Kun je het internationaal recht terzijde schuiven als ‘de bevolking’ erom vraagt? In principe niet, het idee van het recht is dat het de meerderheid van het moment begrenst. Toch gebruikt de nieuwe Duitse regering het ‘de bevolking vraagt erom’-argument nu om te rechtvaardigen dat vluchtelingen aan de grens worden tegengehouden, ook al is dat in strijd met het Vluchtelingenverdrag. „De bereidheid om vluchtelingen op te vangen is in Duitsland nog nooit zo klein geweest als nu”, aldus CDU-parlementariër Alexander Throm tegen de NOS.
Hetzelfde argument hanteerden negen EU-landen onder leiding van Giorgia Meloni, die deze week in een brief opriepen tot een „nieuw en openhartig gesprek” over de interpretatie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ze willen dat het makkelijker wordt voor lidstaten om “criminele buitenlanders” uit te zetten, en ze geloven dat ze „sterk op één lijn zitten met de meerderheid van de Europese burgers”, aldus de brief. Minister Faber (PVV) wilde dat ook premier Schoof zijn handtekening zou zetten. Dat weigerde hij, tot woede van Wilders.
Het past in een trend onder (radicaal-)rechtse partijen om het internationaal recht ter discussie te stellen. Met name radicaal-rechtse politici schilderen de (internationale) rechtspraak af als een elitaire sta-in-de-weg van ‘de volkswil’. En ook minder radicale partijen worstelen ermee: pikt het volk het wel als ze blijven verwijzen naar internationale verdragen? Een middenpartij als de VVD pleitte in haar laatste verkiezingsprogramma zelf voor aanpassing van het Vluchtelingenverdrag. Tegelijk willen middenpartijen, anders dan radicaal-rechts, het internationaal recht wel serieus blijven nemen. Daarvoor is belangrijk dat de bevolking dat ook doet.
Dat is niet altijd het geval. Zo bleek vorig jaar uit internationaal onderzoek van Ipsos en UNHCR (de vluchtelingenorganisatie van de VN) dat het draagvlak voor vluchtelingenopvang al jaren daalt: 49 procent van de Nederlanders wil de grenzen volledig sluiten voor vluchtelingen. Wereldwijd was dit percentage 44 procent. Oftewel: een best groot deel van de (wereld)bevolking vindt het wel mooi geweest met het internationaal vastgelegde recht op opvang. Het lijkt te passen bij het beeld dat de ‘rules-based order’ zijn langste tijd heeft gehad.
Juist in deze context is het interessant dat er nu wereldwijd óók een omgekeerde situatie gaande is: burgers gaan de straat op om te eisen dat hun regeringen het internationaal recht respecteren. Dat Israël in Gaza in strijd handelt met het internationaal humanitair recht was anderhalf jaar geleden al duidelijk, en de situatie is alleen maar erger geworden. De grootschalige bombardementen en verwoestingen voldoen niet aan de eis van proportionaliteit, en Israël maakt zich daarnaast schuldig aan uithongering en gedwongen verplaatsing. Deskundigen menen zelfs in meerderheid dat Israël bezig is een genocide te plegen, bleek vorige week in een artikel in NRC.
Over de hele wereld groeit de weerstand tegen Israëls oorlogsmisdaden. In Nederland vond vorig weekend de grootste demonstratie in twintig jaar plaats, en volgens een recente peiling van Ipsos I&O steunt inmiddels nog maar 15 procent de manier waarop Nederland omgaat met het Israëlisch-Palestijns conflict. Meer dan de helft vindt dat Nederland zich kritischer moet opstellen jegens Israël. Maar de kritische burgers worden amper gerepresenteerd in de politiek. De Nederlandse regering zit, net als andere regeringen, in een morele houdgreep: wie Israël bekritiseert, wordt algauw voor antisemiet uitgemaakt. Toen minister Veldkamp (NSC) onlangs aankondigde in Europees verband te willen onderzoeken of Israël zich wel aan de voorwaarden voor het associatieverdrag met de EU houdt, zoals de plicht de mensenrechten te respecteren, kreeg hij meteen kritiek van Wilders.
Maar wat Veldkamp deed is het enige logische om te doen. Hij maakt met zijn voorzichtige stapje een einde aan de idiote juridische uitzonderingspositie die Israël geniet, en die de geloofwaardigheid van het internationaal recht aantast.
De afgelopen jaren hebben politici op allerlei momenten verwezen naar het internationaal recht om hun handelen te rechtvaardigen. We moeten de klimaatdoelen halen, we moeten vluchtelingen en hun familieleden toelaten, we mogen geen criminele buitenlanders uitzetten. Maar als het om Israël ging, was het internationaal recht ineens vrijblijvend, meer een suggestie dan een plicht. Eigenlijk zijn de nederzettingen illegaal, eigenlijk moet zelfverdediging proportioneel zijn, eigenlijk mag je geen volk uithongeren en gedwongen verplaatsen, eigenlijk moet Israël voor het verdrag met de Europese Unie respect tonen voor de mensenrechten, maar ja, wat doe je eraan?
Er zijn meerdere vanzelfsprekende redenen om eindelijk eens stappen te ondernemen tegen Israël. Mochten politici daar niet gevoelig voor zijn, dan kan misschien dit ze over de streep trekken: wie het internationaal recht selectief serieus neemt, mag niet verwachten dat de bevolking het wél als gezaghebbend blijft zien.
Mensen die mij kennen, weten dat ik niet uitgepraat raak over Holwerd aan Zee. Het dorpje Holwerd, in het uiterste noordoosten van Friesland, lag ooit aan de Waddenzee, maar door een eeuwenlang proces van inpoldering, landwinning en dijkversterking is er een grote afstand ontstaan tussen het dorp en de zee: tussen de kerk en het water ligt nu een brede strook van landbouwgrond.
De drie kilometer, de vijf minuten met de auto, de tien minuten met de fiets, de driekwartier te voet, zijn veel meer dan een fysieke afstand. Ze vormen vooral een harde breuk tussen verleden en toekomst, tussen vooruitgang en stilstand, tussen voorspoed en verval. Holwerd verloor zijn relatie met het water, er kwam een einde aan de visserij en aan de handel over zee.
Hoewel de vruchtbare landbouwgrond veel opleverde, kwam het dorp geleidelijk aan in een neerwaartse spiraal terecht, die in de afgelopen decennia versnelde. Door de algehele trek naar de stad, een veranderende economie, globalisering, schaalvergroting en andere factoren, is veel werkgelegenheid verdwenen, trekken vooral jongeren weg, daalt het aantal inwoners, zijn winkels en andere voorzieningen gesloten en staan gebouwen leeg. Bovendien worstelen boeren met verzilting, waardoor de gewassen die ze gewend zijn te verbouwen minder goed groeien.
Radicaal plan
Om het tij te keren, bedachten vier prominente bewoners (supermarktondernemer Marco Verbeek, boer Hessel Hiddema, ambtenaar Jan Zijlstra en voorzitter van het dorpsbelang Theo Broersma) in samenwerking met landschapsarchitect Harro de Jong een radicaal plan voor de toekomst van Holwerd: door een gat te maken in de Waddendijk, kan het zoute zeewater weer richting het dorp stromen.
Onderweg levert het weer als vanouds vruchtbaar slib af op de landbouwgronden en tussen het dorp en de zee ontstaat weer een landschap waarin zoet en zilt vloeiend in elkaar overgaan. Langs het water ontstaat nieuwe natuur, met unieke ecosystemen die een trekpleister zijn voor duurzame vormen van toerisme en recreatie. Boeren kunnen een omslag maken naar andere gewassen, die tot hun recht komen op de vruchtbare, zilte grond. Tegelijkertijd verzorgen zij het beheer van de nieuwe natuur rondom het water.
Het dorp zelf komt weer aan het water te liggen en is het kloppend hart van een gebied dat de veranderingen, onzekerheden en vraagstukken van de tijd heeft omarmd als fundament voor een bloeiende toekomst.
Hoewel het plan voor Holwerd aan Zee al twaalf jaar op tafel ligt, van alle kanten wordt geprezen en bewonderd en er al vaak een definitief akkoord binnen handbereik was, bestaat het vooralsnog enkel op papier. Iedere keer dat het eindelijk lijkt te gaan gebeuren, is er wel een instantie, organisatie of belanghebbende die met de hakken in het zand gaat staan. De ene keer is het LTO, een andere keer het ministerie en dan weer de provincie.
Een van de grootste obstakels om te overwinnen, is het wantrouwen bij ambtenaren en bestuurders ten opzichte van de kennis en expertise van ‘gewone mensen’, zei Marco Verbeek, een van de initiatiefnemers, toen ik hem twee jaar geleden bezocht.
Het kan toch niet zo zijn dat vier boeren uit Holwerd, een paar dorpsondernemers en een vent uit Friesland zomaar zo’n groot plan maken? Terwijl juist in het dorp, bij de mensen die er elke dag wonen en werken, die er vergroeid zijn met de grond, kennis en expertise aanwezig is die niemand anders heeft. „Betrokkenen weten wat er speelt, ze hebben zich jarenlang verdiept in het onderwerp en ze hebben draagvlak binnen de gemeenschap”, zegt Verbeek.
Om Holwerd aan Zee te realiseren, zijn er twee doorbraken nodig, zei initiatiefnemer Marco Verbeek tijdens mijn bezoek: een fysieke en een mentale. De eerste is niet zo moeilijk, zei hij. De tweede blijkt het grootste obstakel.
Het verhaal van Holwerd aan Zee staat niet op zich. Het is het verhaal van de dromers, ontwerpers en pioniers die zien hoe we het land zo kunnen aanpassen dat het klaar is voor de toekomst en van de mensen aan de knoppen die (nog) niet durven te geloven dat er een andere werkelijkheid mogelijk is. Er is niets dat deze botsing beter illustreert dan het doorbreken van een dijk, de essentie van ons bestaan als land, een zekerheid waar in ons collectieve bewustzijn simpelweg niet aan te tornen valt.
Laten we ons leiden door doemscenario’s of verleiden door hoopvolle toekomstbeelden?
Wie geeft ons de garantie dat het goed uit zal pakken en het water ons niet zal verzwelgen? Hoe weten we zeker dat we de studies, berekeningen en ontwerpschetsen kunnen vertrouwen? Is het in deze onzekere tijd wel verstandig om te vertrouwen op mensen met een grote verbeeldingskracht, of kunnen we beter vasthouden aan beproefde concepten en processen die we goed kennen?
Oude zekerheden
Deze botsing vormt ook een van de meest ingewikkelde vraagstukken van deze tijd. Onzekerheid maakt angstig en wie angstig is, klampt zich het liefste vast aan oude zekerheden. Terwijl deze tijd juist vraagt om vernieuwing, vooruitgang, experiment en avontuur. We hebben behoefte aan pioniers, denkers en bestuurders die de verbeeldingskracht, de kennis en de moed hebben om het onbekende te verkennen en stapje voor stapje de weg voorwaarts te plaveien.
Waar deze combinatie toe kan leiden, zag ik in Culemborg, de charmante middeleeuwse stad aan de Lek. Op loopafstand van het oude centrum, op de plek waar veertig jaar geleden een maïsveld lag, staat nu een van de meest bijzondere woonwijken van het land, EVA Lanxmeer.
Door een unieke samenwerking tussen de vastberaden pionier en vrijdenker Marleen Kaptein, de gemeente Culemborg, de provincie Gelderland, het waterbedrijf en het energiebedrijf, ontstond hier een volledig duurzame wijk die is ingebed in het oorspronkelijke landschap en waar de natuur tot bloei is gekomen. In plaats van privétuinen zijn er gedeelde tuinen vol picknicktafels en provisorische speeltoestellen, slingerende paden en een appelboomgaard. Er is een energiecoöperatie, een collectief beheerd warmtenet, en aan de overkant van de weg ligt een stadsboerderij.
Als mens met dromen en ambities loop je vaak tegen dichte deuren aan of sla je te pletter tegen betonnen muren maar in het geval van EVA Lanxmeer is volgens Kaptein „alles uit de hemel komen vallen”, zei ze, toen ik haar vorig jaar kort na haar tachtigste verjaardag sprak. „Culemborg heeft zich totaal opengesteld voor de mogelijkheden.”
Het plan waar ze al jaren aan werkte en schaafde, waarin mens en natuur, de fysieke en de sociale omgeving waarin we leven, het landschap en de bebouwing vloeiend in elkaar overgaan, zou nooit zijn uitgevoerd als die ene ambtenaar, die ene wethouder, die ene bestuurder van het waterbedrijf niet had aangedurfd om het anders te doen.
Doemscenario’s
Zijn we bang voor de toekomst of omarmen we de mogelijkheden die de huidige urgentie biedt? Laten we ons leiden door doemscenario’s en wanhoop of durven we het aan om ons te laten verleiden door hoopvolle, optimistische toekomstbeelden? Niet uit naïviteit maar juist uit realisme en noodzaak.
In 2018 publiceerde het College van Rijksadviseurs onder leiding van Rijksbouwmeester Floris Alkemade het Panorama Nederland. Het is een inspirerend verhaal in woord en beeld dat laat zien waar de combinatie van kennis, ambitie en verbeelding ons kan brengen. Landschappen kunnen mooier worden, woonwijken groener, levendiger en gezelliger, plattelandsregio’s vitaler en ecologisch rijker, de economie weerbaar en de samenleving meer verbonden.
Het geslaagde EVA Lanxmeer en het nog ongewisse Holwerd aan Zee zijn slechts twee voorbeelden van die benadering. Op bureaus, in lades, op laptops en in gedachten liggen overal in het land eindeloos veel vergelijkbare plannen klaar om uitgevoerd te worden. Om deze plannen werkelijkheid te laten worden, is collectieve moed nodig en een gedeeld vertrouwen dat we als samenleving in staat zijn om de toekomst van Nederland op onze eigen manier vorm te geven.
Lees ook
Eindeloos in gevecht met modder om de vaargeul naar Ameland open te houden
In Moskou vergelijkt men de Verenigde Staten van nu met de Sovjet-Unie in 1989, vertelde de verbannen Russische journalist Michaïl Zygar laatst op CNN. Het tijdperk van de VS als hegemoniale macht en beschermheer van de ‘vrije wereld’ zou, zo meent men in Rusland, ten einde komen, omdat er sprake is van één eenvoudige overeenkomst met de USSR: ook in dat land geloofden de mensen niet meer in de officiële ideologie. Ze waren cynisch geworden. Het resultaat was de ineenstorting van het systeem.
Zijn we momenteel inderdaad getuige van de ineenstorting van het Westen? En zo ja, wat betekent dit dan? Het einde van een trans-Atlantisch strategisch partnerschap en de culturele neveneffecten daarvan? Of een veel omvangrijkere systemische ineenstorting? Kortom: wat is hier werkelijk aan het kapotgaan?
Aan deze kant van de Atlantische Oceaan wordt het politieke landschap gekenmerkt door een versterking van radicale antidemocratische, neofascistische krachten; door onliberale democratieën en autoritaire, racistische, antimoderne partijen; maar ook door polarisatie, pessimisme en ja, cynisme ten opzichte van het heersende systeem waarvan grote delen van de Europese bevolking vinden dat het hen niet langer vertegenwoordigt.
Daar komt een waaier aan andere problemen bij. Van online radicalisering tot virulente vrouwenhaat; van afnemend respect voor leraren, medisch personeel en andere ambtenaren tot de proliferatie van complotdenken; van afbrokkelende sociale cohesie tot opiniebubbels. De sociale lijm in de Europese samenlevingen laat los.
Wat betekent dit allemaal?
Geen overwinning
De westerse naoorlogse democratieën zijn een groot sociaal experiment zonder historisch precedent. Wat ze hebben gerealiseerd, althans voor sommige mensen en op sommige plaatsen, zijn simpelweg de centrale eisen van de Verlichting: dat alle mensen, althans die in een geografisch gedeelde ruimte, dezelfde kansen, waarde en waardigheid moeten krijgen.
Deze ontwikkeling vond plaats tegen de achtergrond van de systeemconcurrentie tussen het kapitalistische Westen en de communistische Sovjet-Unie. Dat de USSR uiteindelijk instortte, werd in het Westen gezien als een historische overwinning van superieure waarden.
Alleen wás het geen overwinning. De triomftocht van de vrije markt en liberale democratieën kwam tot stilstand. China bewees dat kapitalisme perfect mogelijk is zonder democratie. Irak kon niet met bombardementen overgehaald worden om een westers politiek systeem te accepteren. Delen van Europa zijn de sociale verworvenheden van de afgelopen decennia gaan afwijzen, terwijl ze het concept van de illiberale democratie uitwerkten – of zelfs dat van de regelrechte dictatuur. Zelfs in de VS is de democratie nu op haar retour.
Het gevolg is dat de houding ten opzichte van de democratie in veel westerse landen drastisch is veranderd. Jongeren verkiezen het idee van een sterke leider boven dat van een rommelige democratie. Democratische instellingen worden in diskrediet gebracht, gewantrouwd en niet langer financieel gesteund. De media worden aangevallen, net als de rechtbanken, de universiteiten en de parlementen. Populisten vieren historische overwinningen door de ‘echte, normale’ mensen op te zetten tegen de wortelloze kosmopolitische elites en parasitaire migrantenhordes.
Overmoed liberale elites
Het is een ironische ontwikkeling. Aan het einde van de twintigste eeuw was immers het ‘einde van de geschiedenis’ afgekondigd: er was zogenaamd geen alternatief voor een liberale orde.
Maar de overwinning van het liberalisme plantte tegelijk het zaadje van zijn ondergang. Hubris, het overdreven geloof in je eigen deugden. Westerse samenlevingen accepteerden hun historische geluk als een teken van hun morele superioriteit, en hun economische succes als een logisch gevolg van hun superieure principes en praktijken.
Die overmoed verblindde de liberale elites voor dramatische verschuivingen in hun samenlevingen. Globalisering betekende niet alleen een vlucht van zware industrieën uit Europese landen, maar creëerde ook een nieuwe politieke situatie. De arbeidersbeweging verschrompelde, links verlegde zijn aandacht naar identiteitspolitiek, vooral interessant voor liberale, overwegend academisch geschoolde stadsbewoners.
De traditionele linkse kiezers kwamen tot de – terechte – conclusie dat het heersende systeem hun belangen niet meer diende. Niemand lijdt honger, maar de tijd van sociale mobiliteit is voorbij en daarmee ook de hoop op een betere toekomst. 70 procent van de mensen in Europa en de VS gelooft tegenwoordig dat hun kinderen het slechter zullen krijgen.
De liberale overwinning was in belangrijke mate ook een overwinning van de elites: mensen die doorgaans hoogopgeleid zijn, goedbetaalde banen hebben, langer leven en meer macht bezitten, omdat ze nogal eens in de politiek zitten, bedrijven leiden, lesgeven aan de universiteit of in de media werken. Hun waarden zijn gevormd door de revolutie van 1968, waarin universitair geschoolde stedelingen streden voor een nieuwe manier van denken over seks, genderrollen, politieke macht, kolonialisme, religie, rechten van minderheden en ras. Die waarden werden leidend in het (academisch) onderwijs, de media en de wet.
Zo creëerde ‘1968’ volgens sociale wetenschappers als Pippa Norris een kloof in het westerse culturele landschap. Een kloof tussen hoge en lage cultuur. En tussen hoge en lage meningen. De liberale elites creëerden niet alleen een cultuur met een radicaal nieuwe esthetiek, maar beschouwden deze ook als de enige moreel legitieme vorm van expressie.
Mensen die niet de wereld over reisden, niet zo goed opgeleid waren, veelal op het platteland woonden; die net zoals hun ouders dachten dat kunst mooi moest zijn, patriottisme positief was en mannen mannen waren en vrouwen vrouwen, werden plotseling als reactionair en zelfs achterlijk beschouwd. Maar stelselmatige vernedering van een bepaalde maatschappelijke groep is een gevaarlijke ontwikkeling, die op een gegeven moment tot een uitbarsting zal leiden.
Beperkt clubje winnaars
Naast deze ideologische breuk ontstond een economische scheiding. Vanaf de jaren tachtig begon de stijging van de lonen ver achter te blijven bij die van de productiviteit. Een steeds groter deel van de winst belandde in een krimpend aantal zakken.
Dankzij globalisering werden consumptiegoederen veel goedkoper, waardoor de materiële rijkdom van miljoenen toenam. Maar het clubje van échte winnaars – in macht en vermogen – was intussen heel beperkt. Deze mensen wonnen op grootse wijze. Een nieuwe kaste van techmiljardairs heeft zich ontpopt als een belangrijke politieke speler, nauwelijks geremd door de wetten van traditionele democratieën.
Die democratieën zouden wel eens om zeep geholpen kunnen worden door de grote techkapitalisten. Zij wenden al hun macht aan om het perfecte surveillancekapitalisme te creëren – zij het met een democratische façade. Een paar mensen en bedrijven zullen de belangrijkste technologieën, patenten en algoritmen bezitten, terwijl een kleine klasse van hofnarren, creatievelingen en technici het verhaal van hun heerschappij schrijft en verspreidt en onderwijl de digitale raderen draaiende houdt. De overgrote meerderheid van de mensen zal het zwijgen worden opgelegd door middel van entertainment, hoogbewerkt voedsel en een bombardement van content dat de zintuigen overweldigt – en tegelijk in een toestand van onwetendheid, woede en latente angst worden gehouden.
Nee, dit is geen paranoïde speculatie. De helft van het werk in de richting van autoritaire heerschappij is al gedaan. Niet alleen in de VS, maar ook in sommige Europese landen.
Technofeodalisme
Was de democratie slechts de politieke uitdrukking van het industriële tijdperk? Misschien was al dat gepraat over mensenrechten leuk, maar hoorde het gewoon bij het tijdperk van het fossiele kapitalisme, als vijgenblad van liberale elites die zichzelf volpropten terwijl ze moreel het hoogste woord voerden. En zal het tijdperk van het ‘technofeodalisme’ (zoals de altijd vermakelijke Yanis Varoufakis het noemt) zijn eigen politieke vorm voortbrengen – zijn eigen vorm van het toewijzen van macht en het uitoefenen van controle die simpelweg niet mogelijk was met eerdere technologieën? Dat lijkt geen denkbeeldig scenario, de snelle technologische veranderingen gooien de manier overhoop waarop wij ons verhouden met de wereld, tot elkaar en met onszelf. Deze veranderingen voltrekken zich sneller dan samenlevingen ze kunnen opnemen in hun gewoonten, hun sociale rituelen en uitdrukkingen – laat staan in hun wetten.
Is dit het einde van het Westen? De scheiding van de VS markeert ongetwijfeld het einde van een tijdperk. Maar de ineenstorting van het liberale project is niet het werk van een Amerikaanse president, de aandelenmarkt of een elitaire neoliberale kliek. Het gebeurde – en gebeurt nog steeds – namelijk thuis, in onze hoofden. Het is de manier waarop we ons zijn gaan afkeren van een driehonderd jaar durend project. Om met Hemingway te spreken: geleidelijk, en toen plotseling.
Als dit de instorting van het Westen is, dan werd die al in 1964 voorzien door de Duitse rechtsgeleerde Ernst Wolfgang Böckenförde. Hij schreef: „De liberale, seculiere staat berust op voorwaarden die hij zelf niet kan garanderen”.
Deze zin is de sleutel tot het begrijpen van het verval van de volwassen democratie in tijden van rijkdom en vrede. Het is niet het systeem dat ophield te functioneren, maar een wegvallend geloof in de principes die ervoor zorgen dat het systeem werkt, waaronder een minimum aan wederzijds vertrouwen dat iedereen zich aan de regels houdt.
Een democratische, op rechten gebaseerde orde en haar rechtssystemen zijn in feite een verzameling regels om het spel van het maatschappelijke leven te spelen. En ieder spel is afhankelijk van het respect van de spelers voor deze regels en voor elkaar, en een minimum aan vertrouwen dat de anderen zich ook aan de regels zullen houden, bijvoorbeeld door hun macht op te geven na een afgesproken periode. Het doel is om over meningsverschillen en belangen te onderhandelen in een publieke arena en door middel van een collectief ritueel. Dat zal alleen zonder bloedvergieten verlopen als beide partijen de geschreven en ongeschreven regels naleven.
Spelregels
Als één groep spelers zich voortdurend uitgebuit en vernederd voelt door deze regels en hun beschermheren, zullen ze weigeren te spelen, of ze zullen dobbelstenen meenemen naar een schaakspel en messen naar een voetbalwedstrijd. Ze zullen zich tot de disruptor wenden die het spel zelf kan vernietigen en belooft hen tot eeuwige kampioenen te maken.
Niet alleen zijn de spelregels de afgelopen decennia enorm veranderd als het gaat om burgerrechten, gelijkheid en gender, maar ook als het gaat om het machtsspel zelf. De houding die mensen aannemen ten opzichte van de regels, is niet meer zoals die generaties lang geweest is. Mensen groeiden toen op in min of meer onrechtvaardige en onderdrukkende, maar óók stabiele machtsstructuren.
Over deze overgang van traditionele maatschappelijke hiërarchieën naar de meer egalitaire, fluïde samenlevingen van onze geglobaliseerde wereld, heeft de politicoloog Olivier Roy iets cruciaals opgemerkt. Totdat in de jaren 2000 de globalisering, digitalisering, het internet en wereldwijde mobiliteit de wereld op zijn kop zetten, waren maatschappelijke verhoudingen en waarden meestal gecodeerd in impliciete culturele kennis. In onze getransformeerde wereld wordt die impliciete kennis vervangen door woekerende regelgeving en eindeloze nieuwe wetten, allemaal om een wereld te beheersen die niet langer wordt geregeerd door een collectief ‘zo hoort het!’. Vanuit een wereld gebaseerd op een van culturele vooroordelen en praktijken doordrenkt geweten, lijken we rechtstreeks de wereld te hebben betreden van video-observatie en gezichtsherkenningsalgoritmen.
Dit lijkt mij de kern van de ineenstorting van het Westen. Net als in de stervende Sovjet-Unie hebben veel mensen hun geloof in de heersende ideologie verloren en zijn cynisch geworden. In het geval van het Westen is de heersende ideologie een op rechten gebaseerde liberale democratie en, dieper nog, de Verlichting.
Tijdelijk respijt
Deze poging grote, complexe samenlevingen te besturen op basis van de premissen van individuele gelijkheid en vrijheid, met regelmatige, eerlijke en vrije verkiezingen als belangrijkste instrument, is een betrekkelijk recent experiment met een open einde. Het vereist voorwaarden die het zelf niet kan garanderen: een minimum aan sociaal vertrouwen, respect en beschaving. Maar wie durft vandaag nog te zeggen wat beschaving is?
Een dramatische verschuiving in de wereldeconomie heeft de uitgangspunten van dit experiment veranderd. Wat een historische overwinning leek, is een tijdelijk respijt gebleken. Liberale, stedelijke elites hebben een rol gespeeld in dit proces door niet te anticiperen op het verzet dat hun dominantie zou uitlokken en door op te houden kritisch te staan tegenover hun eigen overtuigingen en waarheden.
De vraag is nu of het resultaat een onvermijdelijk afglijden is naar surveillance- en datagestuurde autocratieën. Of kunnen de principes van de Verlichting het tijdperk van fossiel, industrieel kapitalisme overstijgen? Heeft het idee van sociale rechtvaardigheid dan toch genoeg kracht om een beweging van radicale democratische hervormingen te dragen?
De geschiedenis van Europa heeft ons geleerd wat de kosten zijn van haat, tribalisme en geweld – en hoe belangrijk het is om een op feiten gebaseerd gedeeld verhaal over vrijheid, solidariteit, gelijkheid en democratie te hebben. In zijn realisatie en veelvuldig misbruik is het een onvolmaakt verhaal. Maar het is het enige dat ons scheidt van barbarij.
Moskou is weer een monument rijker, maar niet een waar iedereen gelukkig van wordt. Vorige week werd op het metrostation Taganka, gelegen aan de Moskouse ringlijn, een beeld onthuld ter ere van de beruchte Sovjet-dictator Jozef Stalin. Het enorme witstenen reliëf betreft een replica van het beeld ‘Dankbaarheid van het volk aan de Leider-Commandant’, dat in de jaren vijftig op dezelfde plek stond. In het midden van de compositie staat de figuur van Stalin, omringd door dankbare mannen en vrouwen met bloemen. Boven zijn hoofd prijkt een afbeelding van Lenin.
Volgens een verklaring van het Moskouse metrobedrijf is het monument een cadeau aan de inwoners van de stad, ter ere van het negentigjarig bestaan van de metro. Tijdens de destaliniseringscampagne vanaf de jaren zestig werden Stalin-afbeeldingen juist uit de openbare ruimte verwijderd. Maar de tachtigste herdenking van de Tweede Wereldoorlog, deze maand, leek de autoriteiten een goed moment om Stalin terug op zijn plek te zetten.
Moskovieten trokken afgelopen dagen massaal de metro in om het beeld te fotograferen. Voorstanders zeiden blij te zijn met het standbeeld en roemden Stalin tegenover journalisten als een „groot leider”, die „veel voor Rusland” heeft gedaan. „Geweldig, laten mensen zich maar herinneren wie hij was en waar hij voor stond”, zei een Moskoviet in een reportage van het kritische nieuwskanaal Sota. Op de vraag of hij het een goed idee zou vinden als ergens in de metro ook een beeld van een van de miljoenen slachtoffers van het Stalin-regime zou worden geplaatst, reageerde de man gepikeerd. „Flikker op. Lees de geschiedenis!” Anderen haalden hun schouders op, of zijn allang blij dat er ‘iets moois’ is verschenen.
Maar het ongevraagde cadeau valt lang niet bij iedereen in goede aarde. Al de volgende dag hadden boze activisten A4’tjes met citaten en foto’s van president Vladimir Poetin en oud-president Dmitri Medvedev aan het monument opgehangen. In vroeger jaren herinnerde Poetin in toespraken nog weleens aan de massale repressie tegen de burgerbevolking onder Stalins regime. „Is het ministerie van Transport het eens met Vladimir Poetin?”, luidde het onderschrift van de activisten.
Jarenlang gold de bloedige erfenis van de in 1953 gestorven Stalin als een explosief onderwerp, waar politici hun vingers liever niet aan brandden. Maar sinds de invasie van Oekraïne wordt de strijd tegen nazi-Duitsland in de propaganda op één lijn gesteld met de oorlog tegen het Oekraïense „nazi-regime”. In bepaalde kringen is Stalin weer helemaal bon-ton en zijn beeltenis verschijnt weer vaker in het straatbeeld. Eind april tekende Poetin bovendien een decreet, waarmee hij de luchthaven van Wolgograd omdoopte tot ‘Stalingrad International Airport’.
‘Prutswerk’
Tegen de stroom in was er afgelopen week ook vanuit de Russische kunstwereld felle kritiek op het beeld. „Prutswerk” en „clickbait”, zo luidde het oordeel van Jelizaveta Lichatsjova, voormalig directeur van het beroemde Moskouse Poesjkin-museum. „Dit is plastic rotzooi, gemaakt met een 3D-printer. Het is lomp beschilderd, zodat het lijkt op geglazuurd porselein. Dit is geen kunst. Dit is een pr-stunt. Een primitieve poging om de ‘patriottische hype’ mee te pakken”, schreef Lichatsjova op Facebook.
Zij kreeg bijval van kunstkenners en historici, onder wie Jan Ratsjinski van de in Rusland in 2023 door Poetin verboden organisatie Memorial, die de herinnering aan de Stalin-repressie levend houdt. „De werkelijke doelen van deze ‘metrostalinisten’ kon niet beter in woorden worden gevat”, schreef hij. Toch lijkt het niet waarschijnlijk dat er nog veel protest zal klinken. Twee activisten van de protestactie zijn inmiddels aangehouden. Hun wacht een boete.
Kijk in Nederland om je heen en je ziet: de problemen stapelen zich op. We kampen met oorlogen, handelsconflicten, vergrijzing en migratie. De digitale ontwikkelingen, zoals AI en robotisering, gaan sneller dan we kunnen bijbenen. De klimaatverandering wordt voelbaarder. De natuur gaat achteruit. Het merendeel van de Nederlanders vreest voor de toekomst. Nederland is vastgelopen.
Doormodderen is geen optie. We moeten de problemen aanpakken, met een plan voor de lange termijn. Samen met een groep experts hebben we daarom de Denktank Nederland 2040 opgericht. De afgelopen tweeënhalf jaar hebben we, met hulp van vele honderden mensen, een aantrekkelijk, realistisch en samenhangend toekomstbeeld geschetst van Nederland in 2040. We laten zien dat het kán, met dit plan.
Daarbij staat één ding als een paal boven water: Nederland moet eenvoudiger. Dat ons land nu op slot zit, hebben we zelf veroorzaakt. Want ja, we proberen hier alles goed te regelen. En we vinden het belangrijk dat iedereen zich ook aan de regels houdt. En terecht. Tegelijkertijd is het zonneklaar dat we zijn doorgeslagen in onze regel- en beleidslust.
Verantwoordingslast
Vol goede bedoelingen is de samenleving de afgelopen decennia bedolven onder verordeningen, wetten, regels en beleid. Het aantal beleidsmakers, toezichthouders, inspecteurs, controleurs, kwaliteitsmanagers en compliance officers is geëxplodeerd.
Het eerste gevolg hiervan is dat burgers, bedrijven, lagere overheden, uitvoeringsorganisaties, zorginstellingen en scholen zuchten onder een juk van regeldruk en verantwoordingslast. Een juk dat de samenleving niet alleen jaarlijks honderden miljoenen schaarse mensuren en vele miljarden euro’s kost, maar dat ook fnuikend is voor het werkplezier van professionals, voor het ondernemerschap en voor het particulier initiatief.
Een vergunning krijgen? Een pgb? Het is allemaal sleuren door de stroop
Een juk dat ieder tempo uit onze economie heeft geslagen. Een vergunning krijgen? Een pgb? Een zakelijke rekening? Financiering voor een nieuw project? Verantwoording afleggen voor een subsidie? Het is allemaal sleuren door de stroop.
Ten tweede heeft de regel- en beleidslust ertoe geleid dat onze instituties onbegrijpelijk ingewikkeld zijn geworden. Wie weet er nog de weg in het woud aan belastingen, toeslagen, uitkeringen en gemeentelijke regelingen? Welke bestuurder kan nog uit de voeten in de chaos van regio-indelingen en samenwerkingsverbanden? Welke kwetsbare Nederlander kan wijs worden uit het versplinterende en voortdurend veranderende aanbod in het sociaal domein? De complexiteit van de institutionele omgeving maakt dat burgers hun eigen overheden niet meer kunnen begrijpen. Veel mensen hebben hierdoor het gevoel niet eerlijk behandeld te worden en zijn hun vertrouwen kwijt.
Ten derde maakt de doorgeschoten complexiteit van regels en beleid het onmogelijk om snel noodzakelijke veranderingen door te voeren. Denk maar weer aan ons verouderde belastingstelsel, of aan de regels rondom ziekte en arbeidsongeschiktheid. Met onze regeldrift hebben we de wendbaarheid van ons land ernstig aangetast. Terwijl juist adaptiviteit nu zo noodzakelijk is voor onze weerbaarheid en ons concurrentievermogen.
Kettingzagen
Nederland snakt naar eenvoud en ademruimte. Moeten we daarom stoer met kettingzagen gaan zwaaien en ons zorgvuldig opgebouwde rechtssysteem opblazen? Natuurlijk niet. Het hele woud aan regels, verantwoording en institutionele complexiteit hebben we in tientallen jaren opgebouwd. Het zal ook jaren vergen om het weer te ontmantelen.
We pleiten daarom voor een breed en meerjarig Deltaprogramma dat we De Grote Vereenvoudiging hebben genoemd. De Grote Vereenvoudiging moet weer ruimte maken voor burgers, bedrijven, uitvoerders en initiatieven uit de samenleving en het moet de overheid en de publieke dienstverlening weer begrijpelijk maken.
Ons plan bestaat uit drie delen: 1. sociale zekerheid en belastingen, 2. relatie burger-overheid en 3. ontregel Nederland.
1. Vereenvoudiging van de sociale zekerheid en de belastingen. We voeren een nieuw belastingstelsel in, er komt een garantie-inkomen dat de toeslagen en de bijstand vervangt en we zorgen voor kinderopvang op school.
2. Een begrijpelijke overheid voor burgers en bedrijven. We pleiten in ons toekomstbeeld voor versterking van rechtsbescherming van burgers, door investeringen in buurtrechters en betere toegang tot sociale advocatuur. Er is betere communicatie met burgers nodig. Een herontwerp van het sociaal domein laat een goed toegankelijke basisinfrastructuur ontstaan, met voor iedereen overal in Nederland een school, een buurthuis, een bibliotheek, een werkcentrum en een gezondheidscentrum in de buurt: simpel, herkenbaar en door het hele land met dezelfde namen en vormgeving.
3. Ontregel Nederland is het echte ontregelprogramma. Hier draait het om het schrappen van overbodige regels en beleid, en de omslag naar een kleinere overheid die meer ruimte laat aan de samenleving en aan uitvoerders.
Weer ademruimte
Op alle bestuursniveaus gaan Kafka-teams regels en beleid filteren op noodzaak, werkzaamheid en uitvoerbaarheid. Voldoen regels niet? Dan moeten ze weg. Zo gaan we duizenden onnodige regels schrappen in sectoren als de zorg, het onderwijs, de bouw, het sociaal domein en in de financiële sector.
We laten met de denktank ook zien hoe overheden beter beleid kunnen maken, met meer aandacht voor uitvoerbaarheid, het vermogen van burgers om zelf iets te doen en de impact van beleid op toekomstige generaties. Beter beleid betekent ook minder wetgeving, minder details en een einde aan de stapeling van regels.
Als we nu inzetten op De Grote Vereenvoudiging dan hebben we in 2040 de verantwoordingslast bij uitvoerende partijen, zo schatten we in, met 90 procent teruggebracht. De administratieve druk op zorgprofessionals is dan eindelijk écht gehalveerd. We hebben 20 procent minder beleidsambtenaren en sterk afgeslankte inspecties en toezichthouders. En we besparen ieder jaar vele miljarden euro’s.
Het belangrijkste is dat Nederland dan weer ademruimte heeft. Dat ambtenaren en professionals verlost zijn van het bureaucratisch juk. Dat burgers en ondernemers weer vooruit kunnen en dat Nederland weer wendbaar en slagvaardig is.
De Grote Vereenvoudiging klinkt misschien als een droom, maar met overtuigend politiek leiderschap kunnen we dit de komende vijftien jaar voor elkaar krijgen.
Met het overlijden van oud-VVD-leider Hans Wiegel is weer een klassiek politiek icoon verdwenen. Recent overleed ook Frits Bolkestein. Beiden al decennia uit de politiek, maar door niemand vergeten. Het lijstje onvergetelijke Nederlandse politici is natuurlijk langer: Joop den Uyl, Ruud Lubbers en Neelie Kroes horen erbij, en heden ten dage Mark Rutte en Geert Wilders. Internationaal zullen Margaret Thatcher, John F. Kennedy en Barack Obama nooit vergeten worden.
Hoe anders is dat voor politici die na hen kwamen. Die zijn we al vergeten lang voordat ze zijn overleden of uit de politiek uitgetreden zijn. Wie kent nog alle ministers van Rutte II? Dat vergeten geldt overigens ook voor politieke thema’s. Wie weet er nu nog hoe hard er ooit politiek gestreden is over het ‘reiskostenforfait’ (1989)? Kunnen we ons over twintig jaar nog de jarenlange politieke ellende over stikstof herinneren, die sinds 2019 zo genoemd wordt? Ik vraag het me af.
Dat de meeste politici van nu minder ‘onvergetelijk’ lijken dan veertig jaar geleden, heeft ook met de politieke cultuur te maken. De huidige politici zijn veel vaker carrièrepolitici, die een paar jaar politicus zijn en hun loopbaan dan elders weer voortzetten. Dat zijn leiders van een ander slag, meer manager, minder ideologisch gedreven.
Ideologisch stond er in de tijd van Wiegel ook meer op het spel. Daardoor was het debat harder maar ook met meer humor, soms ook met meer sarcasme. Maar ook altijd met de nodige flair. We kennen allemaal Wiegels uitspraak „Sinterklaas bestaat, daar zit ‘ie’” tegen Joop den Uyl of „Ik zou het vlees dat je zozeer wilt snijden, eerst koken voordat je het opdient”.
Wiegel heeft de VVD naar het volk gebracht, heet het. Daar kan ik persoonlijk over meepraten. In de vroege jaren 2000 rookte ik, onbeduidend meisje, eens een sigaartje met hem bij een ontmoeting na afloop van een reeks bijeenkomsten over leiderschap waar hij spreker was, op de Zuidas in Amsterdam.
We bespraken uitgebreid de toestand van Nederland na de dood van Pim Fortuyn en dat de leiders van dat moment allemaal ‘watjes’ waren. Achteraf hadden we gelijk. Ad Melkert en Hans Dijkstal herinneren we ons nog hooguit vaag.
Ergens is dat vergeten natuurlijk helemaal niet erg. Het geeft ons de ruimte om nieuwe wegen in te slaan. Zolang politici als Wiegel en Bolkestein nog leefden, dacht iedere VVD-politicus toch bewust of onbewust: wat zou Hans of Frits hier eigenlijk van vinden? Dat is nu weg.
Lubbers, Den Uyl en Wiegel waren mensen die impact wilden maken. Mensen met een purpose, zou je in modern jargon kunnen zeggen. Hun leven had een drive die groter was dan zijzelf, waardoor ze tot grote hoogten konden stijgen.
Ook wij burgers worstelen met de vraag hoe we betekenisvol kunnen leven. Aan mijn headhunterstafel tref ik geregeld (jonge) bestuurders die voor een purpose willen gaan, passend bij hun persoonlijke waarden en daarbinnen doelgericht willen werken en leven.
Het verschil is soms wel, merk ik, dat ze die purpose helemaal zelf willen ontwerpen, er diep over nadenken. Dat is natuurlijk prima, maar ik vraag me soms wel af hoe intrinsiek die gedrevenheid dan is. Ik geloof niet dat de 25-jarige Wiegel toen hij Kamerlid werd, erg diep over zijn purpose had nagedacht. Die was er gewoon, en is soms moeilijk uit te leggen.
Droog en zonnig. Dat is het weerbeeld in grote delen van Nederland sinds februari van dit jaar. Deze aanhoudende droogte heeft serieuze maatschappelijke gevolgen. Zo waarschuwden verschillende adviesraden al voor drinkwatertekorten. Droogte vergroot ook de kans op andere problemen. Denk aan natuurbranden, dalend grondwaterpeil en oogsten die mislukken.
Klimaatverandering heeft verschillende gezichten. Behalve met droogte krijgen we ook steeds vaker, langer en heviger te maken met hitte en neerslag. Bovendien blijft de zeespiegel stijgen. Deze gevolgen vergroten de kans op extreme hitte, een natuurbrand of een overstroming, Maar ook op sluipende calamiteiten zoals funderingsschade die ontstaat door bodemverdroging.
Vooral op het terrein van waterveiligheid kent Nederland een traditie van daadkracht die overal in de wereld navolging krijgt. Met allerlei technische maatregelen – zoals dijken, keringen en gemalen – lukt het ons om het water buiten de deur te houden. De meeste Nederlanders geloven dat ze droge voeten blijven houden. In dit opzicht is het vertrouwen in de Nederlandse overheid groot.
Klimaatgebeurtenissen
Helaas kunnen de veelal op techniek gebaseerde adaptatiemaatregelen alléén nooit voldoende bescherming bieden. De snelheid, onvoorspelbaarheid en intensiteit van klimaatgebeurtenissen is groot. Het risico op schade en slachtoffers neemt toe. Bovendien kan de focus op waterveiligheid de aandacht wegtrekken van bijvoorbeeld de gevolgen van droogte en hitte.
Het besef groeit dat klimaatverandering ook sporen zal trekken in de samenleving. Extreem weer heeft immers evenzeer effect op hoe mensen met elkaar samenleven. Daar komt bij dat sommigen kwetsbaarder zijn voor klimaatverandering dan anderen. „De armste wijk is de warmste wijk”, heet het in de media. Hitte is vooral voor bewoners van arme wijken een probleem en veel minder voor degenen die in rijkere, vaak lommerrijke buurten wonen. Deze verschillen in kwetsbaarheid en herstelvermogen werken door in de samenhang binnen de samenleving.
Lees ook
Je bent in Dordrecht niet onveiliger dan waar ook in Nederland. Maar hier weten ze wél wat ze moeten doen als het misgaat’
Daarom is het belangrijk dat de overheden – van gemeente tot rijk, en van provincie tot waterschap – meer en beter rekening houden met de sociale gevolgen van klimaatverandering en adaptatiebeleid. Dit beargumenteren wij in het nieuwe rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Mens en klimaat. De kracht van sociale infrastructuur bij adaptatie. Meer in het bijzonder pleiten we ervoor om bij adaptatiebeleid ook rekening te houden met sociale factoren zoals perceptie van dreigingen, sociale cohesie en sociaal-economische positie.
Uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat sociale omstandigheden een belangrijke voorspeller zijn voor de ernst waarmee mensen door rampen geraakt worden. Huishoudens met minder financiële middelen worden bijvoorbeeld gemiddeld vaker en harder geraakt door klimaatverandering. Hun uitgangspositie is simpelweg slechter. Ze wonen vaker in een versteende omgeving met weinig groen en hebben weinig middelen voor beschermende maatregelen. Ook herstellen zij langzamer, bijvoorbeeld omdat ze geen geld hebben om de woning te repareren.
Gemeenschapszin blijkt bij gevaarlijk weer bescherming te bieden aan kwetsbare mensen. Die boodschap klinkt helder uit het boek Heat Wave van de Amerikaanse socioloog Erik Klinenberg over de hittegolf van 1995 in Chicago. Meer dan zevenhonderd mensen stierven toen door hittestress. Klinenberg vergelijkt de omgang met extreme hitte in twee arme wijken. In de ene wijk waren sociale voorzieningen als buurtwinkels en kerken verdwenen; in de andere wijk bestonden ze nog. Het verschil tussen de wijken was groot. In de wijk met sociale voorzieningen hadden bewoners meer contact met elkaar. Ze hielden een oogje in het zeil en wisten wie mogelijk extra hulp nodig had. Hier bleef de oversterfte dan ook beperkt. In de andere wijk verdwenen de voorzieningen, en daarmee verdween ook de onderlinge verbondenheid. Daardoor overleden mensen vaker onopgemerkt en alleen.
Mensen die geïsoleerd leven zijn vaker slachtoffer en krabbelen langzamer op na een ramp
Klinenbergs onderzoek toont aan dat sociale samenhang een krachtig wapen is: het verlaagt de drempel om hulp te vragen of aan te bieden, juist wanneer het er écht toe doet. Vergelijkbare analyses over orkaan Katrina (New Orleans, 2005) en de gevolgen van de Europese hittegolf in Parijs (2003) laten eveneens zien dat gemeenschapszin verschil maakt. Mensen die geïsoleerd leven zijn vaker slachtoffer en krabbelen langzamer op na een ramp.
De genoemde voorbeelden brengen een confronterende werkelijkheid in beeld: het veronachtzamen van sociale factoren heeft verstrekkende consequenties voor de samenleving. Als kwetsbare groepen harder geraakt worden en schadelasten niet kunnen opbrengen, dan heeft dat gevolgen voor de manier waarop ze tegen zichzelf, de overheid en anderen aankijken. Mensen kunnen tegenover elkaar komen te staan, hun vertrouwen in de overheid brokkelt af en sociaaleconomische verschillen worden groter.
Herstelkosten
Terug naar de droogte van vandaag. Wat zijn de sociale gevolgen van langdurige droogte? Een voorbeeld uit velen. Droogte leidt tot lage grondwaterstanden en bodemdaling. Vooral bij wat oudere huizen, gebouwd op houten palen en zachte grond, ontstaat daardoor funderingsschade. De oorzaak van verzakking ligt niet bij de huizenbezitters, maar zij draaien wel op voor de lasten. Herstelkosten kunnen oplopen tot een ton. Voor sommige huishoudens is een dergelijke investering haalbaar, voor andere een onoverkomelijke drempel. Dat kan betekenen dat een huishouden zonder financiële reserves de woning moet verkopen – waarschijnlijk met verlies.
Meldingen over funderingsschade nemen toe. Berekeningen van de Raad voor leefomgeving en infrastructuur laten zien dat in 2035 mogelijk vierhonderdduizend gebouwen te kampen hebben met funderingsproblematiek. Hoe we in Nederland met dit probleem omgaan, is nog niet uitgekristalliseerd. Duidelijk is dat we in ieder geval ook aandacht zullen moeten hebben voor sociale factoren.
Rekening houden met sociale factoren bij adaptatiebeleid vergroot maatschappelijke veerkracht en klimaatbestendigheid. Het vermindert klimaatkwetsbaarheid van bepaalde groepen, omdat zij beter in staat zijn te doen wat ze moeten doen. Bovendien helpt het ook tegen grotere verschillen in de samenleving en tegen afnemend vertrouwen in elkaar en de overheid.
Ter bevordering van die maatschappelijke veerkracht adviseert de WRR om te investeren in sociale infrastructuur. Denk hierbij aan de fysieke plekken waar mensen elkaar tegen komen en elkaar leren kennen, waar ze betrouwbare informatie vandaan kunnen halen, of waar maatschappelijke initiatieven zich kunnen ontplooien. Hierdoor kan vertrouwen groeien en in het kielzog daarvan ook de gemeenschapszin.
Ze bieden bovendien een aangrijpingspunt voor hulpverlening op het moment van nood. Denk aan watertappunten als de drinkwatervoorziening onverhoopt stokt in een wijk, aan afkoelplekken voor buurtbewoners bij een hittegolf of een droge plek tijdens wateroverlast. Dergelijke plekken – van bibliotheek tot school, en van clubhuis tot speelveld – zijn er al veel, maar nog niet overal.
Het betrekken van sociale factoren bij klimaatadaptatie gebeurt niet van de ene dag op de andere
Het WRR-advies sluit aan bij de recente toezegging van minister Van Weel (Justitie en Veiligheid, VVD) om miljoenen uit te trekken voor noodsteunpunten in elke buurt om de weerbaarheid te vergroten. Essentieel hierbij is wel dat deze punten ook in alledaagse situaties goed functioneren en niet alleen in tijden van nood. Immers: dan kunnen bewoners terugvallen op het netwerk dat ze door de jaren heen hebben opgebouwd. Belangrijk is dus dat deze plekken aantrekkelijk zijn, zodat mensen er graag komen en terug blijven keren.
Het betrekken van sociale factoren bij klimaatadaptatie gebeurt niet van de één op de andere dag. Het is essentieel dat er begrip is voor enerzijds het domein van ingenieurs en anderzijds dat van deskundigen op sociologisch vlak. Nederland kent een prachtige kennisbasis en geniet veel vertrouwen op het vlak van waterveiligheid. De focus op beschermingsmaatregelen op het gebied van water blijft onverminderd belangrijk, maar moet verbreed worden. Benut daarom deze sterke uitgangspositie om in klimaatadaptatie ook de brug te slaan naar de sociale impact van extreem weer.
Stel: een gezin in de bijstand dat niet rondkomt, klopt aan bij de gemeente. Een maandelijkse bijdrage van 150 euro zou al veel verschil maken. Maar zomaar geld geven? Dat mag niet. En wat als de gemeente de gemeentelijke belastingen wil kwijtschelden voor alle gezinnen in de bijstand? Helaas. Sommige mensen in de bijstand zijn daar te ‘rijk’ voor.
Het overkoepelende probleem bij deze voorbeelden, is dat gemeenten geen ‘inkomensbeleid’ mogen voeren. Alleen de rijksoverheid mag dat. Gemeenten mogen alleen ‘armoedebeleid’ maken. Maar probeer maar eens iemand te vinden die kan uitleggen wat het verschil is – het is onduidelijk waar armoedebeleid precies overgaat in inkomensbeleid.
Na aandringen door de Tweede Kamer kwam het kabinet niet verder dan de vage toelichting dat armoedebeleid dient om „om mensen die moeten rondkomen van een minimuminkomen te ondersteunen in noodzakelijke voorzieningen, te bevorderen dat zij kunnen participeren in het sociale leven en dat zij kunnen deelnemen aan sport en cultuur […] Het maken van het generieke inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk.”
Armoedebeleid is dus niet generiek, maar afgestemd op individuele burgers – de ontvanger kan het niet zomaar krijgen en mag het niet zomaar uitgeven. Gemeenten krijgen te horen dat ze geen generiek beleid moeten voeren, maar niet wanneer hun beleid gericht genoeg is.
Daardoor stellen de meeste gemeenten heel specifieke armoederegelingen op. Dit liet het Instituut voor Publieke Economie zien in een recent onderzoek naar eerlijker en eenvoudiger armoedebeleid. Door extra gedetailleerd te werk te gaan, weten gemeenten zeker dat ze er geen gedoe mee krijgen.
Daarom krijgt het bijstandsgezin dat niet kan rondkomen in veel gemeenten geen geld, maar een bon voor schoolspullen, gratis sportlessen of een OV-korting. Goed bedoeld, minder effectief. Mensen weten zelf het beste waar ze hun geld aan moeten besteden. Esmah Lahlah verwoordde het in de Kamer zo: „Gemeenten mogen mensen ondersteunen, maar alleen als het net niet effectief is.”
Een voorbeeld van hoe omslachtig het er soms aan toe gaat. Mensen met een laag inkomen kunnen soms een aanvulling krijgen van de gemeente: de individuele inkomenstoeslag. Bepaalde gemeenten weten dat sommige van hun inwoners al jaren in armoede leven en zeker recht hebben op die toeslag. Maar de toeslag automatisch overmaken, dat mag niet. Daarom stuurt bijvoorbeeld de gemeente Arnhem die mensen geen geld, maar een brief met een QR-code die verwijst naar een aanvraagformulier, waar de inwoner slechts een vinkje hoeft te zetten. Dat werkt alleen onvoldoende: mensen die in armoede leven, openen hun post soms niet vanwege stress of schaamte.
Grenzen opzoeken
Sommige gemeenten laten zich niet ontmoedigen door de onduidelijke regelgeving en zoeken de grenzen op. Zo probeerde de gemeente Utrecht gemeentelijke belastingen kwijt te schelden voor álle bijstandsgezinnen. Formeel mag dat niet, want je komt pas voor zo’n kwijtschelding in aanmerking als je vermogen nóg weer een stuk lager is dan de grens die voor de bijstand geldt. Maar in werkelijkheid is niemand in de bijstand te ‘rijk’ voor een kwijtschelding, vond de gemeente Utrecht. Dat oordeel kwam neer op inkomenspolitiek, zei het ministerie van Binnenlandse Zaken. Eindstand: geen ruimere kwijtschelding.
Desondanks zoeken sommige gemeenten wel succesvol de grens op. Zij wringen zich in allerlei bochten om aannemelijk mogelijk te maken dat ze écht armoedebeleid voeren, en geen inkomensbeleid. Zo geeft de gemeente Amsterdam sinds kort tóch 150 euro per maand aan bijstandsgezinnen. Zonder voorwaarden, maar wél via een stichting, met een beperkt aantal gezinnen, en onder het label ‘experiment’. En Utrecht keerde tijdens de energiecrisis een extra toelage automatisch uit aan inwoners met een laag inkomen – als onderdeel van een breder crisispakket. Daardoor bleef de toelage binnen de regels.
Van die willekeur en wispelturigheid zijn mensen in armoede de dupe
Maar het blijft gissen. Omdat de grens tussen armoedebeleid en inkomensbeleid niet is vastgelegd, verschilt de interpretatie ook nog eens per kabinet. Het zogenoemde ‘bouwdepot’, waarbij kwetsbare jongeren leer- en leefgeld ontvangen, werd eerst gedoogd. Maar de huidige bewindspersonen staan er kritisch tegenover. Resultaat: zigzagbeleid, afhankelijk van wie er op het moment regeert.
Deze onduidelijkheid zorgt voor wispelturigheid en willekeur, waarvan mensen in armoede de dupe zijn. Dit kan en moet anders. Op 22 mei debatteert de Tweede Kamer over het armoedebeleid. Een mooie gelegenheid om het kabinet uit te dagen een lijst met voorbeelden te geven van de meest eenvoudige en ruimhartige armoederegelingen die binnen de huidige wetten mogelijk zijn. Dit geeft gemeenten duidelijkheid en maakt het voor kleine gemeenten ook mogelijk om alle mogelijkheden van de wet te benutten. En als blijkt dat gemeenten mensen alleen mogen helpen als het net niet effectief is, is dit de perfecte aanleiding om de bestaande regels te veranderen.
Lees ook
Gemeente Utrecht vaart eigen koers in armoedebeleid – en overtreedt soms de wet
Zoals vaker zijn de buitensporigheden van Trump óók ongehoord en daarom fascinerend. Een doorsnee poging tot aantasting van de grondwet gaat dan al gauw kopje onder, in een ‘poging omkoping’ met een presidentieel vliegtuig voor Trump door Qatar.
Maar vorige week suggereerde de plaatsvervangend chef-staf van het Witte Huis dat de president de ‘habeas corpus’ regel wil schorsen. Ik snap dat niet iedereen daar meteen de betekenis van inziet. Maar ik kreeg het er dus koud van.
Volgens de grondwet van de VS mag dat alleen in geval van rebellie of ‘invasie’. Schorsing betekent namelijk dat burgers toegang tot de rechter wordt ontzegd. Burgers kunnen dan worden gearresteerd door de uitvoerende macht, zonder rechterlijke controle.
Habeas corpus (Jíj hebt het lichaam. Lat) kwam al in de Magna Carta voor. Het is de ultieme garantie tegen feodaal machtsmisbruik. Het geeft de onderdaan de kans om de rechter te vragen of zijn arrestatie wettelijk deugt – en zo niet, om dan te worden vrijgelaten. Het is letterlijk de grens tussen tirannie en democratie. Dit is precies waar een grondwet voor ís. Nu werd de term floating the idea gebruikt – de gedachte ‘politiek uitproberen’ . Het Congres mag zoiets besluiten, niet de president, wat nog steeds een obstakel is. Dat de macht wild aan het fantaseren slaat en juristen om de weg vraagt, zal niet voor het eerst zijn. Bij de vorige rechtsstatelijke breuk die de VS zich permitteerden, Guantanamo Bay, legde Berkeley-hoogleraar John Yoo in 2002 in de ‘Torture memos’ uit welke martelmethodes volgens hem juridisch door de beugel konden. Namelijk waterboarding, slaaponthouding en gedwongen stresshoudingen. Allemaal binnen de bevoegdheden van de president, destijds George W. Bush, volgens Yoo ‘mits’ onder oorlogsomstandigheden. Welke jurist gaat nu de schorsing van habeas corpus als legitiem verkopen?
Eerder werd habeas corpus bij de Amerikaanse Burgeroorlog in 1861 geschorst, toen de zuidelijke staten zich afscheidden. Tien jaar later wilde de federale regering ongehinderd op kunnen treden tegen de Ku Klux Klan. Begin 20ste eeuw idem, tijdens de bezetting van de Filippijnen. Deze eeuw wilde Bush gevangenen in Guantanamo Bay bij de rechter weghouden, wat mislukte. Nu dient een ‘invasie’ van illegale migranten als excuus, die buiten de rechter om gedeporteerd moeten worden. Op een vraag van een tv-journalist of de ambtseed de president niet verplicht de grondwet juist te beschermen, antwoordde Trump: „I don’t know”. Hij voorzag een ‘paar miljoen processen’ als hij iedereen het land zou uitgooien die daar voor in aanmerking komen. Waarna hij de verkeerde conclusie trok. Namelijk dat de regel het probleem is, niet het beschermde belang – de vrijheid van de burger.
Hier worden de contouren van een constitutionele crisis duidelijk. Dat schreven ook de federale rechters in de zaak-Kilmar Armando Abrego Garcia. Daarin gaat het precies over de wens van de president „om inwoners van dit land in buitenlandse gevangenissen op te sluiten zonder enige vorm van behoorlijke rechtsgang, de basis van onze constitutionele orde.” Exact wat Garcia was overkomen. Die vluchtte in 2011 voor bendegeweld uit El Salvador, verwierf een beschermde status in de VS. En werd in maart opgepakt op de onjuiste verdenking van lidmaatschap van uitgerekend de MS-13 bende waarvoor hij als 16-jarige was gevlucht. Daarna werd hij zonder omhaal op het vliegtuig terug gezet. De wens om dat buiten de rechtspraak om te mogen doen zou volgens de uitspraak „niet alleen rechters moeten shockeren, maar ook het intuïtieve gevoel van vrijheid dat Amerikanen [..] nog steeds koesteren”.
Trump ziet in Garcia een terrorist, wat voldoende zou zijn. De rechters: „Misschien, maar misschien ook niet. Hoe dan ook, hij heeft recht op een eerlijk proces”. De uitspraak is glashelder, hard en superieur geformuleerd.
Als de rechter dit goedkeurt dan „zou het de rechtsstaat reduceren tot wetteloosheid en de waarden bezoedelen waarvoor Amerikanen van alle overtuigingen altijd hebben gestaan.” Als Garcia in El Salvador opgesloten blijft „wat is dan morgen de garantie dat [de staat] geen Amerikaanse burgers zal deporteren en vervolgens haar verantwoordelijkheid ontkent om hen terug te halen?” Ten slotte: „Wij blijven hopen dat het niet naïef is te geloven dat onze ambtgenoten in de uitvoerende macht de rechtsstaat als essentieel voor de Amerikaanse geest beschouwen.” Kilmar Garcia, de man wiens terugkeer het lot van de rechtsstaat in de VS bepaalt. Zolang het nog kan.
Folkert Jensma is juridisch journalist en schrijft om de week op woensdag deze column.
Heel lang was de gedachte dat alleen mensen écht intelligent kunnen zijn. Maar met voldoende rekenkracht en de juiste algoritmes kunnen computers straks alles wat mensen kunnen – en waarschijnlijk veel meer. Dit is geen sciencefiction. Deze technologische ontwikkeling is ingrijpender dan de komst van de smartphone of het internet. AI (artificial intelligence ofwel kunstmatige intelligentie) wordt razendsnel slimmer, dankzij enorme investeringen en supercomputers.
AI zal de komende jaren de geopolitieke en militaire machtsbalans laten kantelen naar de naties die deze technologie beheersen. Amerika en China investeren daarom massaal in talent, startups en datacenters. Zelfs de Arabische Emiraten hebben een minister voor AI en zetten vol in op het bouwen van zogeheten ‘soevereine AI’. Nederland kijkt toe, terwijl anderen bepalen hoe de toekomst eruitziet.
Veel mensen zijn nog sceptisch. Zij zien onhandige chatbots die onzin uitkramen of gekke plaatjes maken. „Kan dit écht de wereld veranderen?” vragen ze zich af. Maar zij zien slechts het topje van de ijsberg. Onder het oppervlak raast de vooruitgang in volle vaart door. Elke maand verschijnen nieuwe, krachtigere AI-systemen, die steeds complexere taken autonoom kunnen uitvoeren.
In sommige sectoren is de impact al pijnlijk zichtbaar. Neem programmeurs: twee jaar geleden nog sceptisch, nu laten ze AI het grootste deel van hun code schrijven. De wereldwijde vraag naar programmeurs bevindt zich op een dieptepunt, simpelweg omdat bestaande programmeurs met hulp van AI veel productiever zijn geworden.
Dit creëert bovendien een vliegwiel: AI helpt programmeurs bij het bouwen van nóg betere AI. Eind vorige maand werd op een AI-conferentie een technische innovatie gepresenteerd die volledig door AI was bedacht, getest en opgeschreven en zonder problemen langs de menselijke peer review kwam.
Razendslim
Deze overgang van scepsis naar razendsnelle adoptie – en potentieel vervanging – zullen we in elke industrie gaan zien. Zelfrijdende auto’s verzorgen al 20 procent van de taxiritten in sommige Amerikaanse steden. Farmaceuten gebruiken AI om sneller en goedkoper medicijnen te ontwikkelen. Virtuele collega’s worden snel een realiteit: razendslim en altijd beschikbaar, alleen niet aanwezig bij de koffieautomaat. Bedrijven hebben geen keus: wie AI niet effectief inzet, verliest het op snelheid, innovatie en kosten.
Dit geeft ons een dubbel gevoel: technisch opent AI ongekende mogelijkheden en maakt het ons eigen werk – als AI-onderzoeker en AI-ondernemer – interessanter dan ooit. Maar tegelijk zien we hoe snel dit onze samenleving verandert, en hoe slecht we daarop zijn voorbereid.
Hoe doet Nederland het in deze race? Om eerlijk te zijn: we lopen achter. Landen als Amerika, China – en in mindere mate het VK en Frankrijk – investeren miljarden in AI. Nederland? Geen plan, geen prioriteit, geen grote investeringen.
Vijf jaar geleden stond Nederland nog in de voorhoede. Academisch waren we een internationaal AI-zwaartepunt, Google opende een AI-kantoor in Amsterdam en ASML groeide uit tot een belangrijke speler in AI-chiptechnologie. Het bewijst: Nederland kán een sleutelrol spelen.
Lees ook
Nederland moet inspelen op kantelende wereldorde
Maar vandaag de dag gebruiken we vooral Amerikaanse AI-modellen terwijl ons talent wegtrekt. We verliezen controle over een technologie die straks álles raakt – van innovatie tot defensie en dagelijks werk.
Dit verlies aan technologische zelfstandigheid heeft verstrekkende gevolgen. Zonder eigen AI-modellen weten we niet hoe de technologie écht werkt en riskeren we buitensluiting bij geopolitieke spanningen. Soevereiniteitsverlies betekent: geen invloed op hun ontwikkeling en geen zekerheid dat ze in ons belang handelen.
Ook onze welvaartsstaat komt in gevaar. Als economische waarde wegvloeit naar buitenlandse techbedrijven die onze ‘virtuele werknemers’ leveren, dalen onze belastinginkomsten. Ons sociale zekerheidsstelsel kan alleen bestaan met een sterke, zelfstandige economie.
De keuze is helder: nu investeren in onze AI-toekomst, of eindigen als openluchtmuseum voor rijke Chinese en Amerikaanse toeristen.
Nederland wordt een openluchtmuseum voor rijke Chinese en Amerikaanse toeristen
In de twintigste eeuw bouwde Nederland de Deltawerken om ons land te beschermen tegen het water. Geen luxeproject, maar een daad van zelfbescherming – visionair, collectief en onmisbaar. Vandaag staan we opnieuw voor een existentiële dreiging. Niet van water, maar van digitale afhankelijkheid. AI wordt de fundering van economie, defensie, zorg, onderwijs en alles wat onze samenleving draaiende houdt. Als we die systemen niet zelf bouwen en begrijpen, raken we de regie over onze toekomst kwijt.
Om deze uitdaging het hoofd te bieden, presenteren wij een eerste aanzet voor een nationaal AI-Deltaplan, bedoeld om de discussie te voeden en tot actie aan te zetten. Onderaan dit artikel doen wij een aanzet hiertoe.
AI-modellen zijn nu al krachtig genoeg om de komende jaren ons leven ingrijpend te veranderen – dat staat vast. Velen denken bovendien dat we nog maar een paar jaar verwijderd zijn van het moment waarop AI zichzelf begint te verbeteren: een kettingreactie die, eenmaal begonnen, niet meer te stoppen is.
Voor Nederland is dit een historisch keuzemoment. Blijven we toekijken en accepteren we technologische afhankelijkheid? Of nemen we, zoals bij de waterdreiging, het heft in eigen hand? De kennis en het kapitaal hebben we – nu moeten we die inzetten.
AI-top
Daarom roepen wij op tot een Nederlandse AI-top, direct na de zomer. Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk organiseerden eerder al succesvolle AI-toppen die hun ambities zichtbaar maakten en versnelden. Maar waar zij kozen voor internationale bijeenkomsten met diplomatieke allure, heeft Nederland behoefte aan iets anders: een nationale top, gericht op het samenbrengen van onze eigen bedrijven, ondernemers, onderzoekers en beleidsmakers. Niet om de wereld te imponeren, maar om in eigen land daadwerkelijk stappen te zetten en AI overal nóg hoger op de agenda te zetten.
Zo’n top laat zien dat we de AI-transitie – met al haar kansen en risico’s – serieus nemen. Met tien aanbevelingen doen we een aanzet voor een concrete agenda. Tijdens de top presenteert de overheid de invulling van haar rol in de AI-transitie, terwijl bedrijven uiteenzetten hoe AI hun markt fundamenteel verandert en welke stappen nodig zijn om internationaal competitief te blijven.
Het oorspronkelijke Deltaplan van 1955 werd ook niet zonder slag of stoot aangenomen – er was initiële weerstand tegen de immense kosten en technische complexiteit. Net als nu vroegen sommigen zich af of de dreiging wel zo urgent was. Het vergde visionair leiderschap van mensen als ingenieur Johan van Veen, die ver vooruit durfden te kijken. Nu staan we opnieuw voor een existentiële uitdaging die om dezelfde Nederlandse vastberadenheid vraagt.
AI-Deltaplan
1AI-soevereiniteit
We hebben Nederlandse bedrijven nodig die niet alleen AI-apps bouwen, maar ook eigen AI-modellen kunnen trainen en aanpassen. Deze bedrijven moeten cruciale systemen leveren aan onze overheid, defensie en bedrijven.
2Talent
Wie de beste mensen heeft, wint de AI-race. Jarenlang vertrok ons talent naar Silicon Valley, maar geopolitieke onrust biedt kansen om dit talent terug te halen. Met snelle visa, startkapitaal en onderzoeksbudgetten kunnen we toptalent aantrekken en behouden.
3Een Nederlandse AI-hub
Om AI-talent en kapitaal te concentreren, moet Nederland één centrale AI-hub ontwikkelen, vergelijkbaar met het Franse ‘Station F’. Hier vinden meetups plaats, doen grote techbedrijven AI onderzoek doen en verzamelen startups zich.
4Strategische investeringen
We investeren wel in jonge startups, maar missen groeikapitaal om bedrijven echt groot te maken. Durf te kiezen welke industrieën we niet mogen verliezen, en stel daar meer kapitaal voor beschikbaar. Als we niet meer dan 0,1 procent van onze pensioenpot in innovatie investeren, zal de overige 99,9 procent straks onvoldoende zijn voor ons pensioen.
5Europese rekenkracht
Europa heeft soevereine rekenkracht nodig, daarom moeten we eigen GPU’s kunnen produceren en gespecialiseerde AI-datacenters bouwen, beheerd door Europese partijen. Omdat AI bovendien extreem veel energie vraagt, is forse uitbreiding van zon-, wind- en kernenergie onontkoombaar om in een AI-toekomst mee doen.
6Defensie als vliegwiel
Zonder AI is er straks geen moderne defensie. Wij moeten zelf – of in Europees verband – onze eigen autonome wapensystemen kunnen ontwikkelen, draaiend op modellen die we zelf beheersen. Niet op Amerikaanse of Chinese die op afstand kunnen worden uitgezet.
7Sectorspecifieke AI-plannen
Voor sectoren waar we niet afhankelijk mogen worden van buitenlandse AI-modellen, moeten we een duidelijk plan definiëren. We moeten vooruit denken, en ons inbeelden hoe (ingrijpend) een industrie zal veranderen wanneer AI over (boven)menselijke intelligentie zal beschikken, en hoe we hier zelf aan mee kunnen bouwen – in Europese samenwerking waar mogelijk. Zulke ambitieuze plannen trekken toptalent aan dat juist dáármee het verschil wil maken.
8Maak Nederland AI-vaardig
Start een nationale campagne om Nederland AI-vaardig te maken, met aandacht voor zowel kansen als risico’s van AI. Bedrijven moeten AI-gebruik actief stimuleren en via praktijkgerichte trainingen zorgen dat we, zelfs als we niet de beste AI bouwen, de beste worden in de toepassing ervan.
9Strategisch AI-impactonderzoek
Start een nationaal programma dat de impact van AI op de economie, onderwijs, democratie en veiligheid onderzoekt. Koppel onderzoekers aan beleidsmakers en bedrijven om scenario’s te ontwikkelen die directe input geven voor beleid en strategie.
10Online veiligheid
Superintelligente AI maakt ons kwetsbaar voor misbruik, misinformatie, spionage en digitale aanvallen. We moeten fors investeren in AI-veiligheid en cyberweerbaarheid en op dat gebied samenwerken met partners in de EU. ASML maakt ons onmisbaar is in de wereldwijde AI-keten – maar maakt ons ook kwetsbaar.