Opinie | De meeste mensen staan véél positiever tegenover een autoluwe samenleving dan we denken

Politici en beleidsmakers stuiten vaak op felle weerstand wanneer ze maatregelen willen nemen om wandelen en fietsen te stimuleren, gratis parkeren te verminderen of de snelheid in steden te verlagen. De perceptie is dat de bevolking massaal tegen dergelijke veranderingen is. Maar wat als die weerstand slechts een illusie is? Wat als de meeste mensen juist véél positiever staan tegenover een autoluwe samenleving dan we denken? Nieuw onderzoek van ons laat dit zien en schijnt licht op de psychologische en culture oorzaken hiervan. Dat biedt ook ruimte voor oplossingen.

Uit een recente studie onder tweeduizend respondenten in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten blijkt dat maar liefst twee derde van de ondervraagden het belangrijker vindt om goed te kunnen reizen zónder auto dan mét. Toch gelooft deze meerderheid juist dat zij in de minderheid zijn met deze opvatting. Dit fenomeen, bekend als ‘pluralistic ignorance’, zorgt ervoor dat mensen ten onrechte menen dat anderen veel positiever over auto’s denken dan zijzelf.

Lees ook

De auto de wijk uit? Zo makkelijk is dat niet

De auto  de wijk uit? Zo makkelijk is dat niet

Dit misverstand wordt versterkt door de status quo: we zijn al decennia gewend aan steden die volledig zijn ingericht op de auto. Hierdoor nemen we de negatieve effecten ervan nauwelijks nog waar. In de studie zien we dat mensen het normaal vinden om uitlaatgassen van auto’s te moeten inademen, terwijl ze zich wel druk maken over sigarettenrook. Lawaai van auto’s valt hun nauwelijks op, maar harde muziek wordt veel sneller als storend ervaren. Dit selectieve oordeel, aangedreven door een collectieve blinde vlek die ‘motonormativity’ wordt genoemd, belemmert ons om kritisch na te denken over de impact van de auto op onze leefomgeving. Alhoewel dit sterker is bij deelnemers uit de VS en UK zien we deze afwijking ook terug bij de Nederlandse ondervraagden.

Fysieke en culturele context

Waarschijnlijk zien mensen zelden dat veranderingen in de status quo serieus worden besproken, laat staan geïmplementeerd. Bij voorgestelde veranderingen aan die status quo staan de kranten immers vooral vol met degenen die iets te verliezen hebben. Dan ga je vanzelf denken dat jij wel de uitzondering zult zijn: ‘Ik wil graag een veiliger schoolomgeving, maar het zal wel normaal zijn dat iedereen daar met de auto kan komen want zo gaat het overal.’

Twee derde van de ondervraagden vindt het belangrijker om goed te reizen zónder auto dan mét

Motonormativity wordt beïnvloed door de fysieke en culturele context van mensen. Ondervraagden in plattelandsgebieden denken structureel positiever over de rol van auto’s dan mensen in steden. Maar ook de sociale context doet ertoe. Zo laten de data een duidelijke relatie zien tussen motonormativiteit bij vrienden en familie en de motonormativiteit van mensen zelf.

Lees ook

Ook middelgrote steden kunnen autoluw worden, ziet Zutphen

De Zutphense woonwijk Noorderhaven: wel wandelaars, rolschaatsers en fietsers, maar weinig auto’s.

Hoe beleidsmakers deze blinde vlek kunnen doorbreken? Mensen vinden het vaak moeilijk om zich een samenleving zonder autodominantie voor te stellen. Dit beïnvloedt hun antwoorden op vragen over mobiliteit. Daarom moeten beleidsmakers anders communiceren. Begin niet met technische maatregelen („Bent u voor invoering van 30 kilometer per uur in de stad?”), maar met het onderliggende doel („Vindt u dat kinderen veilig zelfstandig naar school moeten kunnen?”). Zo wordt de discussie verplaatst van weerstand tegen verandering naar steun voor maatschappelijke verbetering.

Mensen vinden het normaal uitlaatgassen te moeten inademen, terwijl ze zich wel druk maken over sigarettenrook

Omdat veel mensen denken dat hun voorkeur voor duurzame mobiliteit ongebruikelijk is, laten ze zich in openbare discussies vaak overschreeuwen door een luide minderheid die juist – soms zelfs gewelddadig – vasthoudt aan de status quo. Beleidsmakers moeten hiermee rekening houden bij burgerparticipatie. Betrek niet alleen de harde stemmen maar alle inwoners vroegtijdig, stel open vragen op een manier die pluralistic ignorance doorbreekt en gebruik burgerraadplegingen waarin je een brede vraag stelt in plaats van referenda over één specifieke ingreep. Zo krijgt de stille meerderheid ook echt een stem. En wordt verborgen draagvlak zichtbaar.

Voetgangers, fietsers en groen

Daarnaast zijn vooroordelen over mobiliteit niet aangeboren; ze worden gevormd door de fysieke, sociale en culturele omgeving waarin we leven. Daarom kunnen beleidsmaatregelen deze ook veranderen. Dit kan bijvoorbeeld door de maatschappelijke kosten van autorijden explicieter te maken, gratis parkeren in de openbare ruimte te reguleren, en belastingbeleid in te zetten om overmatig autogebruik te ontmoedigen, in plaats van aan te moedigen. Verder moeten we bij de inrichting van onze publieke ruimte zorgen dat die voor iedereen toegankelijk is. Niet alleen voor rijdende en stilstaande auto’s zodat voetgangers, fietsers en groen weer de aandacht krijgen die ze verdienen.

De grootste belemmering voor een duurzame mobiliteitstransitie is niet het gebrek aan steun, maar het misverstand over hoe groot die steun eigenlijk is. Beleidsmakers en politici moeten stoppen met het blind accepteren van de luidste stemmen en zich richten op wat de zwijgende meerderheid werkelijk wil: een stad waarin de auto niet langer de norm is, maar slechts een van de vele opties. De publieke opinie is er al klaar voor – nu het beleid nog.


Opinie | De ‘AI-race’ heeft geen finish

Tijdens de recente AI-top in Parijs kwamen beleidsmakers, wetenschappers en technologiereuzen samen om de toekomst van kunstmatige intelligentie te bespreken. Europees Commissievoorzitter Ursula von der Leyen sprak heldere taal: „De AI-race is nog maar net begonnen. En Europa zal een AI-continent worden.” Meteen kondigde ze 200 miljard euro aan investeringen aan om onder meer GigaAI-bedrijven en datacenters te bouwen. De Franse president Emmanuel Macron deed een soortgelijke aankondiging en zei: „Europa moet de strijd aangaan met het Amerikaanse en Chinese AI-geweld”

De beeldspraak rond AI is onlosmakelijk verbonden met utopische en dystopische frames, zo toont ook mijn eigen onderzoek. Als er over AI wordt gesproken, dan volgen al snel woorden als ‘wedloop’, ‘titanenstrijd’ of ‘race’. Maar het is een misvatting dat AI een race is, want dat zou impliceren dat er een finishlijn of eindpunt is. Bovendien zou de nadruk niet moeten liggen op wie de snelste in de race is, maar eerder op hoe AI op een verantwoorde en doordachte manier kan worden ontwikkeld en toegepast.

Het frame van AI als race hangt nauw samen met een andere misvatting, namelijk dat regelgeving innovatie zou fnuiken. Op de AI-top werd duidelijk dat Europa, deels door de ontwikkelingen en investeringen rond AI in de VS en China, de regelgevingsteugels wil laten vieren. Dat zal de komende maanden alleen maar meer worden, nu bigtechbazen, aangemoedigd door Donald Trump, hun moraal overboord gooien en absolute vrijheid prediken. Ook in Europa wordt nu volop gepleit voor minder regels en meer innovatie.

Geen tegenpolen

Maar regulering en innovatie zijn niet elkaar tegenpolen. Ten eerste heeft AI nooit in een soort wetteloos vacuüm gefunctioneerd. De bescherming van mensen stond en staat altijd centraal, zegt ook Catelijne Muller van de alliantie voor het verantwoord gebruik van AI (ALLAI). Of een auto nu door een mens wordt bestuurd of door AI, verkeersveiligheid gaat boven alles. Regels bestaan niet om innovatie te remmen of ondernemers te pesten, maar om ons te beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen en excessen. De afgelopen jaren hebben we helaas talloze voorbeelden gezien van AI-systemen die de rechten van mensen schenden, van ondoorzichtige besluitvorming tot discriminerende algoritmes. Zo lag een foutief algoritme aan de basis van de toeslagenaffaire.

Ten tweede schept wetgeving weldegelijk een gelijk speelveld en biedt ze iedere ondernemer gelijke kansen om te floreren, zonder dat dit ten koste gaat van fundamentele rechten en waarden. Het reguleren van AI is ook niet uniek. We stellen strikte eisen aan medicijnen, vliegtuigen en auto’s. Niemand beweert dat we geen vliegtuigen kunnen bouwen als ze aan veiligheidsnormen moeten voldoen. Evenmin wordt gezegd dat auto’s zonder remmen een betere innovatie zijn. De echte innovatie zit júist in de remmen – in de mechanismen die ervoor zorgen dat technologieën veilig en verantwoord worden ingezet.

Voorzichtigheid geboden

Het zou opportuun zijn als Europa zich niet zou laten verleiden tot een AI-race. Europa heeft een geschiedenis van technologische regulering die later wereldwijd wordt overgenomen. Denk maar aan de GDPR, die de standaard werd voor databescherming en privacy. Hetzelfde kan gebeuren met AI-regulering: als Europa erin slaagt om een kader op te stellen dat zowel innovatie stimuleert als misbruik voorkomt, kan dit wereldwijd navolging krijgen. Europese bedrijven zullen zich dan niet alleen onderscheiden door hun technologische vooruitgang, maar ook door hun ethische en verantwoorde aanpak.

Laat de AI-top in Parijs ons leren dat we geen baat hebben bij een AI-race. We hebben geen snelheid nodig, maar voorzichtigheid om doordacht te innoveren en te reguleren. Door samenwerking kunnen we tot een gedeelde visie komen over de toekomst van AI. Want er is geen finishlijn of eindpunt.

Lees ook

Ook in Europa gaat het AI-debat nu over investeren, investeren, investeren

Deelnemers aan de AI Action Summit in het Grand Palais in Parijs.


Opinie | Weerbaarheid alleen is niet genoeg in de hybride oorlog met Rusland

De tijd van hoop en illusies is nu echt wel voorbij. Na een week from hell en de electroshock van München is zelfs de meest verstokte Atlanticus er wel uit: de VS van Trump en Vance vormen een bedreiging, ideologisch maar ook politiek. De timing is slecht maar de conclusie staat vast: Europa staat er alleen voor. Het moet niet zozeer roepen om ‘een plek aan tafel’, maar doorpakken en aangeven wat het bereid is te doen om Oekraïne te blijven steunen als Amerikaanse steun wegvalt en een ‘bad deal’ wordt opgedrongen.

Europa moet ook werken aan een eigen antwoord op de steeds grotere Russische hybride aanvallen. Met alle gedoe rond Trump, Poetin en Oekraïne viel het misschien minder op. Afgelopen week was het wéér raak: een brutale sabotage actie, dit maal tegen verschillende Duitse marineschepen. Dit klonk bekend en verdacht.

Eind december wist de Finse kustwacht nog net op tijd in te grijpen toen de Eagle S, een schip van de Russische schaduwvloot, bezig was de Estlink2-kabel door te snijden. Inmiddels is het bredere patroon glashelder. Sabotage, cyberaanvallen, electorale inmenging, gps-jamming, migranten als wapen misbruiken en het verspreiden van misinformatie op industriële schaal – het Kremlin gebruikt de hele trukendoos om het Westen te verzwakken en te schaden. Helaas, met succes: de kosten zijn laag en de impact hoog.

Veilgheidsexperts hebben de mond vol van hybride tactieken en asymmetrische aanvallen. De Zweedse premier zegt: we zijn niet in oorlog maar vrede is het ook niet. Die diagnose is makkelijk te stellen, de vraag is meer wat je hieraan kunt doen. En het is opvallend dat de reacties vooralsnog timide, reactief en voorzichtig zijn. Op beleidsniveau wordt vooral gesproken over beter monitoren, het versterken van weerbaarheid en meer samenwerking tussen betrokken landen en met de private sector. Na het zoveelste kabel-incident kondigde de NAVO operatie Baltic Sentry aan: meer patrouilleschepen, drones en vliegtuigen om – zoals secretaris-generaal Mark Rutte zei – „ervoor te zorgen dat we er alles aan doen om de kritieke infrastructuur te beschermen”.

Een noodpakket

Ook bij de EU werken ze aan paraatheid. Sauli Niinistö, de voormalige president van Finland, schreef vorig jaar een dik rapport over de mindset en concrete stappen die nu nodig zijn om Europa weerbaarder te maken. En Nederland? Hier verklaarde het kabinet in december vorig jaar dat het werkt aan het ‘verhogen van de weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen’. Het benadrukte dat ‘een weerbare maatschappij schokken aankan – ongeacht wat er op ons afkomt’ en dat dit een kwestie is voor de hele samenleving, niet alleen voor Defensie. Er kwam zelfs een nieuwe website, Denk Vooruit, met aanbevelingen voor burgers over hoe zij zich beter kunnen voorbereiden op risico’s en dreigingen – onder meer het samenstellen van een noodpakket.

Poetin bepaalt waar de volgende aanval plaatsvindt, terwijl het Westen zich beperkt tot weerbaarder worden

Dit alles klinkt logisch: voorbereiden, samenwerken, investeren in weerbaarheid. En toch wringt het. Misschien missen we iets als we alleen praten over verdediging en reactie, en niet over wat wij zélf actiever kunnen ondernemen tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor al die hybride aanvallen. Natuurlijk zijn er goede redenen om voorzichtig te zijn: we handelen binnen een juridisch kader, waarin bewijslast en rechtsstatelijke waarborgen centraal staan. En het is nou juist eigen aan hybride aanvallen dat de schuldvraag vaak moeilijk is vast te stellen. Daarbij doen westerse veiligheidsdiensten natuurlijk hun werk – ook op Russisch grondgebied.

Maar het is opmerkelijk hoe weinig er wordt gesproken over tegenacties of hoe we de kosten voor Rusland kunnen opdrijven. Hierdoor blijft het strategische initiatief steeds bij Poetin: hij bepaalt hoe en waar de volgende aanval plaatsvindt, terwijl het Westen zich beperkt tot het nobele streven om weerbaarder te worden en sneller te reageren. Sancties zijn natuurlijk een optie, maar daarover wordt in Brussel maandenlang gesteggeld – en dat is dus in de praktijk in de openbaarheid. Tegen de tijd dat 27 EU-landen er eindelijk uit zijn welke individuen of bedrijven moeten worden aangepakt, hebben de Russen hun tegoeden al verplaatst en een nieuwe brievenbusfirma opgezet.

Toch afschrikking?

Dit is oprecht een dilemma: hoe verdedigen postmoderne democratieën, die gebaseerd zijn op wetten, openheid en wederzijds vertrouwen, zich tegen staten die juist misbruik maken van die principes? Wanneer gaan wij de technieken van een eerder tijdperk opnieuw gebruiken – en onder welke voorwaarden en grenzen? Misschien zou het publiek juist willen horen dat er serieus werk wordt gemaakt aan het herstel van afschrikking, door Poetin strategisch in het defensief te dwingen. Jaren geleden lazen we hoe de Nederlandse inlichtingendienst AIVD had ingebroken bij een Russische hackergsgroep Cozy Bear. Maar meestal hoor je erg weinig over wat onze diensten doen. Het is lastig voor veligheidsdiensten die per definitie in de schaduw werken, maar het zou goed zijn om meer te communiceren over wat men doet ter verstoring en verzwakking van de tegenstander. Dat zou de burger goed doen en de afschrikking versterken.

Als de Russen het gps-systeem boven de Baltische Zee verstoren en zo het vliegverkeer hinderen, zou je dan niet hetzelfde kunnen doen boven Kaliningrad? Als het Kremlin verkiezingen in Georgië, Moldavië en Roemenië beïnvloedt via misinformatiecampagnes, moeten we dan niet direct ingrijpen met eigen campagnes, in plaats van achteraf klagen dat Rusland ‘het bekende draaiboek’ weer heeft gebruikt?

Terug naar de Eagle S, het schip dat de Finse kustwacht op heterdaad betrapte en in beslag nam. Aan boord werd spionageapparatuur aangetroffen. Toen een woordvoerder werd gevraagd of er al contact was geweest met de Russische autoriteiten ondermeer over de teruggave van het schip, luidde het antwoord: „Nee.” Wanneer gaat u dat dan doen? „Dat zijn we niet van plan.” Deze Finse koelbloedigheid en onverzettelijkheid is precies wat Europa nodig heeft.


Column | Als Tweede Kamerlid moet je ‘heel hard’ kunnen rennen, en niet struikelen

Caroline van der Plas staat in de grote debatzaal van de Tweede Kamer en kijkt omhoog, naar journalisten op de publieke tribune. Donderdagmiddag, half twee. Ze lacht. „Wat zag dat er lullig uit, hè? Alsof we met z’n allen bij de bushalte stonden.” Ze bedoelt de rij van acht Kamerleden die zich in de zaal, bij de balie van de griffie, wilden inschrijven voor het debat over Trump, Poetin en Oekraïne. GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans had dat debat aangevraagd vanachter de katheder, en bij de interruptiemicrofoon had daarna de ene na de andere fractievoorzitter zijn verzoek gesteund. Ze hadden ernstig gekeken, er waren grote woorden gebuikt. Over „imperialistische grootmachten” die „de dienst willen uitmaken”, over „de internationale rechtsorde” die wordt bedreigd, over het risico dat Europa bij onderhandelingen over Oekraïne „niet aan tafel zit maar zelf op het menu staat”. Alleen de PVV vond een debat niet nodig.

Wat nauwelijks opviel: NSC-leider Pieter Omtzigt stelde voor om een ánder debat over de oorlog in Oekraïne, dat gepland stond voor 6 maart, dan maar niet door te laten gaan. Alle partijen waren het met hem eens, behalve D66. Dat andere debat was al in januari aangevraagd door Jan Paternotte van D66 en wie een debat aanvraagt, is in dat debat zelf de eerste spreker. Waardoor je bijna altijd extra media-aandacht krijgt. In de bankjes werd lacherig gedaan. „Jammer hè, voor Jan.” Nu was Timmermans eerst.

Maar ook daarna val je vaak nog op en dan moet je snel zijn, als fractie: hoe eerder een van jouw Kamerleden bij de balie staat om zich in te schrijven voor het debat, hoe eerder je in dat debat aan de beurt bent.

SP’er Michiel van Nispen staat er donderdagmiddag als eerste. Uit dienstbaarheid aan zijn partijleider Jimmy Dijk: in het debat over Oekraïne, deze dinsdag aan het eind van de middag, spreekt Dijk ná Timmermans. Achter hem staan VVD’er Eric van der Burg, NSC’er Isa Kahraman, Don Ceder van de ChristenUnie, BBB’er Van der Plas, Anne-Marijke Podt van D66, CDA-leider Henri Bontenbal, Gidi Markuszower van de PVV.

Alsof ze op de bus wachten, ja. „Iedereen”, roept Van der Plas die middag ook naar de tribune, „wil vóór het zesuurjournaal aan de beurt zijn geweest.”

Het is een ongeschreven regel, hoor ik van Stephan van Baarle van Denk, dat je pas in de rij gaat staan als een debatverzoek wordt gedaan. Maar vorige week dinsdag staat Omtzigt al bij de griffie voordat er wordt begonnen met het aanvragen van debatten. NSC’er Daniëlle Jansen neemt het wachten daarna van hem over. Ze hoeft dus niet meer te doen wat ze, vertelt ze later die middag, had geleerd in een cursus van de Tweede Kamer voor nieuwe Kamerleden, over procedures: je moet „heel hard kunnen rennen” om je als eerste in te schrijven voor een debat. En dan moet je oppassen, werd erbij gezegd, dat je niet struikelt. „Of dat een ander Kamerlid jou pootje haakt.”

Dat was een grapje.

Petra de Koningdoet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])


Praat mee: maakt u zich zorgen over oorlog?

In een analyse over de veiligheidsconferentie in München schreef NRC-redacteur Michel Kerres: „Na de eerste frontale kennismaking met Team Trump verkeerde Europa in shock. Bezorgdheid over Oekraïne gaat gepaard met onzekerheid over een fundamentele kwestie: is Europa nog wel afdoende beschermd?”

Ook gewone burgers lijken ook onrustig te worden. Veel gesprekken – in de kroeg, in de trein – gaan over de dreigingen, en afgelopen weekend schreef Maaike Engels hoe dichtbij de oorlog komt, nu haar zoon de brief over militaire dienstplicht kreeg.

Komt het dichtbij? De opinieredactie wil het graag van u weten. Schrijf ons een kort antwoord op de vraag: wat voor invloed denkt u dat de geopolitieke situatie op uw eigen leven zal hebben?

Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’


Column | De gamechanger

Ik vraag het mijn man: „Al die aanslagen door asielzoekers en statushouders, opbouwend naar de Duitse verkiezingen van 23 februari, die een allesbeslissend gevecht lijken te worden tussen CDU/CSU en de AfD, wat maak jij daar nou van? Je moet er toch vanuit gaan dat die aanslagen de politieke stemming ernstig beïnvloeden. Is dat ook de aantrekkingskracht van dat soort terreurdaden?”

Eerst geef ik zelf antwoord, want dat zat al in mijn hoofd: „Wat doet een mens, als hij vast van plan is ‘het verschil te maken’, zoals dat coach-achtig heet? Wat te doen met het idee dat je alles kunt regelen als je maar wilt, maar je heet geen Trump of Musk? De Amerikaanse techmiljardair heeft een fijn gesprek gevoerd met Alice Weidel, de politieke leider van de AfD, en zijn steun voor haar partij uitgesproken. ‘Alleen de AfD kan Duitsland redden.’ Dat is nog eens je boekje te buiten gaan. Je hebt dus wel de ambitie van Musk en van de Amerikaanse president, maar bij lange na niet de middelen. De verdachte Afghaan kreeg wel asiel in Duitsland, hij is 24 jaar, winkelbewaker, mag ook werken en verblijven, maar van enige grootsheid in het leven is waarschijnlijk geen sprake. Donderdag 13 februari rijdt deze jonge verdachte in op een grote vakbondsdemonstratie in München, waarbij meer dan dertig mensen gewond raken. Een aanslag, een psychose, allebei? Terreur, islamitische terreur? Een uitgekiende gelegenheid om de stemming te beïnvloeden, zo vlak voor de verkiezingen, in een land waar migratie het grote thema is geworden? Dat is echte invloed, meer dan de 15 minuten ‘fame’ waar wijlen Warhol het over had.”

Mijn man maakt hier een stopgebaar. „Zo iemand wordt gewoon gebruikt, hij …”. Ik ga toch even door: „Wel de grootheidsfantasie, maar in werkelijkheid een klein leven, waarbij de Afghaan afhankelijk is van verblijfs- en werkvergunningen. Het verlangen je gastland één keer te laten zien dat je geen nobody bent. De voorbeelden van andere (gewezen) asielzoekers, die aanslagen pleegden in Maagdenburg, december vorig jaar nog, toen uitdrukkelijk gericht tegen de invloed van de Islam. En afgelopen januari in Aschaffenburg, ook in Beieren, waar een Afghaan die daar illegaal verbleef een groep kinderen met een mes te lijf ging. Die voorbeelden smeken om copycat gedrag: de feitelijke machteloosheid van de asielzoeker of statushouder wordt in een keer omgezet in de gezochte almacht. Alle ogen op hem gericht, eindeloos onderzoek naar zijn motieven. De afweer is geslaagd, zouden psychoanalytici zeggen, de afhankelijkheid wordt verdreven, de grandioze waan bevestigd. De terrorist wordt interessant, zelfs een gamechanger.”

Het wordt mijn man te gortig. „Aardig hoor, zo’n psychologische dieptetekening van de verdachten, op afstand en zo uit de losse pols, maar stel nu eens dat het veel simpeler ligt, dat…”.

„Nog even”, zeg ik. „De seismografische precisie waarmee die aanslagplegers het juiste politieke moment kiezen. De opbouw, maandenlang, die alle Duitse verkiezingsdebatten stempelen, en die er wellicht voor zorgen dat de AfD de grootste partij wordt van het ooit schuldbewuste Duitsland. Dat betekent niet alleen chaos bij onze naaste buren maar vooral ook chaos in Europa, waar het democratische midden wankelt en radicaal en extreem rechts zich kan nestelen. En die historische, politieke omwenteling, waarover later meer in de geschiedenisboeken, valt ook terug te voeren op jou, eenvoudige, Afghaanse winkelbewaker.”

Man heeft het nu gehad: „Bewerkt door de Russen. Misschien zelfs door de Trump-Amerikanen. Asielzoekers zijn de zwakste schakel, gewillige werktuigen.”

Ik zwijg. Kennelijk wil ik alles eerder geloven dan het complot-achtige.

Maar buitenlandse beïnvloeding is, zeker met Poetin en Trump aan de macht, geen bizarre onwaarschijnlijkheid.

Stephan Sanders is essayist.


De identiteitscrisis van de PVV-sloganmachine

Widerscrisis Ergens halverwege zijn zin raakte hij de weg kwijt, maar je voelde wat Geert Wilders bedoelde: “Ik wil niet in mijn onderbroek naar de kiezer toe, helemaal uitgekleed van alle beloften die de PVV heeft gedaan.”

Hij sprak het dinsdag uit, kort nadat hij voor de vierde keer in zeven maanden dreigde met een kabinetscrisis.

Zo onthulde hij dat dit geen kabinetscrisis maar een Wilderscrisis was: een politicus wiens angst voor de kiezer zo groot is dat hij voor de effectiviteit van asielbeleid geen aandacht heeft.

Geduld Want de Raad van State publiceerde daags ervoor kritische adviezen over twee nieuwe asielwetten van minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV).

Het hoge college van staat heeft twijfels over de uitvoerbaarheid, onderbouwing en juridische houdbaarheid, en adviseert ze in deze vorm niet in te dienen.

Maar Wilders wilde niet weer oponthoud. 

Haast In sommige interviews stond hij open voor verbetering van de uitvoerbaarheid met extra geld – mogelijk een uitweg – maar zijn onwrikbare houding in de media bleef.

Ook Faber hield woensdag in de Kamer voet bij stuk: “Als vakminister ga ik niets veranderen aan mijn wetsvoorstellen, want ik heb haast.” 

Het viel niet goed. In het commentaar schreef De Telegraaf donderdag: “Maar wat heeft Nederland aan nieuw asielbeleid dat straks verder vastloopt?”

Wilders toen Nog maar vier jaar terug domineerde in Den Haag het besef dat politici bij nieuw beleid onvoldoende oog hebben voor de uitvoerbaarheid.

Na de Toeslagenaffaire voerde de Kamer er een schuldbewust debat over.

“De Kamer zelf zal zich natuurlijk ook veel meer bezig moeten houden met de gevolgen en de uitvoering van de wetten”, zei Wilders. 

Gewoon terug Dat was toen. Nu wil de PVV allereerst streng op asiel lijken. Dit is nu een half jaar gaande en ik dacht: laat ik eens nagaan hoe het staat met één van de eerste strenge asielmaatregelen die minister Faber bekendmaakte. De stopzetting van de rijksbijdrage voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers.

“Die moeten gewoon terug naar het land waar ze vandaan komen”, zei ze vorig jaar juli tegen RTL Nieuws

Bed-bad-brood Een taai dossier, waarover NRC-collega’s Andreas Kouwenhoven en Romy van der Poel destijds een inzichtelijk stuk schreven. Sommige ongedocumenteerden kunnen onmogelijk terug, al zouden ze willen. Anderen bespelen het systeem zo vaardig dat ze een vertrek veinzen, dan toch blijven, en daarna een nieuwe verblijfsprocedure beginnen.

Medio vorig jaar maakten in de vijf grote steden circa 640 mensen gebruik van de LVV: de Landelijke Vreemdelingen Voorziening. Het Rijk gaf de gemeenten geld om basale opvang (“bed-bad-brood”) voor deze mensen te verzorgen. 

Hoofdlijnen En daar stopte de minister per 1 januari 2025 dus mee.

Een wens die op de rechterflank vurig leefde. In 2015 struikelde Rutte II er bijna over omdat de VVD stopzetting eiste (maar de regeling bleef). Ook de PVV voer er jaren tegen uit.

En de twee kregen hun zin in het Hoofdlijnenakkoord: “De rijksbijdrage aan de Landelijke vreemdelingenvoorziening wordt beëindigd.”

Mandaat Faber had kortom een ruim politiek mandaat om dit te regelen. En het leek een simpele ingreep. Het ging niet om een wettelijke bepaling, dus ingewikkelde adviesaanvragen aan de Raad van State konden achterwege blijven.

Ze hoefde slechts het mandaat in te trekken dat gemeenten met de LVV-uitvoering belastte. Dat besluit publiceerde ze in december in de Staatscourant.

Principe of realiteit Maar toen lagen er al diverse dilemma’s op tafel. Het eerste belangenconflict bleek in september: het politieke principe tegenover de bestuurlijke realiteit.

De gemeenten wezen er via de VNG op dat ongedocumenteerden “een complexe doelgroep” zijn die in buurten “overlast” veroorzaakt als ze “op straat belandt”.

In intern overleg op het ministerie, met ambtenaren van verschillende diensten en betrokkenen uit het veld, bleek dat die zorgen breed leefden. 

Schending Het drong ook door tot de coalitiefracties van VVD en NSC, die de minister diezelfde maand in een motie om een oplossing vroegen. Andere ministeries werden bij het overleg betrokken, aldus een Kamerbrief uit december.

En ambtelijke betrokkenen voorzien nu dat voor een deel van de ongedocumenteerden de geschrapte basisvoorzieningen alsnog in enige vorm zullen worden voortgezet.

Een confrontatie met de bestuurlijke realiteit.

Ter Apel Intussen stuitte de beslissing van de minister ook op het EU-recht. Het Europees Hof van Justitie oordeelde in september dat EU-lidstaten moeten voorkomen dat een uitgeprocedeerde asielzoeker terechtkomt “in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie waardoor hij niet kan voorzien in zijn meest elementaire behoeften”.

Op vragen van de ChristenUnie meldde Faber de Kamer in december dat Nederland ook na de verdwijning van de LVV aan deze voorwaarden zou voldoen: uitgeprocedeerde asielzoekers kunnen, schreef ze, ter voorbereiding van hun uitzetting terecht in Ter Apel. 

Ondergrens Maar toen ongedocumenteerden diezelfde maand in vier rechtbanken het recht op LVV-achtige voorzieningen in een kort geding opeisten, verwees hun advocaat Pim Fischer met succes naar het EU-recht.

In een voorlopige voorziening schreef bijvoorbeeld de rechter in Amsterdam dat door het schrappen van de LVV-rijksbijdrage onvoldoende duidelijk is of de minister “aan de ondergrens” van haar Europese verplichtingen voldoet. In drie van de vier zaken gelastten rechtbanken de minister LVV-achtige voorzieningen voorlopig te blijven financieren.

Een confrontatie met de juridische realiteit.

Foutje Toen bleek ook dat zij bestuurlijk ondoordacht had geopereerd.

Omdat ze het mandaat van de gemeenten voor de LVV-uitvoering al had ingetrokken in de Staatscourant, was ze nu zélf verantwoordelijk voor de behandeling van de ongedocumenteerden.

En de betekenis van de gerechtelijke uitspraken is nu dat de minister voor elke ongedocumenteerde individueel moet onderbouwen waarom die persoon geen recht meer zou hebben op een LVV-achtige voorziening, ook gezien het EU-recht.

Een heidense klus, het gaat om honderden bezwaarschriften. De gerechtelijke uitspraken zijn ruim een maand oud maar deze week had nog geen ongedocumenteerde bericht van Faber ontvangen.

Principe of realiteit (2) En elke ministeriële afwijzing zal opnieuw aan de rechter worden voorgelegd, zegt hun advocaat Fischer. Hij voorziet dat het daarna per individu ten minste achttien weken zal duren om tot een definitief gerechtelijk oordeel te komen.

Ziehier de prijs van haast bij asielbeleid. De minister besloot al een week na haar aantreden de LVV-bijdrage te schrappen. We zijn een half jaar verder, ze betaalt de LVV nog steeds, en zicht op een spoedige beëindiging ontbreekt.

Dus iets minder haast, en iets beter nadenken, zou vermoedelijk verstandiger zijn geweest.

Coenradie-momentjes Het staat voor meer: overal stuit de PVV nu op dit soort realiteiten. Staatssecretaris Ingrid Coenradie (Justitie, PVV) die in een fascinerend interview bij Eva uitlegde dat zij niet wenst mee te gaan met Wilders’ non-oplossingen voor het cellentekort.

Er volgden meer Coenradie-momentjes. Minister Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, PVV) zag zich gedwongen bezwaar te maken tegen de tarieven op staal die Wilders’ politieke bondgenoot Donald Trump de EU oplegt. PVV-Kamerlid Jeremy Mooiman moest een huurverhoging verdedigen terwijl zijn partijleider op sociale media even eerder huurverlaging beloofde. Etcetc.

Het PVV-slogancircus is in een identiteitscrisis beland.

Donnie & Vlad Tegelijk geeft het te denken dat Den Haag deze week, waarin Trump zijn verhouding met Poetin boven Oekraïne en het Atlantisch bondgenootschap plaatste, zoveel energie kwijtraakte aan Wilders’ oneliners.

Ook wat dit betreft begint het gênant te worden dat de andere coalitieleiders niet vaker naar links kijken.

Want er was één Kamerlid dat ruim voor afgelopen woensdag, toen Trump de NAVO bruuskeerde, bij de collega’s aandrong op een “verdiepend debat” met de minister-president over de veranderende relatie met de VS: GL-PvdA-voorman Frans Timmermans.

Blind Maar toen hij daar vorige week dinsdag op aandrong, keek de coalitie nuffig weg.

De PVV was überhaupt tegen. De VVD vond een debat met PVV-minister Klever van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp genoeg. Zo’n “heel breed debat met de premier” was nergens voor nodig. NSC en BBB steunden dit.

Blind voor de wereld in het hart van de macht.

Leiderschap Timmermans onderstreepte maandag opnieuw de urgentie van de kwestie in zijn Mathieu Segers-lezing.

In een wereld die opereert op basis van het recht van de sterkste verkruimelt de EU, waarschuwde hij. En hij zocht het niet in linkse platitudes: het is noodzakelijk, zei hij, dat EU-lidstaten investeren in defensie én de defensie-industrie, benadrukte hij.

Dit heet ook wel leiderschap.

Isolement En het pijnlijke is: pas toen hij donderdag, daags na Trumps telefoontje met Poetin, opnieuw een debat aanvroeg vonden coalitiepartijen het ineens hoognodig.

Behalve de PVV. Wilders voelt niets voor hogere defensie-uitgaven – die gaan ten koste van populair beleid. En zijn bewondering voor Trump is even geen goed nieuwspuntje.

Een klein bijeffect van de wereldwijde chaos die Trump creëert: in het huidige Den Haag betekent dit ook dat het Wilders (opnieuw) isoleert.

Debatteer!

Reacties naar [email protected] of mijn LinkedIn.

Fijn weekeinde,

Tom-Jan Meeus

[email protected]


Column | De laconieke houding is een vergissing

Het terugblikken op corona, dat eind februari 2020 officieel in Nederland arriveerde, is hier en daar al begonnen. Ik merk bij mensen een zeker ongeloof als ze herinneringen ophalen aan de lockdowns: al die radicale verboden, was dat nou nodig? Zo dodelijk was dat virus toch ook weer niet?

Het is een typisch geval van de preventieparadox: een ramp is afgewend, dús het gevaar is overschat. Datzelfde gevoel krijg ik van de mensen die tijdens Trump Twee beweren dat het zo’n vaart niet zal lopen met de afbraak van de liberale democratie. De eerste keer werd ook geroepen dat hij een fascist was, en is de democratie toen gestorven?

Die laconieke houding is een vergissing, aldus Steven Levitsky en Lucan A. Way deze week in Foreign Affairs. Beiden zijn bekend om hun boeken over de erosie van liberale democratieën. Trump had in 2016 wel degelijk radicale bedoelingen, schrijven ze, maar die zijn tegengehouden door Republikeinen die toen nog hechtten aan de „democratische spelregels”. Dit keer is de situatie anders. Trump heeft zijn kabinet bevolkt met loyalisten, en de oppositie lijkt gedemoraliseerd.

Amerika beweegt niet richting een fascistische dictatuur, schrijven Levitsky en Way, maar naar een „competitieve autocratie”, zoals die ook bestaat in landen als Turkije en Hongarije. In een competitieve autocratie worden wel min of meer eerlijke verkiezingen gehouden, maar is er geen level playing field voor alle partijen. De heersende partij weet de democratische instituties (media, rechtspraak, ambtenarij) zo naar haar hand te zetten dat de tegenstander geen eerlijke kans krijgt. „Als regeringen hun macht gebruiken om de oppositie systematisch te benadelen en verzwakken, ondermijnen ze de liberale democratie. Politiek wordt als een voetbalwedstrijd waarin de scheidsrechter, de grensrechter en de vierde official voor het ene team werken om de tegenstander te saboteren.”

In de VS is dit nu gaande. Terwijl Trump de rechtsstaat ondermijnt door Capitoolbestormers vrij te laten, is de ongekozen Musk bezig duizenden ambtenaren te ontslaan. Zonder bewijs te leveren beweert hij grootscheepse corruptie te hebben ontdekt. Het opgedoekte USAID noemde hij zelfs „een criminele organisatie”. Het stuit op verrassend weinig tegenstand bij het Republikeinse establishment.

„Het is niet waar dat we niet leren van de geschiedenis. We leren er wél van. En dan vergeten we het weer”, zei Financial Times-columnist Martin Wolf woensdag in Room for Discussion, een interviewprogramma van UvA-studenten. Het was een citaat van een Tsjechische vriend, die opgroeide onder het communisme. Wolf betoogde twee jaar geleden in The Crisis of Democratic Capitalism dat de combinatie van kapitalisme en democratie nog steeds het beste systeem is, en niet kan bestaan zonder begrenzing door de rechtsstaat. Hij schreef het, zei hij woensdag, onder andere voor jongere generaties: uit onderzoeken blijkt dat zij vaker verlangen naar een sterke leider. Wolf begrijpt dat verlangen. Wie zelf geen ervaring heeft met autoritair bestuur, zei hij, neemt onze democratie gemakkelijker voor lief.

De preventieparadox geldt ook hier: omdat de democratische instituties tot nu toe hun werk doen, vindt men ze overdreven. Dat gebeurt ook in Nederland. Jongeren noemen rechtsstatelijke waarden minder vaak als belangrijk voor de democratie, schreef het SCP vorig jaar. En ook hier worden democratische instituties steeds vaker in diskrediet gebracht. Denk aan Wilders, die al jaren tekeergaat tegen journalisten en rechters, en die deze week over het Raad van State-advies over Fabers nieuwe asielwetten twitterde: „Niks aantrekken van die ongekozen bureaucraten van de RvS!” FVD, altijd nog nét iets radicaler, riep zelfs op tot de „ontmanteling” van de Raad van State.

Mensen als Trump, Musk, Wilders en Baudet schetsen de democratische instituties als vijanden van het volk. Het tegenovergestelde is waar: ze beschermen het volk tegen willekeur en corruptie. Die les lijkt bij velen weggezakt, terwijl het er nu op aankomt: de democratie overleeft niet zonder steun van loyale democraten. Maar juist zij kunnen nu concluderen dat de strijd te zwaar en riskant is, stellen Levitsky en Way. Ze noemen dat „self-sidelining”: het zichzelf uit de weg ruimen van potentiële maatschappelijke oppositie tegen een autoritair bewind. „De jonge juristen die niet de politiek ingaan; de jonge schrijvers die geen journalist worden; de potentiële klokkenluiders die ervoor kiezen hun mond te houden; de talloze burgers die besluiten niet te gaan demonstreren of vrijwilliger te worden in een verkiezingscampagne.”

Self-sidelining gebeurt uit angst, zeggen Levitsky en Way. Angst om in ongenade te vallen bij het nieuwe bewind en ontslagen of vervolgd te worden. Maar het is nog ernstiger, denk ik: het gebeurt ook uit desinteresse. Omdat mensen niet herkennen wat het betekent als een politicus rechters, journalisten en ambtenaren aanvalt. Ze vinden de ophef hysterisch. En hysterisch, wie wil dat nou zijn? Nee, dan liever nuchter blijven. Er is niks aan de hand, mensen. Het kwam de vorige keer toch ook goed?

Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC


Opinie | Denemarken bewijst: betaalbare kinderopvang laat meer vrouwen werken

Te duur. Niet flexibel. Slechte kwaliteit. Dit zijn terugkerende thema’s als ik mijn vrienden en bekenden vraag naar hun ervaringen met de kinderopvang in Nederland. Dit zorgt er niet zelden voor dat in ieder geval een van de ouders minder uren per week gaat werken.

Meestal is dat de moeder, want vader verdient meer. Het is de Nederlandse vrouw die daarom achterblijft in de arbeidsparticipatie. En dan met name moeders van jonge kinderen. Weinig flatteus worden zij deeltijdprinses genoemd – die term heeft mij in Kopenhagen, waar ik inmiddels ruim vijftien jaar woon en werk, wel bereikt.

Een snelle blik op de getallen ondersteunt dit beeld: 68 procent van de Nederlandse vrouwen met kinderen werkt parttime. Voordat er kinderen zijn is het aandeel 43 procent. In Denemarken werkt rond de 30 procent van de vrouwen deeltijd. Dit percentage verandert niet noemenswaardig als er kinderen komen.

Betaalbare kwaliteit

Hoe kan dat? Een groot deel van het antwoord ligt in toegankelijke en betaalbare kinderopvang, want de achterblijvende participatie van de Nederlandse vrouw is geen vrouwenprobleem, zoals de term deeltijdprinses doet vermoeden, maar een systeemfout.

Om de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt te stimuleren, is er per 1 januari 2025 een nieuwe regeling ingegaan die hoge opvangkosten in Nederland moet verzachten. De overheid vergoedt nu, voor ouders met een middeninkomen, tot 96 procent van de opvangkosten. Maar uiteindelijk telt de kwaliteit. En die is niet per se te waarborgen als je de kinderopvang aan de markt overlaat.

Want welke overheid maakt nou van z’n aller kwetsbaarste burgers, namelijk baby’s en kinderen, een verdienmodel? De Nederlandse dus, want 60 procent van de Nederlandse kinderopvang is winstgedreven en 12 procent in handen  private equity. Bij die bedrijven zien we dat deze de prijzen opkrikken zonder dat de kwaliteit dezelfde curve volgt.

Deens model

Hoe anders is het in Denemarken, waar ik mijn kinderen heb gekregen. Hier is de kinderopvang goed geregeld door de gemeente en grotendeels gefinancierd via de belastingen. Kinderen vanaf ongeveer een jaar krijgen een plek op de opvang. Tot die tijd hebben ouders doorgaans verlof, ook een mooie regeling.

Je kan kiezen voor een fulltime of parttime plek. Veruit de meeste ouders kiezen voor fulltime, dat is hier cultureel volledig geaccepteerd.  Ze kunnen dan in theorie elke werkdag van zeven uur ’s ochtends tot vijf uur ’s middags de kinderen naar de opvang brengen. Liever korter. Dat kan meestal ook wel, want je baas haalt haar kids ook op tijd op. Mijn man en ik halen onze kinderen zelden later op dan half vier, maar wij hebben dan ook flexibele werktijden.

Terwijl ze in de opvang zijn, krijgen de kleintjes biologisch eten bereid door een kok, zijn ze minstens eenmaal per dag buiten en doen ze talloze activiteiten. Die van mij hebben bijvoorbeeld theatervoorstellingen bezocht, pannenkoeken op vuur gebakken en hun debuut als imker gemaakt.

Kinderen van een tot drie jaar zitten in groepen van ongeveer twaalf kinderen. Kinderen tussen drie en vijf jaar zitten in een grotere groep met ongeveer twintig kinderen. Beide groepen worden begeleid door drie volwassenen, waarvan er twee zijn opgeleid tot pedagoog (een bacheloropleiding). Pedagogiek was in 2024 de derde meest populaire studie in Denemarken.

Voor een fulltime plek voor een kind tussen de drie en de vijf betaalden wij de afgelopen jaren omgerekend rond de 400 euro per maand. Dat bedrag mag maximaal 25 procent van de daadwerkelijke kosten zijn, de resterende 75 procent betaalt de gemeente direct aan de opvang. Hoef je als ouder verder niks voor te regelen.

Deense deeltijdprinses bestaat niet

Het zeker ook niet allemaal perfect. Er zijn tekorten aan pedagogen, sommige kinderdagverblijven zijn van slechte kwaliteit en ook de wachtlijsten zijn soms te lang. Maar deze problemen zijn minder prangend dan de Nederlandse, is mijn indruk.   

Want in tegenstelling tot mijn Nederlandse vriendinnen, ben ik na de geboorte van de kinderen fulltime blijven werken, wetend dat mijn kinderen in goede handen zijn. Mijn Deense vriendinnen zijn ook allemaal nog fulltime aan de slag.

Mocht het kabinet-Schoof de Nederlandse vrouw echt aan de slag willen krijgen, zou het het Deense model kunnen overwegen. Het zou een complexe en dure opgave zijn om weg te gaan van de myriade aan private aanbieders, dat staat voorop. Maar wat levert het op? De kans om het (toeslagen-)systeem wezenlijk te versimpelen. De mogelijkheid om de kwaliteit te verhogen en het welzijn van het kind centraal te zetten. Plus een sturende hand in de toegankelijkheid van opvang, waardoor kinderen uit alle bevolkingslagen op gelijke voet van hoogwaardige opvang gebruik kunnen maken. Dit helpt kinderen later aan een goede start op school en moeders ontsnappen aan de deeltijdsval.

Als Nederland daarin slaagt, zal op termijn de collectieve huiverigheid voor meerdaagse opvang bij Nederlandse ouders afnemen. Ik maakte zelf ook een culturele ommezwaai, van Nederlandse vrouw met wantrouwen ten opzichte van de opvang tot een Deense opvang-enthousiasteling. Omdat ik zag dat het systeem hier goed is en het (kinder-)leven kan verrijken.

Dat goede, door de overheid georganiseerde kinderopvang haalbaar is, wordt elke dag bewezen in Denemarken. Een Deense deeltijdprinses bestaat niet.

Lees ook

Op weg naar (bijna) gratis kinderopvang, maar kabinet gaat eerst bezuinigen

Deze week kondigde het kabinet een bezuiniging aan op kinderopvang: uurtarieven zullen in 2026 niet worden aangepast.


Opinie | Vrede met Rusland bereikt Europa niet met meer wapens

Er kan geen vrede in Europa zijn zonder vrede met Rusland. Deze uitspraak was tientallen jaren een van de leidende principes van de Duitse Ostpolitik, het Duitse ontspanningsbeleid in de betrekkingen van West-Duitsland met de Sovjet-Unie en Oost-Duitsland. De uitspraak is nog even onmiskenbaar waar als vijftig jaar geleden. Maar hoe kunnen we vrede bereiken met een land dat geleid wordt door een regime dat er blijkbaar op gericht is om de Europese orde te ondermijnen en dat zichzelf presenteert als het anti-Europa – een agressieve wereldmacht gericht tegen liberalisme, tegen ideologisch en cultureel pluralisme, tegen vrijheid van expressie?

Volgens NAVO-chef Mark Rutte is er maar een mogelijk antwoord op die vraag: bewapenen. Half januari stelde hij dat de Europese defensie-uitgaven moeten toenemen tot 3,7 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat zou voor Nederland een stijging van de defensiebegroting betekenen van 85 procent! Dit zou neerkomen op 19 miljard euro aan jaarlijkse extra uitgaven. Dat is 4 miljard meer dan het jaarlijkse budget voor het basisonderwijs. Laat dit even tot u doordringen.

Ondertussen hebben de Amerikaanse president Donald Trump en zijn minister van Defensie Pete Hegseth zich in het koor gemengd. Met hun kenmerkende stijl van grootspraak gecombineerd met onverhulde dreigementen, spreken die inmiddels over een verhoging naar 5 procent van het bbp, 1,6 procentpunt boven wat de Verenigde Staten zelf uitgeven. Een volstrekte absurditeit die alleen mogelijk zou zijn door het afbreken van een groot deel van Europa’s gekoesterde publieke voorzieningen.

Politieke hallucinatie

Er is zeker een noodzaak om de defensie-uitgaven substantieel te verhogen, maar de cijfers die Rutte noemt zijn een politieke hallucinatie – al was het maar omdat defensie er nu al niet in slaagt om het jaarlijkse budget uit te geven. Er zijn simpelweg niet genoeg wapenfabrieken en er is niet genoeg personeel om al het begrote geld aan te spenderen. In 2023 bedroeg die zogenaamde ‘onderuitputting’ bij het ministerie van Defensie meer dan 762 miljoen euro.

Het gegoochel met percentages heeft ook geen historische basis. Toen Tsjechoslowakije in 1968 werd bezet door de Sovjet-Unie en West-Europa een vijand moest vrezen die zowel militair als economisch vele malen bedreigender was dan de Russische Federatie nu, was het Nederlandse defensiebudget 3,3 procent van het bbp, dat van West-Duitsland 3,4 procent – en die budgetten daalden de jaren daarna gestaag.

Rutte legde nauwelijks uit hoe hij aan dat streefcijfer van 3,7 procent kwam. Maar er is sowieso weinig serieuze tegenspraak. Dat heeft alles te maken met de geopolitieke werkelijkheid sinds de herverkiezing van Trump. Europa moet erop rekenen dat de Verenigde Staten niet meer te hulp komen als Rusland een aanval zou beginnen op een van de Europese NAVO-leden. Dit zorgt terecht voor ongerustheid in Europese hoofdsteden. Rutte speelt daarop in door te suggereren dat Rusland na een staakt-het-vuren met Oekraïne in staat zou zijn om de manschappen en het materieel van het leger te reorganiseren en die van het slagveld in Oekraïne naar de NAVO-grenzen te dirigeren, met de bedoeling grote delen van het NAVO-territorium te bezetten.

Grotere problemen

Zou dat echt kunnen? Kijk eerst eens naar de Europese en de Russische defensie-uitgaven: het gezamenlijke budget van de Europese NAVO-leden is veel hoger dan dat van Rusland, zelfs als je rekening houdt met de relatief grotere koopkracht van het Russische budget. Toch zou Rusland er volgens Rutte in slagen om meer militair materieel te produceren dan Europa. Als dat werkelijk waar is, heeft Europa wel een groter probleem dan een te klein defensiebudget.

Zo is het ook niet. Het International Institute for Strategic Studies, een Britse denktank, laat bijvoorbeeld zien dat 85 procent van de huidige Russische tankproductie bestaat uit ‘refurbished’ Sovjet-voorraden van tanks die grotendeels in de jaren zestig tot tachtig is opgebouwd. Min of meer hetzelfde geldt voor pantservoertuigen en houwitsers. Deze voorraden raken uitgeput. Na bijna drie verwoestende jaren heeft Rusland 11.597 tanks en pantservoertuigen verloren op het slagveld. (Dit zijn de tot 19 januari met foto’s bevestigde verliezen.) Bepaalde types tanks en ander zwaar materieel zijn al bijna op, en verschijnen steeds minder aan het front.

Verschillende open-source intelligence-groepen brengen de slinkende Russische voorraden in kaart en concluderen dat Rusland al in de lente de eerste kritieke productietekorten moet zien te verwerken. Dit wordt bevestigd in een zeer uitgebreid onderzoeksartikel van het tijdschrift Foreign Policy. Het Britse Royal United Services Institute, een defensiedenktank, is iets terughoudender, maar ook volgens hen heeft het Russische leger in 2024 zijn maximale capaciteit bereikt en zal vanaf 2026 beginnen te eroderen.

Fantasieën over Russische legers die grote delen van Europa bezetten, verstevigen Poetins positie

De Russische defensie-industrie lijdt aan een nijpend personeelstekort, ook al omdat ze een geduchte concurrent heeft in de strijd om personeel: het Russische leger. Het blijkt onmogelijk om de personele verliezen op het slagveld te compenseren en tegelijkertijd de defensie-productie te laten groeien. Een nieuwe rekruut ontvangt inmiddels een salaris tot drieduizend dollar (twee tot drie keer zoveel als het salaris van een huisarts in Rusland).

Wie beweert dat Rusland na een staakt-het-vuren met Oekraïne in staat is om het leger binnen vier jaar volledig te hergroeperen, houdt behalve met de kwijnende voorraden ook geen rekening met de economische situatie in Rusland. Poetin financiert de oorlogsinspanning door belastingverhogingen en het maken van schulden, die voor een groot deel worden gemaskeerd en worden gespreid. De economische groei is kunstmatig, en leidt tot inflatie die alleen met draconische rentetarieven in toom kan worden gehouden. De reële rente van de Russische Nationale Bank (het rentepercentage minus het inflatiepercentage) is nu al het hoogste van alle ontwikkelde en opkomende economieën. Aan het begin van de oorlog heeft Poetin een wet getekend die het banken min of meer verplicht om geld te lenen aan de defensie-industrie en hun toeleveranciers, waardoor de totale particuliere schuldpositie is toegenomen met 65 procent sinds het begin van de oorlog, en de defensie-industrie diep in de schulden zit.

Dat de Russische economie het zo lang heeft uitgehouden, is ook een gevolg van de hoge kwaliteit van het Russische openbaar bestuur, iets wat Europese politieke elites blijven onderschatten. Maar ook het crisismanagement van de Russische financiële instituties kan de economische werkelijkheid niet lang meer maskeren.

Het idee dat Rusland de enorme militaire uitgaven kan volhouden na een staakt-het-vuren en die zelfs nog kan verhogen – wat echt nodig is voor een confrontatie met de Europese NAVO-landen – is een fantasie.

Overspannen slogans

Dat neem niet weg dat Europa Poetins Rusland moet vrezen. Poetins handelen wordt niet gedreven door reële veiligheidsoverwegingen, maar door historische wrok en de gedachte dat Europees liberalisme een existentieel gevaar is voor de Russische Federatie. Poetin zal om die redenen Europa blijven ondermijnen, en disruptieve militaire campagnes kunnen deel daarvan zijn. Denk aan aanvallen op het grondgebied van een van de Baltische staten of een gehele of gedeeltelijke bezetting van Moldavië (geen NAVO-lid).

Europa moet daarop voorbereid zijn. Maar fantasieën over Russische legers die grote delen van Europa bezetten, leveren geen bijdrage aan een bestendige vrede in Europa, en verstevigen Poetins positie.

Na een staakt-het-vuren zal in Rusland de maatschappelijke druk toenemen om weer in de gewone economie te investeren, maar Poetin zal de defensie-uitgaven slechts geleidelijk willen terugdraaien. Hij zoekt daarom altijd naar redenen om zijn vertoog te versterken dat Europa een bedreiging vormt voor Rusland. De overspannen slogans van Rutte en Trump geven hem die op een presenteerblaadje.

Meer Europese tanks en drones zijn nodig, maar zonder andere politieke en economische instrumenten brengen die een bestendige vrede niet dichterbij. Het belangrijkste wapen om van Poetin te winnen blijft de energietransitie, een onderwerp dat Rutte liever niet aansnijdt. Poetins Rusland functioneert nog hetzelfde als twintig jaar geleden. Een land dat met verkoop van fossiele brandstoffen een inefficiënte, onvrije en corrupte economie compenseert, en een bende roofbaronnen in het zadel houdt die via overdadige subsidies aan geheime diensten de oppositie onderdrukt en de publieke opinie manipuleert.

Zolang dit model standhoudt is de kans op betere verhoudingen tussen Rusland en Europa nihil. Maar er is op de middellange termijn reden voor optimisme. Een door de energietransitie krimpende oliemarkt zal in Rusland harder aankomen dan in menig ander olieproducerend land, omdat de Arabische OPEC-staten olie goedkoper kunnen produceren dan zij. Elektrificatie van het wegverkeer brengt het einde van het Poetinregime veel sneller dichterbij dan het vergroten van de tankvoorraad. Een Europa zonder fossiele brandstof maakt Europa bovendien energie-onafhankelijk en een gedecentraliseerd energiestelsel is veel moeilijker te verstoren door militaire of terroristische acties. Pro-fossiel beleid is niets meer dan actieve steun aan Poetins kliek.

Meer investeren

Daarnaast moet Europa meer investeren in Oekraïne. Poetin heeft in zekere zin gelijk dat een bloeiende Oekraïense staat een existentiële bedreiging is voor zijn model voor de Russische Federatie. Een vrij, open en welvarend Oekraïne laat zien dat een post-Sovjetstaat in staat is een betere samenleving voor zijn burgers te organiseren dan Poetins Rusland. Hoe eerder Oekraïne het land opbouwt en welvaart kan creëren voor zijn burgers, hoe duidelijker de Russische middenklasse ziet dat een ander Rusland mogelijk is. Een welvarend Oekraïne zal bovendien ook militaire druk op Rusland blijven uitoefenen, waardoor eventuele Russische avonturen aan de NAVO-grenzen veel risicovoller worden voor Poetin.

De laatste noodzakelijke strategie is de moeilijkste. Europa zal gematigde groepen in de Russische samenleving – de middenklasse, ondernemers, technocraten in het openbaar bestuur – moeten overtuigen dat vreedzame en productieve samenwerking met Europa mogelijk is, mits zij hun imperialistische dromen laten varen en Poetins kliek aan de kant zetten. Maar de maatschappelijke netwerken die tot Poetins bezetting van de Krim bestonden om contact te houden met die groepen zijn verdwenen. Na een staakt-het-vuren zullen die langzaam weer moeten worden opgebouwd. Dat vereist kennis, visie en culturele gevoeligheid.

Wie vrede wil in Europa moet voorbij de strijdkreten en het wapengekletter kijken. Poetins elite is Europa steeds te slim af omdat zij meer kennis heeft van onze samenleving en onze zwakten, dan wij van de hunne. Ruttes spookverhalen tonen dat eens te meer.

Lees ook

Als wij ons van Oekraïne afwenden, wendt Oekraïne zich misschien ook af van ons

Presidenten Clinton (VS), Jeltsin (Rusland) & Kravchuk (Oekraïne) tekenen een overeenkomst in het Kremlin in 1994.Foto Sergei Guneyev/ Getty Images