Op Instagram zag ik een vrouw met honderdvijftigduizend volgers, die foto’s deelde van haar opbollende buik en van een echo. Maar de vrucht bleek niet meer in leven, zo schreef ze eronder. Wat een vrolijke aankondiging had moeten worden, verwerd tot een bericht vol verdriet. De uitdrijving, zo zei de vrouw, moest nog plaatsvinden. Ze wilde er toch al iets over schrijven, want „dit meemaken voelt niet meer goed om alleen te ervaren”. En „juist omdat ik de positieve dingen ook altijd met jullie deel, wil ik ook graag de dingen met jullie delen die minder positief zijn”. De curettage was morgen, deelde ze later op de dag.
Voorzichtigheid is hier gepast, omdat ik de intimiteit van het bericht en de zwaarte van het onderwerp niet wil inzetten om iets aan het verdriet van deze vrouw af te doen. Bovendien hoeft zij zich natuurlijk nergens over te schamen: de miskraam moet uit de schaduw.
Maar ik vraag me wel af wanneer we zijn doorgeschoten naar een wereld waarin er geen tijd meer lijkt te bestaan tussen een (ernstige) gebeurtenis in de privésfeer en het delen daarvan met alles en iedereen. Let u er maar eens op: werkelijk overal, in podcasts, op social media, in essays, is er een tendens het leven in al zijn grilligheid direct te serveren, zonder filter, zonder bedachtzaamheid, waarbij een publiek zich slechts kan verheugen op het mogen aanhoren van onverbloemde intimiteiten.
„Literatuur die zeer kort op de pijn of het geluk geschreven wordt, is geen goede literatuur, maar therapie. En therapie is niet iets waar je een publiek mee lastig moet vallen.” Zo sprak een docent literatuurwetenschap ons klasje ooit toe. Daarna prees ze L’amant van Duras, om het door de tijd ingedikte, misschien wel gestolde verlangen van de vijftienjarige auteur, nu bezien door de ogen van een volwassen vrouw. Om dezelfde reden vond ze L’occupation van Annie Ernaux een mislukking. Ook daar een verhaal van verlangen, dit keer naar een ex die een nieuwe vriendin heeft, maar dan (ogenschijnlijk) direct op de werkelijkheid geschreven, met schelle uithalen en eerstelijnsgedachten waar een lezer niet per definitie veel aan heeft.
Influencers en andere mediapersoonlijkheden leven van zichzelf. Dat wil zeggen: hun leven is hun werk en daarbinnen zijn ze regisseur, personage en producent ineen. Daardoor ontstaat er een enorme verplichting om content te blijven maken en wordt het privéleven continu door die bril bekeken en direct opgediend. Bij succes zien mensen zichzelf steeds meer als voorganger, en daardoor ervaren zij een verantwoordelijkheid naar hun publiek. Ze mogen misschien wel alles weten. Ze staan misschien wel net zo dichtbij als je geliefden, met als verschil dat zij zwijgen terwijl jij praat.
Ik weet door mijn werk hoe het is om iets van mijn intieme leven met een publiek te delen, maar tussen gebeurtenis en tekst probeer ik rijping, inkadering, afweging in te bouwen. Mijn tranen zijn te heet om aan vreemden te geven. Ik laat ze liever eerst afkoelen of opdrogen.
De momenten van isolatie in het oog van de storm, van terugtrekken en met geliefden kauwen op de pijn, zijn belangrijk voor een mens. Ze houden ons in balans en geven ons tijd om te reflecteren en betekenis te genereren.
Wat doet het eigenlijk met je, als je ook op je zwartste dag het hele land bij je over de vloer uitnodigt?
Wacht gewoon even. Wacht voor je toekomstige zelf, die wel helder kan denken.
Wacht, en boetseer je verdriet.
Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.
De wereld staat in brand en de Europese Unie doet er zes maanden over om een nieuw parlement te kiezen, nieuwe leiders van Europese instellingen aan te wijzen en een nieuw dagelijks bestuur (de Europese Commissie) te benoemen. Zes maanden – deze week werd de nieuwe Commissie eindelijk goedgekeurd door het parlement. Die eindeloze benoemingsprocessen zijn democratischer dan in sommige lidstaten. Waar worden premiers en kandidaat-ministers voor hun aantreden door het parlement gemangeld? Niet in Nederland, in elk geval. Dit maakt Brussel, weleens ’s werelds saaiste hoofdstad genoemd, politiek en levendig. Zo werden de Hongaarse, Spaanse en Italiaanse kandidaat-Eurocommissarissen keihard afgedroogd tijdens hun hoorzittingen in het parlement. Politieke groeperingen speelden blufpoker. Alles ging feller en emotioneler dan voorheen.
Leve de democratie in Europa, dus, eindelijk? Nou, nee. Er is zeker meer politiek drama in Brussel dan voorheen. In een Europa dat van alle kanten wordt bedreigd en niet alleen meer vergadert over visquota en chemische richtlijnen maar ook over gevoelige thema’s als defensie en de rechtsstaat, hebben burgers daar ook zeker (iets) meer belangstelling voor dan vroeger. Toch kun je na deze marathon niet zeggen dat de democratie gezegevierd heeft. Er is namelijk maar één winnaar: de lidstaten. Oftewel, de regeringsleiders. Zij worden toch al steeds machtiger in Brussel, omdat ze het parlement juist bij die gevoelige thema’s vaak buitenspel zetten. Dat trekt de verhoudingen in Europa scheef.
Het goede nieuws is, allereerst, dat de regeringsleiders ditmaal capabele leiders bij de Europese instellingen hebben benoemd: António Costa (de Raad), Ursula von der Leyen (de Commissie), Kaja Kallas (Hoge Buitenlandvertegenwoordiger) en Roberta Metsola (het parlement). In barre tijden is het fijn om te weten dat daar geen halvegaren zitten maar mensen die hebben bewezen dat ze wat kunnen.
Eurocommissarissen worden door de lidstaten benoemd – elk heeft er één. Voor Commissiepresident Ursula von der Leyen een fait accompli: er zitten altijd wel een of twee lastpakken of idioten tussen waar ze dan mee moet werken, hartelijk dank. Ditmaal dacht ze slim te zijn en landen te vragen om twéé kandidaten te sturen, een man en een vrouw. Zo zou ze, onder het mom van ‘pariteit’, nog enige keus hebben. Dat mislukte grandioos. Veel lidstaten zagen dit als een greep naar meer macht. Ze stuurden één kandidaat, basta. Daar moest ‘VDL’ het mee doen.
Het hele najaar werd vervolgens in beslag genomen door de parlementaire hoorzittingen en beoordeling van de kandidaat-commissarissen. Normaal ziet het parlement die zittingen als dé kans om met zijn spierballen te rollen. Door een paar kandidaten af te wijzen, geeft het sommige lidstaten de middelvinger. Elke keer sneuvelen er –- soms terecht, soms onterecht – wel een paar. Maar ditmaal brandden de politieke families van rechts en links elkaars kandidaten (en dus regeringen) zo hard af, dat de boel muurvast kwam te zitten. Toen dreigden de Spaanse conservatieven de Spaanse, socialistische kandidaat-commissaris (die een sterke hoorzitting had) te torpederen omdat ze als minister verantwoordelijk zou zijn voor de grote overstromingen in Valencia. Ze deden dit om de aandacht af te leiden van de conservatieve gouverneur van Valencia, die thuis onder vuur lag. Alle Europese conservatieven steunden hen. Uit wraak dreigden de socialisten – geleid door een Spaanse – twee radicaal-rechtse kandidaten te vetoën die werden gedekt door de conservatieven.
Zo werd dit Europese proces gekaapt door een Spaanse ruzie. Niveau kindercrèche: de hele Commissie dreigde afgewezen te worden. Uiteindelijk trokken de regeringsleiders de boel vlot: Viktor Orbán, Giorgia Meloni en Pedro Sánchez wilden hun eurocommissarissen redden en dwongen hun politieke families in het parlement in te binden. Zo kwamen alle eurocommissarissen door de ballotage, ook diegenen die het amper verdienden. Wat een blamage voor het parlement.
Bien joué, zouden de Fransen zeggen: goed gespeeld van de regeringsleiders. Maar met een gezonde Europese democratie waarin alle Europese instellingen zich verantwoordelijk gedragen, heeft dit helaas weinig te maken.
Sytse (65, registeraccountant), mag nog niet in het busje slapen, en dat is oké – hij is een geduldige man – maar oh… wat wíl hij het graag. Je ziet het verlangen in zijn ogen wanneer Marion (64, buseigenaar) ’s ochtends de deur van haar witte busje opent om hem een goede morgen te wensen. Zelf is hij voor de derde ochtend op een rij wakker geworden in een zwart tentje in Midden-Spanje, net groot genoeg voor één persoon, een meter of anderhalf van Marions busje verwijderd. Zo dichtbij. Zo ver weg.
Bij Marion voelt Sytse zich op zijn gemak. Plezier hebben ze ook. „Never a dull moment”, zegt Sytse. Marion vindt hem op haar beurt een leuke vent; ze is voorlopig niet van plan om hem retour te sturen naar Nederland. Maar door de nachtelijke scheiding lijkt Sytse daar nog niet zo zeker van. „Sytse heeft me vannacht berichtjes gestuurd”, vertrouwt Marion de kijker toe. „Hij is bang dat hij misschien vandaag of morgen terug naar huis moet. Hij heeft me alvast bedankt voor de hele fijne tijd; dat hij het heel bijzonder vindt…” En verder? Wat stond er verder in de berichtjes? „’Welterusten”’, vertelt Sytse tijdens zijn één-op-éénmomentje met de camera. Hij houdt zijn handen op zijn rug en glimlacht quasi-onschuldig. „En misschien nog een kusje erachteraan. Dat zou kunnen.”
Met Sytse is Onderweg naar liefde (KRONCRV) een klassiek datingshowpersonage rijker: de ouwe boef. De ouwe boef is doorgaans een man, vaak 65+, altijd zeer volhardend in zijn zoektocht naar (fysiek) contact en bovendien een absoluut feest om naar te kijken. Cruciaal aan de ouwe boef is dat hij tijdens zijn queeste nooit echt over de schreef gaat: zijn toenaderingspogingen beperken zich over het algemeen tot een handje op een rug, een onhandig compliment, of – in zijn meer vindingrijke episodes – nachtelijke appjes met verborgen boodschappen. Later vertelt hij dan met pretoogjes voor de camera over de vooruitgang die hij heeft geboekt, of die hij nog vurig hóópt te boeken. Want de ouwe boef is snel verliefd en moeilijk klein te krijgen.
Vooral van dat laatste aspect van de ouwe boef is Sytse het toonbeeld. Vóór Onderweg naar liefde deed hij namelijk al aan vijf andere datingshows mee, zo meldde RTL Boulevard. Eerder was Sytse te zien in Lang leve de liefde (Talpa), First dates (BNNVARA), Love for the campsite (ONS) en Date smakelijk (Talpa). En bij de Duitse versie van First dates (Ein Tisch für zwei), toen het in Nederland maar niet wilde lukken. Maar in Duitsland sloeg de vlam blijkbaar ook niet over, dus is Sytse nu naar Spanje uitgeweken, waar hij Marion hoopvol blijft vragen of hij allicht ook eens in haar busje kan slapen. Donderdag zat het er nog niet in. Wel mocht hij wat aarde van haar achterwerk vegen bij een uitje in het bos. „Ik zou me wel kunnen voorstellen dat Marion en ik… ja… toch in een relatie gaan stappen”, dacht Sytse aan het eind van hun vierde dag samen. Houd moed!
Gilles de la Tourette
In Nederland werd ondertussen ook in voertuigen overnacht, alleen was de reden daarvoor een stuk grimmiger. In de indrukwekkende docuserie Thuiszoekers (HUMAN) worden zes jongeren gevolgd die geen vaste woonplek hebben. Bij hun ouders kunnen ze om uiteenlopende redenen niet terecht, en op de woningmarkt wil het ook niet lukken. Sommigen verloren eerder hun werk door ziekte, waarna ze ook hun onderkomen niet meer konden betalen. Hulp krijgen ze lang niet altijd: je bent ‘zelfredzaam’, dus red jezelf maar. Voor sommige jongeren betekent dat dat ze bij vrienden op de bank slapen, of in een nachtopvang, of simpelweg op straat.
Of in een auto, zoals William (31) al zeven maanden deed. Zijn Gilles de la Tourette kostte hem zijn baan als judoleraar. Al zijn aandacht was nu gericht op een potentiële woning, maar de vrouw die hem het doorslaggevende woord moest geven belde hem maar niet terug. De stille scènes vanuit zijn auto voelden troosteloos. De eindeloze onzekerheid, de lege pakken ijskoffie, zijn rode ogen gericht op het stuur. Alles waar William om vroeg was een bed om in te slapen. Een écht onderkomen. Het deed zeer om te zien hoe lang hij daar al op wachtte.
‘I’m out,” schreef klimaatwetenschapster Valérie Trouet afgelopen week. Ze heeft genoeg gewaarschuwd voor de totale ontwrichting die op ons afkomt. Ze heeft genoeg gezien dat met die waarschuwingen niets gedaan wordt. „Het zijn uw kinderen, bescherm ze zelf”, schreef ze. De COP29 liep intussen op een klucht uit. Klimaatfinanciering stond centraal, dus lieten rijke landen, altijd al verantwoordelijk voor de grootste uitstoot, de arme landen in de stront zakken. Om die stemming erin te houden, keek ik naar Buy Now!, de nieuwe Netflixdocumentaire. Die laat zien hoe Amazon, Apple en in hun kielzog alle multinationale webwinkelduivels en telefoon- en modefabrikanten, uitsluitend geven om groeiende verkoop. Daarom streven ze naar producten die zo kort mogelijk meegaan. Hoe hoger de verkoopcijfers, hoe hoger de afvalhoop. Verbrand, in zee of op een berg, het kan de groeigoeroes niet schelen waar hun zooi terechtkomt, als die maar langs de kassa gaat voor die vervuiling wordt.
„Met zonnepanelen en recycling gaan we dit niet oplossen”, zei een andere klimaatwetenschapper. „Recycling is bijna altijd een wassen neus”, zei de plasticexpert.
Vroeger had dit alles mij hopeloos verdrietig gemaakt. Nog steeds wel, maar het verdriet is niet langer uitzichtloos. Extreme hitte, zeespiegelstijging en vernietiging van ecosystemen zal in haar vaart ook deze consumptiemaatschappij meenemen. Onze winkelcentra, vleesindustrieën en raffinaderijen: een paar goeie tornado’s of overstromingen en weg zijn ze. Hoe sneller onze predatorenbeschaving eraf ligt, hoe sneller de overgebleven natuur kan herstellen. Extreme weerfenomenen zijn zo bezien niet de vijand, maar de remedie.
Mijn enthousiasme over dit uitsterfoptimisme zorgt dat ik, na jaren aan de grond, vliegreizen weer overweeg. Terugvallen naar zuivel en dieren eten zal ik niet, omdat ik niet wil dat dieren door mijn toedoen lijden. Maar vliegen? Fast fashion? Een nieuwe telefoon – al doet de oude het uitstekend? Hoe sneller we de pijp uitgaan hoe beter. Ik prop nog net geen plastic in de papiercontainer om bij te dragen aan de versnelling, maar ik kan niet garanderen dat ik de verleiding blijf weerstaan de nabijgelegen kledingcontainer in de gracht te kiepen. In hyperconsumistisch Nederland zou dat, zij het voor even en zeer kleinschalig, zichtbaar maken wat we Afrika flikken.
Het lukt me in het ondergangsoptimisme nog niet een term te vinden waarmee ik verwante zielen kan zoeken. Doomerism is al geclaimd door mensen die de ondergang als onafwendbaar zien, al verwelkomen doomers die ondergang niet. Met zoektermen als ‘positief’ en ‘klimaatverandering’, kom ik uit bij mafklappers die denken dat dit nog goedkomt met hennepgympen, kartonnen wegwerpbekers en elektrische auto’s waarmee ze dan in de Black Friday-file staan. Toch moeten ze er zijn, die friends of extinction, extinctieknuffelaars of klimaatveranderingfans. Die individuen die elke keer dat de mensheid een opdoffer van klimaatverandering krijgt, stilletjes juichen.
Een van de somberste personages in de Nederlandse literatuur merkte over tradities op: „Ik geloof soms dat de koppigheid waarmee mensen aan tradities vasthouden, voldoende is om iedere hoop op te geven dat de mensheid door rationele maatregelen gelukkiger zal worden.” Alfred, het sombere personage uit de roman Nooit meer slapen, kreeg ongelijk: het sinterklaasfeest is het bewijs dat koppigheid al binnen één generatie een minderheid kan worden.
Het is nog geen vijftien jaar geleden dat de leus ‘Zwarte Piet is Racisme’ en het actiecomité Kick Out Zwarte Piet (KOZP) met publieksacties het idee van Zwarte Pieten tegen het licht hield. De eeuwenoude traditie die in de Middeleeuwen begon als katholiek festijn, kreeg vanaf 1850 een zwarte knecht en vierde vanaf 1888 het feest voor het eerst met een intocht waar volgens het Venloosch Weekblad „engelen en knechten” snoep gooiden uit naam van „de Grijze man”. Na bijna 175 jaar aanwezigheid van een Piet die zwart was, bestempelde een VN-werkgroep in 2014 de viering van Sinterklaas als een uiting van racisme die bestreden moest worden via het onderwijs. De werkgroep concludeerde toen dat de traditie van een zwarte knecht achterhaald was. De Franse jurist Mireille Fanon-Mendes-France, voorzitter van die groep, zei dat ze verrast was „dat veel mensen niet inzien waar het probleem ligt”.
Die conclusie is binnen tien jaar zo goed als weerlegd, mede dankzij KOZP. Dat actiecomité heeft niet alleen al die jaren het racistische kader van het feest getoond, maar heeft ook het lef om nu te stoppen met de acties. De dertig demonstraties die tot 5 december gepland stonden werden vanaf vorige week gestaakt.
Inzicht
Dat besluit is om twee redenen te prijzen. In de eerste plaats omdat in de meeste gemeenten de demonstraties niet meer nodig blijken, omdat de meeste mensen inmiddels wel inzien waar het probleem ligt. Piet is zelden nog zwart, de kromme praat en andere stereotype uiterlijke verwijzingen zijn grotendeels van de baan. Zulk maatschappelijk inzicht binnen één generatie geeft aan hoe goed de bewustmaking van KOZP en vergelijkbare initiatieven hebben gewerkt. Dat tradities uitstekend in stand zijn te houden, ook als je ze aanpast door niet meer met kindergeweld te dreigen en slaafgemaakten in te zetten, toont Sinterklaas. Het kinderfeest is er nu daadwerkelijk voor elk kind.
Minstens zo te prijzen is dat KOZP door te stoppen met demonstraties het pietendebat depolariseert, terwijl in de samenleving het minste geringste al leidt tot verdere polarisatie. KOZP zoekt verbinding terwijl de grootste regeringspartij nog voor Zwarte Piet strijdt. En KOZP kiest voor rationaliteit terwijl leden van een extraparlementair kabinet met elkaar over straat rollen, elkaar de maat nemen op sociale media en samen zoekende zijn in een antwoord op de vraag wanneer iets racistisch is.
KOZP-leden gingen theedrinken met gemeenten en zien dat het voor gemeenten en intochtcomités soms niet makkelijk is om veranderingen in hun sinterklaasfeest door te voeren omdat ze ook rekening moeten houden met de „achterban en mogelijke intimidatie”, zoals ze in hun persbericht schrijven. Ze zien dat er wordt gestreefd naar een „inclusieve intocht”, en zien dat er een onnodig grote wissel wordt getrokken op politie en hulpdiensten wanneer demonstranten het recht op een zwarte piet opeisen. De leden van KOZP zien dat er behoefte is aan „ruimte en rust” in een tijd dat die twee ver te zoeken zijn, én omdat ze weten dat tradities en koppigheid ondanks alles op sommige plekken nog steeds goed samengaan.
Het begint in 2011 als Mark Woerde (1973), eigenaar van het Amsterdamse reclamebureau Lemz, in de krant leest dat charitatieve instelling Terre des Hommes kampt met overvolle opvanghuizen in de Filippijnen. Daar kunnen kinderen terecht die slachtoffer zijn van gedwongen webcamseks. Woerde biedt Terre des Hommes hulp van zijn bureau aan. Hij stelt voor in te grijpen bij de ‘vraagkant’ van het probleem: de veelal westerse mannen die kinderen vanachter hun computer seksuele activiteiten laten uitvoeren.
Woerde gaat op zoek naar informatie over het onderwerp. „Ik was allereerst benieuwd of het echt een probleem was”, zegt hij. „Ik ging achter de computer zitten en binnen vijf minuten zat ik al te chatten met een jochie. Hij had de leeftijd van mijn zoon toen, een jaar of acht. En die jongen zat daar niet om met mij te kletsen over school, maar om misbruikt te worden. Dat is hartverscheurend.”
Woerde formeert een team dat een list bedenkt om de misbruikers te ontmaskeren. Ze werken twee jaar aan een digitaal lokpersonage dat ze Sweetie noemen. Terre des Hommes steekt 300.000 euro in het project. Volgens Woerde dragen andere betrokkenen nog eens meer dan 1 miljoen euro bij. Met hulp van Sweetie ontmaskeren ze in 2013 duizend misbruikers, wier gegevens naar Interpol gaan.
Religieuze leiders
Als het project is afgelopen en in de publiciteit gebracht, wil Woerde het ook geestelijk afsluiten en aan een nieuw project beginnen. Dan hapert zijn lichaam, vlak nadat hij een uitzending van Peter R. de Vries over kinderhandel heeft gezien. Hij meldt zich bij het ziekenhuis met een hoge bloeddruk en hartritmestoornissen.
Dat voorval, en hoe Woerde daarna leerde zich staande te houden in de strijd tegen indringende problemen, brachten hem ertoe dit jaar een boek met tips uit te brengen. Creative Under Fire heet het. De ondertitel luidt: een survivalgids voor creatieve mensen om geestelijk overeind te blijven tijdens het oplossen van krankzinnige wereldproblematiek. De gedachte hierachter: doordat creatievelingen in hoge mate empathisch zijn, openstaan voor de buitenwereld en gevoelig zijn voor prikkels, kunnen al te heftige invloeden van buitenaf hen buitenproportioneel uit het lood slaan.
Zijn reclamebureau verkocht Woerde in 2016, waarna hij zich volledig richtte op LetsHeal, de ngo die hij in 2010 had opgericht. Die ontwikkelt ‘maatschappelijke’ initiatieven en ondersteunt goede doelen. Zo maakte Woerde een video waarin hij religieuze leiders een ‘boodschap van eenheid’ liet uitspreken. Het vergde veel tijd en doorzettingsvermogen om ook de paus en de dalai lama voor de camera te krijgen.
Extreme situaties
De survivalgids spreekt vooral vakgenoten aan, mensen in de reclame en marketing die hun tijd aan goede doelen willen besteden, maar is volgens Woerde voor iedereen die onrecht wil bestrijden of grote problemen wil oplossen. Het boek wil mensen helpen die in werken in extreme situaties, en die niet kunnen teruggrijpen op de protocollen en trainingen die hulpverleners, militairen of journalisten hebben.
Werken aan een betere wereld is een roeping geworden voor Mark Woerde. Dat dit pijn oplevert, is inherent aan zijn manier van werken. „Als ik bij een groot publiek aandacht wil vragen voor wereldproblematiek, moet ik de pijn van die situatie vangen en zo tastbaar mogelijk overbrengen. Voor mij geldt dan dat ik die pijn moet voelen en omarmen, om dat te gebruiken als energie voor een campagne. Dat is wel wat heftiger dan een beetje tijdsdruk wanneer je een reguliere commercial maakt.”
Woerde heeft er baat bij dat zijn compagnon Dennis van Aalst grotere projecten opknipt in kleinere taken, en die in een Excelbestand zet. In het boek is dat tip drie: small is great. „Het goede is dat het de emotie uit een project haalt. Dennis schreef bij de plannen voor Sweetie niet over het redden van Filippijnse kinderen, maar hij maakte deelgebieden zoals ‘onderzoek naar vraag en aanbod’. Dat opknippen en zakelijk hernoemen van losse onderdelen maakt het minder heftig en beter behapbaar.”
Met zijn boek wil Woerde niet alleen anderen helpen. Hij wil ook jongeren bewegen zich toe te leggen op het oplossen van grote problemen. Het boek staat vol adviezen over hoe je een project begint en welke technieken je kunt inzetten of verbeteren om goede resultaten te behalen. Begin klein, is een van de adviezen voor jongeren.
Kijk wat je kan doen in je straat, in je gemeente, binnen Nederland
Wie gelijk het klimaatprobleem wil oplossen of een oorlog beëindigen, loopt het risico snel op te branden, waarschuwt Woerde. „Kijk wat je kan doen in je straat, in je gemeente, binnen Nederland. Je doet dan de benodigde vaardigheden op, en het wordt vanzelf groter. Jongeren willen vaak te snel.”
Woerde geeft een voorbeeld uit zijn jeugd. Als tienjarige belde hij aan bij zijn overbuurman die raadslid was, omdat hij graag een BMX-baan wilde in zijn woonplaats. Het raadslid spoorde hem aan handtekeningen te verzamelen. Toen dat gelukt was, mocht hij zijn plan aan de wethouder voorleggen – die groen licht gaf.
Woerde gelooft in de inzet van jongeren, die minder vastzitten in conventies. „Het is een creatieve doodzonde om een goed idee dat iets kan oplossen niet te delen”, geeft hij hun mee. Persoonlijke obstakels zijn er om overwonnen te worden: „Je kan een beetje verlegen zijn, maar doe toch je best om je plannen te delen. Ga eropuit.”
De donkerbruine, bruisende frisdrank zit in een felrood blikje met witte, krullende letters – maar het is geen Coca-Cola. Het metaal is versierd met de Palestijnse vlag en ruitjes die de keffiyeh representeren. De maker van het cola-alternatief Gaza Cola belooft een „genocidevrije smaak”, de „echte smaak van vrijheid”.
Cola-alternatieven rezen als paddenstoelen uit de grond sinds de oorlog tussen Israël en Hamas ruim een jaar geleden uitbrak. Volgens pro-Palestijnse activisten is Coca-Cola betrokken bij „Israëlische oorlogsmisdaden” tegen Palestina. Op TikTok staan talloze video’s, sommige miljoenen keren bekeken, met de oproep om Coca-Cola te boycotten. Ook andere frisdranken die de gigant produceert, zoals Sprite en Fanta, zijn onderwerp van de aansporing.
Distributiecentrum op Westoever
Gaza Cola, vorig jaar in Londen opgericht door Osama Qashoo (43), is één van de merken die „schuldvrije” cola aanbiedt. Hij zag een „grote behoefte” aan een vervanger voor Coca-Cola bij mensen die het mierzoete drankje niet willen laten staan, maar tegelijk „niet medeplichtig willen zijn aan de genocide die plaatsvindt in Gaza”.
Centraal in de klacht van de activisten staat een distributiecentrum van een Israëlische franchiseondernemer van Coca-Cola. Die staat bij de plaats Atarot, een illegale Israëlische nederzetting op de bezette Westelijke Jordaanoever, zo bleek uit onderzoek van mensenrechtenorganisatie WhoProfits. De onderneming heeft ongeveer 40 procent van de Israëlische frisdrankmarkt in handen. Volgens activisten profiteert Coca-Cola daarmee financieel van de illegale bezetting en is het medeplichtig aan oorlogsmisdaden, omdat de franchiseondernemer belasting betaalt aan de Israëlische regering. Coca-Cola wil niet reageren op vragen van NRC over het centrum bij Atarot.
Onderzoeksbureau WhoProfits is onafhankelijk, hun onderzoeken worden geregeld aangehaald door de BDS-beweging. De van oorsprong Palestijnse beweging, opgericht in 2005, wil Israël geweldloos, door middel van boycots, desinvesteringen en sancties (BDS), dwingen om de mensenrechten van Palestijnen te respecteren. Die aanpak is niet geheel onomstreden. Israël, maar ook Duitsland en de Verenigde Staten, van oudsher twee krachtige bondgenoten van Israël, bestempelden de beweging als „antisemitisch”.
Mensen die onze cola kopen zijn ambassadeurs die de boodschap ‘je bent niet alleen’ verspreiden
Er zijn aanwijzingen dat boycots effect hebben. Verkoopcijfers van Coca-Cola in Turkije en Pakistan daalden in het derde kwartaal van dit jaar met respectievelijk 12,2 procent en 22,9 procent vanwege oproepen tot boycot, concludeerde Bloomberg eerder dit jaar.
„In landen waar de overheid Palestina openlijk steunt, is het veel makkelijker om alternatieve frisdranken te vinden”, zegt Qashoo van Gaza Cola. Vooral in overwegend islamitische landen zijn lokale alternatieven al jaren populair. „In Europa missen we de steun van onze overheid aan Palestina.” Inmiddels zijn er ook in Europa andere alternatieven. Zo biedt webwinkel bol in Nederland Palestine Cola aan.
Gaza Cola is sinds deze zomer te koop. In het Verenigd Koninkrijk verkocht het bedrijf naar eigen zeggen meer dan een half miljoen blikjes via onder meer de site van Gaza Cola en webwinkels als Amazon of bij demonstraties voor Palestina. Sinds kort krijgt het bedrijf aanvragen vanuit de hele wereld, zegt Qashoo. „Binnenkort sturen we honderdduizenden blikjes naar Italië, Irak, Koeweit en Australië.”
Winst moet naar Gaza
„Als Palestijn betekent ons succes veel”, vertelt Qashoo. „Wij krijgen het gevoel dat de genocide niemand iets kan schelen. Mensen die onze cola kopen zijn ambassadeurs die de boodschap ‘je bent niet alleen’ verspreiden.” Ook hoopt hij Coca-Cola en soortgelijke bedrijven tot verandering aan te zetten. „Onze boodschap is: ‘wij zijn niet blij met jullie investering in oorlogsmisdaden’. Als dit door veel mensen wordt uitgedragen, zullen giganten hun beleid veranderen.”
De winst die het bedrijf maakt, moet Gaza ten goede komen. Een eerste project is het steunen van het Al-Karama ziekenhuis bij Gaza-Stad, eerder volledig verwoest door Israëlische bombardementen. Gaza Cola heeft vijf medewerkers in het VK en vijf in Palestina zelf. Hoeveel geld hij tot nu toe ophaalde, wil Qashoo niet zeggen.
Overigens is de smaak van Gaza Cola volgens de oprichter „totaal anders” dan die van Coca-Cola. En ja, cola drinken blijft ongezond. Dat weet Qashoo ook wel. „Maar het kan geen kwaad om te genieten, en daarmee anderen te helpen.”
„Welkom bij de leesgroep voor jonge feministen”, glimlacht boekhandelaar Shenshen. Zo’n 25 vrouwen, en een paar mannen, zijn deze zaterdagmiddag samengekomen in de lichte ruimte, met daarin behalve volle boekenkasten een opvallend kunstwerk gemaakt van maandverband en een grote knuffel van een baarmoeder. Gekleed in een frisgroene cheongsam, een traditioneel Chinese jurk, vertelt ze hoe ze zes jaar eerder in aanraking kwam met het feminisme. „Ik leerde dat je het levenspad dat je als ‘goede vrouw’ moet aflopen kunt bevragen. Het is goed om dat samen te doen.”
Haar boekhandel Laishuxia (‘Kom onder de boom’) in Chengdu, genoemd naar een boom die op centimeters van de ingang door het plaveisel steekt, organiseert bijna dagelijks openbare activiteiten. Vandaag is er de leesgroep, een boek van de Amerikaanse feminist uit de tweede golf Phyllis Chesler vormt het startpunt voor een discussie over vrouwenrechten in China. Maar er zijn ook lezingen, films, en vaste spel- en debatavonden; deze week is er een debat over het geven van een bruidsschat, een traditie die in delen van China nog steeds belangrijk is.
„Ik ben hier elke week wel een paar keer”, vertelt de 29-jarige Xia Yu, die in de boekhandel hechte vriendschappen heeft gesloten. Nadat ze was teruggekeerd uit het Verenigd Koninkrijk, waar ze studeerde (en „waar ik het feminisme ontdekte”), werkte ze eerder in zowel Beijing als Shanghai, „maar daar was ik supereenzaam”.
Het is geen toeval dat Xia deze gemeenschap niet vond in Beijing of Shanghai, China’s belangrijkste steden waar ook de politieke controle het strengst is. In Beijing, voorheen het absolute culturele centrum van het land, zijn de vermaarde ‘culturele salons’ en lezingen waar de hoofdstad bekend om stond, inmiddels zeldzaam. Ingewikkelde toestemmingsprocedures en de censuur op publieke bijeenkomsten zijn onder de Chinese leider Xi Jinping toegenomen. In Shanghai moest de bekende onafhankelijke boekhandel Jifeng in 2018 zijn deuren sluiten. In september heropende hij in Washington D.C. – zoals veel mensen die behoren tot de Chinese culturele elite is eigenaar Yu Miao geëmigreerd.
Maar in het zuidwestelijke Chengdu is boekhandel Laishuxia geen uitzondering. In de megastad in opkomst, met een snelgroeiende bevolking die inmiddels boven de 21 miljoen mensen ligt, gingen de afgelopen jaren tientallen onafhankelijke boekhandels open.
Nieuwe boekhandels zijn op zich niet zo uitzonderlijk in China. Maar slechts een klein deel van die nieuwe winkels probeert – en durft het aan – om een eigen stempel op het culturele leven te drukken. Dat doen zij met een doordachte selectie uit China’s boekenaanbod, dat ondanks de censuur op politieke titels gevarieerd is, met veel vertalingen uit het Engels en Japans. En met publieke samenkomsten, ondanks de politieke risico’s daarvan.
Dat laatste is wat de nieuwe boekhandels in Chengdu – elk met een passie voor publiek debat en met frequente bijeenkomsten die een jong publiek trekken – zo bijzonder maakt. ‘Hoe kan dit?’ vragen bezoekers uit heel China zich af. En, nu ook de mediabelangstelling voor de trend groeit: ‘Voor hoe lang?’
Lokale theehuizen
De golf aan nieuwe boekhandels is terug te voeren op de jaren van de strenge coronarestricties in China, die eind 2022 werden losgelaten. In Chengdu, dat vanouds de reputatie heeft een tolerante stad te zijn, waren weinig strenge lockdowns, en de stad werd een trekpleister voor mensen uit de kuststeden. Terwijl iedereen weinig om handen had, organiseerden twee voormalige journalisten er een lange reeks lezingen. Buiten zaten mensen op krukjes en kampeerstoeltjes take-out te eten tijdens het luisteren. Het werd een groot succes.
„Je kon even vrij ademhalen. Die tijd vormde een inspiratie voor veel mensen om een eigen boekhandel te beginnen”, vertelt schrijver en voormalig journalist Zhang Feng. Veel mensen uit Beijing en Shanghai bleven ook na 2022 in Chengdu hangen. „Sindsdien blijft het aantal boekhandels en andere nieuwe zaakjes maar groeien.”
Volgens Zhang, die lange tijd voor een lokale krant werkte maar vertrok vanwege de toenemende controle op wat hij buiten werktijd schreef, moet je de trend ook in Chengdu’s bredere context plaatsen. Neem de cultuur van theehuizen en cafés waar de streek om bekendstaat. „Je hebt hier een traditie van een publiek leven. Mensen vinden het niet raar dat je wil samenkomen.” In Chengdu is het doodnormaal om tot in de vroege uren op straat te eten en kletsen, anders dan in de noordelijke streek waar Zhang vandaan komt. „Daar willen ze weten of je ergens geld mee verdient of carrière mee kan maken. Waarom doe je het anders?”
Ook wil Chengdu zich graag profileren als cultuurstad. Volgens de lokale autoriteiten telde de stad in 2022 ruim 3.500 boekhandels, een aantal dat volgens een cultuurplan van de plaatselijke autoriteiten moet groeien tot vijfduizend. Nieuwe onafhankelijke boekhandels komen vaak in aanmerking voor goedkope huur en subsidies.
Zhang opende vorig jaar ook een kleine boekhandel, waar hij in „in Chengdu-stijl” informele gesprekken houdt met auteurs en andere gasten. Hij merkt dat de lokale overheid sinds eind vorig jaar meer belangstelling heeft voor wat hij doet. „De afgelopen vier jaar vonden ze het vooral positief, al die boekhandels, maar nu beginnen ze zich af te vragen: wat gebeurt er precies tijdens al die activiteiten? Zijn er publieke uitingen waar we ons zorgen over moeten maken?”
Live-gesprekken
Want de relatief relaxte houding van lokale politieagenten en cultuurambtenaren, die de boekhandels hun gang lieten gaan, was een belangrijke randvoorwaarde voor het fenomeen. In reactie op de groeiende sector, en ook de toegenomen media-aandacht voor de boekhandels, neemt nu ook de controle toe. De procedures voor het melden van activiteiten worden strenger gehandhaafd, en er komt een politieagent bij zitten als het onderwerp als politiek gevoelig wordt gezien.
Als er veel activiteiten zijn, zijn de agenten die moeten komen luisteren ook niet meer zo zenuwachtig
Voor Zhang is het juist deel van zijn motivatie: „Ik dacht, hoe meer mensen dit doen, hoe normaler het wordt, ook voor de overheid. Als er elke dag zoveel culturele activiteiten zijn, dan zijn de agenten die moeten komen luisteren ook niet meer zo zenuwachtig.”
Waar iedereen het over eens is: de boekhandels vervullen een belangrijke behoefte aan ‘live’ gesprekken over de actualiteit. In China is het internet de voornaamste plek voor publiek debat. Maar dat is verre van ideaal, legt boekhandelaar Xie Ding (47) uit. „Online word je vooral uitgescholden, en dus houdt iedereen zijn mond.”
In zijn boekhandel, waar ook debatten worden gehouden, merken ze dat de offline discussies respectvol verlopen, ook als de meningen flink uiteenlopen. En het kleinschalige karakter is veiliger, met minder kans dat je vanwege een uitspraak in de problemen komt. Online gebeurt dat steeds vaker, bijvoorbeeld als je door een nationalistische internetgebruiker aan de autoriteiten wordt gemeld.
Van de boekverkoop moeten de boekhandels het trouwens niet hebben. China kent geen vaste boekenprijs, en met de bodemprijzen van online boekhandels kunnen de fysieke winkels amper concurreren. Maar het gat in de markt waar de boekhandels slim op inspelen, is de behoefte aan sociaal contact.
Chinese steden groeien snel, maar zonder dat er per se veel te doen is voor de miljoenen nieuwe inwoners, die vaak jong zijn en er geen goed netwerk hebben. Dus presenteren de boekhandels zich ook als aantrekkelijke plekken om de avond door te brengen. Ze zijn tot ’s avonds tien uur of zelfs tot middernacht open – en vaak verkopen ze drankjes. „Om als boekhandel in deze tijd te overleven moet je het hebben van de koffie en alcohol”, lacht Xie.
Veel vrouwen
Wat opvalt is het relatief grote aantal vrouwen onder de bezoekers van de boekhandels. Het weerspiegelt een bredere trend waarbij in de laatste tien jaar jonge vrouwen een van de meest uitgesproken groepen in de Chinese samenleving zijn geworden. Door politieke repressie werd het voor veel ngo’s en activistische groepen die zich inzetten voor maatschappelijke rechten onmogelijk om actief te blijven. Maar ook zonder formele organisaties of actiebewegingen is de belangstelling voor vrouwenrechten onder Chinese jonge vrouwen sterk gegroeid – en daarmee een besef van maatschappelijke ongelijkheden.
Schrijver Zhang vindt het als man van middelbare leeftijd een opmerkelijke verschuiving. „Zelfs bij een evenement over Gaza laatst was tweederde van de bezoekers vrouw. Het is duidelijk dat er nu onder jonge vrouwen meer daadkracht is.”
Een vrouwelijke bezoeker van zijn boekhandel, Adair Dai (29), die is afgekomen op een boekpresentatie die avond, is het met hem eens. „Het komt denk ik doordat vrouwen leergieriger zijn. Ze willen over de wereld leren. Over het algemeen denken mannen toch eerder dat ze al weten hoe het zit.”
Hou Mengjing, net afgestudeerd in de psychologie, bezocht de feministische leesgroep in Laishuxia. Het was de tweede keer dat ze de boekhandel bezocht en ze is blij dat ze de plek heeft gevonden. „Online lees je veel extreems over het feminisme, maar ik hoorde nu hier dat je op verschillende manieren feminist kunt zijn.”
Ze vertelt over haar jeugd op het platteland, waarin ze zag hoe haar moeder op het land werkte én daarna ook het huishouden deed. „Ik snapte die ongelijkheid nooit, maar er is dus een ideologie die dit uitlegt. Ik voel me nu zekerder over mijn mening, dat die er mag zijn.”
Over de toekomst zijn de boekhandelaren die NRC sprak realistisch. Financieel is een kleine boekhandel runnen in deze tijd al een flinke uitdaging, en wat de politiek zal doen is niet te voorspellen. Maar wat je wel weet is dat als in China „te veel mensen weten over iets moois, dat het dan lastiger wordt”, aldus een bekende evenementenplanner in Chengdu die om veiligheidsredenen niet met zijn naam in NRC wil.
Nu de autoriteiten meer op de boekhandels letten, zal er minder ruimte zijn om creatief te zijn, en om bijvoorbeeld gasten uit te nodigen die in Beijing en Shanghai niet kunnen spreken. Maar, benadrukt hij, „dit was nooit een of andere protestbeweging”. De evenementen konden juist zo succesvol worden omdat veel van de betrokkenen hiervoor in de media werkten, en dus heel goed weten waar de rode lijnen van de censuur liggen. Onderwerpen als de protesten in Hongkong, religie of China’s grensgebieden werden strikt gemeden. „Hooguit zijn we soms wat rebels geweest”, aldus de evenementenplanner.
Hooguit zijn we soms wat rebels geweest
Hij is wel trots op wat er in Chengdu tot stand is gebracht, en op het feit dat de trend ook creatieve types in provinciesteden, zoals in Guiyang of Kunming, inspireert tot het organiseren van meer publiek leven. Hoe goed dat lukt zal per plek verschillen, afhankelijk van de lokale prioriteiten en bestuurscultuur.
Laishuxia-boekhandelaar Shenshen, die niet met haar volledige naam in NRC wil, zei haar carrière in vastgoed vaarwel nadat ze werd gediscrimineerd toen ze moeder werd. Haar feministische boekhandel is een missie waarmee ze door wil gaan. „Het is supermoeilijk, maar het is ook nog steeds zo dat veel mensen niet weten hoe het is om vrouw te zijn in deze wereld.” Ze houdt haar handen dicht bij elkaar. „Dit is hoeveel ruimte we hebben, maar het is voor nu genoeg. We zien wel.”
De Nederlandse columnistiek is maar een saaie boel geworden, betoogde Christiaan Weijts afgelopen zaterdag in NRC. Inderdaad, dacht ik enthousiast, de meeste columnisten zijn vreselijk voorspelbaar. Zodra het nieuws van de week bekend is, kun je al voorspellen wat ze ongeveer gaan schrijven – voor zover je dat nieuws überhaupt nodig hebt.
In de Volkskrant zegt Sander Schimmelpenninck wekelijks dat het aan radicaal-rechts ligt, en dat iedereen die dat niet toegeeft, zichzelf van de domme houdt. Elma Drayer ziet het juist andersom: het ligt aan woke – die verstikkende ideologie van progressief-links. Aylin Bilic zegt in NRC iets vergelijkbaars. Max Pam vraagt zich af wat W.F. Hermans er allemaal van zou hebben gevonden. (Antwoord: iets wat Pam ook vindt.) Enzovoorts, enzovoorts.
Toch gaat er iets mis in Weijts’ betoog. Hij blijft steken in heimwee. Hij schrijft dat hij met „plaatsvervangende nostalgie” terugkijkt op de jaren zeventig, tachtig en negentig, waarin de column „kon uitgroeien tot een volwaardig literair genre” (plaatsvervangend, omdat hij zelf pas begon te schrijven in de jaren nul). Weijts verlangt naar de „speelse” en „ongeremde vrijmoedigheid” van die decennia. Als voorbeeld voert hij Hugo Brandt Corstius op, die experimenteerde met pseudoniemen, scheldpartijen en persoonlijke verdachtmakingen.
Allereerst vraag ik mij af of Weijts wel genoeg op het internet zit. Waar hij naar terugverlangt, speelt zich daar iedere dag af.
Zorgeloosheid voorbij
Maar bovendien: nostalgie mag verrukkelijk zijn, het is ook verraderlijk, en Weijts lijkt geen enkele moeite te doen om zich daartegen te verweren. Die nostalgische verraderlijkheid zit hem in dit geval in het politieke klimaat. Zeker de jaren negentig waren relatief zorgeloos, vrijwel iedereen ging ervan uit dat de hele wereld wel zo’n beetje richting de liberale democratie bewoog. Politiek ging vanzelf, columnisten hoefden alleen nog de slingers op te hangen. Dus ja, dan noemde je iemand een keer een antisemiet, of je speelde advocaat van de duivel; spannend, die keurige krantenlezers eens flink in de war brengen, met hun vastgeroeste ideeën over goed en fout.
Laat ik de deur zelf intrappen: dat politieke klimaat is nu wel anders. Ons kabinet speelt met de gedachte om paspoorten van Nederlanders af te pakken, Trump gaat de vrije wereld leiden en ondertussen bedreigt CO2 de leefbaarheid van de planeet.
In dit klimaat vallen voor de columnist meerdere methoden af. Althans, voor de columnist met smaak, en als ik Weijts goed begrijp is het hem daarom te doen: smaak. Wie nu nog advocaat van de duivel speelt – is het niet juist spannend om paspoorten af te pakken? – krijgt de kans niet om te ‘spelen’, omdat zijn verdediging door de radicaalste lezers zal worden misbruikt. Iemand bij wijze van experiment een antisemiet noemen, heeft ook weinig zin, want dat doet Wilders al de hele dag. Van pseudoniemen worden we gek, op sociale media.
Dit ontslaat columnisten natuurlijk niet van de plicht om zelf na te denken. Om gelaagdheid in hun noodkreten aan te brengen. Om ook eens het eigen kamp van stevige kritiek te voorzien. Maar het zou gek zijn om al die oordelen over dit politieke klimaat, hoe voorspelbaar ook, dan maar als irrelevant te beschouwen. Omdat iedereen heus wel weet dat radicaal-rechts gevaarlijk is, of dat Trump geen gewone president zal zijn. In tijden zoals de onze is het óók aan columnisten om dit soort clichés, deze preken vanaf de kansel, zoals Weijts ze noemt, in originele vormen te gieten. Zodat de lezer zich ineens realiseert dat de jaren negentig voorgoed voorbij zijn.
Lees ook
Christiaan Weijts: De column is nu een hapklare preek vanaf de kansel
Binnen een jaar een bekroning met een Michelinster én een onderscheiding voor sommelier van het jaar door de belangrijkste restaurantgids. Dat overkwam chef-kok Dorus Floris en zijn compagnon Lendl Mijnhijmer van restaurant Showw in Amsterdam-Zuid. Die tweede w staat voor „dubbel show” zei Mijnhijmer tegen Quote, al kwam het ook wel uit dat die url nog vrij was. Hoe dan ook, direct bij binnenkomst wordt duidelijk wat dat inhoudt: maître-sommelier Mijnhijmer en zijn team staan te stuiteren. De ontvangst is mega-hartelijk. Iedereen heeft er zin in en dat werkt aanstekelijk.
Showw is een verzorgde tent, daar is duidelijk flink in geïnvesteerd en er loopt genoeg personeel rond om direct in de smiezen te hebben dat ik mijn botermesje heb gebruikt om een likje saus van mijn tafelgenoot te proeven, én direct dat desbetreffende mesje te vervangen door een onbezoedeld exemplaar. Daar hoort allicht een prijskaartje bij (denk aan een à-la-cartehoofdgerecht voor 55 euro). Maar als het goed is, is het goed.
De avond verloopt goeddeels vlekkeloos. Alleen struikelen we even over de eerste amuse: een insta-fähige krokante aardappelcilinder, gevuld met aardappelsalade en afgetopt met ‘haringkuit’. Ik ben doorgaans geen voorstander van theelepeltjes echte kaviaar op dingen: dat ligt daar maar een beetje voor de show, dat proef je amper terug. Dan kun je beter sparen om een keer een heel blikje uit te lepelen. Maar – noem me een zeikerd – als ik weet dat Jerry Maguire me straks staat op te wachten bij de kassa, dan is haringkuit wel een héél armoedig alternatief (zie inzet). Soit. Kleine misstap.
Het is direct duidelijk waarom Showw dit jaar dubbel in de prijzen is gevallen. De vegetariër trapt af met een mooie verzameling groenten – de romanesco, rammenas, spruiten en snijboon hebben allemaal afzonderlijk precies de juiste garing meegekregen – op een groenekruiden-emulsie met een verrassende diepgang. Spinazie geeft wat backbone, de combinatie van zoete sushi-azijn en dille roept de associatie op met iets appeligs, dat we terugvinden in grenache blanc uit de Côtes Catalanes, die zich met bitters en licht oxidatieve tonen dienend schikt naar de groentjes. De diereneter wordt getrakteerd op dunne plakken lichtgepekelde kingfish in een mandarijn-madame-jeanette-vinaigrette, met enkele groene oogjes prei-olie. De rijpgeplukte albariño uit Gallicië pakt de zoetigheid van de Hokkaidopompoenpuree mooi op, maar is tegelijkertijd zuur genoeg om de rest van het gerecht op te stuwen. Prachtige gerechten, kundige pairings.
Over de wijn lullen
Verfrissend is dat iedere wijn in eerste instantie ingeschonken wordt zonder tekst en uitleg, met het idee: ga eerst zelf maar eens proeven en bedenken wat je ervan vindt, dan kunnen we het er later bij het eten nog weleens over hebben. Dat is een knap staaltje show don’t tell. En het werkt: we lullen vanavond onderling veel meer over de wijn dan normaal.
Verder biedt Showw in alles een geijkte sterrenervaring, van de bediening netjes in het pak, tot de grijze vitrage, witte banken, diepe kuipstoelen en de muziek waar niemand zich aan kan storen tot de knapperig gebakken, megasappige tarbot, met gefrituurde kappertjes en pommes soufflées en een onweerstaanbare saus van gezouten citroen met jus-de-veau en een sneetje weelderige brioche om te dopen – samen wordt het een soort citroen-panettone.
Maar het is wel de 2024-versie van die geijkte sterrenervaring. De klassieke millefeuille van gefrituurde aardappel wordt geserveerd met een moderne lichtpittige rode-miso-Hollandaise, bieslookolie, crème fraîche, parmezaan en zo’n royale berg geschaafde Piedmontese truffel dat we al snel geen actieve herinnering meer hebben aan die haringkuit. Het is zurig, vettig, crunchy, umami, met truffel en parmezaan. Het is een heel chic en hoog-gastronomisch patatje met joppiesaus én truffelmayo. Er spat plezier af.
Niet alle gerechten hebben die spark. Waar de vegavariant van spruit en cantaloupemeloen in cocktailsaus (klinkt gek, werkt als een trein) veel opzwepender was dan de – verder uitmuntend uitgevoerde – klassieke garnalencocktail, blijven de vegetarische opties verder in het menu soms wat achter. In zoutkorst gegaarde en later afgebrande venkel met gepofte rijst, gezouten citroen en dilleolie is gewoon een beetje saai. Net als de bospeen in krokant pankojasje (bij wijze van torpedo-shrimp) op een discovloer van rode, oranje en groene dotjes, van curry, tomaat en lavas.
Ook een zoetgelakte sparerib serveren in een sterrentent is eerder en beter gedaan (Ron Blaauw heeft gebeld, hij wil z’n rib terug). In dit geval – met hoisin, gember en sinas – stoort ook een lichte verbrande bitterheid van sinaasappelschil. De Nieuwe Wereld-shiraz erbij is op eenzelfde manier een beetje middle-of-the-road. Dat sluit dan wel weer aan.
Het vega-hoofdgerecht van suikermais op meerdere manieren is intellectueel uitdagend, het schuim van de schutbladeren en lavasolie geven vegetaal tegenwicht tegen de zoete mais, beemsterkaas geeft een romige body. Precies genoeg. De eend stelt ook niet teleur, prachtig egaal rosé, met palmkoolcoulis en steranijsjus – de bloederige, vegetale en kruidige tonen uit het gerecht echoën weer mooi in de wijn erbij. Dorus Floris – met zo’n naam ben je toch in de wieg gelegd voor de showbusiness (of als bloemist) – sluit af met een heel mooi clean dessert: twee bollen ijs, van braam en crema catalana, met wat yuzu en sechuan.
Voor iedereen die nu denkt ‘ach dat Michelin-eten dat staat zo ver-van-mijn-bed’, maar het weleens wil proberen, is Showw echt een aanrader: je zit onmiddellijk op je gemak, je wordt lekker in de watten gelegd en het eten is allemaal op niveau. Showw is niet revolutionair, maar wel een eigentijdse versie van klassieke fine dining, garant voor een avond met veel plezier.