‘Thuis moet veilig zijn’, zegt de rechter tegen drie plegers van huiselijk geweld

De zaak

De politierechter in Rotterdam velt deze week een oordeel over een aantal zaken van huiselijk geweld. Een verslaafde man die zijn jongere broer bij de keel grijpt. Een echtgenoot die zijn vijf maanden zwangere vrouw in de buik heeft geschopt. Een gezin met een jong kind, waarin de man zijn vrouw af en toe met de vlakke hand slaat. Volgens de officier van justitie hadden de verdachten weg moeten lopen. Maar volgens henzelf was dat besef ver te zoeken op het moment dat het escaleerde.

De dertiger Mehmet, langdurig cocaïneverslaafd, staat terecht voor het bij de keel grijpen van zijn jongere broer. De twee woonden destijds bij hun ouders, inmiddels slaapt Mehmet elders. „Het begon met een woordenwisseling,” zegt hij. „Ik heb hem met mijn rechterhand bij de keel gepakt en tegen de muur geduwd.” Volgens hem ging het conflict over spullen en oude frustraties. „Ik begrijp dat hij het niet leuk vindt dat ik aan zijn spullen zit, maar hij blijft erover doorgaan.” De rechter vraagt: „Kunt u dan ook weglopen?” Mehmet antwoordt: „Ik weet dat het handig is om een blokje om te lopen, alleen deze keer was dat niet zo.” Volgens het broertje speelde er iets anders: hij had tegen hun ouders gezegd dat ze Mehmet geen geld meer moesten geven. De vader bevestigde bij de politie dat Mehmet zijn broer bij de keel pakte. De officier acht mishandeling bewezen en wijst op rode verkleuring in de hals. „Thuis moet veilig zijn.” Ze eist 80 uur taakstraf waarvan de helft voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

In de tweede zaak staat de vijftiger Martijn terecht voor een poging tot zware mishandeling van zijn vrouw. Zij was toen 21 weken zwanger van hun tweeling. Volgens haar kwam hij tijdens een van de vele ruzies die ze hadden dreigend op haar af en zou hij haar bij de pols hebben gepakt. Ze sloot zich daarna met een schaar op in de wc en belde de politie.

Martijn geeft toe dat hij „een schoppende beweging” maakte, maar zegt dat het niet zijn bedoeling was haar te raken. „Ze schopte tegen mijn enkels, zwaaide met haar armen. Toen mijn been doorschoot, raakte ik haar aan de rechterkant van haar buik.”

De rechter: „U hield haar toch vast op dat moment? Kon u niet gewoon weglopen?”

Volgens de officier had hij zich moeten terugtrekken. „De vrouw stond met haar rug tegen de keukenkastjes.”

Zijn vrouw schreef een brief aan de rechtbank: ze wil niet dat hij de gevangenis ingaat en hoopt dat hij bij de bevalling aanwezig kan zijn.

De officier spreekt van poging tot zware mishandeling. „Als je een zwangere vrouw in haar buik trapt, loopt ze het risico dat ze via een spoedkeizersnede moet bevallen.” Ze neemt het hem zwaar kwalijk. „Hij bracht niet alleen haar, maar ook twee ongeboren kinderen in gevaar.” Toch vindt ze het belangrijk dat hij bij de bevalling kan zijn. Ze eist 150 uur taakstraf.

Martijn geeft toe dat hij ‘een schoppende beweging’ maakte

In de derde zaak staat Cezar, een Roemeense man in de dertig, terecht. Zijn vrouw – buiten de zaal met hun baby – verklaarde dat hij haar in het gezicht sloeg. Hij zegt dat hij haar alleen „een beetje heeft geduwd”, omdat ze hun kind van hem wilde afpakken. Bij de politie zou hij hebben gezegd dat er thuis vaker ruzie is, soms ook fysiek. „Ik heb haar wel eens met de vlakke hand in het gezicht geslagen, maar nooit als eerste.”

Agenten zagen een rode plek op haar wang. Zij verklaarde bang te zijn dat hij haar opnieuw iets zou aandoen, dat hij in staat is haar „helemaal kapot te slaan”. De officier acht mishandeling bewezen, de verdachte erkent immers dat het vaker fysiek wordt. „Ik zie geen reden om aan te nemen dat het nu anders is gegaan.”

„Huiselijk geweld in het bijzijn van een jong kind is een van de meest schadelijke dingen waar een kind getuige van kan zijn.” De officier eist 40 uur taakstraf, met aftrek van de ene dag dat hij vastzat, en twee weken voorwaardelijke celstraf met een proeftijd van twee jaar.

Het oordeel

In de zaak van Mehmet spreekt de rechter hem vrij van het dichtknijpen van de keel – daar is niet genoeg bewijs voor en ook de vader zag het niet gebeuren. Maar dat hij zijn broer bij de keel heeft gepakt en tegen de muur heeft geduwd, staat vast. Dus is er sprake van mishandeling. De rechter eist 40 uur taakstraf, volledig voorwaardelijk. Die hoeft hij alleen uit te voeren als hij binnen twee jaar opnieuw de fout in gaat. De rechter twijfelt over het nut van een middelencontrole voor Mehmet. Dat is in het verleden al eens mislukt. „Zoals de Engelsen zeggen: setting you up for failure,” zegt hij. „Dan dondert het hele pakket als een kaartenhuis weer in elkaar.” In plaats daarvan moet hij zich melden bij de reclassering en starten met begeleid wonen. In de tweede zaak volgt de rechter de officier: geen sprake van noodweer. Martijn had weg kunnen lopen, maar deed dat niet. In plaats daarvan hield hij zijn vrouw vast en schopte – met alle risico’s van dien. Toch is er onvoldoende bewijs dat hij met die ene trap willens en wetens ernstig letsel riskeerde. Geen poging tot zware mishandeling dus, maar „gewone” mishandeling. De straf: 60 uur taakstraf, waarvan de helft voorwaardelijk. Met verplichte begeleiding zolang de reclassering dat nodig vindt. In de derde zaak acht de rechter mishandeling van zijn echtgenote bewezen. Cezar gaf toe dat hij haar in dit soort situaties „wel eens met de vlakke hand slaat” – en de agenten zagen een rode plek op haar wang. Dat het gebeurde met hun kind op de arm, weegt zwaar mee. Toch krijgt hij geen voorwaardelijke celstraf, zoals de officier eiste, maar een taakstraf van 78 uur. 40 uur daarvan is voorwaardelijk. Cezar verlaat de rechtbank met zijn baby in zijn armen. Zijn vrouw loopt stilletjes naast hem.


Column | Waar OpenAI allesbehalve open is, krijg je in Rotterdam wél een kijkje onder de motorkap van een taalmodel

Post van Mark Zuckerberg! Althans van het Meta Privacy Team. „Ontdek hoe we uw gegevens gebruiken terwijl we AI bij Meta verbeteren.” Moet ik bezorgd zijn dat mijn „interacties” gebruikt worden om een kunstbrein te trainen? Of juist blij dat al mijn gevatheden op Facebook zich als karbaatzaad verspreiden? Ja, ik kan bezwaar maken, zij het zonder garanties. Maar verder kom je er niet achter „what this means for you”.

„Ik kan maar twee dingen bedenken”, zegt Claartje ter Hoeven, hoogleraar informatiewetenschappen in Utrecht. „Zo proberen ze je nog scherper te profileren om nog gerichter te kunnen adverteren. Of ze willen weten hoe spontane conversaties in het algemeen werken, zodat hun modellen die beter kunnen nabootsen. Maar we weten het niet.”

Net als ChatGPT-maker OpenAI, die allesbehalve open is, doet Zuckerbot vaag. Hoe het ook kan, laat João Gonçalves zien in zijn kamertje op acht hoog bij de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Daar draait sinds twee jaar het Erasmus Language Model (ELM), dat Gonçalves (34) als sociale wetenschapper met een verleden in machine learning – zeldzame combinatie – heeft gebouwd, overigens met deels open Meta-software.

ELM is een kennisbank, maar allereerst onderwijsgereedschap: hoe werken ‘grote taalmodellen’? ELM is open source, want getraind met wetenschappelijke Erasmus-publicaties. ChatGPT c.s. slurpen wereldwijd energie en kapitaal en zijn op den duur onhoudbaar. ELM heeft een minuscule voetafdruk en kostte 4.000 euro. ELM is ook veel kleiner, kan niet dichten als Shakespeare of een sollicitatiebrief herschrijven. „Als je een recept voor lasagne vraagt, begint hij over sociale omstandigheden in negentiende-eeuws Italië”, zegt Gonçalves. „Hij spreekt nu eenmaal onze taal.”

Taalbots zijn ‘generatieve AI’, wat er in het ultrakort op neerkomt dat ze gokken wat het volgende woord in een reeks is. Of je het denken kunt noemen, is de vraag. Maar het ziet er leuk uit als Gonçalves „How can I feel better about myself?” typt en ELM een rijtje aanbevelingen uitschrijft. Zorg dat je genoeg slaap krijgt, drink veel water, doe gymnastiek. En: zorg dat je genoeg slaap krijgt. Waarna Gonçalves in een regeltje code de straffactor voor herhalingen van 1.1 in 1.4 verandert en hetzelfde rijtje verschijnt, nu zonder dubbeling. „Zo’n ‘prompt’ sluit aan bij wat studenten al kennen van ChatGPT, maar wat daar in een zwarte doos gebeurt, wordt hier zichtbaar”, zegt hij.

Er is een next level. Zo kunnen studenten een onderzoeksvraag voorleggen. ELM zegt hoe die beter of anders of in de prullenbak kan. En dan is er de toekomst, waarbij ELM-ervaringen met andere, beperkte ‘datasets’ praktische toepassingen krijgen. Zo werkt Gonçalves nu met Delftse wetenschappers aan een taalbot over geestelijke gezondheid bij jongvolwassenen.

„Niet alles hoeft altijd maar grootschaliger te worden”, zegt hij. „Vergelijk het met Portugese wijn: het is beter om veel kleine maar heel goede wijnhuizen te hebben.”


Gerard Soeteman was de scenarioschrijver van indrukwekkende films over het machtelozen streven van ‘kleine mensen’

Er zullen niet veel Nederlanders zijn die nooit een regel van Gerard Soeteman hebben gehoord. „Wat is dat voor behandeling?” zegt Floris tegen zijn belagers in de gelijknamige tv-serie uit 1969. „Beetje oorlog, best spannend”, zegt Rutger Hauer in Soldaat van Oranje (1977). „Het leven is net een kroket: als je eenmaal weet wat erin zit, hoef je niet meer.” (Renee Soutendijk in Spetters, 1980) is er ook een, of „Houdt het dan nooit op?” (Carice van Houten in Zwartboek, 2006). Ze zijn alle afkomstig uit de pen van de bekendste scenarioschrijver van Nederland: Gerard Soeteman. Hij overleed vrijdag, 88 jaar, na een kort ziekbed, maakte zijn familie bekend.

Zijn bekendste werk maakte hij met regisseur Paul Verhoeven; naast de hierboven genoemde films ook onder andere Turks Fruit (1973), Keetje Tippel (1975) en Verhoevens Engelstalige debuut Flesh & Blood (1985). Verhoeven en Soeteman, dat was een gouden combinatie, al behaalde Soeteman zijn grootste succes in samenwerking met Fons Rademakers met De aanslag (1986): die kreeg een Oscar.

De oorlog was een constante. In veel van de door hem geschreven films speelt de Tweede Wereldoorlog een grote rol. Dat heeft deels een autobiografische achtergrond: het bombardement op Rotterdam was een van de eerste herinneringen van de in 1936 geboren Soeteman. Wanneer hij in 2019 door de Volkskrant wordt geïnterviewd, koppelt hij die herinnering meteen aan een film: „Op de arm van mijn vader heb ik de stad zien afbranden. Het werd later alleen geëvenaard door Gone with the Wind, met die grote brand in Atlanta.” Voor Soeteman kon alleen film de werkelijkheid evenaren.

‘Fascistoïde vermaak’

Hij begint in 1955 met een studie Nederlandse Taal- en Letterkunde – een filmindustrie had Nederland in de jaren vijftig nog niet – maar al snel komt hij te werken bij de NTS (voorloper van de NOS), waar hij werkt als vertaler en scenarioschrijver voor tv-documentaires. Het beslissende moment van zijn werkzame leven komt in 1967, wanneer hij de opdracht krijgt een tv-serie te schrijven in de stijl van Ivanhoe en het Vlaamse Johan en de Alverman. Wat ze in België konden, moest ook in Nederland mogelijk zijn.

En dat bleek: Floris was een groot succes. Maar Soeteman kwam pas echt tot zijn recht toen hij ging schrijven voor het witte doek. Vooral in de jaren zeventig en tachtig zagen miljoenen Nederlanders zijn films, waarin de hoofdpersonen maar zelden de winnaars van de maatschappij zijn. Sombere, maatschappijkritische films met een wereldbeeld dat soms tegen het nihilisme schuurt. Dat komt ook omdat Soeteman schreef aan verfilmingen van Nederlandse romans, en vooral Wolkers en Reve waren weinig optimistische auteurs.

Zelf beschouwde hij Spetters als zijn belangrijkste film, het verhaal van een groep jongeren die zich aan hun bekrompen milieu wilden onttrekken. De ene lukt het wel, de andere heeft pech, en dat wordt verteld in een ogenschijnlijk moraalloos verhaal vol seks en geweld: „Fascistoïde vermaak” en „een diepzwarte poel voor personen wier geestelijke groei na drie jaar is opgehouden”, oordelen recensenten. De erkenning kwam later, zowel voor Spetters als voor Soetemans werk in het algemeen: in 2017 werd hij bekroond met een Gouden kalf voor filmcultuur.

Maatschappelijk betrokken

Een nihilistische schrijver was Soeteman bovendien zeker niet. Spetters had hij juist geschreven om het machteloze streven van ‘kleine mensen’ te laten zien. In interviews benadrukte hij ook graag zijn maatschappelijke betrokkenheid. Die werd ingegeven door de oorlog, maar ook door de jaren erna, toen hij zag hoe moeilijk zijn communistische vader het had om weer aan het werk te komen: „Ideologie is niet goed, dat keert zich tegen je. Dat had ik op mijn twaalfde al in de gaten”, vertelde hij in 2019. De Max Havelaar had hij ook deels ook verfilmd om „vraagtekens bij dingen te zetten”.

Na Zwartboek is er geen film meer verschenen waarop Soeteman als scenarioschrijver op de aftiteling staat. Hij schreef weliswaar mee aan Benedetta (2021), Paul Verhoevens film over een non die de kerk niet alleen schokte met haar homoseksualiteit, maar ook met haar religieuze opvattingen. Soetemans scenario werd ontvangen als „een schitterend feministisch pamflet”, maar na Verhoevens aanpassingen ging het alleen nog maar om „het gefrutsel aan de geslachtsdelen. En dat interesseert mij niet zo,” aldus Soeteman, die zijn naam van de aftiteling liet halen.

Sindsdien schreef hij nog wel, maar gemaakt werd er niets meer. Hij schreef de laatste jaren voor zichzelf, vanuit de Spaanse kustplaats waar hij woonde met zijn echtgenoot Lyke Marree. Dat mocht ook wel, na al die miljoenen bezoekers voor zijn films.


‘Als ik een warmtenetproject financieel zo uit de bocht laat vliegen, ben ik failliet’

Het is koren op de molen van Ernst Japikse, de baas van een van de grootste private warmtebedrijven van Nederland, Ennatuurlijk. Vorige week bleek dat de staat een enorme tegenvaller moest incasseren bij de aanleg van een groot, publiek warmtenet in Zuid-Holland, een belangrijk onderdeel van het kabinetsplan om woonwijken aardgasvrij te maken.

Staatsbedrijf Gasunie nam de controle over het project zes jaar geleden over van energiebedrijf Eneco. Het deed dat op aanwijzing van het ministerie van Economische Zaken, mede vanwege zorgen over de ‘betaalbaarheid’ bij private exploitatie. Uit de laatste interne berekeningen van Gasunie bleek dat het warmtenet geen 600 miljoen euro gaat kosten, maar minimaal 1,1 miljard euro, zo lekte via NRC uit. Een nogal stevige kostenoverschrijding van bijna 100 procent.

Japikse: „Hier zie je dat je dit soort dingen niet moet overlaten aan partijen zonder de benodigde ervaring. De politiek mag dan wel stellen dat dit soort infrastructuur in handen van private bedrijven te duur wordt, en dat het beter is om ze in publieke handen onder te brengen. Maar het is juist andersom.” Duurdere warmtenetten betekenen hogere tarieven. „Of de staat moet de rekening betalen, maar dan is het uiteindelijk de belastingbetaler die ervoor opdraait.”

‘Frame’

Hij grijpt de kostenoverschrijding bij Gasunie aan om opnieuw te pleiten tegen een nieuwe wet waar het kabinet momenteel aan werkt. Die moet regelen dat toekomstige warmteprojecten altijd in meerderheid in handen van publieke instellingen komen, zoals gemeentes. Daarbij gaat het ook om het distributieniveau: het fijnmazige deel van het transportnetwerk voor warmte, in woonwijken zelf.

Deze nieuwe Wet collectieve warmte (Wcw) wil het kabinet invoeren opdat publieke belangen zoals betaalbaarheid beter geborgd zijn. Maar volgens Japikse is dat een „frame”. Juist bedrijven zoals het zijne, en andere grote private warmtebedrijven zoals Eneco en Vattenfall, kunnen dit beter, meent hij.

De rol die de overheid voor private partijen beoogt, die van minderheidsaandeelhouder, ziet hij daarbij niet zitten. Dan draagt zijn bedrijf wel mee in de risico’s, zoals kostenoverschrijdingen dus, maar heeft het geen zeggenschap om die te verkleinen. „Daar gaat onze aandeelhouder natuurlijk nooit mee akkoord.”

Wel de risico’s, geen zeggenschap: daar gaat onze aandeelhouder natuurlijk nooit mee akkoord

Deze maandag is er een wetgevingsoverleg over de Wcw in de Tweede Kamer. Betaalbaarheid is ook daar een belangrijk punt. Ondertussen zit de warmtetransitie in het slop. De private bedrijven investeren niet meer, uit vrees voor mogelijke onteigeningen. En publieke instanties wachten ook af. Het kabinetsdoel om in 2030 een half miljoen extra woningen op warmtenetten aangesloten te hebben, is inmiddels afgezwakt tot 200.000 woningen. Japikse: „De warmtetransitie draait de soep in.”

Kun je dit Gasunie wel kwalijk nemen? Je ziet toch overal kostenoverschrijdingen bij grote infraprojecten?

„Ze zijn twee, drie jaar aan het bouwen. En er was geen 100 procent inflatie in die periode. Dit komt dus ook doordat ze niet echt weten wat ze doen. Gasunie heeft dit nog nooit gedaan. Warmtenetten aanleggen is een andere business dan gasnetten. Dit is veel complexer.”

Ik kan toch niet drie jaar lang een potje gaan ver-plassen met Den Haag

Hoezo?

„De grote uitdaging is dat je een compleet nieuw energiesysteem moet bouwen, waarbij veel risico’s moeten worden afgedekt. Bij het slaan van een aardwarmteput, de warmtebron, is het bijvoorbeeld altijd afwachten hoeveel warmte daar precies afkomt, en of het een goede bron is dus. Je moet nieuwe infrastructuur aanleggen, en klanten vinden. Lukt dat niet, dan ga je diep de rode cijfers in. Dat ‘vollooprisico’ heb je niet bij gas, daar zijn de klanten er al. Het kost jaren om dat allemaal te leren.”

En het wordt nog erger, stelt u?

„Gasunie heeft tenminste nog ervaring met grote infraprojecten. Onder de nieuwe wet moeten straks nog veel meer en kleinere publieke partijen zoals gemeentes dit gaan doen. Die hebben geen idee waar ze aan beginnen. Ik sprak laatst een wethouder die niet wist dat je retourleidingen moet bouwen, om afgekoeld water weer terug te brengen naar de bron.”

Bedrijven zijn toch ook vaak zat inefficiënt? Dat is niet voorbehouden aan publieke instellingen.

„Het gaat me te ver om Gasunie gemakzucht te verwijten, er zitten daar mensen die elke dag enorm hun best doen. Maar als ik een project financieel dermate uit de bocht laat vliegen, ben ik failliet. Bij bedrijven is de druk groter, achter mij staat geen overheid die tegenvallers op kan vangen. Mijn aandeelhouder zit er bij mij bovenop.”

Een decreet afkondigen en zeggen ‘je slikt het maar’, dat werkt niet

Er zijn ook voorbeelden van warmtenetten in publieke handen die wel degelijk goedkoper zijn. In Zweden bijvoorbeeld.

„Die zijn er ook. Hier in Nederland heb je een publiek warmtebedrijf, HVC, dat concurrerende tarieven heeft. Maar in zowel Zweden als bij HVC spelen schaalvoordelen een rol. HVC is een groot bedrijf dat kosten meer kan spreiden over verschillende activiteiten. In Zweden is het veel meer dagen per jaar koud en wordt er meer gebruikgemaakt van de netten. De kosten daarvoor kun je dus ook over een langere periode ‘uitsmeren’. Daar is biomassa bovendien een geaccepteerde warmtebron, en dat drukt de kosten, want biomassa is relatief goedkoop – goedkoper dan een warmteput boren bijvoorbeeld, dus dat helpt de tarieven ook drukken. Bomen verbranden is hier taboe.

„Ons maximale rendement is trouwens wettelijk gereguleerd. En publieke bedrijven willen soms zelfs nog meer rendement maken dan wij. Omdat hun eigenaren, gemeentes bijvoorbeeld, geld nodig hebben om andere zaken mee te bekostigen.”

Er ligt een voorstel op tafel om dat ‘schaalprobleem’ op te lossen, door vier grote publieke warmtebedrijven op te richten.

„Het plan van onafhankelijk ‘verkenner’ Frans Rooijers, die in opdracht van Den Haag de impasse moet doorbreken. Dat levert minstens vier jaar vertraging op. Want je zult om te beginnen de warmtenetten van de private partijen moeten opkopen, en dat kunnen lange onderhandelingen blijken.

„Nog een probleem: dat gaat de overheid miljarden kosten, en dat geld is er niet. Waar gaat dit nou helemaal over, vraag ik me af? Wij zijn 100 procent in handen van pensioenfonds PGGM. Dat is toch ook publiek geld?”

Lees ook

‘Op de meest drukke ondergrond van Nederland’ maakt Gasunie tempo met het aanleggen van pijpleidingen voor CO2-opslag

De aanleg van Gasunie’s nieuwe CO2-afvang en -opslaginfrastructuurproject Porthos in de haven van Rotterdam.

Je ziet de laatste tijd ook dat veel bedrijven niet investeren omdat ze het te riskant vinden. Shell en Total trokken zich deels terug uit een CO2-opslagproject. Misschien heb je met publieke bedrijven meer zekerheid dat warmtenetten er echt komen?

„Toen het kabinet deze wet in 2022 aankondigde, speelde dat helemaal niet. Er waren geen bedrijven die zich terugtrokken. Dat gebeurt nu wel, juist door de onzekerheid die de overheid heeft gecreëerd. Wij investeren meer dan ooit, maar niet meer in nieuwe warmtenetten.”

Of jullie spelen het spel heel hard en proberen de minister tot inkeer te dwingen.

„Ik heb driehonderd mensen in dienst die ik elk maand salaris moet betalen. Dan kan ik toch niet drie jaar lang een potje gaan ver-plassen met Den Haag? Ik krijg die financiering niet rond, omdat het financieel te risicovol is.”

Is het onderhand geen tijd om het verzet te staken en het verlies te accepteren, in het belang van de warmtetransitie?

„Alle publieke belangen zijn in mijn ogen al voor het grootste deel geborgd onder bestaande wetgeving. Betaalbaarheid, leveringszekerheid. Waarom moet het nou per se een meerderheidsbelang zijn voor publieke partijen? Dan hebben wij dus wel de risico’s maar geen invloed.

„Sta dan tenminste een meerderheid van 50 procent plus één aandeel voor private partijen toe. Je zult zien dat er direct weer geïnvesteerd wordt. Een decreet afkondigen en zeggen ‘je slikt het maar’, dat werkt niet. Dan ga ik iets anders doen.”


Waarom het geknoei in het landsbestuur toeneemt

Staatsinrichting is geen onzin: wanneer politici hun eigen rol niet meer zien, kun je de ongelukken vaak van verre zien aankomen.

Deze coalitie neemt haar lastigste besluiten in nachtelijk beraad, waarbij de fractievoorzitters van de coalitiepartijen ministerraadje gaan spelen. Het bleek een maand terug weer bij de vaststelling van de Voorjaarsnota. Het dualistische idee – de regering regeert, de Kamer controleert – verviel. Het werd: de Kamer regeert. Alle tegenmacht verdween. Er ontstond een soort supermonisme, waarbij de regering nog slechts de uitvoerder – de knecht – van de Kamer is: de premier was niet eens welkom bij het beraad.

En uitvoeringsorganisaties moesten daarna de rotzooi maar opruimen. Want dat is een maand na de Voorjaarsnota het voorlopige resultaat: een bestuurlijke rotzooi.

Het nadeel is nu eenmaal dat fractievoorzitters, anders dan vakministers, niet over de dossierkennis en de ambtenaren beschikken om de risico’s van besluiten in te schatten. In de uiteindelijke Voorjaarsnota valt de term ‘boodschappenbonus’ vijfmaal. Een slogan in een bestuurlijk document. Je denkt aan een aanbieding in de supermarkt. Drie halen twee betalen.

Het gaat in werkelijkheid om de zogenoemde huurbevriezing: het besluit, op verzoek van Geert Wilders (PVV), om in 2025 en 2026 de huren in de sociale sector niet te laten stijgen. Bedoeld voor mensen met een laag inkomen die het door inflatie moeilijk hebben.

Inmiddels ligt dit besluit van vele kanten onder vuur, en duidelijk is dat de fractievoorzitters – ook Wilders zelf – vorige maand de gevolgen van hun keuze amper kenden.

Miljard euro compensatie

Het bleek uit een sterk item in het NOS Achtuurjournaal dinsdag. Tweeëneenhalf miljoen mensen hebben een sociale huurwoning. Twee miljoen van hen huren bij een woningcorporatie, een half miljoen bij particulieren.

De corporaties ontvangen compensatie van een miljard euro om de huurbevriezing op te vangen. En de fractievoorzitters blijken zich niet te hebben gerealiseerd dat dan ook particuliere verhuurders recht op compensatie hebben.

Dus de verslaggeefster vroeg ze ernaar: waren ze dit vergeten? Dilan Yesilgöz (VVD) zei dat ze dit niet eens hadden besproken: „Zo nauwkeurig – deze groepen wel, deze groepen niet – daar hebben wij het niet aan die tafel over gehad.” Caroline van der Plas (BBB) speelde het door naar een partijgenote die niet aan tafel zat: „Dat is een zaak van Mona [Keijzer], onze minister van Wonen.” Wilders gaf het gewoon toe: „We hebben die nacht heel veel mensen vergeten – maar ook aan heel veel mensen gedacht.”

Decennia verweten deskundigen en kiezers middenpartijen dat ze zich te bestuurlijk gedroegen. Ze verspeelden steeds meer aanhang. Zodoende kwam er na de Kamerverkiezingen van 2023 voor het eerst een coalitie van overwegend nieuwe partijen die de nadruk niet op besturen maar op belangen van burgers leggen.

En nu zie je dat dit niet zo uitpakt: zij bedienen de eigen achterban publicitair vaardig – boodschappenbonus – en slagen erin de beeldvorming voortreffelijk te bespelen. Tegelijk zijn ze bestuurlijk zo zwak dat ze de materie amper beheersen, zodat ze de belangen van burgers juist verwaarlozen, waarbij in dit geval vooral (jonge) woningzoekenden de dupe zijn.

Bouwbevriezing

Dat zit zo. Al snel na de Voorjaarsnota waarschuwden corporaties dat de huurbevriezing leidt tot een bouwbevriezing. Corporaties kunnen door verminderde inkomsten in tien jaar zo’n 49 miljard euro minder lenen, waardoor de financiering voor zo’n 170.000 geplande nieuwbouwwoningen wegvalt. Vorige week voegde het Waarborgfonds Sociale Woningbouw daar de waarschuwing aan toe dat corporaties door de huurbevriezing minder mogen investeren, waardoor ze nu al plannen voor nieuwbouw en verduurzaming schrappen.

De corporaties dreigen nu met een kort geding tegen de staat. Vorig jaar maakten ze op de zogenoemde Woontop afspraken met minister Keijzer (Wonen) over toegestane huurverhogingen, die de coalitie in de Voorjaarsnota eenzijdig heeft verbroken.

Keijzer overlegde deze week informeel met Kamerfracties over mogelijke uitwegen. Maar voorlopig is dit het resultaat van één maatregel uit de Voorjaarsnota: een half miljoen sociale huurders vergeten, minder nieuwe woningen, minder verduurzaming, en een dreigende rechtszaak tegen de staat.

Rolverwarring is zeker niet nieuw. Het ontstond in zijn moderne variant toen premier Ruud Lubbers in 1982 verplicht monisme afdwong: een regeerakkoord waaraan coalitiefracties zich op voorhand moesten committeren.

Onder premier Mark Rutte werd die praktijk uitgebouwd. Toen tijdens Rutte III (2017-2021) de besluitvorming stokte, namen de fractievoorzitters van de coalitie het heft in handen: in overleg op maandag bespraken zij wat de ministerraad later die week zou beslissen. Volgens hen de enige manier om nog tot daden te komen.

Maar toen ik er destijds bewindslieden over sprak, bleek dat dit niet houdbaar was: ze verzetten zich tegen hun dienende rol. Een minister sprak over het absurde moment dat hij een fractievoorzitter bijpraatte over een Kamerbrief die binnenkort uitging, waarop die fractievoorzitter zei: „Dat kan niet, daar heb ik nog geen besluit over genomen.” Een andere zei: ik heb een fraaie functie, duizenden ambtenaren werken voor me, maar op spannende momenten heb ik niets te zeggen over mijn eigen portefeuille.

Toch is er wel een verschil. Toen woonden de premier en zijn vicepremiers het vooroverleg van de fractievoorzitters nog bij. Nu zijn alléén de fractievoorzitters de baas, de balans is volledig zoek, en het bestuurlijke geknoei neemt zienderogen toe.

Taalachterstanden

Want bij de Voorjaarsnota ging het niet alleen mis met het woondossier. Zo werden ze in de top van Onderwijs, bleek in ambtelijke kring, overvallen door de beëindiging van de Onderwijskansenregeling, bedoeld voor leerlingen met leerachterstanden, vaak opgevoed door ouders met weinig of geen opleiding.

Het veld kon het niet geloven. De politiek uit voortdurend zorgen over taalachterstanden, maar de regeling daartegen sneuvelt zodra ze een paar honderd miljoen tekortkomen.

Minister Eelco Heinen (Financien) op weg naar de pers om vragen over de Voorjaarsnota te beantwoorden.
Foto Phil Nijhuis/ANP

Op het ministerie waren ze verbaasd dat fractievoorzitters niet eens advies over de mogelijke gevolgen hadden gevraagd. Eerder plaatsten ambtenaren van Financiën de regeling routinematig op een lijst van mogelijke bezuinigingen, en ambtenaren hadden de indruk dat de fractievoorzitters min of meer blind voor deze optie hadden gekozen. Alweer zonder precies te weten wat ze deden.

Rond het cellentekort was het nog merkwaardiger. De staatssecretaris van Justitie, Ingrid Coenradie (PVV), spiegelde fractievoorzitters ook publiekelijk voor dat het cellentekort alleen maar groeit als ze haar geen extra geld zouden toestoppen: tot 4.100 cellen in 2029.

Toch kreeg Coenradie geen cent extra. Volgens betrokkenen mede omdat Wilders, met wie ze sinds ze openlijk kritiek op hem leverde een moeizame relatie heeft, tijdens de onderhandelingen niet voor haar opkwam.

Resultaat: vier partijen die zich profileren als crimefighters laten nu het oplopende cellentekort ongemoeid, zodat het wachten is op meer vervroegde vrijlatingen van veroordeelde criminelen.

‘Peperduur’

Ook boeiend was de reactie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op de Voorjaarsnota. Minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) kreeg er het meeste geld bij, waaronder een slordige 800 miljoen euro voor noodopvang dit en volgend jaar.

Maar het COA wees erop dat het verstandiger zou zijn als het geld wordt besteed aan langjarige opvanglocaties, zoals eerder door de Rekenkamer, gemeenten en adviesorganen bepleit. Noodopvang, die steeds wordt afgebroken en weer opgebouwd, is namelijk „peperduur”, aldus het COA.

Alleen: de COA-keuze zou hebben vereist dat Faber op korte termijn meer geld uitgeeft aan langjarige opvang van asielzoekers, en dit durfde de PVV natuurlijk niet aan. Dan liever doorknoeien.

Diezelfde Faber is vermoedelijk de beste illustratie van het grootste probleem dat rolverwarring veroorzaakt: de verantwoordelijkheid raakt zoek. Haar strenge asielbeleid laat nog steeds op zich wachten. Ze haalt het nieuws met incidentjes, zoals laatst haar verontwaardiging op X over een uitje voor asielkinderen naar de Efteling, georganiseerd door het COA.

Maar iedereen kan met een minuutje googelen vaststellen a) dat zij als minister verantwoordelijk is voor het COA; b) het COA de wettelijke bevoegdheid heeft dit soort tripjes te organiseren (artikel 9.1, lid d van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005: „recreatieve en educatieve activiteiten”); en c) dat zij deze wettelijke bepaling tot het ‘Efteling-incident’ nooit ter discussie stelde.

Toch wist zij publicitair de indruk te wekken, alsof ze nog steeds Kamerlid in de oppositie is, dat zij hoogst alert op dit soort uitgaven is. En dat zij, zoals ze dinsdag in de Kamer herhaalde, juist „versobering van de opvang” wil. Dit een maandje nadat ze er, aldus het COA, voor dit en volgend jaar zo’n 800 miljoen „peperdure” euro’s bijkreeg voor noodopvang van asielzoekers.


Wat vindt NRC | Lekker weer? Nee, een symptoom van de ontwrichting van het klimaat

‘Voor nachtvorst bent u niet beschermd tot St. Servaas zich over u ontfermt’, luidt een oude volkswijsheid. Servatius behoort tot de ijsheiligen van wie deze week de naamdag wordt gevierd. Zij markeren in de volksweerkunde de laatste dagen met een redelijke kans op nachtvorst. Maar de ijsheiligen zijn niet meer heilig, schrijft het KNMI op zijn website. De laatste vorstdag in het voorjaar ligt een dag of tien eerder dan ‘vroeger’. Een uitschieter (die nu eenmaal voorkomen als het om het weer gaat) was er in 2020. Dat was het laatste jaar dat er na ijsheiligen nog nachtvorst is gemeten. De keer daarvoor was in 1973, meer dan een halve eeuw geleden.

In de klimaatscenario’s van het KNMI, gebaseerd op de snelheid waarmee broeikasgassen worden teruggedrongen, valt aan het eind van deze eeuw de laatste vorstdag in het gunstigste geval begin april. In een ongunstig scenario wordt dat februari. Tegen die tijd kent Nederland geen echte winters meer en zal het aantal vorstdagen gedaald zijn van meer dan vijftig naar ongeveer tien per jaar.

Hoe erg is dat? De meesten van ons zullen na een grijze winter vooral genieten van stralend lenteweer. Logisch. Met temperaturen ruim boven de 20 graden zitten de terrassen vol en staan gezichten vrolijk. Juist in het voorjaar, als maart zijn staart soms roert en april nog doet wat-ie wil, zit niemand te wachten op een winterse bui.

Toch is het belangrijk om te beseffen dat wat we nu ‘lekker weer’ noemen een symptoom is van de manier waarop mensen het klimaat ontwrichten. De vijf warmste lentes sinds het begin van de metingen in 1706 vielen in de afgelopen twee decennia. „De lente warmt hard op”, aldus de website Weeronline. Tot 1991 lag de gemiddelde lentetemperatuur op 8,1 tot 8,7 graden. Inmiddels is dat bijna 10 graden. En over een paar decennia kan dat zo’n 13 graden zijn.

De gevolgen zijn groot. Allereerst voor de natuur. Veel planten en dieren hebben moeite om zich aan te passen aan een vroeger begin van het voorjaar. Bomen lopen eerder uit, insecten komen sneller tevoorschijn. Maar ze doen dat helaas niet allemaal in hetzelfde tempo. Het broedsucces van koolmezen hangt af van de optimale beschikbaarheid van rupsen. Komt een van beide te vroeg of te laat, dan stort het ecologische bouwwerk in elkaar.

Ook voor mensen heeft de verschuiving van de seizoenen ernstige gevolgen. Hoewel niet elk voorjaar zo droog is als nu (2024 was zelfs uitgesproken nat) laat de huidige situatie goed zien wat zo’n extreem neerslagtekort zo vroeg in het jaar betekent. Het droogteseizoen is nog maar net begonnen, en nu al stellen waterschappen beregeningsverboden in voor de landbouw. Het water in de Rijn staat ongeveer twee meter lager dan gewoonlijk in deze tijd van het jaar, waardoor de scheepvaart in de problemen kan komen. Europese elektriciteitscentrales kampten de afgelopen jaren tijdens hete periodes met een gebrek aan koelwater. „De eerste effecten van droogte zijn al zichtbaar”, schreef Rijkswaterstaat anderhalve maand geleden. „Zoals de bosbranden een paar weken geleden in Zeeuws-Vlaanderen en op de Sallandse Heuvelrug.”

Op basis van de klimaatscenario’s verwacht Rijkswaterstaat dat het neerslagtekort tot 2050 met maar liefst 35 procent kan toenemen. Nederland moet daarop nog veel meer dan nu anticiperen. Daarvoor zijn maatregelen nodig die, schrijft Rijkswaterstaat eufemistisch, „niet altijd op breed draagvlak kunnen rekenen”.

De Algemene Rekenkamer waarschuwde deze week in het rapport Drinkwater onder druk dat het kabinet onvoldoende werk maakt van waterbesparing. „Zorgelijk”, oordeelt de Rekenkamer. Want terwijl de vraag naar drinkwater stijgt (in de komende vijf jaar met maar liefst honderd miljoen kubieke meter, verwacht kennisinstituut RIVM), daalt het aanbod. Binnenkort kunnen waterleidingbedrijven in een warme, droge zomer niet langer aan de vraag voldoen.

Maar besparing vereist bewustzijn. Het is belangrijk dat weermannen en -vrouwen meer context bieden bij de term ‘lekker weer’. Media (ja, ook NRC) zouden niet langer automatisch foto’s van pootjebadende kinderen moeten plaatsen bij berichten over het zoveelste hitterecord. En voor het onderwijs wordt het steeds belangrijker om kinderen bewust te maken van de veranderingen.

Voor het herkennen van klimaat- en milieuproblemen worden mensen gehinderd door het shifting baselines syndrome – een aanpassing van het verwachtingspatroon, waardoor we iets waardevols verliezen. Kinderen weten niet meer dat de voorruit na een zomerse autorit vroeger vol zat met dode insecten – die zijn verdwenen. De tijd dat er bijna iedere winter wel een keer een sneeuwpop kon worden gemaakt ligt ver achter ons. Geniet vooral van een drankje in de lentezon, maar ga het niet als normaal beschouwen.


Vergrijzing in de abdij leidt mogelijk tot einde trappistenbierbrouwerij

Achter de kloostermuren van abdij Maria Toevlucht in het Noord-Brabantse Zundert geldt sedert 1900 ora et labora. Bid en werk. Zo wordt daar volgens de regel van Sint-Benedictus in stilte, met bezinning en gebed, geleefd én bier gebrouwen. Trappistenbier om precies te zijn.

Het bier, Zundert Trappist, voldoet aan bijzondere eisen en mag daarom het label Authentic Trappist Product (ATP) dragen – als slechts één van negen abdijen wereldwijd.

Maar daar komt mogelijk binnenkort een eind aan. Deze week, ook de Week van het Nederlands Bier, werd bekend dat de zes broeders van de abdij, allemaal zestigplussers, deze willen opheffen. Ze hebben het Generaal Kapittel, dat alle kloosterordes ter wereld bundelt, toestemming daarvoor gevraagd. Reden: het gebrek aan jonge monniken om het klooster draaiende te houden. Gaat het Kapittel akkoord, dan sluit na 125 jaar de abdij, vervalt het ATP-label en komt er wellicht een eind aan de productie van het bier.

Predicaat

Trappistenbier is abdijbier en valt onder de speciaalbieren. Het bijzondere eraan is dat slechts een beperkt aantal abdijen hun bier het ATP-predicaat mogen geven. Dat staat de Internationale Vereniging Trappist alleen toe als het bier in of direct bij de abdij wordt gebrouwen, als dit gebeurt onder toezicht van (cisterciënzer) monniken of monialen (vrouwelijke kloosterlingen), en als de opbrengst alleen is bedoeld voor de kloostergemeenschap en goede doelen.

Henri Reuchlin weet trappistenbier te waarderen. Hij is bierliefhebber „in hart en lever”, coördinator van de Stichting Bier Opleidingen Nederland en oprichter van BIERburo, voorvechter van de biercultuur in Nederland. Reuchlin: „Trappistenbier wordt geproduceerd vanuit een monastieke levensovertuiging, waarbij naast het spirituele aspect ook het werk met de handen centraal staat. Beide zijn van gelijke waarde. Kwaliteit en culturele doelen staan voorop, in plaats van winst. Hierdoor wordt er met meer aandacht gebrouwen, wat de kwaliteit ten goede komt. En dat proef je. Iedere slok is gelaagd, consistent en in balans.”

De smaak van trappistenbier, zoals Zundert 8 of Zundert 10, „is er een van degelijkheid, kwaliteit, traditie, rust, betrouwbaarheid”, zegt bierhistoricus Leendert Alberts.

Leendert Alberts, bierhistoricus en geschiedenisdocent aan de Hogeschool Utrecht, beaamt het bijzondere van trappistenbier. „Het verschil met speciaalbier is de smaakbeleving die de consument bij het drinken ervan ervaart. De smaak van trappist is er een van degelijkheid, kwaliteit, traditie, rust, betrouwbaarheid. Trappist is authentiek, zwaar en kwalitatief hoogwaardig bier. Bier waarvoor je gaat zitten om nippend van te genieten.”

Steeds meer speciaalbieren

Volgens Alberts bestaat 80 procent van de bierconsumptie in Nederland uit ‘gewone’ pils. Maar de laatste jaren daalt de vraag daarnaar en stijgt die naar speciaalbieren. Alberts verwacht dat het aandeel van pils verder afneemt. „Consumenten houden van diversiteit en de keuze aan speciaalbieren is juist groot.” Hij noemt soorten als blond, dubbel, tripel en IPA.

De vraag naar speciaalbieren mag groeien, maar dat betekent niet dat trappistenbrouwers het makkelijk hebben. Manu Pauls, hoofd marketing van de Brouwerij der Trappisten van Westmalle: „Veel abdijen hebben te maken met vergrijzing. Waar vroeger een continue stroom monniken intrad, drukt in deze tijden de ontkerkelijking op abdijen. Dat raakt ook de trappisten.” Zo sloot afgelopen februari Stift Engelszell, de enige Oostenrijkse erkende trappistenbrouwerij. Het Belgische Achel Trappistenbier verloor in 2023 zijn erkenning en daarna werd de abdij verkocht omdat ook hier niet meer genoeg trappistenpaters waren.

Alberts ziet dat trappistenbieren het ook lastiger hebben door hogere bieraccijns per 2024. „Hoe meer alcohol het bier bevat, hoe meer accijns moet worden afgedragen. En juist trappistenbieren bevatten meestal meer alcohol dan andere soorten.” Trappistenbrouwers gaan wel mee met de veranderende biermarkt, ziet Reuchlin. „Zo is er nu ook een laagalcoholische trappist.”

Volgens Pauls volgt zijn abdij van Westmalle de ontwikkelingen op de voet, maar zal hun aanpak niet veranderen. „Als eigenaren van Westmalle nemen ze alle besluiten. Ze brouwen al jaren hetzelfde volume en gaan niet mee met de grillen van de markt.”

Abdijbier

Mocht de brouwerij in Zundert straks zijn predicaat verliezen, dan hoeft dat nog niet het eind van haar bier te betekenen. Volgens Francois Sonneville, die zich bij de Rabobank bezighoudt met de drankensector, zou een andere brouwer het recept kunnen overnemen. „Dan is de smaak hetzelfde als van Zundert Trappist, maar hoeft de nieuwe brouwer zich niet meer aan dezelfde spelregels als een trappistenbrouwerij te houden. Dan wordt het bijvoorbeeld abdijbier.”

Het definitieve besluit om de abdij op te heffen zal het Generaal Kapittel in september nemen. De verwachting is dat het instemt met het verzoek daartoe. In dat geval is brouwerij La Trappe, van de abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven in Berkel-Enschot, vijftig kilometer van Zundert, de enige plek in Nederland waar nog trappistenbier gebrouwen wordt.


Column | Het stoppen van Omtzigt verdient applaus

Twee cijfers trokken deze week mijn aandacht. Eerst de ene zetel die Nieuw Sociaal Contract haalt in de laatste zetelpeiling van Ipsos I&O. Gaan we ervan uit dat die zetel afkomstig is van kiezers die bij de afgelopen verkiezingen ook NSC stemden (wat me waarschijnlijk lijkt), dan houdt de partij dus 5 procent van haar kiezers over.

Het tweede cijfer: 35 procent van de NSC-kiezers uit 2023 vindt dat de partij zichzelf beter kan opheffen. Oftewel: ondanks dat bijna niemand erop wil stemmen, hoeft de partij van tweederde van de oorspronkelijke NSC-stemmers niet te verdwijnen. Zelfs onder de totale kiezerspopulatie vindt slechts 43 procent dat NSC zich moet opheffen.

Dit fascineert mij, omdat het laat zien hoe groot het taboe is op stoppen. Stoppen heeft een goede naam zo lang het een slechte gewoonte betreft. Zegt iemand: „Ik ben al zes maanden gestopt”, dan ga je ervan uit dat hij gestopt is met roken, of anders met drinken of gokken. Stoppen met een relatie, een carrière of een politieke partij daarentegen heeft al snel iets beschamends. Het suggereert dat de hele onderneming van begin af aan een mislukking was.

Als twintiger had ik een lange relatie die na een episch begin maar niet wilde uitgroeien tot iets fijns en stabiels. Maar stoppen zou verraad zijn aan het begin, en aan de belofte die dat in zich droeg. Geen van beiden wilden wij verantwoordelijk zijn voor zulk verraad. Ik herinner me een sessie in zijn slaapkamer waarin hij zei: „Sorry, maar wat je ook doet, ik ga het niet uitmaken. Jij moet het doen.”

In zijn bundel Stoppen (2002), die leuk is om te lezen en gratis online staat, onderzoekt politicoloog Herman van Gunsteren waarom mensen het zo moeilijk vinden om te stoppen. Hij onderscheidt drie redenen: ongeloof (is de status quo nou werkelijk zo slecht?), een focus op het verleden (toen ging het goed, dus nu kan dat ook), en de gedachte ‘ik heb er al zo veel in gestoken’. „Men heeft zijn zelf, ziel en zaligheid erin gelegd. Stoppen is dan (een deel van) jezelf achterlaten.”

Alle drie de overwegingen vind ik herkenbaar. En ongetwijfeld gelden ze ook alle drie voor NSC-politici. Ze zijn toch „echt op dreef”, in de woorden van Nicolien van Vroonhoven? De partij had toch zo’n beloftevol begin? En is het niet zonde van alle inspanning om er weer mee op te houden?

Maar wie bang is om te stoppen, kan de zaken beter omdraaien. Zou hij met deze situatie, zoals die nu is, willen beginnen? Het is moeilijk je dat voor te stellen, omdat het heden altijd het verleden in zich meedraagt. Maar dat verleden moet je zien als verzonken kosten. Heeft NSC zoals het nu is een toegevoegde waarde? Mijn bescheiden mening: nee.

Kiezers stemden voornamelijk op NSC vanwege Omtzigt, en die is weg. Ideologisch onderscheidt de partij zich amper van het CDA onder Henri Bontenbal. De paradepaardjes van de partij – bestuurlijke vernieuwing en bestaanszekerheid – kunnen net zo goed door andere partijen worden overgenomen. Nicolien van Vroonhoven heeft vast allerlei kwaliteiten, maar ze is geen stemmenkanon en gaat dat ook niet worden.

Grappig genoeg geeft Pieter Omtzigt, die dinsdag zijn laatste dag had als Kamerlid, zelf het goede voorbeeld. Zijn beslissing te stoppen verdient applaus. Het betekent niet dat zijn politieke carrière voor niets is geweest en ook niet dat het oprichten van NSC een vergissing was. In de zomer van 2023 was het logisch voor Omtzigt, die volgens een peiling van I&O Research 46 zetels zou kunnen halen, om een politieke partij te beginnen. Dat heeft hij bewonderenswaardig snel en grondig gedaan: hij publiceerde een doordacht programma en vond een heleboel goede en gemotiveerde Kamerleden. Dat de partij nu op één zetel staat is zonde en jammer, maar het doet niets af aan die prestatie. Tegelijk moet die prestatie geen reden zijn om door te gaan als de partij zowel haar bestaansreden (Omtzigt) als haar toekomstperspectief (zetels) heeft verloren.

Wat het stoppen extra lastig maakt, schrijft Herman van Gunsteren, is dat we geen vaste „stophandelingen” hebben. „Maatschappelijk is er weinig ruimte en repertoire voor bewust stoppen als het nog niet strikt nodig en onvermijdelijk is.” Van Gunsteren pleit voor overgangsrituelen, vergelijkbaar met begrafenissen, pensioenfeesten en het tekenen van een wapenstilstand. Zo wordt het stoppen een positieve daad, in plaats van een uitdoven of wegsluipen door de achterdeur. Er bestaan wel voorbeelden van, denk aan het publiekelijk opheffen van de ludieke protestbeweging Provo in het Vondelpark, in 1967. Maar er is een belangrijk verschil tussen Provo en NSC: de eerste had na twee jaar provoceren zijn hoogtepunt gehad, de tweede is nooit tot wasdom gekomen.

Het is belangrijk dat ook die tweede soort, die in de woorden van Van Gunsteren „sociaal gezichtsverlies” oplevert, wordt genormaliseerd. Nu gebeurt dit stoppen nog meestal in stilte. Niemand trommelt zijn vrienden op om een gestaakt proefschrift of afgebroken zwangerschap te markeren met een gezellig samenzijn. Dat is jammer, want stoppen is soms moediger dan doorgaan – en niets om je voor te schamen.

Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC


‘Oorlogen zoals in Oekraïne zullen vaker uitbreken’

De Oekraïense mensenrechtenjurist Oleksandra Matvijtsjoek vliegt de wereld over om haar boodschap te verkondigen. En die is om heel somber van te worden. Behalve dat ze vertelt over de grootschalige mensenrechtenschendingen die het Russische leger in haar land begaat, waarschuwt ze er ook voor dat het erop of eronder is. Niet alleen voor het belaagde Oekraïne, maar voor het hele vrije Westen. Want democratieën worden in hoge mate bedreigd door Vladimir Poetin en andere autoritaire leiders, zoals die van Iran, China en Noord-Korea.

„In democratische landen wordt steeds minder waarde gehecht aan de basisrechten en de vrijheden van de mens, zoals die in het VN-Handvest zijn vastgelegd”, zegt ze tijdens een tussenstop in Amsterdam, waar ze de volgende dag de ‘Nooit Meer Auschwitz’ Lezing zal geven. „En dat komt doordat de generatie die zich de Tweede Wereldoorlog herinnert er niet meer is. De huidige generaties hebben niet voor de democratie hoeven vechten en zien vrijheid als een mogelijkheid om te kiezen tussen verschillende kazen in de supermarkt. Zelfs in ontwikkelde democratieën wisselen mensen hun vrijheid steeds vaker in voor populistische beloftes, economisch voordeel, de illusie van veiligheid, en voor hun eigen comfort. Terwijl je vrijheid niet cadeau krijgt. Je moet er wat voor doen.”

Als ik de 41-jarige Matvijtsjoek spreek in haar hotel in Amsterdam, komt ze net uit Los Angeles, waar ze te gast was bij een grote denktank. De ochtend na de lezing zal ze doorreizen naar Parijs voor een ontmoeting met president Emmanuel Macron. „Het doel van al die reizen is om uit te leggen wat de Russische bezetting van mijn land betekent. Ik doe dat niet met politieke argumenten, maar aan de hand van menselijke verhalen over oorlogsmisdaden die het door haar geleide Center voor Civil Liberties heeft opgetekend. In onze database hebben we er inmiddels 86.000. De meeste zijn begaan in de bezette gebieden.”

Kunt u een voorbeeld geven?

„Onlangs hebben de Russen het lichaam van de Oekraïense journalist Viktoria Rosjtsjyna teruggegeven. In 2023 was ze naar bezet gebied gegaan om verslag te doen van de illegale arrestaties, martelingen en het seksuele geweld tegen burgers. Ze werd toen zelf ontvoerd, gemarteld en in een Russische cel opgesloten, zonder officiële aanklacht. Een jaar later hoorden we waar ze uithing. Ze kreeg geen medische hulp en woog nog maar 30 kilo. Zes maanden later werd haar lichaam teruggebracht naar haar grootouders. Ze had geen ogen, hersens en luchtpijp meer.”

Waarom is het Russische leger zo wreed?

„Rusland gebruikt lijden als machtsmiddel. Vaak is er geen enkele militaire noodzaak om onschuldige mensen te dwingen om naar een kelder te gaan, waar enkelen van hen wordt verzocht om vrijwilligers aan te stellen die de anderen moeten doodschieten. Ook was er geen militaire noodzaak om iemands huis binnen te gaan, de eigenaar te vermoorden en zijn vrouw naast hun 9-jarige kind te verkrachten. En waarom moesten ze een 14-jarige jongen doodschieten, die gewoon met een bal in de tuin aan het spelen was? Russen plegen zulke misdaden alleen omdat ze het straffeloos kunnen doen. Op die manier willen ze het verzet van de Oekraïners breken en hun land bezetten.”

De wereldorde van vrede en veiligheid stort voor onze ogen in

Oleksandra Matvijtsjoek

In uw ‘Nooit Meer Auschwitz’ Lezing zegt u dat we bewuster moeten worden van het gevaar dat ons bedreigt. Wat is dat gevaar volgens u precies?

„De wereldorde van vrede en veiligheid, zoals die gebaseerd is op het VN-Handvest en het internationaal recht, stort voor onze ogen in. Dat systeem, gecreëerd door de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog, bood tot voor kort wereldwijde crises het hoofd, reproduceert inmiddels alleen nog rituelen. Zo is de VN-Veiligheidsraad verlamd. Oorlogen zoals in Oekraïne zullen hierdoor steeds vaker uitbreken, omdat de vonken al aanwezig zijn. In tijden van vrede kun je nog in je comfort zone blijven, maar we leven niet meer in vredige tijden en daarom moeten we onze verantwoordelijkheid nemen.”

Had het Westen het conflict in Oekraïne kunnen voorkomen als het in 2014 niet blind was geweest voor de Russische agressie?

„We zijn de lessen van de geschiedenis vergeten, waardoor die zich nu kan herhalen. Vergeet niet dat Rusland in het verleden de vreselijkste misdaden tegen de mensheid heeft begaan, eerst in Tsjetsjenië, daarna in Georgië, Moldavië, Mali, Lybië en Syrië. In eigen land heeft het het hele maatschappelijke middenveld om zeep geholpen door journalisten te vermoorden, activisten op te sluiten en vreedzame demonstraties uiteen te slaan. Westerse democratieën zijn daar decennialang blind voor geweest. Ze bleven Poetins hand schudden, openden nieuwe gaspijpleidingen alsof er niets aan de hand was. Daardoor ging Poetin geloven dat hij alles kon maken.

„De gebeurtenissen in Oekraïne in 2014 waren een test voor het Westen. Helaas is het daarin niet geslaagd. Poetin raakte er door dit falen van overtuigd dat mensenrechten, de rechtsstaat en democratie ook in westerse landen niets voorstelden. Want als het erop aankwam en het om handel en buitenlandse politiek ging, bleken al die mooie principes er niet toe te doen.

„Nu blijkt ineens dat als je je politiek op korte termijn alleen baseert op economische voordelen, geopolitieke belangen en je eigen welzijn, je op de lange termijn een catastrofe te wachten staat. Dat was de les van de vorige eeuw met twee wereldoorlogen. Maar helaas zijn we die vergeten.”

Hoe ziet die catastrofe er volgens u uit?

„Het hangt ervan af in hoeverre we de huidige aanval op de wereldwijde vrijheid kunnen stoppen. Zo wordt mijn geboortestad Kyiv niet alleen beschoten met Russische raketten, maar ook door Iraanse drones. Verder helpt China Rusland de westerse sancties te omzeilen en de benodigde technologie voor de oorlogvoering te importeren. En Noord-Korea levert Rusland soldaten. Al deze regimes pakken hun mensen hun rechten en vrijheid af en zien hen als objecten die ze kunnen beheersen. Democratieën zijn voor hen een bedreiging, omdat daar die burgerrechten en vrijheid het hoogste goed zijn.

„Tegelijkertijd is Poetin bezig met zijn plaats in de geschiedenisboeken: het herstel van het Russische rijk. Het gaat hem tenslotte niet om de verovering van Bachmoet of Avdiivka – de meeste Russen weten niet eens waar die steden liggen. Hij is deze oorlog begonnen omdat hij Oekraïne wil vernietigen en bezetten en daarna verdergaan.

„In feite is er niets nieuws onder de zon, want Rusland is een imperium zonder duidelijke grenzen. En zo’n imperium wil zich altijd uitbreiden. Poetin zal alleen stoppen als hij wordt tegengehouden. Als de Oekraïners hun verzet hebben opgegeven, gaat hij gewoon verder.”

Hoe moet ik me dat voorstellen? Een annexatie van de Baltische landen, die NAVO-lid zijn?

„Onder de nieuwe Amerikaanse president is het niet zeker of artikel 5 [een aanval op een NAVO-lidstaat is een aanval op de hele NAVO] in werking wordt gesteld. Daarom is het voor dictators een uitgelezen moment om de wereldorde in hun voordeel te veranderen. Ze willen terug naar het verleden, waarin een mensenleven niets voorstelde. Een verleden waarin een paar landen de dienst uitmaakten en de rest maar had te volgen. Het gevolg daarvan zijn oorlogen en massaal geweld. Als we deze ontwikkeling niet stoppen, leven we binnenkort in een wereld die voor iedereen gevaarlijk is.”

Wat kunnen de westerse democratieën daar nog tegen doen?

„De westerse samenlevingen zijn te gefragmenteerd geraakt. Dat komt mede door de nieuwe technologie, waarmee autoritaire regimes nepnieuws, propaganda en haat verspreiden. De leiders van de bigtechbedrijven doen er niets tegen, want die zijn alleen geïnteresseerd in winst.

„Doordat veel mensen niet meer met elkaar communiceren en steeds minder met elkaar delen, verliezen ze het vermogen om onderscheid te maken tussen leugens en waarheid. Daardoor kunnen ze als groep niets ondernemen tegen die aanval op de vrijheid. Eigenlijk weet niemand hoe we op dit kwaad moeten reageren.”

Is het tij nog te keren?

„Alleen als politici in het Westen hun verantwoordelijkheid nemen en langetermijnvisies ontwikkelen om Oekraïne te helpen. We moeten daarom uit onze comfort zone stappen, ook al gaat dat in tegen onze aard. Het alternatief is een simpele oplossing, waarbij een populistische machthebber van links of rechts een snel einde aan de oorlog wil maken door met Poetin een compromis te sluiten. We houden ons in dat geval blind voor wat Poetin in Oekraïne doet, maar wanen ons veilig. Maar in werkelijkheid leveren we dan onze vrijheid in.”

Hoe ziet u de oorlog in Oekraïne aflopen? Op korte termijn of gaat het nog jaren duren?

„Het wordt een marathon. Voorlopig moeten we genoegen nemen met tijdelijke doelen, omdat we op korte termijn onze bezette gebieden niet terugkrijgen en we de mensen die er gevangen zitten niet kunnen bevrijden. Maar wel zullen we op korte termijn Poetin moeten stoppen. En dat kan alleen door hem te laten inzien dat hij zijn doel om het Sovjet-imperium te herstellen nooit zal bereiken. Tegelijkertijd moeten we in Oekraïne verdere hervormingen doorvoeren en een ontwikkelde democratie van ons land maken. Dit kan niet zonder de hulp van de Europese leiders en hun bevolking, die dan niet op extremistische, pro-Poetinpartijen moeten stemmen.

„Bedenk daarbij ook dat ontwikkelde democratieën vaak eeuwen nodig hadden voor het opbouwen van hun duurzame democratische instellingen. Oekraïne is daar nog maar elf jaar mee bezig, want toen viel de pro-Russische, autoritaire regering van president Viktor Janoekovitsj. Bovendien moeten we die verdere democratisering doorvoeren in tijden van oorlog. Het is Poetin er alles aan gelegen om dit proces te verstoren. Hij is tenslotte niet bang voor de NAVO-uitbreiding, maar wel voor vrijheid die oprukt naar de Russische grens. En als de democratie in ons land een succes wordt, zou zijn eigen volk, dat buiten Moskou en Sint-Petersburg in armoede leeft, ook naar zo’n systeem kunnen gaan verlangen.”

Maar is het al niet te laat om Poetin te stoppen, zoals sommige analisten menen?

„Toen Rusland de genocidale oorlog tegen Oekraïne begon, reageerde het Westen met het stopzetten van de betaalverwerking van drie of vijf Russische banken. Zo ging het de eerste drie jaar van de oorlog door. Oekraïne moest een jaar wachten op de eerste moderne tank en drie jaar op het eerste moderne vliegtuig. Als je Poetin wilt stoppen, dan is zulke hulp een druppel op een gloeiende plaat. We hebben nu echt meer actie nodig.”

Er is inmiddels ook kritiek op de autoritaire trekjes van de Oekraïense regering, die geen tegenspraak zou dulden.

„Oorlog heeft zijn eigen logica, totaal tegenovergesteld aan die van democratisering. Zo vereist oorlog centralisatie, en democratisering decentralisatie. Ook moet je tijdens een oorlog vanwege veiligheidsmaatregelen de rechten en vrijheden van je burgers inperken, bijvoorbeeld door middel van een avondklok. Terwijl je die bij democratisering juist moet vergroten. Tussen deze twee uitersten moet je een balans vinden, want we kunnen het democratisch proces niet uitstellen tot na de oorlog. Ook omdat we geen idee hebben wat Poetin morgen gaat doen.

„Wel is duidelijk dat deze oorlog lang gaat duren, omdat Rusland 40 procent van zijn begroting aan defensie uitgeeft en de hele Russische samenleving gemilitariseerd is. Poetin wil dan ook helemaal geen vrede. Omdat de welvaart die hij de Russen beloofde is uitgebleven, heeft hij een nieuw sociaal contract met hen gesloten, gebaseerd op de glorie van Rusland. Een meerderheid van de bevolking vat die op als het met geweld herstellen van het Russische rijk. Dat ze zo denken komt doordat hun land nooit ter verantwoording is geroepen voor de misdaden die het in het verleden jegens andere landen heeft begaan. Het imperialistische denken zit bij hen in het dna en Poetin maakt daar handig gebruik van om zijn volk af te leiden van de echte problemen, zoals de pensioenhervorming. Om dit proces op gang te houden moet hij telkens weer nieuwe territoriale winst boeken.

„Veel Russen menen bovendien dat als Poetin die oorlog begonnen is, er wel een reden voor zal zijn. En nu ze eenmaal vechten, moeten ze ook winnen, vinden ze. Een nederlaag zou een grote fout zijn.

„De oorlog heeft de Russische samenleving ook in een ander opzicht veranderd. Want Russen uit de armere provincies verdienen in het leger veel meer geld dan in hun normale baan. Bovendien zijn er allerlei toeslagen. Bijvoorbeeld voor het aantal kilometers dat je op Oekraïens grondgebied doordringt of voor het aantal Oekraïners dat je doodt. De oorlog is voor veel gewone Russen winstgevend geworden. Daarmee wordt de agressie gedecriminaliseerd. Mijn Russische collega-activisten noemen dat necronomie.”


Senegal wil geen geïmporteerd melkpoeder meer, maar waar is de lokale melk?

Hij is een moderne boer nu. Mamadou Ba (73) lacht, om zijn gerimpelde gezicht draagt hij een hemelsblauwe kaala, een doek waarmee nomadenherders in het noorden van Senegal zich beschermen tegen het opstuivende zand dat hier alles een vaalrode kleur geeft. De rijzige man staat op de lege vlakte die zijn dorp omringt, naast hem twee van zijn zoons en verder zo’n twintig koeien, hun neus in het zand.

Vroeger zou je Ba hier niet zijn tegengekomen. Niet in deze droogste maanden van het jaar, wanneer in de verste verte geen plukje gras meer voor zijn kudde te vinden is. Net als andere Peul, nomadische herders hier in het verre noorden van het land, trok hij oost- of zuidwaarts op zoek naar groenere weides, tot de regens weer zouden komen. Twee zoons zijn nu met het gros van zijn koeien vertrokken, zegt Ba. Maar hij blijft hier, in Gallodjina.

De komst van een nieuwe fabriek naar de nabijgelegen stad Richard Toll, zo’n achttien jaar geleden, heeft het leven in dorpen als deze opgeschud. Bagoré Bathily, de destijds 27-jarige eigenaar, was vooraf van dorp naar dorp getrokken, rijdend over wegen die op de kaart niet bestonden, om te praten met herders als Ba. Hij wilde hun melk kopen, zei hij. En veel ook. Maar dan wel heel het jaar door.

Melk – dat was altijd iets van de vrouwen in het gezin, vertelt Ba. Iets om de familie mee te voeden, en op de markt wat mee bij te verdienen. Met de twee, drie liter die hun lokale zeboes per dag geven, was daar weinig meer van te maken. Maar nu is het een economische activiteit en hebben de mannen het overgenomen. Mede dankzij Ba’s andere trots: vijf métisses die verderop in de schaduw onder een afdakje staan.

„Ze zijn een mix van zeboes en Holstein-koeien”, zegt hij over de zwart-witgevlekte dieren. Die produceren veel meer melk. „Soms wel 20 liter per dag.” En ze kunnen tegen het warme Sahelklimaat. Ba kocht ze een paar jaar geleden met hulp van de fabriek en een fonds van de Senegalese staat. Nu, zegt de patriarch monter, terwijl de wind zijn boubou – een traditioneel gewaad – opzwiept, is hij een „topleverancier” van melk.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Herder Amadou Ba staat bij de ingang van een omheining van gedroogde takken en kijkt toe hoe jonge kalveren in de vroege ochtend hun moeders ontmoeten om te zogen op een boerderij in het dorp Gallodjina, nabij Richard Toll. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”row”><img alt data-description="Herder Amadou Ba staat bij de ingang van een omheining van gedroogde takken en kijkt toe hoe jonge kalveren in de vroege ochtend hun moeders ontmoeten om te zogen op een boerderij in het dorp Gallodjina, nabij Richard Toll. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15153939/data132218776-1fd0cb.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-15.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-13.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-14.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-15.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/MOuTIsb6DQ5ZwpQOPD6UVZ1dKxI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15153939/data132218776-1fd0cb.jpg 1920w”>

Herder Amadou Ba staat bij de ingang van een omheining van gedroogde takken en kijkt toe hoe jonge kalveren in de vroege ochtend hun moeders ontmoeten om te zogen op een boerderij in het dorp Gallodjina, nabij Richard Toll.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Een kalf in een hok op een boerderij in Richard Toll. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”row”><img alt data-description="Een kalf in een hok op een boerderij in Richard Toll. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15153942/data132218819-688fcb.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-18.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-16.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-17.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-18.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-19.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/-elh4Iw5BLk0BZp6VjxYiC9Lqds=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15153942/data132218819-688fcb.jpg 1920w”>

Een kalf in een hok op een boerderij in Richard Toll.

<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Ousamn laadt een kar vol hooi uit voor de koeien in hun hokken in Richard Toll. ” data-figure-id=”2″ data-variant=”row”><img alt data-description="Ousamn laadt een kar vol hooi uit voor de koeien in hun hokken in Richard Toll. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15153940/data132279891-503ead.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-22.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-20.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-21.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-22.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-23.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/kLVSq4p3eFp3QrM7l5DqUvyrqz8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15153940/data132279891-503ead.jpg 1920w”>

Ousamn laadt een kar vol hooi uit voor de koeien in hun hokken in Richard Toll.
Binta Mamadou Ba staat met een van haar koeien, die een voedersupplement eet, in het dorp Bingiel Dene nabij Richard Toll.
Foto’s Guy Peterson

Overschotten

Met zijn fabriek La Laiterie du Berger (de zuivelfabriek van de herder) wilde Bagoré Bathily een hardnekkige kwestie in Senegal oplossen. Net als in veel andere West-Afrikaanse landen komt de meeste zuivel die Senegalezen consumeren niet van lokale boeren. Zuivelproducten zijn gemaakt van, of aangelengd met goedkoop melkpoeder, afkomstig uit vooral Europa. Nederland is na Ierland veruit de grootste exporteur.

Voor Europese zuivelbedrijven als Nestlé, Arla en FrieslandCampina is West-Afrika de afgelopen decennia een belangrijke afzetmarkt geworden: vrijwel nergens ter wereld groeit de bevolking zo hard als in deze regio. Toen de Europese Unie in 2015 ook nog de melkquota losliet en er ineens grote overschotten waren, schoot de export van met name melkpoeders naar landen als Senegal omhoog.

In uitdijende steden als Dakar, ver van waar herders als Mamadou Ba zich met hun kuddes bevinden, maakten de goedkope poeders zuivel bereikbaar voor zowel een groeiende middenklasse als de arme bevolking. Vooral zogenoemde fatfilleds, mageremelkpoeders die worden aangevuld met plantaardige vetten als palmolie. Die zijn nóg goedkoper.

Zakjes melkpoeder hangen te koop in kleine buurtwinkels in Dakar, waar de meeste mensen hun dagelijkse boodschappen doen.

Foto Guy Peterson

Importeerde West-Afrika in 2000 nog voor 119 miljoen euro aan deze mengselpoeders uit de EU, in 2021 was dit bijna verzevenvoudigd naar 781 miljoen euro, blijkt uit cijfers van Eurostat, het statistiekbureau van de EU. Na Nigeria is Senegal de grootste afnemer. Ruim driekwart van de zuivel die de Senegalezen importeren, bestaat uit fatfilleds, vonden onderzoekers van Cirad, een Frans onderzoekcentrum voor landbouw.

In de hoofdstad Dakar vormen fatfilleds zelfs zo’n 80 procent van het aanbod. Dat is overal te zien. In supermarkten, waar zakken en blikken melkpoeders van merken als Nido en Nour hele schappen vullen. En in de buurtboutiques, waar portiezakjes bij de toonbank hangen of het gelige poeder vanuit een grote zak in boterhamzakjes wordt geschept.

visualization

Wegconcurreren van boeren

Ook in Senegal is zo een levendige zuivelindustrie ontstaan – een die niet of nauwelijks draait op lokale melk. Al jaren klinkt daarop scherpe kritiek. Van ngo’s, van lokale politici. Zij verwijten multinationals dat ze boeren in West-Afrika wegconcurreren, waardoor investeringen in lokale productie uitblijven.

„Het is alsof we met een kogel in onze voet honderd meter moeten sprinten”, zegt Moctar Gaye, onderzoeker aan Senegals nationale landbouwinstituut ISRA. Dat is niet alleen omdat veel Senegalezen inmiddels gewend zijn aan de smaak van melkpoeder, stelt hij. „We zijn een arm land. Iedereen weet dat verse melk beter voor je is, maar voor veel mensen is dat onbereikbaar. Zeker als ze een groot gezin hebben.”

Dat is ook hoe de multinationals het zien: ze helpen voorzien in wat deze landen zelf bestempelen als een basisbehoefte.

Senegals vorig jaar aangetreden president Bassirou Diomaye Faye wil dat veranderen. Zijn campagne draaide om de belofte van soevereiniteit, óók in Senegals voedselvoorziening. Hij herdoopte het ministerie van Landbouw tot dat van Landbouw, Voedselzekerheid en Veeteelt en stelde bankier Mabouba Diagne aan om Senegal zelfvoorzienend te maken op (onder meer) het gebied van zuivel. Het liefst een beetje snel.

Maar: dat roepen opeenvolgende presidenten en ministers al sinds het begin van dit millennium. Er zijn staatsprogramma’s opgezet en ngo’s als Oxfam lanceerden campagnes met namen als Mon Lait est Locale om lokale melk te promoten. Veel veranderde het niet.

Video Guy Peterson

Diepe zucht

Vraag aan Famara Sarr waarom dat zo is, en de carrièreambtenaar – al zesentwintig jaar bezig met dit vraagstuk – zucht diep. Zal hij de lijst afgaan? Het klimaat, hun koeien, de manier waarop de meeste mensen in Senegal vee houden. Het helpt allemaal niet mee. „We zijn gewoon geen melkproducerend land.”

Van de enkele miljoenen Senegalezen die leven van de veehouderij, bestaat zo’n 60 procent uit nomadenherders als Mamadou Ba, aldus het ministerie. Sarr: „Tijdens het regenseizoen, als de weides overal groen zijn, blijven ze met hun kuddes in hun dorpen. Dan is er veel water, veel eten en veel melk. Maar in de droge maanden trekken ze weg, op zoek naar gunstiger omstandigheden. Dan houdt het op met de melk.”

‘Veel melk’ is bovendien relatief: anders dan Europese koeien, die tot wel veertig liter per dag kunnen geven, zijn die in de Sahel gebouwd op overleven, niet produceren. Zelfs als er veel melk is, zegt Sarr, lukt het niet die naar de grote steden te krijgen waar de consumptie het hoogst is. „Melk is ontzettend kwetsbaar. Als je die drie-, vierhonderd kilometer van Dakar inzamelt, moet je wél de logistiek hebben om die hier te krijgen.”

Nestlé probeerde het in de jaren tachtig in het noorden van Senegal door daar een ophaalsysteem op te zetten voor zijn fabriek in Dakar. Na een aantal jaar stopte dat; de levering van melk was te onzeker, zegt Sarr. „Ze verkochten en gebruikten ook melkpoeder en zagen dat dat veel concurrender was.” Niet alleen was poedermelk goedkoper, nu omgerekend enkele tientallen eurocenten per liter, de toelevering is ook stabieler.

En toch. In het uiterste noorden, daar waar de rivier de Senegal een grijzige grens met Mauritanië vormt, probeert een ondernemer te laten zien dat het wel kan.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Abiboulaye Gaye (25) haalt ’s ochtends en ’s avonds melk op bij herders die tussen dorpen rijden. Hij vult emmers en levert de melk vervolgens af bij een verwerkingsfabriek van Dolima in Richard Toll. <img alt data-description="Abiboulaye Gaye (25) haalt ’s ochtends en ’s avonds melk op bij herders die tussen dorpen rijden. Hij vult emmers en levert de melk vervolgens af bij een verwerkingsfabriek van Dolima in Richard Toll.

Abiboulaye Gaye (25) haalt ’s ochtends en ’s avonds melk op bij herders die tussen dorpen rijden. Hij vult emmers en levert de melk vervolgens af bij een verwerkingsfabriek van Dolima in Richard Toll.

Foto’s Guy Peterson

Rocketscience

Het was nooit zijn plan een fabriek te openen, glimlacht Bagoré Bathily. Hij was destijds net afgestudeerd als dierenarts, had een idealistisch idee en, dacht hij, een goede businesscase: als hij lokale boeren kon helpen meer melk te produceren, zou hij Senegal wellicht van zijn verslaving aan melkpoeder kunnen afhelpen. Net als de westerse multinationals zag Bagoré de kansen – groeiende middenklasse, groeiende vraag – en de problemen. „De productie verhogen is in principe geen rocketscience”, zegt hij. Van het een kwam het ander.

Op een zanderig fabrieksterrein in Richard Toll steekt nu tegen de hemel een metershoge tank af met daarop in grote letters: Dolima. Gemotoriseerde driewielers rijden er ’s ochtends en ’s avonds voor. Hun laadbakken zijn gevuld met tonnen verse melk. Die dragen ze een voor een over aan mannen met blauwe haarnetjes op.

Bagoré Bathily, oprichter en directeur van La Laiterie du Berger, poseert op een boerderij in Richard Toll waar Europese koeien worden gehouden.
Foto Guy Peterson

Dolima, een van La Laiteries merken, is Bathily’s grootste succes. In winkels overal in Senegal vind je in de koeling zijn grasgroene portiezakjes en potten yoghurt met vanille- of aardbeiensmaak. Of thiakry, een lokale favoriet, gemaakt met gierstkorrels. „Goed voor mij, goed voor mijn land”, staat erop. Ernaast de contouren van een herder met zijn koe.

Voor die succesvolle productenlijn met (deels) lokale melk moest hij het vertrouwen winnen van de vele herders in deze regio, vertelt Bathily. Samen dromen, noemt hij het. Leveren aan de fabriek betekende immers ook dat zij een deel van hun kudde het hele jaar door nabij Richard Toll moesten houden, óók in de gortdroge maanden waarin ze altijd naar elders trokken. Bathily beloofde hun in ruil hulp met veevoer, dierenartsen en een gegarandeerde afname.

chart visualization

Mamadou Ba was niet meteen om. De omgerekend 30 eurocent per liter (nu 50) die Bathily destijds bood, vond hij te laag. Op de markt verkocht zijn vrouw hun melk gestremd voor ruim het dubbele. Uiteindelijk ging hij toch overstag. Nu hoor je Ba niet klagen. Als de regens beginnen, verdient hij rond de miljoen CFA-frank per maand met zijn melk, zo’n 1.500 euro. Deze dagen is dat ongeveer de helft, zegt hij – nog altijd meer dan vroeger.

Ook Gallodjina is veranderd. Tussen de traditioneel uit riet opgetrokken hutjes verrijzen nu simpele huizen van steen.

La Laiterie zelf is inmiddels een bedrijf met een miljoenenomzet (40 miljoen euro in 2024), zo’n achthonderd werknemers en 3.500 herders die in het noorden van Senegal melk leveren. Naast Bathily’s familie is de Franse multinational Danone de enige aandeelhouder. „Ze hebben niets met de productie te maken, maar zijn blij met wat we proberen te doen”, zegt de ondernemer, die druk in de weer is met het openen van een tweede fabriek, dicht bij Dakar.

Bathily’s idealisme heeft wel deels plaatsgemaakt voor pragmatisme. La Laiterie is momenteel Senegals enige grote zuivelfabrikant die lokale melk gebruikt. Maar: het gros van zijn producten bevat slechts 10 tot 20 procent van deze melk. De rest is gemaakt van geïmporteerde melkpoeder die vanuit de haven in Dakar naar Richard Toll wordt gebracht. „Het lukte niet quitte te draaien, de volumes waren te laag”, legt Bathily uit.

Winstgevend zijn met uitsluitend verse melk lukt niet, zolang concurrenten zich niet hoeven bezighouden met zaken als vijf liter melk hier ophalen, vijf liter daar. „We moesten ons bedrijfsmodel wel omgooien.” Met die poeders dus, die Bathily juist hoopte overbodig te maken. Toch gelooft hij nog altijd in lokale melk, zegt hij stellig. Maar dan moet er wel wat veranderen.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Arbeiders testen verse melk die is verzameld uit nabijgelegen dorpen in de Dolima-verwerkingsfabriek in Richard Toll. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Arbeiders testen verse melk die is verzameld uit nabijgelegen dorpen in de Dolima-verwerkingsfabriek in Richard Toll. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-8.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15153938/data132218924-a2e0a3.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-44.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-42.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-43.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-44.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/senegal-wil-geen-geimporteerd-melkpoeder-meer-maar-waar-is-de-lokale-melk-45.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/1c1pT4CtC8LVt0xRzNMpRxUUDM8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15153938/data132218924-a2e0a3.jpg 1920w”>

Arbeiders testen verse melk die is verzameld uit nabijgelegen dorpen in de Dolima-verwerkingsfabriek in Richard Toll.
Een kuip met melk van lokale boeren staat klaar voor distributie in de Dolima-fabriek in Richard Toll.
Foto’s Guy Peterson

Exotische koeien

Wat precies, daarover verschillen de ideeën. Zo wordt al jaren gepraat over wel of niet verhogen van het nu lage importtarief van 5 procent dat West-Afrikaanse landen rekenen voor melkpoeders. Onder anderen Senegals minister Diagne heeft zich uitgesproken voor zo’n verhoging. Sommige belangenorganisaties willen verder gaan en roepen op tot een importstop, in ieder geval voor de goedkope fatfilleds.

Bathily is sceptisch. „Dan gaan mensen alleen maar minder melk drinken.” Liever pleit hij voor een model zoals in Nigeria. Daar verplicht de regering multinationals die melkpoeder importeren ook een deel lokale melk te gebruiken en zo lokale productie te stimuleren.

„Wij hebben daar in 2013 ook naar gekeken”, zegt Famara Sarr van Senegals ministerie van Landbouw. Toen fabrikanten doorgaven hoeveel liter verse melk ze dan minimaal dagelijks nodig hadden, stokte het plan. „Zelfs als we het hele land door zouden gaan, zouden we dat niet redden.” Eerst moest de productie omhoog.

Daarvoor zet Sarrs ministerie al zo’n tien jaar in op import van „exotische koeien” – Holsteins, Montbeliards, Jerseys – in vergelijking met Senegals zeboes enorme koeien, die meer melk geven. Veehouders kunnen ze door subsidie voor een relatief lage prijs kopen, al dan niet om te kruisen met lokale koeien. Inmiddels zijn er al bijna zevenduizend naar Senegal gehaald. Ook wordt zaad van deze rassen voor inseminatie geïmporteerd.

„Je zou denken dat we daardoor al veel meer melk zijn gaan produceren”, zegt Oumar Fall, en haalt dan zijn schouders op. De secretaris van de Nationale Associatie voor de Intensivering van de Melkproductie – een collectief van veehouders – gaat voor op de megaveehouderij van hun president, vlak bij Dakar. Uit alle hoeken klinkt loom ge-moe. Onder een rieten afdak lummelen Montbeliards, kort geleden geïmporteerd en nu hier in quarantaine. Hun eigenaren zullen ze nog die week ophalen, zegt Fall, die er zelf vijf kocht.

chart visualization

Maar die productie dus. Het probleem, zegt hij: de wil is er, de middelen ontbreken. „Je kunt koeien hierheen halen, maar daar begint het pas.”

Het grootste obstakel is het gebrek aan voer. Dat probleem wordt alleen maar groter, ziet onderzoeker Moctar Gaye, die zich namens landbouwinstituut ISRA richt op de veehouderij. Door bevolkingsgroei wordt land schaarser, wat leidt tot conflicten tussen boeren en herders. Daar komt de klimaatverandering bovenop.

Gaye: „Om veevoer te verbouwen, heb je regen nodig. Maar hier valt op sommige plekken nog geen tweehonderd millimeter per jaar. Dan moet je irrigeren, maar dat is kostbaar.”

Europese melkkoeien hebben ook nog eens veel meer eten nodig dan zeboes. „Het gevolg is dat ze hier veel minder melk geven en dat het gros van de inseminaties mislukt.”

De sleutel, herhaalt Gaye, is genoeg voer. Geïmporteerd, desnoods. „Als we dat vraagstuk oplossen, kunnen we alles oplossen.” Misschien dat Senegal dan ooit zelfvoorzienend kan worden, vervolgt hij droogjes. „Maar we zijn nog très, très, très loin.”

Sira Sow (46), melkveehoudster, staat in de deuropening van een kleine opslagruimte terwijl ze haar koeien voert in het dorp Bingiel Dene.
Een zak melkpoeder waarmee Sira Sow haar gezin voedt. Alle verse melk van haar eigen koeien wordt ingezameld en verkocht.
Foto’s Guy Peterson

Poeder

Terug in het noorden blijkt hoe ver. Op een mat voor haar huis haalt Sira Sow (46) papieren uit een zak. Gouden ringen hangen zwaar in haar oren, net als bij veel Peul-vrouwen is haar kin getatoeëerd. Sinds een aantal jaren blijft ook zij in de droge maanden achter in haar dorp, Bingiel Dene, om melk te leveren aan de fabriek van La Laiterie. In het regenseizoen verdient ze veel geld, benadrukt Sow. Maar nu. „Mijn koeien lijden.”

Na tegenvallende regens liet haar man dit keer niet de gebruikelijke twaalf, maar zes koeien bij haar achter toen hij met hun kudde wegtrok. Maar ook die krijgt ze nauwelijks gevoed. Ter illustratie schuift Sow een uitdraai naar voren waarop in nette kolommen is bijgehouden hoeveel liter melk ze die maand leverde, hoeveel veevoer ze kocht en hoeveel krediet ze aan het eind over had. Februari 2025: -30.695 CFA-frank, min 47 euro. „Alles gaat op aan voer.”

In plaats van het beetje melk dat Sow iedere dag achterhield voor haar kinderen en zichzelf, gaat nu iedere druppel naar de fabriek. Want: zonder melk geen krediet, zonder krediet geen voer, zonder voer geen melk. Zelf drinken ze nu poeder, zegt de vrouw. Haar dochter legt een dichtgeknoopt zakje op de mat. Zo gaat het niet, besloot Sow. Volgend jaar trekt ze weer mee met haar man.

Melkveehoudster Coumba Sow verzamelt melk van een van haar koeien in Bingiel Dene.
Foot Guy Peterson