Een paar weken geleden deden schoolbestuurders in Overijssel iets dappers: ze trokken publiekelijk aan de bel over de erbarmelijke staat van hun schoolgebouwen. Niet om te klagen, maar om zichtbaar te maken wat al veel te lang wordt genegeerd. Een realiteit die – zeker op warme dagen als deze – moeilijk te negeren valt.
Die realiteit beperkt zich niet tot Overijssel. In heel Nederland zijn de gebouwen waarin kinderen leren en leraren werken in slechtere staat dan het gemiddelde kantoor: ruim 70 procent van de scholen heeft een slecht binnenklimaat. Blijkbaar eisen we meer comfort voor onszelf dan voor onze kinderen. Dat is niet alleen ongemakkelijk, maar schaadt ook de kwaliteit van het onderwijs. Een absurde, onhoudbare situatie.
Na de Tweede Wereldoorlog werden in hoog tempo scholen gebouwd. Vaak met goedkope materialen, zonder oog voor duurzaamheid, en bedoeld om na 25 jaar te worden vervangen. Maar dat is nooit gebeurd. Veel van die gebouwen (36 procent) zijn inmiddels 50 tot 70 jaar oud en kampen met een slecht binnenklimaat: gebrekkig licht, verminderde luchtkwaliteit, gehorige ruimtes, onaangename temperaturen, onpraktische indeling, lekkages en slechte toegankelijkheid.
Dat zou al problematisch zijn als we nog onderwijs gaven zoals in de jaren zestig. Maar dat doen we niet. We vragen van het onderwijs maatwerk, persoonlijke begeleiding, innovatie en inclusie. Maar de gebouwen waarin dat allemaal moet plaatsvinden, zijn daar totaal niet op ingericht. De ambities van 2025 passen niet in scholen uit 1965.
Geen sexy onderwerp
Ook het lerarentekort hangt hiermee samen. We willen dat mensen voor het onderwijs kiezen, maar bieden ze een werkomgeving die het predicaat ‘professioneel’ nauwelijks verdient. Wie wil er werken in een lokaal waar het in de zomer ondraaglijk heet is, of waar geen plek is voor overleg of concentratie?
Schoolgebouwen zijn politiek gezien geen sexy onderwerp. Je wint er geen verkiezingen mee. Maar juist daarom is de situatie zo schrijnend. We weten al jaren wat nodig is, maar we doen niets. Ondertussen loopt de rekening op. Het Rijk moet op dit moment jaarlijks 1,3 miljard euro extra investeren om scholen op orde te krijgen – en dan is de exploitatie nog niet eens meegerekend.
Maar de politiek kiest keer op keer voor uitstel. En niets doen is ook een keuze. Een hele dure keuze. Gezondheidsproblemen, teruglopende motivatie, hogere onderhoudskosten en gemiste onderwijskansen: de prijs is hoog.
Een schoolgebouw is meer dan een stapel stenen. Het is de basis voor goed onderwijs. We kunnen geen toekomst bouwen in gebouwen uit het verleden. De vraag is dan ook niet of we dit moeten aanpakken, maar: hoe lang durven we dit nog uit te stellen?
Het was Trump die de paperassen onhandig uit zijn handen liet dwarrelen, in de harde wind buiten het conferentieoord tijdens de G7, die ook zijn gele haardos olijk liet wapperen. Maar uiteraard was het de Britse premier Keith Starmer die haastig door de knieën moest om het getekende handelsverdrag weer bij elkaar te grabbelen. Ja, zei hij achteraf, hij was bang dat anders een van de aanwezige verslaggevers zou toesnellen en in de kladden gevat zou worden door beveiligers van de Amerikaanse president. Kortom, een gebaar voor de persvrijheid.
De werkelijkheid is natuurlijk anders. Koningen gaan niet door de knieën, daar hebben ze hun onderdanen voor. Het waait een beetje hard hè, lachte Trump.
Nu heeft de koning, na lang weifelen, toch maar beslist Amerikaanse bunkerbrekers op Iran te laten vallen. Een gebaar voor de wereldvrede als we hem mogen geloven, want Iran, sponsor van wereldwijd terrorisme, stond op het punt een kernmacht te worden. De bommen werden gevolgd door een bericht van de koning op zijn eigen sociale medium, dat het nu tijd was voor VREDE. Hij had het, zoals Amerikaanse vliegeniers in de Tweede Wereldoorlog deden met wraakzuchtiger boodschappen aan nazi-Duitsland en Japan, op de bommenwerpers kunnen laten schrijven.
Hij heeft een afkeer van de gedoemde verliezer Zelensky
De werkelijkheid is ook hier anders: Trump, leider van het machtigste land ter wereld, doet nu voor zijn kleine bondgenoot premier Benjamin Netanyahu wat een reeks voorgangers nu juist nalieten (Bush, Obama, Biden, allen op hun beurt, ondanks die terughoudendheid, telkens beschuldigd van klakkeloze steun aan Israël): namelijk in een regionale oorlog stappen die door Israël is begonnen, omdat het de tijd ervoor rijp achtte.
Waarom? Omdat Trump, die schaamteloosheid tot beleid heeft verheven, zich voor een ding wél zou schamen: een sukkel zijn of – erger – een verliezer.
Dat bleek al na zijn nederlaag in de verkiezingen van 2020, die hij in zijn hoofd uiteraard heeft gewonnen. Het verklaart zijn onophoudelijke obsessie met ‘Baai-den’. Het gaat ook op voor zijn buitenlands beleid. Een compleet corrupt privé-cadeautje van 300 miljoen dollar van Qatar aannemen? Geen probleem. Alleen een sukkel zou het weigeren (zoals die ook belasting betaalt).
Ook inzake Iran blijkt zijn behoefte om voorop te lopen in de vlaggenparade. Trump aarzelde, maar het succes van Israëls aanvallen, uitgemeten op Fox News, bleek onweerstaanbaar: meedoen. Israël, dat Gaza platwalste en Hezbollah lam sloeg, is tenslotte een winnaar. Dit was de kans de Iraanse ‘As van verzet’ een doodklap te bezorgen.
Pijnlijke zelfreflectie
Het spiegelbeeld is er ook: dat is zijn onverholen afkeer van Zelensky, de gedoemde verliezer die maar blijft zeuren om steun in een oorlog die hij volgens Trump niet kan winnen, waar Amerika geen belang bij heeft, en die bovendien zijn eigen schuld is. Wat je noemt een sukkel,
Schaamte is pijnlijke zelfreflectie. Trump heeft er geen talent of belangstelling voor, je zag die wel ergens anders: op het congres van GroenLinks/PvdA, waar de oude garde lijdzaam moest toezien hoe de wereldorde én de interne verhoudingen kantelden. Een reeks moreel verontwaardigde indieners van moties en insprekers sprak afschuw uit over de staat Israël en eiste maatregelen: boycot (verworpen) of op zijn minst stoppen van leveranties aan het anti-raketschild Iron Dome (aangenomen).
Pleegt Israël genocidale misdaden: ja. Moet Nederland zich daartegen keren: zeker. Tegelijk was het anti-Israëlische enthousiasme onder de jonge garde, de fixatie op dit land als het summum malum, ook beklemmend. De wending in de publieke opinie om Israël, hier lang kritiekloos verheerlijkt, van de weeromstuit en met terugwerkende kracht te zien als enige, criminele actor in de regio is ook een vorm van historische tunnelvisie. Die is nu verder aangejaagd – met dank aan Trump, de winnaar.
Sjoerd de Jong is redacteur van NRC. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.
‘Je moet kiezen, met het pistool op de borst: Iran of Israël?” De moeilijkste vragen zijn de vragen die je aan jezelf stelt, bijvoorbeeld nu ik op weg ben naar Otemba, daring women, een muziektheaterproductie die donderdagavond 19 juni zijn wereldpremière beleeft in het Holland Festival, Amsterdam.
Dat klinkt feestelijk, die wereldpremière, je ziet de soepel vallende jasjes voor je. Ik heb me ook anderszins voorbereid, ik heb me ingelezen en weet dat ik een „vernieuwd, dekoloniserend perspectief op het verleden” mag verwachten. 17de eeuwse stemmen uit Japan en het voormalig Nederlands-Indië, en die van de 21ste eeuw, uit het huidige Indonesië en Amsterdam. Lekker veel perspectieven, de andere kant van de koloniale geschiedenis, het verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke blik door tijden en culturen heen. Een schaal vol verschillende bonbons, in vredestijd geserveerd.
Maar in mijn hoofd bromt die ‘alles of niets’-vraag, „Israël of Iran”, die me ook boos maakt, omdat ik me weer herinner hoe ik op een keuring moest verschijnen, waarna nog twee herkeuringen voor de militaire dienst in de jaren tachtig. Had ik moeite met geweld? „De Russen houden je meisje onder schot, alleen jij kan haar gewapenderhand bevrijden?”
Ik zei natuurlijk dat het meisje een jongen of een man moest zijn. „Geen probleem.” Ik zei dat ik geen Russen maar Chinezen zag. „Maar het zijn Russen.” Tenslotte begon ik aan een lang antwoord, waarom ik niet geloofde in dit soort dichotome pistoolvragen, het één of het ander, want er zijn altijd meerdere perspectieven enz. Uiteindelijk werd ik afgekeurd.
Maar decennia later ben ik dus mijn eigen ondervrager geworden. Ik hoor mezelf hijgen terwijl ik de brug op fiets naar het Amsterdamse Muziekgebouw aan het IJ: „Israël.”
Dat ging met horten en stoten, terwijl het tien, twintig jaar geleden een no-brainer voor me was geweest. Voluit Israël. Maar sinds het land geregeerd wordt door een premier die alle mensenrechten aan zijn laars lapt en alle VN-veroordelingen terzijde schuift, lijkt het erop dat de officiële ideologie van het land nog uitsluitend gestoeld is op het denken van de Duitse rechtsgeleerde Carl Schmitt (1888-1985). Hij leefde lang genoeg om voluit nazi te zijn geweest. In 1933 was hij al lid van de NSDAP, en toen moest hij zijn referaat De Duitse rechtswetenschap in zijn strijd tegen de Joodse geest nog houden (1936). Die werd dus tegelijk met Hitler afgeschaft, zou je denken, maar Schmitt, de gecompliceerde maar toch kernachtig duidelijke filosoof blijft intrigeren door zijn radicale machtsdenken. „De hoogtepunten van de grote politiek zijn tegelijk de momenten waarop de vijand duidelijk en concreet als vijand verschijnt.” Voor Netanyahu’s Israël zijn er vele „hoogtepunten”: de Palestijnen als zodanig, Hezbollah, Houthi’s, Hamas, de Gazanen in het bijzonder, en nu dus Iran. Ook zal de Israëlische premier Schmitt’s idee volledig onderschrijven dat ‘het vriend-vijand onderscheid essentieel is voor de politiek’. En dat het antwoord aan de vijand een allesvernietigende aanval moet zijn.
Zo werd de facto deze nazistische machtsdenker de huis-ideoloog van Israël. Ik kan zo nog een paar andere landen noemen, waar dat ook het geval is, maar bij Israël is het op z’n wrangst.
De zaal gaat open, Otemba begint, met al die over elkaar heen buitelende perspectieven. En weer kies ik stilzwijgend Israël boven Iran. Carl Schmitt heeft gewonnen van mijn rede en mijn gevoel voor rechtsstatelijkheid.
De aankondiging van de Enhanced Games, een sportevenement waar deelnemers worden aangemoedigd om prestatieverhogende middelen te gebruiken, hield de gemoederen vorige maand flink bezig. Waar traditionele sportorganisaties doping bestrijden omdat die een bedreiging vormt voor eerlijke competitie en gezondheid, draaien de organisatoren van deze nieuwe spelen de zaak om: wat als we het beste uit het menselijk lichaam halen met álle middelen die de wetenschap biedt?
Op het eerste gezicht is dit louter een radicaal idee, dat vraagtekens plaatst bij onze opvattingen over eerlijke sport. Maar bij nadere beschouwing wringt er meer dan alleen de ethiek.
Het eerste verweer tegen dopinggebruik is doorgaans het gezondheidsrisico. En terecht. Gebruik van bijvoorbeeld anabole steroïden of groeihormonen is niet zonder gevaar. Toch is wat meer nuance op zijn plaats. De categorie ‘doping’ is breed en heterogeen: van stoffen die nauwelijks onderzocht zijn, tot middelen die al decennia klinisch worden toegepast.
Lees ook
De eerste ‘dopingspelen’ zijn op komst: sporters mogen gebruiken wat ze willen om records te breken
Van veel middelen staat niet vast dat ze de prestatie daadwerkelijk bevorderen, simpelweg omdat ze daarvoor niet zijn ontwikkeld of onderzocht. Sporters gebruiken ze toch, omdat anekdotische succesverhalen en de hoop op een competitief voordeel voor hen zwaarder wegen dan het ontbreken van harde data.
Deze stoffen, oorspronkelijk ontwikkeld voor medische doeleinden of soms volledig buiten het officiële circuit ontworpen, grijpen diep in op hormonale of metabole processen en veroorzaken daarom altijd bijwerkingen. De risico’s zijn sterk afhankelijk van de gebruikte dosis, de duur van blootstelling en individuele gevoeligheid. Een bekend voorbeeld is tetrahydrogestrinon (THG), een synthetisch anabool steroïd dat begin van deze eeuw in het geheim werd ontwikkeld om dopingtests te omzeilen. Van dit soort middelen zijn de acute effecten soms wel beschreven, maar betrouwbare langetermijngegevens ontbreken vrijwel volledig, omdat systematisch onderzoek zelden is uitgevoerd of voortijdig wordt gestopt zodra ernstige bijwerkingen optreden.
‘Schone’ topsport
Daarbij moeten we erkennen dat ook ‘schone’ topsport niet zonder risico’s is. Klachten als gevolg van fysieke of mentale overbelasting zijn geen uitzondering in de wereld van de elite-sporter. Ook blessures door valpartijen of fysiek contact met tegenstanders worden, afhankelijk van de tak van sport, in meer of mindere mate geaccepteerd.
Dat neemt niet weg dat de Enhanced Games een extra belasting zijn van de gezondheid. Medische begeleiding zou de risico’s kunnen beperken, maar nooit geheel uitsluiten. In onze ervaring hebben veel ‘experts’ die zich inlaten met doping, weinig tot geen kennis van de risico’s op lange termijn. Zij benaderen sporters eerder als experimentele objecten dan als mensen van vlees en bloed. De illusie van veiligheid is soms gevaarlijker dan de openlijke afwezigheid ervan. Vooral voor vrouwen is de tol van anabole-steroïdengebruik hoog: een lagere stem, een mannelijk beharingspatroon en een onomkeerbare vermannelijking van het uiterlijk. In het bodybuilden zie je de uitwassen daarvan.
Het is niet zo dat de Enhanced Games een revolutie inleiden. Eerder brengen ze iets naar de oppervlakte dat al jaren sluimert in de marge van de sportwereld. Bodybuilding-wedstrijden, sterkste-man-evenementen en veel vechtsportgala’s kennen nauwelijks dopingcontroles. In feite is dopinggebruik daar de norm, niet de uitzondering. Het grote verschil met de Enhanced Games? Transparantie.
In plaats van te doen alsof er niets aan de hand is, bepleiten de Enhanced Games openheid. Geen heimelijk gebruik, geen omzeilen van controles, geen achterdeurpraktijken, maar een sportevenement waarin het gebruik van prestatieverhogende middelen wordt opgenomen in de spelregels.
Eerlijker, zo lijkt het. Maar is het ook wenselijk? Het grootste probleem met de Enhanced Games is niet dat ze doping normaliseren, want doping wordt in sommige takken van sport al decennia heimelijk gebruikt. Het probleem is dat ze een technologisch maakbaarheidsideaal omarmen. Het doel van de organisatoren is ‘superhumanity’: de evolutie van de mens door wetenschap en sport.
Dat doet denken aan de duistere erfenis van regimes die hun sporters systematisch volstopten met middelen om aan de wereld te tonen hoe superieur hun natie was. Ook toen draaide het niet om sport, maar om een ideologisch project waarbij de sporter geen mens, maar een propagandistisch uithangbord was. De Enhanced Games herhalen die retoriek in een nieuwe, commerciële verpakking.
Medische manipulatie
Wat de traditionele sport onderscheidt, hoe gebrekkig soms ook in handhaving, is haar erkenning van menselijke limieten. De regels zijn een afspraak over wat telt als ‘natuurlijk’ talent, training en toewijding. Binnen die grenzen ontstaan competitie en bewondering.
De Enhanced Games verleggen die grenzen, maar verliezen daardoor iets fundamenteels. Als elke sprong, sprint of worp het resultaat is van medische manipulatie, wordt de prestatie losgezongen van het lichaam. De atleet is dan geen belichaming meer van de menselijke potentie, maar een vehikel van de farmacologie.
De vraag is dus niet alleen: is het veilig? Of: is het eerlijk? De vraag is: wat willen we dat sport betekent? Moet sport een laboratorium zijn voor biomechanische vooruitgang, of een podium voor menselijke kracht, met al haar beperkingen?
De aantrekkingskracht van sport ligt niet in het onmogelijke, maar in het uitzonderlijke binnen wat van nature mogelijk is. Wie dat uit het oog verliest, blijft zitten met een schijnvertoning van maakbaarheid. De Enhanced Games zijn zo bezien geen viering van vooruitgang, maar een spiegel van onze tijd: een zielloze zoektocht naar de perfecte mens.
Sinds de bekendmaking van Den Haag als locatie van de NAVO-top verkeert Nederland in staat van paraatheid. Het is een internationale bijeenkomst van een omvang die Nederland onbekend is. Zelfs de Nuclear Security Summit in 2014 was van beperktere omvang.
We speculeren erop los: wat schrijft Trump straks op Truth Social, wie zit er aan de dis bij de Koning, en mag de Oekraïense president Zelensky wel komen? Mopperen doen we over afgesloten autowegen, het uitstellen van sport- en sociale evenementen en beperkte politiecapaciteit elders in het land. En trots zijn we ook wel een beetje. Op een Nederlandse secretaris-generaal die eigenhandig 32 bondgenoten lijkt mee te trekken naar de eindstreep: een nieuwe afspraak over defensie-uitgaven waarmee de Amerikanen in blijven, en de Russen out.
Want er staat nogal wat op het spel. Met een oorlog op het Europese continent, Russische agressie richting voormalige Sovjetstaten, en een toename van sabotage-, spionage- en digitale risico’s is het onveilig in Europa. Nieuwe verdedigingsplannen vragen om investeringen. En er zijn vragen over de Amerikaanse betrokkenheid bij Europa. De VS willen die verminderen: al sinds president Obama bestempelen de Amerikanen China en de Indo-Pacifische regio – niet Europa – als buitenlandprioriteit nummer één.
Gelijkwaardiger
Tel daar jarenlange desinvesteringen van Europese bondgenoten bij op, vermenigvuldig dit alles met de onvoorspelbaarheid van het huidige Amerikaanse leiderschap, en je begrijpt dat Europa, samen met Canada, binnen de NAVO een groter deel van de lasten op zich zal moeten nemen. Om zelf veilig te zijn en te blijven – en met als welkome bijwerking dat de veiligheidsrelatie tussen Europa en de VS, nu nog vooral gekenmerkt door afhankelijkheid, gelijkwaardiger wordt.
Toch is de NAVO-top, hoe belangrijk ook, vooral een tussenstation, en geen eindhalte. Dat heeft alles te maken met beslissingen die ná de top genomen zullen worden, en die minstens even bepalend zijn voor de toekomst van de trans-Atlantische band en veiligheid in Europa als de top zelf.
Ten eerste: worden de gemaakte afspraken gerespecteerd, en hoe houdt de NAVO de druk op de ketel? Een nieuwe NAVO-norm voor defensie-uitgaven is niet afdwingbaar, en succes hangt af van de bereidheid van landen om serieus stappen te nemen, ondanks de pijnlijke politieke keuzes die daarmee gepaard gaan.
De tijdlijn die wordt afgesproken, bepaalt hoe snel landen geacht worden voortgang te laten zien. Om de vaart erin te houden, leunt de NAVO-secretaris-generaal op overtuigingskracht en peer pressure, onder andere met behulp van de vierjarige planningscyclus van de NAVO en de bijbehorende ‘landenexamens’, en andere momenten waarop landen die niet leveren in hun hemd worden gezet: de reguliere vergaderingen van ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie en jaarlijkse toppen. De groeiende dreiging die uitgaat van Rusland moet de belangrijkste aansporing zijn om de afgesproken tijdlijn te respecteren. Dat de Amerikanen snel vooruitgang willen zien als voorwaarde voor hun eigen betrokkenheid bij het bondgenootschap, is een extra stok achter de deur.
Lacunes opvullen
En dan zijn er vragen over de Amerikaanse militaire inzet in Europa. De Global Force Posture Review, over de inzet van Amerikaanse troepen en materieel, moet dit najaar verschijnen. Het is mogelijk dat, van de pakweg 100.000 in Europa gestationeerde Amerikaanse militairen, een gedeelte zal worden teruggetrokken, ten faveure van de Amerikaanse inzet in Azië. Onzeker is of het dan zal blijven bij de 20.000 Amerikaanse militairen die er na de Russische inval in Oekraïne extra bij zijn gekomen in Europa, of dat er nog meer elders gestationeerd zullen worden. Duidelijk is wél dat Europa en Canada de lacunes die de Amerikanen achterlaten, zullen moeten opvullen, en extra middelen moeten vrijmaken bovenop de afspraken die op de NAVO-top worden gemaakt.
Eenheid is bepalend voor de afschrikkingskracht van de NAVO
Bepalend is tot slot het verloop van Ruslands oorlog in Oekraïne, en de Amerikaanse betrokkenheid hierbij. Nu al is duidelijk dat de regering-Trump weinig zin heeft in verdere militaire steun aan Oekraïne; in de huidige plannen van het Pentagon is daarover niets opgenomen. Donald Trump hoopt nog steeds op een vredesdeal met Rusland, maar de irritatie in Washington over het uitblijven van een serieuze reactie aan Russische kant neemt toe.
Tekenend is het gesprek op Capitol Hill over een grootschalig sanctiepakket, met flinke importheffingen voor landen die Russische olie en gas blijven kopen. Het Witte Huis moet nog kleur bekennen, en laat tot nu toe in het midden, of en in welke vorm het de plannen steunt die door het Congres op tafel zijn gelegd. Maar welke lijn de uitvoerende macht ook kiest: duidelijk is dat Europa in de nabije toekomst méér zal moeten doen om Oekraïne overeind te houden. Ook hier biedt de nieuwe NAVO-norm geen soelaas.
Historische afspraak
Een NAVO-top is een succes als landen er met elkaar uitkomen en de eenheid bewaard blijft. Die eenheid is immers bepalend voor de geloofwaardigheid van het bondgenootschap en de daaraan verbonden afschrikkingskracht. Op dit terrein lijkt de top te zullen leveren: met een historische afspraak om nationale defensiebudgetten te verhogen en een aanzet tot een nieuwe verdeling van de lasten binnen het bondgenootschap.
Veel hangt echter af van de periode erna. Van de bereidheid van Europese bondgenoten om de nieuwe norm te vertalen in concrete defensieplannen en -begrotingen. Van beslissingen aangaande de Amerikaanse troepenmacht en bredere inzet van de VS in Europa. En van de manier waarop de Amerikaanse regering besluit zich te verhouden tot Oekraïne en Rusland. Dus al zit de taak van Nederland als gastland er straks op, met een breed gedragen nieuwe koers als resultaat, echt spannend wordt het pas ná de top.
Lees ook
Hoe sterk is een coalitie van bedrogen bondgenoten?
ik wil je besparenwat hier gebeurtterwijl we toekijkenen wegkijkengadeslaanen verder gaan
je hebt er niets aan te horenhoe we hier redetwistenover de juiste woordenterwijl we wegkijken
ik zal mijn mond houdenover ons heilig geloof in grenzenonzichtbaar voor wind en insectenmaar een streep trekken in het zandvinden we ingewikkeld
ik zal ook zwijgenover hoe we de wereld tot dorp makenhoe we in een vloek en een zuchtaan de andere kant van de aarde staanbinnen een dag een pakje ontvangenvanaf de overzijde van de oceaanmaar sommige plekken blijven altijd veilig op afstand
je hebt er helemaal niets aanom te weten hoe we laterzullen rouwen en bezinnenherdenken en bedenkenhoe we dit nooit meerlaten gebeuren
met veel moeitezullen we de juiste woorden vindenom de stilte te bedekkenmet vuistdikke boeken volinterpretatie en argumentatiede woorden zullen stromenen niet meer stoppen
we zullen er een betere morgenmee bouwenwe zullen muren van beloftesoptrekkenwe zullen plannen makenom de menselijke maatweer voorop te stellen
of ik een gedicht wilde schrijven over het verlangen naar beschaving
en ik dacht hoe ziet een beschaafd gedichter eigenlijk uit
een vers met weinig emotieslimme beeldspraakzuinig in woordenrijk in bedoelingen
ik dacht aan het boekwaar dat gedicht inzou staaneen mono-kleurige kaftliefst wit of zwartgeen poespaskoloniaal witral 9004de naam bescheidenin een net afwijkende tintde foto, serieuze blikwant dichtenis een roeping
maar mijn verlangen gaat uit naarverzen vol gevoelenssentiment, vol kleur, lawaairumoerig en meerstemmig
ik wil er bezweringen in horenik hunker naar gospelkorende blues, accenten en dialectenklapspelletjes, symbolen
in een taal verwelkomendmet honderd woordenen duizend vormenvoor gastvrijheid
pagina’s waarop jeop adem mag komenje eerst een maaltijd wordt voorgezetgevraagd wordt hoe de reis is geweest
zoals Odysseuszich na een lange reis afvraagtwat voor mensen hij zal treffenof ze wreed, wild en onbeschaafd zijn?of gastvrij en menselijk?
poëzie waarin je mag aankloppenzonder je af te vragen of de ontvangstwreed of welkom zal zijn
gedichten waarin ikemotioneel mag zijnwaarin ik het hoofd laat rustenhet hart, de huid, de borstkaslaat sprekenmoe van de strijdvan de spreektijdvan gastvrijheidmet voorwaarden
waar ik aan de taal mag zittenomdat ik onderdeel ben van de machteen pamflet van een nieuwe wereldeen ander verhaalwaarin beschaving niet gebaseerd isop verdeel en heersniet op de arrogantie van een natie
maar waarin duidelijk wordtdat hoe beschaafd we zijnligt aan hoe humaan we zijn
wie doet dat
op de radio schiet iemand voleen man op het nieuws heft zijn handen naar de hemel
wie doet dat, vraagt hij, smeekt hijwie bombardeert een vluchtelingenkampwe waren iemand aan het begraven en werden gebombardeerdwe waren op de vlucht en werden gebombardeerd
we waren theedrinken en werden gebombardeerdwe waren aan het koken en werden gebombardeerdwe waren aan het schuilen en werden gebombardeerdwe waren aan het puinruimen en werden gebombardeerdwe wachtten tot het over was en werden gebombardeerdwe luisterden naar de radio en werden gebombardeerd
we waren mensen en werden gebombardeerd
de beelden
de beelden laten ons niet losook al hebben we ze niet bekeken
op onbewaakte momentenspelen ze vanzelf af
we gooien er muziek tegenaanvermaak, therapie, poëziewandelen het eruit
maar in het parkkijken we om ons heenvragen we ons afwie er zou doorlopenwie er zou filmenvechten, bevriezen ofzwijgen
wie zich naar ons zou wendenoogcontact zou maken en vragen:ben je oké?
we bekeken de beelden nietmaar fantaseren erop losover hoe dit ons allemaal aangaathoe we daar allemaal liggen
we hebben de beelden niet gezienmaar we liggen wakkervan de commentarendie we niet hebben gelezen
praten terug tegen het donkerzeggen dingen als neezij heeft er niet om gevraagdze hebben er niet om gevraagd
Je kan waterbesparende douchekoppen en energiezuinige wasmachines zien als een zegen voor de mensheid en de planeet. Zo verspillen we minder, besparen we op onze energiekosten en leggen we minder beslag op de aarde, zonder dat we er welzijn voor inleveren. Meer win-win wordt het niet. En dat met een paar simpele normen vanuit de overheid. De Europese Unie excelleert in dit slimme pijnloze beleid. Top.
Zo ziet Donald Trump het niet. Hij ergert zich al heel lang aan het weinige water dat er volgens hem uit douchekoppen komt. Hij denkt dat we daardoor langer douchen. Bij moderne wc’s moet je volgens hem tien, vijftien keer doortrekken. Trump wil daarom de regels schrappen die huishoudelijke apparaten zuiniger hebben gemaakt.
Je kan je afvragen hoeveel effect dat zal hebben. Toen Trump tijdens zijn eerste presidentstermijn de waternormen voor douchekoppen schrapte, veranderde er weinig. Fabrikanten bleven dezelfde zuinige douchekoppen maken. Consumenten hebben zelf ook een belang bij zuinige apparaten: de energiekosten zijn lager.
Toch liet dit voornemen van Trump me niet los. Want ik zie de laatste tijd meer voorbeelden van mensen en politici die het streven naar een kleinere voetafdruk (zuiniger omgaan met energie en materialen) afzwakken of loslaten.
Nederlandse jongeren (18 tot 24 jaar) blijken bijvoorbeeld weer vaker te vliegen en minder vaak te kiezen voor duurzaam gedrag. Rechtse politieke partijen verzetten zich in Europa tegen het opleggen van planeetvriendelijke normen.
Interessant is dat er nu ook linkse denkers zijn die wél pleiten voor het tegengaan van klimaatverandering, maar tegelijk het streven naar een kleine voetafdruk lijken los te laten. Zo las ik het geweldig interessante boek Abundance (overvloed) van de Amerikaanse journalisten Ezra Klein en Derek Thompson.
Politici van de Democratische partij zijn te veel bezig met het herverdelen van geld en te weinig met het bouwen van een goed land, betogen de twee. De overheid zou als doel moeten hebben meer huizen, een overvloed aan duurzame energie, meer mensen genezen, meer groene uitvindingen. Schrap regels, maak de overheid krachtiger en denk groot! Met herverdelen los je schaarsteproblemen niet op. Huizen en energie worden er niet goedkoper van.
Tegen degrowth
Klein en Thompson pleiten expliciet tegen het streven naar degrowth. Niks minder! Meer! Maar dan van het goede, niet van het schadelijke. De VS hadden al een overvloed aan groene energie kunnen hebben, als Ronald Reagan in de jaren tachtig de subsidiëring van zonne-energie niet had afgeknepen. Dan „hadden we nu wellicht het groene energieparadijs van onze dromen gehad: een economie volledig aangedreven door de zon”. Met zo’n overvloed aan elektriciteit dat er misschien ruimte was ontstaan voor superenergie-intensieve bedrijven die CO2 uit de lucht zuigen.
Het pleidooi voor overvloed van Klein en Thompson is aanstekelijk en begrijpelijk. De lokroep van politici als Trump bestrijd je waarschijnlijk niet met oproepen tot soberheid. Maar is het ook waar? Stel dat overheden inzetten op een overvloed aan hernieuwbare energie, hoeven we dan geen energie meer te besparen?
Nee, zegt klimaatwetenschapper Detlef van Vuuren, die meebouwt aan de scenariomodellen van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties. „Als we de energievraag ongebreideld laten groeien, wordt klimaatverandering tegengaan heel lastig. Hernieuwbare bronnen hebben immers ook nadelen. Er zijn grondstoffen voor nodig, zeldzame metalen, land, dat legt ook allemaal beslag op de aarde. Uiteindelijk is energiebesparing de belangrijkste factor geweest achter het laten dalen van de uitstoot van CO2 in westerse landen. Bijvoorbeeld door huizen te isoleren.”
Meer en meer en meer
Pas op met het idee van een makkelijke overstap naar hernieuwbare energie, waarschuwt de Franse geschiedkundige Jean-Baptiste Fressoz in het indringende boek More and More and More. Hij laat zien: we denken dat we energiebronnen in het verleden vervingen door nieuwere energiebronnen, maar dat klopt niet. Kolen vervingen hout niet, net als olie kolen niet verving, of gas olie – al deze energiebronnen kwamen er telkens bij. Het werd meer en meer en meer.
Energiebronnen concurreren niet met elkaar, laat Fressoz zien, ze zijn verweven. En wie die verwevenheid onderschat, onderschat óók hoe complex de opdracht is om fossiele brandstoffen te vervangen en klimaatverandering tegen te gaan, betoogt hij.
Veel meer hernieuwbare energie betekent dus bepaald niet dat fossiele energie automatisch verdwijnt. Zeker niet nu de energievraag waarschijnlijk hard gaat groeien door de inzet van AI. Daarvoor moeten veel datacenters gaan draaien.
Het is een enorme gok om te denken dat ’t dankzij nieuwe technologie wel goed komt
Het kan wel, zegt Van Vuuren, alle fossiele energie vervangen. Zo’n energiesysteem hoeft op de lange termijn ook niet duurder te zijn. „In Europa zie ik wel degelijk het begin van een energietransitie. Het energieverbruik daalt en fossiele energie wordt vervangen voor duurzame. Maar we weten elke keer toch iets nieuws te verzinnen waardoor we meer energie verbruiken. Dat kan alleen de overheid doorbreken, met verbruiksnormen en belastingen.”
Het is een zegen dat wind- en zonne-energie goedkoper zijn geworden. Tegelijk zijn de economische krachten achter meer verbruik enorm. En wordt de tweede helft van deze omslag moeilijker: hoe vergroenen we staal, cement en vliegen?
Optimisme is daarbij nodig, grote ideeën ook. Ik was gecharmeerd van het voorstel in Abundance om overheidsopdrachten te beloven aan bedrijven die onmogelijke problemen oplossen, zoals klimaatvriendelijk cement maken. Maar het is een enorme gok om te denken dat het dankzij nieuwe technologie wel goed komt, zonder dat we ons ook maar een beetje hoeven matigen.
Als er één moment is waarop Europa pal voor het internationale recht had moeten gaan liggen, dan was het wel toen Israël op 13 juni begon met „preventieve aanvallen” op Iran. De Europeanen hadden die aanvallen krachtig moeten veroordelen, omdat ze illegaal zijn onder het internationale recht. Helaas deden ze dat niet. Dat is een blunder van formaat. Want nu hebben de Europeanen die altijd claimen dat ze de rules-based internationale orde steunen, exact het omgekeerde gedaan. Precies op een moment waarop veel landen het internationale recht uit het raam gooien, geven zij het een trap na. Wat rest, is de rauwe macht van individuele landen die zich nergens meer iets van aantrekken.
In 2003, toen de Amerikanen en Britten Irak een „existentiële bedreiging” noemden, voerde de hele internationale gemeenschap daar juridische debatten over. Oeverloos discussieerden experts op tv-schermen en nieuwspagina’s over de vraag of dit juridisch wel in de haak was. Britse en Amerikaanse politici wrongen zich in duizend bochten om met concreet feitenmateriaal, tot in de Veiligheidsraad, te bewijzen dat Saddam ten eerste massavernietigingswapens had die hij, ten tweede, van plan was binnenkort te gebruiken. Die twee vragen moeten bevestigend worden beantwoord als een land een ander land legaal preventief wil aanvallen – in jargon heet dit „the right of preemptive self-defense”. De Irak-invasie vond plaats, waarna bleek dat die wapens er helemaal niet waren. Ruim twintig jaar na dato wordt oud-premier Tony Blair er nog in elk interview over doorgezaagd.
Die discussie ontbreekt nu ten enen male. Toch voert Israël exact hetzelfde argument aan: Iran zou een „existentiële bedreiging” zijn omdat het een kernbom zou hebben die het tegen Israël wil inzetten. Dat Israël zich bedreigd voelt, is voorstelbaar: Iran maakt Israël al decennialang het leven zuur, onder meer via terreurgroepen als Hezbollah en Hamas. Maar dat ontslaat Israël niet van de plicht om die twee cruciale vragen te beantwoorden. Het neemt de moeite niet eens. Logisch, want zelfs de nucleaire waakhond IAEA kan niet aantonen dat Iran kernwapens produceert, en dat het wapens die het niet bezit binnenkort tegen Israël wil inzetten. Iran heeft zich bovendien behoorlijk ingehouden toen Israël recentelijk Hamas, Hezbollah en zelfs het Iraanse consulaat in Damascus platbombardeerde.
Onder president Trump malen de Verenigde Staten niet om Israëlische bewijzen. Trump negeert het internationale recht. Maar dat landen als Frankrijk en Duitsland – anders dan met Irak destijds – die vragen niet stellen en enkel reppen van Israëls recht om zichzelf te verdedigen, is verbijsterend. Bondskanselier Friedrich Merz zei zelfs dat hij Israël „dankbaar” was omdat „Israël voor ons het vuile werk opknapt”. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen schaarde zich daar na een gesprek met de Israëlische premier (!) achter. De enigen die Israëls bombardementen strijdig hebben genoemd met het internationale recht zijn – behalve Rusland en China, die Iran steunen –, Japan, Noorwegen en de VN. De meeste experts internationaal recht geven hen gelijk.
Natuurlijk, Europa doet zijn best om Trump vlak voor de NAVO-top komende week niet tegen de haren in te strijken – Trumps toorn kan de Europese defensie zwaar beschadigen. Maar dit grote Europese zwijgen en Israël carte blanche geven is wel het andere uiterste.
Europa verzwakt zichzelf hiermee. In februari 2022 beriep Moskou zich eveneens op een „existentiële dreiging” vanuit Oekraïne. Europa veroordeelde de Russische invasie krachtig, met het terechte argument dat dit illegaal is onder het internationale recht. Die positie is behoorlijk uitgehold, nu de Europeanen de wettelijk zeer dubieuze aanvallen van Israël op Iran gewoon laten lopen. Anything goes, eigenlijk, vanaf nu: China kan Taiwan inpikken, Ethiopië Eritrea, de VS Groenland. Als zelfs de Europeanen dit nu toelaten bij vrienden en veroordelen bij minder goede vrienden, houdt het naoorlogse internationale regelsysteem eigenlijk op te bestaan. Er ís geen systeem meer. Alleen nog de jungle.
Ik vind het toch knap van Dick Schoof dat hij zich op de valreep nog weet te plaatsen in de annalen der misselijkmakende uitspraken gedaan door Nederlandse politiek leiders. „Ik betreur het dat Israël de noodzaak zag om dit te doen” zei hij nadat Israël Iran had gebombardeerd.
Na Rutte’s non-actieve herinneringen en Yesilgöz’ nareis op nareis hebben we nu een knap zinnetje voor als onze vriendjes twijfelachtige dingen doen, zoals het internationale recht schenden. Dubieuze uitspraken van leiders raken snel ingeburgerd onder het volk. Post-Rutte zegt wie zijn daden onder het tapijt wil vegen: ‘daar heb ik geen actieve herinneringen aan.’ Scholieren roepen waarschijnlijk ‘nareis op nareis!’ als ze door de mand vallen met een door AI gemaakt werkstuk. Dan wordt aan hun valsspelen geen consequenties verbonden en mogen ze opnieuw een werkstuk inleveren. Als dat gigantisch mislukt, mogen ze het weer proberen in oktober. Alles vergeten en vergeven, geen actieve herinneringen.
Dankzij Schoof kunnen we nu als een vriend zijn vrouw van het balkon gooit, buurtgenoten doodschiet of zijn drugsafval in een bos dumpt, zeggen dat we het onwijs betreuren dat hij zich daartoe genoodzaakt heeft gezien.
Ik wilde net op onwijs betreuren oefenen toen ik een foto kreeg toegestuurd met daarop geparkeerde vrachtwagens in een vuurzee. „Weet jij hier iets van?” schreef afzender H. met een knipoog-emoticon. Volgens het artikel bij de foto waren bij kippenslachterij Plukon negen vrachtwagens in brand gestoken. Op het terrein was het teken van Animal Liberation Front gespoten.
Vorig jaar schreef ik een roman waarin activisten precies dat doen: ze steken vrachtwagens van een slachthuis in brand, plus het hele slachthuis, en ze spuiten het ALF-teken op een muur. Er kwam een bericht van mijn uitgever binnen: „Waar was jij in de nacht van zaterdag op zondag?”. Knipoog-emoticon en een link naar een ander nieuwsbericht met dezelfde brandende vrachtwagens.
In een flits zag ik mezelf tegenover twee rechercheurs zitten en uitleggen dat mijn roman fictie was. Dat ik de personages de modus operandi van het ALF had aangemeten. Dat je de richtlijnen daarvoor online kunt vinden: geen slachtoffers maken, wel de spullen onklaar maken en ergens ‘ALF’ op spuiten. Dat ik dat niet zelf heb bedacht maar alleen in fictie opnam wat in de werkelijkheid al gaande was.
Minister Wiersma tweette over de brand: „Wanneer overtuigingen gepaard gaan met geweld spreken we van extremisme.” Zeven sectororganisaties noemden het geweld tegen Plukon terrorisme.
Die weerzin in de sector tegen geweld vind ik opvallend. Het hele slachtwezen draait immers op geweld, weliswaar tegen andere diersoorten dan de onze, maar geweld desalniettemin. Er wordt daar onthoofd, geplukt, ontveld en ontbeend. Dieren worden er vergast, geëlektrocuteerd, onthoornd en doodgeslagen. Geweld is voor het slachtwezen wat kerosine is voor de luchtvaart. De afkeur kan niet tegen het geweld zelf zijn, waarschijnlijk wel tegen de illegaliteit daarvan.
Na het derde bericht: „He! Iemand heeft de instructies uit je boek opgevolgd!” – lachende emoticons – heb ik de oppas van de hond gebeld. Mocht ik onverhoopt mee moeten naar bureau, dan is dat in ieder geval geregeld. Toch wil ik via deze weg zeggen: geachte rechercheurs, ik heb niks te maken met die brand bij Plukon. Ik ben maar een eenvoudige romanschrijver. Als uit het sporenonderzoek blijkt dat activisten van het ALF de vrachtwagens van de kippenslachter in brand hebben gestoken, betreur ik ten diepste dat zij zich daartoe genoodzaakt zagen.
Toekomstige generaties zullen te maken krijgen met meer hittegolven en overstromingen, met watertekorten en voedselschaarste, met luchtwegproblemen, allergieën en infectieziektes. Ze zullen wellicht ook het opiniestuk van Louise Fresco over het pessimisme (17/6) voorgeschoteld krijgen in hun examen Nederlands met de opdracht er drogredenen uit te vissen.
De meest in het oog springende is de klassieke stropopredenering. Hoewel Fresco expliciet stelt geen karikatuur te maken van het pessimisme („het is niet mijn bedoeling om pessimisme als fatalistische karikatuur neer te zetten”) doet ze dat alsnog („Pessimisten extrapoleren gretig vanuit wetenschappelijke feiten en modellen die over deelonderwerpen gaan en komen dan, zonder nuance, tot de conclusie dat het niet meer goed kan komen”) en vervolgens valt ze die karikatuur aan („Veel van de brede pessimistische generalisaties die worden gemaakt, worden niet door statistiek onderbouwd”).
Wat het allemaal extra verwarrend maakt is dat het stuk grossiert in wat ik dan maar „optimistische generalisaties” noem. Dat het met bepaalde soorten goed gaat, neemt niet weg dat er sterke aanwijzingen zijn dat we midden in de zesde massa-extinctie zitten. Dat er koraalriffen zijn die zich herstellen neemt niet weg dat tachtig procent van de koraalriffen wereldwijd is verbleekt en dat het maar zeer de vraag is of die zich daarvan kunnen herstellen.
Aan het einde van haar betoog blijkt bovendien dat ze het belang van pessimisme wel degelijk inziet, omdat het tegenwicht biedt aan de optimist, die geneigd is een oogje te sluiten voor neveneffecten van diens handelen.
In het verleden behaalde resultaten
In het opiniestuk wordt hoog opgegeven van de website Our World in Data (OWID). Uit de daar gepresenteerde statistieken blijkt dat het supergoed gaat allemaal. Gezonder, rijker, meer keuzevrijheid. Fresco verzucht dat resultaten uit het verleden blijkbaar onvoldoende zijn voor pessimisten. Inderdaad. Die beseffen namelijk dat in het verleden behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst. Zij vragen zich bovendien af: waarom vinden we er vooral geruststellende data? Zo lees ik er niets over het feit dat er tegenwoordig zes keer meer plastic in de oceaan te vinden is dan plankton of het feit dat het gewicht van antropogene massa (gebouwen, wegen, et cetera) sinds 2020 het gewicht van biomassa overstijgt.
Pessimistische generalisaties worden wellicht niet onderbouwd door de statistieken van OWID, maar wetenschappelijk onderzoek geeft wel degelijk aanleiding voor het niet al te zonnig inzien van de toekomst.
Mijn grootste probleem met het opiniestuk is overigens niet het geworstel met pessimisme, maar het feit dat in het streven om „de vooruitgang te vieren” de wetenschap zelf voor de bus wordt gegooid. De wetenschap wordt niet alleen geschaad met optimistische generalisaties en door te opperen dat „linkse wetenschappers” domweg naar aandacht verlangen, maar vooral door het belang van wetenschappelijk onderzoek zélf te ondergraven met de suggestie dat de kennis die we hebben over de insectensterfte gebaseerd is op de ervaringskennis van automobilisten. Dat die opeens dachten: waar zijn die insecten eigenlijk gebleven? Natuurlijk niet. Die kennis komt voort uit jarenlang insectenonderzoek, hier en elders, waaruit blijkt dat insectenpopulaties met twee procent per jaar afnemen.
Het belang van de wetenschap is nu juist om dat soort informatie boven tafel te krijgen. Pas achteraf beseften automobilisten die over dit onderzoek hoorden: verdomd, er vlogen zich inderdaad al jaren nauwelijks nog insecten te pletter op mijn voorruit.
Fresco schoffelt zo het wezenlijke belang van haar eigen beroepsgroep onderuit.
Lees ook
De wereld ten onder? Nee. Alles komt goed? Ook niet