Column | Jij bent niet het diner

Het is een misvatting dat je het alleen met geliefden of vrienden kan uitmaken, het wil ook prima met familie. Een van mijn jeugdvriendinnen verbrak op haar dertigste het contact met haar vader. Onlangs kwam ik haar tegen en na wat beleefdheden over en weer vroeg ik hoe het eigenlijk met hem ging.

„Best prima, zijn buurvrouw houdt me op de hoogte”, vertelde ze. „Het is vooral lekker rustig dat hij niet meer in mijn leven is. Al heb ik soms nog wel medelijden met hem, want hij heeft zichzelf ook niet gemaakt.”

Haar vader had zeer gewelddadige ouders die hem op straat zetten toen hij dertien was. Ik herinner me een man die al begon te schreeuwen wanneer de krant te hard door de brievenbus werd gedaan.

„Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik vanwege zijn moeilijke jeugd extra lief moest zijn”, zei ze. „Dus toen mijn moeder ons verliet en hij totaal instortte, nam ik het huishouden op me en stond ik altijd klaar met een luisterend oor. Tot ik tegen mijn dertigste merkte dat het niets uitmaakte. Hij bedankte me nooit, bleef verongelijkt, schopte continu ruzie, was nooit kritisch op zichzelf. Alsof zijn moeilijke verleden hem een vrijbrief gaf om de rest van zijn leven een eikel te zijn. Op een zeker moment had ik er genoeg van. Ik merkte ook dat ik zijn kindertijd uiteindelijk niet meer als een excuus, maar slechts als een verkláring voor zijn agressie beschouwde.”

Ze snoof.

„Maar weet je wat ik nog het ergste vind? In ons dorp zag iedereen dat een kind mantelzorgde voor een man die nooit had geleerd om verantwoordelijkheid voor zichzelf of zijn gezin te nemen. Niemand die er wat van zei want hee, geen groter taboe in dit land dan je te bemoeien met de opvoeding van andermans nageslacht.”

„Misschien waren ze wel bang. Mijn moeder liep altijd een blokje om als ze je pa de straat in zag komen.”

„Dan nog. Een telefoontje naar jeugdzorg kan altijd anoniem. In plaats daarvan kreeg ik van de hele buurt lof, dat ik zo verantwoordelijk was voor mijn leeftijd.”

Tja. Ze is de enige niet. Ik ken nogal wat mensen die dankzij hun ouders geen kind konden zijn.

„Je zou willen dat er een wet bestond die minderjarigen tegen dit soort vampirisme beschermt”, mompelde ik.

„En tegen de lafheid van de omgeving, maar goed. Uiteindelijk was ik de enige die het kon stoppen.”

Ze grinnikte.

„Ik las ooit dat omdat een tijger vlees eet, dat niet betekent dat jij dan ook meteen zijn diner moet zijn.”

Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.


Koop Europees! – is dat een goed idee?

Koop Europese waar, dan helpen wij elkaar. Zou dat oude adagium Europa kunnen helpen nu het vanuit bijna alle windrichtingen in de tang zit tussen keiharde machtspolitiek en economisch nationalisme?

De Europese Commissie denkt van wel. Volgende week komt Brussel met een plan om de Europese industrie klimaatvriendelijker te maken én nieuw leven in te blazen. Daarin is ‘Buy European’ waarschijnlijk een rode draad. In januari figureerde het ook al in plannen om de Europese economie concurrerender te maken.

Het zou een markante koerswijziging zijn. De Europese Unie leunde altijd vol vertrouwen op het web van internationale afspraken en handelsverdragen. Als de verfijnde gangmaker op het mondialiseringsfeest. Onlangs nog dreigde de EU China met ‘maatregelen’ omdat het Europese bedrijven zou discrimineren. En nu wil de Commissie zelf Europese bedrijven voortrekken.

De oude Europese manier van opereren in de wereldeconomie werkt niet meer

Maar de oude Europese manier van opereren in de wereldeconomie werkt niet meer. Vergeet het model waarbij Europa leunde op goedkoop gas uit Rusland, goedkope producten uit China en op de Verenigde Staten die onze veiligheid bewaakten, zei de Franse president Emmanuel Macron tegen de Financial Times. Europa móet onafhankelijker worden. Nu zowel Poetin, Xi als Trump zonder schroom een spaak steken in dat mondiale web van regels en handel.

Poetin zette gas in om Europa te beschadigen. China subsidieert zijn eigen exportproducten zo gul dat Europese bedrijven dreigen te worden weggeconcurreerd. De VS zijn ook niet vies van nationalistisch economisch beleid. En nu komt daar de agressieve en intimiderende machtspolitiek van Donald Trump bij.

Ontstellend kwetsbaar

Opnieuw blijkt Europa ontstellend kwetsbaar. Europa kan zichzelf of Oekraïne niet verdedigen zonder de VS. Macron waarschuwt dat Europa niet alleen meer geld moet uitgeven aan defensie, maar dat dit geld ook terecht moet komen bij Europese fabrikanten. Als we alleen grotere klanten worden van wapens uit de VS, „hebben we over 20 jaar het probleem van Europese soevereiniteit nog steeds niet opgelost”.

En is het wel veilig dat het overgrote deel van de digitale infrastructuur – datacentra, netwerkverbindingen – in handen is van voornamelijk Amerikaanse bedrijven? Overheden en bedrijven moeten patriottischer worden in hun aanbestedingen, klonk onlangs in NRC, om zo een Europese techsector op te bouwen.

Is ‘Buy European’ economisch gezien een goed idee? Het is nog niet duidelijk wat de EU precies gaat doen, maar op zich is dit ‘Koop Europees’ waarschijnlijk een milde vorm van protectionisme zegt Brian Burgoon, hoogleraar internationale politieke economie. „Meer aandacht voor eigen belang is een grote verandering, want Europa is de beste leerling van de klas als het om de internationale economische rechtsorde gaat. Maar de EU heeft iets nodig om zich te verdedigen tegen het protectionisme van China en de vijandige houding van Trump.”

Ook Sander Tordoir, hoofdeconoom van denktank Centre for European Reform, ziet de logica. „Niet op een Amerikaanse cowboymanier waarbij de EU zijn markt afsluit voor de buitenwereld, maar Europa moet op een of andere manier een gelijk speelveld creëren met China en de VS.” Dat geldt volgens Tordoir vooral voor dé sector waarin Europa tot voor kort voorop liep, maar China nu snel dichterbij komt: klimaattechnologie. Denk aan windmolens, warmtepompen, elektrolyzers, elektrische auto’s, waterkrachttechnologie, woningisolatie.

„We bouwen de beste windturbines ter wereld. Dat is goed voor onze energie-onafhankelijkheid. Er zitten magneten in die we ook nodig hebben voor militaire radarsystemen.” Het is een sector die levensvatbaar is, zegt Tordoir, maar het ontzettend zwaar heeft. „Door de hoge energieprijzen en doordat China met zijn gesubsidieerde productie Europese bedrijven uit de markt drukt.”

De EU moet deze bedrijven helpen te overleven, zegt Tordoir, met behulp van directe steun (groene industriepolitiek) en slim ‘Koop Europees’-beleid. „Europese bedrijven voortrekken is tegen de internationale handelsregels. Dat vindt de EU moeilijk om te doen, maar China en de VS trekken zich ook weinig meer aan van die regels.” Voor landen die wel „fair met Europa omgaan” moet de Europese markt openblijven, vindt Tordoir. „De simpelste manier is om onder ‘Koop Europees’ ook landen te laten vallen waarmee de EU een vrijhandelsverdrag heeft, zoals Canada.” Op die manier beschermt Europa veelbelovende bedrijven zónder alle voordelen van internationale handel en concurrentie te schrappen, zoals lagere prijzen.

Geen ‘Koop Frans’ of ‘Koop Duits’

Volgens Burgoon en Tordoir loert het gevaar dat ‘Koop Europees’ vervalt in ‘Koop nationaal’. Tordoir: „Het is cruciaal dat alle Europese landen bedrijven uit andere EU-landen hetzelfde behandelen als hun eigen bedrijven. Dus niet de Franse slag waarbij ‘Buy European’ eigenlijk ‘Buy French’ is. Want dan fragmenteert de Europese markt en is er te weinig concurrentie onderling.”

Wil Europa minder afhankelijk worden, dan moet Europees denken: in welke Europese landen kunnen staalfabrieken het best floreren? Hoe maken we elektriciteit voor heel Europa goedkoper? Burgoon: „Als elk land zijn eigen staalfabriek overeind wil houden, kost dat meer geld en is de vraag hoe levensvatbaar die bedrijven zijn.” Maar zo Europees denken lidstaten nu niet. Recent voorbeeld: landen met goedkope elektriciteit zoals Spanje en Noorwegen verzetten zich tegen meer verbindingen met buurlanden, vertelt Tordoir. Die interconnectie kan immers de prijzen in buurlanden drukken maar in Spanje en Noorwegen verhogen.

Burgoon ziet meer gevaren waarover de EU niet voldoende heeft nagedacht. „ Wat doet Europa als Trump of China terugslaat?” Bovendien gaan de plannen van de Commissie vooral over het klimaatvriendelijker maken van de industrie, niet over defensie. „Nu meer defensiematerieel produceren, gaat niet per se samen met het vergroenen van de industrie, want dat wordt vooral op een fossiele manier gemaakt.”

In theorie kan het, de Europese levensvatbare industrie beschutten, onafhankelijker worden en toch openblijven voor landen die eerlijk willen handelen. Maar het vereist uitzonderlijke Europese eensgezindheid. En offers, want onafhankelijker worden, dat kost wat.


Opinie | De Westerling weet het heus niet beter dan de Afrikaan

De poging van Donald Trump en Elon Musk om ontwikkelingsorganisatie USAID op te heffen leidde tot felle en eensgezinde reacties. De gevolgen zullen vreselijk zijn, vooral voor de allerarmsten. Zo zullen miljoenen Afrikanen met hiv verstoken blijven van hun medicatie, terwijl de gezondheidszorg van landen als Ethiopië nu al op omvallen staat.

Laat ik vooropstellen dat ik me niet kan vinden in de manier waarop Musk de aanval heeft ingezet op USAID, waar vrijwel alle tienduizend werknemers ontslagen moeten worden. Werknemers, maar vooral ook de landen en organisaties die steun van USAID ontvangen, hebben niet de tijd gekregen de klap op te vangen. Tegelijkertijd wil ik nuance aanbrengen bij de stroom van reacties, wat in deze tijd van polarisatie niet eenvoudig is.

Voor een discussie over ontwikkelingshulp moeten we eerst duidelijk onderscheid maken tussen noodhulp en ontwikkelingssamenwerking. Die twee bijten elkaar regelmatig, omdat doelstellingen en narratief sterk van elkaar kunnen verschillen.

In het Rwanda van na de genocide van 1994 bijvoorbeeld werd noodhulp geacht geleidelijk plaats te maken voor ontwikkelingssamenwerking. Gratis waterverstrekking aan mensen in acute nood moest overgaan in een systeem waarbij klanten van waterbedrijven een redelijke prijs betaalden. Dit ging niet zonder slag of stoot, omdat veel noodhulporganisaties nog over een flinke donatiepot beschikten en de noodzaak voelden dit geld ook uit te geven. Na verloop van tijd was deze noodhulp onnodig en zelfs contraproductief, vond ook de bevolking zelf, omdat ze mensen ervan weerhield weer op eigen benen te gaan staan. Uiteindelijk besloot de regering verschillende noodhulporganisaties het land uit te zetten.

Medemenselijkheid

Het is belangrijk dat landen elkaar blijven ondersteunen na natuurrampen (zoals de aardbeving in Oost-Turkije) of in andere noodsituaties (Gaza). Zeventig jaar geleden ontving Nederland na de Watersnoodramp noodhulp uit Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Canada en de Verenigde Staten; onlangs kreeg de brandweer van Los Angeles hulp van Canadese en Mexicaanse collega’s tijdens de bestrijding van de bosbranden. De meeste mensen zien noodhulp terecht als een daad van medemenselijkheid en een teken van beschaving.

Bij ontwikkelingssamenwerking ligt de zaak anders. Hierbij gaat het om de lange termijn en gedragsverandering. Zo introduceren westerse overheden en ontwikkelingsorganisaties al decennialang duurzame landbouwmethoden, helpen ze bij het creëren van rendabele waterbedrijven en proberen ze de positie van vrouwen en de lhbti-gemeenschap te versterken. Bewustmaking en empowerment – zorgen dat de lokale bevolking de hulp op een gegeven moment niet meer nodig heeft – zijn daarom belangrijke elementen van veel ontwikkelingshulpprojecten.

In de praktijk laten Afrikaanse landen zich nogal eens door de ontwikkelingshulp in slaap wiegen. Waarom zou USAID verantwoordelijk moeten blijven voor de gezondheidszorg in delen van Afrika? Waarom hebben de regeringen van landen als Ethiopië en Oeganda – en zelfs van middeninkomenslanden als Zuid-Afrika en Kenia – verzuimd deze vitale functies zelf te vervullen? In principe beschikken zij over voldoende financiële middelen, ware het niet dat desinteresse en corruptie binnen de politiek en de overheid voortdurend alle systemen en programma’s ondermijnen.

In sommige gevallen draagt ontwikkelingshulp bij aan repressie

In Kenia heb ik bijna tien jaar gewerkt voor een door de Duitse overheid en de EU gefinancierd programma, dat tot doel had de watervoorziening in de sloppenwijken te verbeteren. Zo’n anderhalf miljoen mensen kregen toegang tot schoon drinkwater en het project werd gezien als een groot succes. Uiteraard straalde dit af op de organisatie waarvoor ik werkte – totdat het langzaam tot ons doordrong dat ons werk de minister de gelegenheid had gegeven om een flink gedeelte van het overheidsbudget voor water en sanitatie in eigen zak te steken.

De Zambiaanse econoom Dambisa Moyo stelt in haar boek Dead Aid dat ontwikkelingssamenwerking met Afrika niet heeft geholpen, maar juist heeft geleid tot blijvende afhankelijkheid, corruptie en structurele armoede. Door ontwikkelingssamenwerking houden het Westen en China corrupte en onderdrukkende regimes in het zadel. Bovendien kunnen regimes hun eigen corruptie en wanbestuur aan het zicht onttrekken door belangrijke overheidsfuncties te laten vervullen door ontwikkelingsorganisaties.

In sommige gevallen draagt ontwikkelingssamenwerking zelfs op een meer directe manier bij aan repressie. De Oegandese politie wordt door het merendeel van de bevolking gezien als een instrument van president Yoweri Museveni’s regering om de bevolking te intimideren en te onderdrukken. Agenten slaan vreedzame demonstraties neer, worden ingezet om oppositiepolitici te onderdrukken en eisen op grote schaal smeergeld. Toch vond Nederland het nodig om de Oegandese politie te ondersteunen door de aanschaf van extra pick-up trucks.

Echte onafhankelijkheid

Misschien is dit het moment waarop we ons minder gaan bemoeien met Afrika en beseffen dat landen op dit continent het recht hebben op echte onafhankelijkheid – óók als het streven ernaar een langdurige interne strijd tot gevolg heeft.

Wellicht moeten we de onbezonnen acties van Trump en Musk niet alleen bekritiseren, maar ze ook zien als een kans om kritisch te kijken naar de manier waarop wij met Afrika omgaan. We zouden ons kunnen afvragen of, en in hoeverre, ontwikkelingssamenwerking – bedoeld en onbedoeld – het continent van ons afhankelijk heeft gehouden.

Het Westen heeft een lange geschiedenis als het gaat om het willen veranderen van Afrika. Westerse landen hebben het continent niet alleen bestormd met hun legers, maar vooral ook met hun ideeën en ideologieën. Christendom, communisme, democratie, kapitalisme en meer recentelijk het neoliberalisme: we wisten altijd en beter dan de Afrikanen zelf wat goed was voor Afrika. Gezien de problemen waar we momenteel mee te kampen hebben, mogen we betwijfelen of dat wel waar is.

Lees ook

Bevriezing USAID ontketent chaos in mondiale zorg, voedselhulp, media en mensenrechtenclubs

Zakken met humanitaire hulpmiddelen worden klaargelegd bij de voedselbank in de Colombiaanse stad Cucuta. Volgens de Brusselse Crisis Group loopt het Colombiaanse noodsysteem nu vast, zowel bij de overheid als bij ngo’s


Opinie | De Japanse witte kool is niet opgewassen tegen inflatie

In de buurtsuper van de welvarende wijk Shirokane in Tokio is een groep jonge moeders aan het discussiëren. Ze staan rond een rieten mand in de groenteafdeling en wijzen naar de witte kolen die daarin als een piramide opgestapeld zijn. „Dit is toch niet te geloven”, zegt een van hen opgelaten met het prijskaartje tussen haar wijsvinger en duim vastgeknepen. „Vorig jaar was deze nog maar 200 yen.” De groep slaakt een gemeenschappelijke zucht. De witte kool staat sinds dit jaar symbool voor de exploderende kosten van levensonderhoud.

Op het prijskaartje staat 534 yen afgedrukt, iets meer dan 3,30 euro. Dat klinkt niet als veel, maar een jaar geleden kostte een krop witte kool nog geen euro. Sinds november vorig jaar is de prijs echter verdriedubbeld, en nu moeten Japanners een van hun favoriete groenten links laten liggen omwille van kostenbesparing. „Ik gebruikte kool vaak om gerechten aan te vullen, maar nu aarzel ik”, vertelt een 37-jarige parttimewerker aan de krant Yomiuri. „Ik wil overstappen op Chinese kool, maar die is ook duur.”

Japan worstelt al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw met stagnerende prijzen. Tijdens de coronapandemie hadden Japanners zelfs te maken met negatieve inflatie. Het dieptepunt was in december 2020, toen het algemene prijspeil met meer dan een procent zakte. De Bank van Japan heeft daarom decennialang inflatie als een van de belangrijkste doelen van haar landelijke economische strategie gehad. Prijsstijgingen zouden leiden tot salarisverhogingen en de koopkracht van het gemiddelde huishouden versterken. Dat was de aanname.

Vanaf 2022 kregen de bankiers hun zin: Japan ziet sindsdien maandelijks meerdere procentpunten aan inflatie. En het heeft vorige zomer inderdaad geleid tot de scherpste loonsverhogingen in 33 jaar tijd. Maar liefst 5,1 procent. Bier- en whiskybrouwer Suntory kondigde trots aan met hoofd en schouders boven alle andere Japanse bedrijven te staan en hun werknemers zelfs met een salarisstijging van 7 procent te gaan belonen.

Japanners hebben een behoorlijke kater overgehouden aan de blijdschap van vorig jaar. Alles in de supermarkt wordt almaar duurder terwijl het gemiddelde inkomen amper meegroeit. Vijf procent in 33 jaar blijkt toch wat weinig vergeleken met de boodschappen die nu maandelijks met 3 à 4 procent in prijs stijgen.

‘Extreme weersomstandigheden’

Lange tijd hebben de Japanners hun frustraties opgekropt, maar met de witte kool is er een lijn overschreden. Inmiddels moeten economen op televisie verklaren waarom de inflatie tóch positieve gevolgen kan hebben op de lange termijn, en bieden boeren hun excuses aan. „De weersomstandigheden zijn de laatste jaren extreem”, verklaart koolboer Takayoshi Yamaguchi somber in een nieuwsbericht op nationale omroep NHK.

Volgens krant Nikkei hebben sommige supermarkten bordjes geplaatst met daarop de boodschap: ‘Verander uw menu, of overweeg groentealternatieven’. In de buurtsuper beginnen de moeders zich één voor één richting de vrieskast met goedkopere bevroren groente te bewegen. Slechts een enkeling accepteert de financiële klap van 3,30 euro, en het topje van de koolpiramide verdwijnt in een boodschappenmandje. „Hier moeten we een paar dagen mee doen”, zegt de jonge mama terwijl ze met haar hand over de rode muts van haar dochtertje aait. „Even zuinig doen.”


Opinie | Internationale gemeenschap: luister naar de Palestijnen en hun politieke agenda

Sinds het staakt-het-vuren in Gaza richt een groot deel van de wereld zich op de directe gevolgen van de vernietiging in de strook. De discussie gaat vooral over de vraag welke instanties hulp zullen verlenen, hoe een begin met de wederopbouw kan worden gemaakt, welke internationale actoren een rol kunnen spelen en wat de voorwaarden voor het fragiele staakt-het-vuren moeten zijn.

Dat zijn allemaal belangrijke kwesties. Maar één ding ontbreekt: de Palestijnen zelf en hun politieke agenda. Ook zullen de volgende vragen moeten worden gesteld: wat zal er na het einde van deze oorlog met de Palestijnse nationale beweging gebeuren? Wie zal namens de Palestijnen spreken en onderhandelen over de voorwaarden voor mogelijke overeenkomsten met Israël? Zijn de eerdere onderhandelingskaders nog wel relevant?

Natuurlijk zijn de Palestijnen opgelucht dat het staakt-het-vuren eindelijk is afgekondigd, na vijftien maanden van onvoorstelbare verwoesting die door veel experts als genocide wordt omschreven. De oorlog heeft de Nakba, de etnische zuivering van 1948 waarbij ongeveer 750.000 Palestijnen uit hun huizen werden verdreven, in omvang overtroffen.

Over de voorwaarden voor het staakt-het-vuren bestaan ernstige zorgen. De overeenkomst kan in feite een ‘wurgcontract’ zijn, stelde een expert, bedoeld om een pauze in de gevechten in te lassen en tegelijkertijd de feitelijke situatie ter plaatse te veranderen. Dat Israël op precies hetzelfde moment een militaire repressie-operatie op de Westelijke Jordaanoever heeft uitgevoerd, Operatie Iron Wall, is bijzonder alarmerend. En een tweede regering-Trump, die geheel achter volledige Israëlische overheersing van de Westelijke Jordaanoever staat, bevestigt de Palestijnse angsten alleen maar. Het akkoord spreekt zich niet uit over de kwestie van Palestijns bestuur. De voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken had geopperd dat de Palestijnse Autoriteit, gesteund door internationale partners, toezicht zou kunnen houden op het gebied, maar daarover moet nog worden onderhandeld.

Overwinning

Desondanks zien veel Palestijnen de huidige situatie tot op zekere hoogte als een overwinning. De bevolking van Gaza is massaal ontheemd maar niet verdreven. Na hier met klem om te hebben gevraagd is hun toestemming verleend om terug te keren naar wat er over is van hun huizen in het noorden van de strook. Bovendien zijn de identiteit en het nationalisme van de Palestijnen nog springlevend en is de wereldwijde steun voor en erkenning van de Palestijnse rechten het afgelopen oorlogsjaar alleen maar toegenomen. Dat zijn allemaal opmerkelijke ontwikkelingen.

Dit brengt ons bij de grootste crisis waardoor de interne Palestijnse politiek nu wordt getroffen: een leiderschap dat in vele ogen afwezig of onwettig is. Er is het politieke bureau van Hamas, waarvan het waarnemend hoofd onderhandelt in Qatar, en de door Fatah gerunde Palestijnse Autoriteit (PA) in Ramallah. Geen van beide heeft tot dusver het heft in handen genomen of duidelijk gemaakt hoe ze de aanspraken op een nationale Palestijnse staat in de toekomst willen realiseren. Dat er twee actoren zijn die beweren het volk te vertegenwoordigen is tekenend voor de politieke stagnatie waarmee de Palestijnen worden geconfronteerd.

Legitimiteit verloren

Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw mag de door Fatah gerunde PA, met steun van de VS en in samenwerking met Israël, delen van de Westelijke Jordaanoever besturen. Deze instantie heeft voortdurend aangedrongen op internationale legitimiteit, maar geweigerd verkiezingen te houden of duidelijk verantwoording aan de Palestijnen af te leggen. Fatah heeft alternatieve leiderschapskandidaten en tegenstanders van de zittende president Mahmoud Abbas buitenspel gezet. Belangrijk is dat de PA de Palestijnen niet heeft kunnen beschermen tegen het toegenomen geweld van Israëlische kolonisten en militairen. Extra schokkend is het dat de PA Israël heeft geholpen bij de veiligheidscoördinatie en geweldpleging tijdens de oorlog in Gaza. Maar zolang ze haar rol als veiligheidscoördinator voor Israël bleef vervullen, maalde niemand in de internationale gemeenschap erom dat de PA voor haar eigen volk haar legitimiteit allang had verloren.

Hamas daarentegen kreeg de touwtjes in Gaza in handen nadat het in 2006 de Palestijnse parlementsverkiezingen had gewonnen en greep de macht in de Gazastrook toen die verkiezingsresultaten niet door de VS en hun bondgenoten werden erkend. Sindsdien heeft niemand in de internationale gemeenschap iets willen doen aan het feit dat de Palestijnse gebieden afzonderlijk worden bestuurd, of dat de mensen in Gaza een zware blokkade hebben moeten doorstaan sinds Hamas de controle over de strook overnam. Tot 7 oktober 2023 vertrouwden de beleidsmakers erop dat het ‘gewelddadige evenwicht’ tussen Hamas en Israël wel zou standhouden en dat deze status quo van gedeeld bestuur, niet-aansprakelijk leiderschap en een gebrek aan politieke oplossingen voor het Israëlisch-Palestijnse conflict houdbaar zou blijven.

De grootste crisis waardoor de interne Palestijnse politiek nu wordt getroffen is een leiderschap dat in vele ogen afwezig of onwettig is

De afgelopen vijftien maanden is gebleken dat deze status quo nooit houdbaar is geweest. We weten dat het Palestijnse volk aandringt op zelfbestuur en zelf zijn zaken wil regelen. Misschien zijn de twee belangrijkste Palestijnse facties zich van dit algemene gevoel bewust en hebben ze daarom besloten een technisch comité op te richten dat zich na het staakt-het-vuren met de dienstverlening in de Gazastrook zal bezighouden. Of dit comité in het akkoord zal worden opgenomen is overigens nog maar de vraag.

Lees ook

Bestand Israël en Hamas in precair stadium, onderhandelingen over tweede fase zijn onzeker

Palestijnse kinderen wachten bij een rij jerrycans en emmers om water te halen, in Beit Lahia, in het noorden van de Gazastrook, op 29 januari. Foto Jehad Alshrafi / AP

Dus wat nu? Een meerderheid van de Palestijnen is tegen het idee dat de PA als enige Gaza zal besturen. De PA wordt verantwoordelijk gehouden voor de verslechtering van de levensomstandigheden en de nationale zaak. PA-instellingen leveren een aantal basisdiensten, maar het is in het Palestijnse discours inmiddels gebruikelijk om Abbas en de PA ervan te beschuldigen dat ze de Palestijnse zaak verraden.

Meer steun voor Hamas

Het is belangrijk om te erkennen dat Hamas sinds het begin van de oorlog enige legitimiteit onder de Palestijnen heeft verworven, ook al blijft de internationale verontwaardiging groot en spreken de VS en hun bondgenoten van een terroristische organisatie. Uit opiniepeilingen blijkt dat de organisatie meer steun geniet dan vóór de aanslagen van 7 oktober, waarschijnlijk omdat oorlog er nu eenmaal toe leidt dat mensen zich onder één vlag scharen. In september 2023 vond 27 procent van de ondervraagde Palestijnen dat Hamas het meest in aanmerking kwam om het Palestijnse volk te vertegenwoordigen en te leiden, tegen 43 procent in september 2024. De laatste peiling wijst ook uit dat een derde van de Palestijnen vindt dat geen van beide partijen voor het leiderschap in aanmerking komt. Ook geeft de meerderheid van de Palestijnen er de voorkeur aan dat beide partijen na de oorlog een eenheidsregering vormen. Het idee om terug te keren naar een gedeeld bestuur, waarbij de ene organisatie Gaza in handen heeft en de andere de Westelijke Jordaanoever, is onbestaanbaar voor de velen voor wie de eenheid van Palestina op de eerste plaats komt.

Ten slotte is het belangrijk op te merken dat maar weinig Palestijnen instemmen met interventie van buitenaf. Dit staat haaks op de plannen van bijvoorbeeld de Verenigde Arabische Emiraten, volgens welke Arabische troepen in samenwerking met Israël Gaza zouden ‘veiligstellen’ na een staakt-het-vuren.

Gemakkelijke antwoorden bestaan hier niet. Duidelijk is in elk geval dat de Palestijnen hun buik vol hebben van de status quo en dat elke poging om de huidige leiderschaps- en bestuursstructuren alleen maar in een nieuw jasje te steken in hun ogen geen genade zal vinden.

Verontrustend

Het is verbazingwekkend dat na meer dan een jaar oorlog één simpel feit niet duidelijk is geworden: een oplossing voor dit conflict is onmogelijk zonder het Palestijnse volk. En wie denkt dat de Palestijnen niet zullen reageren op de existentiële bedreigingen voor hun leven en identiteit als gevolg van bombardementen, repressie, aanvallen van kolonisten en wat al niet meer, maakt zichzelf iets wijs. Als politieke en beleidsmatige oplossingen uitblijven, zal de gewapende actie onvermijdelijk toenemen. Dat hebben we ook gezien op de Westelijke Jordaanoever en minister Blinken verklaarde begin januari al dat Hamas bijna net zoveel nieuwe militanten had gerekruteerd als het had verloren. Het zou voor iedereen bijzonder verontrustend moeten zijn dat de omstandigheden die aan deze oorlog voorafgingen alleen maar zijn verslechterd.

Oplossingen zijn alleen houdbaar als de Palestijnse samenleving erachter staat. Dat betekent dat de Palestijnen zelf hun leiderschap moeten kunnen kiezen, zodat degenen die namens hen onderhandelen in hun ogen legitiem zijn. Het betekent ook dat de Palestijnen de ruimte moeten krijgen om intern te onderhandelen, zonder represailles en moorden, zodat de keus ruimer is dan alleen Fatah of Hamas. En het betekent ten slotte dat de internationale gemeenschap gedurfde en creatieve oplossingen serieus moet nemen, in plaats van de Palestijnse agenda te negeren. Alleen dan zal de huidige crisis van lijden en verwoesting in Gaza worden opgelost, en alleen dan zal er langdurige vrede komen.

Dit artikel verscheen eerder in The Guardian en werd geselecteerd en vertaald in samenwerking met 360 Magazine.


Opinie | De meeste mensen staan véél positiever tegenover een autoluwe samenleving dan we denken

Politici en beleidsmakers stuiten vaak op felle weerstand wanneer ze maatregelen willen nemen om wandelen en fietsen te stimuleren, gratis parkeren te verminderen of de snelheid in steden te verlagen. De perceptie is dat de bevolking massaal tegen dergelijke veranderingen is. Maar wat als die weerstand slechts een illusie is? Wat als de meeste mensen juist véél positiever staan tegenover een autoluwe samenleving dan we denken? Nieuw onderzoek van ons laat dit zien en schijnt licht op de psychologische en culture oorzaken hiervan. Dat biedt ook ruimte voor oplossingen.

Uit een recente studie onder tweeduizend respondenten in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten blijkt dat maar liefst twee derde van de ondervraagden het belangrijker vindt om goed te kunnen reizen zónder auto dan mét. Toch gelooft deze meerderheid juist dat zij in de minderheid zijn met deze opvatting. Dit fenomeen, bekend als ‘pluralistic ignorance’, zorgt ervoor dat mensen ten onrechte menen dat anderen veel positiever over auto’s denken dan zijzelf.

Lees ook

De auto de wijk uit? Zo makkelijk is dat niet

De auto  de wijk uit? Zo makkelijk is dat niet

Dit misverstand wordt versterkt door de status quo: we zijn al decennia gewend aan steden die volledig zijn ingericht op de auto. Hierdoor nemen we de negatieve effecten ervan nauwelijks nog waar. In de studie zien we dat mensen het normaal vinden om uitlaatgassen van auto’s te moeten inademen, terwijl ze zich wel druk maken over sigarettenrook. Lawaai van auto’s valt hun nauwelijks op, maar harde muziek wordt veel sneller als storend ervaren. Dit selectieve oordeel, aangedreven door een collectieve blinde vlek die ‘motonormativity’ wordt genoemd, belemmert ons om kritisch na te denken over de impact van de auto op onze leefomgeving. Alhoewel dit sterker is bij deelnemers uit de VS en UK zien we deze afwijking ook terug bij de Nederlandse ondervraagden.

Fysieke en culturele context

Waarschijnlijk zien mensen zelden dat veranderingen in de status quo serieus worden besproken, laat staan geïmplementeerd. Bij voorgestelde veranderingen aan die status quo staan de kranten immers vooral vol met degenen die iets te verliezen hebben. Dan ga je vanzelf denken dat jij wel de uitzondering zult zijn: ‘Ik wil graag een veiliger schoolomgeving, maar het zal wel normaal zijn dat iedereen daar met de auto kan komen want zo gaat het overal.’

Twee derde van de ondervraagden vindt het belangrijker om goed te reizen zónder auto dan mét

Motonormativity wordt beïnvloed door de fysieke en culturele context van mensen. Ondervraagden in plattelandsgebieden denken structureel positiever over de rol van auto’s dan mensen in steden. Maar ook de sociale context doet ertoe. Zo laten de data een duidelijke relatie zien tussen motonormativiteit bij vrienden en familie en de motonormativiteit van mensen zelf.

Lees ook

Ook middelgrote steden kunnen autoluw worden, ziet Zutphen

De Zutphense woonwijk Noorderhaven: wel wandelaars, rolschaatsers en fietsers, maar weinig auto’s.

Hoe beleidsmakers deze blinde vlek kunnen doorbreken? Mensen vinden het vaak moeilijk om zich een samenleving zonder autodominantie voor te stellen. Dit beïnvloedt hun antwoorden op vragen over mobiliteit. Daarom moeten beleidsmakers anders communiceren. Begin niet met technische maatregelen („Bent u voor invoering van 30 kilometer per uur in de stad?”), maar met het onderliggende doel („Vindt u dat kinderen veilig zelfstandig naar school moeten kunnen?”). Zo wordt de discussie verplaatst van weerstand tegen verandering naar steun voor maatschappelijke verbetering.

Mensen vinden het normaal uitlaatgassen te moeten inademen, terwijl ze zich wel druk maken over sigarettenrook

Omdat veel mensen denken dat hun voorkeur voor duurzame mobiliteit ongebruikelijk is, laten ze zich in openbare discussies vaak overschreeuwen door een luide minderheid die juist – soms zelfs gewelddadig – vasthoudt aan de status quo. Beleidsmakers moeten hiermee rekening houden bij burgerparticipatie. Betrek niet alleen de harde stemmen maar alle inwoners vroegtijdig, stel open vragen op een manier die pluralistic ignorance doorbreekt en gebruik burgerraadplegingen waarin je een brede vraag stelt in plaats van referenda over één specifieke ingreep. Zo krijgt de stille meerderheid ook echt een stem. En wordt verborgen draagvlak zichtbaar.

Voetgangers, fietsers en groen

Daarnaast zijn vooroordelen over mobiliteit niet aangeboren; ze worden gevormd door de fysieke, sociale en culturele omgeving waarin we leven. Daarom kunnen beleidsmaatregelen deze ook veranderen. Dit kan bijvoorbeeld door de maatschappelijke kosten van autorijden explicieter te maken, gratis parkeren in de openbare ruimte te reguleren, en belastingbeleid in te zetten om overmatig autogebruik te ontmoedigen, in plaats van aan te moedigen. Verder moeten we bij de inrichting van onze publieke ruimte zorgen dat die voor iedereen toegankelijk is. Niet alleen voor rijdende en stilstaande auto’s zodat voetgangers, fietsers en groen weer de aandacht krijgen die ze verdienen.

De grootste belemmering voor een duurzame mobiliteitstransitie is niet het gebrek aan steun, maar het misverstand over hoe groot die steun eigenlijk is. Beleidsmakers en politici moeten stoppen met het blind accepteren van de luidste stemmen en zich richten op wat de zwijgende meerderheid werkelijk wil: een stad waarin de auto niet langer de norm is, maar slechts een van de vele opties. De publieke opinie is er al klaar voor – nu het beleid nog.


Opinie | De ‘AI-race’ heeft geen finish

Tijdens de recente AI-top in Parijs kwamen beleidsmakers, wetenschappers en technologiereuzen samen om de toekomst van kunstmatige intelligentie te bespreken. Europees Commissievoorzitter Ursula von der Leyen sprak heldere taal: „De AI-race is nog maar net begonnen. En Europa zal een AI-continent worden.” Meteen kondigde ze 200 miljard euro aan investeringen aan om onder meer GigaAI-bedrijven en datacenters te bouwen. De Franse president Emmanuel Macron deed een soortgelijke aankondiging en zei: „Europa moet de strijd aangaan met het Amerikaanse en Chinese AI-geweld”

De beeldspraak rond AI is onlosmakelijk verbonden met utopische en dystopische frames, zo toont ook mijn eigen onderzoek. Als er over AI wordt gesproken, dan volgen al snel woorden als ‘wedloop’, ‘titanenstrijd’ of ‘race’. Maar het is een misvatting dat AI een race is, want dat zou impliceren dat er een finishlijn of eindpunt is. Bovendien zou de nadruk niet moeten liggen op wie de snelste in de race is, maar eerder op hoe AI op een verantwoorde en doordachte manier kan worden ontwikkeld en toegepast.

Het frame van AI als race hangt nauw samen met een andere misvatting, namelijk dat regelgeving innovatie zou fnuiken. Op de AI-top werd duidelijk dat Europa, deels door de ontwikkelingen en investeringen rond AI in de VS en China, de regelgevingsteugels wil laten vieren. Dat zal de komende maanden alleen maar meer worden, nu bigtechbazen, aangemoedigd door Donald Trump, hun moraal overboord gooien en absolute vrijheid prediken. Ook in Europa wordt nu volop gepleit voor minder regels en meer innovatie.

Geen tegenpolen

Maar regulering en innovatie zijn niet elkaar tegenpolen. Ten eerste heeft AI nooit in een soort wetteloos vacuüm gefunctioneerd. De bescherming van mensen stond en staat altijd centraal, zegt ook Catelijne Muller van de alliantie voor het verantwoord gebruik van AI (ALLAI). Of een auto nu door een mens wordt bestuurd of door AI, verkeersveiligheid gaat boven alles. Regels bestaan niet om innovatie te remmen of ondernemers te pesten, maar om ons te beschermen tegen ongewenste ontwikkelingen en excessen. De afgelopen jaren hebben we helaas talloze voorbeelden gezien van AI-systemen die de rechten van mensen schenden, van ondoorzichtige besluitvorming tot discriminerende algoritmes. Zo lag een foutief algoritme aan de basis van de toeslagenaffaire.

Ten tweede schept wetgeving weldegelijk een gelijk speelveld en biedt ze iedere ondernemer gelijke kansen om te floreren, zonder dat dit ten koste gaat van fundamentele rechten en waarden. Het reguleren van AI is ook niet uniek. We stellen strikte eisen aan medicijnen, vliegtuigen en auto’s. Niemand beweert dat we geen vliegtuigen kunnen bouwen als ze aan veiligheidsnormen moeten voldoen. Evenmin wordt gezegd dat auto’s zonder remmen een betere innovatie zijn. De echte innovatie zit júist in de remmen – in de mechanismen die ervoor zorgen dat technologieën veilig en verantwoord worden ingezet.

Voorzichtigheid geboden

Het zou opportuun zijn als Europa zich niet zou laten verleiden tot een AI-race. Europa heeft een geschiedenis van technologische regulering die later wereldwijd wordt overgenomen. Denk maar aan de GDPR, die de standaard werd voor databescherming en privacy. Hetzelfde kan gebeuren met AI-regulering: als Europa erin slaagt om een kader op te stellen dat zowel innovatie stimuleert als misbruik voorkomt, kan dit wereldwijd navolging krijgen. Europese bedrijven zullen zich dan niet alleen onderscheiden door hun technologische vooruitgang, maar ook door hun ethische en verantwoorde aanpak.

Laat de AI-top in Parijs ons leren dat we geen baat hebben bij een AI-race. We hebben geen snelheid nodig, maar voorzichtigheid om doordacht te innoveren en te reguleren. Door samenwerking kunnen we tot een gedeelde visie komen over de toekomst van AI. Want er is geen finishlijn of eindpunt.

Lees ook

Ook in Europa gaat het AI-debat nu over investeren, investeren, investeren

Deelnemers aan de AI Action Summit in het Grand Palais in Parijs.


Opinie | Weerbaarheid alleen is niet genoeg in de hybride oorlog met Rusland

De tijd van hoop en illusies is nu echt wel voorbij. Na een week from hell en de electroshock van München is zelfs de meest verstokte Atlanticus er wel uit: de VS van Trump en Vance vormen een bedreiging, ideologisch maar ook politiek. De timing is slecht maar de conclusie staat vast: Europa staat er alleen voor. Het moet niet zozeer roepen om ‘een plek aan tafel’, maar doorpakken en aangeven wat het bereid is te doen om Oekraïne te blijven steunen als Amerikaanse steun wegvalt en een ‘bad deal’ wordt opgedrongen.

Europa moet ook werken aan een eigen antwoord op de steeds grotere Russische hybride aanvallen. Met alle gedoe rond Trump, Poetin en Oekraïne viel het misschien minder op. Afgelopen week was het wéér raak: een brutale sabotage actie, dit maal tegen verschillende Duitse marineschepen. Dit klonk bekend en verdacht.

Eind december wist de Finse kustwacht nog net op tijd in te grijpen toen de Eagle S, een schip van de Russische schaduwvloot, bezig was de Estlink2-kabel door te snijden. Inmiddels is het bredere patroon glashelder. Sabotage, cyberaanvallen, electorale inmenging, gps-jamming, migranten als wapen misbruiken en het verspreiden van misinformatie op industriële schaal – het Kremlin gebruikt de hele trukendoos om het Westen te verzwakken en te schaden. Helaas, met succes: de kosten zijn laag en de impact hoog.

Veilgheidsexperts hebben de mond vol van hybride tactieken en asymmetrische aanvallen. De Zweedse premier zegt: we zijn niet in oorlog maar vrede is het ook niet. Die diagnose is makkelijk te stellen, de vraag is meer wat je hieraan kunt doen. En het is opvallend dat de reacties vooralsnog timide, reactief en voorzichtig zijn. Op beleidsniveau wordt vooral gesproken over beter monitoren, het versterken van weerbaarheid en meer samenwerking tussen betrokken landen en met de private sector. Na het zoveelste kabel-incident kondigde de NAVO operatie Baltic Sentry aan: meer patrouilleschepen, drones en vliegtuigen om – zoals secretaris-generaal Mark Rutte zei – „ervoor te zorgen dat we er alles aan doen om de kritieke infrastructuur te beschermen”.

Een noodpakket

Ook bij de EU werken ze aan paraatheid. Sauli Niinistö, de voormalige president van Finland, schreef vorig jaar een dik rapport over de mindset en concrete stappen die nu nodig zijn om Europa weerbaarder te maken. En Nederland? Hier verklaarde het kabinet in december vorig jaar dat het werkt aan het ‘verhogen van de weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen’. Het benadrukte dat ‘een weerbare maatschappij schokken aankan – ongeacht wat er op ons afkomt’ en dat dit een kwestie is voor de hele samenleving, niet alleen voor Defensie. Er kwam zelfs een nieuwe website, Denk Vooruit, met aanbevelingen voor burgers over hoe zij zich beter kunnen voorbereiden op risico’s en dreigingen – onder meer het samenstellen van een noodpakket.

Poetin bepaalt waar de volgende aanval plaatsvindt, terwijl het Westen zich beperkt tot weerbaarder worden

Dit alles klinkt logisch: voorbereiden, samenwerken, investeren in weerbaarheid. En toch wringt het. Misschien missen we iets als we alleen praten over verdediging en reactie, en niet over wat wij zélf actiever kunnen ondernemen tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor al die hybride aanvallen. Natuurlijk zijn er goede redenen om voorzichtig te zijn: we handelen binnen een juridisch kader, waarin bewijslast en rechtsstatelijke waarborgen centraal staan. En het is nou juist eigen aan hybride aanvallen dat de schuldvraag vaak moeilijk is vast te stellen. Daarbij doen westerse veiligheidsdiensten natuurlijk hun werk – ook op Russisch grondgebied.

Maar het is opmerkelijk hoe weinig er wordt gesproken over tegenacties of hoe we de kosten voor Rusland kunnen opdrijven. Hierdoor blijft het strategische initiatief steeds bij Poetin: hij bepaalt hoe en waar de volgende aanval plaatsvindt, terwijl het Westen zich beperkt tot het nobele streven om weerbaarder te worden en sneller te reageren. Sancties zijn natuurlijk een optie, maar daarover wordt in Brussel maandenlang gesteggeld – en dat is dus in de praktijk in de openbaarheid. Tegen de tijd dat 27 EU-landen er eindelijk uit zijn welke individuen of bedrijven moeten worden aangepakt, hebben de Russen hun tegoeden al verplaatst en een nieuwe brievenbusfirma opgezet.

Toch afschrikking?

Dit is oprecht een dilemma: hoe verdedigen postmoderne democratieën, die gebaseerd zijn op wetten, openheid en wederzijds vertrouwen, zich tegen staten die juist misbruik maken van die principes? Wanneer gaan wij de technieken van een eerder tijdperk opnieuw gebruiken – en onder welke voorwaarden en grenzen? Misschien zou het publiek juist willen horen dat er serieus werk wordt gemaakt aan het herstel van afschrikking, door Poetin strategisch in het defensief te dwingen. Jaren geleden lazen we hoe de Nederlandse inlichtingendienst AIVD had ingebroken bij een Russische hackergsgroep Cozy Bear. Maar meestal hoor je erg weinig over wat onze diensten doen. Het is lastig voor veligheidsdiensten die per definitie in de schaduw werken, maar het zou goed zijn om meer te communiceren over wat men doet ter verstoring en verzwakking van de tegenstander. Dat zou de burger goed doen en de afschrikking versterken.

Als de Russen het gps-systeem boven de Baltische Zee verstoren en zo het vliegverkeer hinderen, zou je dan niet hetzelfde kunnen doen boven Kaliningrad? Als het Kremlin verkiezingen in Georgië, Moldavië en Roemenië beïnvloedt via misinformatiecampagnes, moeten we dan niet direct ingrijpen met eigen campagnes, in plaats van achteraf klagen dat Rusland ‘het bekende draaiboek’ weer heeft gebruikt?

Terug naar de Eagle S, het schip dat de Finse kustwacht op heterdaad betrapte en in beslag nam. Aan boord werd spionageapparatuur aangetroffen. Toen een woordvoerder werd gevraagd of er al contact was geweest met de Russische autoriteiten ondermeer over de teruggave van het schip, luidde het antwoord: „Nee.” Wanneer gaat u dat dan doen? „Dat zijn we niet van plan.” Deze Finse koelbloedigheid en onverzettelijkheid is precies wat Europa nodig heeft.


Column | Als Tweede Kamerlid moet je ‘heel hard’ kunnen rennen, en niet struikelen

Caroline van der Plas staat in de grote debatzaal van de Tweede Kamer en kijkt omhoog, naar journalisten op de publieke tribune. Donderdagmiddag, half twee. Ze lacht. „Wat zag dat er lullig uit, hè? Alsof we met z’n allen bij de bushalte stonden.” Ze bedoelt de rij van acht Kamerleden die zich in de zaal, bij de balie van de griffie, wilden inschrijven voor het debat over Trump, Poetin en Oekraïne. GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans had dat debat aangevraagd vanachter de katheder, en bij de interruptiemicrofoon had daarna de ene na de andere fractievoorzitter zijn verzoek gesteund. Ze hadden ernstig gekeken, er waren grote woorden gebuikt. Over „imperialistische grootmachten” die „de dienst willen uitmaken”, over „de internationale rechtsorde” die wordt bedreigd, over het risico dat Europa bij onderhandelingen over Oekraïne „niet aan tafel zit maar zelf op het menu staat”. Alleen de PVV vond een debat niet nodig.

Wat nauwelijks opviel: NSC-leider Pieter Omtzigt stelde voor om een ánder debat over de oorlog in Oekraïne, dat gepland stond voor 6 maart, dan maar niet door te laten gaan. Alle partijen waren het met hem eens, behalve D66. Dat andere debat was al in januari aangevraagd door Jan Paternotte van D66 en wie een debat aanvraagt, is in dat debat zelf de eerste spreker. Waardoor je bijna altijd extra media-aandacht krijgt. In de bankjes werd lacherig gedaan. „Jammer hè, voor Jan.” Nu was Timmermans eerst.

Maar ook daarna val je vaak nog op en dan moet je snel zijn, als fractie: hoe eerder een van jouw Kamerleden bij de balie staat om zich in te schrijven voor het debat, hoe eerder je in dat debat aan de beurt bent.

SP’er Michiel van Nispen staat er donderdagmiddag als eerste. Uit dienstbaarheid aan zijn partijleider Jimmy Dijk: in het debat over Oekraïne, deze dinsdag aan het eind van de middag, spreekt Dijk ná Timmermans. Achter hem staan VVD’er Eric van der Burg, NSC’er Isa Kahraman, Don Ceder van de ChristenUnie, BBB’er Van der Plas, Anne-Marijke Podt van D66, CDA-leider Henri Bontenbal, Gidi Markuszower van de PVV.

Alsof ze op de bus wachten, ja. „Iedereen”, roept Van der Plas die middag ook naar de tribune, „wil vóór het zesuurjournaal aan de beurt zijn geweest.”

Het is een ongeschreven regel, hoor ik van Stephan van Baarle van Denk, dat je pas in de rij gaat staan als een debatverzoek wordt gedaan. Maar vorige week dinsdag staat Omtzigt al bij de griffie voordat er wordt begonnen met het aanvragen van debatten. NSC’er Daniëlle Jansen neemt het wachten daarna van hem over. Ze hoeft dus niet meer te doen wat ze, vertelt ze later die middag, had geleerd in een cursus van de Tweede Kamer voor nieuwe Kamerleden, over procedures: je moet „heel hard kunnen rennen” om je als eerste in te schrijven voor een debat. En dan moet je oppassen, werd erbij gezegd, dat je niet struikelt. „Of dat een ander Kamerlid jou pootje haakt.”

Dat was een grapje.

Petra de Koningdoet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])


Praat mee: maakt u zich zorgen over oorlog?

In een analyse over de veiligheidsconferentie in München schreef NRC-redacteur Michel Kerres: „Na de eerste frontale kennismaking met Team Trump verkeerde Europa in shock. Bezorgdheid over Oekraïne gaat gepaard met onzekerheid over een fundamentele kwestie: is Europa nog wel afdoende beschermd?”

Ook gewone burgers lijken ook onrustig te worden. Veel gesprekken – in de kroeg, in de trein – gaan over de dreigingen, en afgelopen weekend schreef Maaike Engels hoe dichtbij de oorlog komt, nu haar zoon de brief over militaire dienstplicht kreeg.

Komt het dichtbij? De opinieredactie wil het graag van u weten. Schrijf ons een kort antwoord op de vraag: wat voor invloed denkt u dat de geopolitieke situatie op uw eigen leven zal hebben?

Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’