Opinie | Wat je niet in huis haalt, hoef je ook niet te recyclen

Bij de milieustraat zie ik een reiskoffer in de container liggen. Vrijwel nieuw. Precies wat ik nodig heb voor mijn stedentrip. Ik vis de koffer eruit, maar nog voor ik die goed vast heb, staat er een medewerker naast me. „Diefstal,” roept ze. „Gemeente-eigendom. Leg ’m terug of ik doe aangifte.” Ik schrik: sinds wanneer is iets redden van de verbrandingsoven een criminele daad?

Reduce, Reuse, Recycle is een bekende slogan voor duurzaam afvalbeheer – en dat in deze volgorde. Toch ligt de nadruk in beleid vooral op de laatste stap: recyclen, terwijl daar de minste milieuwinst valt te behalen. Reduce gaat over minder kopen en slimmer kiezen: neem je eigen koffiebeker mee in plaats van telkens een wegwerpbeker. Reuse betekent hergebruiken: een glazen pot wordt koektrommel, een blik wordt bloempot. Recycle is het eindstation: afval verwerken tot nieuwe grondstof. Maar dát proces is energie-intensief, duur en zelden echt circulair. Wat ooit een verpakking was, eindigt als asfalt of bermpaaltje. En dáár hebben we er wel genoeg van.

Hergebruik zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar in de praktijk is het een doolhof. Kringlopen zijn vaak dicht in het weekend – hét moment waarop mensen hun zolder opruimen. Milieustraten hanteren een streng ‘niet-meenemen’-beleid. En het afvalbeleid aan huis verandert zo vaak dat niemand meer weet wat in welke bak hoort.

Daarom mijn pleidooi: laten we hergebruik logisch maken. Breng spullen naar de plek waar ze écht van waarde zijn. Sportspullen horen bij de sportclub. Boeken bij de bieb. Zaden bij de moestuin. Tweedehands kleding gewoon in de winkelstraat. En zet een kringloop pal naast de milieustraat – één rit, dubbel resultaat. Niet ingewikkeld. Wel effectief. Zo maken we van hergebruik de norm, in plaats van de uitzondering.

Koop wat je gebruikt

In Rotterdam rijden goudkleurige vuilniswagens rond met de tekst „Goud Transport”; een helder signaal: dit is geen afval, dit is waarde. Steeds meer bedrijven snappen dat hier de toekomst ligt. Bij MUD Jeans lease je een spijkerbroek. Met de app Too Good To Go red je maaltijden van de kliko. Bij Fairphone vervang je onderdelen van je telefoon zodat je geen nieuwe hoeft te kopen. Je hoeft nooit meer naar schroeven te zoeken als je bij Hornbach de schroeven koopt per stuk die je ook daadwerkelijk gaat gebruiken.

Terwijl beleidsmakers nog zoeken naar structuur, laten burgers al zien hoe reduce, reuse, recycle in de praktijk werkt. Zoals bij Swap Sint, waar ouders speelgoed ruilen vóór de feestdagen. Of City Seeds, waar buurtbewoners zaden delen via de bieb of stadstuin. En bij The Swapshop, waar tweedehands kleding wordt gepresenteerd alsof het zo van de catwalk komt. Ook online bloeit de circulaire economie: op Peerby leen je spullen van je buren, op Vinted krijgt kleding een tweede leven.

Deze initiatieven zijn niet alleen goed voor het milieu en je portemonnee, ze versterken ook de buurt. Door spullen te delen ontstaan gesprekken, ontmoetingen en onderlinge hulp. Circulariteit is meer dan een systeemverandering – het is ook een sociale beweging.

Deze week organiseert Zero Waste Nederland de Week Zonder Afval. Door het hele land organiseren vrijwilligers wandeltours waar je ontdekt dat je boodschappen kunt doen zonder afval – gewoon met je eigen tas, pot of pan. Duurzaam leven begint niet bij afval scheiden, maar bij anders kiezen. Wat je niet in huis haalt, hoef je ook niet te recyclen.


Opinie | De ongemakkelijke lessen van vier maanden Trump

Stormenderhand, zo leek Trump de instituties van de democratische rechtsstaat te ontmantelen. Niets leek hem te kunnen stoppen. De Democratische partij was nergens te bekennen. Eén vorm van democratie bleek echter onverwoestbaar: de kapitaalmarkt. Rechters kun je koeioneren, hoogleraren wegpesten, kiezers manipuleren, maar aan- en verkopen op de kapitaalmarkt zijn anoniem. Beleggers geloven niet in de voordelen van een handelsoorlog, worden doodsbenauwd van politieke wispelturigheid en zweren bij de onafhankelijkheid van centrale banken. Trump bleek dit allemaal aan zijn laars te lappen, met dalende beurskoersen als gevolg. Deze waarschuwing wilde de Amerikaanse kiezer niet negeren – zijn welvaart was hem daarvoor te lief – en dus liet de kiezer Trump begin april in de peilingen als een baksteen vallen.

Hoezeer Trump de wereld de afgelopen maanden op zijn kop heeft gezet, toch blijken er grenzen aan zijn macht. Echter, niet het principiële verzet tegen de ondermijning van de rechtsstaat, de rules based international order, de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van seksuele voorkeur en wetenschap bepaalden die grenzen, maar de wetten van de economie, en wel in de klassieke vorm zoals die op de Universiteit van Chicago wordt onderwezen.

Politiek ongemak

Deze conclusie leidt tot politiek ongemak, zowel ter rechter- als ter linkerzijde. Voor rechts is de bittere pil dat ook een populist zich niet aan deze wetten kan onttrekken. Voor links-liberalen zijn deze wetten tegenwoordig niet populair, maar toch blijken juist zij de beste bescherming te zijn tegen Trumps institutionele strooptocht.

De angst van beleggers voor Trumps dreigement om centralebankpresident Powell te ontslaan gaat terug tot de jaren zeventig van de vorige eeuw. De wereldeconomie werd toen geplaagd door inflatie en werkloosheid. Economen uit Chicago, Milton Friedman en zijn opvolger Bob Lucas, bepleitten de onafhankelijkheid van centrale banken. Kapitaalverschaffers willen alleen in staatsschuld beleggen als politici vooraf beloven die schuld ook reëel terug te betalen, zo was hun argument. Politici konden echter achteraf onder die belofte uitkomen door de inflatie aan te jagen. Zij konden zich alleen geloofwaardig binden aan hun belofte dat niet te doen door het monetair beleid over te laten aan een onafhankelijke centrale bank.

Dit aan Friedman en Lucas ontleende idee bleek een groot succes. In de loop van de jaren tachtig verdween de inflatie als sneeuw voor de zon. Centrale banken hebben de inflatie sindsdien redelijk onder controle. Renteverhogingen blijken daartegen een effectief medicijn. Dit gaf rust op financiële markten. Het zorgde voor een goed investeringsklimaat en daarmee voor welvaart.

De aversie tegen de buitenwereld is wijder verspreid dan we willen toegeven

De paradox is dat juist een rechts-populistische president de pleidooien van Friedman en Lucas terzijde heeft gelegd, twee economen die als de grondleggers van het rechtse gedachtengoed worden beschouwd. Om de paradox nog gekker te maken: op de Universiteit van Chicago is er desondanks luidruchtige steun voor Trump.

Met Trumps ideeën voor een handelsoorlog is het al niet anders. Trump ziet vrijhandel en het Amerikaans handelstekort als diefstal van de VS. Het heeft mij verbaasd hoeveel mensen mij vroegen of Trump daarin niet een beetje gelijk had. De Chinezen zijn toch boeven waar we niet van afhankelijk moeten worden? Opnieuw wordt in Chicago gepleit voor vrijhandel, overigens net als door Paul Krugman, binnen de economische wetenschap ideologisch de tegenstrever van Chicago. In links-liberale kringen is het tegenwoordig bon-ton om dit gedachtengoed te beschouwen als een relikwie uit een voorbije tijd. Strategische autonomie is nu het toverwoord.

Wereldwijde voorspoed

De moderne geschiedenis biedt volop steun aan voordelen van vrijhandel. Episodes van toenemende globalisering en groei van de wereldhandel gaan steeds samen met wereldwijde voorspoed: de roaring twenties, de naoorlogse decennia, of de jaren na de val van de Muur met de ongekende groei van China en India. Omgekeerd was protectionisme altijd de boodschapper van crisis en stagnatie, zoals de Grote Depressie in de jaren dertig. Dit geldt ook voor individuele landen. Landen die kozen voor een strategie van afscherming van de wereldmarkt hebben dat moeten bezuren. Omgekeerd hebben alle landen die de afgelopen zestig jaar succesvol de stap naar westerse welvaartsniveaus hebben gezet, dat gedaan door openstelling voor de wereldmarkt: Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Singapore, Hong Kong, en meer recent, China, India en nog later Vietnam.

Lees ook

Hoe te onderhandelen met Trump

Hoe te onderhandelen met Trump

Hoezeer de afkeer van Trump ons ook verenigt, de onderliggende aversie tegen de boze buitenwereld is veel wijder verspreid dan wij onszelf willen toegeven. Denk aan alle buurtmarkten waar lokale, eerlijk geproduceerde waren worden aangeprezen. Die zijn in onze ogen bij voorbaat superieur aan avocado’s uit Ghana of bloemen uit Kenia. Het gezeul met producten over de wereld is sowieso verdacht. Of denk aan de sterrestaurants die zich erop laten voorstaan te koken met producten uit eigen streek. Op de Amsterdamse Zuidas zat zelfs een restaurant dat zijn eigen groentetuin had. We beschouwen de voorkeur voor lokale producten als onze eigen kleine bijdrage aan de oplossing van de klimaatcrisis. Op wereldschaal houdt dit argument echter geen stand. Mag Afrika dan geen graan uit de Oekraïne importeren?

Hyperglobalisering

Het verzet tegen het vrijhandelsverdrag met Canada sluit daar naadloos op aan. Van links tot rechts verlangen wij naar autonomie in onze eigen lokale omgeving: dorp of stad, de regio met zijn eigen producten, onze natiestaat met zijn eigen taal, ook voor onze universiteiten, of Europa met zijn unieke cultuur van inclusie en herverdeling. Wij spreken over hyperglobalisering. Dat is geen geuzennaam.

De kapitaalmarkt heeft gerebelleerd tegen Trumps programma. De Amerikaanse kiezer heeft dit protest ter harte genomen, net zoals eerder de Britse kiezer na het fiasco van Brexit. Onze welvaart is ons te lief. De recente overwinning van Farage leert echter dat de kiezer zich bij de rebellie van de kapitaalmarkt ongemakkelijk voelt. Bij de eerste de beste gelegenheid maakt hij rechtsomkeert.

Steeds opnieuw blijkt ons welvaartsniveau echter alleen houdbaar in een geglobaliseerde wereld gegrondvest op een rules based international order. We zijn verenigd in onze weerzin tegen Trump – daar is alle reden voor – maar bij nadere beschouwing hebben wij zelf soortgelijke aarzelingen. Zonder brede politieke steun – ook van de intelligentsia – gaat deze orde ten onder, maar voor een wereld zonder die orde bestaat als het puntje bij paaltje komt ook geen steun. Ziehier het dilemma. Wie de uitweg weet, mag het zeggen.


Column | De literatuur is springlevend, hoort u

Aanstaande maandag wordt de Libris Literatuurprijs 2025 uitgereikt. Aan Marijke Schermer graag, als het even kan. Acht jaar geleden was ik zelf bij de uitreiking in het Amstel Hotel. Niet als genomineerde, ook niet als genodigde. Ik was net meeloper oftewel aspirant-redacteur van het studentenblad Propria Cures en had de taak gekregen een verslag van de avond te schrijven. Dat betekende goed opletten terwijl de eveneens ongevraagd aanwezige redacteuren alle restanten van het buffet opaten, een duik in de Amstel namen en samen één sigaar rookten. Een van mijn superieuren gaf me een tip. „Citeer uit het juryrapport. Dat is altijd verschrikkelijk slecht geschreven.”

Hij had niet gelogen. In volstrekt inwisselbare adjectieven werden de genomineerde boeken aangeprezen. „Een aangrijpende roman”, „een kwetsbare roman”, „een ontluisterende roman”, „een fascinerende roman”. Een les: een nietszeggend compliment is een belediging.

Sindsdien lees ik elk jaar het juryrapport. Rapporten eigenlijk, meervoud, want het eerste verschijnt bij de bekendmaking van de shortlist. In het shortlist-rapport van dit jaar vermeldt de jury tot twee keer toe dat ze bij het samenstellen van de lijst op zoek is geweest naar „excellentie”. Een woord dat doet denken aan university colleges, of aan het feestassortiment van de Albert Heijn.

Beetje malle onderneming natuurlijk, zo begint het rapport, om je met zoiets banaals als romans bezig te houden terwijl de wereld in elkaar flikkert. „In de verte kun je de oorlog horen rommelen en wij lezen een boek.” Net als je denkt dat het prijzengeld dit jaar naar Volodymyr Zelensky gaat, krabbelt de jury terug. Want „wanneer de vrije wereld onder druk staat is alles wat onze geest verruimt en ons denken uitdaagt en ons [sic] fantasie prikkelt weerloos.”

En weerloos zijn romans inderdaad, zeker zodra je ze in zulke drakerige zinnen probeert te vangen als de Libris-jury dit jaar.

„We worden ondergedompeld in een vertelling die evenzeer meevoert als aanzet tot denken.”

„Er zijn scherpe aanrakingen met verschillende discoursen van onze tijd.”

„Vanaf de eerste pagina’s kruipt een verontrusting in het verhaal als het gedonder van oorlogstuig ver weg.” (Toch weer die oorlog.)

„Dit is geen roman die leest met de gezelligheid van strandgeluiden op de achtergrond.”

„De tentakels van de verschillende verhaallijnen grijpen je vast en sleuren je mee.”

Nou is mijn vraag: moeten we dit normaal vinden? Elk jaar onderwerpen literair recensenten deze juryrapporten aan een close reading om lezers erop te attenderen dat „een sublieme roman” meer kans op de winst maakt dan „een knappe roman”, maar over het feit dat die rapporten grotendeels onleesbaar zijn hoor je ze dan weer nooit. Zolang dit het niveau is van de juryleden van de belangrijkste literaire prijs van Nederland wil ik echt niets horen over de leesvaardigheid van jongeren.

In zinnen die zo krom zijn dat je er een spontane bloedneus van krijgt, legt de jury uit dat de ene roman „een meesterwerk” is, en de andere „een festijn van woorden en metaforen”. Niet alleen dat: de Nederlandse letteren staan er in hun totaliteit uitstekend voor. Het woord „broedplaats” valt. „Deze shortlist laat zien dat de Nederlandse literatuur springlevend is.” Springlevend, hoort u! Zeker niet dood! Bij welke Grammys-uitreiking zou The Recording Academy voor het laatst hebben opgemerkt dat muziek alive and kicking is?

Nu de DWDD Boek van de Maand-verkiezing niet meer bestaat is de shortlist van de Libris de hoogste eer die je als schrijver in dit land ten deel kan vallen, op de winst na natuurlijk. Eigenlijk zou je alle zes genomineerden een schadevergoeding van 50.000 euro gunnen. Dat zit er niet in. Het enige wat de stichting van de prijs kan doen is volgend jaar een groep taalkundigen in laten vliegen. Als we tegen die tijd niet in oorlog zijn, natuurlijk.

Tessa Sparreboom is neerlandicus en oud-redacteur van Propria Cures.


Opinie | Ook in Nederland worden journalisten via de rechter geïntimideerd

We leven in een tijd waarin betrouwbare, vrije en onafhankelijke journalistiek harder nodig is dan ooit – en tegelijkertijd steeds kwetsbaarder wordt. De wereld wordt geteisterd door oorlogen en de samenleving is verdeeld in kampen, bubbels en waarheden-op-maat.

Juist nu, en dat is geen toeval, neemt de druk op de journalistiek toe. Dan heb ik het niet over de morele of de politieke druk, maar over juridische druk. Subtiel soms, maar steeds vaker openlijk.

De afgelopen twaalf maanden heb ik zelf, met telkens verschillende journalisten van mijn regionale redactie, vier keer voor de rechter gestaan. Omdat we iets publiceerden wat iemand niet beviel. Omdat we doorzochten en doorvroegen. En ik weet: deze voorbeelden zijn niet uniek. Collega’s in het hele land en ook daarbuiten vertellen hetzelfde.

Zo publiceerde Trouw in februari 2024 een artikel over de opkomst van relatietherapie met de drug MDMA. Een zorgvuldig verhaal, met hoor en wederhoor, waarin deskundigen hun zorgen uitten. Een van die citaten, van een bron – niet van de journalist zelf – leidde tot een strafrechtelijke aangifte tegen de journalist wegens smaad, laster en belediging.

De politie nam die aangifte serieus. De journalist werd verhoord als verdachte. Pas na een jaar kwam het verlossende woord van de officier van justitie: de journalist had nooit als verdachte mogen worden aangemerkt. Toen was de schade al aangericht – de slapeloze nachten, de kosten, het stigma.

Juridische risicoafweging

Zelfs op opiniepagina’s wordt de ruimte smaller. Gelukkig niet zo drastisch als in de VS, waar Jeff Bezos, eigenaar van The Washington Post, in het najaar bepaalde dat op de opiniepagina’s alleen nog bijdragen mogen verschijnen die het belang van ‘persoonlijke vrijheid en de vrije markt’ verdedigen.

Maar ook in Nederland zien we de grens verschuiven. Neem een zaak tegen De Telegraaf, waar columnist Nausicaa Marbe had geschreven over antisemitisme en een pro-Gaza-demonstratie. De rechtbank oordeelde dat een zinsconstructie, hoewel taalkundig correct, „ongelukkig geformuleerd” was en mogelijk verkeerd kon worden begrepen. De krant werd verplicht een mededeling toe te voegen én de zin aan te passen. De vraag is niet meer of iets waar is, maar of iemand het verkeerd zou kúnnen begrijpen. Als dát de norm wordt, dan wordt journalistiek, zelfs die in het opiniegenre, een juridische risicoafweging.

In 2022 werden journalisten van De Correspondent afgeluisterd door het Openbaar Ministerie, tijdens een interview met bestuurders van de stichting achter de mondkapjesdeal van Sywert van Lienden. Het OM wist dat journalisten aanwezig zouden zijn – en hing tóch de ruimte vol opnameapparatuur. Later zei het OM: het ging ons niet om de journalisten. Maar dat doet er niet toe. Je kunt niet zeggen dat iets een bijvangst was als je van tevoren weet wie er aan tafel zit.

De Haagse rechtbank erkende in februari van dit jaar dat er inbreuk was gemaakt op het recht op bronbescherming – maar vond dat, gelet op het belang van waarheidsvinding, gerechtvaardigd. Alsof de persvrijheid een luxe is die je opzij kunt zetten als het even beter uitkomt.

Ook was er de in het oog springende zaak rond het AD, dat wilde publiceren over geluidsopnames van Peter R. de Vries, waarin oud-advocaat Khalid Kasem te horen was terwijl hij een ambtenaar zou omkopen. Advocaat Royce de Vries en de Orde van Advocaten probeerden de publicatie te verbieden. De rechtbank gaf hen aanvankelijk gelijk, omdat de belangen van De Vries zwaarder zouden wegen dan het belang van de pers. Gelukkig vernietigde het hof dat vonnis. De publicatie mocht doorgaan onder de voorwaarde dat één naam niet genoemd zou worden. Een overwinning, niet alleen voor het AD, maar voor de hele journalistiek.

Kern van onze democratie

Deze voorbeelden illustreren een trend: er zijn steeds meer zogenoemde SLAPP-zaken, Strategic Lawsuits Against Public Participation. Oftewel: aanklachten die strategisch en ter intimidatie worden ingezet. Of je nu wint of verliest – het proces zelf ís de straf. Het kost veel geld, het kost tijd en het kost heel veel energie. Dat alles kan er alleen maar toe leiden dat journalisten voorzichtiger worden. Artikelen die in de la blijven liggen – niet omdat ze onwaar zijn, maar omdat er telkens weer een juridische risicoafweging moet worden gemaakt.

Dit raakt aan de kern van onze democratie. Want een samenleving zonder vrije, scherpe pers is een samenleving waarin misstanden onzichtbaar blijven. Waarin macht zich niet meer laat controleren, maar zich kan verbergen achter het rookgordijn van juridische procedures. En het ergste is: deze intimiderende druk is niet zichtbaar. En ze dreigt de journalistiek langzaam richting zelfcensuur te schuiven.

Daarom doe ik drie oproepen. Ten eerste, aan de politiek: breng de Nederlandse wetgeving in lijn met de Europese richtlijnen rond SLAPP-zaken. Wees bondgenoot van de vrije pers.

Ten tweede, aan de rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie: weeg het belang van persvrijheid zwaar. Wees alert op SLAPP-zaken. En laat bronbescherming geen theoretisch recht zijn, maar een keihard uitgangspunt.

En ten derde, aan de journalistiek: blijf tegels lichten. Laat je niet intimideren. Niet door dreigementen, niet door reputatierisico, niet door de angst dat je voor de rechter moet verschijnen.

Want wie de journalistiek het zwijgen oplegt, haalt de zuurstof uit de democratie.

Lees ook

Overname van RTL Nederland door mediareus DPG is vrijwel rond

Het hoofdkantoor van DPG Media in Antwerpen.Foto JONAS ROOSENS/ANP


Opinie | India en Pakistan: een pauze is geen vrede

De wapens zijn tot zwijgen gebracht – voorlopig althans. Op 10 mei kondigden de Verenigde Staten aan dat India en Pakistan een wapenstilstand waren overeengekomen, na dagen van oplopende militaire spanningen die Zuid-Azië gevaarlijk dicht bij een openlijke oorlog hadden gebracht. De aankondiging bracht opluchting, maar het daaropvolgende zwijgen voelt bekend én broos.

Zuid-Azië heeft vaker aan de rand van gewapend conflict gestaan, en er is weinig reden om aan te nemen dat deze episode de laatste was. De onderliggende crisis is hardnekkig. Twee nucleaire mogendheden zijn verstrikt in een zero-sum rivaliteit met betwist grondgebied als inzet. Beide kanten hanteren een voorspelbaar patroon van provocatie en vergelding dat strategisch oogt, maar in de praktijk leidt tot impasse.

De jongste escalatie begon met een bloedige terreuraanslag in de Indiase deelstaat Jammu en Kasjmir: 26 doden. De aanslag werd opgeëist door The Resistance Front, een groepering die in verband wordt gebracht met het in Pakistan verboden Lashkar-e-Taiba. India reageerde met luchtaanvallen op doelen in door Pakistan bestuurd Kasjmir en de Pakistaanse provincie Punjab. Pakistan sloeg terug en de angst voor een bredere oorlog groeide.

Ondertussen raakten diplomatieke verhoudingen verder bekoeld en bleef de dreiging van nucleaire escalatie over het conflict hangen. Pakistan houdt vast aan de optie van een eerste kernaanval. India committeert zich officieel aan een ‘no first use’-doctrine – maar de precieze invulling daarvan is ambigu. In een klimaat waarin communicatielijnen bevroren zijn en de publieke opinie wordt aangejaagd door nationalistische retoriek, is de kans op verkeerde inschattingen levensgroot. Tegen deze achtergrond biedt de wapenstilstand hooguit een adempauze, geen routekaart. En hoewel beide partijen zich na afloop als morele overwinnaars presenteren, is de realiteit dat Zuid-Azië is niet gebaat bij symbolisch spierballenvertoon, maar bij een fundamenteel andere benadering van vrede.

Kasjmir als bliksemafleider

De kern van het conflict is en blijft Kasjmir – een regio die al decennia gebukt gaat onder geweld, militaire aanwezigheid en politieke uitsluiting. Sinds de regio in 2019 een zekere mate van autonomie kreeg, is de militaire aanwezigheid fors toegenomen. In India fungeert het overwegend islamitische gebied als bliksemafleider binnen een steeds meer gepolariseerd binnenlands debat. Pakistan daarentegen presenteert Kasjmir als een morele en ideologische kwestie, onlosmakelijk verbonden met de tweestatenleer: het idee dat hindoes en moslims fundamenteel van elkaar verschillen en daarom gescheiden staten behoeven. In beide gevallen wordt Kasjmir gereduceerd tot een instrument in nationale verhalen, en verdwijnt de complexiteit van de regio zelf uit beeld. De stem van de inwoners van Kasjmir zelf, die zich unaniem uitspraken tegen het recente geweld, wordt te vaak genegeerd. Elke serieuze vredesinspanning moet beginnen met het herstel van politieke zeggenschap, ruimte en waardigheid voor de mensen in de regio.

De verleiding om het conflict te laten voortbestaan is groot. In India levert een stevige militaire reactie op terreur electorale winst op, en leidt die de aandacht af van bestuurlijk falen en tekortkomingen op het gebied van veiligheid. In Pakistan versterkt de confrontatie met India de machtspositie van het leger, en verdringt het democratisch debat. Media in beide landen verheerlijken militair machtsvertoon en stellen zelden kritische vragen. Waar zijn de debatten over gebrekkige inlichtingendiensten, burgerdoden, of over het uiteindelijke doel van deze escalaties? In plaats daarvan wordt elke luchtaanval gevierd als nationale triomf, elke pauze als een bewijs van vastberadenheid. Maar dit is strategisch falen verpakt als tactische winst.

In deze context klinkt pleiten voor vrede als een afwijkende stem. Toch is precies dat nodig is: morele helderheid en politieke moed om het voor de hand liggende te zeggen – dat er geen militaire oplossing bestaat voor het conflict in Kasjmir, en dat duurzame vrede in Zuid-Azië alleen via politieke en sociale transformatie bereikt kan worden. Wat nodig is, is een realistische en moedige herziening van regionale samenwerking. De wapenstilstand van nu zou niet moeten worden gevierd als overwinning, maar worden gezien als waarschuwing: hoe snel de situatie kan escaleren, en hoe weinig een ‘overwinning’ waard is wanneer ze berust op onverwerkt verdriet.

Vrede is meer dan de afwezigheid van geweerschoten; het is de aanwezigheid van rechtvaardigheid, menselijke waardigheid en dialoog. Strategische terughoudendheid is geen zwakte, en diplomatiek overleg geen zwichten. Het zijn uitingen van volwassen staatsmanschap, en de bouwstenen voor regionale stabiliteit.

Deze wapenstilstand heeft tijd gekocht. Wat Zuid-Azië met die tijd doet, zal bepalend zijn voor wat als ‘het nieuwe normaal’ zal gelden.


Opinie | Wat we kunnen leren van wereldmakers in de natuur

Wereldwijd vindt er een strijd plaats om grondstoffen. Energie, voedsel, en ook de zeldzame aardmetalen: welk land weet welke hulpbronnen te bemachtigen? Wie de grondstoffen beheerst, heeft economische macht en strategische controle.

In deze race behandelen de wereldleiders de aarde als een grondstoffenbank die nooit leeg raakt. Maar wat we leegroven zijn niet zomaar hulpbronnen, het zijn de vitale organen van een levend systeem waar wij zelf ook deel van uitmaken. En dat levend systeem is, na decennia van exploitatie, degradatie en vervuiling, reeds behoorlijk uitgeput. Als we de gezondheid van de planeet voor dat de mens haar begon te veranderen als uitgangspunt nemen, dan wordt de gezondheid van de planeet vandaag, volgens gegevens waar ChatGTP toegang tot heeft, geschat op 1,5/10.

Zonder transformatie en regeneratie wordt onze hedendaagse drang naar ‘vooruitgang’ onze ondergang. Tenzij we ons begrip van de aarde bijstellen, door onszelf bij te scholen in de wetenschap van levende systemen. Alleen dan kunnen we als mens onze rol veranderen van ‘terminator’ naar ‘regenerator’, en meebouwen aan een leefbare toekomst.

Lang dachten wetenschappers dat de planeet ‘waarop’ we wonen een levensvriendelijke plek is, een planeet met precies de juiste condities om leven toe te laten. Niet te dicht en niet te ver van de zon, met een atmosfeer die schadelijke straling tegenhoudt en de juiste chemische samenstelling die het ontstaan van leven mogelijk maakt. Het is hier op aarde precies goed: goed om te leven, te reproduceren en te evolueren. In astrobiologie noemt men dit het ‘Goudlokje-principe’: de materiële of zogeheten abiotische condities zijn geschikt voor het biotische leven om zich te ontwikkelen, te overleven en te floreren.

Verheven soort

Maar inzichten uit de ecologie, astrobiologie, geologie en fysica tonen aan dat dit wereldbeeld dringend aan vervanging toe is. Wij mensen wonen niet ‘op’ de aarde, we zijn ‘onderdeel’ van de aarde, net zoals je huidcellen onderdeel zijn van je huid en dus van jou. Het is dan ook geen toeval dat het woord ‘human’ een afgeleide is van ‘humus’, dat aarde en bodem betekent in het Latijn. De mens is onderdeel van het landschap en van het aardoppervlak, net zoals de miljoenen andere levende wezens die de planeet met ons delen. We zijn dus geen losstaande en verheven soort, maar een verweven soort, wiens bestaan ‘inter-dependent’ is met alle andere soorten op aarde, zoals econoom Kees Klomp het mooi beschrijft.

Uit nieuwe wetenschappelijke inzichten blijkt dat het leven zélf – als overkoepelend, zelforganiserend proces – verantwoordelijk is voor het leefbaar maken én het leefbaar houden van onze planeet. Denk het leven weg en onze aarde verandert in een vijandige, dodelijke wereld die niet veel verschilt van de levenloze hemellichamen die ons omringen. Zonder de mossen, de bacteriën, de bossen, het plankton, de zwammen, de insecten, de koralen, de walvissen, de wolven en de andere ontelbare soorten, verliest de aarde haar stabiliteit, haar vruchtbaarheid, haar leefbaarheid en uiteindelijk… haar adem. Of zoals astrobioloog David Grinspoon het treffend verwoordt: „Het leven ontstond niet op de aarde, het overkwam de aarde.”

Het leven hier is niet mogelijk omdat de planeet ‘leefbaar’ is, de planeet is leefbaar omdat de oneindige diversiteit aan levensvormen op land en in de oceanen stap voor stap onze aarde vruchtbaarder, stabieler en levensvriendelijker maken. Wat de overlevingskampioenen van de evolutie onderscheidt van de fossielen is een patroon dat zo oud is als het leven zelf: soorten die overleven ondanks oneindige verandering en ontwrichting, zijn diegenen die de planeet beter achterlaten dan dat ze haar aantroffen. Zij co-creëren een atmosfeer die schadelijke straling uit de ruimte tegenhoudt. Zij co-creëren een klimaat dat bevorderlijk is voor toekomstig leven. Zij co-creëren een biosfeer die het leven toelaat om te evolueren – zodat het unieker, complexer, rijker en vaardiger kan worden met de tijd.

De soorten die het langst standhouden op deze planeet zijn dus niet de sterksten of de slimsten, maar zij die bijdragen aan het grotere geheel. Het zijn wereld-makers, geen wereld-krakers of roofbouwers. De notie waarbij het recht van de sterkste of sluwste geldt, blijkt dus niet meer geheel waar. Op de lange termijn spreekt het recht van de meest zorgzame. En hoe meer ons begrip van ecologie vordert, hoe duidelijker het wordt dat elke levensvorm een rol speelt in de dynamiek en zelforganisatie van het leven op aarde.

Overbemesting

Zo geven wolven bijvoorbeeld meer leven dan ze nemen. Hun acties laten het ecosysteem rijker, gezonder en veerkrachtiger achter. Dat komt omdat wolven, en andere toppredatoren, onze landschappen in balans, in beweging en dus in leven houden. Wolven doen dit door de stromen van voedingsstoffen en van organismen te reguleren zodat over- of onderbegrazing van vegetatie en uitputting of overbemesting van bodems wordt vermeden. De aanwezigheid van wolven in landschappen beïnvloedt namelijk het gedrag van de grazers. Deze bewegen meer door het landschap heen en ze vermijden plekken waar ze makkelijker ten prooi kunnen vallen aan de wolven. Je zou wolven kunnen vergelijken met het kloppend hart van een landschap: zij zorgen dat alles stroomt zoals het moet stromen en waarnaar het moet stromen, veel beter dan dat jagers dat kunnen.

Deze logica is niet moeilijk om te begrijpen. Wolven hebben prooidieren nodig om te overleven en dus zorgen zij voor productieve landschappen waar herten, everzwijnen, bevers (hun favoriete prooien) en andere herbivoren welig kunnen tieren. Kortom, wolven investeren in ‘leven-maken’. Zij regenereren gedegradeerde landschappen en verhogen de kwaliteit van en biodiversiteit in ecosystemen wanneer wij ze de vrijheid en ruimte geven om te doen wat ze van nature doen.

Zonder transformatie wordt onze hedendaagse drang naar ‘vooruitgang’ onze ondergang

Hoe meer we leren over ecologie, hoe duidelijker het wordt dat de wolven niet alleen zijn. Paddenstoelen hebben water nodig om te overleven en te reproduceren en dus investeren zij in ‘regen-maken’. Mieren en termieten hebben nood aan biomassa om te overleven, dus investeren zij in het ‘groen-maken’ van de ruimte rondom hun nest. Walvissen zijn zeezoogdieren, zij hebben zuurstof nodig om te ademen, en dus investeren zij in ‘zuurstof-maken’. Zoals ongeveer alles in de natuur gebeurt dit onrechtstreeks: de walvissen zorgen voor het plankton en het plankton neemt koolstof op en geeft zuurstof af, net zoals planten dat doen in terrestrische ecosystemen. Bomen en zwammen hebben vruchtbare bodems nodig om te floreren, dus investeren ze in ‘bodem-maken’. Sterker nog, bomen kunnen zich niet verplaatsen wanneer de condities verslechteren, dus investeren bomen ook in ‘weer-maken’ door ervoor te zorgen dat weerpatronen levensvriendelijk blijven voor de toekomstige generaties. Bossen groeien namelijk niet alleen in natte gebieden; ze creëren en onderhouden juist de omstandigheden waarin ze kunnen groeien door de neerslag te verhogen en perioden van droogtes te verkorten.

Levensvriendelijke planeet

Dat is hoe het leven op aarde werkt. Elk element voegt waarde toe aan de gezondheid van het grotere systeem waarin het is ingebed en krijgt hiervoor voeding terug. Op die manier is het leven tegelijkertijd architect en creator van deze unieke levensvriendelijke planeet in de kosmos. Door het maken van regen, bodem, lucht, voedsel, weer en zelfs atmosfeer, creëren de organismen die ons omringen de voorwaarden voor hun eigen voortbestaan. Onze wereld werd in toenemende mate vriendelijker voor het leven dankzij deze waarde-toevoegende investeringen die de levende systemen van de aarde bestendigen, revitaliseren en regenereren.

Voor zover we weten doen wereldmakers dit alles niet uit moreel besef, ze doen dat omdat ze niet anders kunnen. Omdat hun overleving afhangt van de gezondheid van het grootste levende systeem (aarde) waarvan ze deel uitmaken. Gezondheid is immers altijd functie van het geheel en niet van het onderdeel.

Dat is wat ik ‘natuurlijke intelligentie’ noem (of NI, analoog aan AI, kunstmatige intelligentie). Het is de kunst en kunde om de aarde gezonder, rijker, vitaler en méér levensvatbaar achter te laten dan voorheen. Het is de intelligentie om te overleven en floreren op een voortdurend veranderende planeet met eindige grondstoffen – zonder vervuiling, uitputting en degradatie.

Vanuit dit (her)ontdekt ecologische inzicht wordt het duidelijk dat biodiversiteit niet een leuke bijkomstigheid is, maar van absoluut vitaal belang voor het leven op onze planeet. Immers, wanneer de biodiversiteit instort en de wederkerige relaties tussen soorten verstoord raken, dan imploderen ook onze planetaire processen van regen-maken, bodem-maken, weer-maken, zuurstof-maken, groen-maken, voedsel-maken en leven-maken. Anders gezegd, biodiversiteit betekent planetaire veiligheid.

Voor alle duidelijkheid: ik houd geen pleidooi om als mens zelf regen, weer of leven te maken – bijvoorbeeld via geo- of bio-engineering. Onze technologieën zijn daar nog veel te onvolwassen voor en brengen vrijwel altijd onverwachte en ongewenste neveneffecten met zich mee. Wat we wél zouden moeten doen, is onze plek hervinden binnen de levende systemen die ons voeden. Zodat wij de juiste omstandigheden kunnen creëren waarin de regen-makers, weer-makers, leven-makers en alle andere wereld-makers hun werk kunnen doen. Moeder Natuur heeft tenslotte al 3,8 miljard jaar ervaring in het scheppen van condities die gunstig zijn voor toekomstig leven.

Duurzaamheid is dan ook niet louter ‘groen idealisme’, ‘technische doelstelling’ of ‘maatschappelijke verantwoordelijkheid’. Het is een evolutionaire noodzaak. En regeneratie – het biologisch proces van vernieuwing dat leidt tot een hogere orde van vitaliteit, levensvatbaarheid en evolutionair vermogen – is de enige strategie die op lange termijn werkt. Want dat is misschien wel het meest pijnlijke aan de klimaat- en biodiversiteitscrisis van vandaag: deze rampen zijn niet onvermijdelijk, maar het gevolg van het negeren van het meest fundamentele ecologische inzicht dat we als mens ooit kunnen verwerven. Een inzicht waarvan je zou willen dat onze leiders het allang hadden begrepen: dat alleen wie waarde toevoegt aan het grotere geheel, op deze planeet kan blijven meedoen.


Opinie | Ik wou dat ik gewoon een keer een dag zo tevreden met mezelf was als Rutger Bregman

Rutger Bregman is helemaal klaar met ‘online links’, laat hij in een video aan zijn miljoenen volgers weten. Hij doelt hiermee naar eigen zeggen, en ik vertaal zijn keurige Engels even, op mensen die „morele zuiverheid” het hoogste goed vinden; types die „meer belang hechten aan gelijk hebben in de comment section dan aan daadwerkelijk winnen in de echte wereld”. Zij moeten eens gaan begrijpen dat „iemand met wie je het voor 80 procent eens bent geen vijand is, maar een bondgenoot”.

In de strijd tegen onrecht, stelt Bregman, is „winnen niet gewoon een van de keuzemogelijkheden, het is een morele plicht”. En om te winnen hebben we – Bregman schakelt als onze bondgenoot maar meteen over naar de eerste persoon meervoud – andere mensen nodig; je moet coalities smeden. Van de geschiedenis hebben we immers geleerd dat succesvolle burgerbewegingen zoals de abolitionisten (altijd hoog inzetten) samenwerkten, ook al waren er onderlinge meningsverschillen. Het is 2025, besluit hij, het is niet de tijd om de purist uit te hangen, we have bigger fish to fry.

In de strijd tegen onrecht, stelt Bregman, is „winnen niet gewoon een van de keuzemogelijkheden, het is een morele plicht”

Ik heb Bregman inderdaad lang beschouwd als zo’n bondgenoot met wie ik het voor een procentje of tachtig eens ben. Ja, hij is vreselijk pedant, maar dat maakt me niet zoveel uit. Ik wou dat ik gewoon een keer een dag zo tevreden met mezelf was als hij. Natuurlijk herverpakt hij in zijn boeken graag bestaande ideeën alsof ze van hemzelf zijn, maar Bregman schrijft nu eenmaal airport-books; makkelijk te behappen non-fictie voor een breed publiek, boeken die je nog even snel koopt bij de AKO op Schiphol. Als ghostwriter van een aantal van dat soort boeken neem ik mijn hoed af voor de koning van het genre.

Bregman raakte mij als bondgenoot pas kwijt toen hij eiste hem te zien als bondgenoot. Zo werkt het niet, vriend. Je kan lullen als Bregman – sorry, ik ben niet de eerste die ’m maakt – maar het idee is wel dat jij zo goed mogelijk je punt maakt, dat je kritiek omarmt, pareert of desnoods negeert en dat anderen dan mogen beslissen of ze je steunen. Je kunt niet roepen dat kritiek op zichzelf het probleem is omdat je toevallig nét bezig was het fascisme te verslaan en er daarom echt even geen gezeik bij kunt hebben. Met een beetje klieren onder de tweets van Bregman speelt men echt niet meteen Trump in de kaart.

De tegenstelling tussen ‘online gelijk hebben’ en ‘winnen in de echte wereld’ is bovendien superflauw. Je schetst een beeld van losers achter hun toetsenbord versus pragmatische helden die de mouwen opstropen, maar het publieke debat vindt nou eenmaal ook online plaats. ‘Online gelijk hebben’ betekent gewoon ‘gelijk hebben’ en ‘winnen in de echte wereld’ betekent gewoon ‘winnen’. Bregman heeft zich met zijn boeken tien jaar lang op gelijk hebben gericht, maar sinds kort heeft hij The School for Moral Ambition, een organisatie waarmee hij probeert de wereld te verbeteren. Dat doet hij met donaties van miljonairs en miljardairs op wie hij eerder nog felle kritiek had vanwege hun neiging tot belastingontwijking. Bregman noemt nu techmiljardair en anti-democraat Peter Thiel, die Greta Thunberg graag met de antichrist vergelijkt, als een van zijn inspiratiebronnen, maar er moet gewonnen worden dus geen lastige vragen graag.

Het zijn altijd de centristen en de liberalen die loyaliteit eisen in de strijd tegen extreemrechts. Het is altijd de linkerflank die maar moet inschikken en wie dat niet doet is naïef en onverantwoord bezig. Wereldwijd wordt het politieke midden in de pan gehakt door rechtspopulisten, maar het komt niet in dat midden op om ooit naar een andere kant dan weer wat verder naar rechts op te schuiven.

Daar komt bij dat het publieke debat geen verkiezingscampagne is. Als het eenmaal zover is, kun je best strategisch stemmen of roepen dat ‘we ons geen verdeeldheid kunnen veroorloven’. Maar tot die tijd hoef je een inhoudelijk debat niet te vervangen door een discussie over electorale strategie.

Tot die tijd moet het debat toch echt draaien om een strijd tussen verschillende ideeën en niet om blind achter het idee aanlopen dat de meeste kans heeft om te winnen. We hebben al genoeg leiders met slechte ideeën.


Opinie | Rode lijnen in potlood helpen Gaza niet

Opnieuw ging Israël in de aanval, met een vorige week aangekondigd offensief om definitief nog meer grondgebied in Gaza te veroveren en de bevolking te verdrijven. „De volgende stap is genocide”, waarschuwde de Amsterdamse hoogleraar Göran Sluiter bij de NOS.

Als student internationale betrekkingen leer ik hoe het internationaal humanitair recht grenzen stelt aan oorlogsvoering. Maar in de praktijk blijkt die grens akelig verlegbaar. In Den Haag klonk vooral stilte – of nou ja: gefluister.

Minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) trok een keurig potloodstreepje langs de rand van het EU-Israël-Associatieverdrag. Hij wil dat de EU gaat onderzoeken of Israël de voorwaarden voor het verdrag negeert, door mensenrechtenschendingen te plegen in Gaza. Als dat zo is, zal Nederland dwarsliggen bij nieuwe Europese samenwerkingen met Israël. Niet veel later haastte premier Dick Schoof zich om een en ander te verduidelijken: natuurlijk steunt hij zijn minister, maar Veldkamps onderzoekswens was „een signaal” en dat de kwestie nog besproken zou worden in de ministerraad. Schoof greep meteen naar de gum.

Nooit een besluit

Die Haagse potloodpolitiek heeft een voorspelbaar patroon. Eerst komt de ferme brief, dan het signaal en tenslotte het overleg dat nooit iets besluit. Minstens vijftigduizend doden, een verwoest land, vooraanstaande genocide-experts die unaniem vinden dat Israëls optreden op zijn minst genocidale trekken heeft – en toch blijft Nederland aarzelen.

Artikel 2 van het associatieakkoord met Israël is glashelder: respect voor mensenrechten is de voorwaarde voor handel. Toch wist Nederland, traditioneel een van Israëls trouwste bondgenoten in de EU, die toetsing jarenlang te blokkeren. Pas nu honger, uitbraken van infectieziekten en burgerdoden in Gaza dagelijks op de voorpagina staan, durft Den Haag een onderzoek te opperen – voorzien van sluiproutes om politieke kopzorgen thuis weg te nemen.

Zo kan de PVV het dreigement eenvoudig laten verdwijnen in een la. Geert Wilders vroeg op X of „alle ministers van alle partijen vooraf op de hoogte” waren van Veldkamps brief – en half Den Haag beefde. Het Haagse zwarte gat slokt elk moreel signaal op.

De selectieve verontwaardiging is geen toeval. Toen Rusland Oekraïne binnenviel, konden de sancties binnen enkele dagen worden afgetekend. Gas, betalingssysteem Swift, oligarchenjachten: het pakket lag klaar voordat de eerste tank de grens overstak. Voor Gaza geldt een andere calculatie. Nederland – nota bene gastland van het Internationaal Strafhof – heeft nog geen enkele sanctie aangekondigd tegen Israël. Juridisch bestaat er geen verschil; politiek is de prijs simpelweg hoger, want Israël is bondgenoot, handelspartner én splijtzwam in Den Haag.

Dat prijskaartje wordt intussen betaald in Gaza zelf. Het Israëlische leger controleert inmiddels grofweg 70 procent van de strook; ‘veilige zones’ worden gebombardeerd zodra Palestijnen zich verzamelen. Wie nu nog weigert de termen ‘genocide’ of ‘etnische zuivering’ te gebruiken, moet uitleggen hoe twee miljoen mensen kunnen overleven op een stukje land ter grootte van Texel zonder water, voedsel of bewegingsvrijheid.

Veldkamp noemde zijn brief „een streep in het zand”. Maar de wind waait, de golven spoelen en het zand verschuift. Een échte rode lijn is permanent – getrokken in inkt, niet in potlood en niet in het zand.

Verdrag opschorten

Dat vraagt om concrete stappen. Ten eerste moet Nederland zijn deelname aan het EU-associatieverdrag met Israël opschorten, zolang een onafhankelijke internationale commissie niet heeft vastgesteld dat Israël het humanitair recht naleeft en onbelemmerde humanitaire hulp toelaat.

Ten tweede moet Nederland alle militaire samenwerking bevriezen. Alle exportvergunningen voor wapens en wapenonderdelen (denk aan onderdelen voor F-35-straaljagers) moeten onmiddellijk worden ingetrokken.

Ten derde moet Nederland gerichte sancties instellen tegen verantwoordelijke politici, militairen en bedrijven. Bijvoorbeeld inreisverboden, bevriezing van banktegoeden en uitsluiting van overheidscontracten voor iedere persoon of bedrijf die meewerkt aan, of profiteert van oorlogsmisdaden.

Nederland moet meewerken aan arrestatiebevelen zoals dat tegen Netanyahu

Op de vierde plaats moet Nederland zijn best doen de humanitaire blokkade van Gaza te doorbreken. Alle diplomatieke slagkracht moet worden ingezet om onmiddellijke, vrije toegang van hulpgoederen af te dwingen. Daarnaast moet Nederland de bevroren financiering van VN-vluchtelingenorganisatie UNRWA hervatten.

En tot slot moet Nederland volledige politieke en logistieke steun verlenen aan het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof (ICC). Dat kan door mee te werken aan arrestatiebevelen zoals dat van het ICC tegen Benjamin Netanyahu, en door als ICC-gastheer andere staten aan te sporen actie te ondernemen.

Als vijftigduizend doden geen rode lijn zijn, wat dan wel? Het kabinet-Schoof gokt op electorale rust: een beetje rumoer voor de bühne, daarna weer business as usual. Maar de stilte is allang overstemd door het geronk van F-35’s boven Rafah.

Lees ook

De Nakba herdenken terwijl er een nieuwe ramp plaatsvindt. ‘Op hoeveel manieren moeten we nog sterven?’

Een vrouw op de Nakba-herdenking in Utrecht is in tranen.


Opinie | ‘Kinderen zijn kwetsbaar en onbeschermd online’

Een makkelijk paper, had Jonathan Haidt zijn studenten aan de New York University opgedragen. Een uurtje werk, voor een leuk vak. Toch vertelden ze hem dat het niet ging lukken: zo lang konden ze zich simpelweg niet meer concentreren. „Dat is precies waarom we kinderen zo snel mogelijk van de smartphone af moeten krijgen”, zegt Haidt tijdens een kort bezoek van drie dagen aan Nederland.

Een jaar geleden verscheen zijn boek Generatie angststoornis, dat meteen weerklank vond bij ouders en opvoeders wereldwijd. Zijn boodschap is even eenvoudig als onheilspellend: kinderen zijn ongelukkiger dan ooit, en dat heeft alles te maken met de opkomst van sociale media. Ze zijn overbeschermd in de echte wereld en tegelijkertijd kwetsbaar en onbeschermd online. Het gevolg: een forse toename van depressies, angststoornissen en zelfbeschadiging – vooral onder tienermeisjes.

Haidt trekt wereldwijd langs podia, zo stond hij afgelopen maand in een uitverkochte zaal in het Utrechtse muziekgebouw TivoliVredenburg, waar hij met twee jongeren sprak over een leeftijdsgrens op sociale media. Eerder overlegde hij met de Franse president Macron over een smartphoneverbod op scholen. Na zijn bezoek aan Nederland reisde hij door naar Londen.

U stelt dat kinderen overbeschermd zijn in de echte wereld, en juist te weinig beschermd online. Wat heeft een kind dan wél nodig voor een gezonde ontwikkeling?

„Kinderen zijn fysiek klein, maar hun brein staat open voor leren. In de vroege jaren moet een kind vooral veel fysieke interactie en spel meemaken, in een veilige omgeving. Later komt het erop aan om te laten zien wat je kunt. Als je in beide fases voldoende stimulatie krijgt, ontwikkel je je optimaal.

„Maar dat spel, die sociale oefening, zijn we kwijtgeraakt. Kinderen zijn te beschermd opgevoed, vooral in Engelstalige landen. In Noordwest-Europa, zoals bij jullie, is het iets minder extreem. De belangrijkste oorzaak is het verlies van sociaal kapitaal – het vertrouwen in elkaar. Ouders durven hun kinderen niet meer vrij buiten te laten spelen.”

Maar ook in landen waar kinderen wél nog buiten spelen, zoals Nederland en Scandinavië, zien we ongelukkige kinderen.

„Precies. Als zelfs in landen waar kinderen nog veilig buiten kunnen spelen dezelfde problemen opduiken, moest ik verder zoeken. En toen kwam ik uit bij de smartphone.

„Tegenwoordig zitten kinderen binnen, op een scherm, in plaats van buiten te rennen, te vallen, te klimmen. 40 procent van de Amerikaanse kinderen heeft een eigen iPad – dat is krankzinnig. Die schermen zijn ontworpen om maximale aandacht vast te houden, met eindeloze lussen van prikkels en beloningen. Dat is veel aantrekkelijker dan wat er buiten gebeurt.”

Dus het zwaartepunt van uw betoog is verschoven van opvoeding naar technologie?

„Ja. Als ik maar één aspect mocht aanpakken, zou ik de technologie kiezen. Zelfs in gemeenschappen waar kinderen nog naar buiten mogen, kampen ze met dezelfde mentale problemen.

„Dit is een enorm probleem. Dus moeten we beginnen met de meest directe en effectieve oplossingen. Door smartphones op school te verbieden, geven we kinderen zes tot zeven uur per dag hun vrijheid terug. De volgende stap is politiek lastiger, maar kost niets: kinderen onder de zestien weren van sociale media.

„Andere maatregelen zijn moeilijker omdat ze collectieve actie vergen. Kinderen pas een smartphone geven vanaf hun veertiende werkt alleen als iedereen meedoet. En kinderen vaker buiten laten spelen, kun je niet in je eentje beslissen. Daarom ben ik enthousiast over groepen als Smartphonevrij opgroeien. Zulke groepen moeders – het zijn altijd moeders – die samen zeggen: we gaan dit anders doen, zijn essentieel.”

Waarom zijn het vooral moeders volgens u?

„Moeders voelen sterker dan vaders dat hun kinderen worden weggetrokken door hun telefoon. Vrouwen zijn vaak socialer en emotioneler afgestemd op relaties. Mannen, en dus vaders, hebben gemiddeld een meer gesystematiseerd brein, minder empathisch. Ze genieten vaak juist van technologie, inclusief videogames.

„De band tussen moeder en kind is meestal een diepe emotionele gemeenschap. Als je je kind een smartphone geeft, voelt het voor veel moeders alsof je je kind naar Mars stuurt. Daarom noem ik dit een moederrevolutie.”

Lees ook

Mijn kinderen groeien op met een smartphone en dat is geen probleem

Mijn kinderen groeien op met een smartphone en dat is geen probleem

Wat als over tien jaar al uw aanbevelingen zijn ingevoerd, maar blijkt dat kinderen nog steeds ongelukkig zijn?

„Ik geloof dat we een flinke verbetering gaan zien. Of het 30 procent verbetering is of 80 procent, dat weet ik niet. Maar het zal niet marginaal zijn.

„Dat wil niet zeggen dat alles dan opgelost is. Mijn boek bevat geen magische formule: doe deze vier dingen en je kind is gelukkig. Maar die vier dingen moeten we doen, omdat ze het collectieve actieprobleem doorbreken. Geen smartphones op school, geen sociale media onder de zestien, geen smartphone onder de veertien, en meer vrije speeltijd.

„Veel onderzoekers hebben de mentale gezondheidscrisis bij jongeren bestudeerd, maar niet gezien dat het hier ook om een collectief dilemma gaat: niemand kan het alleen oplossen.”

In Nederland klonk ook kritiek, onder andere van het Trimbos-instituut. Zij waarschuwen voor morele paniek rond sociale media en voor overhaast beleid zonder stevig wetenschappelijk bewijs.

„Ik begrijp dat, zeker van verslavingsonderzoekers. Zij zijn voorzichtig met het woord ‘verslaving’. Maar als je kijkt naar de definitie van verslaving – een vicieuze cirkel van prikkel en beloning waar je moeilijk uitkomt, en waarbij je je omgeving schaadt – dan lijken digitale activiteiten daar sterk op. Zeker videogames. Sociale media zijn ingewikkelder, vooral voor meisjes, omdat het daar vaak draait om reputatie en sociale positie.”

Trimbos zegt ook: u praat veel over jongeren, maar niet met ze.

„Dat is geen terechte kritiek. Ik geef les aan studenten, ik spreek voortdurend met jongeren. Veel onderzoekers willen jongeren een stem geven – begrijpelijk, sympathiek ook. Ze zeggen dan: er zijn ook positieve kanten aan sociale media, we willen niets afpakken. Dat is nobel. Maar het bewijs is in dit geval duidelijk.”

U klinkt wat vermoeid van de kritiek.

„Sommige tegenargumenten vind ik gewoon zwak.”

Welk tegenargument vindt u wél de moeite waard om serieus te nemen?

„De vraag of er sprake is van correlatie of causaliteit. Dat is een legitiem wetenschappelijk debat, en ik neem daaraan deel.

„Academisch onderzoek is traag. Soms duurt het decennia om een vraag goed te beantwoorden. Intussen moeten we ook kijken naar ander bewijs, zoals getuigenissen van ouders, leraren en jongeren zelf.

„Over opvoeding zeg ik overigens weinig in het boek, en dat is bewust. Een groot deel van het probleem is dat ouders moeite hebben om nee te zeggen. Ik had een boek kunnen schrijven over waarom ouders strenger zouden moeten zijn – grenzen stellen, consequenties hanteren, niet proberen de beste vriend van je kind te zijn. Maar dat is niet waar nu de grootste verandering te halen valt.”

Komt dat boek er ooit?

„Nee. De vier dingen die ik noem kunnen wél op grote schaal het verschil maken. Een boek over opvoedstijlen zou nuttig zijn, maar verandert de wereld niet.”

Interview Alrun Bernhard

Lees ook

We moeten sociale media niet op het podium hijsen als dé zondebok voor mentale problemen bij jongeren

We moeten sociale media niet op het podium hijsen als dé zondebok voor mentale problemen bij jongeren


Opinie | De radicaal-rechtse vrijheid moet je ‘verdienen’

Overal op de wereld zetten machthebbers zich hardvochtig af tegen het liberalisme en de internationale rechtsorde. In Rusland gebeurt dat al decennia; sinds begin dit jaar doet ook het Witte Huis hier aan mee. Aan beide kanten van Europa gaat de kruistocht tegen het liberalisme hand in hand met het neutraliseren van de democratie ten gunste van autoritaire heersers. En aan beide kanten wordt er door de politieke bewegingen rondom de macht gesproken over traditionele waarden, christendom en anti-lhbt-beleid.

Een belangrijk verschil tussen de conservatieve of radicaal-rechtse ideeën in Rusland en die in de Verenigde Staten is dat de eerste sterk op het verleden gericht zijn, en die laatste op de toekomst. Het Kremlin treurt over de teloorgang van zijn macht in de regio, het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het Russische Rijk, en zet zich af tegen de processen die het huidige Europa hebben gevormd: de moderniteit, de democratie, de NAVO en de Europese Unie. Qua toekomstbeeld komt het Kremlin niet verder dan een wil om de oude orde te herstellen en het opnieuw veroveren van grondgebied, soms gevat onder de haastig in elkaar gedraaide visie op een ‘Russische Wereld’.

In Amerika wordt al decennia geprobeerd om tegenwicht te bieden tegen het liberalisme, of zelfs om het te overwinnen. Lang voordat Donald Trump zijn entree maakte, hadden Republikeinen moeite met het links-liberalisme. De Heritage Foundation, een conservatieve denktank die vorig jaar aan bekendheid won door Project 2025, een verzameling beleidsvoorstellen voor Trumps presidentschap, werkte jarenlang met talloze gevestigde stichtingen, denktanks en centra om de structuur van de Amerikaanse samenleving opnieuw te doordenken. Het gedachtegoed dat hieruit voortkomt, verwijst graag naar het verleden, maar is fundamenteel toekomstgericht, en vertegenwoordigt een nieuwe visie op vrijheid.

Vrijheid als ‘verdien’-model

In deze visie, die broeit in de rechts-radicale kringen rond Trump, is vrijheid een ‘verdien’-model. Daar zijn vele vragen bij te stellen: wat betekent het om vrijheid te verdienen? Wie lukt het om vrijheid te verdienen? En wie is verantwoordelijk voor de bescherming ervan? Het zijn vragen die ook van belang zijn voor de toekomst van het liberalisme en de democratie in Europa.

Het idee van grootsheid is voor rechtsradicalen verbonden aan vrijheid

Allereerst houdt vrijheid volgens deze visie in: niet afhankelijk zijn van anderen en de afwezigheid van belemmeringen. Dat betekent vooral dat je economisch onafhankelijk moet zijn, dat je geen beroep doet op uitkeringen, en dat je jezelf maar redt. De man die echt onafhankelijk is en geen belemmeringen opgelegd heeft gekregen zal namelijk waarlijk vrij en groots zijn.

Dat idee van grootsheid is voor rechts-radicalen verbonden aan vrijheid. Je ziet dat bij influencers op sociale media zoals Jordan Peterson en Andrew Tate. Voor hen is het belangrijk dat je (nou ja, de man) ruimte krijgt voor zelfexpressie en zelfverzekerde mannelijkheid: dat je slim bent, je goed kleedt, dat je fit bent, dat je gedisciplineerd bent, en op niemand terugvalt behalve jezelf. Minder belangrijk is wellevendheid of fatsoen: het is juist goed als mensen weten dat je vervelend of gevaarlijk kan zijn, zelfs als je deugd ligt in het beteugelen van die ongebreideldheid. In deze gedachtewereld zijn vrijheden geen doel op zich, maar een middel tot zelfontwikkeling: zo worden de waarlijk grootse mannen grootser.

Daartegenover staat dat degenen die worden gezien als afhankelijk, zoals echtgenotes en kinderen, hun grootse kerels respect en gehoorzaamheid verschuldigd zijn. Door sommigen wordt dat ook aangeduid als een natuurlijke ordening van het samenleven, die aan de buitenkant wel iets weg heeft van traditioneel christendom – maar zonder het verhaal van genade, liefde, en zelfopoffering. Als man is het verschrikkelijk om als verwijfd, zwak of huilerig te worden gezien – of het nu gaat om arbeidsongeschikten, werklozen, gehandicapten, homo’s en transgenders: alleen zij zelf dragen verantwoordelijkheid voor hun eigen ‘minder grootse’ leven.

Daarom wordt ‘diversiteit’ afgeserveerd: de ‘grootsen’ dragen toch geen verantwoordelijkheid voor de ‘zwakkelingen’? Ofwel: de ‘grootsen’ hoeven toch geen belemmeringen te tolereren om belemmeringen voor de ‘zwakkelingen’ weg te nemen?

Roger Scruton

Het gaat misschien wat ver om te stellen dat deze visie op vrijheid rust op een heuse politieke theorie. Het is eerder een versimpelde lezing van het werk van de filosoof Roger Scruton, een ‘conservatieve’ denker die prachtig kon schrijven, maar niet een van de sterkste systematische denkers was. In zijn boek The Meaning of Conservatism uit 1980 schetst hij bovendien een heel ander beeld van het conservatisme dan wat lang gangbaar was. Waar conservatisme lang waarde hechtte aan politieke stabiliteit, geleidelijke verandering, of een vrije markt, gaat het voor Scruton om een grondhouding die fundamenteel tegen het liberalisme is. Dat uit zich in verbondenheid op het niveau van de familie, lokale gemeenschappen en de natie, daarover zodirect meer.

Niet geheel toevallig is Scruton een boegbeeld voor rechts-radicale ‘conservatieven’ die zich tegen het liberalisme keren. Zo heb je in de stad Oxford de Scruton-memorial lectures waar het rechts-radicale influencer-circus langs komt, werkt de Scruton Legacy Foundation samen met de Hongaarse Fidesz-denktank Mathias Corvinus Collegium, kun je op zijn landgoed op Scrutopia Summerschool of naar een van de vele Scruton-cafés in Boedapest. Toch heb ik ‘conservatieven’ tussen aanhalingstekens gezet. Net als dat allerlei kerken en sektes claimen dat ze weten wat het betekent om ‘christelijk’ te zijn, zijn er ook allerlei rechts-radicale groepen die claimen dat zij de ‘echte’ conservatieven zijn. In Oxford fluisterde een oud-collega van Scruton me eens in dat hij dit allemaal nogal overdreven zou hebben gevonden.

Scrutons boek staat op de leeslijst van mijn nieuwe vak Democratic Backsliding & Resilience dat ik doceer in Cambridge. Het boek helpt je om beter te begrijpen hoe en waarom thema’s zoals traditionele waarden, vrijheden, en de grondwet zo diep met elkaar verweven zijn in rechts-radicale kring. Laat ik een voorbeeld geven over de invulling van de relatie tussen vrijheid en recht. In de rechtsfilosofie bestaat een klassieke discussie over de vraag waar grondrechten vandaan komen: zijn die onderdeel van de ‘natuurlijke orde’? Gaan ze vooraf aan de grondwet? Of schrijft de grondwet deze rechten toe aan mensen? Het antwoord op elk van die vragen is spannend. Als grondrechten niet in de grondwet staan, of als de machthebber die vrijheden niet langer garandeert, ‘heb’ je ze dan wel?

Scruton gelooft dat de enige manier om grondrechten te krijgen is dat een soevereine staat die in zijn grondwet vastlegt. De grondwet moet volgens Scruton bovendien fundamenteel ‘het hart’ van de ‘de natie’ zijn. Rechts-radicalen proberen dan ook om de grondwet of de uitleg ervan in hun voordeel te veranderen – via de democratische weg als het mogelijk is, maar zo nodig ook via geitenpaadjes. Zo destabiliseren rechts-radicalen vrijheden van minderheden door begrippen uit het staatsrecht ineens anders ‘interpreteren’, procedures te frustreren, of op een onzorgvuldige manier de grondwet te wijzigen, zoals in Hongarije.

Grondrechten

Naar eigen zeggen drukt de Hongaarse grondwet de identiteit van de Hongaarse natie uit. De grondwet werd in 2011 volledig herzien en sindsdien is een jaarlijks amendement traditie aan het worden. In Amerika hoor je geluiden over het anders interpreteren van de grondwet zodat Donald Trump toch een derde termijn zou kunnen krijgen. En de beslissing van het Amerikaanse Hooggerechtshof om abortus aan banden te leggen rustte op het argument dat het recht op abortus niet als zodanig in de grondwet is opgenomen, of daar naderhand in kan worden gelezen – het valt volgens een van de hoge rechters, Amy Coney Barrett, buiten de ‘natuurlijke orde’.

In dezelfde beslissing werd het thema van abortus terugverwezen naar het niveau van individuele staten, zoals Texas, Californië, Ohio of Virginia. Als gevolg van de strikte wetgeving in een aantal staten kan het zijn dat artsen je aan je lot overlaten als een miskraam dreigt, maar het kindje nog leeft. Dat je als vrouw op zo’n moment in een buitengewoon zwakke positie bent, en zelfs met je leven bedreigd kan worden, betekent niet dat de staat verantwoordelijk is voor jouw toestand. Met andere woorden: als de politieke meerderheid ervoor kiest om jou niet langer te beschermen, met of zonder grondrechten, dan kun je niets. Ook de migrant, het vals beschuldigde bendelid in El Salvador, de aidspatiënt die afhankelijk is van ontwikkelingshulp: ze staan met lege handen.

In plaats daarvan komt bescherming in het gedachtegoed van Scruton van je persoonlijke situatie. Scruton spreekt in dit verband over organische of natuurlijke bondgenootschappen, geworteld in de familie en de natie. Toen de Amerikaanse vicepresident JD Vance zich onlangs uitliet over het theologische concept ‘ordo amoris’ van Augustinus – er zou een hiërarchie zijn in liefde voor je familie, je naasten, je lokale gemeenschap, mede-Amerikanen (en de rest van de wereld) – gaf dat meer blijk van verkapt Scrutonisme dan van katholiek denken. Paus Franciscus sprak zich er vurig tegen uit in een zeer lezenswaardige brief aan Amerikaanse bisschoppen; hij benadrukte nog maar eens dat de menselijke waardigheid het fundament van het menselijke bestaan is.

Vorm van darwinisme

Op internationaal niveau uit deze denkwereld zich in het idee van ‘peace through strength’, waarbij de agressieve dominantie van het Trump-Vance-partnerschap zich mede richt op bondgenoten: Canada, Denemarken, de NAVO en ook Oekraïne. Als je de soevereine natie ziet als hoogste vorm van natuurlijk bondgenootschap, dan zijn geopolitieke bondgenootschappen een kwestie van convenience, wat je uitkomt, zolang als het je uitkomt. Waar je de natuurlijke bondgenoten bescherming verschuldigd bent, geldt dat niet voor andere soevereine staten.

Begin dit jaar viel op hoe president Zelensky tijdens een bezoek aan het Oval Office werd afgeschilderd als zwak en ondankbaar. Met de mineralendeal die Oekraïne sloot met de VS moet het land laten zien dat het weet wat het betekent om groots en onafhankelijk te zijn, want anders – en daar is het ‘vrijheid moet je verdienen’-idee weer – ‘verdient’ het land het niet om onafhankelijk te blijven. Zo ook met NAVO-landen die volgens Trump onvoldoende bijdragen.

Uiteindelijk is dit vrijheidsidee een vorm van darwinisme: als je niet groots en sterk bent, en je kaarten zijn uitgespeeld, dan verdien je de vrijheid niet – en verdien je het mogelijk zelfs niet om te overleven. Dat darwinisme maakt het denken van de MAGA-beweging zo extreem.

De afstand tussen het liberalisme en rechts-radicaal denken is zo groot dat polarisatie de makkelijkste weg lijkt: als je bij de verkiezingen maar de grootste wordt, dan kom je er wel. Maar zo is het niet. Niet in Amerika en ook niet in Europa. De schade aan de democratie, de samenleving en ‘het Westen’ is dusdanig dat we een nieuwe balans nodig hebben, mogelijk een nieuwe ‘Pacificatie’ – net zoals de Pacificatie van een eeuw geleden, toen liberalen, socialisten en christelijke partijen een einde maakten aan strijd over het algemeen (mannen)kiesrecht en de financiering van christelijke scholen.

De democratie, historisch gevormd door het liberalisme, heeft ons in staat heeft gesteld op moeilijke kruispunten een gezamenlijke weg vooruit te vinden. Nu onze generatie op zo’n kruispunt staat, past ons de geest van Pacificatie of democratische compromisbereidheid beter dan het verhaal van verbeten grootsheid, kille meerderheden, of internationaal darwinisme: een proces van geven en nemen, gevormd door een besef dat we samen verantwoordelijk zijn voor de bescherming van elkaars menselijke waardigheid, elkaars vrijheid en onze gezamenlijke toekomst.