Column | Bedplasser

Paardenbloemen uit Gaza verwijderen, las ik op sociale media. Welja, dat kon er óók nog wel bij. Briesend zag ik voor me hoe het hoopgevende geel zou worden uitgerukt. Weg met de jonge groene blaadjes die als sla kunnen worden gegeten. Weg met de toverbollen vol pluisjes, vol wensen voor wie ze in één keer leegblaast. Het nieuws was droevig en vervreemdend. Want waarom moest de paardenbloem weg?

Pas later zag ik dat er gewoon ‘gazon’ stond. Natuurlijk stond dat er, hoor ik de liefhebbers van aangeharkt groen nu zeggen – dat onkruid dulden wij niet in onze tuin! Pis-en-lit, zeggen de Fransen, de bedplasser. Wat kan ons die Taraxacum, die incontinente dertien-in-een-dozijnplant schelen?

Dan hebt u buiten Karst Meijer en Erik van den Ham gerekend. Afgelopen zondag, op de vijfde Nederlandse Dag van de Paardenbloem, presenteerden zij hun Veldgids Paardenbloemen.

De door Erik zelfgemaakte paardenbloemenboter stond nog in de koelkast, toen ik ze na afloop opzocht in hun Herbarium Frisicum te Wolvega. Ik mocht een toastje proeven terwijl ze me rondleidden door het oude schoolgebouw. De grootste privécollectie gedroogde planten van Europa – ik was er nog nooit geweest maar was op slag verliefd. Lades vol dennenappels, potten vol aardappels op sterk water, een ‘hooibarium’, een zolder vol mos. En natuurlijk rijen vol kasten met netjes geordende herbariumbladen. Ik leerde dat je de planten droogt boven een kacheltje, verpakt in ribbeltjeskarton en oude kranten. Dat je losse bladen nooit moet samenbinden: dan verschuift het gedroogde materiaal.

Bovenal praatten we over de bloem die Karst al veertig jaar bestudeert. Bloemen, moet ik zeggen, want niet alleen bestaat één paardenbloem uit honderd minuscule lintbloempjes (Karst: „Als ik er eentje voor je pluk geef ik je een heel boeket cadeau”), ook bestaan er alleen al in Nederland duizend soorten paardenbloemen. Preciezer: ‘microsoorten’. Of ondersoorten, daarover zijn biologen het onderling niet allemaal eens – weinig planten zijn zó ingewikkeld als de paardenbloem. Wie zich er op eigen houtje in verdiept raakt algauw overweldigd. Neem alleen al de verschillende sekslevens. In Zuid-Europa planten paardenbloemen zich wél met behulp van stuifmeel voort, maar in Nederland is er sprake van apomixis: alle nakomelingen van een moederbloem zijn een genetische kopie van haar én van elkaar.

Dan heb je dus ook nog al die soorten. Bij de een zijn de zijlobben driehoekig, bij de ander deltaoïde (het verschil leest u maar in de Veldgids). De ‘nootjes’ waarmee de pluisjes vastzitten kunnen strokleurig, zalmkleurig, roodbruin of donkerbruin zijn. De omwindselbladeren, net onder de bloem, staan in meer of mindere mate omhoog. Karst houdt zijn armen in de lucht als een ballerina: „Hoe zeldzamer de soort des te hoger die omwindsels!”

En ja, de bedplassersgeruchten kloppen. De paardenbloem – pissebloem zeggen de Belgen – werkt vochtafdrijvend. Maar net zo goed is Taraxacum een bijenverleidster, een vrolijk mini-boeketje, een wensbloem, een symbool van hoop. Laat haar dus vooral groeien in uw gazons. En in Gaza.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur en doet elke woensdag ergens vanuit Nederland verslag.


Wat vindt NRC | De prijs van honderd dagen Trump loopt met de dag op

Het is in economisch roerige tijden gangbaar dat economische instituten hun prognoses laten vergezellen door scenario’s waarin het slechter of beter gaat dan gedacht. De economie is onder die omstandigheden extra onvoorspelbaar, en dat noodzaakt een bredere kijk dan alleen een centrale projectie van groei, inflatie en andere economische grootheden. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) deed dat dan ook tijdens de kredietcrisis van 2008-2009, en de Covid-pandemie van 2020. Naar de prognoses voor de wereldeconomie van het IMF, dat zaterdag zijn halfjaarlijkse vergadering afsloot, wordt altijd reikhalzend uitgezien.

Voor veel andere instituten en banken zijn de voorspellingen van het Fonds een ijkpunt. Maar ditmaal draaide het IMF zijn praktijk 180 graden om. De scenario’s waren het belangrijkst. De centrale voorspelling was gedegradeerd tot slechts een noodzakelijke ‘referentie’ waaraan die scenario’s konden worden getoetst. Want niets was zeker.

Zo onvoorspelbaar is de wereldeconomie geworden, na de chaotische start van Donald Trump, die dinsdag zijn eerste honderd dagen als Amerikaans president vierde. Dat geldt met name voor de introductie door het Witte Huis van torenhoge heffingen op door Amerika ingevoerde goederen, drie weken geleden. Die werden een week later deels met drie maanden uitgesteld. Maar een minimum van 10 procent werd voor vrijwel de gehele wereld gehandhaafd. Met uitzondering van bijvoorbeeld China, dat een heffing van 145 procent tegemoetziet – en meteen met vrijwel hetzelfde percentage terugsloeg. Zo zijn er meer uitzonderingen, of weer teruggedraaide uitzonderingen. Zie de handel met Canada en Mexico, de directe buurlanden.

De onzekerheid bleek op de financiële markten, waar Amerikaanse staatsleningen in koers daalden, de dollar onder druk kwam en de aandelenkoersen omlaag doken. Met name de markt voor staatsleningen is de smeerolie voor het internationale financiële systeem. Daar chaos zaaien is spelen met vuur.

De wereldeconomie is door al deze ingrijpende gebeurtenissen zeer lastig te navigeren. Geen wonder dat er alleen nog maar in uiteenlopende scenario’s kan worden gedacht. Dat geldt eveneens voor bedrijven en beleggers, die niet weten waar zij aan toe zijn.

De huidige onvoorspelbaarheid van het machtigste land ter wereld geldt niet alleen de wereldeconomie, maar ook de bestuurlijke structuur waarop deze rust. Zusterorganisaties IMF en de Wereldbank maken daar integraal deel van uit. De vrees is dat het Amerika van Trump zich daaruit terugtrekt, net als uit bijvoorbeeld wereldgezondheidsorganisatie WHO of -handelsorganisatie WTO. Scott Bessent, de Amerikaanse minister van Financiën, stelde het IMF vorige week gerust dat het daar niet van komt. Maar zijn voorwaarden, dat het IMF minder doet aan klimaatbeleid en sociaal beleid, spreken boekdelen.

De Amerikaanse dreiging om zich terug te trekken blijft, omdat het zeer lastig is om de doelen van IMF en Wereldbank los te zien van de grote problemen die de planeet tegemoet gaat. Of die nu klimatologisch of bijvoorbeeld demografisch zijn. Project 2025, de denktank-blauwdruk die achter veel van Trumps beleid te ontwaren valt, gaat trouwens uit van een Amerikaans afscheid van de twee organisaties. Zo gaat het spel met onzekerheid en onvoorspelbaarheid door. En lijdt straks niet alleen de Amerikaanse, maar ook de mondiale welvaart daaronder. De prijs van honderd dagen Trump loopt met de dag op.


Een verbod op procederen bij de rechter, kan dat?

De zaak

„Op tien treinminuten van Amsterdam, dichtbij ’t Gooi én bij de Vecht.” Zo prijzen de projectontwikkelaars Weespersluis aan, een nieuwe woonwijk met parken, waterpartijen en natuur, tussen Weesp en Muiden. Zo’n 2.750 woningen moeten er komen, waarvan een deel al is gebouwd.

Maar het project loopt vertraging op. Jarenlang is er via tientallen procedures tegen geprotesteerd. Steeds door één volhardende partij: de lokale Stichting Flora en Fauna Bescherming, bestuurd door een echtpaar uit Weesp.

Een van die procedures gaat over de vergunningen voor 162 woningen. De stichting stelt bij de bestuursrechter dat niet aan de vergunningsvoorwaarden is voldaan, omdat de groenvoorzieningen nog niet zijn aangelegd.

Projectontwikkelaars en woningkopers komen dan met zwaar geschut. In een kort geding eisen ze bij de civiele rechter dat de stichting het beroep bij de bestuursrechter intrekt. Dat is nogal wat; het is een fundamenteel recht om naar de rechter te stappen.

De uitkomst is het begin van een juridische rollercoaster. Het verbod komt er, maar in hoger beroep gaat het onderuit. De advocaat-generaal die de Hoge Raad adviseert, kijkt er weer anders naar dan het gerechtshof. En dan is de grote vraag: wat gaat de Hoge Raad zélf doen?

Lees ook

De sancties botsten met de kerkregels

Noor Bronstring

De uitspraak: geen procedeerverbod

De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het gerechtshof en ziet twee belangrijke redenen om niet van misbruik van procesrecht uit te gaan: het beroep is niet bij voorbaat kansloos en leidt evenmin tot onevenredige schade voor de projectontwikkelaars en woningkopers. Wel neemt de Hoge Raad aan dat de gevolgen voor de woningkopers groot zijn. De geldigheid van de koop-/aannemingsovereenkomsten en de hypotheekoffertes hangt af van het onherroepelijk worden van de vergunning binnen een termijn die vanwege het beroep onhaalbaar is. De gestegen hypotheekrente zou de woning voor sommige kopers te duur of zelfs onbetaalbaar maken, met grote impact op hun gezinsleven. Maar procederen is een grondrecht, benadrukt de Hoge Raad. Zeker in het bestuursrecht, waar de burger tegenover de overheid staat, is toegang tot de rechter essentieel. En onzekerheid over het moment waarop vergunningen onherroepelijk worden, hoort er volgens de Hoge Raad nu eenmaal bij.

Commentaar

„In ons vakgebied zaten we al een tijdje uit te kijken naar wat de Hoge Raad zou doen”, vertelt Maaike de Wit. Als vastgoedadvocaat bij Straatman Koster staat zij projectontwikkelaars, corporaties en gemeenten bij. De Wit: „De laatste jaren lijkt vaker een nieuwe groep bezwaarmakers te procederen, die zonder enige kans van slagen of met de verkeerde motieven, protest aantekent. Bijvoorbeeld mensen die boos zijn op de gemeente of op geld uit zijn.”

Een bijzondere kwestie in Rotterdam waarover regionale omroep Rijnmond vorig jaar berichtte, illustreert hoeveel geld procederen kan opleveren. Een omwonende stond op tegen de bouw van een woontoren op de Müllerpier. Toen de wanhoop dusdanig groot was dat de projectontwikkelaar 300.000 euro bood en de woningkopers 100.000 euro bij elkaar wisten te leggen, trok de omwonende het beroep in.

De Wit: „Deze groep bezwaarmakers zorgt voor vertraging, schade en grote frustraties bij projectontwikkelaars, corporaties en woningzoekenden. Dus toen Flora en Fauna Bescherming in eerste instantie een procedeerverbod kreeg opgelegd wegens misbruik van procesrecht, gaf dat een sprankje hoop.”

Dat het verbod uiteindelijk geen stand hield, kan De Wit deels begrijpen: „Het gaat om een grondrecht, dus legt de Hoge Raad de lat voor een procedeerverbod terecht hoog. In dit geval is niet gebleken dat de stichting op geld uit was, of andere verkeerde motieven had. In zoverre was er dus geen misbruik van procesrecht.”

Waar De Wit wel moeite mee heeft, is dat de stichting een goed alternatief had. Een verzoek bij de gemeente om de vergunningen te handhaven en zo de aanleg van de groenvoorzieningen af te dwingen, zou de beroepsprocedure tegen de vergunningen overbodig hebben gemaakt. Zonder vertraging, schade en gedoe voor de woningkopers. De Wit: „Als er twee procedures mogelijk zijn om je doel te bereiken, zou je wat mij betreft de procedure moeten kiezen die andere betrokken partijen de minste schade oplevert.”

Dat bezwaar maken laagdrempelig is, is op zich goed, vindt De Wit. Al is de balans een beetje zoek: „Tegen een vergunning procederen kost relatief weinig tijd en geld. Een bezwaarmaker kan met een paar muisklikken gratis een bezwaarschrift indienen. En een gang naar de bestuursrechter is niet duur. De beoordeling komt pas later, dus ook kansloze procedures glippen erdoorheen. De lange doorlooptijden in het bestuursrecht kunnen vervolgens tot jarenlange vertraging leiden met alle gevolgen van dien voor woningzoekenden, ontwikkelaars, corporaties en gemeenten. Zeker in de huidige woningcrisis. Daar zou de wetgever beter naar moeten kijken.”

Uitspraak: Hoge Raad, 11 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:560


Column | Trumpanië komt helden tekort

In de voortschrijdende roes van Amerikaanse hoogmoed decreteerde president Trump de aanleg van een National Garden of American Heroes. Dat nationale park moet op 4 juli 2026 de viering van 250 jaar Amerikaanse onafhankelijkheid opluisteren, zodat het publiek direct patriottisch tegen 250 helden-standbeelden kan komen aanschurken. Waar? Dat is nog de vraag, al kwam een zeloot uit Zuid-Dakota met de suggestie voor de Black Hills. Daar is ook Mt. Rushmore met de uitgehouwen reuzenkoppen van de presidenten Washington, Jefferson, Roosevelt en Lincoln.

President Trump en zijn acolieten mikken met hun wereldvisie op eeuwigheidswaarde, vandaar de keuze voor beelden. Want standbeelden, die krijg je in geen honderd jaar meer weg. Trump eist van de ja-knikkende kunstenaars die aan de slag gaan dat ze werken in een „realistic manner”. Daarmee bedoelt hij denk ik ‘normaal’. Een beeld dat herkenbaar is, nobel, in de verte turend – en klaar is de stijve hark. Maar dat hoeft niet. Zo is het standbeeld van Alfred Hitchcock in het Bretonse Dinard een wonder van bronzen zwier, ook al is het traditioneel, herkenbaar, zelfs met die blik op oneindig.

Het standbeeld van Alfred Hitchcock in Dinard (Lionel Ducos, 2015). Foto Yvergniaux / Andia.fr

Elegantie en kracht

Ik houd van standbeelden. Als ik aan het Amsterdamse Rokin koningin Wilhelmina’s ruiterstandbeeld passeer, zie ik een onweerlegbare combinatie van elegantie en kracht. Het is uit 1972, van Theresia van der Pant. En op het Rotterdamse Stationsplein sla ik nooit de metershoge zwarte vrouw in joggingbroek over van Thomas J. Price. Zij is een hedendaagse toevoeging aan onze rijke traditie van het standbeeld ter ere van de anonieme Nederlander, zoals de vissersvrouw in Scheveningen (van Gerard Bakker, uit 1935) of de steenzetter op de Afsluitdijk (van Ineke van Dijk, 1982).

The New York Times publiceerde de lijst van de 250 personen die Trumps National Garden zullen stofferen als helden van de Amerikaanse „cultural, scientific and political heritage”. Er staan allerlei huffin’ and puffin’ man-wolven op. Maar ook Woody ‘This Land is Your Land’ Guthrie, en Aretha Franklin, Billie Holiday en Bessie Smith. Geweldige Amerikaanse artiesten, ik ben voor. Maar kunnen hun glasheldere uitspraken over de schande van slavernij en racisme echt door de beugel van de Diversity, Equity and Inclusion-hatende Make America Great Again-Republikeinen? Of gaan ze die beelden bekladden? En trouwens, de Duits-Zwitsers-Amerikaanse Albert Einstein, de Brit Alfred Hitchcock, de Zweedse Ingrid Bergman, wat doen die daar? Ik snap dat ze in Trumpanië, land van de liederlijke leugen, zulke grootheden als Amerikaans willen inlijven, maar deze helden zijn toch echt hartstikke Europees. En ik vermoed dat Hannah Ahrendt vreemd op had gekeken als ze zichzelf op een sokkel zou zien ter ere van een banaal land waarin het uitwissen van iedereen die de witte Amerikaan vreemd is, gewoon wordt gevonden.

Dat wordt een naargeestig beeldenpark. Gelukkig gaat er altijd wel een duif op een hoofd zitten – en is alles weer even tot de juiste proporties gerelativeerd.

Correctie 29 april 2025: In een eerdere versie van deze column stond dat Albert Einstein Oostenrijks was. Hij was Duits-Zwitsers-Amerikaans en dat is hierboven aangepast.


Tv-recensie | Het geheugen trainen met heel MAX-erige namen

Bovenaan het boodschappenlijstje stond maandagochtend een chocoladetaart, want prioriteiten moeten er zijn. Daarna volgden feta, marmite, citroenen, winterwortels, gelderse rookworst, pizza en aftershave. Neem dat eclectische lijstje maar even goed in je op – je mag er nog een halve minuut naar kijken voor we samen verdergaan naar de volgende alinea.

De deelnemers van MAX Geheugentrainer zijn heel goed in dit boodschappenspel. Aan het begin van elke aflevering krijgen ze dertig seconden om acht boodschappen te onthouden, en aan het eind wordt getest hoeveel ze zich er nog kunnen herinneren. Tussendoor krijgen ze verhalen te horen die niets met die boodschappen te maken hebben en doen ze spelletjes met heel omroep MAX-erige namen, waaronder ‘letterregen’ en ‘wat zien ik?!’. Dat lijkt me al reden tot kijken genoeg, en dan hebben de kandidaten ook nog hobby’s als „feesten”, „bingo spelen” en „rijden op de buurtbus”. Bovendien kan het nooit kwaad om een kwartiertje je geheugen te trainen. Desondanks zou ik niemand rechtstreeks durven vragen om ‘s ochtends MAX Geheugentrainer met me mee te kijken en samen het boodschappenspel te spelen. Dat klinkt toch een beetje stoffig. Daarom broedde ik maandagmorgen op een nonchalante manier om mensen te verleiden tot het boodschappenspel zonder de niet zo nonchalante woorden „zullen we het boodschappenspel spelen” uit te hoeven spreken.

Later op de dag kwamen in Radar (AvroTros) twee mensen aan het woord die haast waren gaan twijfelen aan hun eigen geheugen: Rens en Marion, een echtpaar dat in het Friese dorp Bergum woonde. Nadat ze de jaarlijkse waterstand hadden doorgestuurd aan waterbedrijf Vitens kregen ze bericht dat hun verbruik hoger uitviel dan normaal. „Toen is Rens gaan kijken op de website”, zei Marion, „om te zien: hoeveel is dat verbruik? Dat was iets van vijfduizend…” Ze keek opzij naar haar man. „…liter per dag”, vulde die aan. „Op jaarbasis was dat tweeduizend kuub. Twee miljoen liter water.” Dat was drieduizend procent meer dan het jaar ervoor. Je zou denken dat je je in zo’n geval kunt herinneren waar al dat water aan op is gegaan. Maar Rens en Marion hadden werkelijk geen idee. Toch bleef Vitens ervan overtuigd dat het tweetal er in een jaar meer water doorheen had gejast dan er in een flink wedstrijdzwembad past. „Waar zouden ze dat water hebben gelaten?”, klonk de voice-over van presentator Fons Hendriks. Die zwom intussen zelf door zo’n zwembad om te laten zien dat dat wel echt héél veel water was.

Het raadsel had geen oplossing. Voor de zekerheid werd Addy van Asten ingeschakeld – officieel aangekondigd als „teamleider lekdetectie”, maar door Hendriks ook wel liefkozend begroet als „meneer de lekkage-inspecteur”. Meneer de lekkage-inspecteur kon niet alleen geen lekkages vinden, maar had ook nog nooit meegemaakt dat een huishouden twee miljoen liter water had verbruikt. En tóch hield Vitens voet bij stuk. Watermeters liegen niet. Kon het bedrijf dan niets voor Rens en Marion doen? Jawel: een woordvoerder „kon zich voorstellen dat het schrikken is als je ineens zo’n hoge rekening krijgt, wanneer je dat van tevoren niet had verwacht.” Ze hoefden het bedrag daarom niet in één keer te betalen.

„Het woord ‘medemenselijkheid’ kennen ze bij Vitens niet”, was Hendriks’ onverbiddelijke eindoordeel. De presentator had na dit gesprek een advocaat gevonden volgens wie de bewijslast bij Vitens lag. Ze raadde Rens en Marion daarom aan naar de kantonrechter te stappen, en dat was precies wat het echtpaar had gedaan. Niemand wil betalen voor water waarvan je je niet kunt heugen het te hebben verbruikt.

Maar eh, nu we het volstrekt toevallig toch over ‘heugen’ hebben – puur uit nieuwsgierigheid: kun jij je die eerder genoemde boodschappen eigenlijk nog herinneren?


Column | De brief van Volt over lhbti-rechten, die Van der Plas naar Hongarije stuurde

In de Tweede Kamer is Caroline van der Plas voorzitter van de ‘Kamercommissie Europese Zaken’ en namens de 28 Kamerleden die daarin zitten, had ze in maart een brief gestuurd aan de Hongaarse minister van EU-zaken. Er stond in dat ze „grote zorgen” had over de wet die de Pride in Boedapest onmogelijk maakt, ze riep de Hongaarse regering op om de rechten van lhbti’ers te respecteren en te beschermen. Drie weken later kwam er een woedende brief terug van de onderminister: hoe durfde ze zich te bemoeien met een „soeverein land”? Wilde zíj de Hongaren vertellen „hoe ze moeten leven”? Volgens hem had Van der Plas zelf mensen die trans, queer, interseksueel of aseksueel zijn „crazy” genoemd.

Dat was niet zo. En verder: zij had de brief niet zelf bedacht, ze had ’m ook niet zelf geschreven. Het was een fractiemedewerker van Volt, 28 jaar en zelf queer, die het idee had bedacht en de brief had geschreven. Volt-leider Laurens Dassen had ’m eerst naar VVD’er Thom van Campen geappt, daarna aan Isa Kahraman van NSC. Van Campen twijfelde heel even, Kahraman niet: ze steunden Dassen. Die begon daarna met een ‘e-mailprocedure’: alle leden van de commissie Europese Zaken konden reageren op de brief van Volt.

Kamerlid Martin Oostenbrink van BBB, net nieuw, overlegde eerst nog met andere BBB’ers. „Maar er níet aan meedoen”, zegt hij tegen mij, „was voor mij geen optie.” Hij liet als eerste weten dat BBB de brief een goed idee vond. D66, GroenLinks-PvdA, SP en de Partij voor de Dieren vonden dat ook. PVV, CDA, JA21 en de ChristenUnie lieten niets van zich horen, SGP’er Diederik van Dijk was tegen, hij vond dat het niet aan Nederland was om bij andere landen „een progressief-seculiere moraal af te dwingen”. Maar er was een meerderheid, Van der Plas ondertekende de brief en bij Volt moesten ze glimlachen om het bericht dat RTL Nieuws ervan maakte: ‘Van der Plas op de bres voor lhbti’ers in Hongarije’.

BBB-kiezers, zegt Van der Plas vorige week in de rokershoek van de Tweede Kamer, maken zich niet druk over de rechtsstaat in Hongarije. Zij had op sociale media niets gedaan met de brief van de commissie en ook niet met de boze reactie van de onderminister.

Bij kiezers van de Europese partij Volt ligt het vast helemaal anders, maar wie weet dat het een Volt-brief was? Het is moeilijk voor te stellen dat partijen als VVD of D66 zo’n rel, veroorzaakt door hen, hadden laten gebeuren zonder er heel veel aandacht mee te trekken voor zichzelf. „Misschien zijn wij daar te fatsoenlijk voor”, zegt Laurens Dassen in zijn werkkamer in de Tweede Kamer. Hij denkt even na. „Maar wij hebben Volt opgericht om het anders te doen dan de anderen in Den Haag. Het gaat erom wat we bereiken. Dus: fuck it.”

Dat zijn brief in de Hongaarse ministerraad is besproken en premier Viktor Orbán daar misschien wel „stampvoetend” heeft rondgelopen: de fractiemedewerker van Volt vindt het geweldig. „Ik voel daar wel trots bij, ja. Pride.”


Wat vindt NRC | Trump mag zich voordoen als potentaat, hij staat zwakker dan gedacht

Sinds Franklin D. Roosevelt in 1933 de eerste honderd dagen van zijn presidentschap aangreep om het land voortvarend uit de Grote Depressie te leiden, is het in de VS gebruik stil te staan bij deze mijlpaal. De ‘first 100 days’ zijn een moment om het nieuwe leiderschap langs de meetlat te leggen. Wat komt er terecht van campagnebeloften? En wat vertelt dit over de resterende jaren?

Woensdag is Donald Trump honderd dagen (terug) in het Witte Huis – al zal het voor velen langer lijken. „Nog maar 1.361 dagen te gaan”, telt The Economist deze week af op zijn cover, naast een illustratie van een ingezwachtelde Amerikaanse adelaar. Trump heeft afgetrapt met een lawine aan besluiten, benoemingen en bedreigingen. Dit ‘flooding the zone’ moet tegenstanders in en buiten Washington overrompelen. Zijn ploeg daagt de rechtsstaat elke dag uit, treitert ambtenaren en voert een culturele revolutie tegen pers en wetenschap. Op het wereldtoneel zitten de VS in het antiwesterse kamp en breken de liberale wereldorde af die ze in tachtig jaar zelf opbouwden. De mondiale economie is in chaos gestort met een warrige handelsoorlog.

Trump imiteert autocraten als Orbán, Poetin, Netanyahu of Erdogan. In drie maanden tracht hij voor elkaar te krijgen, wat zulke geestverwanten jaren of zelfs decennia kostte. Tijdens de eerste demonstraties tegen zijn bewind klinken terecht leuzen als ‘No Kings’ of ‘Russia 2.0’.

Toch is Trump niet de krachtige leider die hij pretendeert te zijn. Meer dan enige voorganger in de afgelopen halve eeuw regeert hij per decreet. In zijn eerste drie maanden tekende hij er 130. Ter vergelijking: in zijn hele eerste termijn (2017-2021) waren dit er ‘slechts’ 220. Zijn directe voorganger Joe Biden hield het bij 162.

Roosevelt is recordhouder: hij tekende jaarlijks honderden executive orders. Maar ‘FDR’ geldt als effectief. In zijn eerste honderd dagen wist hij vijftien grote wetten door het Congres loodsen. Hoewel Trump en zijn Republikeinen in het Congres een dubbele meerderheid hebben, krijgen zij niet eens de begroting rond. Liever hanteert de president de zwarte stift waarmee hij decreten tekent, als toverstafje. Voor een man die het volk via tabloids en reality-tv wijsmaakte dat hij een zakengenie is, past dit in een patroon. Trump veinst macht zoals een influencer succes of rijkdom ‘manifesteert’ op Instagram.

Maar decreten zijn geen wondermiddel. Politiek gelden ze juist als zwaktebod. Een opvolger kan ze zo terugdraaien. Als Trump het land wil redden van „knettergekke linkse Democraten”, zoals hij de oppositie noemt, waarom verankert hij zijn beleid dan niet in betekenisvolle wetgeving? Behalve dat Trump hiervoor het politieke vernuft mist, luidt het antwoord dat de radicaalste punten van zijn agenda diep impopulair zijn. Republikeinen weten dat. En anders dan Trump – die in weerwil van zijn flirt met een derde termijn niet herkozen kan worden – moeten zíj de kiezer nog wel onder ogen komen.

De eerstvolgende Congresverkiezingen zijn eind 2026. Zeker nu Trumps heffingen de economie vertragen en zijn populariteit daalt, kunnen president en partij in de verleiding komen de stembusgang te manipuleren. De oppositie moet daar zeker alert op zijn en Trump zal nog veel slopen. Maar zolang de VS vrije verkiezingen kennen, is het land (nog) niet de dictatuur die Trump ambieert. Dat hij zich als potentaat voordoet, mag democratische tegenkrachten niet intimideren of ontmoedigen.


Boekenserie ‘De Kameleon’ bestaat 75 jaar: Hielke en Sietse zijn als sociale helden opnieuw actueel

Veel, misschien wel miljoenen volwassen Nederlanders hebben in hun jeugd de boeken gelezen over de avonturen van Hielke en Sietse, de twaalfjarige tweeling met hun veelkleurige snelle motorbootje ‘de Kameleon’. En ze herinneren zich misschien nog de sfeer uit die boeken, waarin de tweeling in vakantietijd met vrienden op een bootje in alle vrijheid kon ronddarren op het Friese water en het platteland. De Kameleon is by far de best verkochte Nederlandse kinderboekenreeks ooit. Vorig jaar, toen de reeks driekwart eeuw bestond, stond de teller op 15 miljoen verkochte Kameleon-deeltjes, volgens uitgeverij Kluitman. Dat zijn oplages die andere ‘klassieke’ kinderboeken zoals die over Dik Trom en Pietje Bell bij lange na niet halen.

Niet gek voor de Friese timmerman Hotze de Roos, die na de oorlog in 1949 op zijn veertigste in zijn vrije tijd aan de boeken begon – en tot zijn dood in 1991 zestig Kameleon-delen schreef. Omdat de Friese filmmaker Steven de Jong vervolgens tussen 2003 en 2021 ook drie veelbekeken films en een tv-serie maakte gebaseerd op de De Roos’ jeugdboeken, kun je wel stellen dat de Kameleon is uitgegroeid tot een nationaal cultuurfenomeen.

Hielke en Sietse en hun Kameleon zijn in ieder geval onderdeel van het Nederlandse collectieve geheugen geworden. Dat bleek bijvoorbeeld in de Tweede Kamer na de verkiezingen in 2017. Omdat ze graag een groen nieuw kabinet zag – als in goed voor natuur en dieren – bood Marianne Thieme van de Partij voor de dieren de informateur Edith Schippers ter inspiratie een cadeau aan: het eerste deel uit de serie, De schippers van de Kameleon. Die boot kon immers, net als het nieuwe kabinet, alle kleuren aannemen, vertelde Thieme erbij – en zij hoopte (vergeefs) op groen. Haar cadeau was natuurlijk een knipoog naar de achternaam van informateur Schippers. Maar de Kameleon fungeerde hier ook als symbool voor de Nederlandse coalitiepolitiek.

Ferdinand Domela Nieuwenhuis

Daarmee zijn we meteen in politiek vaarwater, iets waarmee je zorgeloos ogende, zonnige avonturen-kinderboeken als de Kameleon niet direct associeert. Maar de boeken van De Kameleon hebben wel degelijk een ideologische achtergrond. Dat komt omdat de verhalen over Hielke en Sietse hun oorsprong vinden in hetzelfde gebied als waar rond 1900 ook de sociaal-democratie wortel schoot in Nederland: de arme veenstreken van Friesland.

Illustratie uit ‘De schippers van de Kameleon’.

Hotze de Roos, geboren in 1909 in Langezwaag, groeide op in die sociaal roerige omgeving. De armoede onder uitgebuite veenarbeiders was daar zo groot geweest, dat er stakingen en hongeropstanden uitbraken. De socialistische voorman Domela Nieuwenhuis pleitte voor verbeterde arbeidsomstandigheden, zoals een achturige werkdag, algemeen kiesrecht en meer loon: ‘recht voor allen’ en ‘brood voor allen’, waren zijn slogans. De ellende was zo groot dat Friese middenstanders en ambachtslui, ook christelijke, Domela Nieuwenhuis in 1888 als eerste socialist in de Tweede Kamer kozen in hoop op verbetering. (Arbeiders en vrouwen mochten toen nog niet stemmen.)

Hotze’s vader, aannemer ‘rooie’ Ruurd de Roos, was begaan met het lot van de armen in zijn streek, de Nederlandse „verdoemden in hongers’ sfeer” of „verworpenen der aarde” uit het socialistische lied De Internationale: hij was Domela-aanhanger en later als socialist politiek actief.

Die sociaal hulpvaardige geest zit ook sterk verweven in alle Kameleon-boeken: Hielke en Sietse helpen in ieder deel armen, werklozen en gelukzoekers – tussen de grappen en avonturen met hun boot door. In Goede vaart, Kameleon zetten ze zich bijvoorbeeld in voor een arm veenarbeidersgezin dat nog in een plaggenhut woont op de hei in de buurt. En in De Kameleon altijd paraat helpt de tweeling het meisje Joke: zij loopt in de hoogzomer nog in een lange winterjas om te verbergen dat ze daaronder kapotte, verstelde kleren draagt. Verborgen armoede die tot schaamte leidt; de tweeling en hun vrienden helpen haar, en kopen nieuwe kleren.

Illustratie uit ‘Redders met de kameleon’.

Hotze de Roos heeft ook zelf, als kind en jong volwassene, de doem van armoede van dichtbij gevoeld: hij schrok als kind erg dat zijn vader een paar keer failliet ging. Zelf kon hij als jonge man geen werk vinden in de crisisjaren voor de Tweede Wereldoorlog. Hij bezocht een ideologisch werklozenkamp van de Volkshogeschool in het Friese Bakkeveen, waar hij niet alleen kon werken, maar door de scholing ook doordrongen raakte van het ideaal van een dorpse gemeenschapszin.

Tegen een kritische journalist van Trouw, die zijn Kameleonboeken te oppervlakkig en zorgeloos vond, zei Hotze de Roos in 1991: „U [had] in heel veel delen [van de Kameleon] kunnen lezen dat tal van personages van tijd tot tijd goed in de problemen zitten en door de tweeling en de dorpsgenoten worden geholpen. Ik heb daarmee de sociale band die er altijd in een dorp is geweest, willen beschrijven.”

Verzorgingsstaat

Die sociale drijfveer zou ook wel eens de reden kunnen zijn dat De Roos zijn jonge helden van het arme platteland, Hielke en Sietse, zoontjes van de dorpssmid Klinkhamer, zo’n sprookjesachtig sterke toverboot heeft gegeven.

Die boot kon niet alleen op magische wijze alle kleuren van de regenboog aannemen, hij had ook de sterkste motor van alle boten in de wijde omtrek – de hele wereld van Hielke en Sietse. De tweeling kon daardoor niet alleen zelf frank en vrij zijn, maar ook minder bedeelden helpen. Dat maakte ze tot een toonbeeld van de kracht van het achtergestelde, maar sociaal sterke platteland – en bij uitbreiding van het hele toenmalige (nog altijd dorpse) Nederland.

Illustratie uit ‘De kameleon altijd paraat’.

Dat het hoogtepunt van het succes van de Kameleon-boeken samenviel met de jaren waarin in Nederland de verzorgingsstaat – gemeenschapszin op nationaal niveau – werd opgebouwd is dan ook geen toeval. Je veilig en vrij voelen, zwakkeren helpen: wat in de wereld van Hielke en Sietse in het klein gebeurde, gebeurde in het groot ook in Nederland. En in het hele vrije Westen, als je het ruim wil zien.

Dat verband viel me al op toen ik in de jaren negentig op zoek ging naar de achtergrond van Kameleon-schrijver Hotze de Roos en zijn enorme succes. Met collega en medecultuurredacteur Pieter Steinz had ik in 1991 de kans gekregen De Roos te interviewen voor NRC, vlak voor diens overlijden. Ik zocht daarna zijn familie en jeugdvrienden op in Friesland en Krommenie, waar hij sinds 1934 werkte. Dat resulteerde rond het vijftigjarig bestaan van de Kameleon in een boek (Helden zonder zee, 1998) – over de achtergrond van de Kameleon. Het was ook meteen het enige boek over de serie, want in kringen van jeugdliteratuurliefhebbers vond men de boeken van De Roos maar minderwaardige serieboekjes, waaraan je liever geen aandacht besteedt. En dat dédain was ook vorig jaar, 75 jaar na het verschijnen van het eerste deel De schippers van de Kameleon in 1949, nog niet veranderd.

Toen ik Helden zonder zee vorig jaar ter gelegenheid van 75 jaar Kameleon actualiseerde, viel me opnieuw op hoe sterk het sociaal-ideologische aspect is, en hoezeer Nederland nu een on-Kameleonland is geworden. Het idee dat je als samenleving zwakkeren en armen helpt, een gemeenschappelijk vooruitgangsideaal, lijkt verlaten in de politiek, althans bij de meerderheid.

Het doet soms verlangen naar de recht-voor-allen en help-de-zwakkeren-houding die je zo duidelijk terugvindt in de Kameleon-boeken. „We moeten niet zo wantrouwig zijn, want dan wordt de wereld onbewoonbaar”, zegt vader Klinkhamer in De Kameleon in de branding, deel 11 uit 1961. Profetische woorden. Het maakt De Kameleon opnieuw actueel.


Opinie | Ze hadden geen ‘strijder’ hoeven zijn

Virginia Giuffre (41) maakte afgelopen week een einde aan haar leven. Als een van de bekendste slachtoffers in de zaak tegen Jeffrey Epstein trad ze in 2011 naar buiten met haar verhaal. Ze sprak over misbruik door meerdere mannen, waaronder de Britse prins Andrew, met wie ze in 2022 een schikking trof. De prijs van het misbruik, zo stelde haar familie in een verklaring, werd Giuffre uiteindelijk te veel. Haar verhaal lijkt wellicht ver van ons af te staan: een Amerikaanse vrouw, een buitenlands misbruiknetwerk, een Britse prins. Maar: deze tragedie gaat net zo goed over ons.

Eerst even terug naar de jaren vijftig, zestig en zeventig, een periode waarin ongehuwde moeders in Nederland tegen hun wil in hun pasgeboren baby afstonden, veelal ter adoptie. In dezelfde periode werden duizenden meisjes tussen 12 en 21 jaar naar kloosters van De Goede Herder gestuurd waar ze dwangarbeid verrichten. Enkele van de donkere hoofdstukken uit onze nationale geschiedenis.

Meisjes van de Goede Herder

Ik denk aan het levensverhaal van Sanne, die in 1963, na een verkrachting, zwanger raakte en werd gedwongen om haar pasgeboren zoon af te staan. Zij verloor alles, de dader niets. Aan Ricky, die in 1969 na een groepsverkrachting aangifte wilde doen, waarna de agent zei: verkracht door vijf mannen, hoe verzin je het! Of neem Jeanne, die eind jaren veertig werd aangerand door haar oom. In plaats van dat hij werd vastgezet, werd zij, vanwege ‘onzedelijk gedrag’ vijf jaar lang opgesloten in een klooster van De Goede Herder. Deze drie vrouwen streden jarenlang om hun recht te krijgen. Hun verhalen tonen bovendien de historie van systematische onderdrukking van vrouwen in een tijd die we vaak gedachteloos ‘vrij’ noemen. We zouden kunnen denken: dat was toen, nu is het anders. Maar is dat werkelijk zo? Wordt het nog wel beter, of bewegen we terug?

Lees ook

Afstandsmoeders verliezen hoger beroep, maar hof is streng richting de staat: ‘Dit is een dossier vol leed’

Trudy Scheele-Gertsen (derde van links) poseert in Den Haag bij het gerechtshof voor de uitspraak: „Voor mij is het nu wel bekeken”, zei ze na afloop. Foto Robin Utrecht / ANP

Natuurlijk is er onmiskenbaar veel verbeterd. Zo is er de nieuwe Wet Seksuele Misdrijven die expliciete toestemming centraal stelt, en de MeToo-beweging schiep ruimte voor slachtoffers om zich uit te spreken. Toch zijn nog steeds jaarlijks duizenden vrouwen slachtoffer van seksueel geweld. Slechts 0,4 procent van de daders van seksueel geweld wordt veroordeeld, berekende Sunny Bergman in haar nieuwe documentaire Blauwe ballen en andere verkrachtingsmythen, op basis van CBS-cijfers.

Er is een reden dat de Dolle Mina’s weer terug zijn. Niet uit nostalgie, maar uit noodzaak. Omdat de strijd die vijftig jaar geleden begon, nog steeds niet gestreden blijkt. Omdat Giuffre’s verhaal raakt aan mechanismen die we allemaal kennen, omdat ze nooit werkelijk zijn uitgebannen. Anno 2025 zijn vrouwen in zekere zin nog net zo vogelvrij als Sanne, Ricky en Jeanne waren.

Falen van de gemeenschap

Judith Herman, een vooraanstaand Amerikaans traumatherapeut, wijst erop dat vaak niet de daad zelf, maar het falen van de gemeenschap eromheen het diepste trauma veroorzaakt. Herstel vraagt daarom niet alleen om individuele therapie, het is juist ook een sociaal en maatschappelijk proces.

Virginia Giuffre wordt nu geprezen als een moedig voorvechter. Maar is dat niet deel van het probleem? Ze moest die strijd wel aangaan, omdat niemand anders opstond. Sanne reisde een leven lang achter haar zoon aan om hem te laten voelen dat ze er nog steeds was, Jeanne was van plan altijd te zwijgen, maar doorbrak haar pijn en schaamte en liet haar levensverhaal optekenen. Deze vrouwen kozen er niet zelf voor om ‘strijder’ te worden. Ze werden tot die rol gedwongen. Willen we een maatschappij waarin vrouwen alleen gerechtigheid krijgen als ze bereid zijn jarenlang te vechten, vaak ten koste van hun eigen welzijn? Waarin we hen pas erkennen als ze bezwijken onder het gewicht van die strijd? Dat is geen vrijheid. Dat is een nieuwe vorm van onderdrukking.

Lees ook

Virginia Giuffre, die Epstein en prins Andrew aanklaagde voor seksueel misbruik, overleden door zelfdoding

Virginia Giuffre tijdens een persconferentie in 2019.

Verandering begint niet alleen bij wetten of systemen, maar juist bij ons dagelijks handelen. Wat als we slachtoffers niet langer als ‘strijders’ bestempelen, maar als gemeenschap verantwoordelijkheid nemen? Door grensoverschrijdend gedrag te benoemen zodra we het zien. Door verhalen te geloven zonder eerst bewijslast te eisen. Door bescherming te bieden voordat slachtoffers hun trauma publiek moeten maken. Alleen dan verschuift de last — van de overlevenden, die al genoeg dragen — naar waar zij werkelijk hoort: bij de daders én bij het systeem dat hen nog te vaak ontziet.

Want échte bevrijding betekent dat geen enkele vrouw meer hoeft te kiezen tussen zwijgen of strijden om erkend te worden. Het betekent een systeem waarin slachtoffers automatisch beschermd worden, niet omdat ze heldhaftig genoeg zijn om het gevecht aan te gaan, maar omdat het hun fundamentele recht is.


Column | Ja ja, onze grondwet

Wanneer je voor de klas staat, biedt Bevrijdingsdag een jaarlijks terugkerende gelegenheid om, aldus de conrector, „even met de kids te reflecteren op oorlog enzo”. Natuurlijk zijn er altijd collega’s die zoiets anno 2025 zinloos vinden omdat geen enkele minderjarige nog ooggetuigen van de Duitse bezetting heeft meegemaakt (hun grootouders zijn allemaal van ná 1945). De meeste minderjarigen kennen oorlog alleen uit verhalen, series en films. En toch moet je het blijven proberen, en zo begon ik onlangs in de klas het gesprek.

„De meesten hier zijn natuurlijk in een tijd van absolute vrijheid opgegroeid, maar ooit–” sprak ik en werd meteen onderbroken.

„Wij hebben ook opsluiting meegemaakt hoor”, zei een jongen, en toen ik hem vroeg wat hij bedoelde riep hij: „Corona!”

De hele club knikte. Voor hen was vrijheid geen hoogbejaard gegeven maar een pas recentelijk herkregen verworvenheid. Ze hebben natuurlijk geen onderdrukking meegemaakt van het niveau China, Rusland of Trump 2.0, maar uit een groepsgesprek bleek dat hun geloof in individuele vrijheid door alle lockdowns hard achteruit was gegaan. Als je anderhalf jaar lang bij iedere coronapersconferentie hoort dat jij je vrienden niet mag opzoeken, je groepachtmusical en je brugklaskamp worden geschrapt en vervolgens ziet dat nota bene de minister van Justitie en Veiligheid wél een huwelijksfeest kan geven waar alle regels worden overschreden, tja, dan knapt er wat. Vooral als hij daar ook nog geen strafblad aan overhoudt, in tegenstelling tot anderen wanneer zij het coronaprotocol met voeten traden. Een scheefheid die achteraf doet denken aan een uitspraak van de Britse schrijfster Olivia Laing, dat in elke vorm van privilege een vorm van tirannie zit.

En dus ging het de rest van de les over de pandemie. Hoe door die periode veel jongeren niet meer geloofden in gelijke behandeling of een rechtvaardige overheid.

Ik keek even naar de twee Oekraïense leerlingen achter in de klas, die in 2022 hier op school kwamen. Ze staarden naar hun tafelblad. Vooraan peuterde een meisje aan haar watermeloenspeldje en ik dacht van: tja, wat doet een discussie over vrijheid er nog toe wanneer je leeft in een wereld waarin het niet meer draait om redelijkheid of medemenselijkheid, maar de macht gewoon doet waar ze zin in heeft en waarin steeds vaker het recht van de sterkste regeert.

De jongen die over corona was begonnen, mompelde dat echte vrijheid neerkwam op gelijke rechten voor iedereen.

„Volgens onze grondwet is iedereen hier gelijk”, probeerde ik nog.

„Ja, ja”, zuchtte hij, „onze grondwet.”

Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.