Bij de moderne vijfkamp wordt het paardenspringen vervangen voor Ninja Warriors-obstakels

„U bent vandaag niet alleen getuige van de finale van de moderne vijfkamp vrouwen, maar bent er ook bij om voor de laatste keer het onderdeel paardenspringen te zien. Dit is een historisch moment: na 112 jaar is het de laatste keer dat de paarden meededen aan deze sport. Geeft u een applaus voor de rijke geschiedenis van dit onderdeel.” Terwijl het laatste paard het parcours heeft verlaten en alles in gereedheid wordt gebracht voor het onderdeel schermen, komt er applaus bij wijze van eerbetoon aan de paarden en aan een verdwenen stukje sport.

De vrouwenfinale moderne vijfkamp begint op zondagochtend in de tuinen van Versailles met het springen, waarbij de deelnemers een half uur daarvoor een paard toegewezen hebben gekregen. Paarden blijken net mensen: ze moeten je mogen om iets voor je te doen of er zin in hebben. Het paard van de Spaanse vijfkamper Laura Heridia heeft er duidelijk geen zin in en weigert drie keer om een hindernis te nemen. Fataal voor Herida, die de dag afsluit als één na laatste maar het paard wel aait als ze het parcours afrijdt.

Treuriger is het lot van de Française Marie Oteiza. Ze is een van de favorieten voor een medaille, maar bij de eerste horde stopt haar paard om Oteiza in haar eentje over de hindernis te kieperen. Het dier loopt naar de tribune, kijkt het publiek aan en vertrekt, Oteiza blijft achter met een pijnlijke rug. Ze komt bij de andere onderdelen nog wel in actie, maar ze wordt laatste.

Weigerende paarden zijn de aanleiding voor een aanpassing van de moderne vijfkamp. Bij de vorige Spelen in Tokio weigerde het paard van de Duitse Annika Schleur, die haar gouden medaille in rook zag opgaan. Huilend probeerde ze het paard tot andere gedachten te brengen met een zweep en haar coach gaf het dier voor het oog van de camera een stomp. Besloten werd het onderdeel paardenspringen te vervangen, alleen was er nog geen goed alternatief voor deze Spelen.

Franse soldaten

In Parijs worden dus voor de laatste keer de vijf disciplines beoefend zoals bedacht door de grondlegger van de moderne Olympische Spelen, Pierre de Coubertin. Wat hem betreft waren paardrijden, schermen, zwemmen, schieten en hardlopen de vaardigheden die elke Franse soldaat moest beheersen. Bovendien was de vijfkamp het afsluitende deel bij de Spelen in de Oudheid, en toen bestond de sport uit verspringen, speer- en discuswerpen, hardlopen en worstelen. De Coubertin vond dat een goede soldaat niet per se moest kunnen worstelen en paste de disciplines dus iets aan.

Het laatste onderdeel van de vijfkamp: laser run, waarbij de deelneemsters 3.000 meter lopen en tussendoor schieten.
Foto Zohra Bensemra/Reuters

Bij de Spelen van Stockholm in 1912 werden de vijf onderdelen ingevoerd als één sport. Toen duurde de moderne vijfkamp vijf dagen, nu wordt de finale in één dag afgerond. In Nederland werd de moderne vijfkamp in 1913 ingevoerd, maar al snel wilde men een aanpassing: het paardrijden en schermen werd vervangen voor de hindernisbaan en granaatwerpen. Dat laatste is ongeschikt als olympische sport, dus voor de Spelen bleef het bij de moderne vijfkamp. De handgranaat was voor de niet-olympische militaire vijfkamp.

Hof van Lodewijk XIV

De bezoeker van de moderne vijfkamp in Parijs waant zich in andere tijden. Met uitzicht op de door tuinarchitect André Le Nôtre en graaf Caraman aangelegde vijvers in de tuinen van Versailles, is een deel afgezet voor de wedstrijd. Het enige anachronisme is het pas aangelegde zwembad waarin de deelnemers 200 meter moeten zwemmen.

Nu zal er aan het hof van Lodewijk XIV niet zijn hardgelopen en er werd ook niet met pistolen op iets geschoten, maar je de tijd van De Coubertin voor de geest halen is evenmin ingewikkeld. Zeker wanneer het laatste onderdeel begint: 3.000 meter rennen op het paardenparcours. De hindernissen zijn weggehaald, de paardendrollen zijn opgeruimd. Tussen bordjes rennen de vijfkampers door het zand, steeds kleine bochtjes nemend. Na elk rondje moeten ze stoppen om met een laserpistool vijf keer raak proberen te schieten. Alsof je in een Monthy Python-sketch bent beland.

De deelnemers lopen achter elkaar aan: wie bovenaan staat, mag als eerste starten. De puntenvoorsprong die is opgebouwd wordt omgezet in een tijdvoordeel. Sommigen beginnen ruim een minuut later aan dit laatste onderdeel en zijn zo goed als kansloos. Wie hard kan rennen, maar niet kan schieten is ook de klos; bij de moderne vijfkamp is schieten belangrijker dan hardlopen.

Kussengevechten

Het paardrijden is voor de volgende Spelen dus afgeschaft, onder protest van de hardliners die in 2022 een brief stuurden aan Thomas Bach, de voorzitter van het IOC. Ze vroegen hem de traditie in ere te houden. Zonder succes en ondertussen kwamen er veel voorstellen binnen bij het IOC over onderdelen die het springen met paarden zouden kunnen vervangen.

In Versailles kwamen duizenden toeschouwers af op de finale bij de moderne vijfkamp voor vrouwen.

Foto Miguel Medina/AFP

Zo stelde Hongarije voor om te gaan karten, de Zuid-Koreanen bedachten kasteelmuren klimmen. een van de Nieuw-Zeelandse ideeën, ‘hond laten gehoorzamen’, aalde het ook niet. De Canadezen bedacht dat ook paintball een optie was. Ook rolschaatsen en zelfs kussengevechten kwamen voorbij.

Voor al deze voorstellen werd vriendelijk bedankt, en voor Los Angeles 2028 is gekozen voor een hindernisloop. Volgens de The New York Times wordt dat er een in ‘Ninja Warrior-style’.

„We zeggen ‘bye bye’ tegen de paarden en verwelkomen de nieuwe uitdaging”, zegt Klaus Schormann, voorzitter van de Unie Internationale Moderne Vijfkamp tijdens een persconferentie. „We gaan de sport moderniseren, meer toegepast maken op het urban gevoel.”

De meeste vijfkampers vinden het jammer dat het paardenspringen eruit gaat, maar beseffen ook dat het niet anders kan. Coach Kim Raiser van de Duitse Annika Zillekens verwoordt het gevoel van velen: „Natuurlijk willen we dit liever niet, maar als dit de enige mogelijkheid is om de moderne vijfkamp binnen de Olympische Spelen te houden en niet te laten verdwijnen, dan heb je het er voor over. Hoe dit uitpakt en wat dit betekent voor de sporters, gaan we zien.”

Haar pupil houdt het na Parijs voor gezien, dit waren haar vierde Spelen waarbij ze meedeed met de vijfkamp. „Het is mooi geweest”, vertelt ze de Duitse journalisten. „En ik hield wel heel erg veel van het onderdeel paardenspringen.”


Laatste Olympische dag: Sifan Hassan in actie tijdens de marathon, baanwielrenner Lavreysen mikt op drie keer goud

Het is de laatste dag van de Olympische Spelen in Parijs, en er zijn nog Nederlandse medailles te winnen. Wat staat er op het programma?

Nederland in actie bij marathon en baanwielrennen
Om 8.00 uur trapt Sifan Hassan af met haar Olympische marathondebuut. Ze won deze Spelen al een keer brons op de 5 kilometer en de 10 kilometer. Sportfanaten kijken reikhalzend uit naar de race, omdat Hassan zich als doel heeft gesteld om als eerste vrouw ooit op drie hardloopnummers een medaille te halen. De Nederlandse Anne Luijten doet ook mee aan de marathon.

Ook baanwielrenners Harrie Lavreysen en Jeffrey Hoogland komen nog één keer in actie in de keirin, de discipline waarin de renners op snelheid komen achter een gangmaakmotor en daarna tot de finish sprinten. Lavreysen won al goud in de teamsprint en de individuele sprint. Ook hij ziet zichzelf het liefst drie keer goud winnen deze Spelen. De kwartfinales van Lavreysen en Hoogland beginnen om 11.29.

De vrouwen fietsen de halve finale van de sprint in het baanwielrennen, en misschien zelfs de finale. Maike van Duin rijdt het omnium, een combinatieklassement van onder andere een sprint, een achtervolging en een tijdrit.

Andere spannende wedstrijden

Voor de sportliefhebber die er maar geen genoeg van kan krijgen, zijn er in de middag nog een hoop andere spannende wedstrijden te bekijken, zoals de vrouwenvolleybalfinale tussen de VS en Italië en de mannenhandbalfinale tussen Duitsland en Denemarken. Bij het waterpoloën strijden Servië en Kroatië om het goud om 14.00 uur en om 15.30 komen de vrouwenbasketballers van de VS nog een keer in actie tegen Frankrijk.

Om 20.55 uur begint de sluitingsceremonie.

Sifan Hassan tijdens de huldiging van haar bronzen medaille op de 10.000 meter atletiek tijdens de Olympische Spelen.
Foto Robin van Lonkhuijsen/ ANP

Met olympische precisie stelt Maurice Winterman het parcours voor de marathon in Parijs vast: ‘Als je niet meet verliezen wedstrijden en tijden hun waarde’

ParijsDoor onze redacteur

‘Wacht eens even, gisteren gingen we hier rechtdoor.” In de stem van Maurice Winterman klinkt vertwijfeling. Hij is net op zijn fiets vertrokken van Hôtel de Ville in Parijs en na een paar honderd meter slaan de politiemotor, auto’s en fietser voor hem rechtsaf. Ze rijden verkeerd. Winterman knijpt in de remmen. De mensen van de Franse organisatie en atletiekbond World Athletics zien het. Wat moeten ze doen?

Winterman moet nog ruim veertig kilometer fietsen. Om precies te zijn 42.195 meter. Hij meet, op verzoek van World Athletics, op deze vroege ochtend in april het parcours van de olympische marathon op. Het is nu aan hem een beslissing te nemen. Winterman (56) stapt van zijn fiets af, draait zich om en gaat terug naar de start. „We beginnen opnieuw.”

Dit weekend is de marathon het sluitstuk van de Spelen, te beginnen op zaterdag met de mannen (met de Nederlander Abdi Nageeye). Op zondag volgen de vrouwen, met voor Nederland aan de start Sifan Hassan en Anne Luijten. Het parcours leidt de atleten van het stadhuis langs de glazen piramide van het Louvre en de Eiffeltoren richting Versailles, waar ze bij de kasteelhekken een ruime bocht maken en aan de andere kant van de Seine Parijs weer inlopen. Op de Esplanade des Invalides ligt de finish.

Om er zeker van te zijn dat de lopers 42.195 meter lopen, loopt Winterman de afstand nog eens na. De Nederlander is een van de pakweg driehonderd parcoursmeters in de wereld met een A-licentie en geldt als de beste van allemaal. „Het edele handwerk”, noemt Winterman wat hij doet. „Als je niet meet, kun je parcoursen en tijden niet met elkaar vergelijken. Dan verliezen wedstrijden en tijden hun waarde.”

Temperatuurverschillen

Obers legen asbakken op hun terras en de straten worden aangeveegd door de gemeentelijke dienst als een lange, tengere gestalte in een fluorescerend geel hesje en met een rode fietshelm op uit de ochtendschemer opdoemt. Op zijn wangen staat een baardje, onder zijn helm steken lange, warrige haren uit. Naast de poorten van de tuinen van het Louvre, houdt Winterman halt. Over een uur wordt hij verwacht bij het stadhuis, maar eerst moet hij nog iets doen: ijken.

Het fietspad naast de Tuileries is een lange streep kaarsrecht asfalt en daarom uitermate geschikt. Eerdere parcoursmeters hebben hier een afstand van precies 400 meter gemarkeerd met twee grote, metalen spijkers. Het vormt de basis voor de meetapparatuur van Winterman. Hij wijst naar het voorwiel van zijn Stevens-fiets. Daar hangt een Jones Counter, een apparaatje dat het aantal omwentelingen van het wiel – het aantal tikken – telt.

„Het betekent niet dat elke meting standaard hetzelfde is”, zegt Winterman. Temperatuur- of luchtdrukverschillen leiden ertoe dat de band meer (warmer) of minder (kouder) uitzet, en dus grotere of kleinere omwentelingen maakt. Die verschillen ondervangt hij door zowel voor als na de meting te ijken. Daarmee kan hij eventuele verschillen in het aantal tikken middelen.

Als hij twee keer op en neer is gereden, noteert Winterman met een potlood op een notitieblokje welk getal zijn teller aangeeft. Straks gaat hij dit getal op zijn laptop in een excelbestand omrekenen naar kilometers. Tijdens het fietsen is het dan een kwestie van zijn teller in de gaten houden om te zien wanneer hij precies een kilometer heeft afgelegd.

Lees ook

Podcast: ‘Achter de schermen bij de voorbereidingen voor de Olympische Spelen’

Achter de schermen bij de voorbereidingen voor de Olympische Spelen

Het is ouderwets, geeft Winterman toe: de Jones Counter stamt uit de jaren zeventig. „Maar het is nauwkeuriger dan GPS. Dat geeft altijd 1 tot 2,5 procent teveel aan.” Dit komt omdat de GPS-ontvangst vaak slecht is, zegt Winterman. GPS berekent dan de afstand op basis van satellietsignalen die weerkaatsen van gebouwen. „Dat is totaal niet nauwkeurig. Stel, je loopt een persoonlijk record en je hoort daarna dat het parcours te kort was; ik zou me als atleet bestolen voelen.”

Winterman berekent zijn getallen zo dat hij op elke kilometer een meter te veel meet. Als dan op de wedstrijddag een hek verkeerd wordt geplaatst, of er gaat tijdens het opmeten iets mis, dan is er genoeg marge. „Ik moet kunnen garanderen dat de deelnemers minimaal de afstand van de marathon lopen.”

In de verkeerschaos van Parijs stopt Maurice Winterman om de kilometer en laat hij een spijker ter markering in het wegdek slaan.
Foto Valentina Camu

Ideale lijn

Een vrouw staat op Avenue de Versailles op de bus te wachten als ze verbaasd opkijkt. Ze ziet twee politiemotards, twee auto’s van de organisatie van de Spelen, twee motoren met filmcrews van de Franse tv, vier fietsers en een politiewagen, netjes op een lint. Het konvooi beweegt zich voort op de verkeerde helft van de weg en stopt pal voor haar neus.

Elke kilometer voltrekt zich hetzelfde: eerst remt Winterman rustig af, kijkt naar zijn teller, loopt de laatste paar passen tot hij op zijn teller het getal ziet dat correspondeert met het kilometerpunt. Hij geeft een seintje aan de twee Franse lokale gidsen die voor hem uitfietsen. Achter hem stapt David Katz af, technisch gedelegeerde van World Athletics.

Uit de auto’s van de organisatie verschijnen mensen met een hamer en metalen spijker. Bij de naaf van Wintermans voorwiel slaan ze die met harde klappen in het asfalt. Met graffiti noteren ze op de weg om welke kilometer het gaat. Winterman zoekt intussen naar een herkenningspunt. „Dat gaat allemaal in mijn rapport”, zegt hij, voordat hij een notitie maakt van het serienummer van de dichtstbijzijnde lantaarnpaal.

De agenten leiden het verkeer in goede banen. „Als atleet wil je nou eenmaal de ideale lijn lopen”, zegt Winterman. Als hij recht op een geparkeerde vrachtwagen afrijdt, kijkt de bestuurder hem aan alsof hij gek is. Winterman stopt, tilt zijn fiets een paar meter opzij, stapt weer op en fietst onverstoorbaar verder.

Winterman rijdt altijd rechtdoor; over putdeksels, hobbels, rakelings langs stoepranden en tegen het verkeer in . Rotondes neemt hij linksom als het parcours daarom vraagt. Winterman is zo’n twaalf kilometer onderweg als hij bijna wordt aangereden door een bus die net optrekt. De chauffeur trapt woedend op de rem, waarna de politie hem tot de orde roept.

Nauwkeurig meten vraagt om secuur fietsen, zegt Winterman. Dat betekent stilzitten, rechte rug, handen los op het stuur en niet wiebelen met je voorwiel, ook niet als de weg omhoog begint te lopen. Daarom fietst hij op een aardig tempo. Na 28 kilometer is er een beklimming die zo steil is – ruim 13 procent, ongewoon voor een marathon – dat Winterman niet genoeg heeft aan zijn zes versnellingen. Om boven te komen grijpt hij het zwaailicht van een motard vast en stuurt in een zo recht mogelijke lijn naar boven. Kwestie van anticiperen, zegt hij. Óók belangrijk. „Als ik weet dat de bocht zo naar links gaat en ik fiets aan de rechterkant, dan moet ik tijdig beginnen met het diagonaal oversteken van de weg.”

Bewegende ritsstrook

Als Winterman uit de tunnel onder Parc André Citroën komt en links van hem de Seine zichtbaar wordt, loopt het tegen twaalven. Het is druk geworden in Parijs. Auto’s en toeristenbussen moeten van de politiemotards snel een andere rijbaan opzoeken. Het gaat traag; meerdere keren moeten de fietsers afstappen. „Dit is chaos”, zegt Winterman, die het liefst midden in de nacht was gaan meten.

Hij maakt zich niet druk, Winterman heeft al veel parcoursen opgemeten. Bijvoorbeeld in de woestijn bij Doha voor de WK. Vorig jaar was hij voor datzelfde toernooi in Boedapest en ook de marathon van Rotterdam heeft hij vaak gedaan.

Foto Valentina Camu

Op jonge leeftijd begon Winterman met hardlopen. As hij klaar was, keek hij op een kaart om te zien hoe ver hij gelopen had. Hij heeft een persoonlijk record op de marathon van 2.38 uur. Zijn liefde voor kaarten ontwikkelde zich en Winterman wilde cartograaf worden. Hij is landmeter. „Op een gegeven moment kwamen mijn beroep en mijn hobby bij elkaar.”

Toen hij werd gevraagd een klein parcours neer te leggen in zijn woonplaats Apeldoorn, kwam een parcoursmeter langs. Winterman: „Hij was verbaasd: het parcours was te lang. Ik vertelde dat ik dat expres had gedaan zodat je eenvoudig de start en finish kon verleggen om het op maat te maken. Toen zei hij: volgens mi moet jij parcoursmeter worden.” Hij schreef zich in voor cursussen bij de Atletiekunie, blonk daarin uit en kon vervolgens internationaal aan de slag.

Zijn Amerikaanse collega David Katz, die de vorige drie olympische marathons voor zijn rekening nam, raadde Winterman vorig jaar bij de wereldatletiekbond aan. „Maurice is nauwgezet en vaardig met zijn spullen, kan slim omgaan met veranderende omstandigheden tijdens het opmeten en als atleet snapt hij waar zijn werk om draait: het meten van de kortste route”, zegt Katz. Hij rekent Winterman tot de top vijf van parcoursmeters wereldwijd. De Nederlander voelde zich vereerd toen hij werd gevraagd het parcours in Parijs op te meten. „Twintig jaar geleden heb ik eens gezegd dat ik niet het talent had om de Olympische Spelen te halen als hardloper en dat het me leuk zou lijken als het op deze manier wel zou lukken.”

Ook in de verkeerschaos van de Parijse binnenstad is Winterman op zijn gemak. Voetgangers foeteren, auto’s toeteren, de Fransen van de organisatie willen snel weer door, maar hij zoekt rustig zijn herkenningspunt, corrigeert soms een centimeter, noteert iets met zijn potlood, strikt zijn veters en stapt weer op zijn fiets.

Na een tocht van 7,5 uur stuurt de karavaan Esplanade des Invalides op. De zon glinstert op de gouden koepel van het paleis, de Franse vlag wappert druistig in de wind. Als de laatste spijker in de grond wordt geslagen, zit zijn werk er nog niet op, zegt Winterman. Straks in het hotel gaat hij alles narekenen, over twee weken moet hij zijn rapport inleveren. Terwijl de mensen van de Franse organisatie elkaar een highfive geven, kijkt Winterman toe. Hij geniet in stilte. „Sta ik toch op de Spelen.”


Olympische huizen zijn er voor feest en om diplomatie te bedrijven

Op het Parc de la Villette in het noorden van Parijs waan je je in een pretpark met een bijzonder internationaal publiek. Op een zonnige middag stuiteren kinderen rond met ijsjes in de hand. Vriendengroepen dragen sportshirts in de kleuren van hun land, er staan lange rijen voor attracties als klimmen en pingpongen. Onder de bomen en bij vernevelaars zoeken families verkoeling op.

Het park is sinds het begin van de Olympische Spelen omgedoopt tot Parc des Nations. Vijftien landen hebben hier ‘landenhuizen’ opgetuigd in en rondom concertzalen, feestlocaties en musea. Veruit het grootste huis is het Club France, maar ook het TeamNL-huis en het India House zijn niet te missen. Op honderden meters afstand kun je de geur van gefrituurde kroketten ruiken en de Bollywoodmuziek horen. Ook elders in de stad hebben landen huizen.

In de huizen volgen mensen onder landgenoten de prestaties van ‘hun’ sporters. Zo staan er op het terras van het TeamNL-huis tientallen oranje ligstoeltjes vanwaar Nederlanders wedstrijden volgen op een gigantisch scherm. ’s Avonds worden binnen medaillewinnaars gehuldigd – soms gaan ze crowdsurfend door de zaal. Iedere avond zijn er ruim zesduizend uitgelaten, vrijwel volledig in het oranje gestoken bezoekers. Er treden Nederlandse artiesten op, er wordt (veel) bier gedronken, kroketten gegeten. Er zijn nauwelijks buitenlanders.

Lees ook

Niet chaos, maar rust en euforie in Parijs tijdens de Spelen. Hoe lang houdt het stand?

Plein bij het Louvre Museum in Parijs op zondag 28 juli, twee dagen na de openingsceremonie van de Olympische Spelen.

Diplomatieke rol

Dit is anders in het Slovenia House: slechts 10 procent van de bezoekers is Sloveens, de rest is Frans (80 procent) of van een andere nationaliteit (10 procent), zegt communicatiemedewerkster Marta Kos terwijl ze bij de ingang halveliterblikken Sloveens bier uitdeelt. Met het bier, lokale lekkernijen en foto’s van Sloveense landschappen moeten potentiële toeristische bezoekers geïnspireerd worden.

En in het huis wordt politiek bedreven. „Het Slovenia House is de perfecte plek voor diplomatie. Onze president Nataša Pirc Musar is op bezoek geweest, de Franse minister van Europese Zaken, allerlei sponsors”, zegt Kos. In een privéruimte met in pak gestoken kelners zijn nieuwe samenwerkingen afgesproken, bijvoorbeeld over het bevorderen van de positie van vrouwen in de Sloveense sportwereld.

Deze vormen van soft power past in de traditie. Sinds het ontstaan van de eerste huizen tijdens de Olympische Spelen van Barcelona in 1992, toen Spanje een huis bouwde om de Spaanse en Catalaanse cultuur in het zonnetje te zetten, worden de huizen gebruikt om hun cultuur te promoten en diplomatieke gesprekken te voeren. Sindsdien openden steeds meer olympische huizen. Aanvankelijk vooral bedoeld voor sporters, maar sinds ‘Londen 2012’ zijn ze steeds vaker open voor publiek. Soms tegen betaling (toegang tot het India House kost dit jaar 5 euro, TeamNL vraagt 30 euro, de VS meer dan 300 euro), soms niet (zoals het Slovenia House).

In het kleurrijke India House vermengen zich Indiërs met Fransen, Duitsers, en Amerikanen. Er wordt een Bollywooddansworkshop gegeven, traditionele sari’s geweven en je kunt een VR-tour doen door New Delhi. Aan de muur wordt met mooie foto’s een gelikt skincaremerk aangeprezen. Ook is er een Billion Strong Flame: een digitale vlam waar bezoekers hun naam aan kunnen toevoegen als steun voor India om de Olympische Spelen van 2036 te mogen organiseren.

Het India House laat bezoekers de rijke cultuur van het land zien, traditioneel en modern.
Foto Olympia De Maismont/AFP

Het huis moet bezoekers het ‘nieuwe’ India laten zien: een serieuze wereldmacht met een rijke cultuur, traditioneel en modern. Dit gepolijste plaatje komt uit de koker van de Indiase filantroop Nita Mukesh Ambani en haar Reliance Foundation – die namen zijn overal in het huis te vinden. Op de muur hangt een welkomstwoord van premier Narendra Modi.

Het India House-team doet er alles aan om de controle over de beeldvorming te houden. Zo mag een rondleidende medewerkster niet geciteerd worden, enkel uit een weinig inhoudelijk pr-document mag geput worden. Daarin is wel te lezen dat het India House ook een plek is voor diplomatieke ontmoetingen: onder anderen FIFA-baas Gianni Infantino en Indiase zakenmensen kwamen langs.

Ook het TeamNL-huis heeft naast het feesten een diplomatieke functie, zegt de Nederlandse ambassadeur in Frankrijk Jan Versteeg. „Ik ben er meerdere keren geweest en heb bijvoorbeeld de Franse minister voor Europese Zaken Jean-Noël Barrot en staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) rondgeleid. Barrot heeft nog een rondje gefietst op een van de fietsen van het team” – Gazelle is een sponsor. „Maar de primaire doelstelling is het bieden van een thuishonk voor de Nederlanders die naar Parijs zijn gekomen.”

TeamNL heeft de leiding en Versteeg acht het niet nodig om een grotere rol te spelen. „Wij hebben er vertrouwen in dat het ook als een softpower-instrument werkt zonder dat je als overheid het voortouw neemt. Het oranje feest krijgt aandacht, de bal is vanzelf gaan rollen.” Hij heeft geen ongelijk: in andere huizen weet men dat „het grootste feest bij Nederland is”. De vele plukjes Nederlanders in oranje shirts die naar het TeamNL-huis fietsen zijn moeilijk te missen.

Jochem Schellens, directeur van Papendal en in die rol nauw betrokken bij het TeamNL-huis, zegt dat „sport voor ons centraal staat”. In plaats van het verleiden van bezoekers van andere nationaliteiten, poogt TeamNL vooral een breder Nederlands publiek te trekken. „We hebben een diverser team achter de bar om meer Nederlanders te representeren. Eerder leek het hier soms een zondagmiddag op een hockeyveld in Bloemendaal, maar nu hebben we barmensen van alle leeftijden en tieners uit kansarme wijken.”

Lees ook

‘Wij vieren onze medailles niet’ klinkt het in het Oekraïne-huis tijdens de Olympische Spelen

Hoogspringer Jaroslava Mahoetsjich is blij met olympisch goud, haar landgenoot  Iryna Gerasjenko won brons bij deze Spelen.

Aandacht voor oorlog

Een paar honderd meter van het TeamNL huis is de sfeer anders. Hier staat het Oekraïense huis, de Volia Space – Volia betekent zowel vrijheid als passie en kracht. Ook hier wordt diplomatie bedreven: „We willen de situatie in Oekraïne aan de wereld laten zien”, zegt minister van Sport Viktoriia Riasna gezeten op een half verwoeste blauw-gele tribune – kapotgeschoten door Rusland en meegenomen naar Parijs. Naast de tribune staat een halter van autobanden waarmee een atleet uit Cherson trainde toen die stad bezet was. „We willen tonen dat we nog steeds aan het vechten zijn, dat we nog steeds een sterk en onafhankelijk land zijn.”

„We hebben deze plek op het Parc des Nations gekozen, omdat we willen laten zien dat we net als jullie zijn, net als andere naties”, zegt Riasna. In gesprekken met buitenlandse bezoekers wordt dit zoveel mogelijk benadrukt. Zo drukte woordvoerder Serhii Bykov Duitse bezoekers die joelden over hun EK Voetbal op het hart dat Oekraïne in 2012 ook nog een EK Voetbal had georganiseerd. „En twee jaar later hadden we oorlog. We zijn hier om steun te vragen en jullie te waarschuwen dat dit jullie ook kan overkomen.”

In het Oekraïense huis zijn veel vluchtelingen die rustig aan tafeltjes zitten te kletsen.
Foto Olympia De Maismont/AFP

De sfeer in het huis is dan ook bedrukter dan elders op het park. Veel bezoekers zijn Oekraïense vluchtelingen die rustig aan een tafeltje zitten te kletsen. Men loopt stilletjes langs de neergezette attributen, als in een oorlogsmuseum. Er staan zwaarbewapende beveiligers voor de deur. „We waren bang voor Russische provocaties”, zegt minister Riasna. Als er een helikopter overvliegt, kijkt men geschrokken naar de lucht. „We zijn ook hier in oorlogsstand”, zegt Bykov, die zelf voor het eerst sinds de Russische invasie in 2022 begon buiten Oekraïne is.

Als Oekraïne een medaille haalt, wordt er heus wel gejuicht, vloeien er tranen. De sporters worden binnengehaald in het Oekraïense huis. Zo komt de wat verlegen ogende bokser Oleksandr Khyzhniak donderdagmiddag met zijn gouden medaille selfies maken met landgenoten. Maar van een echt feest is geen sprake. Bykov: „Op hetzelfde moment dat we een medaille binnenhalen, valt er weer een Russische bom op ons land.”

Het contrast met de andere huizen is groot en de sferen lopen af en toe door elkaar. Als een Franse of Nederlandse sporter iets goed doet, hoor je het gejuich tot in de Volia Space. Dat vindt Riasna niet erg. „Hun huizen gaan om de fans, om de Olympische prestaties, het is easy going. Wij hebben een andere agenda. Dat verschil snappen we en vinden we geen probleem. We weten dat de landen om ons heen onze bondgenoten zijn.”


Nederland na goud hockeyers naar plek acht in medailleklassement

Door het goud van de hockeymannen is Nederland in het medailleklassement van de Olympische Spelen Italië gepasseerd. TeamNL staat met in totaal elf gouden plakken nu op de achtste positie. Eerder op donderdag was openwaterzwemster Sharon van Rouwendaal al succesvol op de tien kilometer.

Naast de zeges van de hockeymannen en Van Rouwendaal was er meer Nederlands succes. Baanwielrenster Hetty van de Wouw won zilver op het sprintonderdeel keirin en kitesurfer Annelous Lammerts mocht brons mee naar huis nemen. Dat gold ook voor atlete Femke Bol op de 400 meter horden.

Nederland heeft momenteel 25 medailles verzameld: elf gouden, zes zilveren en acht bronzen. Op de laatste drie dagen van de Spelen komen nog meer kansen op gouden plakken. Zo spelen de hockeyvrouwen vrijdag de finale tegen China en verdedigen atlete Sifan Hassan op de 10.000 meter en baansprinter Harrie Lavreysen hun in Tokio behaalde titels.

Het medailleklassement van de Spelen van Parijs wordt weer aangevoerd door de Verenigde Staten, met 30 keer goud, 38 keer zilver en 35 keer brons. China zit daar kort achter met 28 keer goud. Australië, Frankrijk en Groot-Brittannië completeren de top vijf.

De Nederlandse hockeyers vieren de winst op Duitsland tijdens de finale op de Olympische Spelen.
Foto Remko de Waal/ANP

Halve finale waterpolo was een thriller. ‘Zoals wij terug zijn gekomen, dat is bizar en verdient eigenlijk al goud’

Als het 12 – 12 komt te staan, gooit Evangelos Doudesis, de bondscoach van de waterpolosters, zijn armen in de lucht. Met grote passen stapt hij op de arbitrage af. Dit Spaanse doelpunt mag niet tellen, vindt hij, er is een fout door ze gemaakt na de time-out. De video-arbiter komt erbij en wanneer het doelpunt toch wordt toegekend, blijft Doudesis in de korte tijd die resteert geagiteerd.

Ook bij de spelers zie je dat ze geërgerd zijn. „Ik was even kwaad, maar dacht ook: we moesten hier niet mee bezig zijn. Ik merkte het bij de meiden ook, en gebaarde naar ze: we gaan door, we gaan door. En dat deden we ook”, vertelt keeper Laura Aarts.

Na afloop tekent Doudesis nog protest aan tegen de beslissing, maar daar verwacht hij niet veel van. Soms moet je dat gewoon even doen, vertelt hij. „Maar dat is nu niet waar het om gaat. Dit was misschien wel de beste wedstrijd van dit jaar, daar moet het over gaan.”

De Nederlanders die donderdagmiddag de metro uitlopen richting het bad La Défense Arena, worden hartelijk ontvangen. „Bonjour aan alle Nederlanders! Komen jullie voor de wedstrijd van de kampioenen? Ja natuurlijk komen jullie daarvoor. Nou het komt vast goed, veel plezier!”

Lees ook

Waterpolo-bondscoach Eva Doudesis: ‘Ik moest leren om respect te tonen aan de speelsters’

Bondscoach Evangelos Doudesis afgelopen zomer tijdens de WK-finale van de Nederlandse waterpolovrouwen tegen Spanje in Japan.

Op een hoge, roze stoel zit een vrijwilliger met een roze hoedje op met een megafoon in haar hand. Er is hoop dat Nederlandse vrouwen die alle wedstrijden tot nu toe makkelijk doorkwamen voor een stunt gaan zorgen: voor het eerst sinds 2008 spelen ze een olympische halve finale. De wedstrijd tegen Spanje is vooraf een kopie van de EK-finale eerder dit jaar. Destijds werd Spanje in de laatste seconde verslagen. En ook de WK-finale tegen Spanje in 2023 werd gewonnen, na een shoot-out.

In een vol stadion wint in ieder geval de kleur oranje het van het Spaanse rood. Ook zijn de aanwezige Nederlandse vlaggen groter dan de Spaanse. En zoals te verwachten bij zo’n overmacht is ook het volume vanaf het moment dat het Nederlandse team wordt voorgesteld een stuk hoger.

Keeper Laura Aarts (oranje cap) in actie.
Foto Ueslei Marcelino

Rampzalig

Maar van dat lawaai is weinig over als de eerste periode vrij rampzalig verloopt. Het eerste kwart wordt 6-1 voor Spanje. „Er werd te weinig bewogen en we waren niet gevaarlijk voor de tegenstander”, stelt Doudesis. „We begonnen zoekend, twijfelen aan de verdediging, twijfelen aan de aanval”, vat Lieke Rogge samen. Aarts is het daarmee eens: „We misten wat in de eerste periode. In de tweede periode ging onze verdediging dicht en dat hebben we hele tijd vastgehouden. Je zag de Spanjaarden echt zoeken.”

En inderdaad, wat Nederland vaker deze Spelen liet zien, gebeurde nu ook: de eerste periode gaat niet goed, maar de ploeg komt dan snel terug. In de derde periode worden de rollen zelfs omgedraaid en eindigt het in 6-1 voor Nederland. „Zoals wij terug zijn gekomen, dat is bizar en verdient eigenlijk al goud”, stelt Aarts vast.

C’est la vie

De vierde periode eindigt als een thriller: in de laatste dertig seconden komt Spanje op voorsprong, Nederland maakt zeven seconden voor tijd gelijk en dan wordt het penalty’s (shoot-out). Iets waar keeper Aarts niet van houdt, „geef mij maar verlenging.”

Niemand houdt ervan, dat is duidelijk. Zowel de Spaanse als de Nederlandse coach hebben de hele wedstrijd heen en weer geijsbeerd,, maar nu is daar weinig van over. Bij de penalty’s gaan ze zitten: als coach ben je dan machteloos. Spanje wint nadat de inzet van Brigitte Sleeking als enige wordt gestopt.

C’est la vie”, vindt Doudesis. Teleurgesteld vindt hij een te groot woord, legt hij uit wanneer gevraagd wordt hoe hij dit met de groep gaat verwerken. „Teleurstelling is iets voor niet-sporters. We zijn niet blij, maar speelden een mooie wedstrijd en moeten nu brons gaan halen.”


Waarom Femke Bol een van de beste hordeloopsters is

Voeten

Het talent om efficiënt en snel te lopen, zit deels in de voeten van Bol. Die hebben een enorm explosief vermogen, waardoor Bol met een korte contacttijd – de tijd dat haar voeten de grond raken als ze rent – heel hoog kan springen. „Ze werd vroeger ‘kangoeroe’ genoemd omdat ze echt kon stuiteren op haar voeten”, zegt Bram Peters, die Bol sinds haar vijftiende traint. Het is een bijzonder talent voor een atlete als Bol, zegt Laurent Meuwly, samen met Peters haar huidige coach op Papendal. „Femke is meer een duursporter en normaal zie je deze kwaliteit vooral bij superexplosieve atleten, de echte sprinters.” Dankzij haar talent kan Bol al haar energie in haar afzet stoppen en verspilt ze weinig energie. Peters noemt wat Bol doet „kaatsen”; het maken van snelle passen waarmee ze zich heel hard af kan zetten. „Het helpt haar snelle maar lange passen te maken, en die kan ze langer volhouden.”

Benen

Zelfs een ongeoefende kijker zal direct zien dat de lange benen van Bol een pluspunt zijn. Bol is sinds een groeispurt in haar tienerjaren 1,84 meter lang, en haar lengte maakt het eenvoudiger om over de horden van 76,2 centimeter heen te springen. En dat niet alleen: met haar lange benen kan Bol ook langere passen maken, dat kost minder energie. Bol maakt die van nature, zegt Werner Andrea, de trainer van atletiekvereniging Altis in Amersfoort, bij wie Bol ooit begon met hardlopen. „Je zag direct dat ze na haar start overging op lange passen. Dat vond ze fijn.”

Met haar lange benen kan Bol langere passen maken, dat kost minder energie.
Foto Simon Hofmann/Getty Images

Samen met haar Amerikaanse rivale Sydney McLaughlin is Bol een van de weinige vrouwen die veertien passen, van zo’n 2,27 meter per stap, tussen de horden zet; andere atleten doen er vijftien of meer. Maar haar lengte kan ook een valkuil zijn: hoe hoger Bol over de horden zweeft, hoe langer het duurt voordat ze weer de grond raakt en kan doorversnellen. De uitdaging voor Bol is om de perfecte balans te vinden tussen paslengte en zweeftijd.

Bovenbenen

Als hordeloper gebruikt Bol haar bovenbenen intensief. Peters noemt het „misschien wel haar sterkste lichaamsdeel”. Toen hij zich bij de Arnhemse vereniging Ciko ’66 over de vijftienjarige Bol ontfermde, besloot hij met haar veel op volume te trainen en weinig op intensiteit. „Ik had haar harder kunnen trainen, dan was ze op jonge leeftijd veel beter geweest, maar dan had ze ook meer fysieke klachten gehad.” Nu is Bol zelden geblesseerd; volgens Peters een belangrijke reden waarom ze zich elk jaar heeft kunnen verbeteren.

Heupen

Toen Bol vorig jaar besloot het aantal passen tussen de horden van vijftien naar veertien terug te brengen, was behalve het maken van langere stappen de belangrijkste verandering dat ze voortaan met beide benen over de horden moest leren springen. Bol sprong altijd met links eerst, voordelig in de bochten omdat ze daardoor zo dicht mogelijk bij de binnenkant bleef. Sinds ze ook eerst met rechts moet kunnen springen, heeft ze hard getraind, en niet alleen aan haar benen. Zo moest haar rechterheup flexibeler worden. „Daardoor kan ze sneller roteren en technisch beter over de horden springen”, zegt Meuwly. Hij ziet dat er wat betreft haar heupen nog winst te behalen valt: hoe sneller Bol haar lichaamsdelen kan bewegen, hoe sneller haar tijden worden.

Sydney McLaughlin-Levrone wint de 400 meter horden tijdens de Spelen van Tokio in 2021, Femke Bol wordt derde.
Foto Nic Bothma / EPA

Romp

Nadat Bol in haar puberteit een groeispurt had doorgemaakt, was ze enorm slungelig, herinnert Werner Andrea zich. „Ze swingde met haar romp heen en weer, kwam gammel door de bochten heen.” Volgens Meuwly is een sterke romp heel belangrijk voor hordelopers. „Omdat je over horden springt, moet je continu opnieuw op zoek naar je balans.” Zonder balans gaat je lichaam alle kanten op en dat zorgt ervoor dat er energie verloren gaat, doceert Meuwly. Hij denkt dat haar romp het lichaamsdeel is dat Bol het meest heeft verbeterd in haar carrière. Peters liet haar al op jonge leeftijd motorische trainingen uitvoeren waarbij hij haar steeds weer uit balans bracht. Daardoor ontwikkelde Bol de buikspieren waarmee ze een slechte sprong over een horde kan corrigeren. Meuwly: „Er is geen rotatie meer in haar bovenlichaam, daardoor zorgt ze ervoor dat al haar energie in één richting gaat: naar voren.”

Armen

Je moest Bol als jong meisje niet vragen een handstand te doen, zegt Andrea, daarvoor ontbrak de coördinatie. En in haar eerste jaren onder Peters mocht Bol van hem niet hordelopen. „Dat vond ik te gevaarlijk, haar ledematen gingen alle kanten op”, zegt Peters.

Dankzij gedoseerde krachttraining heeft Bol controle over haar armen gekregen. „Ze doet geen bankdrukken of iets dergelijks, te veel spieren is ook extra gewicht”, zegt Meuwly. Maar Bol heft wel zo’n 100 kilo aan gewichten. Nu dienen haar armen als stabilisatoren tijdens de sprong en landing over de horden. „Ze heeft nu een economische, kleine armbeweging”, zegt Meuwly. Dat kost weinig energie, is daardoor efficiënt en zo zet ze de kracht in haar armen om in voorwaartse snelheid.

Femke Bol op de 400 meter horden tijdens de WK atletiek in 2023 in Boedapest, waar ze onbedreigd goud wint.
Foto Robin van Lonkhuijsen / ANP

Hart en longen

Dat Bol een duursporter is, was direct vanaf haar eerste atletiektraining duidelijk. „Als ik haar honderd meter liet lopen, deed ze dat in 14 seconden. Maar tweehonderd meter liep ze in 27 seconden, en driehonderd meter in een veertiger”, zegt Andrea. Bol kan heel goed verzuring aan, veel beter dan anderen, zegt ook haar huidige coach Meuwly. Waar anderen kortere passen gaan maken, hun techniek verliezen, kan Bol dat tot de streep volhouden omdat haar hart en longen zó sterk zijn dat er voldoende zuurstof bij haar spieren terecht blijft komen, ook al levert ze een zware inspanning. „Haar uithoudingsvermogen is iets genetisch”, zegt hij. Het is een van de redenen waarom hij de 400 meter horden beter bij Bol vindt passen dan de ‘gewone’ 400 meter. „De 400 meter horden duurt 2 of 3 seconden langer. Daarbij is snelheid minder belangrijker, maar haar aerobe kwaliteiten juist belangrijker.”

Hoofd

Bol moet nog een tiener zijn geweest toen ze een keer in februari haar coach aanschoot. Peters weet het jaar niet meer, maar hij herinnert zich het voorval nog goed. „Ze wilde weten wanneer ze in de zomer op vakantie kon en wanneer er atletiekwedstrijden waren. Want die gingen voor.” Peters vertelt het ter illustratie van wat alle drie haar coaches haar grootste kwaliteit noemen: haar (mentale) instelling. „Natuurlijk heeft ze fysiek talent”, zegt Meuwly. „Maar ik heb nog nooit een atlete getraind die zó toegewijd en gedisciplineerd is, die zó met elk detail bezig is.” Andrea noemt haar vastberadenheid haar grootste talent. „Ze werkte altijd hard, kon goed bedenken wat ze moest doen om haar doelen te bereiken.”

Femke Bol komt over de finish in de finale van de 400 meter horden bij de wereldkampioenschappen in Boedapest in 2023.
Foto Jewel Samad / AFP

Volgens Meuwly zijn andere atleten fysiek getalenteerder: bijvoorbeeld McLaughlin, of de Ierse Rhasidat Adeleke. Die hebben meer snelheid of een betere hordetechniek. Maar Bol compenseert dat met een levensstijl die volledig op een topsportbestaan is gericht, met haar vermogen wedstrijden tactisch slim te benaderen en zich technische aanwijzingen snel eigen te maken. Meuwly: „Bij Femke is het mentale aspect onderscheidend.”

Correctie 7 augustus 2024: in een eerdere versie van dit artikel stond dat Bol, McLaughlin en Clayton de enige vrouwen zijn die veertien passen tussen de horden zetten. Dit klopt niet en is aangepast.

Foto Cameron Spencer / Getty Images


Wie is Sydney McLaughlin-Levrone?

Ze is wereldrecordhouder op de 400 meter horden en is de grote concurrent van Femke Bol. Wie is Sydney McLaughlin-Levrone? En waarom doen mensen in haar omgeving er het zwijgen toe?


Sydney McLaughlin-Levrone: de atlete die lang verstrikt zat in angst en perfectionisme

Het was een rake typering van The New York Times vorige maand. „Sydney McLaughlin-Levrone zat, zoals wel vaker, zichzelf achterna. Ze won.”

De 24-jarige Amerikaanse atlete, favoriet voor olympisch goud op de 400 meter horden in Parijs, dook die dag bij de kwalificatiewedstrijden in Eugene met een tijd van 50,65 drie honderdsten onder de tijd die ze twee jaar geleden bij de WK op dezelfde plek liep. Het was haar vijfde wereldrecord.

„50,65 is écht heel hard”, reageerde Femke Bol, die toen nog een persoonlijk record van 51,45 had (inmiddels is dat 50,95). „Als atletiekliefhebber vond ik het heel mooi om naar te kijken. Ik wil ervan kunnen genieten, ook al is Sydney een concurrent van mij.”

Lang was onduidelijk of McLaughlin wel op de Spelen uit zou komen. Vóór de kwalificatiewedstrijden had ze bijna twee jaar geen 400 meter horden gelopen. Ze herstelde van een blessure, bouwde een leven op met haar partner, voormalig American-footballspeler Andre Levrone, en schreef een autobiografie: Far Beyond Gold: Running from Fear to Faith.

Wie is Sydney McLaughlin? Waarin onderscheidt ze zich van andere atleten? En waarom treedt ze voor een topsporter van haar kaliber zo weinig in de publiciteit?

Sydney McLaughlin won drie jaar geleden goud bij de Olympische Spelen van Tokio.
Foto Petr David Josek/AP

In de buurt komen van McLaughlin blijkt een bijna onmogelijke opgave. Berichten aan familie, collega’s en vrienden worden meestal niet beantwoord. De keren dat ze wél antwoorden, keren mensen op hun schreden terug.

Zoals Richard Lehman, die als orthopedisch chirurg verbonden is aan het Amerikaanse olympische team en McLaughlin goed kent. Hij mailt dat ze „een heel bijzonder persoon” is, „heel spiritueel, begaafd en heel bescheiden”. Natuurlijk staat hij open voor een gesprek.

Maar dan blijkt hij een andere afspraak te hebben. ‘I am good all next week’, appt hij met een foto waarop hij, breed lachend, zijn arm om de schouders van McLaughlin heeft geslagen.

De week erop is hij onbereikbaar. Zijn assistent weet zich duidelijk geen raad en zegt na lang aandringen dat hij waarschijnlijk „tot een ander inzicht is gekomen”.

Ook Greg Hendricks, de pastoor die McLaughlin en Levrone in 2022 huwde, reageert aanvankelijk positief op een verzoek om contact. „How can I Help you? God Bless you”, schrijft hij. Maar als hij hoort dat het om McLaughlin gaat, doet hij er het zwijgen toe.

Coach Bob Kersee, die McLaughlin sinds 2020 bijstaat, neemt op het afgesproken tijdstip de telefoon niet op. Hij reageert ook niet op appjes om een nieuwe belafspraak te maken.

Sydney McLaughlin-Levrone blijft Femke Bol ruim voor in de finale van de 400 meter horden bij de WK in 2022.
Foto Lucy Nicholson/Reuters

Wie het boek van Sydney Michelle McLaughlin leest, kan haar gedrag, en dat van de mensen om haar heen, beter plaatsen. Ze heeft moeilijke tijden gekend, vooral mentaal. Het grootste deel van haar jeugd zat ze verstrikt in angst, perfectionisme en een laag zelfbeeld. Pas toen ze, geïnspireerd door haar partner, gelovig werd, vond ze innerlijke rust.

Ook de invloed van Kersee, een bekende atletiekcoach, moet niet worden onderschat. Hij weet de juiste snaar te raken. Een energieke, oudere man, die vorig jaar in de Los Angeles Times werd vergeleken met een dirigent. „Zijn fluitje en gele stopwatch vervangen een stokje om een prachtige dans van vertrouwen en kennis te dirigeren.”

Lang had McLaughlin last van controledrang, schrijft ze op de eerste bladzijden van haar boek. Dat joeg haar angst aan en veroorzaakte een depressie. Ze vond dat ze alleen liefde en respect van anderen verdiende als ze de beste was in haar sport. Nu ze weet dat ze „een dochter van God” is, en „aan hem toebehoort”, staat ze anders in het leven.

Jonge debutante

McLaughlin raakte geïnteresseerd in atletiek toen ze in 2008, als achtjarige, naar de Olympische Spelen van Beijing keek. „Ik zat op een krukje in onze woonkamer, gecharmeerd door het spektakel van de 4×400 meter estafette voor vrouwen”, schrijft ze. „Terwijl de eerste atleten hun plaatsen innamen, zweefde de camera over het volle stadion. Toen het startschot klonk en ze uit de blokken schoten, stelde ik me voor dat ik naast Allyson Felix en Sanya Richards-Ross rende, iconen die die dag de leiding namen én hielden voor de VS.”

Toen Richards-Ross als eerste over de streep kwam, sprong de kleine Sydney op. ‘Dát ga ik doen’, riep ze naar haar moeder, een kamer verder. ‘Ik ga een gouden medaille winnen op de Olympische Spelen.’

Die belofte kwam ze na in Tokio in 2021. In een tijd van 51,46 versloeg McLaughlin olympisch kampioene Dalilah Muhammad (51,58) en Femke Bol (52,03). Vijf jaar eerder had ze, net zeventien, haar olympisch debuut gemaakt in Rio, naast grootheden als Muhammad, Ashley Spencer en Sara Peterson.

Sydney McLaughlin
Foto Kirby Lee/Reuters

Oogde McLaughlin in Tokio zelfbewust, in Rio had ze nog het gevoel dat ze uit de toon viel tussen de sterren, schrijft ze. Weliswaar dwong ze als jongste Amerikaanse atlete sinds 1972 olympische deelname af, maar het voelde in aanloop naar haar debuut als „een gang naar de elektrische stoel”.

McLaughlin kreeg als jong supertalent veel aandacht van de pers, maar had ook te maken met jaloerse klasgenoten en was bang naar school te gaan. Ze ging in therapie en vertelde hoe moeilijk ze het vond om zich volwassen op te stellen als kind. Soms voelde het als gespletenheid: een felle concurrent op de baan en een zachtaardig, nederig mens erbuiten.

Pas toen ze de middelbare school voor de universiteit had verruild, ging het langzaam beter. Haar vader Willie, een voormalig atleet, vond het tijd dat ze gecoacht werd door een ander. Dat werd na lang zoeken Edrick Floreal aan de universiteit van Kentucky. Toen Floreal een nieuwe baan vond, schakelde McLaughlin de hulp in van Joanna Hayes, olympisch kampioene op de 100 meter horden in 2004. Hayes was als coach verbonden aan de universiteit van Zuid-Californië.

Hordenconsultant

Werkte ze met Floreal vooral aan techniek – hoe zet je je af in de startblokken, hoe blijf je zo laag mogelijk als je over de horden springt – met Hayes verlegde ze haar aandacht naar snelheid en kracht. Hun samenwerking begon tijdens de pandemie, een moeilijke tijd, ook omdat veel atletiekbanen dicht waren. Ergens in die periode ontmoette ze Bob Kersee, die Hayes in 2004 naar olympisch goud had geleid.

Na een moeizame trainingsdag vroeg Hayes aan Kersee of hij McLaughlin twee keer per week kon bijstaan als ‘hordenconsultant’. Dat wilde hij wel en al bij hun eerste ontmoeting gaf hij haar een paar rake adviezen: ‘Hou je hoofd omlaag en stel je voor dat je een slee voorttrekt. Kom je omhoog, houd dan je pas open richting hindernis.’

Tot dat moment zette McLaughlin 23 passen van de start naar de eerste horde. Ze had pogingen gedaan die afstand (45 meter) in 22 stappen af te leggen, maar was daarin maar half geslaagd. Kersee ging haar daarbij helpen. Hij gaf haar ook een ‘energiewiel’, een hulpmiddel om te leren met conflicterende gevoelens om te gaan. McLaughlin was zó blij met zijn tips dat ze hem vroeg haar vaste coach te worden.

De enige die mij terugwierp, was ikzelf. Ik was vastbesloten dat niet meer te laten gebeuren

Sydney McLaughlin-Levrone
in haar autobiografie

Ze wilde olympisch kampioen worden, vertelde ze tijdens een gesprek met hem in California Pizza Kitchen, een wereldrecord vestigen. Daar geloofde hij wel in, maar dan moest ze wel een tijd kortere afstanden lopen, omdat de horden daar hoger zijn en zij extra zou worden uitgedaagd. Ze vertrouwde te veel op haar snelheid. Zonder goede techniek redde ze het niet op de 60 en 100 meter horden.

‘Val die horden aan’, raadde Kersee haar aan. ‘Denk niet zo veel na.’ Hij deed McLaughlin inzien dat ze haar eigen grootste vijand was. „De enige die mij terugwierp, was ikzelf”, schrijft ze. „Ik was vastbesloten dat niet meer te laten gebeuren.”

Nadat haar tijden op de kortere afstanden verbeterden, concentreerden ze zich weer op McLaughlins specialiteit, de 400 meter horden. Met hoeveel stappen tussen de horden kwam ze het beste uit? Dat bleken er, heel verrassend, veertien te zijn. „Je gaat me een wereldrecord bezorgen”, voorspelde Kersee kort voor ‘Tokio’.

Sydney McLaughlin wint de 400 meter horden voor Femke Bol tijdens de Spelen van Tokio, Femke Bol wordt derde.
Foto David J. Phillip/AP

Met haar gouden medaille op zak liet McLaughlin in Tokio een tatoeage van een vlinder zetten. Niet lang daarna trouwde ze met Levrone. Ze voelt zich bevrijd, schrijft ze. Topsport verschaft haar een podium om Gods woord verkondigen. Ze geeft interviews om „het goede nieuws van de gospel te verspreiden”. Rent nu voor „iemand anders”.

Hoe lang ze topsport blijft bedrijven, weet ze niet. Of ze nóg eens olympisch kampioene kan worden evenmin. Wat ze wél weet, is dat ze moeder wil worden en jonge atleten wil gaan begeleiden – iets wat ze nu al op kleine schaal doet. „Om lessen en wijsheden te delen die ik in de loop der jaren heb opgedaan. En hen te behoeden voor fouten die ik heb gemaakt.”

Foto Sven Hoppe/ANP


Waarom is Femke Bol zo goed?

Atlete Femke Bol is een uitzonderlijk talent en de grote concurrente van Sydney McLaughlin-Levrone. Coaches Laurent Meuwly en Bram Peters, en oud-coach Werner Andrea, vertellen wat haar zo bijzonder maakt.


Speedklimmers die pech hebben, zijn bij de Spelen na zeven seconden klaar

Een fascinerende, maar ook een van de merkwaardigste olympische sporten vindt woensdagmiddag plaats in het dorp Le Bourget, op zo’n twintig kilometer van Parijs. Sporters die jarenlang hebben getraind en armspieren hebben gekweekt waar je u tegen zegt, kunnen soms binnen seconden weer naar huis. Geen herkansing, niets. Judoka’s die na een halve minuut zijn uitgeschakeld omdat ze voor een ippon op hun rug zijn gegooid, hebben vaak al iets tragisch, maar het kan dus erger.

In Le Bourget zijn op woensdagmiddag de kwartfinales, de halve finales en de strijd om de medailles. De wedstrijd is binnen een kwartier klaar. Speed is deze Spelen voor het eerst een afzonderlijke discipline, in Tokio werd de medaille nog gekoppeld aan het onderdeel ‘Boulder & Lead combined’ (waarbij het gaat om wie de meeste punten verzamelt bij het naar boven klimmen langs zoveel mogelijk grepen in verschillende zones).

Speed is een kwestie van zo snel mogelijk een wand van vijftien meter hoog beklimmen. Klimmer A staat naast B en wie het eerste boven is en op de knop drukt, heeft gewonnen. De speedroute bestaat sinds 2000 en alleen al de benamingen binnen de routes zijn geweldig. De NKBV (de Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging) heeft het over ‘vliegende vogel’ (met twee vleugels, een kop en een staart)’ en ‘het vogelpoepje’. Wie de grepen bekijkt – de vogel is de handgreep, het poepje is er voor je voeten – ziet dat de benaming adequaat is, hoewel je in de handgrepen ook blije poppetjes kan zien. En om een idee hebben over hoe snel dit allemaal gaat, het wereldrecord staat bij de mannen op 4,79 seconden en bij de vrouwen op 6,24 seconden. Bij de mannen werd het wereldrecord dinsdag overigens verbeterd door de achttienjarige Amerikaan Sam Watson. Hij verbeterde zijn eigen recordtijd tot 4,75 seconden.

Poolse favoriet

Woensdag om 12.00 uur staan lange rijen voor de drank- en hotdogsstands in het stadion van Le Bourget. Fans – vooral uit Polen, want de wereldrecordhoudster is Pools en is favoriet voor goud – staan langer in de rij dan de vier wedstrijden straks zullen duren. Tussen grote Poolse vlaggen loopt een Italiaanse fan met een muts van rood-groen-wit nepbont. Tijdens de Spelen zijn veel mensen merkwaardig uitgedost – zo gaan de Fransen graag gekleed als haan – maar een bontmuts bij ruim dertig graden is een van meer uitzonderlijke blijken van vaderlandsliefde. Vooral voor wie bedenkt dat de Italiaanse klimster er een was die binnen zeven seconden naar huis mocht. Ook een Amerikaanse klimster, die even misgrijpt, kan de aftocht blazen omdat ze door die misser acht seconden over de route omhoog doet.

Soort katten

Wanneer de kwartfinale begint, meldt de omroeper dat we doodstil moeten zijn. „Het reactievermogen is cruciaal voor het winnen van een wedstrijd”, legt hij uit. Terwijl ‘Mama Mia’ van Abba wordt weggedraaid, wordt het doodstil in het uitverkochte stadion (zesduizend toeschouwers). De omroeper heeft niet overdreven. Wanneer de 23-jarige Indonesische Desak Dewi tegen de een jaar oudere Chinese Lijuan Deng moet, klimmen ze als een soort katten naar boven – zo soepel en zo snel. Het verschil tussen de twee blijkt minimaal: 6,369 seconden tegen 6,363 seconden in het nadeel van Dewi.

In de halve finale komen twee Poolse klimsters tegenover elkaar te staan. De dertigjarige Aleksandra Miroslaw verbetert in die halve finale haar wereldrecord tot 6,19 seconden. Wanneer ze enkele minuten later tegen Deng strijdt om het goud, verbeteren beiden het nieuwe wereldrecord. Deng is in 6,18 seconden boven, maar moet haar meerdere erkennen in Miroslaw, die in 6,10 seconden boven is.

Even snel als alle rondes zijn afgewerkt, gaat het publiek weer naar buiten. Sommigen hebben nog een drinken in de hand of werken snel een laatste hap weg. Een beker frisdrank of een flinke hotdog krijgt niet iedereen in een kwartiertje op.


Golfster Anne van Dam leerde zichzelf beter kennen tijdens de pandemie: ‘Mijn idee van succes is veranderd’

Hemelbestormend ambitieus vertrok Anne van Dam in 2019 naar de Verenigde Staten. Met haar oogstrelende swing zou de beste golfster van Nederland het Amerikaanse circuit, de LPGA, gaan veroveren. Ze was 23, en reisde naar haar nieuwe thuisbasis Orlando in Florida met de belofte elk toernooi waaraan ze meedeed te kunnen winnen.

Het liep anders. Dat het niveau aan de andere kant van de Atlantische Oceaan hoog was wist ze, maar pas toen ze er speelde voelde ze wat dat betekent. „Vooraf dacht ik: iedereen speelt beter dan ik in Europa gewend ben, maar het blijft golf. Ik bleek totaal niet voorbereid op de Amerikaanse topsportmentaliteit. Het was zoveel heftiger dan ik van tevoren had kunnen bedenken. Als ik er nu op terugkijk, was ik er niet klaar voor.”

Ze had continu het gevoel dat ze tekortschoot. „De speelsters, met name de Aziatische, stonden al op de baan als ik aankwam om negen uur ’s ochtends, en als ik na mijn training vertrok stonden ze er nog. Als je dan veertigste wordt op toernooien of de cut niet eens haalt, ga je heel erg aan jezelf twijfelen. Ik ging meer en harder trainen. Ik sloeg alle sociale gebeurtenissen over. Ik moest en zou alles doen voor golf.”

Dat deed Van Dam ook al voor ze naar de VS vertrok en dat was heel succesvol. Ze won vijf toernooien in de Ladies European Tour (LET) en in 2019 won ze als een van twaalf Europese vrouwen de Solheim Cup, waarin de beste golfsters van Europa het opnemen tegen de beste Noord-Amerikaanse speelsters. Van Dam ziet dat toernooi nog steeds als hoogtepunt van haar carrière. „Ook toen had ik al oogkleppen op. Dat moet ook, anders bereik je nooit zo’n hoog niveau.”

Stomend van de baan

Het is een balanceeract, ontdekte ze in de VS. In haar ambitie om te presteren begon ze zichzelf kwijt te raken. „Na de toernooien die ik in Europa won was ik in de zevende hemel. Maar als ik verloor vond ik mezelf niets waard. Dan kwam ik stomend van de baan. Ik was echt geen leuk persoon meer.” En precies op dát moment veranderde covid het wereldtoneel. Van Dam had net de opening van het golfseizoen van 2020 in Australië achter de rug. Ze moest kiezen: naar haar familie in Nederland voor het luchtruim sloot, of terug naar Orlando, waar ze een jaar eerder was neergestreken. Ze koos voor het laatste. „Dat was achteraf de beste beslissing ooit. De eerste week thuis was ik helemaal ontregeld, maar daarna begon ik te zien dat geen golf óók betekende dat er nieuwe mogelijkheden kwamen. Ik ging lezen en podcasts luisteren. Covid gaf me de gelegenheid op zoek te gaan naar wie ik ben buiten de sport.”

Naast de innerlijke zoektocht ging Van Dam ook buiten op ontdekking. Ze prijst zich gelukkig dat er in Florida nauwelijks beperkingen waren, en dat het elke dag mooi weer was. „Als ik ’s ochtends opstond dacht ik: waar heb ik vandaag zin in? En dan ging ik surfen. Of kiteboarden. Of tennissen. Ik ging uit met vrienden en maakte het zo laat als ik wilde. Zo heb ik een paar maanden geleefd. Ik kwam helemaal los van het golfen en realiseerde me: het leven draait om vriendschap, om genieten, om goed in je vel zitten. Ik nam me voor dat, als de sport weer zou opstarten, ik dit zou meenemen. Ik wilde serieus blijven trainen, maar ook elke dag wat met vrienden of voor mezelf doen.”

Toen de LPGA in covidtijd langzaam herstartte, viel de realiteit van topsport met restricties Van Dam rauw op het dak. „Eind 2020 begonnen we weer wat toernooien te spelen. Maar er waren zo veel beperkingen, dat ik het plezier in golf echt verloor. Zoveel testen, altijd alleen op je hotelkamer, ook tijdens het eten. Ik werd er down van. Ik denk dat ik daarom niet goed speelde in die periode.” Ze eindigde in 2021 als nummer 110 op de jaarranglijst van de LPGA, raakte daarmee haar tourkaart kwijt en wist die in de kwalificaties niet te heroveren.

Het olympische golftoernooi is op de baan van Le National, ten zuidwesten van Parijs.
Foto Matt York/AP

En dan waren er ook nog de uitgestelde Olympische Spelen van Tokio, in 2021. Van Dam werd als eerste Nederlandse golfster ooit geselecteerd voor de Spelen, hoewel lang onduidelijk bleef of dat zou lukken. Pas een paar weken voor de Spelen viel de beslissing: ze mocht gaan. „Het was vreselijk. We moesten een week in quarantaine. Er was geen publiek. We moesten elke dag testen. Er waren zoveel randvoorwaarden en in het team liep het niet lekker.” Van Dam eindigde als 57ste. Toen het toernooi was afgelopen wist ze: vanaf nu moet het anders.

Harde stop

Ze nam een paar radicale besluiten: Van Dam stopte met haar coaches en ging alles zelf doen. „Het was tijd geworden zelf te gaan beslissen, over alles. Om zelf te gaan bepalen hoe ik zou trainen en hoeveel. Waaraan ik wilde werken en op welke manier. Ik heb drie jaar zonder coach gewerkt en dat is me uitstekend bevallen. Ik weet nu veel beter wat ik wil in mijn sport. Ik focus me meer op kwaliteit van training in plaats van kwantiteit. En ik kan de coach waarmee ik nu werk veel beter sturen, omdat ik mezelf ook als mens veel beter ken. Dat is wat de covidtijd me heeft gebracht.”

Die harde stop, die haar dwong naar haar situatie te kijken, was precies wat ze nodig had. „Mijn hele idee over topsport is veranderd. Ik dacht altijd dat alles training en techniek was, maar heb ontdekt dat hoe je als persoon bent zeker de helft van het geheel is. Ik geloof niet meer in pech of geluk. Ik geloof erin dat dingen gebeuren zoals ze moeten gebeuren. En dat het erom gaat welke lessen je trekt uit tegenslag.”

Vroeger was Van Dam geregeld een heethoofd. Golf is bij uitstek een sport om gefrustreerd van te raken, want er is altijd wel iets niet perfect aan een slag. Schelden kon ze dan, of met clubs gooien. Nu gebeurt dat niet meer. „In het verleden greep ik bij het wakker worden altijd meteen mijn telefoon, om mijn berichten en de socials te checken. Nu besteed ik eerst tijd aan meditatie. Ik laat me helemaal leiden door wat er op me afkomt en hoe mijn lichaam voelt. Ik visualiseer wat ik die dag ga doen, hoe ik wil zijn. Het is in golf heel belangrijk om rustig te blijven, met je hartslag in je comfortzone. Hoe sneller je stress-situaties en een daardoor stijgende hartslag herkent, hoe sneller je die ook weer terug kunt brengen. Als ik veel prikkels heb gehad mediteer ik aan het einde van de dag nog eens. Of ik schrijf dingen op. Zo heb ik een veel beter beeld van waar ik mee bezig ben.”

Haar mentaliteit is niet veranderd, ze is nog steeds bloedfanatiek. „Ik denk nog altijd dat ik elk toernooi kan winnen. Maar mijn idee van succes is veranderd. Ik ben meer gefocust op het proces, op hoe ik werk en wat ik zelf kan veranderen, dan op het eindresultaat. Nu kan ik heel tevreden zijn als ik goed met een situatie ben omgegaan als mens, ook als ik verloren heb.”