eigenlijk ook weer niet ‘meer waard’ dan de korting.”

Illustratie Chris Bosch

Een exacte berekening van hoeveel die klantdata de supermarkten waard zijn en hoeveel korting ze daarvoor bereid zijn te geven, is erg lastig, zegt Nick Bombaij. Hij doet aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar de effectiviteit van klantbindingsprogramma’s, zoals spaaracties en klantenkaarten.

Het onderzoek naar de kortingen in ruil voor data is onder meer complex omdat de programma’s grote invloed hebben op het koopgedrag. Alleen al het deelnemen aan een loyaliteitsprogramma maakt klanten bijvoorbeeld trouwer aan een bepaalde keten. Ze gaan daar dan gemiddeld tussen de 1 en 4 procent meer uitgeven, blijkt uit metingen. „Je gaat er andere keuzes door maken”, legt Bombaij uit. Bovendien is het goed mogelijk dat klanten die tóch al trouw waren juist een pas of app nemen. „We kunnen mensen niet in tweeën delen om te meten hoe hun koopgedrag zou zijn zonder zo’n programma.” De supermarkten hoeven niet diep in de buidel te tasten voor de exclusieve kortingen. Het gaat grotendeels om een verschuiving van kortingen die supermarkten altijd al gaven, maar nu alleen nog aan klantenkaarthouders. Bombaij: „Die kosten maakten supermarkten toch al, maar nu krijgen ze er data voor terug.”

600 euro per jaar

De duizend deelnemers aan het NRC-lezersonderzoek rapporteren substantiële kortingsbedragen, die zeer uiteenlopen. Het gaat minimaal om tientjes per jaar. De uitschieters naar boven komen uit op zo’n 600 euro per jaar. Dat blijken grotere huishoudens te zijn die vrijwel exclusief bij één supermarkt inkopen. Vaak hebben ze een voorkeur voor bio en doen ze mee aan het Premium-programma van AH. Daarvoor betaal je jaarlijks 14,99 euro abonnementsgeld, in ruil voor 10 procent korting op bio-producten en extra gepersonaliseerde aanbiedingen. Dat soort abonnementen creëren een nog hogere mate van loyaliteit aan een keten. De meeste mensen in het onderzoek, waarin vooral wordt gekeken naar de landelijke ketens Jumbo, Lidl en AH, blijven er echter ruim onder.

Randombonuskaart.nl is een website waarop klanten die anoniem willen blijven een willekeurige bonuskaart tevoorschijn kunnen halen op hun telefoon, om te laten scannen bij de kassa. Netwerk-ingenieur Nick Bouwhuis bouwde deze website in 2018 in zijn vrije tijd. Er maken dagelijks tientallen mensen gebruik van. De site levert een interessante database aan boodschappen en kortingen op. Daaruit blijkt dat klanten bij AH gemiddeld 13 procent korting krijgen op het bonbedrag. Dat percentage is gebaseerd op ruim 22.000 kassabonnen uit 2022 en 32.000 uit 2023.

Vomar en Lidl lokken deelnemers naar hun app met de belofte dat ze daarmee 600 euro per jaar kunnen besparen. Volgens Vomar is dat bedrag een optelsom van alle kortingsbonnen die appgebruikers in een jaar krijgen. Die kortingen zijn voor alle appgebruikers gelijk. De supermarktketen zegt „geen concrete plannen” te hebben om die te gaan personaliseren.

Bombaij vindt 600 euro te hoog klinken: het lijkt vooral gebaseerd op de aanbiedingen en gaat er dus van uit dat een klant precies die producten koopt én ze zonder deelname ook voor de volle prijs had gekocht. Op een whiteboard rekent de UvA-onderzoeker voor: huishoudens doen in Nederland gemiddeld maandelijks voor 500 euro aan boodschappen, 6.000 euro per jaar. 600 euro korting zou neerkomen op 10 procent.

Dat de bonnetjes van Randombonuskaart.nl daar nog iets boven zitten, verbaast hem niet. Juist de privacybewuste gebruikers van die website zullen de pas alleen scannen als ze dat moeten doen om een aanbieding te krijgen. De boodschappenmandjes waarin geen kortingsproducten zitten, worden daardoor niet meegerekend.

Je moet je realiseren dat er data worden verzameld en dat je niet weet hoe die in de toekomst worden gebruikt

Niek Bouwhuis
Randombonuskaart.nl

Niek Bouwhuis bouwde Randombonuskaart.nl nadat hij was aangespoord door een privacybewuste collega. „Je moet je realiseren dat er data worden verzameld en dat je niet weet hoe die in de toekomst worden gebruikt.” Voor Jumbo en Lidl biedt Bouwhuis ook online alternatieven, maar die worden onvoldoende gebruikt om relevante statistieken op te leveren.

Effectiviteit

Vanuit retailers bezien valt de effectiviteit van een klantenkaart vaak tegen, zegt Bombaij. „Uit onderzoeken blijkt dat mensen het eerste half jaar of jaar dat ze meedoen wat meer uitgeven. Vervolgens raken ze zo gewend aan het scannen van die pas dat ze er niet meer bij stilstaan.” En dan gaan ze net zo makkelijk naar een andere winkelketen als naar de keten waarbij ze aan klantenkaart hebben. Het voor winkeliers zo gewenste effect lijkt dan uitgewerkt.

Dat probleem speelt vooral bij klantenkaarten zoals de Bonuskaart. Tijdelijke spaaracties, waarbij klanten bij een bepaald bedrag aan boodschappen zegels krijgen waarmee ze met korting servies, handdoeken of kaartjes voor een pretpark kunnen kopen, zijn veel effectiever, ziet Bombaij. „Consumenten gaan in zo’n actieperiode meer uitgeven om die zegels te krijgen. Maar daar verzamelt de retailer geen data mee.”

Illustratie Chris Bosch

Winkeliers proberen klanten toch zoveel mogelijk te verleiden tot het gebruiken van een klantenkaart en breiden hun programma’s daarom uit. Zo kunnen zegels steeds vaker alleen maar digitaal in de supermarktapp gespaard worden. Ook schermen supermarkten steeds meer aanbiedingen af waardoor er alleen met een pas gebruik van gemaakt kan worden. Bij Albert Heijn gelden alle aanbiedingen alleen met een Bonuskaart, Lidl houdt een steeds groter deel van de acties exclusief voor klanten van het Plus-programma. Lidl biedt daarbij geen anoniem alternatief, dat bij AH nog wel bestaat. En zowel bij AH, Lidl als Jumbo (ook geen anonieme optie) krijgen deelnemers gepersonaliseerde kortingen in hun app. Dat maakt meten en vergelijken complexer.

De Duitse consumentenbond is deze maand een rechtszaak begonnen tegen Lidl over de kortingen die alleen gelden met de Plus-app. De bond vindt dat de keten niet duidelijk maakt dat klanten voor de kortingen in de app betalen met hun persoonsgegevens. In Europa gebruiken ongeveer 100 miljoen mensen de Lidl Plus-app. De belangenorganisatie ziet het als een testzaak die helderheid moet geven over de informatieplicht over de tegenprestatie van klanten die meedoen aan digitale bonusprogramma’s.

De supermarktketens willen ondanks meerdere pogingen tot een afspraak te komen niet met NRC praten over de loyaliteitsprogramma’s in relatie tot kortingen. Hooguit benadrukken ze dat ze populair zijn bij klanten en dat ze proberen hun apps te gebruiken om een gezond voedingspatroon te stimuleren, dat ook beter is voor de planeet.

Steeds meer aanbiedingen

Tijdens een rondetafelgesprek over voedselprijzen in de Tweede Kamer benadrukten de supermarktketens onlangs nog dat Nederland een aanbiedingenland is. Jumbo ziet dat „het belang van promoties” veel groter is geworden, zegt interim-topman Tom Heidman. Vier jaar geleden kwam 14 procent van de omzet uit producten die in de aanbieding waren, inmiddels is dat ruim een kwart.

„De consument gaat achter koopjes aan”, zegt Heidman. Daardoor wordt die minder trouw aan een keten en shopt daar waar de korting het beste is. Jumbo richtte zich traditioneel minder op kortingen en meer op vaste lage prijzen dan concurrenten, maar voelt zich nu ook gedwongen kortingen te bieden. „Ons marktaandeel staat onder druk.”

Lees ook

Wilt u supermarktkorting? Dan uw data, alstublieft

Wilt u supermarktkorting? Dan uw data, alstublieft

In andere landen zijn aanbiedingen minder gebruikelijk. Zo werken Duitse supermarktketens met vaste lage prijzen. Volgens A-merkfabrikanten Nestlé en Unilever is dat de reden dat de ‘normale’ prijzen in Nederland hoger liggen. In Frankrijk zijn sinds vorig jaar 1+1 gratis-aanbiedingen zelfs verboden om kleine bedrijven te beschermen.

Meedoen voelt voor veel consumenten niet als een keuze. „Ik vind Aldi prettig”, zegt lezer Johan Gelderloos uit Lochem. „Daar heb je geen gezeur met pasjes en apps.” Maar een winkel die korting geeft zonder klantenkaart zit niet voor iedereen in de buurt. En niet iedereen heeft het budget om voor zijn privacy te betalen. Lezer Teska Seligman: „Eigenlijk ben ik tegen dit soort kaarten omdat er informatie mee verzameld wordt. Maar in krappe tijden is de korting gewoon niet te versmaden.”

Serie Korting in ruil voor je data

Winkelapps en klantenkaarten die korting geven in ruil voor transactiedata zijn in opkomst. Op een lezersoproep van NRC om ervaringen hiermee te delen kwamen meer dan duizend reacties. De komende tijd proberen we te kwantificeren hoeveel korting klanten hiermee kunnen krijgen, waarom supermarkten deze data zo graag willen hebben en wat de gevolgen zijn van een steeds meer gepersonaliseerde supermarkt.


Opinie | Grensoverschrijding hóórt bij rituelen

Weer was het mis bij een studentenvereniging. Waar de moraal eerst vooral op vakantie was tijdens de ontgroeningstijd, lijkt hij nu achter de voordeuren van sommige Utrechtse corpshuizen permanent op reis gestuurd zonder retourtje. Seksuele vernedering, drank- en drugsexcessen, extreme pesterijen.

„Morele vakantie” – dat frivole label bestaat al langer, maar kreeg in ons land bekendheid door socioloog Don Weenink, die onderzoek deed naar rellende jongeren. Hun gedrag komt niet voort uit onvrede, betoogde hij in 2013 in Sociologie Magazine, maar uit een zucht naar „intense emotionele en lichamelijke sensaties”, die ook nog eens groepsversterkend zijn. Wagen wat de braveriken niet durven bewijst hoe uitzonderlijk jouw groep is. „Wie op morele vakantie gaat, komt terug met groepsgevoel.”

Uiteraard moeten we de excessen in de studentenwereld veroordelen. Tegelijkertijd kunnen we niet zomaar voorbij aan het kader dat Weenink schetst. Overtredingen horen bij groepsvorming. Zoals ze ook onderdeel zijn van rituelen. In zijn recente boek Over het verdwijnen van rituelen schrijft de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han: „Grensoverschrijding is een integraal onderdeel van feestrituelen.’” Een cultuur heeft „feestelijke uitzonderingstoestanden” nodig, waaraan onze samenleving geen ruimte meer biedt.

Reisgids

Zoals altijd bij Han – die inmiddels een intellectuele cultstatus heeft – is het de schuld van „het neoliberalisme”, en blijft het bij een aforistische maar abstracte diagnose. Oké, ons been ligt eraf. En nu? Een nieuw been laten aangroeien?

De bredere vraag is: hoe regisseer je een morele vakantie? Kun je momenten van losbandigheid inbedden in een samenleving die gebouwd is op beheersing? Aan de hand van vier concrete rituelen kunnen we misschien de contouren schetsen voor een reisgids voor morele vakanties.

Ritueel 1: de eindexamenstunt. Dicht gekitte sloten, ballonnen tot aan het plafond, de gangen vol schuim van brandblussers, een berg mest op het schoolplein. Allemaal om de hiërarchie één dag radicaal om te gooien. Dat morele vakanties een versterkt groepsgevoel opleveren als souvenir, merk je op schoolreünies. Worden daar niet vooral de excessen smakelijk opgerakeld?

Ik zie de conrector nog in ons lokaal staan, voorafgaand aan die examenperiode. Het jaar ervóór was de stunt zo uit de hand gelopen dat hij ons dringend verzocht om ditmaal met de schoolleiding te overleggen voor een gezamenlijke actie die leuk en veilig bleef. Honend gegniffel: zo werkt het ritueel dus niet. Autoriteiten kunnen nooit de reisleider zijn van een morele vakantie. Dat zie je ook bij een lokaal ritueel in de duinen van Schoorl.

Ritueel 2: de Meidenmarkt. Al sinds de middeleeuwen komen op Tweede Pinksterdag jongeren samen op het Klimduin om te flirten en te feesten. Spontaan, zonder organisatie of planning. Totdat in 2014 de gemeente het ging ‘organiseren’: polsbandjes, muziekoptredens, dranghekken, cameratoezicht. De doodsteek. Bij dit feest hóórt geen entertainment, vertelden inwoners in de Volkskrant.

De Meidenmarkt kreeg een line-up en verloor zijn ziel. De „betekenisvolheid” van het ritueel veranderde in „eventmanagement’, een lege ‘consumptievorm” – om mee te klagen in de kretologie van Han.

Ritueel 3 – de Vreugdevuren op Scheveningen en Duindorp – zijn al een veel betere oplossing. Ze zijn bedacht als alternatief voor de gewelddadige excessen van het „kerstbomen rauzen”, maar het ritueel van bouwen en aansteken komt vanuit de gemeenschap zelf.

Magische oorsprong

Van al onze feesten heeft de jaarwisseling nog wel het meeste behouden van haar magische oorsprong. We blikken terug – met de oudejaarsconferencier als sjamaan – verjagen boze geesten met vuurwerk, zodat het nieuwe jaar ritueel is gezuiverd en de goden gunstig zijn gestemd.

Het zou zonde zijn als terechte veiligheidszorgen ook die overgangsrite gladstrijken tot het zoveelste platte evenement. Allemaal klappen voor een centrale drone-show, met polsbandjes tussen dranghekken.

Zelf de lucifer afstrijken, eigenhandig een stukje chaos aanrichten – dat maakt je pas een deelnemer aan het ritueel, dat versterkt pas het groepsgevoel waar de morele vakantievierder naar snakt. De Meidenmarkt en de vreugdevuren laten zien dat dit type morele vakantie alleen mogelijk is als de gemeenschap hecht genoeg is om zelfregulerend op te treden. Elkaar aanspreken, een oogje in het zeil houden.

Door ruimte te laten aan wat woest en excessief is, versterk je een gemeenschap

Daar zit precies het probleem dat zich spiraalsgewijs verdiept. De sociale weefsels – van verenigingen, buurten, scholen, universiteiten – zijn zwakker dan ooit. Dáárdoor vervallen samenbindende rituelen tot lege ontladingsmomenten, baldadigheid zonder verhaal. Dáárdoor neemt de drang tot regulering en controle toe. En dat versterkt weer de behoefte aan een uitlaatklep.

Een pijnlijke illustratie van die vicieuze cirkel is de verschuiving van de losbandigheid van het steeds strenger gereguleerde ontgroeningsritueel naar het dagelijkse leven. De ongemakkelijke vraag is of we de losbandigheid niet liever zouden beperken tot de afgebakende uitzonderingssituatie, het ritueel van de ontgroening? Geef de studentenvereniging haar variant van een vreugdevuur.

Breder gesteld: juist door ruimte te laten aan wat woest en excessief is, versterk je een gemeenschap. Zolang de leden maar begrijpen waaróm ze dit doen.

De ontgroening is een rite de passage, een overgangsritueel. De Schotse antropoloog Victor Turner beschreef hoe rituelen een „liminale” ruimte creëren: een tijdelijke overgangsfase. Rollen en regels vallen weg, en juist in die tijdelijke chaos ontstaat wat hij „communitas” noemde, een diep gedeeld groepsgevoel.

De grensoverschrijding breekt dus niet alleen, maar opent ook iets nieuws. Jezelf verliezen in de euforie als tijdens de jaarwisseling – een „liminale” tijdzone – betekent ook onderdeel worden van iets groters.

Anders dan de morele vakantie is liminaliteit een reis met een bestemming. Het is geen uitlaatklep maar een doorgang. Zo is ook „communitas” iets wezenlijkers dan de verbroederende kick van een baldadige clan.

Aanlokkelijk alternatief

Als ik socioloog Don Weenink goed begrijp, is de morele vakantie vaak een spontaan tripje van meelopers die hun kans schoon zien. Aan harde-kern-relschoppers doe je weinig – daar moet je op handhaven – maar zou je die anderen niet kunnen verleiden tot een aanlokkelijk alternatief? Geen strak georganiseerde groepsreis, maar een ritueel vanuit de gemeenschappen zelf? Het initiatief zou kunnen liggen bij sociale figuren als buurtvaders en -moeders, sportcoaches, ondernemers – ergens tussen autoriteit en kameraad in.

Grensoverschrijdingen toelaten in plaats van wegpoetsen. Het kan, zolang we ze goed inbedden: in een gedeelde betekenis, en niet in regeltjes. Voor wie nog twijfelt aan de absurditeit daarvan, is er altijd nog ritueel 4: Koningsdag. Ik ga op morele vakantie en ik neem mee: „1 blikje of flesje alcohol”. Dat mag je in Amsterdam tijdens Koningsdag bij je hebben op straat. En dacht je bij dat ‘flesje’ aan een gin of een frisse bourgogne – helaas: „Neem geen glas mee, dat levert onveilige situaties op.”

Durven we ruimte te laten aan ongetemde rauwheid of doseren we de losbandigheid liever keurig in porties van 33cl?

Lees ook

Lees ook: Verlies hoort er steeds minder bij in dit welvarende land

Verlies hoort er steeds minder bij in dit welvarende land


Boekenclubs zijn niet stoffig: tien tips om van start te gaan

Een stil kringetje van grijze hoofden in fauteuils, met onaangetaste kaasblokjes in het midden, en een dikke klassieker op schoot: dat beeld van een boekenclub is achterhaald. Twintigers en dertigers hebben het concept afgestoft: leeslijstjes worden bijgehouden in groepsapps op WhatsApp of Signal, inspiratie komt van Goodreads en heb je het boek niet uitgelezen? „Dan trakteer je op een rondje in de kroeg.” 

NRC sprak ervaringsdeskundigen over wat hun drie amateurboekenclubs tot een succes maakt, zodat jij vliegend van start kan.  

1Laat je uit je boekenbubbel trekken  

Een boekenclub haalt je uit je literaire comfortzone; daar moet je voor open staan. Zo voelde Floris van Goudoever (28), die een voorkeur voor filosofische boeken koestert, weinig enthousiasme toen iemand Ik ben vrij van Lale Gül opperde. „Ik zou hem zelf nooit hebben gekozen. Maar het was echt een verbazingwekkend goed boek.” 

Natuurlijk ga je ook ‘stomme’ boeken lezen maar dat is volgens Dennis van Velzen (31) een kleine prijs om te betalen voor het ontdekken van nieuwe verhalen en auteurs. En ben je echt een keer heel ontevreden, „dan kan je je grieven uitdrukken in een cijfer op het einde van de avond”.  

Het is misschien zelfs een goed idee om met een slecht boek af te trappen, tipt Paulina Moerland (25): gezamenlijk klagen werkt immers verbroederend. „Voor onze eerste boekenclub lazen we Beautiful World Where Are You van Sally Rooney, die vonden we zó slecht. Toen was de toon gelijk goed gezet.” 

2Dostojevski hóéft niet: bepaal zelf het ambitieniveau

Wil je een boekenclub gebruiken om het oeuvre van Proust te lezen, of het nieuwste BookTok-fenomeen te ervaren? Het is goed om van tevoren de ambities van de groep af te stemmen.

Zo kent de boekenclub van Van Velzen het compromis dat ze één („max twee”) keer per jaar sciencefiction lezen. De boekenclub van Moerland is eensgezind over het ambitieniveau en noemt zichzelf „de meest middelmatige boekenclub”: ingewikkelde literaire details doorgronden hoeft niet, en ze halen hun neus niet op voor de Bridgerton-serie.

3Van niet-lezers tot no shows: bewaak de samenstelling  

Begin niet met een boekenclub, maar begin met een boek, adviseert Van Velzen, dan weet je gelijk of het naar meer smaakt. Hij en zijn vriend zijn begonnen met een etentje voor een klein groepje mensen. „Het uitgangspunt is heel simpel: lezen is leuk en over boeken praten is leuk.”  

Via via haken vanzelf collega’s, verre kennissen of buren aan. Maar geef nieuwe leden ook de kans om af te haken. „Ik had mijn zusje eens uitgenodigd, maar zij vond het een te grote tijdsinvestering. Ze is één keer geweest en daarna nooit meer.” 

Illustratie Noor Bronstring

In de afgelopen drie jaar is de samenstelling van de boekenclub van Moerland één keertje veranderd. Toen haakte iemand aan, maar die las het boek niet, dus dat was van korte duur.

„Hoe kleiner de groep, hoe makkelijker het is om vol te houden en consistent af te kunnen spreken”, zegt Moerland. Ze zijn nu „een gesloten boekenclub”. „Ik heb het idee dat we met z’n viertjes iets speciaals hebben. Het is goed om dat ook af te spreken, of je zomaar mensen in mag brengen.”

4Welke taal maakt niet uit, maar kies er eentje

Goed vertalen is een kunst. Helaas is niet elke poging even succesvol, zegt Van Goudoever, en daarom is het van groot belang dat iedereen het boek in dezelfde taal leest. „Anders krijg je echt een andere leeservaring waarbij de een het prachtig geschreven vond in de oorspronkelijke taal en de ander, die een vertaling heeft gelezen, niet dezelfde diepte eruit heeft kunnen halen.”

5Koester de officieuze rariteiten van de club 

Begin niet met een te streng kader aan regels, adviseert Van Velzen: dat schrikt af. Begin met simpelweg bij elkaar te komen om een boek te bespreken. „De samenstelling en tradities groeien organisch.” 

Zoals bij de boekenclub van Moerland: de avond eindigt met een spelletje Jenga, de winnaar mag het volgende boek bepalen. En elke samenkomst bestellen ze traditiegetrouw taco’s en een portie nacho’s om te delen.  

6Houd de leeslijst bij 

Elk gelezen boek is een prestatie die het verdient om vastgelegd te worden.   

Dat kan in schriftjes, of in apps zoals Goodreads. De boekenclub van Van Goudoever noteert naast de cijfers ook ieders mening in één kernzin, zoals je ziet op de flaptekst van een boek. Om alles vast te leggen, gebruikt de groep de omschrijving van hun WhatsApp-chat. Dat is trouwens niet per se een aanrader, volgens hem. „Wij lopen nu tegen een karakterlimiet aan.” 

7Vrees een goede discussie niet, maar te dikke boeken wel

De boekenclub van Van Velzen begint traditiegetrouw met een minuutje waarin alle acht leden kort vertellen wat ze van het boek vonden. Dan komen de grootste pijnpunten gelijk naar boven – vruchtbare grond voor discussie.

Hoe feller de onenigheid is, hoe leuker de boekenclub wordt, vindt Moerland. Goed materiaal is volgens haar boeken „met een beetje relatiedrama, familiedrama, of een discussie van wie had gelijk in het boek, in plaats van de hele droge klassieker”. 

En wees terughoudend met te dikke boeken, adviseert Van Velzen. Bij 400 pagina’s beginnen mensen tegen te sputteren. „Daar zit een natuurlijke grens.” Zijn boekenclub maakt een uitzondering: ze houden een zomerstop van zo’n zeven weken waarbij ze één dikke pil uitkiezen.  „Afgelopen zomer was dat Hillary Mantel. Die was 900 pagina’s of zo. Echt een investering.” 

Illustratie Noor Bronstring

8Cijfers zijn er om veranderd te worden

Aan het einde van de avond volgt de ontknoping: het toekennen van cijfers. Dat kan bijvoorbeeld op basis van sterren, zoals bij Van Goudoever („halve sterren zijn niet toegestaan, dat maakt het lastig”) of op een schaal van 1 tot 10, zoals bij Van Velzen („met slechts één decimaal achter de komma, daar is nog discussie over geweest”).  

Het is goed om je eigen oordeel te noteren voordat de discussie losbarst. Je zal merken: je mening zal veranderen.  „Je gaat eigenlijk altijd alleen maar omhoog”, zegt Van Velzen. „Omdat je er natuurlijk achter komt: er zit veel meer in dit boek. Naarmate je er langer over praat, krijg je meer bewondering voor iemands werk.” 

9Het zelfvertrouwen groeit (ook om de klassiekers te bekritiseren) 

„De hoogste cijfers zijn voor de boeken die we in de beginperiode lazen. We zijn steeds strenger geworden”, zegt Van Velzen. „Je smaak ontwikkelt zich en je weet beter waar je op let.”  

Onderaan de cijferlijst van de boekenclub van Van Velzen staan twee klassiekers: De val van Albert Camus (5,3) en De Avonden van Gerard Reve (5,8). Een boekenclub moet volgens hem geen schaamte kennen. „Bij ‘hoge literatuur’ kan je een soort verplichting voelen om het goed te moeten vinden. Reve is natuurlijk ook de grote man. Maar het is goed als mensen de vrijheid voelen om gewoon te zeggen: ik vind het een stom boek.” 

10Voordat de avond voorbij is: een nieuw moment prikken 

Nadat de cijfers zijn verdeeld, en het nieuwe boek is gekozen, zit er nog een ding op: een nieuwe datum kiezen. „We gaan niet uit elkaar voordat de volgende afspraak in de agenda staat”, zegt Moerland. 

De boekenclub van Moerland komt eens in de twee maanden bij elkaar, bij Van Velzen is dat eens in de vier tot zes weken. „Dat ritme is belangrijk om het lezen een deel van je routine te maken”, zegt hij. „In een maand kun je echt wel een boek lezen, en tegelijkertijd móét het ook. Je hebt een stok achter de deur.”

Als Van Goudoever in de kroeg vertelt dat hij in een boekenclub zit, krijgt hij vaak dezelfde licht jaloerse reactie: „O mijn god, dat lijkt me ook zo leuk”. Zijn – misschien wat voor de hand liggende – tip: „Gewoon doen.”    

boekentop-50
Dit zijn de 50 beste Nederlandstalige boeken van de 21ste eeuw

De boekenredacties van NRC en De Standaard vroegen aan professionele lezers wat zij de 50 beste Nederlandse boeken van de 21ste eeuw vonden. In delen van 10 tellen we af van 50 naar 1.

Boekentop-50
Oproep: wat zijn jóuw favoriete Nederlandstalige boeken van de 21ste eeuw?

De boekenredacties van NRC en De Standaard vroegen aan professionele lezers wat zij de 50 beste Nederlandse boeken van de 21ste eeuw vonden. Maar wat zijn jouw favoriete Nederlandstalige boeken van de 21e eeuw?