
Vakantie heeft altijd een doel. Het is compensatie: wat je mist in je dagelijkse routine kun je op reis aanvullen. Uitrusten of juist op avontuur. Weg van familie of juist verbroederen. Op zoek gaan naar reuring, vrijheid, stilte, seks, drugs, verlichting of ‘jezelf’. En terugkomen met harembroek en Thaise tribal-tattoeage.
Daarom is vakantie in films zo’n handige metafoor. De fysieke reis staat voor de innerlijke reis van het personage. Dat kan opgroeien of zelfontplooing zijn, bewustwording van wurgende genderrollen (Force Majeure) of uit de hand gelopen kapitalisme (The White Lotus).
Deze week komen er drie films uit waarin personages tijdens vakantie een les leren.
Wishing on a Star
In de Italiaanse documentaire Wishing on a Star is het een pelgrimstocht naar persoonlijke verlichting. We volgen Luciana, een Napolitaanse astroloog wier oplossing voor alles een „verjaardagsreisje” is. Dorpelingen betreden in tranen haar donkere kantoor met glow in the dark planetenklok. Ze willen een man, kind, „een einde aan de leegte die ik voel”. Het is allemaal geen probleem voor Luciana. Ze raadpleegt haar sterrenkaart en biedt een uitweg. „Volgens Neptunus moet je naar…” Ze glijdt met haar wijsvinger langs een gelamineerde lijst met cijfers. „Beiroet!”
Regisseur Peter Kerekes reist met Luciana’s cliënten naar Taiwan en Libanon en legt daar hilarische taferelen vast. Maar de film draait vooral om de tragikomische personages. Een begrafenisondernemer die moet kiezen tussen liefde en zijn dominante, bejaarde moeder. Een vrouw die naar Alaska wordt gestuurd maar dat niet wil, en Anchorage dus maar nabouwt in haar woonkamer.
Terwijl je lacht om de beelden – een vrouw die „geef me een man!” schreeuwt naar de Taiwanese kust – komt er uit Wishing on a Star iets interessants naar boven. Alle cliënten offeren zich op voor moeders, vaders, echtgenoten, kinderen. De familiebanden zitten zo strak dat ze nooit aan hun eigen ontplooiing toekwamen. En zo helpt Luciana’s paranormale reisbureau ze wonderwel: in Alaska, Libanon of Taiwan worden ze bruut uit hun routine gesleurd, ontdekken ze eindelijk wie ze los van relaties, ouders en sociale verplichtingen zijn.
Super Happy Forever
In speelfilm Super Happy Forever keert Sano met een vriend terug naar het Japanse resort waar hij vijf jaar eerder zijn overleden vrouw Nagi ontmoette. Daar doolt hij langs kust, sauna en kroeg. Het resort zal binnenkort permanent sluiten, en die verlatenheid geeft de plek een spookachtige schoonheid: Sano loopt rond alsof hij straks mét de meubels in plastic wordt gewikkeld om voor altijd te verdwijnen. Het enige dat hem bezighoudt is de zoektocht naar een rode pet die hij hier ooit verloor.
Halverwege wisselt de film van tijd en perspectief. Het is dan vijf jaar geleden, als de badplaats nog bruist, Nagi en Sano elkaar nog niet troffen, de rode pet nog niet kwijt is. Het verhaal wordt vrolijker en zorgelozer, maar daarin ligt juist de tragiek: we weten hoe dit eindigt. Hoe Sano jaren later door deze plek zal dwalen als er alleen eindeloze leegte over is. Sano is hier om te zwelgen in zijn herinneringen aan een vakantie en een grote liefde. De mooiste herinneringen doen vaak het meest pijn.
Plein Soleil
En dan is er een hedonistische vakantie, in de heruitgave van het Franse Plein Soleil (1960). De film is een adaptatie van Patricia Highsmiths boek De getalenteerde Mr. Ripley. Hier zien we vakantie zoals essayist Agnes Callard het omschreef in The New Yorker: „Het verandert ons in de slechtste versie van onszelf, terwijl het ons overtuigt dat we op ons best zijn.”
Oplichter, vervalser en sexy sociopaat Tom Ripley wordt ingehuurd om rijkeluiskind Philippe Greenleaf te overtuigen terug te keren van zijn eeuwige vakantie in Italië. In plaats daarvan wurmt hij zich Greenleafs leven binnen. Hij jat zijn kleren, manier van doen, spreekstijl en, uiteindelijk, zijn hele leven.
Het blijft een aantrekkelijk verhaal: de arbeidersjongen die zijn werklaarzen stampt op de opgeheven neuzen van de jetset om hogerop te komen. Het werd twee keer eerder verfilmd: in 1999 als The Talented Mr. Ripley en in 2024 als het zwartgallige Ripley.
Interessant aan Plein Soleil, de eerste adaptatie, is de afstand waarmee regisseur René Clément filmt: hij kiest geen kant en laat de kijker zijn eigen conclusies trekken. De eerste helft van de film is het mooist. Daar barsten de scènes tussen Philippe en Tom van amorele lol – de twee hangen elkaar zelden niet dronken om de schouders. En toch zit er een spanning, een asymmetrische machtsrelatie, in elke interactie.
De film draait om schoonheid: van de Amalfikust, kapsels, drankjes, bezwete borstharen en kaaklijnen. Om de prachtige Alain Delon. En om eeuwige vakantie. Philippe Greenleaf behandelt de wereld als een all-inclusive resort met de vanzelfsprekende superioriteit van eeuwen familierijkdom. Dat is wat Ripley ook wil: het leven als een permanente vakantie, een tot niets verplichtend respijt van normen, regels, verplichtingen en gevolgen. Dat is een onbereikbaar ideaal, zullen Ripley én Greenleaf ontdekken.
