In de nieuwe roman van Karl Ove Knausgård moeten de personages zien te overleven in een op hol geslagen wereld

Sinds er een nieuwe, grote ster aan de hemel staat, gebeuren er raadselachtige dingen in Noorwegen. Honderden krabben trekken over het land, insecten teisteren de zomerse fjorden. In het ziekenhuis sterft een man aan een hersenbloeding, maar kort daarna registreren de apparaten weer hersenactiviteit, wat medisch gezien onmogelijk is. In heel het land is er sinds de komst van de ster niemand meer gestorven, behalve vier van de vijf leden van een blackmetalband, die op gruwelijke wijze ritueel geslacht en gevild zijn. De wijze waarop dat is gebeurd, lijkt onmogelijk voor mensenhanden.

Hoe gaan we door met leven, in het licht van zo’n onverklaarbaar en onwaarschijnlijk fenomeen? Dat is de leidende vraag in de Morgenster-reeks van Karl Ove Knausgård, waarvan nu het derde deel is verschenen (hoeveel delen de reeks zal krijgen, wil het Noorse literaire fenomeen nog niet zeggen). In het eerste deel, De morgenster (2021), beschreef Knausgård de komst van de ster vanuit twaalf personages, wiens verhaallijnen elkaar deels kruisten. In het tweede deel, De wolven van de eeuwigheid (2024), koos hij voor een strakkere vorm met het verhaal van een begrafenisondernemer die post-Tsjernobyl naar de Sovjet-Unie reist. De komst van de ster verbond beide delen met elkaar, maar de boeken waren afzonderlijk van elkaar te lezen. Het derde rijk keert terug naar het veelvoud aan personages van het eerste deel, van wie we sommigen al kennen.

De Morgenster-reeks was een onverwachte wending in het oeuvre van Knausgård, die in eerdere boeken juist de fictie had afgezworen. De Noor schreef literatuurgeschiedenis met zijn zesdelige serie Mijn strijd: duizenden pagina’s aan verslavend autobiografisch proza waarin hij het dagelijkse leven zonder ook maar iets te verzinnen nieuwe glans gaf. Hij schreef over zijn gezinsleven, het eindeloze, routineuze zorgen en boodschappen doen en schoonmaken. Hij schreef over de dood van zijn vader en zijn turbulente huwelijk met een vrouw, ook een schrijver, die leed aan psychoses. En hij schreef over hoe hij niet meer in fictie geloofde. Hij wilde het leven grijpen, bij de waarheid uitkomen, en daarvoor moest hij door een woud aan verhalen en vertogen heen breken, hij moest de mooischrijverij opofferen. Mijn strijd was zeker geen perfecte literatuur, maar het was een triomf dankzij de manie, de omvang van het project. Het werk kreeg betekenis tegen de achtergrond van een wereld waarin de feiten zelf steeds meer op fictie begonnen te lijken.

Enkel met een groot gebaar kon Knausgård terugkeren naar zijn oude liefde, de roman. Knausgårdiaans is de omvang: de Morgenster-reeks is opnieuw een project van duizenden pagina’s, en Het derde rijk is met vijfhonderd bladzijden aan de bescheiden kant. Maar waar hij in Mijn strijd het kleine leven beschreef, confronteert hij de lezer nu met kosmische dimensies.

Lees ook

Interview met Knausgård: ‘We hebben het lichaam verlaten, alles is scherm’

Karl Ove Knausgård in Londen, september dit jaar.

In het eerste deel was het vooral intrigerend hoe de personages zich onder de nieuwe ster bleven gedragen als typische personages van Knausgård. Er gebeurden vreemde dingen, ja, maar ondertussen moesten ze ook koken (in elk boek eten ze minimaal één keer garnalen met witbrood), opruimen, hun kinderen naar bed brengen. Er waren magische plotelementen, maar het echte verhaal speelde zich niet af in de sterren, maar in de slaapkamers, waar de mensen net als altijd ruzieden, wanhoopten en naar houvast zochten. Dat getuigde van een enorme beheersing door de schrijver, om het niet willen uitspelen van het grote gebaar, maar zich stoïcijns te blijven concentreren op het kleine leven.

Het derde deel, Het derde rijk (iemand moet nog eens schrijven over de nazi-connotaties van Knausgårds titels) lijkt het meest op dat eerste deel. Opnieuw lezen we over de alledaagse beslommeringen van zijn personages: een man raakt in de greep van een allesverterende jaloezie jegens zijn vrouw, een jong meisje wordt verliefd op een metalhead, een neurowetenschapper werkt aan een boek over hersens. Ondertussen moeten ze zich verhouden tot die gekke ster en tot een wereld die uit balans is geslagen. Zoals mensen tijdens de coronapandemie ook probeerden door te gaan met het gewone leven, passen ook de personages hier zich direct aan.

Banaliteit

Toch is Het derde rijk minder overtuigend. Te vaak verzandt de vertelling in banaliteit, in passages waarin de vertelling maar al te herkenbaar wordt, niet omdat het zo lijkt op het gewone leven, maar omdat het lijkt op genre-literatuur. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij Geir, een kalende detective met een vrouw en een maîtresse. Hij onderzoekt de raadselachtige dood van de bandleden van Kvitekrist. Ondertussen maakt hij zich druk over zijn gebit, waarvan een tand is uitgevallen. Hier wordt de vertelling wel erg Netflix-achtig: een detective die een moord moet oplossen, en langzaam zijn geloof in rationele verklaringen loslaat. Serieus, Knausgård? Het wreekt zich hier dat de dialogen zo sober zijn, het versterkt het cliché-gehalte van het personage.

Knausgård is op zijn best – in al zijn werk – wanneer hij zijn eigen tobberigheid en hunkering naar het grote weet in te dammen door zijn blik te richten op de directe wereld om hem heen. In de betere delen van de Morgenster-reeks zijn de alledaagse uitwisselingen (van het type ‘je hebt het zeker druk gehad vandaag’) rustpunten, ze vormen een interessant contrast tegen de achtergrond van de apocalyptische ster. Maar in Het derde rijk valt het regelmatig plat, en is de geloofwaardigheid weg.

Ook Line, een jonge student die verliefd wordt op een geheimzinnige, zwijgzame jongen, is niet goed uitgewerkt. Knausgård maakt niet overtuigend geloofwaardig waarom ze zo verliefd wordt op iemand die haar nauwelijks aandacht geeft en er lugubere seksuele fantasieën op nahoudt, en toch geeft ze zich zonder veel weerstand aan hem over. En zo zijn er meer passages die niet zorgvuldig lijken te zijn geschreven. Twee verhalen beginnen min of meer hetzelfde: met een landing in het vliegtuig. Dat lijkt eerder slordig dan dat er sprake lijkt te zijn van een bewuste herhaling. Twee keer observeert een man – verschillende mannen – de kleur van zijn urine.

Het middendeel in een langere reeks is altijd het moeilijkst om te schrijven én te lezen. Pas als het project voltooid is, kunnen we het in het grotere geheel plaatsen, krijgt de kale rechercheur betekenis, of de eenzame neurowetenschapper die plots geïnteresseerd raakt in esoterische kristallen.

Vliegende demonen

Aan de andere kant was De morgenster, het eerste deel, juist zo interessant omdat Knausgård zich leek te verzetten tegen de afgehechte plot waarin geen gaten mogen zijn. Hij behield de openheid, ondanks de Stephen King-elementen, en dat was een sterk poëticaal statement. Het derde rijk blijft ook open, maar het is een openheid die niet naar zichzelf verwijst, maar die in afwachting is van een vervolg. Sommige verhaallijnen worden wel afgesloten, andere niet.

Het interessantst is het perspectief van Tove, die we in De morgenster leerden kennen als de psychotische vrouw-van. Tove, kunstenares, raakt op zomervakantie met haar gezin in een manie. Haar beleving van de zomer die we eerder al door de ogen van haar man Arne lazen, is rijk, doorleefd, zinnelijk. Het morgenster-motief maakt dat we niet zeker zijn of haar innerlijke stemmen ‘echt’ zijn of door haar eigen geest geproduceerd. We krijgen dezelfde scène voorgeschoteld als in De morgenster, maar nu vanuit haar oogpunt. Dit duo-perspectief wijst ons op hoe we de realiteit enkel construeren vanuit onze eigen blik, en hoe beperkend dat is. Hoe koppig is de geest, hoe klein, lijkt Knausgård hier te zeggen. We missen enorme metafysische verschuivingen omdat we meer bezig zijn met of we wel krijgen waar we recht op hebben van onze partner, of omdat we op zoek naar peuken er tussenuit knijpen. Wat, denkt de lezer, missen wij zelf wel niet?

Helaas krijgt Toves verhaal een bizar slot met vliegende demonen en gillende kinderen – het contrast kan niet groter zijn met het soort literatuur waar Knausgård in excelleert. Duivels, bloed en kristallen: wie net als ik de duizenden pagina’s Mijn strijd heeft verslonden, gelooft het gewoon niet.


Opinie | Vrouwen in de knel tussen SkinnyTok en body positivity

Ik ben opgegroeid in een tijd dat kinderen belonen met iets lekkers nog niet gold als schadelijk voor het lichaam en de psyche. Dus als mijn broer en ik een goed rapport hadden, reden mijn ouders met ons langs de McDrive voor een happymeal, mijn jaarlijkse balletvoorstelling werd gevierd met mijn favoriete spaghetti en het winnen van een verhalenwedstrijd met chocoladeslagroomsoesjes. Maar waar ik vroeger vol trots de slagroom van m’n vingers likte, laat ik de soesjes tegenwoordig maar links liggen. Dan hoor ik een stem die vraagt waarom ik mezelf beloon met eten. Ik ben toch geen hond.

Het is de stem van SkinnyTok, een trend die momenteel viral gaat op TikTok. Daar waar BookTok je enthousiasmeert voor de nieuwste boekenhypes en BeautyTok dat doet met make-up trends, is SkinnyTok er om je van je eetlust af te helpen met de verheerlijking van extreem slanke lichaamstypes.

Voor wie niet bekend is met SkinnyTok: zij is niet die goede vriendin die met je meegaat naar de sportschool en je aanmoedigend door je burpees heen helpt. Zij is ook niet die oudere zus, die na een loeizware hyroxsessie klaarstaat met een flesje water en een energiereep. Zij is die cipier, die wacht met een zweep en je wegstopt in een gevangenis van food guilt en extreme diëten.

Of moet ik zeggen ‘hij’, want hoewel de influencers op SkinnyTok voornamelijk vrouwen zijn, is het natuurlijk – op z’n zachtst gezegd – enigszins betwistbaar vanuit welke blik de strenge schoonheidsidealen zijn ontstaan en wie of wat ze in stand houden.

Diep van binnen verlang ik nog altijd naar dat dunne schoonheidsideaal

Ik kan nu een artikel schrijven over de toxische aard van SkinnyTok, dat het lichaam reduceert tot een getal en slechts ziet als een expressie van je discipline. Maar ergens voelt dat niet terecht. Want hoewel ik de meeste stellingen op SkinnyTok heus totaal van de zotte vind, blijven ze wel hangen. Kennelijk is er een denkluik in mijn hoofd geopend dat SkinnyTok-inhoud consumeert als zoete koek. Ik sla het op en begin – erger nog – voorschriften na te leven. Maar nog voor ik me dit goed en wel realiseer, voel ik de onmiddellijke drang me ertegen uit te spreken.

Ik ben immers een weldenkende vrouw, die zich bewust is van schadelijke schoonheidseisen. Ik heb mezelf geprogrammeerd om body positive te zijn en uit te dragen dat we mooi zijn zoals we zijn. Maar ergens diep van binnen verlang ik nog altijd angstvallig naar juist dat dunne schoonheidsideaal.

Een oeroud geluid

Online wordt SkinnyTok weggezet als een backlash naar de tijd van heroin chic en pro-ana websites , die anorexia verheerlijken. Maar is het een backlash, of is SkinnyTok zo populair omdat het gehoor geeft aan een oeroud geluid dat heimelijk nog altijd in ons leeft? Een geluid dat leeft naar de erin geramde overtuiging dat ‘Nothing tastes as good as skinny feels’, maar waar in een tijd, waarin we verondersteld worden body positive te zijn, geen ruimte meer voor is. Zou het kunnen dat er sprake is van een kloof tussen wat wij maatschappelijk willen uitdragen (schoonheid is niet gekoppeld aan het uiterlijk) en de persoonlijke overtuiging waarbij schoonheid wel degelijk gekoppeld is aan het hebben van een bepaald lichaamstype?

Mijn Instagram en TikTokfeed zijn inmiddels overgenomen door vrouwen die zichzelf Skinny Legends, Chick Disciplines en Portion Control Princesses noemen, wat betekent dat je met een lengte van 1,70 zeker niet meer dan 50 kilogram mag wegen. Ik verafschuw het en ik vind het fascinerend, om dat vervolgens weer te verafschuwen.

Ik vind dat TikTok de trend een halt moet toeroepen, net zoals ze de chubby filter destijds ook verwijderd hebben. Want terwijl mijn collega’s intussen de ene na de andere mini-muffin achterover keilen, staat de mijne nog steeds onaangeroerd tegenover me. Ik reken de hoeveelheid suiker om in mountain climbers, terwijl ik de wikkel er in slow-motion vanaf haal en uiteindelijk een paar mini hapjes neem. Maar wanneer het gesprek niet veel later over SkinnyTok gaat, en de volgers van de inmiddels meer dan 70k video’s die rondgaan onder de hashtag worden weggezet weinig intellectuele, onzekere meisjes die zich hebben laten pakken door het patriarchaat, gooi ik mijn muffin snel achterover, terwijl ik mezelf met volle mond hoor zeggen: „SkinnyTok? Wie laat zich daar nou door beïnvloeden?”

En daar zit het probleem. Want als we de volgers van de razend populaire video’s in een ogenblik wegzetten als een stel hersenloze huppelkutjes, hoeveel ruimte is er dan nog om een open gesprek te voeren dat voorbij SkinnyTok, gaat over de kern van het probleem. En dat is dat veel vrouwen zijn opgegroeid met een slank schoonheidsideaal, dat is erin geramd door films, series, boeken en advertenties van grote merken. Laten we het gesprek voeren over de complexiteit van schoonheidsidealen.


Opinie | De EU is vaak traag. Maar dat mag geen excuus zijn voor morele verlamming

Er zijn momenten waarop politieke stilte geen neutraliteit betekent, maar medeplichtigheid. Gaza is zo’n moment. Wat zich daar voltrekt, is geen abstract geopolitiek conflict, maar een humanitaire ramp met diepe morele implicaties. De stilte die nu vanuit de de EU klinkt, is dus niets minder dan een moreel falen.

Waar is de EU? Die vraag hoorde ik de afgelopen jaren vaker, toen ik als decaan Internationale Betrekkingen van de Bocconi-universiteit in Milaan langs universiteiten, denktanks, ambassades en instellingen over de hele wereld reisde. En dan vooral in het zogenoemde ‘Mondiale Zuiden’: in Egypte, Zuid-Afrika, Ghana, China, Chili. Overal vroeg men zich af waar de EU bleef. Wat zegt Europa wanneer burgerdoelen worden gebombardeerd? Wanneer kinderen sterven onder het puin? Wanneer ziekenhuizen doelwit worden? Ik moest hun het antwoord schuldig blijven. De EU laat geen leiderschap zien, maar verdeeldheid en onverschilligheid.

De EU, die zichzelf graag ziet als hoeder van verlichte normen en waarden, wendt het hoofd af van het lot van de burgers van Gaza – de vergetenen van onze tijd.

Geen grenzeloos recht

De feiten zijn helder. Sinds 7 oktober 2023 zijn tienduizenden Palestijnen omgekomen, onder wie duizenden kinderen. De infrastructuur van Gaza ligt grotendeels in puin. Meer dan 80 procent van de bevolking is intern ontheemd. En toch slaagt de Europese Unie er niet in een verenigd, principieel standpunt in te nemen, laat staan actie te ondernemen.

Ja, Israël heeft het recht zich te verdedigen tegen terreur. Maar dat recht is niet grenzeloos. Het legitimeert geen collectieve bestraffing, geen belegering van 2,3 miljoen mensen, geen bombardementen op scholen, ziekenhuizen en vluchtelingenkampen.

Lees ook

Zeven gerenommeerde wetenschappers vrijwel eensgezind: Israël pleegt in Gaza genocide

Een Palestijnse vrouw houdt het lichaam vast van een kind, dat is gedood door een Israëlisch bombardement in Noord-Gaza op 28 april. Foto Mahmoud Issa

Wat zegt het over de EU dat ze zich wel krachtig uitspreekt tegen de autoritaire koers van Viktor Orbán in Hongarije, maar Netanyahu’s verwoestende beleid grotendeels ongemoeid laat? Dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen op eigen initiatief een bezoek bracht aan Israël in de eerste dagen na de aanval van Hamas, zonder zelfs maar een verwijzing naar het humanitaire recht, noch overleg met lidstaten, die haar later terugfloten?

Het is tekenend voor de bredere houding van de EU in dit conflict. Europese leiders herhalen keer op keer dat het internationaal recht moet worden gerespecteerd en dat een tweestatenoplossing het einddoel blijft. Maar zodra woorden omgezet moeten worden in daden, blijft het opvallend stil. De EU is een papieren tijger: luid in retoriek, tandeloos in de praktijk. Het zegt veel dat de Unie niet eens werd uitgenodigd aan de onderhandelingstafel bij gesprekken over een staakt-het-vuren of de vrijlating van gijzelaars.

Spaanse uitzondering

Slechts enkele lidstaten, Spanje voorop, spreken zich duidelijk uit. In dat land, waar ik momenteel als gasthoogleraarwerk, staat de catastrofe in Gaza tenminste op de politieke agenda. Ministers mengen zich openlijk in het debat, en er klinkt solidariteit met slachtoffers aan beide zijden. In het Europees Parlement en in de Europese Raad overheerst intussen de verlamming.

Toch ligt er een kans voor Europa om richting te geven aan een politieke oplossing. Het door Saoedi-Arabië geleide Arabisch Vredesinitiatief, dat vorig jaar nieuw leven werd ingeblazen, biedt een reële mogelijkheid voor diplomatieke betrokkenheid. Juist hier kan Europa tonen dat het méér is dan een toeschouwer.

Want het gaat niet alleen om Gaza. In Afrika, Latijns-Amerika en Azië groeit het wantrouwen jegens Europa. Wat stelt de Europese oproep tot een op regels gebaseerde internationale orde nog voor als die regels selectief worden toegepast? We kunnen niet met overtuiging pleiten voor rechtvaardigheid in Oekraïne, terwijl we in Gaza wegkijken.

Orbán én Netanyahu

Europa staat op een kruispunt. We kunnen blijven zwijgen en daarmee onze geloofwaardigheid als normatieve macht verder ondergraven – juist op een moment waarop we wereldwijd onze waarden uitgedaagd zien door de terugkeer van machtspolitiek, desinformatie en autoritaire reflexen. Terwijl we bondgenoten zoeken in het Zuiden, kijken zij toe hoe Europa zwijgt over Gaza. De tweede optie is dat we onze principes eindelijk serieus nemen: mensenrechten, de internationale rechtsorde, menselijke waardigheid. Niet alleen in verklaringen, maar in concrete actie. Niet alleen als het politiek opportuun is, maar juist wanneer het moeilijk is.

De EU is vaak traag, verdeeld, zoekend. Maar dat mag geen excuus zijn voor morele verlamming. Dit is het moment om op te staan. Om niet alleen de confrontatie aan te gaan met Orbán, maar ook met Netanyahu.


‘Bijna elke zin heb ik onderstreept’

‘Vijf jaar geleden, in de zomer, had ik een briefwisseling met een schrijver. Die raadde mij aan het boek Água Viva te lezen van de Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector. Ik lees een boek echt niet altijd wanneer iemand het me aanraadt, want wie heeft daar nou tijd voor? Maar hij stuurde ook citaten door die zo indrukwekkend waren, tijdens mijn eerste keer lezen heb ik bijna elke zin onderstreept. Intussen heeft het boek een vaste plaats op het boekenaltaar dat ik in mijn woonkamer heb staan.

„Água Viva wil als boek plotloos zijn. Het leest als een lange monoloog van een sprekend ik. Het heeft geen hoofdstukken, enkel alinea’s, onderbroken door witregels. Als lezer kun je denken dat het autobiografisch is, door de manier waarop Lispector over het scheppen van kunst schrijft, maar het de spreker in het boek is geen schrijfster, zoals Clarice Lispector zelf, maar beeldend kunstenaar. De tekst heeft iets ongrijpbaars en zoekt tegelijkertijd naar manieren om iets mythisch te grijpen.

„Het gaat over het leven en de ervaringen van het leven. Het gaat over de dood en kunst maken. Het gaat over bloemen en filosofie. Het gaat over oesters! ‘Ik ben de oester, ik trek ook samen wanneer iemand citroenzuur op mij drupt’, schrijft Lispector. Dat vind ik zo mooi.

„Clarice Lispector is een van de meest belangrijke schrijvers uit Brazilië, misschien zelfs van Latijns-Amerika. Ze schreef in complex Portugees en was meertalig. Van oorsprong kwam ze namelijk uit Oekraïne. Água Viva geldt als haar meesterwerk.

„Een paar jaar voor het schrijven van dit boek, brandde haar woning af. Daarbij liep ze nare brandwonden op, waar ze de rest van haar leven last had. Ik denk dat het boek daarom een zoektocht is naar iets groters, iets dat de ratio overstijgt.

„Zo schrijft ze aan het einde: ‘What I’m writing to you is this. It won’t stop. It goes on. Look at me and love me. No, look at yourself and love yourself. That’s right. What I’m writing to you goes on and I am bewitched...’ En daar stopt het. Gewoon klaar. Wat een einde.

„Ik merk nu ik het herlees dat ik bij andere zinnen en passages stil sta. Maar alles onderstrepen zou te veel worden, daarom maakte ik bij deze herlezing ezelsoren in de pagina’s waarop iets stond dat ik belangrijk vond. Opeens kwamen zinnen als ‘let’s not die as a dare’ veel sterker over. Waarom weet ik niet precies, ik denk omdat ik meer dood heb meegemaakt dan toen ik het boek de eerste keer las. Af en toe ergerde ik me enigszins aan mijn vroegere zelf in de kantlijn. Deze aantekening ligt wel heel erg voor de hand, dacht ik dan.

„Ik blijf nieuwe betekenissen ontdekken in de tekst. Gisteravond ging ik er nog een keer doorheen en toen dacht ik, eigenlijk is dit het moment waarop ik een actrice had willen zijn. Dat ik deze monoloog gewoon in mijn geheugen kunnen prenten, en in zijn volledigheid op kunnen ratelen. De tekst is namelijk wel moeilijk te onthouden, omdat deze plotloos is. Água Viva is nog niet vertaald naar het Nederlands, maar ik hoop wel dat het snel gebeurt. Benjamin Moser, een Amerikaanse auteur, heeft de biografie van Lispector geschreven en hij woont gewoon in Utrecht. Dus wie weet.”


Tv-recensie | Kom als weduwe na je zeventigste nog maar eens aan een leuke man

Jawel, knikten de vriendinnen. Jawel, hoor. Ze zaten met z’n vijven aan de grote eettafel van Mug (79), ieder met een leeg bord en een gevuld wijnglas voor zich. Misschien dat ze die jawels ook echt geloofden. Misschien was het woordje vooral bedoeld om elkaar gerust te stellen. Of zichzelf. Hoe het ook zij: Joanita (80) liet zich er niet door overtuigen. Die bleef stellig haar hoofd schudden en herhaalde wat ze net had gezegd, nu met nog iets meer nadruk. „Er zíjn geen leuke mannen alleen”, zei Joanita. „Leuke mannen hebben áltijd een leuke vrouw achter zich.”

Elk lid van de vijfkoppige vriendinnengroep in De grannies van Amsterdam (Omroep MAX) was weduwe. Dat was niet het overkoepelende thema van de online serie: veel belangrijker was hoe ze op respectabele leeftijd nog altijd ondernemend waren – een eigen marktkraam runnen, sparen voor een tripje naar Venetië, poseren voor een naaktkalender – en intussen bleven gedijen in elkaars gezelschap. Maar ze ontkenden niet dat ouder worden ook schaduwkanten heeft, of dat het verliezen van je partner eenzaamheid met zich meebrengt. En dat het pittig kan zijn om opnieuw aan de man te komen na je zeventigste. „‘K heb veel begrafenissen meegemaakt, lately”, zei Joanita. „En bij de begrafenis staat die man helemaal zielig, en dan staan er al drie buurvrouwen…” Met samengevouwen handen deed ze voor wat die buurvrouwen tegen zo’n arme ziel zeiden: „‘Geen zorgen, hoor. Ík ga wel voor je koken.’”

Je met drie vrouwen tegelijk op een verse weduwnaar storten klonk inderdaad niet ideaal. Daarnaast: áls je die vent eenmaal aan de haak had, was er een aanzienlijke kans dat je hem zou moeten verzorgen. Geen van de grannies had daar zin in. „Hij moet wel een beetje levenslustig zijn”, zei Jocelyn (74), en haar vriendinnen knikten. Er leek weinig ruimte voor het idee dat het omgekeerde ook kon gebeuren: dat zij zelf degenen zouden zijn die verzorgd moesten worden. Sommige dingen zijn te beangstigend om rekening mee te houden.

Helemaal aan het eind van de serie gebeurden die dingen dan toch. Eerst overleed plots de goedlachse Jocelyn, nog voor ze de naaktkalender kon zien – haar passieproject. Dat drukte zo’n verdrietige stempel op de laatste aflevering dat ik me er aanvankelijk niet toe kon zetten erover te schrijven. Maar deze week werd een bonusaflevering online gezet, ter ere van Jocelyn. Daar werd een nieuw laagje weemoed in aangeboord, want „ouwe tijger” Joanita had ook nog eens een herseninfarct gehad, maar desondanks keerde het optimisme langzaam terug. Jocelyn was er niet meer, maar ze was er wel geweest. En nu hadden ze elkaar nog, en een fles alcoholvrije gin, om samen mee te proosten op hun gevallen vriendin.

Magie

Het kan heel troostrijk zijn om te zien hoeveel veerkracht mensen in zich hebben. Al moet ik zeggen dat het soms óók troostrijk is om te denken: het kan altijd erger. Nieuws van de dag (SBS6) stelt in dat opzicht nooit teleur. Woensdag was bijvoorbeeld schrijver Joris van Os te gast, een vijftiger die zich had voorgedaan als jonge Marokkaanse vrouw om beter in de smaak te vallen bij uitgevers. Onder zijn echte naam kreeg hij zijn literaire carrière naar eigen zeggen niet van de grond. Presentator Thomas van Groningen begreep wel waarom: „Ben je een witte man van middelbare leeftijd, dan kan je het wel schudden in Nederland, want alles en iedereen krijgt dan voorrang op je.” De magie van Nieuws van de dag is dat je dit als witte man van middelbare leeftijd in spe gewoon kunt zeggen terwijl drie van je vier gasten witte mannen van middelbare leeftijd zijn, net als Raymond Mens die dan ook nog even via een videoverbinding in de studio aanwezig is. Zo veel achtergestelde mensen in één studio. Heel tragisch.

Daar zal ik aan denken als het leven tegenzit en ik even niet de veerkracht van een Amsterdamse oma kan vinden. Dan zeg ik tegen mezelf: joh. Het had nog veel erger gekund. Je had ook een man van middelbare leeftijd kunnen zijn.


Column | Beste boekpromotie ooit

Gisteravond zat Marco Kroon, erkend oorlogsheld en drager van de Militaire Willems-Orde, aan bij Bar Laat om zijn boek Paraat te promoten. In de ankeiler op X stond: ‘Paraat staan zit Marco Kroon in het bloed’. Gezien het zeer recente verleden een waarheid als een koe. Ik vervloekte het dat Bar Laat tegenwoordig zo laat wordt uitgezonden want deadline technisch helaas te laat voor deze column. Toen ik het las vond ik het optreden van Marco Kroon bij de herdenking van tachtig jaar Vrijheid in Wageningen, waarbij hij een demonstrant tegen de grond wierp nog voordat die zijn vlag kon uitvouwen en vervolgens een paar meter over het wegdek sleepte, waarbij de demonstrant naar eigen zeggen een lelijke schaafwond opliep waarvoor hij aangifte deed tegen Marco Kroon, wat veel verontwaardiging opriep, maar voor Kroon zeker herkenbaar moet zijn omdat hij zelf ook ooit aangifte deed tegen agenten die hem arresteerden wegens wildplassen met carnaval omdat ze daarbij zijn pink kneusden, opeens wel slim. Of slim… Gewiekst is een beter woord omdat Marco Kroon met die actie de auteur Marco Kroon op het juiste moment in het zonnetje zette. Hij was zijn boek geworden, hij had het ook ‘super-paraat’ kunnen noemen. Zijn sympathie-factor steeg enorm, meer dan driekwart van ons volk schijnt achter zijn parate ingrijpen te staan. Amerika heeft Superman, Spiderman en al die anderen, wij konden daar tot voor kort niets tegenoverstellen, maar nu is daar onze Marco Kroon die deze stripfiguren naar de kroon steekt. Wat een timing, achter het gespuis aan tijdens de nationale herdenking. Live, het volk zat ademloos voor de buis. Wat hij in zijn nog korte leven al heeft meegemaakt grenst aan het ongelooflijke, zelfs als hij niet kan schrijven is het spannender dan pak ’m beet Snuf de Hond, Oorlogswinter of alles van Tommy Wieringa.

Dat zijn actie eigenlijk overbodig was, de demonstrant en zijn trawanten waren al gespot en bijna gegrepen door de veiligheidsmensen, deed geen afbreuk aan zijn heldendaad. Zelfs onze hoogste militair, commandant der strijdkrachten Onno Eichelsheim liet op de radio weten dat hij trots is op deze Marco Kroon. Zo dapper had hij ze nog niet vaak in het echt gezien. Op naar een waakzame samenleving, vol mensen die niet twijfelen maar meteen handelen als ze denken dat de orde wordt verstoord! Mensen die geen last hebben van mitsen en maren. Niet dat Marco Kroon die niet kent, maar die komen pas later, achter zijn schrijftafel. Een deel van het gedachtegoed is nu te koop. Het heet Paraat. Marketingtechnisch laat hij alle andere schrijvers met een korte sprint van nog geen twaalf meter zijn hielen zien. Marco Kroon is veel slimmer dan ik al dacht. Wat een held.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.


Wat vindt NRC | ‘Ruslandtribunaal’ is noodzakelijk, Den Haag de logische zetel

Nog een tribunaal? Ja, toch maar wel. De oprichting van een speciale rechtbank voor de Russische inval van Oekraïne, vrijdag aangekondigd in Lviv, is belangrijk voor de internationale rechtsorde. Oók als de kans op succesvolle berechting van Vladimir Poetin gering is.

Het speciale tribunaal, waarin Oekraïne samenwerkt met de Europese Unie, zal zich uitsluitend richten op de misdaad agressie, ofwel het binnenvallen van een ander land. Het zal complementair zijn aan het Internationaal Strafhof, dat in 2023 al een arrestatiebevel uitvaardigde tegen Poetin voor oorlogsmisdaden in Oekraïne, meer specifiek het ontvoeren van kinderen. Het Strafhof kan volgens zijn eigen regels Poetin niet vervolgen voor agressie, omdat Rusland niet bij het hof is aangesloten.

Op het eerste gezicht klinkt het misschien als juristerij, een nieuwe rechtbank voor een oorlog die al is ondergebracht bij het Strafhof, het permanente tribunaal dat de zwaarste misdrijven in de wereld behandelt. Bovendien verandert een nieuw tribunaal weinig aan het belangrijkste probleem voor de berechting van Poetin: het ontbreken van een internationale politiemacht om hem te arresteren.

Het agressietribunaal kent zelfs een extra belemmering: anders dan het Strafhof mag het geen zittende staatshoofden vervolgen. Omdat Poetin nog geen belangstelling heeft getoond voor zijn pensionering – en daar nu wellicht nog minder toe geneigd zal zijn – is veel geduld een vereiste, zoals vrijwel altijd in het internationaal recht.

Aanklachten zonder beklaagden in het verdachtenbankje: het is een fenomeen dat het Strafhof een tandeloos imago geeft. Zo wacht het al zestien jaar op de Soedanese oud-president Bashir en al twintig jaar op de Oegandese rebellenleider Joseph Kony. Dit roept de vraag op of de initiatiefnemers met een agressietribunaal niet hun eigen teleurstelling en vernedering organiseren.

Maar Poetins arrestatie is geenszins uitgesloten, evenmin als die van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu, die eveneens wordt gezocht door het Strafhof. Dat bewijst de verrassende overdracht van de Filippijnse oud-president Rodrigo Duterte eerder dit jaar. Doordat Duterte in ongenade was gevallen bij zijn opvolger zit hij nu in de cel in Scheveningen. Het kan de beste autocraat overkomen.

Een speciaal tribunaal voor Russische agressie zendt vanaf de oprichting een signaal uit. Niet alleen naar Poetin, ook naar andere leiders met neigingen tot imperialisme. Het laat zien dat er een internationale norm bestaat en dat er nog staten zijn die zich er sterk voor maken. Of het nu gaat om Poetin en de Baltische staten, om Xi Jinping en Taiwan of Donald Trump en Groenland; ze kunnen de soevereiniteit van landen negeren, maar krijgen er nieuwe zorgen voor terug. Anders dan het Strafhof mag het agressiehof processen voeren bij verstek. Dat is niet zaligmakend, maar helpt bij handhaving van de norm.

Premier Schoof sprak zuinig over de vraag of dit tribunaal net als het Strafhof, het Internationaal Gerechtshof en de inmiddels gesloten tribunalen voor voormalig Joegoslavië, Rwanda en Libanon in Den Haag gevestigd moet worden. Alleen als andere landen gelijkwaardig meebetalen aan het „forse prijskaartje”, dan is het volgens hem een optie. Meer enthousiasme is op zijn plaats. Den Haag als internationale stad van vrede en recht doet veel voor de reputatie van Nederland. Als het kabinet dat wil behouden, moet het consequent zijn.


Column | Chateaubriand

Niemand is zo mooi gebruind als Simon Dekker. „Moet je eens kijken”, zegt hij, de mouw opstropend van zijn hagelwitte shirt om het verschil te tonen. „Negen dagen zon.” Natuurlijk zijn het de Javaanse roots van moederskant. Maar ook een tube Nivea – „1,95 euro bij de Kruidvat” – doet wonderen. En een sloot ervaring. Want zijn huid is weliswaar 84 jaar oud, maar nog altijd niet gelooid zoals die van Marbella-types die de hele dag in de zon liggen bakken. Nee, je moet bewégen. En ópbouwen. „Elke dag een uurtje langer.”

Met diezelfde gebruinde arm wijst hij vanaf z’n bankje naar de overkant van het Badhuisplein, waar de wind het zand over de kale tegels jaagt. „Weet je ook weer dat je in Zandvoort bent.”

„Een tochtgat” noemen de locals het centrale plein aan de boulevard van de Noord-Hollandse badplaats. Al bijna veertig jaar is er discussie over de invulling. Het Badhuisplein, gelegen tussen winkelstraat en strand, was gekaapt door jarenzestigbeton en een immense spiegelwand van Holland Casino. Maar nadat begin dit jaar het casino sloot stemde de gemeenteraad in met de komst van een luxe hotel, een grand café, appartementen en meer groen. Een plein, kortom, met de allure van vroeger, in een modern jasje. „Eigentijdse grandeur.”

Grandeur, jahaa, Simon Dekker weet er alles van. Bouwes Palace Hotel, op de plek van het casino. Heeft ’ie veertig jaar gewerkt. „Showtafels” opdekken met het mooiste glaswerk. In smoking met de flambeerwagen langs de tafels. Chateaubriand; dubbele biefstuk van de haas. Braden en trancheren voor het oog van de gast. „Zien eten doet eten.” En ook de racers kwamen. Niki Lauda. „Kreeg je vrijkaartjes, als je ze goed behandelde.”

Wanneer het plein zijn allure verloor? Ach, hoe moet híj dat weten. Hoe ouder je wordt, hoe sneller alles gaat. En ook: wat doet het ertoe. Het Badhuisplein is altijd al meer een werkplein geweest dan een flaneerplein. Hier stond het in raceweekenden vol publiek en in de vakanties vol Duitsers; ging alles wat maar plat was in de paneer.

Ook zonder grandeur valt op het Badhuisplein genoeg te beleven. Simon Dekker zag hier in ’53 het zeewater over de tegels klotsen en in ’63 rustte datzelfde zeewater bevroren aan het strand – „leuk hoor, alles wit”. Je had hier de reddingsbrigade en vanaf het plein het beste zicht op de acties om eigenwijze zwemmers te redden. En denk eens aan de lol van de viskraam en al die toeristen die door meeuwen van hun kibbeling worden beroofd.

Al negen dagen achtereen is Simon Dekker op dit plein te vinden. Van half elf tot half vijf. Wordt ’ie weer opgehaald in een busje, terug naar het verpleeghuis. En altijd gezeten op het enige bankje dat níét uitkijkt op zee maar op het plein. Genietend van de zon en van de aanspraak. Want hé, is daar niet Han? „Goeiemorgen!” Knipoog: „Die wil net zo bruin worden als ik”. Han (76), neerzijgend op z’n vaste stek, knikt nederig. „Gaat ’m niet lukken.”

Freek Schravesande doet elke donderdag ergens vanuit Nederland verslag.


We lopen als cavia’s in een doolhof onze ondergang tegemoet, stelt Roxane van Iperen in een ambitieus boek

Een bekend citaat van Karl Marx is dat de geschiedenis zich herhaalt, eerst als tragedie en dan als farce. Misschien slaat dat nu op de regeringen waar Geert Wilders deel aan heeft? Op zijn grapje liet Marx een zin volgen die veelzeggender is. „De mensen maken hun eigen geschiedenis, maar zij maken die niet uit vrije wil, niet onder zelfgekozen, maar onder rechtstreeks aangetroffen, gegeven en overgeleverde omstandigheden.” De 19de-eeuwse denker wilde zeggen dat je als mens een beetje vrijheid hebt, maar niet veel. Terwijl er dus wel een revolutie moet komen.

In die geest schreef Roxane van Iperen het boek Eigen planeet eerst. Zelf noemt ze het een essay, „een probeersel zonder ander einddoel dan het ontsluiten van nieuwe denkpaden”. Op zoek naar een verklaring waarom we willens en wetens niks aan het klimaatprobleem doen, beschrijft Van Iperen ons menselijk gedrag als ‘cavia’s’. We lopen zoals in het jaren ’70 televisieprogramma Avro’s Wie-kent-kwis als cavia’s tussen de schotten van een bak, op zoek naar wat we denken dat de uitgang is.

De cavia’s denken dat ze vrij zijn, maar de televisiekijker is als Karl Marx en ziet hoe hindernissen in de bak hun route bepalen. En die hindernissen op weg naar duurzaamheid zijn er ook in het moderne mensenleven, van supermarkten vol plofkippen tot vliegtickets goedkoper dan groente. Van Iperen: „Het kan bijna niet anders dan dat een willekeurig mens, dat in het geheel geen kwaad in de zin heeft en gewoon zijn leven leidt, anno 2025 dáár uitkomt waar de ongezondste, minst duurzame keuzes gemaakt worden.”

Fred Oster met een van de cavia’s.

Van Iperens motief is dat ze niet aan haar kinderen kan uitleggen waarom het klimaat naar de knoppen gaat. Wat is er misgegaan met onze democratie, dat deze keer op keer beslissingen oplevert die funest zijn voor onze omgeving maar vooral ook voor onszelf? En wat kunnen we eraan doen om het tij te keren, voordat we op het punt raken dat we zelf per abuis de democratie ook nog afschaffen?

Over hoe de democratie faalt bij de aanpak van het klimaat schreef Van Iperen een knisperende diagnose, die feitelijk bestaat uit twee stellingen. Ten eerste stelt ze dat kiezers zich valselijk laten leiden door een tegenstelling tussen ‘winnaars’ en ‘verliezers’, tussen stad en platteland, tussen hoger opgeleiden en lager opgeleiden, tussen mensen die om hun buurt geven en losgeslagen kosmopolieten.

Winnaars-verliezers

Deze winnaars-verliezers gedachte, zo laat Van Iperen zien, dient vooral het populisme: om tegenstanders af te fakkelen als elitair en daarmee in razend tempo de democratie te ondergraven. Maar, stelt de schrijfster tegelijkertijd, de opwarming van de aarde maakt ons allemaal tot verliezers. Het is dan ook terecht dat Van Iperen korte metten maakt met polarisatieclichés en deze vervangt voor de tegenstelling tussen macht en onmacht. Aan de ene kant staan de extreemrechtse ideologen (‘alt-right’) en miljardairs (‘alt-finance’), zoals ze nu bijvoorbeeld aan de macht zijn in zowel de Verenigde Staten als in Rusland. Aan de andere kant staan de gewone mensen die zich laten verleiden om op alle problemen ‘eigen volk eerst’ te antwoorden. Beide groepen leven op een ‘eigen planeet’, zonder enige interesse voor de aarde. Democratie is voor deze mensen een bron van decadentie en verval. Luisteren naar oppositiepolitici, rechters, journalisten of burgers is een teken van zwakte.

Dit brengt Van Iperen op haar tweede, niet zo schokkende, stelling: dat de democratie slachtoffer is van dertig jaar neoliberalisme. Dit beleid heeft van denkende burgers domme consumenten gemaakt. Met als gevolg dat in „iedere westerse burger nu de diepgewortelde overtuiging leeft van ‘eigen pech, eigen schuld’.” Dat is iets dat Van Iperen bij haar generatiegenoten ziet, maar ook zeker bij de generatie van haar kinderen. „Er is geen enkel mededogen meer met mensen die ziek, zwak, arm, dik, verslaafd, lelijk of improductief zijn”, schrijft ze. Dan moet je maar betere keuzes maken, is de dominante houding.

Als gevolg van deze twee ontwikkelingen blijft uiteindelijk iets over wat Van Iperen ‘alt-democracy’ noemt, een schaduwdemocratie waar iedere belangstelling voor klimaatpolitiek vakkundig buiten de deur wordt gehouden. In ‘alt-democracy’ hebben „machtige industrieën zich verbonden aan politici die enerzijds een grenzeloze, geglobaliseerde markt bedienen, en anderzijds lokale zondebokpolitiek bedrijven, die gericht is op het herstel van nationale soevereiniteit en landsgrenzen.”

Wat te doen?

Wat te doen in deze, om Marx nog eens aan te halen, ‘overgeleverde omstandigheden die we aantreffen’? Hoe de hindernissen te verplaatsen die ons als cavia’s naar de ondergang van de aarde laat lopen? Ook bij Van Iperen sluimert een revolutionair verlangen, om de door haar ontmaskerde economie zodanig te veranderen dat „alles ondergeschikt wordt aan het langetermijnbelang van de mensheid, die nu eenmaal gebonden is aan een fysiek bestaan, binnen een fysieke gemeenschap, op een tastbare grond.” Álles ondergeschikt maken, dat klinkt dreigend, dictatoriaal.

Maar liever zoekt Van Iperen de oplossing in een goedburgerlijke maatschappijkritiek. Ze verwijst naar een andere Duitser, de (katholieke) rechtsgeleerde Ernst-Wolfgang Böckeförde die in 1964 de stelling verdedigde dat de overheid de bestaansvoorwaarden van democratie niet kan garanderen. Het is door verantwoordelijk gedrag en zelforganisatie dat burgers tolerantie, pluralisme en individualisme realiseren. Je kunt immers noch via de staat (bijvoorbeeld de politie) noch de commercie (de Picnic-boodschappenservice) wat mensenrechten of duurzaamheid bestellen.

„Democratie volgt waarden, dat is de kern van het verhaal”, neemt Van Iperen van Böckeförde. Maar van die waarden, stelt zij, komt nu weinig terecht, doordat de verzorgingsstaat is afgebrokkeld en door de groeiende druk van ‘alt democracy’. De schrijfster signaleert daardoor „een zingevingscrisis op grote schaal”. CDA -leider Henri Bontebal zal goedkeurend knikken.

Wat te doen? Van Iperen pleit voor meer vrijheid voor de burger om zelf weer invulling aan hun humaniteit te geven, en een overheid die niet als een groot, bureaucratisch monster de burger in de greep houdt. „De waarden die cruciaal zijn voor een gezonde, duurzame gemeenschap op lokaal niveau – namelijk: nabuurschap, medemenselijkheid, langetermijninvesteringen – staan haaks op de waarden die de globale gemeenschap nastreeft – kortetermijndenken, zelfverrijking en macht, zonder inachtneming van de schadelijke gevolgen voor de mensen die op de lokale grond leven.” PvdA-Groenlinks leider Frans Timmermans zal goedkeurend knikken.

Van Iperen is een aanstekelijk denker. Ze schreef eerder Eigen welzijn eerst, een boek dat zich concentreerde op een curieus verschijnsel: fanatiekelingen die gezondheid met racisme combineren. Eigen Planeet eerst is ambitieuzer. De schrijfster wil hierin een heel ‘systeem’ blootleggen. Haar beeldtaal vergt wel wat goede wil van de lezer.

Lees ook

Hoe de yogamoeders naar rechts opschoven

Demonstrant bij protestmars op de Dam in Amsterdam eind 2021.

Mensen „kiezen voor een eigen planeet”, alsof we er meer hebben. Maar mensen gedragen zich dus ook als cavia’s in verschillende ‘systeembakken’. En dan zijn er met ‘alt-right’, ‘alt-finance’ en ‘alt-democracy’ nog ettelijke alternatieve werelden te ontmaskeren. De conclusie dat de politiek de grenzeloosheid van de economie compenseert door „eigen volk, welzijn, planeet eerst”, raakt zo wat op het tweede plan.

Ook suggereert Van Iperen dat het helpt wanneer we lokaal meer burgerschap vertonen, dat verbondenheid met de plek waar we wonen van groot belang is. Maar denk nog even aan de lintjesregen voor vrijwilligers van een paar weken geleden, de Nederlander is behoorlijk sociaal georganiseerd vergeleken met andere landen. En dat heeft de opeenvolgende electorale opstanden van de afgelopen decennia niet tegengehouden.

Van Iperen weigert echter terecht daadwerkelijke oplossingen te verzinnen, daar is een essay niet voor. Daarom is dit boek ook een originele aanvulling op de reeks recente kritieken op het populisme van bijvoorbeeld Timothy Snyder, Anne Applebaum, Marijn Kruk of René van Stipriaan.


Fantasy-boek Onyx Storm is internationale bestseller: ‘Hoezo romantisch? Omdat het door een vrouw is geschreven?’

Oorlog, draken, seks en magie zijn de ingrediënten van de megabestseller van Rebecca Yarros, Onyx Storm – in de Nederlandse vertaling verschenen als Door duisternis gesmeed. Het derde boek uit de Empyrean-reeks van Yarros staat al maanden in de bovenste regionen van de bestsellerlijst van de New York Times. Met bijna drie miljoen verkochte exemplaren in de eerste zeven dagen na de verschijning is Onyx Storm bovendien de snelst verkopende roman in twintig jaar. Ook in Nederland stond het boek na de lancering bovenaan in de Bestseller 60.

Volgens Ilse van Lith, boekverkoper bij boekhandel Van Piere in Eindhoven valt de populariteit van de boeken van Yarros alleen te vergelijken met de Harry Potter-boeken rondom de eeuwwisseling: „Net als twintig jaar geleden bij J.K. Rowling, willen mensen zo snel mogelijk het nieuwe deel in de serie van Rebecca Yarros in handen hebben.”

Dat leverde ook van Harry Potter bekende taferelen op: boekwinkels overal in Nederland en België, waaronder Van Piere, organiseerden eerder dit jaar nachtelijke verkoopmomenten om fans de kans te geven om als eerste een exemplaar van het boek te bemachtigen. Van Lith: „Zulke fans zijn in positieve zin gestoord dat ze elkaar zo opjutten dat ze ’s nachts naar een boekwinkel willen komen.”

Ter vergelijking: de laatste megabestseller van Colleen Hoover, It Starts With Us, verkocht 810 duizend exemplaren in de eerste week. Onyx Storm verpulverde dat record door meer dan het driedubbele te verkopen. Inmiddels zijn wereldwijd in totaal al meer dan twaalf miljoen exemplaren verkocht van de drie boeken uit de Empyrean-reeks.

Wat maakt de boeken van Rebecca Yarros zo populair? „Je belandt als lezer in een emotionele rollercoaster”, vertelt Jolien, die in haar vrije tijd boeken bespreekt voor website StoerLeesVoer. „Yarros heeft het vermogen om je enorm mee te laten leven met haar personages. Ze weet je écht te raken.” Jolien werd naar eigen zeggen overrompeld door de boeken uit de Empyrean-serie: „De hele serie zit vol spannende momenten. De gigantische cliffhangers zorgen ervoor dat je op het puntje van je stoel zit en door móet blijven lezen.”

Volgens Nienke Posthuma, die wekelijks schrijft over boeken op haar blog Booksometea, beschikt Yarros over een indrukwekkend verteltalent. „Ze bouwt haar verhalen met zoveel vaart en humor op, dat je als lezer direct meegesleurd wordt. Ondanks de zware thema’s, zoals oorlog, moord en martelingen, weet ze toch ook een luchtige toon te behouden. Het verhaal wordt nooit te zwartgallig.”

Broze heldin

In 2023 begon de boekenreeks met Fourth Wing (In steen gebrand), een jaar later verscheen Iron Flame (Een ijzeren vlam) en begin dit jaar kwam daar het derde deel Onyx Storm bij. In de boeken maak je kennis met een fictief continent dat verscheurd wordt door een oorlog die al honderden jaren duurt. Het twintigjarige hoofdpersonage, Violet Sorrengail, is allesbehalve een onoverwinnelijke heldin. Violet lijdt namelijk aan een chronische ziekte waardoor ze last heeft van hypermobiliteit, gewrichtspijn en broze botten. Dat weerhoudt haar niet haar om, onder dwang van haar moeder, een loodzware opleiding te volgen aan het Basgiath Oorlogscollege in Navarre en toe te treden tot het elitekorps van de drakenrijders.

Op het oorlogscollege blijkt Violet tegen ieders verwachting in een bijzonder talent te hebben om contact te maken met draken. Ze weet haar beperkingen te compenseren met vindingrijkheid en intelligentie.

Centraal in het verhaal staat ook de relatie met rebellenzoon Xaden Riorson. Door de boeken heen ontwikkelt hun verhouding zich van concurrerende vijanden tot een diepgaande band waarbij trigger warnings nodig zijn om de lezer voor te bereiden op de onverhulde seksscenes.

De Empyrean-serie valt onder te brengen in het tamelijk nieuwe genre fantasy-boeken dat ‘romantasy’ wordt genoemd. Daaronder vallen boeken waarin klassieke fantasy-elementen, zoals magie en draken, worden gecombineerd met romantiek en expliciete seksscènes. Boeken als A Court of Thorns and Roses van Sarah J. Maas en de Twilight-reeks van Stephenie Meyer wisten vergelijkbare elementen al eerder succesvol te combineren.

Boekblogger Nienke Posthuma stoort zich aan dat etiket ‘romantasy’ dat op de boeken van Rebecca Yarros is geplakt. „Dat klinkt zo patriarchaal en neerbuigend. De boeken bevatten zoveel meer dan alleen die paar seksscènes. Met zo’n term wordt geen recht gedaan aan de breedte en diepte van het verhaal en de personages. In totaal tellen de drie boeken zo’n vijftienhonderd pagina’s. Romantische scènes komen maar in een handjevol hoofdstukken voor. Game of Thrones wordt toch ook geen ‘romantasy’ genoemd? De enige verschillen zijn dat de seks hier wèl met wederzijdse instemming gebeurt en dat dit boek is geschreven door een vrouw.”

De boekenreeks van Yarros wordt daarnaast ook wel gerekend tot een andere categorie: New Adult-boeken, hoewel dit vooral een term uit de marketingwereld lijkt te zijn. Linda Ackermans, die als promovendus aan de Radboud Universiteit onderzoek doet naar Young Adult-boeken: „New Adult-boeken zijn in de regel voor lezers van twintig jaar en ouder. De hoofdpersonages zijn vaak ouder dan in Young Adult-boeken, waarin hoofdpersonages tieners zijn. Seks is daarom ook explicieter aanwezig. Er is nog geen onderzoek naar gedaan, maar ik zou me kunnen voorstellen dat Young Adult-lezers als ze ouder worden meer belangstelling hebben voor boeken met iets meer pit.”

Dat seksualiteit in de boeken wordt beschreven vanuit het oogpunt van de vrouw, is vernieuwend

Ilse van Lith
boekverkoper

Onderzoek van WordsRated, een internationaal onderzoeksbureau, laat zien dat de verkoop van Young Adult-boeken tussen 2018 en 2023 wereldwijd met 48,2 procent is gestegen. Daarmee is het de boekencategorie die de grootste groei heeft doorgemaakt.

Het megasucces van Onyx Storm heeft volgens Jan Verhagen, directeur bij boekhandel Van Piere in Eindhoven, voor een groot deel te maken met de populariteit van het boek op sociale media. „Er is rondom Onyx Storm een grote online community ontstaan die zo snel mogelijk het boek in handen wil hebben om spoilers te voorkomen en mee te kunnen praten op sociale media.”

Ackermans spreekt in haar onderzoek over de marketing van Young Adult-boeken van een ‘interactief brandingproces’. Daarbij zijn lezers, auteurs en uitgevers gezamenlijk betrokken. „Lezers zijn niet meer alleen consumenten van boeken, maar helpen – onbetaald – mee bij de promotie door actief te zijn op sociale media. Een deel van het marketingwerk wordt zo voor de uitgever gedaan. Uitgevers proberen daar op in te spelen door invloedrijke boektokkers aan zich te binden, onder meer met exclusieve speciale edities van de boeken.”

Ook auteurs spelen volgens Ackermans een steeds actievere rol bij de promotie. „Rebecca Yarros deelt bijvoorbeeld op Instagram een zogeheten ‘bookcover reveal’, waarbij het omslag van haar nieuwe boek voor het eerst te zien is. Fans op TikTok delen dit weer met hun volgers, zodat er op een hele simpele manier miljoenen potentiële lezers worden bereikt.”

Miljoen beoordelingen

Yarros is daarmee zelf voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor haar succes door actief te zijn op sociale media. Ze heeft 1,4 miljoen volgers op Instagram en 442.000 volgers op TikTok. Daardoor kan ze rekenen op een fanatieke en loyale achterban. Twee maanden na verschijning had Onyx Storm al bijna een miljoen beoordelingen op het populaire platform GoodReads. Bijna de helft van de lezers beoordeelde het boek met vijf sterren. Populaire TikToks over het boek kunnen rekenen op honderdduizenden views – met uitschieters in de miljoenen. „Harry Potter, Twilight en Hunger Games waren in het verleden soortgelijke fenomenen, maar het unieke bij de boeken van Yarros is dat TikTok zo’n enorme rol speelt”, zegt Ackermans.

Dat de boeken van Yarros voornamelijk vrouwelijke lezers aanspreken heeft volgens Ilse van Lith te maken met de feministische inslag. „Dat seksualiteit in de boeken wordt beschreven vanuit het oogpunt van de vrouw, en dat het vrouwelijk orgasme zo’n prominente rol speelt, is vernieuwend”, vertelt de boekverkoper. „De combinatie van een vrouwelijke heldin en erotiek in een genre dat voorheen bijna volledig werd gedomineerd door sterke mannelijke hoofdpersonages, blijkt een succesformule.”

Lees ook

Boekenclubs zijn niet stoffig: tien tips om van start te gaan

Boekenclubs zijn niet stoffig: tien tips om van start te gaan

Ackermans beaamt de nieuwe interesse in een vrouwelijke heldin: „Complexe vrouwelijke hoofdpersonages, bij wie het perspectief ligt, zijn sinds het begin van deze eeuw in fantasy veel gangbaarder geworden. Dat kan er natuurlijk aan bijdragen dat dit soort boeken vaker vrouwelijke lezers aanspreken.”

Het belangrijkste van het fenomeen Onyx Storm, is misschien wel dat Yarros jonge mensen aan het lezen krijgt. Volgens boekblogger Nienke Posthuma werken de boeken aanstekelijk: „Een vriendin van me had jarenlang geen boek aangeraakt, tot ze zich aansloot bij een leesclubje. Een van de eerste boeken die ze daar lazen was Onyx Storm – en sindsdien is ze weer helemaal in de ban van lezen.”