Geen goud voor de Nederlandse wegrensters, maar ‘het project’ is toch geslaagd

Twaalf jaar na haar gouden medaille in Londen, in de stromende regen op The Mall, had het schier onmogelijke werkelijkheid kunnen worden: nog een olympische titel, nu in de stralende zon, onder de Eiffeltoren in Parijs. Marianne Vos was er zo dichtbij. Samen met de Hongaarse Blanka Vas leek de 37-jarige Nederlandse op weg naar een sprint-à-deux. De Belgische Lotte Kopecky en de Amerikaanse Kristen Faulkner bleven in een bloedstollende achtervolging lang op een handvol seconden hangen, kapot gereden naar het scheen, maar sloten in de ultieme kilometers van de olympische wegrace toch aan. De Amerikaanse aarzelde geen moment en demarreerde, het enige wat ze als niet-sprinter kon doen. Met één blik op haar rivalen, één moment van aarzeling, was Vos’ kans op de overwinning verkeken. En zo eindigde ‘Project Pont d’Iéna’, het plan van Nederland om goud te winnen, in zilver.

Het project, genoemd naar de brug bij de Eiffeltoren waar de streep getrokken was, moest voorkomen dat deze koers een herhaling van de Olympische Spelen in Tokio zou worden. Het peloton, en dan met name de sterke Oranje-selectie waar iedereen naar keek, verslikte zich toen in Japan volkomen in een vroege vlucht. Vele minuten reed een groepje van drie bij het peloton weg. ‘Geen grote namen, die rekenen we zo wel in’, leek de gedachte. Het liep anders: de onbekende Oostenrijkse Anna Kiesenhofer bleek een taaie, ze liet haar twee medevluchters achter en won. Ook omdat het Nederland niet lukte een goede achtervolging op te zetten – vooral omdat Annemiek van Vleuten, Anna van der Breggen, Demi Vollering en Marianne Vos om beurten bleven demarreren in plaats van zich te organiseren. Een minuut en vijftien seconden later kwam Van Vleuten met haar armen in de lucht over de finish. Ze dacht dat ze gewonnen had, maar had gemist dat de Oostenrijkse al binnen was. Geen olympisch goud maar tweede.

De televisiekijker vroeg zich vertwijfeld af wat daar in Tokio in vredesnaam was gebeurd. Lag het inderdaad aan de slechte communicatie, zoals de rensters naderhand verklaarden? Of zaten toch ook de persoonlijke ambities van de vier Nederlandse rensters elkaar in de weg? Met kopvrouwen die allemaal goud konden winnen en door bondscoach Loes Gunnewijk allemaal met een min of meer vrije rol op pad waren gestuurd, zou dat eerder logisch dan verrassend zijn. De WK’s in de jaren ervoor waren vooral een Nederlands kampioenschap ‘wie rijdt er als eerste alleen vooruit’. In 2018 was Anna van der Breggen na een solo van 41 kilometer wereldkampioen geworden. In 2019 pakte Annemiek van Vleuten die titel nadat ze 105 kilometer alleen vooruit reed. In 2020 was het weer Van der Breggen, opnieuw met een lange solo. Wie demarreert er vroeg in de koers het hardst, daar leek het om te gaan, want achter een ploeggenoot rij je niet aan.

Op voorhand was bekend dat het parcours van de uitgestelde Olympische Spelen van 2020 zich daar veel minder voor leende: dat was niet selectief genoeg. Was er dan echt geen goed plan gemaakt? Bondscoach Gunnewijk wilde daar drie jaar geleden niet op ingaan.

Persoonlijkheidsanalyses

Voor deze Spelen besloot ze het anders aan te pakken. De inhoud van Project Pont d’Iéna zegt alles over wat er in Tokio aan schortte. De Nederlandse selectie moest beter als team gaan opereren, legde Gunnewijk aan de vooravond van de race in Parijs uit, en dat is deze olympische cyclus al ver van tevoren ingezet: „Ik heb teamdagen geïntroduceerd waarbij we langere tijd met elkaar hebben doorgebracht dan enkel op kampioenschappen, om het groepsproces en de onderlinge samenwerking te versterken. Voorafgaand aan deze dagen zijn persoonlijkheidsanalyses gemaakt, die als input dienden voor het beter leren kennen van elkaar. Ik merk dat we tijdens dit soort dagen echt samen groeiden.”

Belangrijker: het selectiebeleid is herzien. Gunnewijk: „Dat begint bij het analyseren van het parcours en het deelnemersveld. Op basis daarvan kijken we welke combinatie van kwaliteiten we nodig hebben. Anders dan in het verleden wordt aan de voorkant de rolverdeling bepaald en bij selectie stemmen de rensters met hun specifieke rol in.”

Zo was al sinds juni bekend dat Lorena Wiebes de kopvrouw zou zijn in Parijs. Demi Vollering, Marianne Vos en Ellen van Dijk zouden voor haar moeten rijden. Natuurlijk waren er allerlei scenario’s denkbaar waarin het anders kon lopen, maar duidelijkheid was er. Niemand zou er een verborgen agenda op na mogen houden. „Bij elke beslissing in koers moet ‘samen voor goud’ de leidende gedachte zijn,” stelde Gunnewijk. De achilleshiel, ook van dit nieuwe selectiebeleid, is dat niets afdwingbaar is. De KNWU is geen werkgever van de rensters die in Parijs in het oranje reden. Vertrouwen is zowel de valkuil als het sleutelwoord.

Maar vertrouwen was er. Ondanks een valpartij vlak voor de eerste beklimming van Montmartre die de koers volledig overhoop gooide, werkten de Nederlandse rensters vol overgave voor elkaar: Van Dijk controleerde het eerste deel van de wedstrijd, Vollering reed zich na de crash volledig leeg om Wiebes terug te brengen naar de kop van de wedstrijd. En Vos reed een koers in een grote kopgroep waarin ze telkens goed besliste, maar in de laatste kilometers moegestreden moest pokeren – en verloor. Het resultaat mag dan zilver en niet goud zijn, Project Pont d’Iéna is geslaagd.


Vier keer goud en nu dan brons: bij de Fransen is massaal sprake van Léonmania

Het lijkt deze warme zondagavond in de Parijse uitgaanswijk Pigalle even alsof het Franse voetbalelftal in een WK-finale staat. Voor café Smiley verzamelen zich jongens met blauw-wit-rode vlaggetjes op hun wangen, en opgewonden gezinnen en voorbijgangers die aangetrokken worden door het gejoel in het café.

Allen staren ze naar het grote scherm binnen met daarop het heldere water van het olympische zwembad, waarin de mannen 4×100 meter wisselslag estafette zwemmen. Je hoort „Bravo”, „Allez” en „Dieu merci„ als Frankrijk even de leiding heeft en vooral: „Allez Léon”. Ook van terrassen elders in de straat komt gejoel en geklap.

De met vreugde gevulde terrassen zijn om twee redenen bijzonder. Ten eerste is Frankrijk geen zwemland: de sport wordt relatief weinig beoefend en bekeken en bij WK’s en eerdere Olympische Spelen lieten sterkere landen als de VS en Australië Frankrijk altijd ver achter zich. Ten tweede staan Parijzenaren niet bekend als uitbundige supporters: alleen als hun nationale voetbalelftal het ver schopt wordt er wel eens wat gejoeld. Maar bij deze Spelen is zwemmen dé sport waar de Franse ogen op gericht zijn, vanwege het onwaarschijnlijke succes van Léon Marchand.

Marchand, een 22-jarige zwemmer uit Toulouse, haalde vóór zondag vier individuele gouden medailles binnen. Woensdag zwom hij twee keer naar goud bij de finales van de 400 meter wisselslag en de 200 meter vlinderslag. Dit lukte een zwemmer niet eerder, bovendien lagen de wedstrijden minder dan twee uur uit elkaar. Donderdag kwam er een derde gouden plak bij toen Marchand de snelste werd bij de 200 meter schoolslag. Een dag later haalde hij zijn vierde gouden medaille bij de 200 meter wisselslag, waarbij hij een olympisch record zwom. Hiermee evenaart hij zwemlegendes Mark Spitz en Michael Phelps. Na zijn vierde plak kwam Marchand boven water met vier vingers fier in de lucht.

Lees ook

Caspar Corbeau zwemt met rustige, grote slagen naar de grootste prestatie van zijn carrière

Bronzen medaillewinnaar Caspar Corbeau naast de nummers een en twee Léon Marchand en Zac Stubblety-Cook.

‘Léonmania’

Zijn successen leidden tot wat in de Franse pers Léonmania is gaan heten. Woensdag moesten olympische scherm- en tenniswedstrijden tijdelijk worden stilgelegd omdat het publiek massaal op de telefoon naar Marchand aan het kijken was. Toen de zwemmer zaterdag weer won, scandeerde het publiek bij een oefenwedstrijd tussen Olympique Lyon en Torino zijn naam. Boven de snelweg A4 stond dit weekend op een waarschuwingsbord „Let op uw veiligheid, snel gaan is voor Léon”. Het olympische zwemcomplex wordt na de Spelen vernoemd naar de zwemmer.

Marchands succes komt niet uit het niets: zijn beide ouders waren professionele zwemmers. Aanvankelijk zwom hij bij de club Les Dauphins in Toulouse, maar sinds drie jaar traint hij in Phoenix in de Verenigde Staten, waar hij ook ict studeert aan de Arizona State University. Zijn trainer is de Amerikaan Bob Bowman, die in het verleden ook Phelps trainde. Ook Phelps heeft Marchand de laatste maanden geadviseerd.

Dat Marchand in de VS traint heeft hem wellicht naar een hoger niveau getild, maar steekt ook sommige Fransen – waarbij het niet helpt dat Bowman onlangs tegen Le Parisien zei dat Marchand inmiddels „50 procent Amerikaans is”. Oud-olympisch kampioen Alain Bernard zei tegenover Le Journal du Dimanche dat „we ervoor moeten kunnen zorgen dat topsporters in Frankrijk (…) kunnen profiteren van een regeling om hun trainingen (…) te combineren met hun studie. Het is niet normaal dat ze daar in de VS in slagen en dat wij dat niet kunnen.”

Misschien dat zijn oproep dankzij de Léonmania gehoor zal krijgen. Tot een vijfde gouden medaille wisten de Fransen hun Léon zondagavond niet te joelen: de Fransen werden derde. Maar ook voor die bronzen medaille werd bij de Smiley gul geklapt. Marchands teamgenoot Florent Manaudou zei achteraf: „Het was waanzinnig, we bedanken natuurlijk Léon die ons de hele tijd energie geeft.”

<dmt-util-bar article="4861735" headline="Vier keer goud en nu dan brons: bij de Fransen is massaal sprake van Léonmania ” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/08/04/vier-keer-goud-en-nu-dan-brons-bij-de-fransen-is-massaal-sprake-van-leonmania-a4861735″>

‘Met hart en ziel’ pakt Djokovic eindelijk olympisch goud

Hij wrijft met de handen in de ogen, maar de tranen zijn niet te stoppen. Novak Djokovic zakt door de knieën op Court Philippe Chatrier in Parijs. Hij heeft net tegenstander Carlos Alcaraz omhelsd – door hem met twee keer 7-6 te verslaan in de olympische finale – en de umpire een hand gegeven. Nu laat hij zich huilend voorover vallen op het gravel. De camera vangt alle emotie in zijn rechterduim, die maar blijft trillen.

Pas nu is er ten volle het besef: de olympische titel is voor hem, eindelijk dan toch, op zijn 37ste. De enige nog ontbrekende parel aan zijn kroon. Na André Agassi, Steffi Graf, Rafael Nadal en Serena Williams is hij de vijfde tennisser met een ‘career golden slam’: Australian Open, Roland Garros, Wimbledon, US Open én olympisch goud. Simpelweg gelukkig staat hij aan het net, met de Servische vlag. „Ik heb het echt voor mijn land gedaan, voor Servië.”

Liefst 24 grandslamtoernooien won Djokovic al, de Davis Cup, zeven ATP Finals en veertig masterstoernooien. 428 weken stond hij in totaal boven aan de wereldranglijst. Maar op de Olympische Spelen was hij nooit verder gekomen dan de halve finale, in 2008, 2012 en 2021. Geen wonder dat hij het goud vierde met nog meer emotie dan normaal. „Het was een ongelofelijk gevecht en ik moest mijn beste tennis spelen. Ik heb mijn hart, ziel en alles ingezet om het goud te winnen.”

De voortekenen leken niet gunstig voor Djokovic. Twee weken voor het olympisch tennistoernooi verloor hij kansloos de Wimbledonfinale van Alcaraz. De gescheurde meniscus in zijn rechterknie, waarmee hij begin juni moest opgeven op Roland Garros, leek hem nog parten te spelen. En 2024 was tot dan toe toch al geen topjaar. Maar op de Spelen stond Djokovic er. Zonder setverlies bereikte hij de finale tegen Alcaraz, die ook geen enkele set verspeelde.

Onderling respect

In een even spannende als hoogstaande eindstrijd leek de 21-jarige Spanjaard aanvankelijk de betere. Hij scoorde makkelijk met de forehand en Djokovic kreeg weinig vat op de service naar zijn backhand. Bij 4-4 had Alcaraz vijf keer de kans op een break. Maar ‘op z’n Djokovic’’ toonde de Serviër zich op juist die momenten nog net even onverzettelijker dan normaal. Een kwaliteit die ook in de tiebreak de doorslag gaf. Met een rake volley trok de nummer twee van de wereld de eerste set naar zich toe.

In de tweede set kwam Djokovic nog beter in zijn spel. Onder toeziend oog van IOC-voorzitter Thomas Bach en Serena Williams stuwden de finalisten het niveau verder omhoog. Het onderling respect bleef groot. Alcaraz corrigeerde een foutieve beslissing van de umpire in zijn voordeel, wat hem een goedkeurend duimpje van Djokovic opleverde.

In de tiebreak van de tweede set rook de oudste van de twee zijn laatste kans op olympisch goud. Op 2-2 sloeg hij zijn mooiste forehandwinner, om vervolgens uit te lopen naar 6-2. Dit ging Djokovic niet meer weggeven, dat straalde hij in alles uit. Met opnieuw een geweldige forehand benutte hij direct zijn eerste matchpoint. Zijn carrière lijkt af.


Een jonge Zweed bezorgde de Chinese olympische tafeltennissers de zenuwen

Truls Moregard blaast nog maar eens op zijn batje. Hij stopt zijn shirt in zijn broek, springt een paar keer op en neer. Dit is het dus, de grootste wedstrijd van zijn leven, in hal 4 van de Arena Paris Sud, een loods die is omgebouwd tot een tafeltennisparadijs en nu zoemt van opwinding voor de finale van het olympische mannentoernooi. De Zweed haalt nog eens diep adem en retourneert dan vaardig de service van zijn tegenstander. Het eerste punt is voor hem.

Hij had nog nooit zoveel gehuild in zijn leven als afgelopen week, vertelde de 22-jarige Moregard aan Zweedse media. Als olympisch debutant en nummer 26 van de wereld kwam hij naar Parijs zonder al te veel verwachtingen. In ronde twee wachtte hem immers Wang Chuqin, de Chinese nummer 1 van de wereld en de grote naam van de Chinese ploeg.

Wang was afgelopen dinsdag nog olympisch kampioen in het gemengd dubbel geworden, maar op woensdag gebeurde er iets heel bijzonders: hij verloor. Moregard speelde aanvallend, varieerde met zijn servicespins en aan het eind van de wedstrijd stond het er echt: 4-2 in games voor de Zweed. Voor het eerst sinds 2008 zou er geen Chinese tafeltennisfinale komen op de Spelen.

Herhaling van WK-finale

Moregard kwam in een flow. De achtste finale: 4-1. Kwartfinale: óók 4-1. En in de halve finale won hij met 4-2 van de Braziliaan Hugo Calderano, de nummer zes van de wereld. Alleen al de gedachte aan de olympische finale, vertelde Moregard in Aftonbladet, bezorgde hem vochtige ogen.

Nu is Moregard een groot talent en niet helemaal onbekend op het hoogste niveau. In 2021 haalde hij de WK-finale, waarin hij verloor van de Chinees Fan Zhendong. Uitgerekend hij, de nummer vier van de wereld, is deze zondag ook de tegenstander in Parijs. Fan heeft het hele toernooi nog maar vier games verloren en hij versloeg in de halve finale thuisfavoriet Felix Lebrun met 4-0.

Voor Fan en de Chinezen staat er heel wat op het spel, dit is hún nationale sport. De laatste zeven Olympische Spelen ging het goud zes keer naar een Chinees, ook het zilver trouwens. Alleen in 2004 in Athene versloeg de Zuid-Koreaan Ryu Seung-Min iedereen en in 2000 was er zilver voor de Zweed Jan-Ove Waldner, de olympisch kampioen van 1992.

Roodgekleurde tribunes

In de geest van zijn illustere landgenoot begint Moregard geweldig aan de finale. Met zijn ongewoon gevormde batje, met hoeken in plaats van een ronde vorm, verrast hij Fan een aantal keer door het initiatief in de rally over te nemen. De eerste game gaat naar de Zweed: 11-7.

De tribunes zijn roodgekleurd voor Fan. Ze beginnen nog luider te juichen om hun nationale held te ondersteunen en overstemmen niet alleen het kleine aanwezige contigent Zweden, maar ook de aanwezige Fransen, die een halfuurtje daarvoor nog door het dolle heen waren toen Lebrun brons won.

Fan schakelt een niveautje hoger en wat volgt is een geweldige wedstrijd met eindeloze rally’s door twee spelers die soms meters van de tafel staan om een bal terug te slaan. Dan is Moregard weer in de aanval, dan neemt Fan het weer van hem over. De Chinees pakt de tweede set (11-9) en ook de derde (11-9). Hij slaakt een vreugdekreet.

Voor het eerst staat Moregard achter. Hij begint wat op zichzelf te mopperen. Nu is het Fan die hem een aantal keer weet te verrassen en de Zweed maakt foutjes die hij zich niet kan veroorloven. De Chinees loopt snel uit en bouwt, ondanks een comeback van Moregard, zijn voorsprong verder uit: 3-1 in games, in een best-of-seven.

Zhendong Fan was in de olympische finale de hoop van China.
Foto Stephanie Lecocq/Reuters

Time-out

Als Moregard ook de drie eerste punten van de vijfde game verliest, vraagt zijn coach een time-out aan. Voorafgaand aan de finale had de Zweedse coach gezegd dat het belangrijkste is dat je tegen Chinezen moet geloven dat je kunt winnen. Anders is er geen beginnen aan. Maar bij zijn pupil is er mentaal iets geknakt, het lichtvoetige is verdwenen. Bovendien is Fan nóg beter gaan spelen. Moregard maakt nog een waanzinnig punt, een hoge bal met zoveel effect dat het Fan verrast en hij er niet bij kan, maar de Chinees verzilvert zijn zesde matchpoint.

Fan’s reactie is onderkoeld: met zijn armen over elkaar neemt hij het gejuich in zich op. Moregard doet zijn hoofddoek over zijn hoofd. Het heeft niet zo mogen zijn, zegt hij na afloop. „Met de manier waarop ik speelde, kan ik niet boos zijn dat ik niet heb gewonnen. Ik heb mijn beste spel laten zien en Fan was gewoon beter.” Hij kan terugkijken op een ongelooflijke week, zegt Moregard. „Met mijn loting zou een zilveren medaille onmogelijk moeten zijn. Dus ik ben supertrots.”

Intussen wordt Fan door zijn coach in de lucht getild en maken ze samen een vreugdedansje. Op de tribune pinken Chinese fans een traantje weg. De Chinezen hebben waarvoor ze kwamen: goud. Hun dominantie in het tafeltennis is weer bestendigd, de nationale trots gered.


De transformatie van de Oranje-hockeyers zie je het beste terug bij Floris Middendorp en Joep de Mol

De transformatie van Floris Middendorp (23), van goede clubhockeyer tot volwaardige olympiër, begon al bij zijn debuut voor het Nederlands team in juni 2022. Over de speech die de creatieve middenvelder na afloop van zijn eerste interland gaf, worden nog steeds grappen gemaakt binnen de selectie.

„Ik zei dat ik vooral lekker wilde hockeyen, niet te veel trainen en leuke wedstrijden wilde spelen”, vertelt Middendorp over het praatje dat hij met een knipoog gaf. Maar er zat ook een kern van waarheid in zijn betoog: hij had nog niet door wat er precies bij internationaal tophockey kwam kijken. Hij dacht dat plezier maken het belangrijkste was. Daar is hij van teruggekomen.

Hij komt uit een bekende Hattemse hockeyfamilie, die als motto had: „Passen kan altijd nog.” Maar soleren gebeurt in het internationale hockey nog zelden, Middendorp gaat tegenwoordig vooral voor de snelle combinaties. „Ik hou van give-and-go’s. Ik ben een passer die ook graag de bal weer terugkrijgt.”

Sportpsycholoog

Ook Joep de Mol is als hockeyer veranderd. De lange verdediger van Oranje-Rood is bekender om zijn aanvallende acties. Hij maakt soms wereldgoals, ook op internationaal niveau, waarbij hij het hele veld oversteekt. Maar verdedigend zakte hij regelmatig door het ijs.

De Mol werd in 2017 het mikpunt van de NOS. De omroep maakte een video met de titel ‘Is Joep de Mol de Mol?’, nadat hij opvallend veel strafcorners tegen had gekregen kreeg bij een toernooi in India. Hij deed mee aan de Olympische Spelen van Tokio, maar voor de (verloren) kwartfinale tegen Australië werd hij buiten de selectie gelaten. Na de komst van bondscoach Jeroen Delmee in 2021, viel hij twee jaar later af voor het WK. De Mol twijfelde om te stoppen bij Oranje, maar sessies bij de sportpsycholoog leerden hem minder kritisch naar zichzelf te kijken en zich meer op het proces te focussen en de dingen die hij goed doet, vertelt hij.

Dat hij in Parijs door ziekte de eerste twee wedstrijden miste van het Nederlands team, past in zijn carrière, eentje van „ups en downs”, die hem hebben gevormd, zegt De Mol. Hij vindt het ook wel weer mooi. „Eric Verboom [assistent-coach] zei vorig jaar tegen me: je leert het meest als je oncomfortabel bent.”

‘Zakelijkheid’

Floris Middendorp is een van de opvallendste namen in de selectie van Delmee. De creatieve middenvelder van Amsterdam kan met snelle stickbewegingen spelers makkelijk voorbij spelen, maar in zijn spel vol bravoure zit het risico van balverlies.

„Dat risico moest drastisch naar beneden, zonder dat ik mijn eigen spel kwijtraakte”, zegt hij. „Toen ik net bij Oranje kwam, is dat vaak fout gegaan en kreeg ik het regelmatig te horen. Ik heb momenten leren herkennen, ik hoef een verdediger niet drie keer uit zijn voegen te trekken.”

Toch was Delmee ook dit jaar nog lang niet tevreden over hem. Middendorp vertelt dat „afgelopen driekwart jaar” elk langer gesprek tussen hem en de staf van Oranje over een woord ging dat hij niet meer kan horen: „Zakelijkheid.”

„Wéér die zakelijkheid”, dacht ik. „Het mag ook niet ten koste gaan van de reden waarom ik het Nederlands team heb gehaald. Als ik met een-tegen-een-duel de cirkel kan aanvallen, dan moet ik gaan. Op het middenveld mag dat ook, maar moet ik slimmer zijn. Daar ben ik beter in geworden.”

Joep de Mol in de groepswedstrijd tegen Spanje.
Foto Loic Venance / AFP

Ook De Mol kreeg een duidelijke boodschap mee, toen hij afviel voor het WK. Het ging Delmee vooral om zijn verdedigende „mindset”. Hij moest een andere hockeyer worden, vertelt De Mol. „Mijn eerste taak is verdedigen. Daar moest ik harder mijn best voor doen. Ik moest in duels sterker worden. Soms stond ik gewoon te veel te slapen in het veld. Ik moest een stabiele en betrouwbare verdediger kunnen worden.”

De Mol nam de uitdaging aan. Hij ging „obsessief” aan de slag met zijn eigen spel. „Ik heb heel veel wedstrijden teruggekeken. En met Jeroen video’s bekeken, van al mijn goede en slechte verdedigende acties. Dat was confronterend.”

De Mol weet in Parijs wat zijn eerste taak is. Helemaal omdat Nederland als een van de weinige teams mandekking speelt. „Het gebeurt een stuk minder dat ik niet bij mijn man ben. Natuurlijk horen fouten er ook bij, maar ik heb wel het gevoel dat mijn instinct op het veld nog beter is geworden.”

Handschoentje

Bij Middendorp is niet alleen aan zijn spel te zien dat hij de lessen van Delmee, die in 1996 en 2000 als speler olympisch kampioen werd, ter harte heeft genomen. Hij draagt een beschermende handschoen om zijn linkerhand, iets wat vroeger was voorbehouden aan verdedigers, maar nu min of meer verplicht is. Middendorp moest eraan wennen.

„Ik heb gekozen om een teamsport te doen. En als ik mijn hand breek, dan verpest ik het voor mijn teamgenoten,” zegt hij. Of hij net zo handig is met stick en bal, met handschoen, als zonder? Hij kijkt moeilijk.

Middendorp zit ook twee, drie keer per week in de sportschool. De knop is bij hem wel omgegaan voor het internationale hockey, zegt hij. „Toen ik begon bij Oranje besefte ik nog niet wat erbij komt kijken. Maar op een gegeven moment weet je: dit is wat er nodig is om intensief en vol mee te kunnen draaien met Oranje.”

De Mol, die al meer dan 150 interlands speelde, heeft veel vertrouwen in het huidige Oranje, waar met het begeleidingsteam niets onbesproken blijft. Dat was in Tokio, waar Nederland voor het eerst sinds 1984 op de Spelen niet de halve finale haalde , wel anders, zegt De Mol. „Als nu iemand de kantjes ervan afloopt, benoemen we dat binnen de groep. Geen steen blijft onomgekeerd.”

De kwartfinale tussen Nederland en Australië wordt gespeeld op zondag 4 augustus om 17.30 uur.


Beachduo Boermans en De Groot naar kwartfinale na winst op Tsjechische wereldkampioenen

Beachvolleyballers Stefan Boermans en Yorick de Groot hebben op de Olympische Spelen van Parijs de kwartfinales bereikt. Het Nederlandse duo was in twee sets te sterk voor de Tsjechen Ondrej Perusic en David Schweiner, de regerend wereldkampioenen. De Nederlanders wonnen hun sets met 21-18 en 21-16.

Het Nederlandse koppel had eerder alle drie de groepsduels gewonnen, zonder ook maar een set te verliezen. Ook tegen de Tsjechen, die in de poule al een keer hadden verloren, bleef setverlies uit.

In de kwartfinales zijn de Duitsers Nils Ehlers en Clemens Wickler de tegenstanders. Zij zijn als vierde geplaatst, de Nederlanders als zevende. Ehlers en Wickler waren eerder op de dag met 2-0 de baas over het Braziliaanse koppel George/Andre, de nummers 2 van de wereld.

Boermans en De Groot waren begin juni in Ostrava nog te sterk voor de Duitsers op het toernooi waar ze olympische kwalificatie veiligstelden. Dat was wel de eerste keer dat ze van Ehlers en Wickler wonnen. (ANP)

Beachvolleyballers Stefan Boermans (L) en Yorick de Groot in actie tijdens de achtste finales tussen Nederland en Tsjechie op de Olympische Spelen.
Foto Koen van Weel/ANP

Superster Simone Biles neemt de turnfans mee in haar emoties en is nog lang niet klaar in Parijs

Ruim een uur voordat de finale van het turnonderdeel sprong begint, druppelt het eerste publiek de Bercy Arena binnen. Opvallend veel fans zijn gekleed in de Amerikaanse vlag. Deze zaterdagmiddag komt de olympische legende Simone Biles opnieuw in actie, nadat ze afgelopen week al voor de Verenigde Staten goud heeft gewonnen bij de landenwedstrijd en de individuele meerkamp. Als Biles wordt voorgesteld aan het publiek gaat het Amerikaanse volume op tien. Borden met ‘Simone Shine’ gaan omhoog, ook zijn er borden waarop haar hoofd staat afgebeeld. Na haar twee sprongen zijn overal staande ovaties en gaat ook haar coach uit zijn dak.

De Amerikaanse turnster Simone Biles is, hoewel er maandag nog twee individuele onderdelen voor haar te winnen zijn (ze staat in de finale op vloer en balk, alleen op brug is ze er niet bij), nu al een van de grote sterren van deze Spelen.

Biles is bovendien de popster van het turnen. Ze kan rekenen op bewondering van bijvoorbeeld Lady Gaga, die bij de team in Parijs op de tribune zat en op Instagram een filmpje postte terwijl Biles haar sprong deed. Het enthousiasme van popster Gaga de was duidelijk hoorbaar en kreeg het bijschrift: ‘She nailed it what an honour to be so close’. Ook zangeres Ariana Grande, filmster Tom Cruise en rapper Snoop Dogg waren die avond gekomen om Biles in actie te zien.

Supersterren heb je wel vaker in de sport, maar met Biles is iets bijzonders aan de hand. Dat heeft twee redenen: ze is niet alleen een supertalent dat deze Spelen ontspannen en innemend oogt tijdens de wedstrijden, ze heeft ook een verhaal waarmee ze taboes in de sportwereld doorbrak en dat maar weinig mensen onberoerd laat.

Biles (27) werd samen met haar jongere zusje Adria opgenomen bij haar grootvader en zijn tweede vrouw in Texas, omdat haar biologische moeder door een verslaving niet meer voor haar kon zorgen – de twee oudste kinderen gingen naar een tante in Houston. In de Netflixserie Simone Biles Rising vertelt Nellie Biles over het moment dat ze door Simone ‘mom’ werd genoemd en voor de kijker wordt al snel duidelijk hoe bijzonder de band tussen de vrouwen is. Wanneer Simone Biles haar op een dag belt vanuit de auto op weg naar een trainingskamp, kan ze alleen maar huilen. Ze hoeft niets uit te leggen, Nellie Biles weet genoeg.

Simone Biles was een van de ruim 125 slachtoffers van seksueel misbruik door de teamarts van de Amerikaanse nationale selectie, Larry Nassar. In de documentaireserie gaat Simone Biles ook in op het ongezonde klimaat in de turnwereld waardoor dit misbruik mogelijk was. Na de veroordeling van Nasser trad in 2018 het bestuur van de Amerikaanse turnbond af.

Eye-opener

In 2012 wint de Amerikaanse Gabby Douglas als eerste zwarte turnster olympisch goud op de meerkamp. Het is een eye-opener voor haar, vertelt Biles in de documentaire, omdat voor het eerst een zwarte turner met krullend haar de finale won en geen blonde vrouw. Het jaar daarop wordt ze Amerikaans kampioen op de meerkamp, de eerste van negen nationale titels. Bij de Olympische Spelen van Rio in 2016 gaat Biles met vier gouden en een bronzen medaille naar huis. Vijf jaar later, bij de uitgestelde Spelen van Tokio, is ze torenhoog favoriet. Maar in Japan neemt Biles een beslissing waarvan ze dan nog niet weet dat ze daarmee Amerikaanse sportgeschiedenis zal schrijven.

Ze zegt daar: „Het is genoeg.” Ze trekt zich terug uit de landenwedstrijd. De avond voor het besluit belt ze met Nelly Biles en zegt dat het niet langer goed voelt mee te doen. Haar stiefmoeder steunt haar. Het is voor het eerst dat zij niet de haren van haar dochter heeft ingevlochten voor een wedstrijd en ze vreest een verband, maar de beslissing gaat verder dan bijgeloof.

Simone Biles is in de zomer van 2021 mentaal uitgeput. Het verleden dat niet langer was weg te drukken, de getuigenissen in de rechtszaal, het gezicht zijn van de misstanden in het Amerikaanse turnen, de kritiek op sociale media; het wordt haar allemaal te veel. Ze trekt zich terug voor drie toestelfinales en ook voor de meerkamp, waarop Biles vanaf 2013 dominant is. Ze wil zich eerst herpakken.

Iedereen zal me een lafaard vinden, vreest Biles, maar de meeste mensen hebben juist bewondering voor haar besluit. Ze wordt een voorbeeld, omdat ze zich kwetsbaar durfde te tonen op een moeilijk moment en aan de slag gaat om haar angsten te overwinnen.

Tatoeage

Biles is altijd open geweest over haar therapie – ze belt haar therapeut ook vanuit Parijs een paar uur voordat de finales beginnen – en laat een tatoeage zetten met de tekst ‘and still i rise’, naar de titel van een gedicht dat de Amerikaanse dichter en burgerrechtenactivist Maya Angelou eind jaren zeventig schreef. De beginregels van dat gedicht luiden: You may write me down in history / With your bitter, twisted lies, / You may trod me in the very dirt / But still, like dust, I’ll rise.

De tekst is bij deze Spelen van toepassing. Meer dan de andere turnsters durft Biles na haar oefeningen te laten zien of ze tevreden is of niet. Afgelopen donderdag, bij de finale van de individuele meerkamp, gaat de oefening op brug met ongelijke leggers niet naar wens en dat is aan Biles’ gezicht af te lezen. Ze neemt de toeschouwers in Parijs als het ware mee in de emotionele rollercoaster die de vier oefeningen op zo’n meerkamp zijn. Ze is blij, baalt, is gefocust, opgelucht; de toeschouwer volgen elke stap van haar geboeid. Als Biles langsloopt hangen de Amerikaanse fans over de balustrade met hun mobieltjes in de hoop op een beetje aandacht. En die krijgen ze: niemand ontgaat Biles, iedereen wordt toegezwaaid of toegelachen, zelfs de man die – verkleed als adelaar – wat minder makkelijk uit zijn stoel kan komen en niet op tijd over de balustrade hangt. Bekenden krijgen kushandjes toegeworpen.

Na haar tweede gouden medaille op de olympische meerkamp toont ze een kettinkje dat om haar hals hangt. Een zilveren geitje: ‘goat, dat staat voor ‘Greatest Of All Time’. „Het herinnert me eraan dat ik het kan”, verklaart ze op de persconferentie.

Op zaterdagmiddag, in de finale op sprong, ziet het publiek in de uitverkochte Bercy Arena opnieuw dat ze het kan: de tiende olympische medaille is binnen, haar zevende gouden. Biles klom uit het dal en turnde in een paar dagen naar drie keer goud. Nog twee finales te gaan.

Lees ook

Simone Biles: de turnster die dingen kan die bijna niemand kan


Springruiter Kim Emmen blijft altijd koel, maar op de Spelen breekt ze toch even na haar foutloze rit

Kim Emmen buigt zich voorover en strekt haar armen. Ze passen met geen mogelijkheid om de sierlijke nek van haar paard heen, maar dat maakt haar niet uit. Net zomin als haar tranen haar deren, en het zweet dat door het witte overhemd onder haar oranje ruiterjasje heen dringt. Imagine, zoals haar paard heet, heeft een knuffel verdiend.

Naast de maisvelden van de eindeloze tuinen van het Château de Versailles stonden vrijdagmiddag paardentrailers opgesteld. Wie naar de landenwedstrijd van de springruiters wilde komen kijken, moest niet de fout maken zich te melden bij de poorten van het kasteel. In plaats daarvan moest je helemaal achter op het landgoed zijn, bij de Etoile Royale. Vanaf de tribunes was het uitzicht over de Grand Canal, met helemaal aan de horizon het paleis van Koning Lodewijk XIV, majestueus.

Zoals je dat vaker ziet in de aanwezigheid van vorsten en staatshoofden, was de sfeer op de tribunes eerbiedig. Te late toeschouwers moesten wachten tot ruiter en paard klaar waren voordat ze op hun stoel mochten gaan zitten. Juichen gebeurde pas na afloop van elke rit, een aangetikte balk veroorzaakte niet meer dan een gefluister van teleurstelling.

Tegen dit decor mocht de 29-jarige Emmen eerder deze week ineens haar debuut maken. Ze was mee als reserve, na Harrie Smolders, Maikel van der Vleuten en Willen Greve. Tot Greve en zijn paard Grandorado woensdag niet in topvorm bleken te zijn, en bondscoach Jos Lansink besloot voor Emmen te kiezen. Zij maakte donderdag als tweede Nederlandse vrouw ooit haar entree in de rijbak tijdens de landenwedstrijd en deed dat foutloos. Nederland mocht door naar de finale.

Kim blijft altijd met haar voetjes op de vloer

Harrie Smolders

„Voor veel mensen zal ze een openbaring zijn, maar wij kenden haar vakmanschap wel”, zegt Harrie Smolders over zijn teamgenote. „Kim blijft altijd met haar voetjes op de vloer. Ze is hier niet om onder de indruk te zijn, maar om een medaille te pakken.”

Alvleesklierkanker

Vrijdag springen Emmen en Imagine als tweede combinatie van de equipe. Ze raken geen balk, ze finishen binnen de tijd. Opnieuw geen foutje te bekennen. Applaus van het publiek. En dan, als ze de bak uitrijdt, wordt de anders zo koele Emmen emotioneel.

„Dubbel nul rijden, dan mag je zeggen dat je het goed gedaan hebt”, zegt ze later in de schaduw van de mixed zone. Maar dat is niet de reden voor haar tranen. „Het verhaal achter Imagine, ik denk dat iedereen dat wel kent, dat is wat mij emotioneel maakt.”

Dat gaat zo: Emmen is de huisamazone van Eric Berkhof, eigenaar van een van de grootste paardenbedrijven van Nederland. Berkhof is goed bevriend met het echtpaar René en Conny Viscaal, dat ook paarden bezit en Imagine heeft gefokt. René Viscaal overleed in januari 2023 aan de gevolgen van alvleesklierkanker, maar zei voor hij stierf tegen zijn vrouw: „Als je ooit hulp nodig hebt met de paarden, dan moet je Eric bellen.” En zo ging het. Berkhof kocht de helft van de rechten van Imagine, en zo kwam Emmen aan haar paard.

Terwijl Emmen dit vertelt, krijgt ze het opnieuw te kwaad. Was dit ook voor René en Conny en Eric? „Ja.” Is het extra fijn dat het dan zo goed ging? „Klopt.” „Ik ben superblij met mijn ritten, en die laatste was gewoon heel speciaal.”


Column | Ineens ligt Marit Kamps op de grond, de Israëlische bovenop haar

Het is een dans van handen. Vier handen, die grijpen en ontwijken. Handen die bij de mouw proberen te pakken, handen die terugtrekken, om intussen met de andere hand toe te slaan. Zit de mouw eenmaal tussen de vingers, dan volgt het draaien. Draaien om weer los te komen – maar soms zitten de vingers klemvast. Dan begint het trekken en het sjorren, naar beneden, naar de mat.

Pakkingen noemen ze dat in judotaal. Hoe beter je de tegenstander bij de kimono vastpakt, hoe beter je kunt trekken. En dan gooien. Bij de tweede wedstrijd van zwaargewicht Marit Kamps duurt de handendans lang. Haar Israëlische tegenstander, de nummer twee van de wereld, laat zich niet bij de mouw beetnemen. En ook de Nederlandse geeft niet toe. De handen dansen, net als de voeten.

Nog geen minuut geleden petste ze zichzelf met die handen hard tegen de wang. Veegde ze met die voeten van links naar rechts over de tatami. Als wilde ze alvast houvast vinden. Het lijkt me zenuwslopend: aan je wedstrijd beginnen en weten dat elke fout fataal is. In het judo lig je in de eerste rondes bij verlies direct uit het toernooi. Soms duurt een olympisch optreden nog geen minuut. Soms zelfs maar een paar seconden. Ik denk dat ik geen sport ken die zo onvergeeflijk is.

Wat denk je dan, als je klaarstaat om te beginnen? Marit Kamps heeft haar blik op het standbeeld van maarschalk Joseph Joffre gericht. Normaal staat het buiten, in de open lucht van het park van Champ de Mars. Blijkbaar verzon iemand: weet je wat, we bouwen de judohal gewoon om de opperbevelhebber heen. Waar hij normaal vanaf zijn paard de Eiffeltoren ziet, kijkt hij nu neer op de tatami.

Zou Marit maarschalk Joffre kennen? Zou ze weten dat hij de veroveraar van Timboektoe is? En dat hij mateloos populair was in het Frankrijk van rond 1900, met zijn grote witte snor, zijn donkerblauwe uniform en zijn ogen mysterieus achter de klep van zijn pet verborgen. Er werden honderden pasgeborenen naar hem vernoemd, zelfs meisjes, die noemden ze dan Joffrette.

Marit staat klaar als een strijder, rechtop, de borst en schouders breed. Nu ik beter kijk doet ze me denken aan een haan. Haar grote bos haar heeft ze in een knot recht bovenop het hoofd vastgemaakt. Het lijkt een kam. Met vinnige passen loopt ze naar mat 1, als ze wordt voorgesteld.

Daar staat ze. Dit is het moment. Het moment waarop alles nog kan gebeuren, het moment waarin alles samenkomt. Dat heel korte stukje waarin alles wat je kon doen gedaan is – maar nog niets is beslist. Ik probeer altijd bij atleten af te lezen hoe dat voelt.

De handendans gaat over in trekken, en ineens ligt Marit op de grond, de Israëlische bovenop haar. Tijdens het dansen kon je al zien dat er een flink verschil in gewicht is. De Nederlandse weegt zo’n honderd kilo, de Israëlische misschien wel dertig kilo meer. Zo gaat dat bij zwaargewichten: er is geen bovengrens in kilo’s.

Het is over, de wedstrijd, de Spelen. Marit komt niet meer los. Hoe vaak zal ze de komende dagen, maanden, jaren teruggaan naar die paar seconden voor de wedstrijd – en de film anders afspelen? Ik denk vaak. Want ze had een kans, bleek uit de handendans.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.


Vergeet de gouden plak, wie is de coolste scherpschutter van de Spelen?

Niet alleen prestaties, maar ook persoonlijkheid worden door sociale media steeds belangrijker voor olympische sporters. Dat sommigen online een hit worden is daarom niks nieuws: bij de Spelen van 2020 in Tokio ging de Britse zwemmer Tom Daley het internet over, omdat hij zichzelf op de bühne graag bezighoudt met een breiwerkje.

Dit jaar werd de selfie van de Noord- En Zuid-Koreaanse tafeltennisteams na de medaille-uitreiking online veelvuldig geanalyseerd. Time Magazine spreekt van „sportdiplomatie”. Ook de sponsorcampagne van de Italiaanse gymnast Giorgia Villa werd populair, waarbij ze uitgebreid poseert met grote wielen Parmezaanse kaas — een onuitputtelijke bron van flauwe woordgrappen.

https://x.com/NBCOlympics/status/1818724480761708657

Maar ook deelnemers aan minder bekende olympische sporten vonden dankzij sociale media nieuwe fans.

De strijd om de ‘coolste’ scherpschutter

De schietsport is dan wel niet het grootste onderdeel van het olympische programma, maar spreekt wel tot de verbeelding. Dat blijkt uit de onverwachts grote aandacht voor het 10 meter pistoolschieten voor vrouwen zondag, op sociale media. De Zuid-Koreaanse scherpschutter Kim Yeyi sleepte niet alleen de zilveren medaille binnen, ze kreeg ook de onofficiële titel van ‘coolste’ scherpschutter van de Spelen, nadat een fragment van haar op sociale media werd gedeeld.

Door haar stoïcijnse houding en geconcentreerde blik is een clip van een van haar schietbeurten bijna 35 miljoen keer bekeken op X. Volgens fans straalt de 31-jarige main character energy uit: door haar cyber-achtige schietbril, strak naar achteren getrokken haar en zwarte outfit kan zij zo meespelen in actiefilms als The Matrix.

https://x.com/Olympics/status/1818909520661278729

De Turkse schutter Yusuf Dikeç werd op sociale media een concurrent van Yeyi voor de titel van ‘coolste’ scherpschutter: nonchalant, met één hand in de zak en zonder enige technische hulpmiddelen sleepte ook hij een zilveren medaille binnen. Het officiële account van de Olympische Spelen zet de twee naast elkaar.

De twee zilveren medaillewinnaars stelen door hun persoonlijkheid de schijnwerpers van de schutters die de gouden medaille mee naar huis namen. Bij de vrouwen was dat de eveneens Zuid-Koreaanse Oh Yeyin. Zij brak met haar score een olympisch record. Bij de gemixte teams verloor Dikec van de Servische Zorana Arunović.

Lees ook

Châteauroux is blij dat Spelen niet alleen om Parijs draaien, maar Olympische boom blijft uit

Tsjechische bezoekers van de olympische schietwedstrijden in Chateauroux.