De donkerbruine, bruisende frisdrank zit in een felrood blikje met witte, krullende letters – maar het is geen Coca-Cola. Het metaal is versierd met de Palestijnse vlag en ruitjes die de keffiyeh representeren. De maker van het cola-alternatief Gaza Cola belooft een „genocidevrije smaak”, de „echte smaak van vrijheid”.
Cola-alternatieven rezen als paddenstoelen uit de grond sinds de oorlog tussen Israël en Hamas ruim een jaar geleden uitbrak. Volgens pro-Palestijnse activisten is Coca-Cola betrokken bij „Israëlische oorlogsmisdaden” tegen Palestina. Op TikTok staan talloze video’s, sommige miljoenen keren bekeken, met de oproep om Coca-Cola te boycotten. Ook andere frisdranken die de gigant produceert, zoals Sprite en Fanta, zijn onderwerp van de aansporing.
Distributiecentrum op Westoever
Gaza Cola, vorig jaar in Londen opgericht door Osama Qashoo (43), is één van de merken die „schuldvrije” cola aanbiedt. Hij zag een „grote behoefte” aan een vervanger voor Coca-Cola bij mensen die het mierzoete drankje niet willen laten staan, maar tegelijk „niet medeplichtig willen zijn aan de genocide die plaatsvindt in Gaza”.
Centraal in de klacht van de activisten staat een distributiecentrum van een Israëlische franchiseondernemer van Coca-Cola. Die staat bij de plaats Atarot, een illegale Israëlische nederzetting op de bezette Westelijke Jordaanoever, zo bleek uit onderzoek van mensenrechtenorganisatie WhoProfits. De onderneming heeft ongeveer 40 procent van de Israëlische frisdrankmarkt in handen. Volgens activisten profiteert Coca-Cola daarmee financieel van de illegale bezetting en is het medeplichtig aan oorlogsmisdaden, omdat de franchiseondernemer belasting betaalt aan de Israëlische regering. Coca-Cola wil niet reageren op vragen van NRC over het centrum bij Atarot.
Onderzoeksbureau WhoProfits is onafhankelijk, hun onderzoeken worden geregeld aangehaald door de BDS-beweging. De van oorsprong Palestijnse beweging, opgericht in 2005, wil Israël geweldloos, door middel van boycots, desinvesteringen en sancties (BDS), dwingen om de mensenrechten van Palestijnen te respecteren. Die aanpak is niet geheel onomstreden. Israël, maar ook Duitsland en de Verenigde Staten, van oudsher twee krachtige bondgenoten van Israël, bestempelden de beweging als „antisemitisch”.
Mensen die onze cola kopen zijn ambassadeurs die de boodschap ‘je bent niet alleen’ verspreiden
Er zijn aanwijzingen dat boycots effect hebben. Verkoopcijfers van Coca-Cola in Turkije en Pakistan daalden in het derde kwartaal van dit jaar met respectievelijk 12,2 procent en 22,9 procent vanwege oproepen tot boycot, concludeerde Bloomberg eerder dit jaar.
„In landen waar de overheid Palestina openlijk steunt, is het veel makkelijker om alternatieve frisdranken te vinden”, zegt Qashoo van Gaza Cola. Vooral in overwegend islamitische landen zijn lokale alternatieven al jaren populair. „In Europa missen we de steun van onze overheid aan Palestina.” Inmiddels zijn er ook in Europa andere alternatieven. Zo biedt webwinkel bol in Nederland Palestine Cola aan.
Gaza Cola is sinds deze zomer te koop. In het Verenigd Koninkrijk verkocht het bedrijf naar eigen zeggen meer dan een half miljoen blikjes via onder meer de site van Gaza Cola en webwinkels als Amazon of bij demonstraties voor Palestina. Sinds kort krijgt het bedrijf aanvragen vanuit de hele wereld, zegt Qashoo. „Binnenkort sturen we honderdduizenden blikjes naar Italië, Irak, Koeweit en Australië.”
Winst moet naar Gaza
„Als Palestijn betekent ons succes veel”, vertelt Qashoo. „Wij krijgen het gevoel dat de genocide niemand iets kan schelen. Mensen die onze cola kopen zijn ambassadeurs die de boodschap ‘je bent niet alleen’ verspreiden.” Ook hoopt hij Coca-Cola en soortgelijke bedrijven tot verandering aan te zetten. „Onze boodschap is: ‘wij zijn niet blij met jullie investering in oorlogsmisdaden’. Als dit door veel mensen wordt uitgedragen, zullen giganten hun beleid veranderen.”
De winst die het bedrijf maakt, moet Gaza ten goede komen. Een eerste project is het steunen van het Al-Karama ziekenhuis bij Gaza-Stad, eerder volledig verwoest door Israëlische bombardementen. Gaza Cola heeft vijf medewerkers in het VK en vijf in Palestina zelf. Hoeveel geld hij tot nu toe ophaalde, wil Qashoo niet zeggen.
Overigens is de smaak van Gaza Cola volgens de oprichter „totaal anders” dan die van Coca-Cola. En ja, cola drinken blijft ongezond. Dat weet Qashoo ook wel. „Maar het kan geen kwaad om te genieten, en daarmee anderen te helpen.”
„Welkom bij de leesgroep voor jonge feministen”, glimlacht boekhandelaar Shenshen. Zo’n 25 vrouwen, en een paar mannen, zijn deze zaterdagmiddag samengekomen in de lichte ruimte, met daarin behalve volle boekenkasten een opvallend kunstwerk gemaakt van maandverband en een grote knuffel van een baarmoeder. Gekleed in een frisgroene cheongsam, een traditioneel Chinese jurk, vertelt ze hoe ze zes jaar eerder in aanraking kwam met het feminisme. „Ik leerde dat je het levenspad dat je als ‘goede vrouw’ moet aflopen kunt bevragen. Het is goed om dat samen te doen.”
Haar boekhandel Laishuxia (‘Kom onder de boom’) in Chengdu, genoemd naar een boom die op centimeters van de ingang door het plaveisel steekt, organiseert bijna dagelijks openbare activiteiten. Vandaag is er de leesgroep, een boek van de Amerikaanse feminist uit de tweede golf Phyllis Chesler vormt het startpunt voor een discussie over vrouwenrechten in China. Maar er zijn ook lezingen, films, en vaste spel- en debatavonden; deze week is er een debat over het geven van een bruidsschat, een traditie die in delen van China nog steeds belangrijk is.
„Ik ben hier elke week wel een paar keer”, vertelt de 29-jarige Xia Yu, die in de boekhandel hechte vriendschappen heeft gesloten. Nadat ze was teruggekeerd uit het Verenigd Koninkrijk, waar ze studeerde (en „waar ik het feminisme ontdekte”), werkte ze eerder in zowel Beijing als Shanghai, „maar daar was ik supereenzaam”.
Het is geen toeval dat Xia deze gemeenschap niet vond in Beijing of Shanghai, China’s belangrijkste steden waar ook de politieke controle het strengst is. In Beijing, voorheen het absolute culturele centrum van het land, zijn de vermaarde ‘culturele salons’ en lezingen waar de hoofdstad bekend om stond, inmiddels zeldzaam. Ingewikkelde toestemmingsprocedures en de censuur op publieke bijeenkomsten zijn onder de Chinese leider Xi Jinping toegenomen. In Shanghai moest de bekende onafhankelijke boekhandel Jifeng in 2018 zijn deuren sluiten. In september heropende hij in Washington D.C. – zoals veel mensen die behoren tot de Chinese culturele elite is eigenaar Yu Miao geëmigreerd.
Maar in het zuidwestelijke Chengdu is boekhandel Laishuxia geen uitzondering. In de megastad in opkomst, met een snelgroeiende bevolking die inmiddels boven de 21 miljoen mensen ligt, gingen de afgelopen jaren tientallen onafhankelijke boekhandels open.
Nieuwe boekhandels zijn op zich niet zo uitzonderlijk in China. Maar slechts een klein deel van die nieuwe winkels probeert – en durft het aan – om een eigen stempel op het culturele leven te drukken. Dat doen zij met een doordachte selectie uit China’s boekenaanbod, dat ondanks de censuur op politieke titels gevarieerd is, met veel vertalingen uit het Engels en Japans. En met publieke samenkomsten, ondanks de politieke risico’s daarvan.
Dat laatste is wat de nieuwe boekhandels in Chengdu – elk met een passie voor publiek debat en met frequente bijeenkomsten die een jong publiek trekken – zo bijzonder maakt. ‘Hoe kan dit?’ vragen bezoekers uit heel China zich af. En, nu ook de mediabelangstelling voor de trend groeit: ‘Voor hoe lang?’
Lokale theehuizen
De golf aan nieuwe boekhandels is terug te voeren op de jaren van de strenge coronarestricties in China, die eind 2022 werden losgelaten. In Chengdu, dat vanouds de reputatie heeft een tolerante stad te zijn, waren weinig strenge lockdowns, en de stad werd een trekpleister voor mensen uit de kuststeden. Terwijl iedereen weinig om handen had, organiseerden twee voormalige journalisten er een lange reeks lezingen. Buiten zaten mensen op krukjes en kampeerstoeltjes take-out te eten tijdens het luisteren. Het werd een groot succes.
„Je kon even vrij ademhalen. Die tijd vormde een inspiratie voor veel mensen om een eigen boekhandel te beginnen”, vertelt schrijver en voormalig journalist Zhang Feng. Veel mensen uit Beijing en Shanghai bleven ook na 2022 in Chengdu hangen. „Sindsdien blijft het aantal boekhandels en andere nieuwe zaakjes maar groeien.”
Volgens Zhang, die lange tijd voor een lokale krant werkte maar vertrok vanwege de toenemende controle op wat hij buiten werktijd schreef, moet je de trend ook in Chengdu’s bredere context plaatsen. Neem de cultuur van theehuizen en cafés waar de streek om bekendstaat. „Je hebt hier een traditie van een publiek leven. Mensen vinden het niet raar dat je wil samenkomen.” In Chengdu is het doodnormaal om tot in de vroege uren op straat te eten en kletsen, anders dan in de noordelijke streek waar Zhang vandaan komt. „Daar willen ze weten of je ergens geld mee verdient of carrière mee kan maken. Waarom doe je het anders?”
Ook wil Chengdu zich graag profileren als cultuurstad. Volgens de lokale autoriteiten telde de stad in 2022 ruim 3.500 boekhandels, een aantal dat volgens een cultuurplan van de plaatselijke autoriteiten moet groeien tot vijfduizend. Nieuwe onafhankelijke boekhandels komen vaak in aanmerking voor goedkope huur en subsidies.
Zhang opende vorig jaar ook een kleine boekhandel, waar hij in „in Chengdu-stijl” informele gesprekken houdt met auteurs en andere gasten. Hij merkt dat de lokale overheid sinds eind vorig jaar meer belangstelling heeft voor wat hij doet. „De afgelopen vier jaar vonden ze het vooral positief, al die boekhandels, maar nu beginnen ze zich af te vragen: wat gebeurt er precies tijdens al die activiteiten? Zijn er publieke uitingen waar we ons zorgen over moeten maken?”
Live-gesprekken
Want de relatief relaxte houding van lokale politieagenten en cultuurambtenaren, die de boekhandels hun gang lieten gaan, was een belangrijke randvoorwaarde voor het fenomeen. In reactie op de groeiende sector, en ook de toegenomen media-aandacht voor de boekhandels, neemt nu ook de controle toe. De procedures voor het melden van activiteiten worden strenger gehandhaafd, en er komt een politieagent bij zitten als het onderwerp als politiek gevoelig wordt gezien.
Als er veel activiteiten zijn, zijn de agenten die moeten komen luisteren ook niet meer zo zenuwachtig
Voor Zhang is het juist deel van zijn motivatie: „Ik dacht, hoe meer mensen dit doen, hoe normaler het wordt, ook voor de overheid. Als er elke dag zoveel culturele activiteiten zijn, dan zijn de agenten die moeten komen luisteren ook niet meer zo zenuwachtig.”
Waar iedereen het over eens is: de boekhandels vervullen een belangrijke behoefte aan ‘live’ gesprekken over de actualiteit. In China is het internet de voornaamste plek voor publiek debat. Maar dat is verre van ideaal, legt boekhandelaar Xie Ding (47) uit. „Online word je vooral uitgescholden, en dus houdt iedereen zijn mond.”
In zijn boekhandel, waar ook debatten worden gehouden, merken ze dat de offline discussies respectvol verlopen, ook als de meningen flink uiteenlopen. En het kleinschalige karakter is veiliger, met minder kans dat je vanwege een uitspraak in de problemen komt. Online gebeurt dat steeds vaker, bijvoorbeeld als je door een nationalistische internetgebruiker aan de autoriteiten wordt gemeld.
Van de boekverkoop moeten de boekhandels het trouwens niet hebben. China kent geen vaste boekenprijs, en met de bodemprijzen van online boekhandels kunnen de fysieke winkels amper concurreren. Maar het gat in de markt waar de boekhandels slim op inspelen, is de behoefte aan sociaal contact.
Chinese steden groeien snel, maar zonder dat er per se veel te doen is voor de miljoenen nieuwe inwoners, die vaak jong zijn en er geen goed netwerk hebben. Dus presenteren de boekhandels zich ook als aantrekkelijke plekken om de avond door te brengen. Ze zijn tot ’s avonds tien uur of zelfs tot middernacht open – en vaak verkopen ze drankjes. „Om als boekhandel in deze tijd te overleven moet je het hebben van de koffie en alcohol”, lacht Xie.
Veel vrouwen
Wat opvalt is het relatief grote aantal vrouwen onder de bezoekers van de boekhandels. Het weerspiegelt een bredere trend waarbij in de laatste tien jaar jonge vrouwen een van de meest uitgesproken groepen in de Chinese samenleving zijn geworden. Door politieke repressie werd het voor veel ngo’s en activistische groepen die zich inzetten voor maatschappelijke rechten onmogelijk om actief te blijven. Maar ook zonder formele organisaties of actiebewegingen is de belangstelling voor vrouwenrechten onder Chinese jonge vrouwen sterk gegroeid – en daarmee een besef van maatschappelijke ongelijkheden.
Schrijver Zhang vindt het als man van middelbare leeftijd een opmerkelijke verschuiving. „Zelfs bij een evenement over Gaza laatst was tweederde van de bezoekers vrouw. Het is duidelijk dat er nu onder jonge vrouwen meer daadkracht is.”
Een vrouwelijke bezoeker van zijn boekhandel, Adair Dai (29), die is afgekomen op een boekpresentatie die avond, is het met hem eens. „Het komt denk ik doordat vrouwen leergieriger zijn. Ze willen over de wereld leren. Over het algemeen denken mannen toch eerder dat ze al weten hoe het zit.”
Hou Mengjing, net afgestudeerd in de psychologie, bezocht de feministische leesgroep in Laishuxia. Het was de tweede keer dat ze de boekhandel bezocht en ze is blij dat ze de plek heeft gevonden. „Online lees je veel extreems over het feminisme, maar ik hoorde nu hier dat je op verschillende manieren feminist kunt zijn.”
Ze vertelt over haar jeugd op het platteland, waarin ze zag hoe haar moeder op het land werkte én daarna ook het huishouden deed. „Ik snapte die ongelijkheid nooit, maar er is dus een ideologie die dit uitlegt. Ik voel me nu zekerder over mijn mening, dat die er mag zijn.”
Over de toekomst zijn de boekhandelaren die NRC sprak realistisch. Financieel is een kleine boekhandel runnen in deze tijd al een flinke uitdaging, en wat de politiek zal doen is niet te voorspellen. Maar wat je wel weet is dat als in China „te veel mensen weten over iets moois, dat het dan lastiger wordt”, aldus een bekende evenementenplanner in Chengdu die om veiligheidsredenen niet met zijn naam in NRC wil.
Nu de autoriteiten meer op de boekhandels letten, zal er minder ruimte zijn om creatief te zijn, en om bijvoorbeeld gasten uit te nodigen die in Beijing en Shanghai niet kunnen spreken. Maar, benadrukt hij, „dit was nooit een of andere protestbeweging”. De evenementen konden juist zo succesvol worden omdat veel van de betrokkenen hiervoor in de media werkten, en dus heel goed weten waar de rode lijnen van de censuur liggen. Onderwerpen als de protesten in Hongkong, religie of China’s grensgebieden werden strikt gemeden. „Hooguit zijn we soms wat rebels geweest”, aldus de evenementenplanner.
Hooguit zijn we soms wat rebels geweest
Hij is wel trots op wat er in Chengdu tot stand is gebracht, en op het feit dat de trend ook creatieve types in provinciesteden, zoals in Guiyang of Kunming, inspireert tot het organiseren van meer publiek leven. Hoe goed dat lukt zal per plek verschillen, afhankelijk van de lokale prioriteiten en bestuurscultuur.
Laishuxia-boekhandelaar Shenshen, die niet met haar volledige naam in NRC wil, zei haar carrière in vastgoed vaarwel nadat ze werd gediscrimineerd toen ze moeder werd. Haar feministische boekhandel is een missie waarmee ze door wil gaan. „Het is supermoeilijk, maar het is ook nog steeds zo dat veel mensen niet weten hoe het is om vrouw te zijn in deze wereld.” Ze houdt haar handen dicht bij elkaar. „Dit is hoeveel ruimte we hebben, maar het is voor nu genoeg. We zien wel.”
De Nederlandse columnistiek is maar een saaie boel geworden, betoogde Christiaan Weijts afgelopen zaterdag in NRC. Inderdaad, dacht ik enthousiast, de meeste columnisten zijn vreselijk voorspelbaar. Zodra het nieuws van de week bekend is, kun je al voorspellen wat ze ongeveer gaan schrijven – voor zover je dat nieuws überhaupt nodig hebt.
In de Volkskrant zegt Sander Schimmelpenninck wekelijks dat het aan radicaal-rechts ligt, en dat iedereen die dat niet toegeeft, zichzelf van de domme houdt. Elma Drayer ziet het juist andersom: het ligt aan woke – die verstikkende ideologie van progressief-links. Aylin Bilic zegt in NRC iets vergelijkbaars. Max Pam vraagt zich af wat W.F. Hermans er allemaal van zou hebben gevonden. (Antwoord: iets wat Pam ook vindt.) Enzovoorts, enzovoorts.
Toch gaat er iets mis in Weijts’ betoog. Hij blijft steken in heimwee. Hij schrijft dat hij met „plaatsvervangende nostalgie” terugkijkt op de jaren zeventig, tachtig en negentig, waarin de column „kon uitgroeien tot een volwaardig literair genre” (plaatsvervangend, omdat hij zelf pas begon te schrijven in de jaren nul). Weijts verlangt naar de „speelse” en „ongeremde vrijmoedigheid” van die decennia. Als voorbeeld voert hij Hugo Brandt Corstius op, die experimenteerde met pseudoniemen, scheldpartijen en persoonlijke verdachtmakingen.
Allereerst vraag ik mij af of Weijts wel genoeg op het internet zit. Waar hij naar terugverlangt, speelt zich daar iedere dag af.
Zorgeloosheid voorbij
Maar bovendien: nostalgie mag verrukkelijk zijn, het is ook verraderlijk, en Weijts lijkt geen enkele moeite te doen om zich daartegen te verweren. Die nostalgische verraderlijkheid zit hem in dit geval in het politieke klimaat. Zeker de jaren negentig waren relatief zorgeloos, vrijwel iedereen ging ervan uit dat de hele wereld wel zo’n beetje richting de liberale democratie bewoog. Politiek ging vanzelf, columnisten hoefden alleen nog de slingers op te hangen. Dus ja, dan noemde je iemand een keer een antisemiet, of je speelde advocaat van de duivel; spannend, die keurige krantenlezers eens flink in de war brengen, met hun vastgeroeste ideeën over goed en fout.
Laat ik de deur zelf intrappen: dat politieke klimaat is nu wel anders. Ons kabinet speelt met de gedachte om paspoorten van Nederlanders af te pakken, Trump gaat de vrije wereld leiden en ondertussen bedreigt CO2 de leefbaarheid van de planeet.
In dit klimaat vallen voor de columnist meerdere methoden af. Althans, voor de columnist met smaak, en als ik Weijts goed begrijp is het hem daarom te doen: smaak. Wie nu nog advocaat van de duivel speelt – is het niet juist spannend om paspoorten af te pakken? – krijgt de kans niet om te ‘spelen’, omdat zijn verdediging door de radicaalste lezers zal worden misbruikt. Iemand bij wijze van experiment een antisemiet noemen, heeft ook weinig zin, want dat doet Wilders al de hele dag. Van pseudoniemen worden we gek, op sociale media.
Dit ontslaat columnisten natuurlijk niet van de plicht om zelf na te denken. Om gelaagdheid in hun noodkreten aan te brengen. Om ook eens het eigen kamp van stevige kritiek te voorzien. Maar het zou gek zijn om al die oordelen over dit politieke klimaat, hoe voorspelbaar ook, dan maar als irrelevant te beschouwen. Omdat iedereen heus wel weet dat radicaal-rechts gevaarlijk is, of dat Trump geen gewone president zal zijn. In tijden zoals de onze is het óók aan columnisten om dit soort clichés, deze preken vanaf de kansel, zoals Weijts ze noemt, in originele vormen te gieten. Zodat de lezer zich ineens realiseert dat de jaren negentig voorgoed voorbij zijn.
Lees ook
Christiaan Weijts: De column is nu een hapklare preek vanaf de kansel
Binnen een jaar een bekroning met een Michelinster én een onderscheiding voor sommelier van het jaar door de belangrijkste restaurantgids. Dat overkwam chef-kok Dorus Floris en zijn compagnon Lendl Mijnhijmer van restaurant Showw in Amsterdam-Zuid. Die tweede w staat voor „dubbel show” zei Mijnhijmer tegen Quote, al kwam het ook wel uit dat die url nog vrij was. Hoe dan ook, direct bij binnenkomst wordt duidelijk wat dat inhoudt: maître-sommelier Mijnhijmer en zijn team staan te stuiteren. De ontvangst is mega-hartelijk. Iedereen heeft er zin in en dat werkt aanstekelijk.
Showw is een verzorgde tent, daar is duidelijk flink in geïnvesteerd en er loopt genoeg personeel rond om direct in de smiezen te hebben dat ik mijn botermesje heb gebruikt om een likje saus van mijn tafelgenoot te proeven, én direct dat desbetreffende mesje te vervangen door een onbezoedeld exemplaar. Daar hoort allicht een prijskaartje bij (denk aan een à-la-cartehoofdgerecht voor 55 euro). Maar als het goed is, is het goed.
De avond verloopt goeddeels vlekkeloos. Alleen struikelen we even over de eerste amuse: een insta-fähige krokante aardappelcilinder, gevuld met aardappelsalade en afgetopt met ‘haringkuit’. Ik ben doorgaans geen voorstander van theelepeltjes echte kaviaar op dingen: dat ligt daar maar een beetje voor de show, dat proef je amper terug. Dan kun je beter sparen om een keer een heel blikje uit te lepelen. Maar – noem me een zeikerd – als ik weet dat Jerry Maguire me straks staat op te wachten bij de kassa, dan is haringkuit wel een héél armoedig alternatief (zie inzet). Soit. Kleine misstap.
Het is direct duidelijk waarom Showw dit jaar dubbel in de prijzen is gevallen. De vegetariër trapt af met een mooie verzameling groenten – de romanesco, rammenas, spruiten en snijboon hebben allemaal afzonderlijk precies de juiste garing meegekregen – op een groenekruiden-emulsie met een verrassende diepgang. Spinazie geeft wat backbone, de combinatie van zoete sushi-azijn en dille roept de associatie op met iets appeligs, dat we terugvinden in grenache blanc uit de Côtes Catalanes, die zich met bitters en licht oxidatieve tonen dienend schikt naar de groentjes. De diereneter wordt getrakteerd op dunne plakken lichtgepekelde kingfish in een mandarijn-madame-jeanette-vinaigrette, met enkele groene oogjes prei-olie. De rijpgeplukte albariño uit Gallicië pakt de zoetigheid van de Hokkaidopompoenpuree mooi op, maar is tegelijkertijd zuur genoeg om de rest van het gerecht op te stuwen. Prachtige gerechten, kundige pairings.
Over de wijn lullen
Verfrissend is dat iedere wijn in eerste instantie ingeschonken wordt zonder tekst en uitleg, met het idee: ga eerst zelf maar eens proeven en bedenken wat je ervan vindt, dan kunnen we het er later bij het eten nog weleens over hebben. Dat is een knap staaltje show don’t tell. En het werkt: we lullen vanavond onderling veel meer over de wijn dan normaal.
Verder biedt Showw in alles een geijkte sterrenervaring, van de bediening netjes in het pak, tot de grijze vitrage, witte banken, diepe kuipstoelen en de muziek waar niemand zich aan kan storen tot de knapperig gebakken, megasappige tarbot, met gefrituurde kappertjes en pommes soufflées en een onweerstaanbare saus van gezouten citroen met jus-de-veau en een sneetje weelderige brioche om te dopen – samen wordt het een soort citroen-panettone.
Maar het is wel de 2024-versie van die geijkte sterrenervaring. De klassieke millefeuille van gefrituurde aardappel wordt geserveerd met een moderne lichtpittige rode-miso-Hollandaise, bieslookolie, crème fraîche, parmezaan en zo’n royale berg geschaafde Piedmontese truffel dat we al snel geen actieve herinnering meer hebben aan die haringkuit. Het is zurig, vettig, crunchy, umami, met truffel en parmezaan. Het is een heel chic en hoog-gastronomisch patatje met joppiesaus én truffelmayo. Er spat plezier af.
Niet alle gerechten hebben die spark. Waar de vegavariant van spruit en cantaloupemeloen in cocktailsaus (klinkt gek, werkt als een trein) veel opzwepender was dan de – verder uitmuntend uitgevoerde – klassieke garnalencocktail, blijven de vegetarische opties verder in het menu soms wat achter. In zoutkorst gegaarde en later afgebrande venkel met gepofte rijst, gezouten citroen en dilleolie is gewoon een beetje saai. Net als de bospeen in krokant pankojasje (bij wijze van torpedo-shrimp) op een discovloer van rode, oranje en groene dotjes, van curry, tomaat en lavas.
Ook een zoetgelakte sparerib serveren in een sterrentent is eerder en beter gedaan (Ron Blaauw heeft gebeld, hij wil z’n rib terug). In dit geval – met hoisin, gember en sinas – stoort ook een lichte verbrande bitterheid van sinaasappelschil. De Nieuwe Wereld-shiraz erbij is op eenzelfde manier een beetje middle-of-the-road. Dat sluit dan wel weer aan.
Het vega-hoofdgerecht van suikermais op meerdere manieren is intellectueel uitdagend, het schuim van de schutbladeren en lavasolie geven vegetaal tegenwicht tegen de zoete mais, beemsterkaas geeft een romige body. Precies genoeg. De eend stelt ook niet teleur, prachtig egaal rosé, met palmkoolcoulis en steranijsjus – de bloederige, vegetale en kruidige tonen uit het gerecht echoën weer mooi in de wijn erbij. Dorus Floris – met zo’n naam ben je toch in de wieg gelegd voor de showbusiness (of als bloemist) – sluit af met een heel mooi clean dessert: twee bollen ijs, van braam en crema catalana, met wat yuzu en sechuan.
Voor iedereen die nu denkt ‘ach dat Michelin-eten dat staat zo ver-van-mijn-bed’, maar het weleens wil proberen, is Showw echt een aanrader: je zit onmiddellijk op je gemak, je wordt lekker in de watten gelegd en het eten is allemaal op niveau. Showw is niet revolutionair, maar wel een eigentijdse versie van klassieke fine dining, garant voor een avond met veel plezier.
‘En toch doe je het”, zei de interviewer. De tiener die net nog braaf redenen had opgedreund waarom e-sigaretten slecht voor je zijn, kreeg nu een schuldbewuste blik in zijn ogen. Met zijn handen weggestopt in de zakken van zijn zwarte hoodie had hij gesproken over lood. Giftige chemicaliën. Schadelijke effecten. Maar ja… De jongen nam nog een flinke hijs van z’n vape. „Het kan mij eigenlijk niks schelen.” Aan de rand van het schoolplein glimlachte hij ongemakkelijk in zijn eigen wolkje rook.
Het aantal jonge nicotinegebruikers is in vier jaar tijd verviervoudigd, benadrukte Medialogica (HUMAN) woensdagavond. Daarmee raakt de rookvrije samenleving die de overheid nastreeft verder uit zicht. Hoewel: grote tabaksproducenten als Philip Morris International zeggen zelf óók toe te willen naar een rookvrije samenleving. Zij definiëren ‘rookvrij’ alleen net even anders. Waar de overheid inzet op een toekomst zonder nicotineverslavingen, proppen tabaksproducenten nog altijd nictotine in hun alternatieven voor ‘gewone’ sigaretten, die bovendien veel minder onschadelijk blijken te zijn dan de producenten aanvankelijk beweerden.
Onthutsend was het interview met Ole Heil, de oud-woordvoerder van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die nu voor Philip Morris International werkt als ‘directeur externe zaken Nederland’. Ja, Philip Morris produceert ook nog ‘gewone’ sigaretten, beaamde Heil. Maar het bedrijf moedigt rokers vooral aan om over te stappen op (door Philip Morris geproduceerde) „minder schadelijke alternatieven”. Met nicotine. Zijn woorden werden afgewisseld met die van emeritus hoogleraar geneeskunde Robert Jackler (Stanford University), die uitlegde hoe tabaksproducenten al sinds de jaren dertig consumenten vertellen dat ze het beste met hun gezondheid voorhebben – vooral Philip Morris. „Zij liepen voorop bij het veranderen van het beeld door te benadrukken: díé jongens waren fout. Wíj zijn nu verantwoordelijk bezig.” En dat werkt nog ook. Advertorials van Philip Morris vinden geregeld hun weg naar nieuwsplatforms als Euractiv, die goed worden bezocht door Europarlementariërs.
Zo maakte Medialogica heel inzichtelijk hoe de tabaksindustrie steeds nieuwe trucjes verzint om mensen aan de nicotine te houden. En om nieuwe generaties aan de nicotine te krijgen. E-sigaretten (vapes) met toegankelijke smaakjes als watermeloen en karamel zijn onder tieners in hoog tempo ingeburgerd. Die smaakjes zijn inmiddels verboden, maar ze zijn nog makkelijk online te bestellen en worden op sociale media aangeprezen door betaalde (jonge) influencers, die graag voordoen hoe je je rook in mooie cirkeltjes blaast. Op sommige vapes kun je zelfs spelletjes spelen, liet de scholier in de zwarte hoodie zien aan een verbaasde conciërge. „Eerst neem je een trekje, en dan kun je yahtzeeën. Niet normaal.” Waar haalde de jongen die dingen vandaan? „Die koop je gewoon via mensen die je kent”, zei hij. „Via Snap.”
Screenwashing
In Australië hebben ze binnenkort misschien minder last van die rol van Snapchat in het verspreiden van nicotine (en van andere vermeende negatieve effecten van sociale media). Daar werd woensdag een wet aangenomen om sociale media te verbieden voor kinderen tot zestien jaar. Bedrijven als TikTok en Instagram zijn het daar zelf natuurlijk niet mee eens. Die willen juist onderdeel zijn van de oplossing. In EenVandaag (AVROTROS) werden een paar van de maatregelen doorgenomen die die bedrijven onlangs aankondigden: tijdsloten, bevoegdheden voor ouders. „Experts noemen dat ‘screenwashing’”, zei presentator Whitney Janssen, „het als verantwoord presenteren van schermgebruik door techbedrijven terwijl dat gebruik ik feite verslavend werkt en dus onverantwoord is.” Klinkt bekend. Een bedrijf dat je verslaving in stand houdt heeft nooit écht het beste met je voor.
Een oude boom moet je niet verplaatsen, maar omhakken is ook niet zomaar gepiept. Zeker niet op een vegetarisch woonpark voor senioren, waar elke bedreigde beuk kan leiden tot verhitte discussie in de nieuwsbrief. „Hier, deze hing helemaal over het pad”, zegt Norine van Galen (70) wijzend op een boomstomp naast de vijver. Echtgenoot Hans (74): „Nou, je wilt niet weten…”
De bewoners van Vegetarisch Woonpark Ommershof in het Gelderse Oosterbeek zijn zuinig op hun omgeving. Daar kwamen Hans en Norine van Galen al achter toen ze hier zelf twee jaar geleden kwamen wonen en uit de overwoekerde tuin van hun bungalow een paar struiken lieten afvoeren. ‘Van wie kómt dat?’ klonk op het park. „In Rotterdam, waar we woonden, had je daar niemand over gehoord”, zegt Hans van Galen. „Maar op dit park heerst een soort alertheid.”
Norine van Galen knikt. „Iedereen hier is wakker.”
Kun je nagaan wat er gebeurt als het niet om één bedreigde boom gaat, maar om grote veranderingen op het hele woonpark: een woningcorporatie die aan dit parkbos uit 1950, de eerste en naar eigen zeggen enige vegetarische woongemeenschap voor ouderen in West-Europa, extra seniorenwoningen wil toevoegen. Vier- of vijflaags, midden in een oase van groen, deels op de plek waar nu ruime, gelijkvloerse bungalows staan met weelderige tuintjes zoals die van Norine en Hans van Galen. Hoofdschuddend: „De ontwikkelaar noemt de nieuwe woningen ‘parkvilla’s met appartementen’. Wij noemen het gewoon flats!”
Het nieuwbouwplan van Woonzorg Nederland, een landelijke woningcorporatie voor senioren, tevens eigenaar van woonpark Ommershof, zes hectare groot, houdt de gemoederen al maanden bezig. Achter sommige ramen zijn stickers geplakt met de tekst ‘No way’. Bewoners hebben posters opgehangen met ‘Slopen is niet sociaal en niet duurzaam’. Renoveer de bestaande bungalows, is hun boodschap. En verander verder niet te veel. Sommigen willen alles aangrijpen om het plan, dat nog op de tekentafel ligt, tegen te houden.
Maar andere bewoners – onder wie het bestuur van de bewonersvereniging – zijn gezien de omstandigheden juist vóór. Die staan achter een aantal senioren die de meest oude en tochtige bungalows bewonen en een nieuw onderkomen wensen. Zij willen juist grotendeels meegaan in de ‘Visie 2050’ die Woonzorg Nederland met een klankbordgroep van de bewoners opstelde, bedoeld om – „zoveel mogelijk met behoud van groen” – meer huurwoningen te bouwen, deels op de plek van zo’n 24 van de huidige 47 bungalows, en het vegetarische park „toekomstbestendig” te maken.
Dat alles heeft tot wat „spanning” in de gemeenschap geleid, beamen Hans en Norine van Galen, aangekomen bij de jeu de boulesbaan. Normaal spelen ze hier elke woensdagmiddag met een vast groepje, maar na wat vinnige opmerkingen in de appgroep over en weer kwam de laatste keer niet iedereen opdagen. „Het ligt even op z’n kont.”
Rozenkruizers
Zuinig op je omgeving, maar ook op jezelf, dat was de boodschap van Felix Ortt (1866-1959), een van de grondleggers van het vegetarisme in Nederland. Vegetarisme gaat volgens hem om méér dan geen vlees eten. De „vegetarische levenshouding” draait om het verlangen naar een betere toekomst en een betere samenleving door „lichaam, ziel en geest” krachtig en gezond te houden. Dankzij onbespoten groente uit de moestuin, lezingen, ontmoeting met elkaar. Gemeenschapszin.
Felix Ortt was ook een van de initiatiefnemers van een stichting die in 1948 dit landgoed in Oosterbeek aankocht om er een oude villa om te dopen tot „rusthuis voor oudere vegetariërs”. De eerste – en nu meest tochtige – bungalows dateren uit die tijd. En in de decennia erna kwamen er telkens bungalows bij. Later werd de villa vervangen door een woonzorgcomplex genaamd Felixoord met een verpleegafdeling en 22 appartementen – nu nog de enige hoogbouw op het park – en in de bungalows wonen nu vegetarische senioren uit het hele land. Onder hen zijn veganisten, antroposofen, rozenkruisers, boeddhisten, christenen. Bijna alle bungalows zijn sociale huur en welkom is iedere 55-plusser die de afgelopen drie jaar principieel vegetariër is, staat op het aanmeldformulier. Al is de wachtlijst – met daarop tweehonderd namen – nu gesloten.
Als ik mijn arm onder de douche vandaan steek, bevriest ’ie bijna
Wonen op het park is een idylle, beaamt Harmen Reerink (82). Zeker toen in Felixoord – het wooncomplex – nog vers werd gekookt en ook de bewoners van de omliggende bungalows daarvan dagelijks profiteerden. „Zes euro! Drie koks! De lekkerste vegetarische gerechten werden zo bij je naar binnen gereden.” Maar de keuken is al jaren geleden wegbezuinigd, „zoals de hele ouderenzorg verschraalt”.
Al veertien jaar woont Reerink in een van de bungalows en nog altijd met veel plezier. Hij wandelt met buurtgenoten over de bosrijke paden en in de gemeenschapsruimte van Felixoord treft hij hen bij lezingen en zang. Hij spreekt ze in de gemeenschappelijke kruidentuin en bij het maandelijkse gezamenlijke diner. Als vrijwilliger helpt Reerink zorgbehoevenden in het wooncomplex waar hijzelf misschien ook ooit komt te wonen. „Samen puzzelen, je hoort de meest fantastische verhalen.”
Op dit park wordt op je gelet, daar gaat het Reerink óók om. „We brengen elkaar naar het ziekenhuis als dat nodig is.” Dus toen hij over de nieuwbouwplannen hoorde, vreesde hij voor het lot van zijn eigen jaren-zeventig-bungalow, 79 vierkante meter groot, maar ook over de mogelijke erosie van het gemeenschapsgevoel. „Kijk je straks met al die verdiepingen nog naar elkaar om?”
Rottend hout
Het was de 82-jarige Rinske Dugger die samen met dertien bewoners van de jaren 60-bungalows verderop de woningbouwcorporatie aanschreef met de vraag om renovatie. Dat was in 2021. „We hebben verteld wat onze ervaringen zijn. Schimmel op de muren en in de kastjes, rottend hout, vocht in de kruipruimte. De elektra en de riolering zijn zo slecht dat het water soms naar boven komt.”
En met de leeftijd vertraagt je bloedcirculatie en krijg je het eerder koud. „Onze bungalows zijn deels enkelglas”, zegt Dugger. „Als ik mijn arm onder de douche vandaan steek, bevriest ’ie bijna. De hele winter zit ik met een dik vest uit Nepal aan.” De energierekening in december was 500 euro, „op 55 vierkante meter”, en voor haar zieke echtgenoot was het destijds helemáál niet vol te houden. „Die wilde de kachel het liefst op 26 graden.”
In 2022 kreeg Dugger van Woonzorg Nederland bericht dat renovatie niet mogelijk was. De corporatie wilde in plaats daarvan alle woningen vernieuwen zodat ze ook in de toekomst aan de veranderende eisen van seniorenwoningen blijven voldoen: betere isolatie, geen drempels, bredere gangpaden. In samenspraak met de bewonersvertegenwoordiging, was de belofte. Van vierlaagse woonblokken was toen nog geen sprake.
En zo reisden acht bewoners, onder wie Joke Pronk (79), eens samen met de corporatie naar een ecologische woongemeenschap elders in het land om ideeën op te doen. Pronk, voorzitter van de bewonersvereniging en een van de bewoners die het langst op het park wonen (26 jaar), was aanvankelijk best argwanend. Eerdere eigenaren van het woonpark hadden er soms een potje van gemaakt. Een zorgdirectrice poogde eens bewoners tegen elkaar op te zetten, „die sloot bondjes”, en later dreigde het park eens te moeten sluiten omdat de toenmalige eigenaar – een grote zorginstelling – bijna failliet ging. Dus toen Woonzorg Nederland het park in 2012 kocht dacht ook Pronk: wat willen ze nou? Maar ze merkte dat de corporatie het belang van de woongemeenschap geleidelijk aan steeds meer inzag en zo ontstond er „wederzijds begrip”.
Een eerste informatiebijeenkomst voor de dertien bewoners in de tochtige bungalows verliep positief. Maar toen de woningcorporatie in juli 2023 een bijeenkomst belegde voor alle parkbewoners ging het mis. Aan het einde liet de architect terloops vallen dat onder meer de jaren-zeventig-bungalows van Harmen Reerink en Norine en Hans Van Galen zouden verdwijnen. Vierlaagswoonblokken stonden ervoor in de plaats. „Iedereen schrok zich rot!” zegt Pronk. „Ook ik wist niet wat ik hoorde.” Eén vrouw moest huilen – „en m’n huisje dan?”
Bouwtechnisch geen optie
„Dat hebben we niet helemaal goed gedaan”, beaamt Antal Smits, die als ontwikkelaar bij Woonzorg Nederland dit project onder zijn hoede heeft. Renovatie is volgens hem bouwtechnisch geen optie en op het woonpark zijn nu eenmaal extra woningen nodig, zeker veertig stuks, om te voldoen aan de sociale woningbouwopgave. En om de huren betaalbaar te houden en de noodzakelijke vernieuwing van woningen en infrastructuur te kunnen bekostigen. „Liefst gestapelde bouw, ook om het omliggende groen te sparen.” Maar tijdens die bijeenkomst werd in de schetsfase een scenario gedeeld dat „voor velen als een totale verrassing kwam”.
Foto’s: Ruchama van der Tas
In het hele land moet Woonzorg Nederland geregeld seniorencomplexen vernieuwen en juist bij ouderen luistert het inspraakproces nogal nauw, weet Smits. „Die willen niet verhuizen, ook niet tijdelijk. Die hebben – heel begrijpelijk – gedacht dat dit hun laatste plek is.” Daarom betrekt hij bewoners meestal pas in een later stadium bij de vernieuwingsplannen. Als ze al wat concreter zijn en volgens de wet inspraak is vereist. „Daarmee verkort je ook de onrust bij bewoners.” Al zijn ze ook dán boos: ‘wij zijn niet betrokken!’
Met protest op seniorencomplexen die moeten vernieuwen heeft Smits wel vaker te maken. Soms langdurig, want veel bewoners hebben alle tijd. En ook op het vegetarische woonpark in Oosterbeek had hij heus op weerstand gerekend. Omdat dit park een eigen identiteit heeft en een deel van de bewoners „niet bepaald” veel vertrouwen heeft in de overheid en instanties. Dikwijls dooft zulk ouderenprotest uit nadat alle bezwaarprocedures zijn doorlopen. En soms laten bewoners met principiële bezwaren die alsnog vallen als hun een andere mooie woning wordt aangeboden. Al is het de vraag of ook deze vegetariërs dan zullen opgeven. „Die zijn voor zulke prikkels misschien minder gevoelig.”
Juist daarom had Woonzorg Nederland, voor het eerst, nog eerder de plannen met zijn huurders gedeeld, zegt Smits. Op tekentafelniveau, ver voordat er een bestemmingsplan is ingediend. „Maar daardoor zaten bewoners gelijk met veel vragen waarop we nog geen antwoord hadden.” Woonzorg Nederland heeft beloofd voortaan bij elke vervolgstap de bewonersvertegenwoordiging te betrekken.
Verlies van wasmachine
„We woonden er pas nét”, zeggen Norine en Hans van Galen, wandelend door het park. Hun stek in Rotterdam – „waar we ook fijn woonden” – hadden ze verlaten met het idee om hier in Oosterbeek, meer dan honderd kilometer verwijderd van vrienden en familie, hun laatste levensfase door te brengen. En heus, ze genieten dagelijks van de bewoners en het park. Norine: „Maar als we dit hadden geweten…”
De onzekerheid vinden ze het ergst. Want net als de andere bungalowbewoners kregen Norine en Hans van Galen van de woningbouwvereniging te horen dat ze ook met de nieuwbouw verzekerd zijn van een ‘grondgebonden’ woning. Maar wel kleiner – eerder 60 dan 78 vierkante meter – en hoe groot blijft de tuin? En is straks nog plaats voor een schuurtje met gereedschap? En gingen er niet ook verhalen over verlies van je eigen wasmachine? En ze zijn echt niet tegen het opknappen van tochtige bungalows, maar dit plan vinden ze „het andere uiterste”.
„Vanaf die eerste bijeenkomst spraken we met Woonzorg af dat we overal in meegenomen worden”, zegt Joke Pronk van de bewonersvereniging. Er werd een ‘co-creatiegroep’ opgericht van bewoners die met elkaar dachten over de plannen en dat resulteerde in een maquette waarop vrijwel alle extra woningen als een T-vorm aan het bestaande wooncomplex Felixoord waren toegevoegd. De rest van het woonpark bleef daarmee gespaard.
Maar nee, daar zag Woonzorg Nederland niets in. Het plan werd onhaalbaar geacht en dan zat je nog steeds met renovatie van bestaande, niet toekomstbestendige bungalows.
En de volgende bijeenkomsten, in juli en september dit jaar, verliepen net zo chaotisch. Waarom was er met de voorstellen van bewoners niets gedaan? Waarom was de bewonersvereniging niet op hun hand? Er gingen bewoners staan en roepen, een enkeling liep weg.
„Dat is de knuffelboom!”, zegt Norine wijzend naar een boom met een ‘buikje’. „Je ziet mensen even de rollator aan de kant zetten en met hun wang ertegenaan schuren.” Hans: „Zitten wij heerlijk op het bankje ernaast en iedereen wandelt langs. ‘Hé Piek’, ‘hé Conny’, ‘hé Leendert’.”
35 jaar was Norine van Galen toen ze eens een documentaire zag over de slacht. „Het was zo erg dat ik mijn koffiekopje tegen het scherm had willen gooien. Echt waar.” De volgende ochtend bij het ontbijt zei ze tegen haar man Hans: ‘ik eet nooit meer vlees’. En hij is toen gevolgd, net als hun kinderen. „We waren de enigen in onze omgeving en toen ik eens ziek was zei mijn moeder: ik snap ook wel waarom.”
Je ziet mensen even de rollator aan de kant zetten en met hun wang tegen de knuffelboom schuren
Vasthouden aan je principes, tegen de stroom in. Die ervaring hebben vrijwel alle senioren op het woonpark. ‘Droogvreter!’ hoorde Joke Pronk van kinderen die haar achterna renden op de lagere school. „Ik draaide me om en riep: ‘dooielijkenvreter!’ Daarna was het over.” Maar zoiets vormt je karakter, denkt ze. „Die vechtlust, die zit er hier bij de meesten wel in.”
En daarom kan ze de woede bij een deel van de bewoners ook wel begrijpen. „Kijk, ook wij staan heus niet bij elke beslissing van Woonzorg te juichen”, zegt Joke Pronk. „Maar we kunnen de overwegingen voor de nieuwbouw grotendeels wel volgen. En we hebben ook het gevoel dat ze best willen luisteren.” Uiteindelijk, beseft Pronk, zijn ze ook slechts huurder en is het de woningcorporatie die beslist.
„Oh ja?” Harmen Reerink denkt daar toch wat anders over. Samen met omwonenden – die ook geschrokken zijn van de nieuwbouwplannen – heeft hij de pers ingeschakeld en de politiek. Ze hebben een monumententoets laten uitvoeren – waaruit blijkt dat mogelijk alleen het transformatorhuisje voor beschermde status in aanmerking komt. En nu overwegen ze een eigen natuurtoets, want leven hier niet ook beschermde diersoorten? „Steenmarters, vleermuizen, een bosuil.”
En dat is waar het ook Norine van Galen toch vooral om gaat. „Je wilt vechten voor je plekje, maar vooral voor het park. En voor de dieren.”
De wereld is vergeven van de plastics. Sinds de uitvinding van de kunststof hebben de productie en het gebruik ervan een enorme vlucht genomen. Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is de plasticproductie vertweehonderdvoudigd, de laatste twintig jaar vond nog een verdubbeling plaats. Experts verwachten dat het de komende jaren alleen nog maar sneller zal gaan met de productie. De kracht van plastic is juist ook zijn zwakte: het beschermt perfect tegen invloeden van buiten, maar is niet of nauwelijks op natuurlijke weg af te breken.
De gevolgen zijn overal desastreus zichtbaar: plastic zakken vervuilen het straatbeeld, in zee drijven gigantische eilanden van aan elkaar geklonterd plastic. Recent werd een walvis gevonden die 29 kilo plastic in zijn maag had, tot aan hele jerrycans toe.
Nog groter is het probleem van de microplastics: plastic valt uiteindelijk uiteen in hele kleine deeltjes, die onbedoeld letterlijk overal in gaan zitten. Het is aangetroffen in moedermelk, in honingbijen, in hondentestikels, in appels, in vers gevallen sneeuw op Antarctica. De uitstoot van microplastics in het milieu wordt geschat op tussen de 10 en 40 miljoen ton per jaar.
Het traditionele plastic is van oorsprong een restproduct dat gemaakt kan worden uit ruwe olie of gas. Juist nu de vraag naar fossiele brandstoffen op de golven van de elektrificatie van het wagenpark gaat afnemen, stappen olieconcerns actief over op het maken van plastics. Bedrijven als Shell openden de afgelopen jaren wereldwijd honderden fabrieken, die tonnen plastics uitspuwen, vooral bedoeld voor eenmalig gebruik.
Hier gaat iets grondig mis. Door de mega-investeringen van de oliebedrijven (400 miljard dollar de afgelopen jaren) is nieuw plastic goedkoper en kwalitatief vaak ook beter dan gerecycled plastic. De markt voor gerecycled plastic heeft de afgelopen jaren dan ook een flinke knauw gekregen: alleen al in Nederland gingen dit jaar vijf placticrecylaars failliet. Hergebruik kan economisch gezien domweg niet uit.
Ecologisch is dat rampzalig. Nu al belandt het overgrote deel van het plastic na gebruik op de vuilstort of in de verbrandingsovens. Slechts 9 procent wordt hergebruikt.
Deze week begint in de Zuid-Koreaanse stad Busan de cruciale vijfde en laatste onderhandelingsronde om in VN-verband tot een mondiaal plasticakkoord te komen. Zo’n 175 landen nemen eraan deel, en het doel is helder: voorkomen dat de plasticproductie de komende jaren wederom verdubbelt.
Zoals te verwachten zijn het met name de landen met grote oliebelangen die een oplossing frustreren. Saoedi-Arabië en Rusland bijvoorbeeld willen niets weten van productiebeperkingen en zoeken de oplossing in het beter opruimen van plasticafval. Van China en de VS is ongewis of zij zich achter een plasticplafond zullen scharen, maar de verkiezing van Donald Trump in de VS belooft weinig goeds.
Terwijl de weg naar een schonere toekomst niet zo heel ingewikkeld uit te stippelen is: de productie van nieuw plastic zal moeten krimpen. Dat kan door af te dwingen dat een percentage (bijvoorbeeld 40 procent) van elk nieuw plastic product uit gerycled plastic moet bestaan. Ook het stimuleren van alternatieven zoals bioplastics, die wel afbreekbaar zijn, kan enorm helpen. En ja, ook meer nadruk op recyling en het verminderen van plastic zwerfafval via bijvoorbeeld statiegeldsystemen gaan helpen. Maar de kraan moet eerst dicht voordat het dweilen zin heeft.
Breed lachend staan ze op een selfie: Geert Wilders stralend naast zijn geestverwant Viktor Orbán. Ja, de Hongaarse sterke man die tegen de Joodse filantroop George Soros een antisemitische lastercampagne voerde die critici als Michael Ignatieff deed denken aan de Völkischer Beobachter.
Hoe serieus moet je dan een PVV-kabinet nemen dat de strijd tegen antisemitisme zegt te willen aanbinden? Dat zich al heeft overgeleverd aan het Israëlische narratief over het anti-Joodse geweld in Amsterdam, dat rechtsongelijkheid op grond van afkomst serieus overweegt en dat geen benul lijkt te hebben van de giftige wisselwerking tussen antisemitisme, filosemitisme, (anti)zionisme en Israëlische Staatsräson?
Zou Marjolein Faber weten dat in de ‘omvolkingstheorie’ die zij huis, tuin en keuken vindt, echo’s klinken van de Protocollen van de Wijzen van Zion? Misschien nóg een boek kopen, na Migratiemagneet Nederland. Ook ontbreekt in de aanpak van het kabinet afdoende aandacht voor de effecten van de kredietcrisis, die wereldwijd anti-Joodse stereotypen nieuw leven inblies. Die werd gevolgd door de corona-jaren, met hun anti-vaccinatie-variaties op het Joodse wereldcomplot. Zou ex-NCTV-chef Schoof het blad Gezond Verstand, voor al uw tweewekelijkse paranoia, wel eens hebben doorgebladerd bij zijn lokale Bruna? Alsnog doen, Dick! (liever geen abonnement nemen).
Ik wil maar zeggen, er zijn genoeg sluimerende ‘autochtone’ bronnen van antisemitisme waar het kabinet eveneens nodig naar zou mogen kijken.
Zo voelt het dus om je regering te wantrouwen. Toch nog verbinding – in ontgoocheling
Maar ook apologeten die in de Mokumse scooterknokploegen een gemotoriseerde vorm van dekolonisatie zien, kunnen de slingers beter binnen halen. Oplaaiend antisemitisme is een keihard feit. Van Europa tot de VS (‘Jews will not replace us’) en het mondiale Zuiden. Ja, ook onder moslims. Dat erkennen is nog niet Mona Keijzer gelijk geven.
Dit is het funeste: er rukt in Nederland en elders een islamofoob rechts-radicalisme op dat zich ‘vriend van Israël’ noemt en briest over antisemitisme, maar tegelijkertijd de balk in eigen oog niet ziet. Met rugwind van de extremistische regering-Netanyahu, die uit politiek machiavellisme de ophef aanmoedigt.
En dus doet dit kabinet, dat voortstrompelt als een verwarde dakloze, niet wat het als vriend van Israël óók zou moeten doen: zich steviger uitspreken tegen de onophoudelijke ellende in Gaza. Kenners noemen die genocide, maar je kunt al te rade gaan bij de bedenker van de term, de jurist Raphael Lemkin. Genocide is niet alleen of per se totale uitroeiing, maar systematische vernietiging van een gemeenschap.
Maar dit kabinet trekt liever paspoorten in.
Zo voelt het dus om je eigen regering te wantrouwen, een ervaring die in Nederland al jaren breed wordt gedeeld. Kijk aan, toch nog iets van verbinding – in ontgoocheling.
Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een column.
Toen de sportpsychologie in Nederland nog in de kinderschoenen stond, zweerden veel topsporters bij Ted Troost. De deze maand op 88-jarige leeftijd overleden haptonoom had op het EK van 1988 en het WK van 1990 de halve selectie van Oranje in handen. Met wisselend succes, zou de cynicus kunnen denken. Na het EK-goud in West-Duitsland volgde roemloze uitschakeling op het WK in Italië.
Ted Troost werd door de opeenvolgende bondscoaches Rinus Michels en Leo Beenhakker oogluikend binnengelaten in het hotel van Oranje. Bondsarts Frits Kessel vond hem misschien een kwakzalver, maar moest zich schikken vanwege het teambelang. De vedetten Ruud Gullit, Marco van Basten en Hans van Breukelen zeiden er baat bij te hebben. Net als Johan Cruijff en Willem van Hanegem, Wimbledonkampioen Richard Krajicek, de schaatskampioenen Hein Vergeer en Yvonne van Gennip en vele anderen.
Over zijn slechte contact met Kessel zei Troost in 2022 tegen Voetbal International: „De bondsdokter háátte me. Logisch. Ik was toch een bijdehand ventje geworden. En ik deed dingen die hij niet kon uitleggen. Maar driekwart van het elftal wilde door mij worden geholpen. Michels stond het oogluikend toe.”
Tennisleraar
De geboren Rotterdammer Troost was korte tijd tennisleraar, voordat hij fysiotherapie ging studeren. Al in de jaren 60 werd hij gegrepen door haptonomie en ging hij in de leer bij grondlegger Frans Veldman. In zijn bestseller Het lichaam liegt nooit uit 1989 schreef hij wat zijn therapie behelsde. „Het is een geneeswijze, die mensen via hun gevoel confronteert met de emotionele problemen die aan hun kwaal ten grondslag liggen. Door de aanraking wordt opnieuw geleerd te voelen. Daardoor ontdooit het bevroren gevoel van binnen.”
In 1988 legde hij een NRC-verslaggever uit hoe de surfplank van Martine van Soolingen een verlengstuk van haar lichaam moest worden. Haar houding zou verkeerd zijn, waarna Troost staande op haar rug aangaf hoe het wel moest. „Zoals hij op mij ging staan, zo zou ik op de plank moeten staan. Hij leerde me ontspannen waardoor het geen pijn deed als hij op mij stond”, liet Van Soolingen optekenen in het boek.
Drievoudig olympisch kampioene Yvonne van Gennip zei zich mentaal weerbaarder te zijn gaan voelen dankzij Troost, vertelde ze een jaar na haar goldrush in Calgary. „De eerste keer hebben we niet zoveel gepraat, maar heeft hij me dingen laten voelen. Dan trekt hij je aan je nekvel, laat je stuiteren en probeert je te laten voelen wat voelen eigenlijk is”, aldus Van Gennip. Minder tevreden was wielrenner Jacques Hanegraaf. Zijn boosheid was volgens Troost terug te voeren op een moeilijke jeugd. Hanegraaf liet zich niet meer zien.
Niet onomstreden
Troost was een begrip in sportkringen, maar niet onomstreden, net als zijn leermeester Veldman. In NRC sprak Frits Abrahams in 1989 met oud-patiënten over de werkwijze van beide haptonomen. Seksualiteit was een belangrijke factor in hun medische denken, vertelden zij. Veldman gaf naakt demonstraties en bij Troost, die na ruzie voor zichzelf was begonnen, werden cursisten in het kruis gegrepen.
Ongewenste intimiteiten of niet, Oranje-doelman Van Breukelen legde aan de vooravond van het mislukte WK in 1990 in NRC uit welke positieve invloed Troost op hem had: „Ted heeft me laten zien dat ik waardering voor mezelf behoor op te brengen. Verder moet ik mezelf accepteren zoals ik ben met alle positieve en negatieve punten. Voor mijn eigen bestwil sta ik nu open voor bepaalde dingen zoals kritiek. In het verleden kon ik me mateloos ergeren aan wat er over me geschreven en gezegd werd, als ik weer eens niet naar behoren had gepresteerd. Daar kan ik nu mee omgaan. Als ik vroeger een blunder maakte, kon ik daar een week mee zitten. Nu ga ik dat relativeren en me afvragen wat er precies is fout gegaan.”
‘Elkaar aanvoelen, letterlijk’
Behalve Van Breukelen kwamen de WK-gangers Joop Hiele, Adri van Tiggelen en Gerald Vanenburg in de behandelkamer van de haptonoom. In Voetbal International legde hij zijn werkwijze tijdens het WK uit. „Toen heb ik nog vier van die voetballers op elkaar gelegd. Over zulke dingen dacht ik niet na, ik voelde gewoon wat er diende te gebeuren. Soms legde ik ze op elkaar, soms liet ik ze bij elkaar op schoot zitten. Dat zorgde voor meer zelfvertrouwen en voor verbinding in het team. Ze moesten elkaar aanvoelen, letterlijk. Daar is niets spiritueels aan”, aldus Troost. „Het is net als wanneer je een kind op schoot neemt. Je versmelt. Ook een voetballer heeft geborgenheid nodig. Leg de as op elkaar en je elftal wordt veel hechter. In 1988 is het gebleken.”
Maar op het WK in 1990 dus niet, zo bleek een paar weken later toen Oranje vroegtijdig werd uitgeschakeld. De toenmalige bondscoach Beenhakker, die tegen de zin van de meeste en belangrijkste internationals van het bondsbestuur de voorkeur had gekregen boven Cruijff, hoopte met de komst van de haptonoom de ‘onwillige honden’ aan het voetballen te krijgen.
Beenhakker in NRC: „Wat ik persoonlijk van Troost vind, is niet interessant. In dit circus zoekt een speler zekerheid. De een doet dat via een gesprek met zijn vrouw, de ander zakt een avondje door, de derde zoekt deskundige hulp. Mijn zegen hebben ze.”
Ted Troost was getrouwd met oud-toptennisster Marianne van der Torre, met wie hij drie dochters kreeg.
Vorige week uitte VVD-leider Dilan Yesilgöz tegenover leden stevige kritiek op het verschijnsel religie in het algemeen en in het bijzonder op „geloof dat een georganiseerd of politiek karakter krijgt”. Met dat laatste doelde zij vooral op het „islamisme”, maar de strekking van haar woorden is onvermijdelijk breder. Immers, ook christelijke groepen hebben zich in Nederland politiek georganiseerd (CDA, SGP, ChristenUnie). Die zouden dus ook, volgens Yesilgöz, „heel gevaarlijk” moeten zijn. Geloof is volgens haar prima, maar alleen achter de voordeur van het privéleven. En met dit pleidooi meent zij ook nog eens „op de lijn van Bolkestein” te zitten. Met deze uitspraken van Yesilgöz zijn we in werkelijkheid ver verwijderd geraakt van wat de partij zelf steeds in haar beginselen verwoordde, van de opvattingen van good old Frits Bolkestein zelf en van liberale historici en politiek filosofen van naam.
Het ‘beginselprogram’ van de VVD uit 1948 beleed dat de grondslagen van de Nederlandse beschaving wortelen in het christendom en dat de christelijke geest ons volk de waarde en de vrijheid van de mens en zijn verantwoordelijkheid liet beseffen. Door versterking van deze christelijke geest zouden zedelijke ontworteling en geestelijk nihilisme worden overwonnen. In de jaren zestig en zeventig stelde het program dat de geest van christendom en humanisme ten grondslag ligt aan de westerse samenleving in het algemeen en aan de Nederlandse samenleving in het bijzonder en dat moest zo blijven. In 1980 verdween deze expliciete verwijzing, maar in het meest recente beginselprogramma, uit 2008, staat opnieuw de erkenning dat de „joods-christelijke traditie” samen met het humanisme en de Verlichting het „beschavingsfundament” van onze nationale identiteit vormt.
Geheel in overeenstemming met deze lijn benadrukte Bolkestein, die partijleider was van 1990 tot 1998, dat een liberale samenleving een cultureel fundament vóóronderstelt. Dat fundament was de christelijke traditie. Dat fundament werkte ook op essentiële wijze door in het publieke leven. Het is niet de vraag of het geloof een plaats heeft in het publieke en politieke leven, maar hoe dat verantwoord kan. Met die laatste vraag onderscheidt het christelijke Westen zich vooral van de islam.
Nihilisme
De liberale politiek filosoof Larry Siedentop (Oxford) heeft in zijn beroemde boek Inventing the Individual (2014) op overtuigende wijze laten zien dat het seculariserende Westen zijn eigen geschiedenis op tragische wijze heeft misverstaan. Siedentop toont ons dat het christendom inzichten heeft aangedragen waarvan het liberalisme de politieke vrucht is – zolang het zich daarvan bewust blijft en deze wortel niet doorsnijdt. Te denken valt bijvoorbeeld aan de gelijke waardigheid van het individu, de onvervreemdbare bescherming van het geweten, persoonlijke vrijheden en het onderscheid tussen geestelijke en wereldlijke macht. Het zijn juist die belangen die door de nieuwe lijn van de VVD in de knel komen. Yesilgöz kiest voor de weg van ontworteling en nihilisme, zo zouden de opstellers van de oude VVD-beginselprogramma’s concluderen.
De VVD loopt voorop om vrijheden onder kritiek te stellen
De publieke ontboezeming van Yesilgöz illustreert niet alleen het misverstaan van de eigen liberale wortels en partijgeschiedenis, het reflecteert ook bredere ontwikkelingen in de liberale democratie. Zaken die ons tien of twintig jaar geleden nog lachwekkend hadden geleken, zijn nu realiteit. Er kan bijvoorbeeld geen duidelijker indicatie zijn dat zelfs de gewetensvrijheid in Europa weer onder druk staat dan het verbod om in de buurt van een abortuskliniek in stilte in zichzelf te bidden. Toch heeft het in Engeland inmiddels kracht van wet en het legt burgers boetes op. Wie in Nederland bij zulke situaties van de VVD een fervente verdediging zou verwachten van wat ons vanouds eigen was en wat ons gevormd heeft, kijkt lelijk op zijn neus. De Volkspartij voor vrijheid en democratie loopt voorop om vrijheden onder kritiek te stellen.
De openlijk aangekondigde koerswijziging brengt ons terug naar minder florissante tijden in de geschiedenis. De VVD die de draad van de christelijke traditie doorsnijdt houdt uiteindelijk niet meer over dan een bosje droogbloemen. Dat betekent voor de liberale democratie een dorre boel en het is een vreeswekkend perspectief. Laten we liever bij alle fundamentele verschillen weer stevig investeren in een gezamenlijke herbronning. Dat belooft ons werkelijk een bloeiende, vrije samenleving.
Lees ook
Wie houdt van een veelkleurig Nederland omarmt artikel 23