Column | Solidariteit en collaboratie

Ik was zondag onderweg naar Den Haag waar ik een debat moest leiden. Ik wist dat er een grote pro-Palestina demonstratie gepland was, maar ik verwachtte niet dat ik er veel van zou merken. Dat klinkt cynischer dan ik het bedoel. Ik verwachtte er niet veel van, omdat Israël de dag ervoor bij het Eurovisie Songfestival de meeste stemmen van het publiek had gekregen. Dat betekent dat het land dat op dit moment de laatste hand legt aan het uitwissen van een volk, en het inpikken van hun grond, volgens de meerderheid van de Europese kijkers het festival zou moeten winnen. Voordat ik het nieuwsbericht wegklikte op mijn mobieltje, kreeg ik nog mee dat het nummer van de Israëlische kandidaat de titel ‘New Day Will Rise’ droeg. Het geeft een vieze smaak nu we weten dat als het aan Israëlische politici als Bezalel Smotrich ligt, het een nieuwe dag zal zijn zonder Palestijnen. Maar misschien is dit een boodschap die een groot deel van de kijkers kan waarderen.

Ik verwachtte dus niet zoveel van die demonstratie, omdat het me toescheen dat het met de Europese solidariteit met de Palestijnen bar slecht gesteld was. Toen ik eenmaal de stad inreed, en omgeleid werd, en nog een keer omgeleid, en uiteindelijk op anderhalve kilometer afstand van waar ik moest zijn eindelijk mocht parkeren, begon het me te dagen: deze demonstratie was veel groter dan ik had gedacht. Ik bewoog me door massa’s in het rood geklede mensen, meldde me 20 minuten te laat bij de organisatie, zat een prachtig debat voor, en in de pauze applaudisseerden we voor de voorbijtrekkende rode menigte. Er werden aantallen genoemd. Iemand zei: zestigduizend mensen. Een kwartier later waren het er tachtigduizend. Vanochtend, bij het inleveren van deze column las ik: meer dan honderdduizend.

En ik moest denken aan dat woord: solidariteit. Het is een beginsel dat uitgaat van betrokkenheid met een ander, zonder dat je daar zelf per definitie beter van wordt. Sociologen menen dat solidariteit goed is voor de sociale cohesie, en kijkend naar de verschillende gezichten in de straten van Den Haag, van mensen van verschillende rangen en standen en overtuigingen, lijkt dat te kloppen. Het enige wat deze mensen bindt, is solidariteit met een lijdend volk, en een verlangen naar een moreel kompas in onze politiek.

Van de uitslag van de publieksstem bij Eurovision moest ik me daarom niets aantrekken, zei iemand. Die zou van buitenaf beïnvloed zijn door een dure sociale mediacampagne, betaald door de Israëlische overheid. Ik was bijna opgelucht, denkend dat die roep om rechtvaardigheid, klinkend uit honderdduizend kelen, sterker was dan een rigged uitslag van een liedjeswedstrijd. Maar toen las ik dat, op hetzelfde moment dat al die mensen zich in het rood verzamelden, politici van NSC, VVD en BBB in Amsterdam het vijftigjarige bestaan van CIDI vierden. Iemand van NSC zei tegen deze krant dat mensen verward waren om te denken dat er een genocide plaatsvond. En toen dacht ik weer aan Caroline van der Plas en Geert Wilders die de avond ervoor op X steviger voor Israël dan voor de Nederlandse songfestival kandidaat juichten. Een opvallend signaal dat juist de meest nationalistische van onze politici niet aan de kant van ons land zelf staan. De vraag die rest na een weekend vol gejuich en protest, is waar de leiders van deze belangrijke partijen dan wél solidair aan zijn?

Het antwoord is dat zij juichen voor de onderdrukker. Zij komen op voor het recht van de sterkste. Dat Den Haag zondag rood kleurde, bewijst eens te meer dat er een onhoudbare situatie is ontstaan: Nederland heeft een samenleving die roept om solidariteit, maar we worden geregeerd door collaborateurs.

Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige. Ze schrijft om de week op deze plek een column.


Sterpianist Khatia Buniatishvili: ‘Mezelf vrijmaken van meningen heeft me geholpen om te overleven als artiest’

Eigenlijk speelt ze dit recitalprogramma niet meer, maar voor haar debuut in de Grote Zaal van het Concertgebouw maakt sterpianist Khatia Buniatishvili (37) deze week een uitzondering. Haar ogen lichten op als ze praat over Amsterdam, terugdenkend aan toen ze er in 2011 voor het eerst concerten gaf. „Het is een belangrijke stad waar alles groots is: het orkest, de concertzaal, de infrastructuur… Maar tegelijkertijd zijn er al die fietsen, de vele bruggen, en het contact met de mensen. Het gaf me het gevoel dat je er deel kunt zijn van iets heel intiems. Dat gevoel was voor mij als artiest bijzonder inspirerend”, vertelt ze videobellend vanuit Zwitserland, waar ze woont.

De Kleine Zaal van het Concertgebouw was veertien jaar geleden een van de podia die de toen 23-jarige pianiste bestormde tijdens haar Rising Star-tournee. Met die concertserie presenteert een aantal Europese concertzalen sinds 1995 musici die klaar zijn voor een carrière op het wereldtoneel. Dat voelde als een enorme kans voor een jonge musicus die net aan haar carrière begon, blikt Buniatishvili nu terug. Inmiddels is die carrière ruimschoots op weg en geldt ze als een van de meest eigenzinnige en onbevreesde pianisten van haar generatie, met een stijl die technische brille koppelt aan een uitgesproken emotionele intensiteit.

Muziek was er altijd, thuis in Tbilisi, waar ze opgroeide. De piano kwam op haar derde in haar leven via haar moeder, die Khatia en haar één jaar oudere zus Gvantsa lesgaf. Al snel leefde ze haar muziekleven in het publieke oog: op haar zesde speelde ze met het kamerorkest van Tbilisi en op haar tiende gaf ze haar eerste internationale concert. De derde prijs op het Arthur Rubinstein Concours in Tel Aviv en recitals in Carnegie Hall en het Weense Konzerthaus katapulteerden haar dik tien jaar later naar de wereldpodia.

Recensies van Buniatishvili’s albums en concerten kunnen sterk uiteenlopen: ze jubelen over haar expressiviteit, maar kunnen ook ontdaan spreken over haar snelle tempi en de non-conformistische wijze waarop ze zich in de muziek werpt. „Er waren vanaf het begin altijd wel mensen die een hekel aan me hadden en zeiden dat het niet oké was wat ik deed. Of het nou ging om mijn artistieke benadering of technische zaken. Anderen zeiden juist: je moet zo doorgaan, wat je doet is fantastisch, dit is de goede weg. Ik heb heel jong met die twee reacties moeten leren omgaan: ernaar luisteren, maar het niet emotioneel laten binnenkomen.”

„Wat je doet staat natuurlijk in dienst van wat de componist wilde, maar wat de muziek levend maakt komt ook door je individualiteit. Je kunt wel steeds afgaan op de mening van anderen, maar wie zegt dat zij het bij het rechte eind hebben en je dan rechtdoet aan de componist? Dit is een hele artistieke worsteling voor me geweest. Als kind was het moeilijk om bij mezelf te blijven, maar het vasthouden aan mijn individualiteit en mezelf vrij te maken van al die meningen heeft me denk ik geholpen om te overleven als artiest. Het heeft me sterk gemaakt en het makkelijker gemaakt om als musicus mijn plek te vinden.”

Pianiste Khatia Buniatishvili in Leipzig.
Foto Hendrik Schmidt/Getty Images

Eenvoud

Buniatishvili’s recentste album, dat vorig jaar verscheen, is gewijd aan Mozart. Zijn muziek heeft een eenvoud die je doet verdwalen voordat je jezelf weer terugvindt, schrijft ze in het cd-boekje. Wat bedoelt ze daarmee? „Eenvoud is what Mozart’s all about. Wanneer je kind bent, speel je die muziek gewoon. Maar als volwassene denk je: ‘Oh ik moet het breekbaar en subtiel maken.’ Dan ga je allerlei dingen doen en maak je de muziek juist veel moeilijker dan die daadwerkelijk is. Dan klinkt het bijna dodecafonisch”, grapt Buniatishvili. „Zo verlies je jezelf, omdat je de eenvoud die je als kind wel in die muziek vond niet meer kunt terughalen. En dan, op een gegeven moment, pik je toch weer de signalen op die je weer terugbrengen naar de eenvoud.”

Het Mozart-album haalde een levendig moment uit haar jeugd naar boven van een pianoles van haar zus, waar ze als achtjarige bij was. „Mozarts muziek is vrolijk, maar er schuilt altijd een verborgen droefheid in zijn glimlach, zoals die van jou”, zei hun gemeenschappelijke lerares tegen haar zus. Buniatishvili: „Er zijn van die beelden uit je kindertijd die je zo bijblijven, dat ze nog zo resoneren als je ze voor de geest haalt. Dit was zo’n krachtig moment. Mijn zus was beschermend naar mij. Ze had haar eigen wereld, maar probeerde niet die van anderen te verstoren. Ze was een grote inspiratiebron voor me. Onze lerares die de woorden tegen haar sprak, de muziek, de stilte, de ruimte: het moment voltrok zich als een film voor mijn ogen. Ik denk dat ze Mozart op een prachtige manier beschreef.”

Haar lerares uit haar jeugd zei: ‘Mozarts muziek is vrolijk, maar er schuilt altijd een verborgen droefheid in zijn glimlach’

„Zulke momenten kunnen je liefde voor muziek echt maken. Je kunt als docent natuurlijk van alles vertellen over techniek, klank, enzovoorts, maar er zijn ook docenten die in een seconde dingen zeggen die je echt inspireren. Daardoor leer je nog veel meer dan alleen maar die vaardigheden, want zoiets geeft je fantasie een zetje en laat je als het ware nog verder reizen. Ik weet niet of die lerares wel weet dat dit moment zo belangrijk voor me was. Misschien moet ik het haar eens laten weten.”

Verstild

Buniatishvili staat bekend om haar vertolkingen van het virtuoze repertoire uit de Romantiek, zoals Liszt (haar held), Chopin en Rachmaninov. Het recitalprogramma dat ze zondag 25 mei in Amsterdam speelt, staat daar met een trits korte, verstilde werken – een uitzondering daargelaten – lichtjaren van af. Ze speelt onder meer een Gymnopédie van Satie, een Chopin-prelude, Schuberts Ständchen en luchtige barokstukken van Bach en Couperin. Ze nam de stukken eerder op voor haar conceptalbum Labyrinth (Sony, 2020).

Het concept lijkt te zijn gevoed door de coronatijd, toen wel meer introspectieve muzikale projecten het levenslicht zagen, maar het idee zat al vóór corona in haar hoofd. „Ik besloot geen traditioneel programma te maken in twee delen met pauze, maar één geheel te creëren van allerlei verschillende componisten uit verschillende tijdperken. Ik wilde de connecties tussen hun muziek laten horen. Alleen niet zo van ‘eerst barok, dan klassiek, dan romantisch’, maar een persoonlijker pad door de muziek, alsof je ronddwaalt door een labyrint. De stukken zijn als het ware kleine parels van verschillende mensen, verschillende persoonlijkheden, verschillende werelden, maar toch gebouwd in één adem.”

Op klassieke conceptalbums zien we vaker de aanpak van korte, veelsoortige stukken die niet op historische of stilistische gronden aan elkaar zijn gekoppeld, maar op basis van een thema of gemoedstoestand – ook ingegeven doordat korte tracks beter zijn voor de algoritmes van streamingdiensten. Of we die benadering van programmering ook in de concertzalen vaker gaan tegenkomen?

Buniatishvili laat zich niet vangen in voorspellingen. „Wat de toekomst brengt weet ik niet. Zelf hou ik er niet van om van een concept een format te maken. Dan verliest het zijn persoonlijke benadering, wat ik nou juist zo mooi vind aan kunst. Dit programma heb ik simpelweg gemaakt omdat ik van miniaturen hou: in een kort muziekstuk kun je toch heel veel voelen. Ik vind het ook leuk om traditionele programma’s te spelen. Die geven me het gevoel dat ik in het verleden ben, dat er een enorme bagage is die ik niet mag verliezen. Mensen kunnen wel denken: waarom zou je je tijd verdoen met hele Beethoven-sonates leren als je een stuk van vijf minuten kunt opnemen en het online goed werkt? Maar het is zó belangrijk om te weten wat de sonates van Beethoven, Bachs Goldbergvariaties of de symfonieën van Brahms betekenen. Als je tegen die achtergrond miniaturen speelt, krijgen ze een totaal andere betekenis en charme.”

/

https://www.youtube.com/watch?v=TL0xzp4zzBE&ab_channel=KhatiaBuniatishVEVO


Tv-recensie | Als de aarde is verpulverd, gaat het Songfestival verder op een ruimteschip

Vlak voordat zaterdag het aardse Songfestival losbarstte, was op BBC 1 het Interstellaire Songfestival te zien. Dit vindt pas over 900 jaar plaats, maar de Britse sciencefictionserie Doctor Who deed er alvast verslag van. De aarde is inmiddels verpulverd, de show gaat door op een ruimteschip. Nadat ze Australië had toegelaten op het Europese eenheidsfeest, besloot de leiding de zangwedstrijd ook open te stellen voor buitenaardse volkeren. Zo zien we een groep oranje vogeltjes het lied ‘Daggadoo’ ten beste geven.

Na negen eeuwen is de festivalleiding er nog steeds niet in geslaagd om de politiek buiten de deur te houden. Twee terroristen met hoorntjes kapen het feest om een aanslag te plegen. Hun volk, de Hellions, wordt met de nek aangekeken en gediscrimineerd. Op hun planeet vindt een genocide plaats – een grootmacht heeft het op de helliaanse klaprozen gemunt waar ze surrogaathoning van maakt. Het merk Poppy Honey is de hoofdsponsor van het Interstellaire Songfestival.

Gaza was weer overal, dit weekeinde op televisie. De omstreden kandidaat Israël won bijna het Songfestival, mede door de steun van de Nederlandse stemmers, die de vocale prestaties van het land beloonden met de volle twaalf punten. Om dat te compenseren gingen zondagmiddag in Den Haag honderdduizend mensen in het rood de straat op om te demonstreren tegen de moord op de Palestijnen. Verder waren er de verslagen van een nieuw Israëlisch offensief. Bij dat laatste viel het verschil op tussen RTL Nieuws (RTL 4) en het Achtuurjournaal (NPO 1). RTL beschreef gewoon wat er gebeurde terwijl de NOS nog steeds krampachtig probeert om Israël buiten het verslag te houden. Voorbeeldzin: „Huizen werden geraakt.”

Nederlanse weerloosheid

Even tot hier (NPO 1) liet Israël en Gaza even zitten. Het duo Jeroen Woe en Niels van der Laan behandelde in deze seizoensfinale wel de beroerde presentatie van België op het Songfestival – om hun Vlaamse pianist Miguel te pesten. De meeste aandacht ging uit naar de naderende NAVO-top en de problemen van de regering om het defensiebudget op te pompen. Het duo bezong de Nederlandse weerloosheid in een lied over de opblaasbare nep-tanks die het leger inzet om de Russen te foppen. Op de wijze van het Zweedse songfestivallied zongen ze „Ohohohoho, blaas de boel maar op!”

In Danny op straat (NPO 2) liet razende reporter Danny Ghosen weer eens zien waarom hij is genomineerd voor de Zilveren Nipkowschijf. In een tweeluik over Hongarije behandelt hij de zondebokpolitiek van president Orbán die steeds een nieuwe groep aanvalt om zo de grondrechten verder in te perken. Na de migranten, de Roma en de journalisten zijn nu de gays aan de beurt. Het is niet wenselijk om Hongarije wegens dit wangedrag uit de EU te gooien, zeggen de Hongaren die hij spreekt, want dat drijft het land verder in de armen van Poetin.

Ghosen spreekt onderdrukte parlementariërs, journalisten en gay-activisten. Ook bezoekt hij een demonstratie voor lhbtq-rechten. Dit versnijdt hij met interviews met Nederlanders die in Hongarije wonen. Vooral in het eerste deel waren dat radicaalrechtse boeren die „links” Nederland zijn ontvlucht. Het levert een soort grimmige variant op van Ik vertrek. Met die interviews brengt Ghosen het onderwerp dichter bij huis.

In het eerste deel wees een Hongaarse journalist al op de vriendschap tussen Orbán en „die gekke vent” uit Nederland. „U bedoelt Geert Wilders?” Helpt Ghosen. Ja die. „Hij leert van Orbán hoe hij het journalistieke ecosysteem en uiteindelijk de democratie kan vernietigen.”


Column | Toch graag mensenrechten

‘Mijn breuk met Europa en het Westen is definitief.” (Sinan Çankaya in het Belgische dagblad De Morgen, 22/4). Hier spreekt woede. De schrijver en antropoloog Çankaya schreef het boek Galmende Geschiedenissen en gaf naar aanleiding daarvan allerlei interviews, waaronder aan De Morgen, voorzien van bovenstaande, bondige kop.

Çankaya’s ‘breuk’ met Europa en het Westen, ‘definitief’ nog wel, lijkt een geval van onvergelijkbare grootheden. Europa, het Westen en ik. Maar de schrijver geeft toelichting, die hierop neerkomt: de in Nederland geboren Çankaya, van Turkse komaf, die hier academicus werd, gelooft niet langer in het idee van ‘de westerse beschaving’. Hij geeft daar allerlei redenen voor: het alledaagse, Europese racisme en de institutionele kant ervan in ‘witte instituties’, en de koloniale erfenis die het Westen nog steeds tekent. Maar de meest directe aanleiding vormt toch de oorlog in Gaza, of liever gezegd: de verwoesting van Gaza, de eliminatie van haar burgers door het Israëlische leger. Çankaya is zeker niet de enige die daar woedend over is, integendeel, de protesterende rijen groeien aan, ook al omdat de Nederlandse regering tot nog toe weigerde een duidelijke ‘streep’ te trekken.

Vanaf hier wordt het ingewikkelder: Çankaya spreekt van een ‘genocide’, en ook die term wordt steeds vaker gebruikt, niet alleen door demonstrerende burgers, maar ook door bijvoorbeeld het Internationale Strafhof in Den Haag, dat wees op het ‘risico van genocide’. De ernst van de situatie is duidelijk, maar minder duidelijk is, welk ‘volk’ van die volkerenmoord Çankaya bedoelt: alle Palestijnen (waaronder ook christenen) of toch vooral de, in overgrote meerderheid islamitische Gazanen? Worden die laatste verdreven en uitgemoord omdat zij moslims zijn? Of omdat Israël Hamas wil vernietigen en het land wil annexeren, cynisch genoeg het liefst zonder inwoners? Voor de slachtoffers zal het weinig uitmaken, maar het moet wel van belang zijn voor een Nederlandse academicus, die zich via zijn Turkse en moslimachtergrond 1:1 vereenzelvigt met de Gazanen.

Hij noemt zichzelf nu een cultuurmoslim, maar die worden, net als belijdende moslims, niet strijk en zet in ‘Europa’ uitgeroeid. Is het solidariteit met het Palestijnse volk? Goed mogelijk, maar dan is de vergelijking met de situatie van Nederlandse moslims en migranten, die Çankaya voortdurend maakt, grotesk. Hier worden geen wijken gebombardeerd omdat er moslimmigranten wonen, hier hebben we de islamofobie, en dat blijkt lastig genoeg.

Het is noodzakelijk in verzet te komen tegen een genocide. Is daarbij een gedeelde religie of afkomst doorslaggevend? Tijdens de Armeense genocide (1915-1918) stierven meer dan een miljoen mensen. Die genocide werd overigens uitgevoerd door de zogeheten ‘Jonge Turken’ – niet perse deel uitmakend van het hart van Europa. Het overgrote deel van de Armeense slachtoffers, ik moest het nazoeken, waren christenen. Dat maakt voor mij het schandaal niet groter of kleiner, maar precies even schandalig als een genocide is.

Telkens is er de suggestie van Çankaya dat moslims geen religieuze, maar vooral een etnische, nationale of zelfs een klassenidentiteit delen, die wereldwijd onderdrukt wordt. Ik hoef alleen Saoedi-Arabië, Qatar en Dubai te noemen, om ook die gedachtegang te logenstraffen.

Blijft die verschrikkelijke, elke dag weer voortgaande verwoesting van Gaza en haar inwoners, de Israëlische verantwoordelijkheid, de Amerikaanse medeplichtigheid, de lafheid van een deel van officieel Europa. Maar als die moordpartij in Gaza wordt gestopt, zal dat niet zijn dankzij een Verenigd Arabië of de niet bestaande Moslimintern, maar dankzij mensenrechtenkrachten, die deel uitmaken van datzelfde, verachtelijke Westen.

Stephan Sanders is essayist.


Wat vindt NRC | Met zijn toon over immigratie klinkt de Britse premier Starmer radicaal-rechts

‘Deze regering sluit het laboratorium. Het experiment is voorbij. We zullen leveren waar u –meerdere malen – om hebt gevraagd en we zullen de controle over onze grenzen terughalen.”

Verrassend genoeg waren dit vorige week niet de woorden van Brexiteers, die ‘take back control’ als hun campagneslogan hadden, noch van Nigel Farage, voorman van de Britse radicaal-rechtse oppositiepartij Reform en een van de aanjagers van Brexit en een strenger migratiebeleid. Het was premier Keir Starmer (Labour) die sprak over de schade die ongelimiteerde immigratie aan het Verenigd Koninkrijk zou hebben toegebracht. Zijn regering zal „een smerig hoofdstuk afsluiten, voor onze politiek, onze economie, en ons land”.

Het is niet verrassend dat het migratiedebat bij de Britten – net zoals in andere Europese landen – opnieuw oplaait. De belofte van opeenvolgende kabinetten was het aantal immigranten te beperken. In de twaalf maanden tot juli 2024 (de laatst beschikbare cijfers) kwamen er 728.000 meer mensen het VK binnen dan er vertrokken. Dat aantal is lager dan in 2023, toen een postcoronapiek, de oorlog in Oekraïne en uitgenodigde Hongkongers zorgden voor een netto-migratie van 906.000 mensen. Maar hoger dan voor Brexit, toen dat aantal op zo’n 250.000 lag. Terwijl voor een deel van de Britten het idee van een scheiding van de Europese Unie was dat immigratie kon worden ingedamd. Het VK zou zélf kunnen bepalen wie het binnenliet, en wie niet.

Wie de plannen van Starmer leest, ziet dat zijn kabinet daar een voorstel toe doet. Alleen hoogopgeleide migranten zijn welkom, strengere taaleisen worden ingevoerd, werkloze migranten moeten sneller vertrekken. Ook achter het onder sommigen bekritiseerde plan om geen buitenlands personeel voor verzorgingstehuizen meer toe te laten, zit een idee. Het moet de sector dwingen arbeidsomstandigheden te verbeteren – en daardoor de broodnodige kwaliteit van de ouderenzorg opkrikken.

De taal en toon van de premier leiden echter af van de plannen. Starmer koos woorden die ook volgens partijgenoten doen denken aan Enoch Powell en diens opruiende en polariserende Rivers of Blood-toespraak uit 1968, waarin de komst van migranten van kleur uit de Britse koloniën werd bekritiseerd. De Conservatieve schaduwminister Powell zei toen dat het „de Britten vreemden in hun eigen land” maakte. Starmer zei dat hij niet wil dat „Groot-Brittannië een eiland van vreemden” wordt. Volgens 10 Downing Street berust het op toeval.

Dat Starmer en zijn Labour-partij de hete adem van Farage in de nek voelen, is overduidelijk. Reform won begin deze maand talloze gemeenteraadszetels, een Lagerhuiszetel die altijd in handen was van Labour en staat in de peilingen al een aantal maanden op kop.

Dat de Conservatieven Farage rechts willen inhalen, zoals de vorige minister van Binnenlandse Zaken al probeerde door asielzoekers „indringers” te noemen, blijft betreurenswaardig. Dat Labour nu denkt radicaal-rechtse taal over migratie uit te moeten slaan om populair te blijven, ook.

Voor Farage en zijn achterban zal elk aantal immigranten te hoog zijn. En door het narratief over te nemen dat louter ‘buitenlanders’ het probleem zijn en niet de jarenlange opgebouwde achterstand in onder meer zorg en woningbouw en dáár oplossingen voor te vinden, zal de kiezer bovendien opnieuw – en terecht – teleurgesteld worden.


Sinner is terug en bereikt meteen de finale in Rome – hij legt het af tegen Alcaraz

Het had een perfect einde kunnen zijn van een week die voor het Italiaanse tennis al behoorlijk succesvol verliep. Nadat Jasmine Paolini zaterdag de eerste Italiaanse winnaar in veertig jaar was geworden van het WTA1000-toernooi in Rome, én vervolgens met Sara Errani het vrouwendubbel had gewonnen, had Jannik Sinner het sprookje deze zondag compleet kunnen maken. De nummer 1 van de wereld moest het echter in twee sets (7-6, 6-1) afleggen tegen zijn grootste rivaal, Carlos Alcaraz.

Dat deze droomfinale werkelijkheid zou worden, was verre van vanzelfsprekend. Alcaraz had in april het toernooi van Madrid moeten afzeggen wegens een blessure, en Sinner speelde in zijn thuisland zijn eerste toernooi na een schorsing van drie maanden. De Italiaan had een schikking getroffen met antidopingautoriteit WADA, nadat er tweemaal zeer kleine hoeveelheden van het verboden middel clostebol in zijn bloed waren aangetroffen.

Dat het een grote opgave is om zonder enig wedstrijdritme direct een grote finale te halen, bleek ook wel uit de woorden waarmee Alcaraz zijn interview op de baan begon. „Allereerst ben ik heel blij om Jannik terug te zien op dit geweldige niveau”, zei de Spanjaard. „Het moet niet makkelijk zijn geweest om drie maanden niet te spelen. Om dan de finale te halen op het eerste toernooi dat hij weer speelde is nogal krankzinnig.”

Het waren woorden vol ontzag en respect voor zijn grote rivaal. Tien keer eerder speelden de twee tegen elkaar, en de meeste ontmoetingen mondden uit in een lange, spannende strijd. De laatste drie wedstrijden gingen naar de Spanjaard. De enige keer dat de twee elkaar vóór deze finale tegenkwamen op gravel, was vorig jaar, in de halve finale van Roland Garros. Na vijf sets en vier uur ging ook die wedstrijd naar Alcaraz, die vervolgens het toernooi won.

Stabiteit tegen onvoorspelbaaheid

Wat hun rivaliteit nog aantrekkelijker maakt, is het contrast tussen beide spelers. Aan de ene kant heb je de introverte, stille Italiaan, aan de andere kant de extraverte, uitgesproken Spanjaard. Stabiliteit en kalmte tegenover intensiteit en onvoorspelbaarheid. Beheersing en een koel hoofd tegenover een grote grijns en het ‘Vamos!’ Sinners ijzersterke service en harde klappen van achter in het veld tegenover de gevaarlijke dropshots en de explosiviteit van Alcaraz. De combinatie levert elke keer weer spannend, intrigerend tennis op.

De eerste set was zo spannend als verwacht werd. Beide spelers moesten hun concentratie vinden en de zenuwen juist zien kwijt te raken. Er werden veel onnodige fouten gemaakt, beiden hadden moeite hun service te behouden. Toch was het een vermakelijke set om naar te kijken. De spanning was hoog en de spelers waren aan elkaar gewaagd. Beiden werden slechts in één servicegame geconfronteerd met breakkansen, maar wisten het hoofd koel te houden en de aanval af te weren.

De gemiste kansen kwamen Sinner uiteindelijk wel duur te staan. Nadat hij het op 6-5 naliet de set te winnen – hij kreeg tweemaal een setpoint – ging die in de tiebreak naar de Spanjaard. In de tweede set werd hij direct vrij gemakkelijk gebroken. De Italiaan sloeg in de hele tweede set nog maar twee winners en kreeg al snel een tweede break te verduren. Mentaal leek de klap van de gemiste kansen hem dus toch te groot.

Geen achtbaan

Alcaraz’ niveau bleef juist onverminderd hoog. De jonge Spanjaard staat erom bekend de aandacht kwijt te kunnen raken, wat hem in penibele situaties kan brengen. Dat wist hij ditmaal te voorkomen. Achteraf sprak hij daar zijn blijdschap over uit: „Ik heb het deze keer geen achtbaan laten worden.”

Ondanks de nederlaag en de slechte tweede set – 6-1 voor Alacaraz – kan de nummer 1 van de wereld positief terugkijken op deze week. Als het niveau op het eerste toernooi na drie maanden zonder wedstrijdritme al zo hoog is, kan het vast alleen maar beter worden.

Na afloop van de verloren wedstrijd zei Sinner dat hij „nooit had verwacht” deze finale te zullen halen. Een week vóór de start van Roland Garros heeft hij zijn volgende missie al bepaald. In Parijs, zei hij, „is Alcaraz the man to beat”.


Al dansend demonstreren Berlijnse feestgangers tegen uitbreiding van de ringweg, die hun clubs met sluiting bedreigt

‘We moeten terug naar de jaren negentig van de Berlijnse muziekscene”, zegt de 21-jarige DJ Havylicious zaterdagavond vrolijk op een protestrave aan de oever van de Spree. De autowegen die de Elsenbrücke en station Treptower Park verbinden, doen festivalachtig aan, met meerdere podia waar zware bassen over het asfalt dreunen. Terwijl de dj uitkijkt over een zwartgeklede, op hardcore dansende menigte, voegt ze toe: „Ik draai dit zelf ook hoor, maar ik wil diversiteit in elektronische muziek. Net zoals vroeger.”

In het voormalige Oost-Berlijnse Friedrichshain vond zaterdag de derde demonstratie plaats tegen de geplande uitbreiding van de A100, Berlijns belangrijkste snelweg. Onder het motto A100 wegbassen verenigden zich tientallen organisaties, clubs, klimaatgroepen, buurtinitiatieven en demonstranten voor een gezinsvriendelijk protestfestival, gevolgd door een protestrave. De 10.000 feestgangers hadden een duidelijke boodschap: geen autolawaai en uitlaatgassen, maar open, groene ruimtes en behoud van Berlijns bruisende clubcultuur.

Want op de nieuwe route van de snelweg — door demonstranten de highway to hell genoemd — bevinden zich, naast enkele woningen, meer dan twintig clubs en culturele instellingen. De uitbreiding van de zesbaanssnelweg betekent dat al deze panden gesloopt moeten worden, en daarmee het einde van nachtclubs als Club OST, Else, ://about blank, Oxi en Void.

Het verdwijnen van deze clubs zou een culturele en sociale aderlating zijn voor de stad, stelt Emiko Gejic (35) van Clubcommission, de belangenorganisatie van de Berlijnse clubscene. „Clubsterben, het verdwijnen van clubs en de clubcultuur, is een proces dat al jaren gaande is in Berlijn”, legt Gejic uit. „In oude wijken van het voormalige Oost-Berlijn waren ooit talloze clubs en bars, maar veel van die plekken zijn inmiddels gesloten of uit het centrum verdreven. De uitbreiding van de snelweg zou het onmiddellijke einde markeren van een aantal van de nog laatste overgebleven plekken.”

Voorstanders van de A100 wijzen erop dat de clubs hier alleen bestaan dankzij tijdelijke huurcontracten, op grond die oorspronkelijk bestemd was voor de aanleg van de snelweg. Gejic beaamt dit, maar benadrukt dat de clubs in de afgelopen decennia van onschatbare waarde zijn geworden voor Berlijn. „Ze trekken toeristen, bieden veilige ruimtes voor minderheden, en fungeren als plekken voor kunst en expressie.”

Foto Gordon Welters

Nergens anders te vinden

Julia Chim (39) and Ivan Kosenko (38): „De combinatie van een protest en een rave is te gek, dat zou nooit kunnen in Rusland.”
Foto Gordon Welters

Wanneer protestravers wordt gevraagd waarom ze naar de demonstratie zijn gekomen, geldt voor iedereen: de Berlijnse clubcultuur is nergens anders te vinden, dus mag deze niet verdwijnen. De gezichten van Ivan Kosenkov (38) en Julia Chim (39) uit Moskou lichten op als ze over recente feesten vertellen. „De combinatie van een protest en een rave is te gek, dat zou nooit kunnen in ons land”, zegt Kosenkov. Sven Neumann (33) woont om de hoek van de geplande uitbreiding. „Naast een snelweg wonen boeit me niet. Ik geef geen fuck om autolawaai, maar wel om de feesten”, roept hij uitgelaten.

Sven Neumann (33) woont langs de route van de gepland uitbreiding van de snelweg. „Naast een snelweg wonen boeit me niet. Ik geef geen fuck om autolawaai, maar wel om de feesten.”
Foto Gordon Welters

De unieke clubcultuur ontstond in de quasi-anarchistische jaren negentig, toen de regels omtrent vergunningen nog vaag waren. Creatieve initiatieven konden ook zonder veel kapitaal opbloeien. Leegstaande panden in voormalig Oost-Berlijn vulden zich weekend na weekend met techno, destijds nog een obscuur subgenre van housemuziek maar ondertussen de soundtrack van de stad. Met legendarische clubs als de Tresor en de jaarlijkse Love Parade werd Berlijn in die periode het epicentrum van elektronische muziek.

Vandaag de dag is Berlijns reputatie als dé feeststad goed voor drie miljoen toeristen per jaar. Clubs als Sisyphos, Renate, KitKat en Berghain hebben wereldwijde bekendheid verworven. Elke club heeft een eigen imago en publiek, maar ze delen de belofte van dagenlange feesten waar inclusiviteit, zelfexpressie en (seksuele) vrijheid de norm zijn. Volgens Gejic zou het een enorme vergissing zijn om dit op te offeren voor een snelweg. „Het is een gedateerd plan uit een andere tijd,” stelt ze.

Kosten spelen ook een grote rol in het debat. De A100 is al de duurste snelweg in Duitsland aller tijden, naar verwachting zal de geplande uitbreiding nog duurder zijn.
Foto Gordon Welters

Politieke verdeeldheid

Die andere tijd is, om precies te zijn, de jaren vijftig. De bouw van de A100 begon in 1958 in het westelijke gedeelte van het toen nog verdeelde Berlijn, met de hoop dat de Autobahn als ringweg om de stad zou dienen als de delen ooit herenigd zouden worden. Ruim een halve eeuw later zorgt dit plan voor verdeeldheid binnen de Berlijnse politiek.

De Groenen en Die Linke verzetten zich fel tegen verdere uitbreiding, die volgens hen haaks staat op klimaatdoelen en een autoluwe stad. Zij waarschuwen dat Berlijn achterblijft bij andere steden die autoverkeer terugdringen. Daartegenover staan AfD, CDU en FDP, die juist pleiten voor meer wegen en rechten voor automobilisten. Burgemeester Kai Wegner (CDU) ziet de uitbreiding als antwoord op de groeiende bevolking en het stijgende autobezit.

Wegner heeft zijn handen voorlopig vol aan het westelijke gedeelte van de A100. Na jarenlang merkeln — een verwijzing naar de terughoudende regeringsstijl van oud-bondskanselier Angela Merkel, die duidt op een gebrek aan actie — verkeert de Duitse infrastructuur in kritieke toestand. De Bondsregering heeft 500 miljard euro vrijgemaakt voor herstel en renovatie van wegen, bruggen en sporen in Duitsland.

Kosten spelen ook een grote rol in het debat over de ringweg. De vorige uitbreiding kostte meer dan 200.000 euro per meter en maakte de A100 de duurste Duitse weg aller tijden. Het deel waar zaterdag tegen werd gedemonstreerd gaat dit record waarschijnlijk breken. Het ministerie voor Verkeer verwacht dat de kosten van de twee trajecten zullen oplopen tot 1,53 miljard euro. De Bondsregering wil het plan desondanks doorzetten, maar het is nog onduidelijk wanneer de bouwwerkzaamheden beginnen.

Zoe (29), clubmanager van de clubs Renate — die eind dit jaar moet sluiten vanwege de beëindiging van het huurcontract — en Else, vreest dat heropening op een andere locatie ijdele hoop is. „Clubs sluiten en elders heropenen hoorde vroeger bij Berlijn”, zegt ze bij de ingang van Else. „Maar geschikte panden op goed bereikbare plekken zijn allang verkocht aan private eigenaren.”

De toekomst is onduidelijk. Vorig jaar werd de Berlijnse technoscene benoemd tot immaterieel Duits cultureel erfgoed. Hoewel de industrie blij is met deze erkenning, biedt het voor de clubs zelf weinig perspectief, vertelt Gejic. „De benoeming gaat niet over fysieke clubs, maar over de culturele beweging. En dit voorkomt helaas geen stijgende huren. Wat voor clubs écht zou helpen, is officiële erkenning als culturele instellingen volgens de Duitse wet.”

Bij de protestrave waren zo’n 10.000 mensen aanwezig. Het is het derde protest tegen de geplande uitbreiding van de snelweg.
Foto Gordon Welters


‘Thuis moet veilig zijn’, zegt de rechter tegen drie plegers van huiselijk geweld

De zaak

De politierechter in Rotterdam velt deze week een oordeel over een aantal zaken van huiselijk geweld. Een verslaafde man die zijn jongere broer bij de keel grijpt. Een echtgenoot die zijn vijf maanden zwangere vrouw in de buik heeft geschopt. Een gezin met een jong kind, waarin de man zijn vrouw af en toe met de vlakke hand slaat. Volgens de officier van justitie hadden de verdachten weg moeten lopen. Maar volgens henzelf was dat besef ver te zoeken op het moment dat het escaleerde.

De dertiger Mehmet, langdurig cocaïneverslaafd, staat terecht voor het bij de keel grijpen van zijn jongere broer. De twee woonden destijds bij hun ouders, inmiddels slaapt Mehmet elders. „Het begon met een woordenwisseling,” zegt hij. „Ik heb hem met mijn rechterhand bij de keel gepakt en tegen de muur geduwd.” Volgens hem ging het conflict over spullen en oude frustraties. „Ik begrijp dat hij het niet leuk vindt dat ik aan zijn spullen zit, maar hij blijft erover doorgaan.” De rechter vraagt: „Kunt u dan ook weglopen?” Mehmet antwoordt: „Ik weet dat het handig is om een blokje om te lopen, alleen deze keer was dat niet zo.” Volgens het broertje speelde er iets anders: hij had tegen hun ouders gezegd dat ze Mehmet geen geld meer moesten geven. De vader bevestigde bij de politie dat Mehmet zijn broer bij de keel pakte. De officier acht mishandeling bewezen en wijst op rode verkleuring in de hals. „Thuis moet veilig zijn.” Ze eist 80 uur taakstraf waarvan de helft voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

In de tweede zaak staat de vijftiger Martijn terecht voor een poging tot zware mishandeling van zijn vrouw. Zij was toen 21 weken zwanger van hun tweeling. Volgens haar kwam hij tijdens een van de vele ruzies die ze hadden dreigend op haar af en zou hij haar bij de pols hebben gepakt. Ze sloot zich daarna met een schaar op in de wc en belde de politie.

Martijn geeft toe dat hij „een schoppende beweging” maakte, maar zegt dat het niet zijn bedoeling was haar te raken. „Ze schopte tegen mijn enkels, zwaaide met haar armen. Toen mijn been doorschoot, raakte ik haar aan de rechterkant van haar buik.”

De rechter: „U hield haar toch vast op dat moment? Kon u niet gewoon weglopen?”

Volgens de officier had hij zich moeten terugtrekken. „De vrouw stond met haar rug tegen de keukenkastjes.”

Zijn vrouw schreef een brief aan de rechtbank: ze wil niet dat hij de gevangenis ingaat en hoopt dat hij bij de bevalling aanwezig kan zijn.

De officier spreekt van poging tot zware mishandeling. „Als je een zwangere vrouw in haar buik trapt, loopt ze het risico dat ze via een spoedkeizersnede moet bevallen.” Ze neemt het hem zwaar kwalijk. „Hij bracht niet alleen haar, maar ook twee ongeboren kinderen in gevaar.” Toch vindt ze het belangrijk dat hij bij de bevalling kan zijn. Ze eist 150 uur taakstraf.

Martijn geeft toe dat hij ‘een schoppende beweging’ maakte

In de derde zaak staat Cezar, een Roemeense man in de dertig, terecht. Zijn vrouw – buiten de zaal met hun baby – verklaarde dat hij haar in het gezicht sloeg. Hij zegt dat hij haar alleen „een beetje heeft geduwd”, omdat ze hun kind van hem wilde afpakken. Bij de politie zou hij hebben gezegd dat er thuis vaker ruzie is, soms ook fysiek. „Ik heb haar wel eens met de vlakke hand in het gezicht geslagen, maar nooit als eerste.”

Agenten zagen een rode plek op haar wang. Zij verklaarde bang te zijn dat hij haar opnieuw iets zou aandoen, dat hij in staat is haar „helemaal kapot te slaan”. De officier acht mishandeling bewezen, de verdachte erkent immers dat het vaker fysiek wordt. „Ik zie geen reden om aan te nemen dat het nu anders is gegaan.”

„Huiselijk geweld in het bijzijn van een jong kind is een van de meest schadelijke dingen waar een kind getuige van kan zijn.” De officier eist 40 uur taakstraf, met aftrek van de ene dag dat hij vastzat, en twee weken voorwaardelijke celstraf met een proeftijd van twee jaar.

Het oordeel

In de zaak van Mehmet spreekt de rechter hem vrij van het dichtknijpen van de keel – daar is niet genoeg bewijs voor en ook de vader zag het niet gebeuren. Maar dat hij zijn broer bij de keel heeft gepakt en tegen de muur heeft geduwd, staat vast. Dus is er sprake van mishandeling. De rechter eist 40 uur taakstraf, volledig voorwaardelijk. Die hoeft hij alleen uit te voeren als hij binnen twee jaar opnieuw de fout in gaat. De rechter twijfelt over het nut van een middelencontrole voor Mehmet. Dat is in het verleden al eens mislukt. „Zoals de Engelsen zeggen: setting you up for failure,” zegt hij. „Dan dondert het hele pakket als een kaartenhuis weer in elkaar.” In plaats daarvan moet hij zich melden bij de reclassering en starten met begeleid wonen. In de tweede zaak volgt de rechter de officier: geen sprake van noodweer. Martijn had weg kunnen lopen, maar deed dat niet. In plaats daarvan hield hij zijn vrouw vast en schopte – met alle risico’s van dien. Toch is er onvoldoende bewijs dat hij met die ene trap willens en wetens ernstig letsel riskeerde. Geen poging tot zware mishandeling dus, maar „gewone” mishandeling. De straf: 60 uur taakstraf, waarvan de helft voorwaardelijk. Met verplichte begeleiding zolang de reclassering dat nodig vindt. In de derde zaak acht de rechter mishandeling van zijn echtgenote bewezen. Cezar gaf toe dat hij haar in dit soort situaties „wel eens met de vlakke hand slaat” – en de agenten zagen een rode plek op haar wang. Dat het gebeurde met hun kind op de arm, weegt zwaar mee. Toch krijgt hij geen voorwaardelijke celstraf, zoals de officier eiste, maar een taakstraf van 78 uur. 40 uur daarvan is voorwaardelijk. Cezar verlaat de rechtbank met zijn baby in zijn armen. Zijn vrouw loopt stilletjes naast hem.


Column | Waar OpenAI allesbehalve open is, krijg je in Rotterdam wél een kijkje onder de motorkap van een taalmodel

Post van Mark Zuckerberg! Althans van het Meta Privacy Team. „Ontdek hoe we uw gegevens gebruiken terwijl we AI bij Meta verbeteren.” Moet ik bezorgd zijn dat mijn „interacties” gebruikt worden om een kunstbrein te trainen? Of juist blij dat al mijn gevatheden op Facebook zich als karbaatzaad verspreiden? Ja, ik kan bezwaar maken, zij het zonder garanties. Maar verder kom je er niet achter „what this means for you”.

„Ik kan maar twee dingen bedenken”, zegt Claartje ter Hoeven, hoogleraar informatiewetenschappen in Utrecht. „Zo proberen ze je nog scherper te profileren om nog gerichter te kunnen adverteren. Of ze willen weten hoe spontane conversaties in het algemeen werken, zodat hun modellen die beter kunnen nabootsen. Maar we weten het niet.”

Net als ChatGPT-maker OpenAI, die allesbehalve open is, doet Zuckerbot vaag. Hoe het ook kan, laat João Gonçalves zien in zijn kamertje op acht hoog bij de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Daar draait sinds twee jaar het Erasmus Language Model (ELM), dat Gonçalves (34) als sociale wetenschapper met een verleden in machine learning – zeldzame combinatie – heeft gebouwd, overigens met deels open Meta-software.

ELM is een kennisbank, maar allereerst onderwijsgereedschap: hoe werken ‘grote taalmodellen’? ELM is open source, want getraind met wetenschappelijke Erasmus-publicaties. ChatGPT c.s. slurpen wereldwijd energie en kapitaal en zijn op den duur onhoudbaar. ELM heeft een minuscule voetafdruk en kostte 4.000 euro. ELM is ook veel kleiner, kan niet dichten als Shakespeare of een sollicitatiebrief herschrijven. „Als je een recept voor lasagne vraagt, begint hij over sociale omstandigheden in negentiende-eeuws Italië”, zegt Gonçalves. „Hij spreekt nu eenmaal onze taal.”

Taalbots zijn ‘generatieve AI’, wat er in het ultrakort op neerkomt dat ze gokken wat het volgende woord in een reeks is. Of je het denken kunt noemen, is de vraag. Maar het ziet er leuk uit als Gonçalves „How can I feel better about myself?” typt en ELM een rijtje aanbevelingen uitschrijft. Zorg dat je genoeg slaap krijgt, drink veel water, doe gymnastiek. En: zorg dat je genoeg slaap krijgt. Waarna Gonçalves in een regeltje code de straffactor voor herhalingen van 1.1 in 1.4 verandert en hetzelfde rijtje verschijnt, nu zonder dubbeling. „Zo’n ‘prompt’ sluit aan bij wat studenten al kennen van ChatGPT, maar wat daar in een zwarte doos gebeurt, wordt hier zichtbaar”, zegt hij.

Er is een next level. Zo kunnen studenten een onderzoeksvraag voorleggen. ELM zegt hoe die beter of anders of in de prullenbak kan. En dan is er de toekomst, waarbij ELM-ervaringen met andere, beperkte ‘datasets’ praktische toepassingen krijgen. Zo werkt Gonçalves nu met Delftse wetenschappers aan een taalbot over geestelijke gezondheid bij jongvolwassenen.

„Niet alles hoeft altijd maar grootschaliger te worden”, zegt hij. „Vergelijk het met Portugese wijn: het is beter om veel kleine maar heel goede wijnhuizen te hebben.”


Gerard Soeteman was de scenarioschrijver van indrukwekkende films over het machtelozen streven van ‘kleine mensen’

Er zullen niet veel Nederlanders zijn die nooit een regel van Gerard Soeteman hebben gehoord. „Wat is dat voor behandeling?” zegt Floris tegen zijn belagers in de gelijknamige tv-serie uit 1969. „Beetje oorlog, best spannend”, zegt Rutger Hauer in Soldaat van Oranje (1977). „Het leven is net een kroket: als je eenmaal weet wat erin zit, hoef je niet meer.” (Renee Soutendijk in Spetters, 1980) is er ook een, of „Houdt het dan nooit op?” (Carice van Houten in Zwartboek, 2006). Ze zijn alle afkomstig uit de pen van de bekendste scenarioschrijver van Nederland: Gerard Soeteman. Hij overleed vrijdag, 88 jaar, na een kort ziekbed, maakte zijn familie bekend.

Zijn bekendste werk maakte hij met regisseur Paul Verhoeven; naast de hierboven genoemde films ook onder andere Turks Fruit (1973), Keetje Tippel (1975) en Verhoevens Engelstalige debuut Flesh & Blood (1985). Verhoeven en Soeteman, dat was een gouden combinatie, al behaalde Soeteman zijn grootste succes in samenwerking met Fons Rademakers met De aanslag (1986): die kreeg een Oscar.

De oorlog was een constante. In veel van de door hem geschreven films speelt de Tweede Wereldoorlog een grote rol. Dat heeft deels een autobiografische achtergrond: het bombardement op Rotterdam was een van de eerste herinneringen van de in 1936 geboren Soeteman. Wanneer hij in 2019 door de Volkskrant wordt geïnterviewd, koppelt hij die herinnering meteen aan een film: „Op de arm van mijn vader heb ik de stad zien afbranden. Het werd later alleen geëvenaard door Gone with the Wind, met die grote brand in Atlanta.” Voor Soeteman kon alleen film de werkelijkheid evenaren.

‘Fascistoïde vermaak’

Hij begint in 1955 met een studie Nederlandse Taal- en Letterkunde – een filmindustrie had Nederland in de jaren vijftig nog niet – maar al snel komt hij te werken bij de NTS (voorloper van de NOS), waar hij werkt als vertaler en scenarioschrijver voor tv-documentaires. Het beslissende moment van zijn werkzame leven komt in 1967, wanneer hij de opdracht krijgt een tv-serie te schrijven in de stijl van Ivanhoe en het Vlaamse Johan en de Alverman. Wat ze in België konden, moest ook in Nederland mogelijk zijn.

En dat bleek: Floris was een groot succes. Maar Soeteman kwam pas echt tot zijn recht toen hij ging schrijven voor het witte doek. Vooral in de jaren zeventig en tachtig zagen miljoenen Nederlanders zijn films, waarin de hoofdpersonen maar zelden de winnaars van de maatschappij zijn. Sombere, maatschappijkritische films met een wereldbeeld dat soms tegen het nihilisme schuurt. Dat komt ook omdat Soeteman schreef aan verfilmingen van Nederlandse romans, en vooral Wolkers en Reve waren weinig optimistische auteurs.

Zelf beschouwde hij Spetters als zijn belangrijkste film, het verhaal van een groep jongeren die zich aan hun bekrompen milieu wilden onttrekken. De ene lukt het wel, de andere heeft pech, en dat wordt verteld in een ogenschijnlijk moraalloos verhaal vol seks en geweld: „Fascistoïde vermaak” en „een diepzwarte poel voor personen wier geestelijke groei na drie jaar is opgehouden”, oordelen recensenten. De erkenning kwam later, zowel voor Spetters als voor Soetemans werk in het algemeen: in 2017 werd hij bekroond met een Gouden kalf voor filmcultuur.

Maatschappelijk betrokken

Een nihilistische schrijver was Soeteman bovendien zeker niet. Spetters had hij juist geschreven om het machteloze streven van ‘kleine mensen’ te laten zien. In interviews benadrukte hij ook graag zijn maatschappelijke betrokkenheid. Die werd ingegeven door de oorlog, maar ook door de jaren erna, toen hij zag hoe moeilijk zijn communistische vader het had om weer aan het werk te komen: „Ideologie is niet goed, dat keert zich tegen je. Dat had ik op mijn twaalfde al in de gaten”, vertelde hij in 2019. De Max Havelaar had hij ook deels ook verfilmd om „vraagtekens bij dingen te zetten”.

Na Zwartboek is er geen film meer verschenen waarop Soeteman als scenarioschrijver op de aftiteling staat. Hij schreef weliswaar mee aan Benedetta (2021), Paul Verhoevens film over een non die de kerk niet alleen schokte met haar homoseksualiteit, maar ook met haar religieuze opvattingen. Soetemans scenario werd ontvangen als „een schitterend feministisch pamflet”, maar na Verhoevens aanpassingen ging het alleen nog maar om „het gefrutsel aan de geslachtsdelen. En dat interesseert mij niet zo,” aldus Soeteman, die zijn naam van de aftiteling liet halen.

Sindsdien schreef hij nog wel, maar gemaakt werd er niets meer. Hij schreef de laatste jaren voor zichzelf, vanuit de Spaanse kustplaats waar hij woonde met zijn echtgenoot Lyke Marree. Dat mocht ook wel, na al die miljoenen bezoekers voor zijn films.