Column | Betekenisvrijheid

Een tijdje terug was er een man die had besloten dat hij en ik bij elkaar hoorden. Dat kan natuurlijk gebeuren en is onder bepaalde omstandigheden misschien zelfs romantisch te noemen, alleen hadden deze man en ik elkaar nog nooit gesproken. Hij had me ergens zien optreden en begon vervolgens onsamenhangende berichten te sturen via Facebook, plus allemaal foto’s van zichzelf. Er kwamen brieven van hem (blijkbaar had hij weten te achterhalen waar ik woonde) en om het nog griezeliger te maken, waren deze brieven allemaal ongefrankeerd, wat betekende dat hij ze dus zelf door mijn brievenbus had gedaan.

Ik vond het verontrustend maar besloot er verder geen aandacht aan te besteden, tot er op een middag werd aangebeld. Ik nam de intercomtelefoon op (in die tijd had ik nog een ouderwetse zonder beeldscherm), er klonk „pakketje!” en ik drukte op de buzzer. Twee trappen later werd er op mijn deur geklopt. Ik deed open en daar stond Facebookman.

„Verrassing!”, riep hij.

Ik moet zo wit zijn weggetrokken dat hij meteen sorry zei en zich uit de voeten maakte.

Die nacht sliep ik niet. Wat als hij de volgende keer niet wegging?

De dag erna zat ik op het politiebureau om aangifte te doen. De agente die het proces-verbaal optekende krabde zich achter de oren.

„Je wil niet weten hoeveel mensen er lastig worden gevallen. En er valt zo weinig tegen te beginnen.”

De politie zocht Facebookman gelukkig op om een stopgesprek te houden. Ik heb hem daarna nooit meer gezien, tot vorige week.

Ik wandelde mijn straat in en zag een bekend gezicht bij mijn voordeur. Mijn vriend (die een zwarte band in diverse enge vechtsporten heeft en gelukkig bij me was) voelde me verstijven. „Alles goed?”, vroeg hij bezorgd.

Toen pas zag ik dat de persoon bij de voordeur gewoon mijn buurman was. Niets aan de hand, en tegelijkertijd ook weer wel, want een van de vervelender dingen van lastiggevallen worden is dat iemand zich niet alleen een weg in je leven probeert te forceren, maar ook in je hoofd. Er is niet alleen sprake van een ruimtelijke, maar ook een psychische vorm van huisvredebreuk.

„Kalm aan”, zei mijn geliefde toen ik gisteren weer even in paniek was. „Hij stond niet aan je deur, het was betekenisloos.”

Dat klopte. Maar de afgelopen dagen ben ik weer continu mijn omgeving aan het scannen op mogelijk gevaar. Voel ik me ongemakkelijk als er iemand achter me loopt. Ik moet de hele tijd van mezelf opletten, voel me onveilig als ik ook maar even mijn gedachten laat afdwalen. Raak er steeds meer van doordrongen dat betekenisloosheid iets compleet anders is dan betekenisvrijheid.


Opinie | Soms moet de rechtsstaat verdedigd worden tegen de democratie

De laatste tijd wordt geregeld betoogd dat het slecht gaat met de democratie. Dan wordt gewezen op zaken als de opkomst van autocratische leiders, op radicaal rechtse bewegingen die, al of niet reeds aan de macht gekomen, niet zullen aarzelen burgerlijke vrijheden om zeep te helpen, op inperking van de vrijheid van meningsuiting, op het muilkorven van journalisten en het aantasten van de rechterlijke onafhankelijkheid, en dat soort zaken. Dit duidt op begripsverwarring. De aangeduide kwesties hebben niets te maken met de democratie en alles met het begrip rechtsstaat.

Het gaat – wereldwijd bezien – helemaal niet zo slecht met de democratie. In 2024 werden er in vele landen verkiezingen gehouden. Die verliepen niet allemaal eerlijk, maar het uitgangspunt van democratie (een ieder mag zijn stem voor een bepaalde politieke partij uitbrengen en aldus deel hebben aan wetgeving en bestuur) leek wel gerespecteerd te worden.

Risico’s

Er waren ook voorbeelden van vermeend frauduleuze verkiezingen, zoals in Georgië en Roemenië. En er zijn in de VS en het Verenigd Koninkrijk de misstanden van de zogenaamde gerrymandering; het zodanig indelen van kiesdistricten dat jouw partij gelet op de samenstelling van de bevolking bij een volgende verkiezing de meerderheid zal behalen. Het bemoeilijken van het uitbrengen van je stem ondermijnt ook de democratie. Deze verschijnselen duiden op slecht functioneren van de democratie. Maar dat is iets totaal anders dan de fenomenen waarop hierboven werd gewezen.

Democratisch gekozen regeerders en parlementariërs kunnen maatregelen nemen die ingaan tegen de grondslagen van onze samenleving. De democratie draagt risico’s in zich, zoals Ilja Pfeijffer in zijn meesterwerk Alkibiades zo mooi laat zien: „Athene is een democratie … en het nadeel van een democratie is dat het evenwichtige oordeel van weldenkende mannen als jullie en ik niet altijd doorslaggevend is.” En: „…emoties en groepsdynamiek (hebben) dikwijls een grotere invloed op het stemgedrag van het volk dan rationele argumenten.” (p. 173).

Lees ook

Als de rechtsstaat de macht lijkt te bedreigen

 Als de rechtsstaat de macht lijkt te bedreigen

Alkibiades wijst op de resultaten van de democratie. Die kunnen ertoe leiden dat de grondslagen van een fatsoenlijke samenleving worden ondermijnd. Die grondslagen zijn de kernpunten van de rechtsstaat, te weten: gebondenheid van allen aan het recht, de erkenning van fundamentele mensenrechten, het evenwicht tussen de machten in de staat en de toegang tot onafhankelijke en onpartijdige rechters.

Het is niet voor niets dat bij de totstandkoming van het huidige kabinet is afgedwongen dat de deelnemende politieke partijen zich houden aan de Grondwet waarin deze uitgangspunten zijn neergelegd.

Er is wel een verband tussen democratie en rechtsstaat. Democratie berust op de gedachte van zelfbestuur, terug te voeren op inderdaad de Atheense staatsstructuur en op de leer van de Franse Verlichtingsdenker Jean-Jacques Rousseau. Dat is tegelijkertijd ook een direct uitvloeisel van de idee van fundamentele rechten, in het bijzonder het belangrijke onderdeel daarvan: de politieke rechten. Eenieder kan aanspraak maken op actief kiesrecht. Maar hoe hij of zij dat kiesrecht gebruikt en hoe de door hem of haar gekozenen vervolgens te werk gaan, dat moet zijn onderworpen aan de gedachte van zelfbinding. Zelfbinding aan de uitgangspunten van de rechtsstaat.

Terzijde: in dit land is het nog steeds mogelijk dat een politieke partij niet intern gedemocratiseerd is. Men zou dat kunnen aanmerken als een aantasting van de gedachte van democratie.

Democratisch gekozen politici kunnen ingaan tegen de grondslagen van onze samenleving

Dit alles verhindert dus niet dat staten zich antirechtsstatelijk gedragen, zoals Hongarije, Rusland, Israël en helaas nog vele andere staten laten zien. Meer dan twintig jaar na de start van de opsluiting van vermeende terroristen in Guantánamo houden de VS nog altijd mensen al vele jaren zonder vorm van proces vast. Binnenkort zal dat 25 jaar belopen. Dat is een decennialange schending van het fundamentele recht van mensen op spoedige beoordeling van de zaak van een gedetineerde door een rechter. Hetzelfde geldt voor de gijzelaars die in de Gazastrook nog steeds gevangen worden gehouden en voor de zeer vele Palestijnen die door Israël zonder vorm van proces gevangen worden gehouden. Ook als is het proces van vrijlating nu in gang gezet.

Gelukkig is in Nederland de schending van het uitgangspunt van evenwicht tussen de staatsmachten door het parlement buitenspel te zetten door een ‘asielnoodwet’, niet doorgegaan.

Onaanvaardbaar relict

Nu wordt op een ander punt die idee van machtsevenwicht aangetast. Wat in de VS door oud-president Biden gebeurde: het gratiëren van een familielid en het op voorhand gratiëren van functionarissen die mogelijk vervolgd zouden worden door de nieuwe president. Het eerste riekt naar nepotisme en het tweede is een inbreuk op de competentie van de rechterlijke macht. De gratiëring door de nieuwe president van bestormers van het Capitool (een zeer ernstig misdrijf tegen de staat) is evenzeer in strijd met de competentie van de rechterlijke macht. Het gratie-instrument wordt hier gebruikt om rechterlijke beslissingen te ondermijnen. Gratie is toelaatbaar en ondermijnt de rechtsstaat niet als het middel wordt aangewend om rechterlijke uitspraken die onvoorzienbaar te hard zijn, te mitigeren. Denk aan de gevangene die dodelijk ziek is en de laatste weken van zijn leven in vrijheid mag doorbrengen. Dat kon de straffende rechter niet voorzien.

In Nederland is gratiëring maar beperkt, in de zojuist aangeduide zin, mogelijk. Dat moeten we zo houden. Maar in de VS zijn regulier tot stand gekomen rechterlijke beslissingen door de uitvoerende macht ongedaan gemaakt, omdat die uitvoerder (de president) vrienden wil bevoordelen, je reinste inbreuk op het machtsevenwicht. Daaraan doet niet af dat er in de VS een zekere traditie bestaat van gratiëring door presidenten van vrienden. Dat is een onaanvaardbaar relict van een koninklijke prerogatief.

De conclusie is dat we de begrippen democratie en rechtsstaat goed moeten blijven onderscheiden en ons moeten realiseren dat democratie en rechtsstaat niet hetzelfde zijn en dat we de twee begrippen onlosmakelijk aan elkaar moeten koppelen. Dat vereist waakzaamheid. Dat houdt in: je rug recht houden en je blijven verzetten tegen elke evidente en verholen aantasting van de rechtsstaat, ook als dat tegen het zogenaamde gezond verstand ingaat.


Opinie | De overname van RTL door DPG is een goed idee

Ons informatielandschap werd niet eerder zo schaamteloos ingezet voor de commerciële belangen van de allermachtigsten. De drie rijkste personen op aarde gebruiken hun platforms, met een bereik van zo’n 5,5 miljard wereldburgers, om verkiezingen te beïnvloeden en een wit voetje te halen bij de nieuwe bewoner van het Witte Huis.

Tezelfdertijd moet in Nederland de Autoriteit Consument en Markt (ACM) oordelen over een puur nationale kwestie: mag de grootste krantenuitgever van Nederland, DPG Media, nog groter worden? Wordt het bedrijf niet te dominant als het ook nog RTL Nederland inlijft? Hier is terecht discussie over, want het gaat om de bescherming van onze nieuwsvoorziening. Maar het oordeel van de ACM zou niet voorbij mogen gaan aan onze hedendaagse mediarealiteit, waarin grote techbedrijven een hoofdrol opeisen.

Rijke pluformiteit

In vijfentwintig jaar tijd is ons informatielandschap onherkenbaar veranderd. Informatie was nog nooit zo toegankelijk als nu. Duizenden aanbieders concurreren om onze aandacht, en agressieve algoritmes stuwen de populariteit van ‘leuke’ filmpjes en stevige meningen. Iedereen kan zijn ideeën presenteren of meepraten op Facebook, Instagram of X; ons medialandschap is nog nooit zo veelkleurig geweest.

Maar geldt dat ook voor de toegang tot feitelijke en onafhankelijk geproduceerde informatie? Voor onze democratie is dat een belangrijke vraag. Om deel te nemen aan democratische besluitvorming moeten burgers zich kunnen baseren op betrouwbare berichtgeving, en dan liefst op meerdere bronnen, vanuit verschillend perspectief.

Nederland beschikt nu (nog) over zo’n landschap. We hebben NOS.nl, maar ook het privaat gefinancierde NU.nl en RTL.nl. Er is het NOS Journaal, maar ook het gratis toegankelijke RTL Nieuws. Nederlanders maken er graag gebruik van, blijkt uit het Nationaal Media Onderzoek: 12 miljoen Nederlanders raadplegen maandelijks vier verschillende online nieuwsbronnen om zich op de hoogte te stellen van wat er in de wereld gebeurt.

Deze rijke pluriformiteit verdient bescherming, zodat burgers nieuws met diverse accenten of invalshoeken tot zich kunnen blijven nemen. Dit betekent dat in elk geval een deel van het algemene nieuws op radio, televisie en online gratis beschikbaar moet zijn voor iedereen.

Voor de NPO en de NOS spreekt dit vanzelf. Maar om private media toegankelijk, gratis nieuws aan te laten bieden, moeten ze wel in staat worden gesteld om voldoende advertentie-inkomsten te generen uit journalistiek aanbod. Dat is moeilijker geworden nu media-uitgevers in de klem zijn beland van Alphabet Inc. (moederbedrijf van Google) en Meta (waar onder andere Instagram en Facebook onder vallen).

Met hun monopolie controleren internationale techbedrijven niet alleen het publieke debat, maar ook de advertentiemarkt; bijna 80 procent van alle digitale advertentie-inkomsten vloeit naar hen, blijkt uit de Mediamonitor 2024 van het Commissariaat voor de Media.

Bescherming nodig

De verdienmodellen van mediabedrijven staan hierdoor zwaar onder druk. Tekenend is de nieuwssituatie in de Verenigde Staten, waar sinds 2005 meer dan 3.200 kranten hun deuren hebben gesloten. Alleen door aanzienlijke investeringen, schaalvergroting en met een eigen, concurrerende advertentie-omgeving kunnen lokale spelers enigszins tegenwicht bieden aan de grote techbedrijven. De realiteit is dat zonder schaalvergroting ook sommige Nederlandse krantentitels al niet meer zelfstandig hadden bestaan.

Om deze redenen steunen wij de overname van RTL door DPG, mits deze is omkleed met goede waarborgen voor journalistieke onafhankelijkheid nu en in de toekomst. Eigendomsconcentratie van media is geen ideale situatie. Maar wat zou het alternatief zijn?

Stel je voor dat RTL Nederland in de handen komt van een buitenlandse streamingdienst die het winstgevende Videoland overneemt, maar het RTL Nieuws een stille dood laat sterven. Dan is er inderdaad minder marktconcentratie in Nederland, maar ook minder pluriform toegankelijk betrouwbaar nieuws voor mensen met een kleine beurs. Wie staat er dan nog in de rij om de journalistieke taak van RTL over te nemen?

We moeten niet vergeten dat Nederlandse redacties met het zogeheten redactiestatuut nu al uniek beschermd zijn tegen ongeoorloofde inmenging van eigenaren en adverteerders. Het statuut biedt hoofdredacteuren garanties dat zij niet kunnen worden gedwongen tot samenwerking of inhoudelijke compromissen. Dit verklaart waarom Nederland – in tegenstelling tot landen om ons heen – geen media-eigenaren heeft die via hun titel politieke invloed pogen uit te oefenen. Dat moeten we zo houden, en dat vergt bescherming van ons journalistieke medialandschap. We willen niet de Verenigde Staten achterna.

Stichting Democratie en Media is aandeelhouder zonder winstoogmerk van DPG Media Nederland en De Correspondent, en ontvangt als zodanig geen dividend.

Lees ook

Met de overname van RTL door DPG is een voor Nederland ongekende mediareus in de maak

DPG-kantoor in Hoofddorp. De Belgische mediagroep kondigde vrijdag aan dat ze televisiebedrijf RTL wil overnemen.


Opinie | Minder op je telefoon? Het is net als met hardlopen: klote, maar je moet het dóén

Er is inmiddels een halve industrie om mensen van hun telefoon af te krijgen. En ook al zijn er zelfhulpboeken en digitale ontwenningsmethoden die ons letterlijk van onze telefoon afschermen, je vindt dit soort dingen toch het meest… online. Uiteraard zijn mensen die de sociale media afspeuren de doelgroep voor dit onderwerp, maar telefoonapps en telefooncontent om van onze telefoon af te komen hebben veel weg van de duurzame artikelen die beloven de overconsumptie te verhelpen met nog weer een product erbij: ik denk dat jullie gewoon mijn geld willen.

Maar goed, of het nu TikTok-filmpjes, apps met tijdsbegrenzing of hele verhandelingen op YouTube zijn, mensen hunkeren naar content die hét geheim bevat om geen content tot zich te nemen. We zagen dat onlangs toen ene Emma Weaver het middelpunt van een twitterdiscussie werd toen ze over haar afnemende aandachtsspanne begon: „Het is voor mij moeilijk om boeken te lezen, mijn geheugen is afschuwelijk en ik kan moeilijk informatie onthouden, ik mis het lezen, maar ik kan letterlijk niet lezen. Ik voel me zo dom. Wat moet ik doen?”

Duizenden mensen lieten haar weten dat de schuld bij haar telefoon lag, al was dat eigenlijk geen antwoord op haar vraag. Als iemand die veel heeft bijgedragen aan de discussie hoe we van onze telefoon afkomen, kan ik met een gerust hart zeggen dat de echte oplossing niet zo ingewikkeld is. We hoeven geen theorie te leren of wetenschap te beoefenen. We hoeven niets te doen om onze aandachtsspanne te herstellen. We hoeven ons alleen maar te vervelen.

Daglimiet

Dat is niet leuk om te horen, want de afgelopen jaren is de mediaomgeving zo gestaag gegroeid dat verveling nu als een soort mensenrechtenschending aanvoelt. Maar als we de behoefte aan voortdurende prikkels willen afleren, dan vergt dit dat we ons van voortdurende prikkels onthouden – niet in één klap, want dat is volgens mij de meest gebruikelijke methode die tot het gevoel van onmacht leidt, maar langzaam en doelbewust.

Zelf ben ik hier jaren geleden mee begonnen toen ik van mezelf in het weekend niet meer op Twitter mocht. Voor mijn werk moest ik elk stukje cultureel nieuws bijhouden en ook als ik vrij was, had ik het gevoel dat ik per se moest scrollen. Maar dat bleek niet zo te zijn en na een paar maanden verwijderde ik de app van mijn telefoon, zodat ik Twitter alleen nog op kantoor via het internet kon gebruiken.

Daarna richtte ik me op ander telefoongedrag dat me niet beviel. Het grootste probleem was mijn behoefte om dwangmatig elk uur van mijn leven vast te leggen en op Instagram Stories te delen. Ik heb een jaar vrijaf genomen. Nu heb ik een daglimiet van één uur voor Instagram en TikTok bij elkaar.

Elke keer dat ik zulke keuzes maakte, ging ik me algauw vervelen. Ik verveelde me als ik naar en van mijn werk niet op Twitter kon kijken. Ik verveelde me als ik mijn Instagram-feed had bijgewerkt, maar niet naar Stories kon. Ik verveel me als ik de TikTok-app op grijs zie omdat ik aan mijn limiet zit. Maar waar verveling is, daar is het leven.

Minder op mijn telefoon: het is klote, ik haat het, maar ik ben o zo blij dat ik het gedaan heb

Verveling is als we de afwas doen, de boodschap doen die we hebben uitgesteld, het nog ongelezen bericht beantwoorden. Verveling is als we een boek meenemen om in de metro te lezen of met degene voor ons in de rij een praatje maken over de traagheid van de apotheek. Verveling is als we de dingen doen die ons het gevoel geven dat we het leven in de hand hebben. Wie zich niet verveelt, heeft altijd het gevoel het druk te hebben en steeds maar ‘geen tijd te hebben’ om een pakje naar het postkantoor te brengen of aan die roman te werken. We hebben wel tijd – alleen brengen we die door op onze telefoon. Door te weigeren onze hersenen ooit rust te gunnen, kiezen we ervoor via een scherm het leven van anderen te bekijken, ten koste van ons eigen leven.

Voelt beter

Ik kan niet doen alsof ik een volmaakt voorbeeld van de balans tussen telefoon en privé ben. Vorige maand ben ik na een feestje de hele dag in bed gebleven en heb ik steeds een kwartiertje extra TikTok gevraagd totdat ik van mijn zelfopgelegde tijdslimiet een aanfluiting had gemaakt. Maar nu ik me met Nieuwjaar weer heb voorgenomen om ‘minder op mijn telefoon te zitten’, kan ik in elk geval het perspectief laten zien van iemand die nu inderdaad minder op zijn telefoon zit.

En wat we met die noodzakelijke verveling doen, daarin schuilt de beloning. Ik vóél me gewoon beter als ik naar een film heb gekeken, iets in elkaar geknutseld heb en intussen een audioboek afspeel of mijn huis schoonmaak terwijl ik via mijn oortjes naar een podcast luister in plaats van in het zwarte gat van de sociale media te belanden. Om nog maar te zwijgen van de beloning om ‘van een verhaal te genieten’ en ‘een schoon huis te hebben’.

En hoewel een verbeterde kwaliteit van het dagelijks leven niet te versmaden is, zijn er ook tastbare beloningen op de lange termijn. In november schreef ik 20.000 woorden aan een roman die ik al sinds 2018 probeer te schrijven maar waarvan ik geen woord op papier had gekregen, allemaal omdat ik nu het eerste uur van mijn ochtenden aan schrijven in plaats van scrollen besteedde.

Waarschijnlijk is het allemaal niets nieuws: we weten dat we ons op den duur beter voelen als we geregeld sporten, water drinken en vroeg naar bed gaan, maar kiezen vaak voor de kortetermijnbeloning om nog een aflevering te bekijken of niet elke vijf kloteminuten te hoeven plassen. Er is geen andere truc om die beloningen te krijgen dan door die dingen gewoon te doen, en hetzelfde geldt voor onze telefoon.

Zeker, de technologie breekt op ongekende manieren in onze hersenen in en er bestaat wel degelijk iets als een scrollverslaving, maar ik maak me zelf ook zeker schuldig aan over-intellectualisering van de nieuwigheid van technologie om daarmee elke persoonlijke verantwoordelijkheid voor mijn slechte gewoonten te vermijden. Het is de schuld van Meta, niet de mijne!

Maar zolang we niet aan een ernstiger verslaving lijden, is een vermindering van ons telefoongebruik niet onmogelijker dan vroeg opstaan om te gaan hardlopen: het is klote. Ik haat het. En ik ben zo, zo blij dat ik het gedaan heb.

Dit artikel verscheen eerder in Embedded.

Lees ook

Met een Nokia werd Julia haar verslaving aan sociale media de baas

Julia overwon een  jarenlange socialemediaverslaving. „Met socialemedia-apps reguleerde ik mijn emoties.”

Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’



Opinie | Afgestompt door het nieuws? Dat valt mee; en zeker nog niet afgetrumpt

Afgestompt? Dat maak ik zelf wel uit! Dat was, in het kort de reactie van een lezer op de podcast Het Uur van Oudejaarsdag, waarin journalist Pjotr Sauer werd geïnterviewd. Sauer had geconstateerd dat nieuws over Oekraïne steeds minder gewicht in de schaal legt op redacties (hij werkt voor The Guardian). Een verhaal over een bombardement in het centrum van Kyiv haalt volgens hem de voorpagina niet meer, de afgestompte westerling is er „immuun” voor geworden.

Die conclusie was volgens de lezer veel te kort door de bocht. „Voor een ander wil ik niet spreken, dus laat ik het bij mezelf houden. Ik ben zeer zeker niet afgestompt of immuun voor het nieuws. Integendeel, ik ben mij terdege bewust van alle ellende die in Oekraïne en Gaza wordt veroorzaakt en dat raakt mij […] Maar voor mijn eigen mentale welzijn doe ik er goed aan niet al het nieuws tot mij te nemen. Dat is dus alles behalve afgestompt of immuun. Blijf vooral verslag doen, dat is belangrijk, maar stel niet dat het minder wordt gelezen doordat lezers zijn afgestompt.”

Daarmee heeft de lezer een principieel punt. Want hoe verleidelijk het ook is om te stellen dat ‘we’ afgestompt zijn, dat roept de vraag naar wie zo’n ‘we’ dan verwijst. Ben jij afgestompt? Ben ik afgestompt? (En als ik afgestompt ben, ben ik dan nog voldoende scherp om dat bij mijzelf te constateren?) De kwestie raakt aan het debat over nieuwsmijding: een behoorlijke groep mensen neemt liever niet te veel nieuws tot zich: in het Digital News Report 2024 van het Commissariaat van de media zei 30 procent van de ondervraagden nieuws te ontwijken (in 2023 was dat 27 procent, tijdens corona 38 procent). Dat vermijdingsgedrag wordt wel verbonden met een zeker maatschappelijk fatalisme of een gebrek aan empathie, maar je kunt evenzeer stellen dat een nieuwsmijder juist te veel empathie heeft. Of precies genoeg, afgaande op de weinig opbeurende staat van de wereld waarvan in dat nieuws verslag wordt gedaan.

Voor NRC valt de kwestie die door Sauer en de briefschrijver werd aangesneden uiteen in twee delen: is het zo dat nieuws over (in dit geval) Oekraïne minder prominent wordt gebracht? En hoeveel belangstelling heeft de lezer ervoor? De situatie is niet meer zo als in de eerste periode na de Russische inval van 24 februari 2022, toen de oorlog het wereldnieuws domineerde, zegt buitenlandredacteur Simone Peek (vanuit Oekraïne): „De lat is hoger komen te liggen omdat meer herhaaldelijk geweld, geen ‘nieuws’ is. In de zin van dat het een voortzetting van het bestaande is. De oorlog duurt al zo lang en is steeds complexer geworden. Het hoofdverhaal is bekend, maar heeft nu vele vertakkingen. Naast de oorlogsmisdaden en het geweld ook de mobilisatie, de economie, de steun, de onderhandelingen, de burgerbevolking en wat dies meer zij. Deze zaken kosten tijd om goed uit te zoeken. Het is soms lastig vast te stellen waar het zwaartepunt ligt. Of welke vragen de lezers precies nog hebben.” Haar collega Mark Duursma zegt: „Als er aanleiding toe is zetten we Oekraïne nog net zo goed op de voorpagina.” Er wordt op de redactie dagelijks over Oekraïne gesproken.

Heeft de nieuwsmijder te weinig, te veel of precies genoeg empathie?

Die inspanningen lijken vruchten af te werpen. Een paar maanden geleden zette de lezersdesk van NRC de leescijfers van de verhalen over Oekraïne tussen oktober 2023 en 2024 op een rij. Daaruit bleek dat de aandacht voor Oekraïne in die periode redelijk stabiel was, zowel in het aantal artikelen (doorgaans tussen de 35 en 55 per maand), als in hoeveel die gelezen werden: ongeveer een vijfde van die artikelen werd goed gelezen. (Er is uiteraard een definitie van een ‘goed gelezen’ artikel, maar om cijferafstomping te voorkomen, laat ik die hier even achterwege.)

Interessant was dat uit hetzelfde onderzoekje bleek dat dezelfde cijfers voor de Gaza-oorlog minder stabiel waren. In oktober 2023 verschenen er zeer veel verhalen en werd een derde daarvan goed gelezen, maar daarna nam niet alleen het aantal artikelen over Gaza af, ook de belangstelling van de lezer. Toen de strijd in Libanon oplaaide, stegen ze weer. Het percentage van de Gaza-verhalen dat goed werd gelezen, bleef de meeste maanden onder de 10 steken. Wijst dat op minder empathie met mensen in een oorlog die verder weg is? Speelt een rol dat er minder maatschappelijke consensus is over welke partij de meeste steun verdient? Of zien we alleen maar de gevolgen van niet-inhoudelijke factoren als de lengte van artikelen?

Twaalf pagina’s Trump

De nieuwsmarkt is een concurrentiemarkt: de grootste dip in de Oekraïne-berichten viel samen met het begin van de Gaza-oorlog. Deze week viel het lezers op dat de inauguratie van de nieuwe president van de Verenigde Staten de verslaggeving wel erg domineerde. De editie van woensdag met twaalf pagina’s Trump verleidde een abonnee ertoe om een lijstje andere onderwerpen te sturen waar zij die dag liever over had gelezen: de Duitse verkiezingen, het tekort bij de gemeenten, het debat over het demonstratierecht en de ontwikkelingen in het pensioendossier. Bladerend in die ene krant kun je je er iets bij voorstellen, al zijn de genoemde onderwerpen deze week allemaal in NRC aan de orde gekomen.

De twaalf pagina’s (vergelijkbaar met de dosis Trump van acht jaar geleden) waren vooral een weerslag van de grote productie van de dinsdag. Toen werd er niet alleen veel geschreven over de VS, maar werd er ook massaal gelezen. Afgaande op het ‘Big Board’ met een overzicht van de best gelezen artikelen deed men zich collectief te goed aan Trumpverhalen, soms afgewisseld door een stukje sudoku of een hapje Japke-d. Bouma. Van afgetrumptheid lijkt voorlopig geen sprake te zijn.

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.


Opinie | Dennis krijgt een huis maar geen methadon

Dennis was ziek en kon al tijden geen vast voedsel verdragen. Hij dronk, en ja, hij was ook verslaafd aan heroïne. We zaten bij de huisartsenpost. Ik had Dennis daags daarvoor op straat aangetroffen, met zijn twee honden, en had gevraagd waar hij sliep. Het antwoord wist ik al: met honden mag je niet naar de dag- en nachtopvang. Dus sliepen ze samen in vochtige parkeergarages.

Diezelfde avond nog werd duidelijk werd dat Dennis er via de reguliere route niet zou komen – achteraf bleek dat hij en zijn ouders dat al twintig jaar probeerden. Ik voelde de behoefte een stukje te schrijven op sociale media over onze ontmoeting. Vaak komt er immers pas een doorbraak als iemand met het privilege verbaal sterk te zijn en het systeem te snappen de zaak op zich neemt.

Nadat mensen die mijn post hadden gelezen Dennis hadden opgespoord – hij had geen telefoon – belandde ik op 17 november met hem bij de huisartsenpost. Daar bleek dat Dennis een longontsteking had. Gelukkig kon hij tijdelijk terecht in het tuinhuisje van een weduwnaar.

Dennis zei ook dat hij wil stoppen: met drinken, en met heroïne gebruiken. Alleen werkt het systeem van de verslavingszorg niet mee. Wie wil afkicken van heroïne, kan niet zonder het middel methadon. Maar om methadon te krijgen, kan je in Nederland nog beter zorgen dat je in de gevangenis belandt, dan naar de verslavingszorg stappen.

Kraakpand ontruimd

We ontdekten dat er al ruim een maand een spoedverwijzing lag bij de ggz-instelling die in Zuid-Limburg over de verslavingszorg gaat. Een verwijzing voor opname in een methadonprogramma waar Dennis eerder nog uit was gezet. Zijn hond was net bevallen, zijn kraakpand ontruimd, waardoor hij een aantal keer zijn methadon niet had kunnen ophalen. Dakloosheid en voor je dier zorgen waren kennelijk geen legitieme redenen. Dennis werd direct uit- en afgeschreven.

Nu kon Dennis niet meteen terecht, en verwees de ggz-instelling me naar de huisarts van Dennis. Die moest de methadonvoorziening maar overbruggen. Deze huisarts weigerde op morele gronden. Ik zei dat ik zijn ethische bezwaren niet ter discussie wilde stellen, maar vroeg hem wel wat er zou gebeuren als Dennis cold turkey zou stoppen. Volgens hem zou een overgang van 1,25 milligram heroïne naar nul, in de fysieke toestand waarin Dennis verkeerde, fataal zijn. Ook merkte hij op dat Dennis alleen een ontsteking in de linkerlong had, en dus prima even de straat op kon om te scoren.

Het verhaal van Dennis staat voor een dieper probleem: dat huisartsen worden geacht gespecialiseerde zorg te bieden die zij eigenlijk niet veilig kunnen leveren. Bij methadonverstrekking komt namelijk nogal wat kijken. Het inregelen van de juiste dosis is onontbeerlijk, net als regelmatige controles, onder meer door hartfilmpjes te maken. De wachtlijsten voor reguliere verslavingszorg zijn echter lang, en doorverwezen patiënten worden met regelmaat door ggz-instellingen afgewezen. Zo verandert kortstondige overbrugging voor huisartsen vaak in langdurige methadonverstrekking.

De huisartsen die ik hierover sprak, ervaren het als een moreel dilemma: als zij de tekorten blijven ondervangen, komt er nooit een systemische verandering. Daarom kiezen zij, en anderen met hen, er nu voor de hakken in het zand te zetten, ten behoeve en ten koste van mensen zoals Dennis. Wij overbruggen niet meer, jullie – de zorgverzekeraars die te weinig zorg inkopen, de ggz-instellingen die oppermachtig en tegelijk machteloos zijn – moeten het oplossen.

De wachttijd voor het methadontraject is 26 weken. Had ik de huisarts al geprobeerd?

Maar wat betekent dit voor mensen als Dennis? Een maand na onze ontmoeting kreeg hij de sleutel van zijn eigen woning. Zijn eerste stabiele verblijfplaats in twintig jaar. De organisatie Loket Housing zag mijn bericht op sociale media en kwam in actie, over gemeentegrenzen en wachtlijsten heen. Haar Housing First-methode draait erom dakloze mensen éérst een dak boven hun hoofd te geven. Een woonplek als basisrecht, en niet iets dat je moet verdienen door bijvoorbeeld clean te zijn.

Deze aanpak is ook leidend in het Nationaal Actieplan Dakloosheid van de Rijksoverheid. Doel: iedereen moet in 2030 een huis hebben. Maar dat Dennis zo snel een huis kreeg, blijft een uitzondering. Volgens staatssecretaris Vicky Maeijer (Langdurige en Maatschappelijke Zorg, PVV) is 2030 „een stip op de horizon”.

Zelf actie ondernemen om mensen als Dennis te helpen mag dan moreel juist zijn; buiten de lijntjes kleuren vergt ook moed. Ook ik werd op de vingers getikt door een hulpverlener. Dit was niet aan mij, ik moest het systeem zijn werk laten doen. Dat Dennis door het systeem waarschijnlijk een week later dood in een parkeergarage had gelegen, deed niet ter zake.

Vijf kilo aangekomen

Ik had de ggz-instelling weer aan de lijn. „Dennis krijgt een huis”, zei ik, en dat hij gestopt was met drinken, vijf kilo was aangekomen, gezond at. Dat alles hem voor het eerst mee leek te zitten, maar dat hij zijn daklozenuitkering moest opmaken aan slechte heroïne, waarmee je niet gedoseerd kunt afkicken. En dat hij niets liever wil dan methadon.

Maar ook ik kreeg nu het deksel op de neus. De wachttijd was minstens zesentwintig weken. De verslavingszorg ziet een ongekende toename van aanvragen voor een methadontraject en heeft – het zal ook niet – personeelstekorten. Of ik de huisarts al geprobeerd had?

Dus daar zit je dan: eindelijk een dak boven je hoofd, maar nog steeds tegen je zin aan de heroïne in plaats van aan de methadon. De kosten van heroïne zijn zo’n 250 euro per week. Nu komen daar ook vaste (woon)lasten bij. Zonder de hulp van zijn ouders zou Dennis in de schulden zijn beland. En als heroïneverslaafde een baan vinden is geen kleine opgave. Iemand zei tegen me: „En nu hopen dat Dennis zijn best gaat doen.” Maar aan Dennis zelf zal het niet liggen.

Lees ook

24 uur in de afkickkliniek: ‘Ik wil door de bank zakken van schaamte’

In de kliniek wordt individuele en groepstherapie gegeven. Het programma is intensief: cliënten worden zes weken lang opgenomen. Het zogeheten Minnesota-model wordt gebruikt, en de 12 stappen afkomstig van de Alcoholics Anonymous.


Opinie | Israël wil van Gaza een Westoever maken. Palestijnen rest alleen overleven

De beelden van blije Palestijnse kinderen op straat deze week na de aankondiging van het staakt-het-vuren en het akkoord over de gevangenenruil tussen Hamas en Israël waren alleszeggend. Ik kan hun blijdschap volkomen begrijpen; zij hebben immers de zwaarste last gedragen tijdens de genocide in Gaza. En bovenal zijn ze uitgeput van de honger, de kou, de dagelijkse doden en het leven in tenten. Zij willen gewoon terug naar hun vroegere leven, hoe gebrekkig dat misschien ook was. Anders dan Hamas of Israël zijn zij niet bezig met kwesties van overwinning of heerschappij. Wie heeft deze oorlog gewonnen? Wie gaat Gaza regeren? Dat zijn niet hun zorgen.

Wat de overwinning aangaat hebben Hamas en andere Palestijnse prominenten, zoals de politicus Mustafa Barghouti, dit akkoord als een alomvattende Palestijnse overwinning gepresenteerd. Ze beklemtonen dat Israël Hamas als vertegenwoordiger van het Palestijnse verzet niet heeft weten uit te roeien, de heerschappij over Gaza niet heeft weten terug te krijgen, de Israëlische gijzelaars niet heeft kunnen bevrijden en geen algehele etnische zuivering van de Gazastrook heeft weten te voltooien. Khalil al-Hayya, plaatsvervangend hoofd van het politieke bureau van Hamas, noemde de ‘Operatie Al-Aqsa Vloedgolf’ (de aanval van 7 oktober) een beslissend keerpunt in de Palestijnse geschiedenis en beklemtoonde dat het verzet niet met deze operatie zou eindigen.

Aan Israëlische zijde werd het akkoord alom met verbittering ontvangen, over het hele politieke spectrum van links tot rechts, zij het om verschillende redenen. Links had kritiek op de overeenkomst vanwege het beperkte aantal gijzelaars dat in de eerste fase moet worden vrijgelaten en stelde dat de Israëlische regering van begin af aan de vrijlating van alle gevangenen had moeten eisen. Intussen was rechts tegen het akkoord omdat het hoofddoel van de oorlog, de uitroeiing van Hamas, niet werd behaald.

Geen staakt-het-vuren

Ik ga ervan uit dat lezers bekend zijn met de overeenkomst, maar zal die nog even kort samenvatten. Het akkoord is gesloten dankzij bemiddeling van hoge functionarissen uit de Verenigde Staten, Qatar en Egypte en zal in drie fasen worden uitgevoerd, die naar verwachting elk zes weken zullen duren. In de eerste fase zal Hamas 33 gijzelaars vrijlaten – vrouwen, kinderen en mensen van boven de vijftig. In ruil hiervoor zal Israël honderden Palestijnse gevangenen vrijlaten, zich uit verschillende gebieden terugtrekken en de humanitaire hulp aan Gaza aanzienlijk verhogen. De tweede fase omvat de vrijlating door Hamas van de overige gijzelaars, terwijl Israël zich verder uit Gaza terugtrekt. De derde fase omvat de overdracht van gestorven gijzelaars en het begin van wederopbouwwerkzaamheden.

Voordat ik op de problematische aspecten van deze overeenkomst inga, moet ik opmerken dat dit hetzelfde voorstel is dat in mei door de Amerikaanse president Biden werd gepresenteerd. Hamas stemde er van begin af aan mee in, maar het werd getorpedeerd door Israëls premier Benjamin Netanyahu, die een vooral persoonlijk politiek belang bij voortzetting van de gevechten had.

U vraagt zich misschien af waarom Netanyahu en het Israëlische veiligheidskabinet dit voorstel uiteindelijk toch goedkeurden. Het gerucht gaat dat de Amerikaanse regering Netanyahu een lucratiever deal heeft beloofd: algehele annexatie van de Westelijke Jordaanoever, steun voor normalisering van de betrekkingen met Saoedi-Arabië en groen licht om Iran aan te vallen.

Voor ik dus inga op de problematische aspecten van deze overeenkomst wil ik opmerken dat dit geen staakt-het-vuren-overeenkomst is, zoals sommige critici beweren. Het is een staakt-het-vuren bedoeld om een gijzelaarsruil te vergemakkelijken, en zodra die zijn beslag heeft kunnen de gevechten worden hervat. Bovendien is er geen volledige overeenkomst over de tweede en derde fase. Het akkoord is dan ook niet definitief, want over de daaropvolgende fases, die de terugtrekking van Israël uit Gaza en de ontmanteling van zijn militaire infrastructuur inhouden, zal later worden onderhandeld.

Dezelfde geweldscyclus

Hiermee komen we tot de kern van de zaak. Ook al beweren veel deskundigen dat de hoofdproblemen van de overeenkomst in de praktische en logistieke aspecten gelegen zijn – namelijk welke mechanismen zullen toezien op de terugtrekking van de Israëlische troepen, de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen, de wederopbouw van Gaza en de blijvende toegang van humanitaire hulp – ligt het kernprobleem naar mijn mening geheel ergens anders. De overeenkomst gaat voorbij aan essentiële politieke vragen. Met als belangrijkste: wie gaat Gaza besturen? Hoe gaat de politieke realiteit van Gaza eruitzien na de genocide?

Gaza is door Israëlische regeringen altijd gezien als een probleem van militaire veiligheid,, nooit als een politieke kwestie

Dames en heren, Gaza is door Israëlische regeringen altijd en opnieuw gezien als een probleem van militaire veiligheid, nooit als een politieke kwestie. Daardoor was de Israëlische benadering van Gaza veeleer militair dan politiek en dit zal vermoedelijk ook zo blijven. Het blijft steeds dezelfde cyclus: oorlog, genocide, staakt-het-vuren en zo van voren af aan. Israël zal nooit bereid zijn de volledige zeggenschap over Gaza af te staan, omdat zo’n concessie voor menig lid van de huidige Israëlische regering zou betekenen dat de veiligheid van het land wordt opgegeven, de soevereiniteit wordt prijsgegeven en Hamas de vrije hand krijgt om te handelen.

Al met al wordt de prangende vraag: hoe behoudt Israël zijn zeggenschap over Gaza? Het antwoord is verontrustend eenvoudig – door van Gaza een Westelijke Jordaanoever te maken. Oftewel, door het model van territoriale versnippering te kopiëren.

Volgens een bericht van dagblad Haaretz is Israël van plan om twee primaire en grove militaire strategieën in te zetten: het Vijfvingerplan en het Generaalsplan. Het eerste heeft als doel Gaza te versnipperen tot geïsoleerde, dichtbevolkte enclaves, door de aanleg van brede ‘corridors’ met controleposten onder Israëlisch beheer. Deze corridors zouden de inwoners van Gaza in hun beweging beperken, terwijl het Israëlische leger dagelijks invallen en arrestaties zou kunnen uitvoeren. Voor deze aanpak zou een grootschalige sloop van Palestijnse huizen, massale ontheemding en de aanleg van nieuwe Israëlische infrastructuur nodig zijn, waaronder water-, riolerings- en elektriciteitssystemen en een uitgebreid wegennet om de toekomstige Israëlische nederzettingen te bedienen, zoals een onderzoek van Haaretz onthulde.

Permanent hulpbehoevend

De tweede strategie, die al in Noord-Gaza wordt gevolgd, beoogt de Palestijnse bevolking te onttakelen door middel van geweld, hongersnood, massale detentie en verdrijving. Volgens een hoge Israëlische officier die bij de operatie betrokken was, is het doel „een lege ruimte te creëren”. Berichten doen vermoeden dat Israël in delen van Noord-Gaza tot permanente uitzettingen overgaat, als voorbode van de wederopbouw van nederzettingen die zijn ontmanteld na Israëls terugtrekking uit de Gazastrook in 2005.

In dit scenario vervult premier Netanyahu de droom van de kolonistenbeweging, waarvan de leiders naar eigen zeggen al zevenhonderd gezinnen hebben geworven die „gereed en bereid” zijn naar Gaza terug te keren. Deze zeggenschap betekent dus de fysieke bezetting van de Gazastrook, al zal die deze keer dan door bepaalde landen uit de Arabische wereld worden gefaciliteerd. De Israëlische veiligheidsdienst ziet er niets in om de burgerbevolking van Gaza alleen te besturen. In plaats daarvan zal Qatar Israëls vuile werk opknappen.

Onder dergelijke omstandigheden zal dat wat er nog van de Palestijnse samenleving in Gaza over is amper levensvatbaar zijn. In dit scenario zullen de inwoners van Gaza niet alleen in een kooi leven, maar ook nog leven onder een Israëlisch militair bewind dat wordt gefaciliteerd door Egypte en Qatar.

Erger nog, onder auspiciën van deze Qatarees-Egyptische bemiddeling ontvouwt zich een nog veel gevaarlijker realiteit: de algehele beëindiging van elke discussie over oorlogsmisdaden of over de verantwoording voor de vernietiging van ongeveer 46.000 Palestijnse inwoners van Gaza. De boodschap die deze bemiddelaars aan de Palestijnen sturen is pijnlijk duidelijk: het hoogtepunt van jullie nationale aspiraties zal nooit verder reiken dan tijdelijke wapenstilstanden en humanitaire hulp.

Ze maken de Palestijnen duidelijk dat ze altijd van hulp afhankelijk zullen zijn, altijd bezig met dagelijks overleven en altijd overgeleverd aan de genade van Arabische staten die bemiddelen en de bezetting normaliseren. Bovendien eisen ze dat de Palestijnen afzien van gerechtigheid, verantwoording, vrijheid of zelfbeschikking.

En vooral eisen ze dat de Palestijnen voorbijgaan aan de genocide die zich in Gaza heeft voltrokken. Ze eisen dat de Palestijnen een ‘wederopbouw’-akkoord aanvaarden in ruil voor het bloed van honderdduizenden vermoorde burgers. De boodschap is deze keer anders: hou op met je verzet en je blijft misschien leven; blijf je verzetten en je wordt weggevaagd.


Opinie | Kunnen pensioenfondsen met ‘groen beleggen’ de wereld redden?

Moeten pensioenfondsen wel duurzaam beleggen? Voor veel lezers lijkt het vanzelfsprekend: natuurlijk moeten pensioenfondsen duurzaam beleggen en bijdragen aan een betere wereld. Hoewel het goed voelt (het geeft een ‘warm glow’) om deze platitudes te uiten en onze goede intenties te tonen, is de volgende stap veel moeilijker. Hoe moeten we precies duurzaam beleggen als we echt impact willen hebben?

Een steeds vaker voorkomende aanpak is om enkel te beleggen in ‘goede’ bedrijven en de ‘slechte’ bedrijven uit de portefeuille te verwijderen, de zogenaamde ‘know what you own’-aanpak. Werkt dit? En wat zijn de financiële gevolgen voor pensioengerechtigden? Het zou mooi zijn als we zonder verlies van rendement, met lager risico, de wereld beter kunnen maken. En dat pensioenfondsen onze complexe problemen oplossen bij vraagstukken waar het democratisch bestel wereldwijd weinig voortgang boekt, en ons er nog rijk mee maken ook. Is dit realistisch? Wetenschappelijk bewijs hiervoor ontbreekt vooralsnog.

Om te beginnen werkt de financiële wiskunde niet mee. Je kunt beleggen door een pensioenfonds vergelijken met banken die leningen verstrekken. Stel je hebt twee bedrijven: één groen en één niet-groen. Beide kunnen een lening krijgen van de kapitaalmarkt tegen 7 procent rente. Een duurzaam pensioenfonds kan het groene bedrijf stimuleren met een goedkopere lening tegen 6 procent en het niet-groene bedrijf proberen te ontmoedigen met een lening tegen 9 procent, of door zelfs de lening geheel te weigeren. Het niet-groene bedrijf vindt echter al snel een andere financier die wel tegen 7 procent wil lenen. Dus, ook al voelt het goed om de lening te weigeren, de wereld maak je daar niet beter mee. Ook tast dit duurzame beleid het gemiddelde rendement (de rente) wel degelijk aan: je subsidieert de groei van het groene bedrijf met de lagere rente van 6 procent, ten koste van het eigen rendement.

Wat zijn de financiële gevolgen voor pensioengerechtigden van alleen beleggen in ‘goede’ bedrijven?

Pensioenfondsen die de ‘warm glow’ voldoende vinden, geen gemiddeld rendement willen opofferen, en daadwerkelijke impact minder belangrijk vinden, kunnen hun portefeuille aanpassen en de niet-groene bedrijven geen lening geven. Dit leidt tot minder gespreide portefeuilles en kan het risico vergroten. Andermans pensioengeld op het spel zetten voor dit placebo-effect, is moeilijk te rechtvaardigen. Pensioengerechtigden mogen toch verwachten dat grote veranderingen in het beleggingsbeleid voor duurzaamheid ook een meetbare duurzame impact hebben.

Proberen de markt te verslaan

De financiële wiskunde zou wel kunnen kloppen als we aannemen dat de aandelen en obligaties van groene bedrijven ondergewaardeerd zijn door de markt. Deze onderwaardering kan tijdelijk tot een hoger rendement leiden als de aandelenprijs zich aanpast naar het hogere, juiste prijsniveau. Echter, pensioenfondsen proberen al tientallen jaren ondergewaardeerde aandelen te identificeren en met deze actieve beleggingskeuzes de markt te verslaan. Maar omdat dit actieve beleid doorgaans gemengde (tot negatieve) resultaten oplevert, kiezen pensioenfondsen vaak voor brede passieve portefeuilles (indexbeleggen).

Als actief beleggen echt zo makkelijk was – koop de ‘duurzame’ aandelen en versla de markt – waarom doen pensioenfondsen dat dan niet al jaren? Het is daarom des te belangrijker dat pensioenmanagers verantwoordelijk gehouden worden voor deze actieve beleggingskeuzes en transparant rapporteren naar deelnemers over de financiële gevolgen ervan.

Het huisartsenpensioenfonds heeft onder het motto ‘know what you own’ een geconcentreerde portefeuille van 65 aandelen, vergelijkbaar met de meest actieve risicovolle beleggingsfondsen. Kan het fonds (of zijn uitvoerder) al deze bedrijven echt kennen? Heeft het genoeg analisten in dienst om alle informatie te verkrijgen, niet alleen over de ‘goede’ 65, maar ook over de duizenden andere bedrijven die het selectieproces niet doorkomen? Of besteden ze die oordelen uit? En bovendien: zelfs partijen die bedrijven een duurzaamheidsscore geven (de ‘rating agencies’), kunnen het maar moeilijk eens worden. Wat doe je bijvoorbeeld als de meeste groene patenten worden aangevraagd door bedrijven die op dit moment flink vervuilend zijn?

Ook is het moeilijk om de voorkeuren van alle deelnemers die bij het fonds zijn aangesloten mee te nemen. Wetenschappelijk onderzoek naar de duurzaamheidsvoorkeuren van pensioendeelnemers laat veel verschillende meningen zien. Meetbaarheid van voorkeuren blijft ook erg lastig. Als we iedere pensioengerechtigde zouden vragen in welke aandelen zij willen beleggen, gaan daar heel verschillende antwoorden op komen. Als straks iedere deelnemer een andere portefeuille wil, kan dat het hele collectieve pensioen-systeem op de helling zetten.

Een politiek neutrale aanpak

Het is nogal wat om een groot deel van je salaris toe te vertrouwen aan een pensioenbestuur. En wat kun je doen als deze bestuurders op basis van persoonlijke overtuigingen of voorkeuren beslissingen nemen waar je het niet mee eens bent? Als je bank (of beleggingsfonds) je niet bevalt, kun je je geld elders parkeren. Met pensioenfondsen gaat dit niet. Pensioenfondsen moeten daarom inclusief blijven in hun keuzes, rekening houden met diversiteit in duurzaamheidsvoorkeuren onder deelnemers, en niet de belangen van specifieke bestuurders of belangenorganisaties zwaar mee laten wegen.

Een eenvoudige politiek neutrale aanpak is om breed gespreid te beleggen (bijvoorbeeld in indexfondsen). Bij een duidelijke consensus onder deelnemers dat beleggingen in een klein aantal landen of sectoren beperkt of uitgesloten moeten worden, kan dat best meegenomen worden. Ook zijn er andere manieren om duurzaamheid te bevorderen zonder bedrijven uit te sluiten. Pensioenfondsen kunnen als aandeelhouder hun stemrecht gebruiken en de dialoog aangaan. Ook kunnen ze aan impactbeleggingen doen in projecten die anders niet gefinancierd zouden worden.

Duurzaamheid is een belangrijk vraagstuk voor pensioenfondsen. Het identificeren van financiële risico’s, inclusief die door klimaatverandering, is noodzakelijk en inmiddels verplicht. Of pensioenfondsen met hun beleggingsbeleid duurzaamheid daadwerkelijk kunnen bevorderen, is helaas niet evident. De ogenschijnlijk simpele oplossing van een geconcentreerde ‘groene’ aandelenportefeuille leidt niet zomaar tot een groenere wereld en kan de hoofdtaak, het verzorgen van een goed pensioen, in gevaar brengen.

Lees ook

Pensioenfonds ABP komt met nieuwe investeringsbeloften tegemoet aan woningnood bij eigen achterban

Bouwproject van woningcorporatie Parteon in Zaandam. Woningmodules worden per schip en trailer aangevoerd.


Column | Jalta 2.0 zal niet alleen Oekraïne maar ook Nederland onderwerpen

Het plagiaat was onmiskenbaar. De aanvaardingstoespraak van Trump, waarin hij zichzelf afficheerde als Gods afgezant die het „exceptionele” Amerika zal „bevrijden” en terugleiden naar de negentiende-eeuwse glorie van „territoriale” expansie en revanche, onderscheidde zich amper van de teksten waarmee Poetin de „unieke Russische beschaving” bejubelt en rechtvaardigt dat hij zijn „nabije buitenland” mag onderwerpen.

Na Rusland is ook Amerika in de greep gekomen van een reactionaire revolutie. En die zal ook ons bereiken, al is het maar omdat beide presidenten tot doel hebben om het Europa van de EU te verdelen en te beheersen. Met Trump en Poetin keert zodoende het oude concept terug dat kleinere volkeren geen soevereiniteit hebben maar gedoemd zijn gekoloniseerd te worden, zoals Poetin eerder zei over zijn vernietigingsoorlog in Oekraïne en Trump maandag herhaalde over zijn plannen met Panama.

Nog even en het Congres van Wenen (1815) en de Conferentie van Jalta (1945) worden uit de mottenballen gehaald als lichtende voorbeelden van geopolitiek. In Wenen werd het zelfbeschikkingsrecht van de naties in Midden- en Oost-Europa voor een kleine eeuw ingevroren. In Jalta werd Europa tachtig jaar geleden nog eens politiek verdeeld. Probeerden Hongaren (1956), Tsjechen, Slowaken (1968) of Polen (1980) het IJzeren Gordijn te doorbreken, dan sprak het Westen zijn sympathie uit maar deed het weinig.

Ook in Nederland duikt Jalta weleens op als toverformule voor een nieuwe Europese orde. Nog in maart 2015, een jaar ná Poetins militaire interventie in Oekraïne en de MH17-ramp, pleitte voormalig VVD-leider Frits Bolkestein voor een „tweede Jalta” om de annexatie van de Krim en de ontmanteling van Oekraïne als eenheidsstaat verder af te handelen. De economische sancties tegen Rusland konden nu eenmaal niet „tot in eeuwigheid worden volgehouden”, aldus Bolkestein.

De pleitbezorgers van een Jalta 2.0 hebben verschillende motieven. Bolkestein wilde rust in de eigen tent. Hoefijzerpolitici als Sahra Wagenknecht hunkeren naar goedkoop aardgas. Dierenideoloog Marianne Thieme vindt dat het Kremlin recht heeft op ‘strategische empathie’ en dat we het daarom tegemoet moeten komen.

Eén ding hebben allen gemeen. Ze vragen zich nooit af welke consequenties een nieuwe orde voor henzelf heeft. Nederlanders gaan er zelfs vanuit dat daarna – hoe spijtig ook voor Oekraïne, Georgië, Moldavië, Belarus en wat Balkanlanden – hier alles bij het oude zal blijven en wij, veilig in de oksel van Berlijn en Parijs, kunnen doorlonken naar de Angelsaksische wereld. Zelden hoor je dat Nederland, jarenlang steunpilaar van Nord Stream, bij een nieuwe deling van een verzwakt Europa wel eens door Gazprom en Kremlin zou kunnen worden gekoeioneerd.

Een voorbeeld van dit hollandocentrisme werd recent ten beste gegeven door politicoloog Etienne Augé. In deze krant bestreed Augé de dominotheorie die stelt dat Rusland gebruik zal maken van omvallende stenen in Europa. Poetin had Nederland immers nooit bedreigd, beweerde hij. Dat Poetin impliciet heeft gerept van atoomwapens en zijn buddy Medvedev zelfs expliciet heeft geopperd om Den Haag vanuit de Noordzee te bombarderen, zei Augé er niet bij, mogelijk omdat feitelijke kennis zijn theorie onderuit haalt dat concessies aan Rusland onvermijdelijk én eerbaar zijn.

Deze goedmoedige redeneertrant is, behalve gemakzuchtig, ook gevaarlijk. Omdat het een illusie is dat Oost-Europeanen zich bij een Jalta 2.0 zullen neerleggen. Met hun hardnekkige verweer tegen het Russische imperialisme inspireren Oekraïners ook burgers elders. En omdat een nieuwe deling geen halt zal houden bij Lobith. Zoals president Zelensky deze week in Davos zei: staar je niet blind op Washington en Moskou maar kijk naar Europa. Het is bijna te laat.

Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.


Opinie | Uitspraken van de Tweede Kamer dragen bij aan de vernieuwing van de politieke cultuur

Volgens CDA-fractieleider Henri Bontenbal loopt het aantal ingediende moties in de Tweede Kamer de spuigaten uit. Werden er tot aan het midden van de jaren zestig gemiddeld een paar honderd moties per jaar ingediend (en minder dan honderd aangenomen), tegenwoordig is dat gemiddelde opgelopen tot tussen de drieënhalfduizend en vierduizend jaarlijks (in 2022 zelfs 5.011), waarvan er tussen de 35 en 40 procent van worden aangenomen.

In de laatste maanden van 2024 werden maar liefst 17 moties per dag ingediend bij de Tweede Kamer. Bontenbal heeft daarom vorig jaar een voorstel ingediend om het aantal moties te halveren door er een maximum aan te stellen.

Iedere fractie in de Tweede Kamer mag nog maar honderdvijftig moties per jaar indienen, vermeerderd met het aantal leden van dat zo’n fractie telt en per debat mag je er hooguit twee indienen. Het quotum voor Kamerleden die uit hun fractie zijn getreden (afsplitsers of groepen) is 75.

Bot instrument

Dat ziet er op het eerste gezicht allemaal daadkrachtig uit, maar welk probleem lost dit voorstel nu eigenlijk op? Daar maakt Bontenbal in de toelichting bij zijn voorstel maar weinig woorden aan vuil. Er worden er eenvoudigweg te veel ingediend. „De motie is daarmee een bot instrument geworden”, aldus Bontenbal. Het wordt volgens hem vaak alleen ingezet als signaal voor de eigen achterban.

Maar is dat ook zo? Wie zich een beetje verdiept in de ontwikkeling van het gebruik van moties in de Tweede Kamer, ziet al snel een andere werkelijkheid opdoemen achter die totalen. De Tweede Kamer is de afgelopen vijftien jaar assertiever geworden in de richting van de al maar machtiger regering (een verschijnsel dat we overal terugzien in westerse democratieën). Dat leidt tot toename van Kamervragen, amendementen, bij tijd en wijle ook van initiatiefwetsvoorstellen en – dus ook – van moties. Zowel regering als parlement hebben zich daar goed op ingericht. Er is een toezeggingenregister bij de Tweede Kamer, Kamervragen worden sneller beantwoord en de behandeling van moties verloopt sneller dan de veilingklok van Aalsmeer kan volgen: het kost nauwelijks vergadertijd. En 17 moties per dag? Dat is er nog niet eens één per vaste Kamercommissie. Al zeggen de totalen weinig, ze drukken wel uit dat Kamerleden de motie kennelijk belangrijker zijn gaan vinden.

Het beeld dat ze meestal tandeloos zijn, geen invloed hebben op het regeringsbeleid, en alleen beogen de eigen achterban te bedienen, klopt ook niet. Het zal een oppositiepartij niet snel lukken een motie aangenomen te krijgen die alleen de eigen achterban bedient, en voor de verhoudingen tussen coalitiepartijen zijn loutere profileringsmoties al helemaal geen goed idee.

Lees ook

De opkomst van de wappermoties

Caroline van der Plas (BBB) overhandigt een motie aan de griffier in de Tweede Kamer tijdens een debat in juni vorig jaar.

Uit onderzoek dat we een tijdje geleden in Leiden deden naar Tweede Kamermoties blijkt dan ook dat dat soort moties niet snel wordt aangenomen, maar dat de strategie van veel (meestal ervaren) Kamerleden er juist op is gericht om via coalitie-oppositie-kongsi’s iets gedaan te krijgen van de regering of van andere partijen. Hoe succesvol brede moties kunnen zijn, bleek bijvoorbeeld het afgelopen najaar. Via moties werden beleidsvoornemens en posten in de begrotingen van het kabinet-Schoof bijgebogen.

Ook de strijd om het restrictieve (ongrondwettelijke) informatiebeleid van de regering tijdens de Toeslagenaffaire bij te buigen, werd voor een flink deel via moties beslecht. Het zijn juist die moties die tegenwoordig zorgen voor de dualisering van de verhoudingen tussen de Kamer en de regering. Ze zijn bij uitstek een uitdrukking van de zo gewenste nieuwe bestuurscultuur.

En dan is er nog artikel 67 van de Grondwet: dat staat maximering niet toe

Het voorstel van Bontenbal staart zich blind op de totalen van ingediende moties, houdt geen rekening met de (nieuwe) functies en verschillende soorten moties. Die lukrake quota pakken ook nog eens heel oneerlijk uit voor verschillende fracties. Zo krijgt D66 (9 zetels) maar 8 moties per jaar meer toegekend dan JA21 (1 zetel).

En dan is er nog artikel 67 van de Grondwet: dat staat een dergelijke maximering niet toe. In dat artikel staat dat de Kamers, mits meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is, kunnen vergaderen en besluiten waarover ze maar willen. Door moties te maximeren, beperk je de grondwettelijke beraadslagings- en stemmingsvrijheid. Moties maken onderdeel uit van die beraadslaging. Is eenmaal het motie-maximum van een Kamerlid bereikt, dan is de Kamer dus niet meer vrij te beraadslagen over een onderwerp dat hij of zij nog aan de orde zou willen stellen.

Mank

Nu zou je met Bontenbal kunnen zeggen dat zulke beperkingen wel meer voorkomen. Zo gelden er maxima aan spreektijden (bijvoorbeeld voor het mondelinge Vragenuur), maar die vergelijking gaat mank. Ieder lid heeft de mogelijkheid tot inbreng in een debat, ook bij de beperking van de spreektijd. Spreektijdbeperking raakt niet aan de mogelijkheid onderwerpen of kwesties onderdeel te maken van de beraadslaging en de besluitvorming. Weliswaar kan een Kamerlid soms maar kort het woord voeren door die beperking, maar hij of zij kan altijd een onderwerp onderdeel van de beraadslaging maken. En het beperkt niet de mogelijkheden iets aan de Kamer ter besluitvorming voor te leggen; dat zal altijd via een schriftelijke inbreng zoals een motie, amendement of vraag moeten gebeuren.

Kortom, het zou beter zijn als de Tweede Kamer dit wat onberaden en ongrondwettelijke voorstel niet aanneemt.