Als Norm in ‘Cheers’ had acteur George Wendt een vaste plek in zijn stamkroeg

De dinsdag op 76-jarige leeftijd overleden Cheers-acteur George Wendt was het bekendst als vertolker van Norm, stamgast in de kroeg Cheers uit de gelijknamige Amerikaanse televisieserie die van 1982 tot 1993 liep. Hij zat in vrijwel alle afleveringen aan de bar in zijn stamkroeg Cheers.

Het ging altijd zo: Norm gooide de deur open, stapte binnen, de cafébezoekers begroetten hem in koor met „NOOOORM!”. Norm, volledige naam Hilary Norman Peterson, had een vaste plek aan de bar. Sometimes you wanna go/Where everybody knows your name.

Barman: „Can I draw you a beer, Norm?” Norm: „No, I know what they look like. Just pour me one.”

Of, als de barman vroeg, „How’s life treating you Norm?”, zei hij: „Like I just ran over its dog”, of „Like a baby treats a diaper.”

Norm vertelde aan de bar over de tegenvallers die zijn dag hadden verpest, klaagde over zijn werk (accountant, daarna geen werk, daarna schilder), of over zijn vrouw Vera, die hij net zozeer liefhad als hekelde. Zij was zo’n personage dat je nooit te zien krijgt. Een keer, in het vijfde seizoen, kwam ze bijna met gezicht in beeld, dat werd verhinderd door een taart die in haar gezicht werd gegooid.

Alle afleveringen van de partij

Met acteurs Ted Danson (Sam Malone), Rhea Perlman (Carla Tortelli) en John Ratzenberger (Cliff Clavin) was Wendt de enige die in alle afleveringen van de populaire serie Cheers verscheen.

Wendt groeide op in Chicago, studeerde economie en sloot zich na zijn studie aan bij improvisatietheatergroep The Second City, in Chicago. Hij werd zes keer genomineerd voor een Emmy voor zijn rol in Cheers.

Wendt verscheen in 1991 in een videoclip van Michael Jacksons Black or White, speelde na Cheers in kleinere series en films, en verscheen tussen 1986 en 2003 af en toe bij Saturday Night Live. Zijn laatste tv-optreden was in 2023 bij The Masked Singer.

Hij leek best op zijn bekendste rol, vond Wendt zelf. Zo deelden acteur en personage hun liefde voor bier. In een interview uit 1989 zei hij het moeilijk te vinden over Norm te praten: „Het is alsof hij te dicht bij mij staat. Ik denk niet dat hij door de jaren heen veranderd is. Ze hebben hem van een accountant, naar een schilder en huisinrichter veranderd, maar dat was gewoon voor wat verhaallijnen. Hij is nog steeds dezelfde Norm. Ik denk dat hij het moeilijkst te beschrijven is, want hij is niet echt iets. Hij is gewoon grappig.”

Wendt overleed in zijn slaap, precies 32 jaar nadat de laatste aflevering van Cheers werd uitgezonden.


Tv-recensie | Wiegel hield van de televisie en de televisie hield van hem

Hans Wiegel hield van de televisie en de televisie hield van hem. Ook na het overlijden van de voormalige VVD-leider konden de nieuwsrubrieken en talkshows geen genoeg van hem krijgen. Wel steeds dezelfde filmpjes. Wiegel als 25-jarige corporaal student op een terras. Wiegel maakt premier Den Uyl uit voor Sinterklaas. Wiegel hapt een haring. Wiegel rookt een sigaar.

Talkshow Eva (NPO 2) verloor zich in het bewieroken van de VVD en had daardoor de minst interessante bijdrage. Bij Renze (RTL 4) gaf journalist Frits Wester de beste analyse, waarin ook ruimte was voor kritiek. „Geen groot staatsman maar een hele goede politicus”, oordeelde hij.

Steeds weer hoorden we dat Wiegel zo „markant” was en dat hij van de VVD een „brede volkspartij” had gemaakt. Is dat zo? Arme mensen stemden al nooit op de partij en de rechtse arbeiders zijn naar de PVV vertrokken. Het ging er vooral over dat hij zo goed was geweest voor zijn eigen partij. En dat hij zo goed was in het bespelen van de tribunes. Hij pakte graag de camera om de „mensen in het land” rechtstreeks toe te spreken. Dat deed hij in gewonemensentaal, helder en met humor. Leuke man, gangmaker, pestkop. Wat echter niet duidelijk werd, was hij nu eigenlijk voor „de mensen in het land” had gedaan.

Duistere kanten van reality

Hoe het inmiddels de mensen in het land vergaat, die ook naar televisieroem hengelen, is dagelijks te zien in de vele realityshows. Gerekend vanaf Big Brother bestaat het invloedrijke genre nu 25 jaar. Daar zou je een interessant programma over kunnen maken. Filemon Wesselink heeft weliswaar het programma Back to Reality (NPO3) maar dat is vooral bedoeld om de meest hilarische fragmenten nog eens te herhalen, becommentarieerd door bekende Nederlanders, die er door cosmetisch ingrijpen uitzien alsof ze door AI zijn geschapen.

Voor de duistere kanten van reality is minder ruimte. Ze worden soms wel getoond, maar dienen dan vooral als lachsucces. Toegegeven, ik rolde ook weer van de bank toen Louisa de arm brak van Esmee in Echte Meisjes in de Jungle (2011-2025). Reality haalt het slechtste naar boven in deelnemer én kijker.

Interessant is de casus van René le Blanc uit Ik geloof in mij (2020-2021). In dat programma werd hij neergezet als volkszanger wiens torenhoge ambities niet strookten met zijn geringe talent. Bekend is het fragment waarin een rolstoelbejaarde in slaapt valt tijdens zijn optreden in een verzorgingshuis. Le Blanc vertelt nu in Back to Reality dat het beeld was gemanipuleerd: „Dat strookt niet met de realiteit.” Hij betreurt het dat hij als sukkel werd neergezet – „Ik ben René le Blanc, niet Pipo de Clown” – maar hij heeft ook veel aan het programma te danken. Er is één ding erger dan op televisie komen, en dat is niet op televisie komen.

Voor sommige mensen. Dat geldt niet voor Rogier van het programma Paleis voor een prikkie (2018-2019). Hij vormde met zijn partner Frank een flamboyant duo kringloopwinkeljagers. Maar ze zijn inmiddels uit elkaar. Het succes was Rogier in de bol geslagen, volgens Frank: „Televisie heeft me veel gegeven maar het heeft me wel mijn relatie gekost.”

Na het tonen van wat krantenkoppen waarin de woorden „afkickkliniek” en „bizar nazi-gescheld” opvielen, kwam Rogier in beeld. Ook Rogier leek door AI geschapen. Een leren handschoen om zijn twee labradors in bedwang te houden, een flinke lila anjer in het knoopsgat, een enorme bril die steeds afzakte. De verhalen in de pers, dat zijn tv-succes had geleid tot „cokeverslaving en schreeuwen op straat” waren volgens hem zwaar overdreven: „Dat deed ik daarvoor ook al.”

Geef die man een eigen realityshow, zou ik zeggen. Of doe eigenlijk maar niet. Goed voor de kijkcijfers, maar slecht voor Rogier.


Column | Lekker geurende vrouwtjes

Niet alleen het Malieveld kleurde zondag rood. Ook op de hoogste berg van Drenthe, net buiten Wijster, leek een sympathiek miniprotest voor Gaza gaande. De wielrenners op de Col du VAM (‘4800 centimeter boven NAP’) hadden alledrie een knalrood shirtje aan – vliegensvlug bewogen ze zich in een vloeiende lijn over het asfalt.

Op de top van de voormalige vuilnisbelt lag een platgereden meikever. Te vroeg gepiekt. De larven, de ‘engerlingen’, waren na hun jarenlange verblijf onder de grond verpopt en massaal uitgevlogen tijdens de warme, droge dagen eind april. Eerst hadden ze zich tegoed gedaan aan frisgroen eikenblad; nu was de strijd om nageslacht losgebarsten.

In de Drentse bungalow waar ik had overnacht tikten de meikevers zaterdagavond als luidruchtige kamikazepiloten tegen het raam. Rondvliegende mannetjes die met hun waaiervormige antennes de lucht aftastten, op zoek naar lekker geurende vrouwtjes. ’s Ochtends vond ik ze bij bosjes zieltogend in de tuin en langs de weg. Sufgezocht, sufgevreeën. Tafeltje-dekje voor de spreeuwen en de merels. De natuur is altíjd een strijdtoneel, maar in het voorjaar net wat meer. Testosteronbonken die hun territorium verdedigen, groepsverkrachtingen, oudervogels die prooien aanslepen voor een all you can eat-buffet.

De wielrenners begonnen aan de afdaling; verderop graasde een kudde schapen. Bijna een eeuw geleden was hier bij Wijster de Vuil Afval Maatschappij opgericht om afval vanuit de Randstad naar Drenthe te brengen. Op de schrale zandgrond zou alles beter composteren: een verklaring die enigszins riekte naar een not in my backyard-excuus. Tegenwoordig is er een andere afvalverwerker actief, maar de naam VAM-berg is gebleven.

Boven de Col du VAM zweefde een raaf, symbool van dood en verderf. Een alleseter die ongetwijfeld hoopte op wat eetbaars – een deel van de belt mocht dan geasfalteerd zijn voor de sporters, verderop lagen de plastic verpakkingen open en bloot. Ik dacht aan de raven op de Veluwe, waarvan recent werd ontdekt dat ze braakballen vol plastic produceren: stukjes vuilniszak, het touwtje van een droge worst. Eigenlijk waren de Veluwse raven gezenderd om hun samenwerking met de lokale wolven te achterhalen: uit de Verenigde Staten is bekend dat raven prooien opsporen voor wolven, waarna ze mogen meedelen in de buit. Maar het spoor leidde in plaats van naar een roedel rechtstreeks naar een vuilnisbelt langs de A1.

Raven als doodseskaders, meikevers als zelfmoordcommando’s: in het licht van de grootschalige militaire oefening die tijdens mijn verblijf in Drenthe plaatsvond kreeg de natuurstrijd een grimmig tintje. Boven het Fochteloërveen had ik uit de kluiten gewassen libellen zien vliegen die ik pas na enkele seconden herkende als helikopters van de luchtmacht. Falcon Spring, valkenvoorjaar. Zouden ze bij Defensie weten dat de aartsvijand van libellen de boomvalk is?

Vanaf de VAM-berg fietste ik langs het voormalige Biologische Station Wijster, waar bioloog Piet den Boer in 1959 begon met wat inmiddels de langstlopende insectentelling ter wereld is. Het onderzoeksstation zelf is tegenwoordig gesloten, maar nog altijd trekken vrijwilligers wekelijks het veld in om loopkevers te tellen. Kevers die in weerwil van hun naam soms best kunnen vliegen, als de omstandigheden maar goed zijn. Maar juist op dat vlak gaat het de laatste decennia mis. De grootste bedreiging voor loopkevers is de mens: die zorgt met onder meer overbemesting en verdroging voor habitatvernietiging, waardoor soorten verdwijnen.

Met speciale keverbanken – lange stroken verhoogde grond, die in het voorjaar extra snel opwarmen – proberen natuurorganisaties nu de achteruitgang te stoppen. Al is dat niet alleen in het voordeel van de kevers: de ophogingen dienen tegelijkertijd als voedselbank voor akkervogels. Ook die hebben het immers moeilijk.

Langs talloze kurkdroge greppels fietste ik uiteindelijk naar huis. Loopgraven in het landschap, de littekens van alwéér een andere strijd: die tegen klimaatverandering.

En nergens een regenworm om een rozerode lijn te trekken.

Gemma Venhuizen is biologieredacteur en doet elke woensdag ergens vanuit Nederland verslag.


Wat vindt NRC | Stemgang Roemenië toont gebrek aan sociaal Europa

Dat democratie geen vanzelfsprekend einddoel is, zoals na het einde van de Koude Oorlog nog eventjes werd geloofd, blijkt opnieuw in Midden-Europa. In Roemenië en Polen werden zondag voor EU en NAVO cruciale verkiezingen gehouden. In Roemenië won een voorstander van democratie en rechtsstaat, nadat het balletje lang compleet de andere kant op leek te rollen. In Polen werd tijdens de eerste ronde van de presidentsverkiezingen duidelijk dat de pro-democratische krachten de race nog niet hebben gewonnen.

De liberaal Rafal Trzaskowski kreeg in Polen weliswaar de meeste stemmen, maar wordt nauw op de hielen gezeten door een kandidaat van de partij die jarenlang bezig was met het afbreken van de rechtsstaat, inclusief aanvallen op journalisten en rechters. Er tekent zich een zenuwslopende strijd af. Over twee weken is er een tweede ronde.

Ook de democratie in Roemenië oogde in de afgelopen maanden kwetsbaar. De daar in november gehouden verkiezingen werden ongeldig verklaard door het Constitutioneel Hof, na sterke aanwijzingen van Russische beïnvloeding. Een heel moedig, maar ook beladen besluit, door het snel gemaakte verwijt van rechterlijke bemoeienis met het democratische proces.

Toen de verkiezingen in de herkansing gingen, was daar, op de golven van de onder meer door Trump aangejaagde verontwaardiging, George Simion, die stond voor een sterk nationalistische koers. In de eerste ronde deed Simion het nog verrassend goed, maar zondag werd hij alsnog verslagen door de onafhankelijke kandidaat Nicusor Dan, de pro-Europese burgemeester van Boekarest, mede dankzij een hoge opkomst.

Europa kan wat betreft Roemenië dus opgelucht ademhalen. De EU heeft als het om de voor Oekraïne cruciale steun gaat al twee flinke ‘stoorzenders’ in huis: Hongarije en Slowakije. Landen die nog enigszins genegeerd en omzeild kunnen worden. Met Roemenië zou dat lastiger zijn geweest. Het land aan de Zwarte Zee vervult als het gaat om de verdediging van de NAVO-grenzen een sleutelpositie.

Toch moet de EU ook lessen trekken. Zo is het opvallend dat Roemeense kiezers die vanuit het buitenland stemden dat in meerderheid voor Simion deden. Het gaat vaak om arbeidsmigranten van wie je hoopt dat ze de geneugten van de EU plukken, zoals het vrije verkeer van personen. Of zou het kunnen dat hun ervaringen in Europa juist de rancune hebben gevoed?

De behandeling van arbeidsmigranten is notoir slecht, niet alleen in Nederland. Hun bestaan is hard en onzeker, uitbuiting is aan de orde van de dag. Arbeidsmigratie kan in herkomstlanden ook leiden tot maatschappelijke ontwrichting, met kinderen die opgroeien zonder ouders. De welvaart in West-Europa wordt voor een aanzienlijk deel geschraagd door mensen die er zelf relatief beperkt van meeprofiteren en worden uitgeknepen als citroenen.

Het gaat de laatste tijd vaak over Russische desinformatie, en over de sluwheid waarmee Moskou hierbij te werk gaat, met betaalde trollenlegers en influencers die de rancune voeden. Terecht. De Russische wens om te ondermijnen is geregeld onderzocht en vastgesteld. Wat minder prominent aan de orde komt, is de voedingsbodem zelf. Voor mensen onderaan de ladder van de arbeidsmarkt is de EU niet het beloofde land. Zij horen over democratie, vrijheid en rechtsstaat maar vragen zich af: voor wie?

Lees ook

Lees ook deze reportage uit Roemenië, voorafgaand aan de verkiezingen

De extreemrechtse presidentskandidaat George Simion (links)met de Poolse oud-premier  Morawiecki in maart in Boekarest.


Column | Allang hoogste tijd voor sancties tegen Israël

Komt er ooit een dag ná de Israëlische oorlog in de Gazastrook? Ik vroeg het u en mezelf negen maanden geleden in een sombere column en ik ben 13.000 doden verder alleen maar somberder geworden. Ik schrijf deze column na de start op 16 mei van een nieuw Israëlisch offensief met als doel de resterende gijzelaars uit handen van Hamas los te krijgen en Hamas te verslaan, of éérst Hamas te verslaan en dan vanzelf de gijzelaars vrij, voor wie naar premier Netanyahu luistert. Hoe dan ook wordt het hele gebied bezet, nog resterende bebouwing platgegooid (want commandocentra van Hamas, zegt Israël) en alle twee miljoen Palestijnen samengedreven in de zuidelijke uithoek. Samengedreven om hen te beschermen, in de woorden van Netanyahu. Of, in mijn woorden, om hen als het even kan over de grens met Egypte te kieperen.

‘Gideons strijdwagens’ heet het offensief, en omdat de namen van offensieven vaak de aard van het beest weergeven, heb ik het Bijbelboek Richteren opgeslagen. Dat gaat over de zege van Gideon, met veel hulp van God, over de Midjanieten, een Arabische stam die de kinderen van Israël steeds weer lastig viel. Na Gideon deden ze dat niet meer.

Het nieuwe offensief is op zich nauwelijks te onderscheiden van wat in Israël geen offensief heet: meer dan twee maanden uithongerblokkade, begeleid door bombardementen met vanaf half maart meer dan 2.500 Palestijnse doden, van wie meer dan 370 tussen 13 en 16 mei. In totaal zijn nu meer dan 53.000 Palestijnen gedood sinds de oorlog begon na Hamas’ slachtpartij in Israël van 7 oktober 2023. In meerderheid vrouwen en kinderen, bijkomende schade van de jacht op Hamas. Wat kan het schelen. Niemand is onschuldig, verklaarde een Israëlisch parlementslid vorige week nog.

Ondervoeding gaat nu ook steeds meer slachtoffers maken: „Mensen zitten vast in een cyclus waarin gebrek aan gevarieerd voedsel, ondervoeding en ziekte elkaar voeden”, waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie WHO vorige week. Netanyahu’s nieuwe, „minimale” hoeveelheid hulp gaat daarin niets veranderen.

Googel VN-organisatie OCHA voor slachtoffers en de huiveringwekkende schade: woningen, scholen, ziekenhuizen, watersystemen, gewoon alles wat nodig is om te kunnen overleven. De VN schatten dat als het ooit tot vrede komt herbouw van Gaza tussen zestien en tachtig jaar kan vergen, afhankelijk van het bouwtempo. Eerst moet er puin worden geruimd. UNOCHA’s briefing van 8 april schat dat de oorlog 50 miljoen ton puin heeft geproduceerd, waarvan het ruimen wel 20 jaar kan kosten. Maar niet alles hoeft meteen. De werkelijke vraag is wie de benodigde miljarden gaat betalen zolang er geen structurele oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict is. Het antwoord is niemand, omdat volgende vernietigende oorlogsrondes dan zeker zijn. Ten koste van uw belastinggeld: in 2001 vernietigden Israëlische troepen de in aanbouw zijnde haven van Gaza, waarin Nederland 23 miljoen euro had geïnvesteerd.

Steeds meer politici, wetenschappers en mensenrechtenorganisaties spreken van genocide. VN-mensenrechtenchef Volker Türk telde zaterdag de bombardementen, het voortdrijven van bevolking, de systematische vernietiging van hele wijken en de ontzegging van humanitaire hulp op tot etnische zuivering. „We moeten een eind maken aan deze krankzinnigheid.”

Welke ‘we’ ? Netanyahu is vast van plan de oorlog voort te zetten. „We kunnen gedurende een bepaalde periode een staakt-het-vuren overeenkomen, maar we gaan tot het einde.” De Amerikaanse president Trump denkt vooral in termen van een gouden toekomst met de Golfstaten. Arabische en westerse regeringen wentelen zich in machteloosheid, zo goed verwoord door premier Schoof die de plannen van Israël „zorgelijk” noemde.

Tussen maandag middernacht en dinsdagochtend werden bij Israëlische aanvallen weer zestig mensen gedood. Het is allang de hoogste tijd voor sancties.

Carolien Roelants is Midden-Oostenexpert. Ze schrijft om de week een column.


De ‘eeuwige jeugd’ vertolkt door senioren als Nely Koetsier (81): ‘Wie is dat oudje dat in dat raam naar me terugstaart?’

‘Ik moet even iets eten hoor, anders hou ik het niet vol straks.” Nely Koetsier (81) springt op van de bank en snelt naar de keuken. „Jij ook een kop soep?” We zijn in haar benedenwoning in Schiedam, waar overal, op sokkels en tafeltjes, beelden staan opgesteld, die ze de afgelopen jaren zelf uit steen heeft gehouwen. Beeldhouwen is een van de hobby’s die Koetsier beoefent sinds ze niet meer werkt. Ze gaat ook veel naar musea, naar het theater, gaat uit eten met vrienden, ze zit op dansles en in een zanggroep en ze is lid van een leesclub en een haikuvereniging („Ik verveel me nooit!”), maar de afgelopen twee maanden heeft ze voor niets van dat alles tijd gehad. Het beeld waar ze momenteel aan bezig is staat te verstoffen op de bok.

Ze repeteert namelijk voor Café de Verlossing, de nieuwste productie van het Amsterdamse muziektheatergezelschap Silbersee. Een dorpsopera is het, die zich afspeelt in een dorp waar de jeugd uit weggetrokken is. Het idee kwam van regisseur en artistiek directeur Romain Bischoff, Jibbe Willems schreef het libretto. De cast bestaat uit professionele musici en zangers, een koor én twaalf senioren tussen de 61 en 84, die samen ‘de eeuwige jeugd’ verbeelden; de stamgasten van het dorpscafé. Nely Koetsier is een van hen. Via dat thema, eeuwig leven, en al het gewacht dat daarbij komt kijken, stelt de voorstelling impliciet ook vragen over hoe je te verhouden tot de dood.

Het zijn lange repetitiedagen, vertelt ze, terwijl ze met haar soepkom aan de eettafel aanschuift. Sinds een paar dagen repeteren ze nu in de Havenkerk, waar de voorstelling aanstaande vrijdag in première zal gaan. Ze is blij dat de ochtenden vrij zijn, zegt ze, want haar ochtendritueel is belangrijk voor haar. „Ik zet een kopje koffie en ga daarmee heerlijk terug mijn bed in. Dan lees ik een gedicht. Ik kijk even rustig of ik nog berichtjes heb gekregen, of er nog nieuws is. Dan staar ik nog een kwartiertje voor me uit, om me voor te bereiden op de dag. En daarna doe ik een halfuur mijn oefeningen, tegen de stramheid.”

Repetitie van Café de Verlossing.

Foto’s Olivier Middendorp

Ze was vroeger coach van beroep, vertelt ze. „Ik vroeg vaak aan mensen hoe de start van hun dag eruitzag. Je kunt beter de wekker een half uur eerder zetten en de tijd nemen om op te staan, dan dat je haastig aan de dag begint. Zoiets zei ik dan. En mensen zeiden tegen me dat het ze geholpen had, dus dat zal dan wel.”

De soep is op, we moeten naar de Havenkerk. Koetsier zet er flink de pas in. Vanaf half twee worden de spelers in de kerk verwacht. Ze repeteren tot het avondeten, en na het eten, ’s avonds, spelen ze nog een complete doorloop, met alles erop en eraan: kostuums, grime, decor, licht, zenders. „Als alles goed gaat, ben ik vanavond om een uur of elf weer thuis”, zegt ze. Ze klimt via de wal de brug op („Ik neem altijd de snelste weg”) en haast zich naar de overkant. „Dit wandelingetje ernaartoe gebruik ik normaal altijd om me te concentreren”, zegt ze, „Om vast in mijn rol te komen.”

Voetbaltrainers

Een week eerder ontmoetten we elkaar in het François Haverschmidt-gebouw, een voormalig verpleeghuis, waar Nely Koetsier en de elf andere senioren gedurende zes weken onder de systeemplafonds door regisseur Romain Bischoff, bewegingscoach Juliette van Ingen en regie-assistent Florian Slangen voor hun rollen werden klaargestoomd. Het trio hanteerde daarbij niet bepaald fluwelen handschoentjes. Terwijl de twaalf ouderen zich al zingend, musicerend en dansend door het script heen werkten, stonden Bischoff en Van Ingen als voetbaltrainers aan de zijlijn: wijdbeens, driftig knippend met de vingers als er iemand bij de les moest worden gehouden, binnensmonds vloekend wanneer iemand weer eens een regieaanwijzing vergat.

Ze behandelen ons als professionele spelers. Het moet gewoon goed zijn, met minder nemen ze geen genoegen

Nely Koetsier
amateurspeler bij Silbersee

Koetsier: „Weet je wat het is: ze behandelen ons als professionele spelers. Het moet gewoon goed zijn, met minder nemen ze geen genoegen. Je voelt je serieus genomen. Snap je? En ze behandelen iedereen, en elkaar, met zo veel respect, en aandacht. Dat is echt zeldzaam hoor. Ik heb veel groepsprocessen gecoacht, dus ik weet waar ik het over heb. Het is bijzonder als er bij de leiding een gunfactor bestaat. Geen afpakfactor. Je voelt je enorm gezien door hen. Iedereen voelt dat zo.” Ook acteertechnisch heeft ze veel geleerd, vertelt ze. „Je weet natuurlijk van tevoren wat je gaat spelen, maar het moet eruitzien alsof het idee ter plekke in je opkomt. Dat was nieuw voor me. Dat heb ik geleerd van Romain.”

Repetitie met rechts Nely Koetsier.

Foto Olivier Middendorp

Koetsier past die les onder andere toe in haar monoloog; een scène waarin haar personage haar verwarring over haar eigen spiegelbeeld onder woorden brengt. ‘Als ik mezelf bekijk, herken ik mezelf niet eens’, is de tekst. ‘Wie is dat oudje dat naar me terug staart in dat raam? Is het nog wel een mens, of is het boom geworden?’ Koetsier speelt de monoloog in het repetitielokaal met een onverzettelijke glimlach; met brede armgebaren zet ze de woorden kracht bij. „Die tekst is natuurlijk heel herkenbaar”, zegt ze. „In de spiegel kijken is niet zo leuk als je in de tachtig bent. Je voelt je nog gewoon jong. Je hebt nog steeds allerlei stoute gedachten, dat gaat gewoon door. Maar in de spiegel zie je hoe de boel afbrokkelt. Daar heb ik best moeite mee gehad.”

Praten over de dood

Het is niet het enige wat haar zwaar valt aan het ouder worden. „Ik ben op een leeftijd waarop de dood veel voorkomt, zal ik maar zeggen. Je kring wordt kleiner. Dat is allemaal niet dramatisch, het hoort erbij, maar je moet er wel mee leren omgaan, om het voor jezelf leuk te houden. Je moet zorgen dat je bezig blijft.”

Praten over de dood, een van de thema’s in de voorstelling, is niet iets wat Nely Koetsier afschrikt; als coach was ze jarenlang gespecialiseerd in rouwverwerking. „Tegenwoordig word je doodgegooid met de dood”, ze lacht, „maar eind jaren tachtig bestond er nog bijna niets op dat vlak. We waren echt pioniers. Mijn werk bestond voornamelijk uit luisteren. En vragen stellen. Als iemand een dierbare verliest, durven mensen er vaak niet naar te vragen. Terwijl je over je gevoelens moet kunnen praten, om iets te verwerken. Vaak wordt er na een halfjaar gezegd: grut, zit je daar nou nóg mee? Ik zei altijd: als mensen meer tijd en rust hadden gehad om naar elkaar te luisteren, dan was ik helemaal niet nodig geweest.”

Repetitie van Café de Verlossing.

Foto Olivier Middendorp

„Kan ik je nu alleen laten?” We zijn bij de kerk, Koetsier wordt vrolijk verwelkomd bij de ingang. Binnen, onder de enorme glas-in-loodramen, heerst bedrijvigheid. Zangeres Fanny Alofs warmt onder de houten kansel haar stem op, een groepje spelers navigeert een bootje op wielen door de middenbeuk van de kerk. Componist Akim Moïseenkov studeert met Simon, een van de senioren, een ritme in. Koetsier schiet een kamer in om zich om te kleden.

Even later komt ze weer naar buiten, in de creatie die Bart Hess voor haar personage ontwierp: een volumineuze jurk van blauw-witte plastic zakken, een strik in het haar. Ze paradeert er opgetogen in rond. „Dat is wat ik zo leuk vind aan de voorstelling”, zegt ze. „Het gaat wel over de dood, maar die kleding, het decor, de liedjes, de dansjes – het is allemaal zo absurdistisch, dat het nergens zwaar wordt. Het is gek. Het is verrassend. Ik vind het een fantastisch stuk.”

Ze voegt zich bij de andere spelers, die klaarstaan om ‘Het lied van de barman’ te repeteren. „Vier met ons het leven”, zingen de in bonte kleding gestoken senioren uit volle borst, in koor. „Laat ons lachen om de dood/ zolang er lucht is, is er adem/ zolang er drank is, is er hoop!”

„Ik rekende gisteren uit dat het over een ruime week allemaal alweer afgelopen is”, zegt Koetsier. „Dan hebben we de laatste voorstelling gespeeld. Gek, toch? Het is in zo’n korte tijd zo’n groot onderdeel van mijn leven geworden. Ik ben best een beetje bang voor het gat waar ik in ga vallen, als het straks afgelopen is.” Dus is ze zich voorzichtig aan het oriënteren, vertelt ze; misschien zijn er vergelijkbare projecten, waar ze aan mee zou kunnen doen. Uit voorzorg heeft ze ook al de nodige afspraken staan, de komende weken. Een weekend naar een thermaalbad, een weekje Oerol. Bezig blijven. Niet op de bank gaan zitten.

Koetsier: „Mijn motto is altijd geweest: een brug die je niet oversteekt, is een gemiste kans op een ander leven. Ik heb veel bruggen overgestoken. Overal ervaringen opgedaan. Dat is leven, vind ik. Nieuwe dingen leren. Ervaringen opdoen. Dát is wat blijft.” Met iets van weemoed bekijkt ze haar medespelers, wat verderop in de kerk. Romain Bischoff tikt op een microfoon. „Even allemaal centraal!”, galmt het door de kerk. Koetsier springt op en voegt zich bij de groep.

Repetitie van Café de Verlossing.

Foto Olivier Middendorp


Europakenner Jan Werts: ‘Europa vaart wel bij crises, aan een Russisch staakt-het-vuren heeft Brussel niets’

Een vredesproject, zo noemde António Costa de Europese Unie onlangs. De voorzitter van de Europese Raad roemde de „economische groei, open grenzen, de rechtsstaat en vooral de stabiliteit” die het Europees vredesdividend had gebracht.

Maar volgens Europakenner Jan Werts is de EU „merkwaardig genoeg” op dit moment juist gebaat bij crises, en niet zozeer bij stabiliteit. „De EU functioneert het beste bij de gratie van stevige druk”, zegt hij. „Wat Trump nu verkondigt, inzake de hogere defensiebijdragen van Europese bondgenoten, is niets nieuws. Ook de presidenten Biden, Obama, George Bush junior en senior kwamen om de zoveel jaar naar Europa om te zeggen: ‘Jullie moeten meer bijdragen aan de NAVO’. Iedereen knikte dan vredig, maar het kwam er nooit van omdat echte pressie ontbrak. Trump zet de boel op scherp, en dan zie je dat er ineens wél verandering mogelijk is.”

Werts vertelt over een recent gesprek met een „Nederlandse topdiplomaat”. „Hoe krankzinnig ook: we waren het erover eens dat het voor Brussel beter is als er voorlopig geen langdurig staakt-het-vuren komt, omdat anders een aantal politici onmiddellijk zal draaien en een verhoging van defensie-uitgaven naar 3 procent van het bbp, laat staan hoger, niet langer nodig zal vinden. Zonder grote druk op Europa is het relaas altijd ‘dat kunnen wij niet’. Al hoop je natuurlijk dat het bloedvergieten onmiddellijk stopt.”

Werts (1939) staat bekend als een veteraan van de EU-journalistiek in Brussel en een autoriteit op het gebied van de Europese Raad, het machtige gremium van EU-leiders. NRC interviewt hem in het Justus Lipsiusgebouw in Brussel, het gebouw waar honderden journalisten bij elkaar komen voor briefings en persconferenties als Europese regeringsleiders in Brussel een Europese top houden.

„Kijk, op die banken heb ik menig nacht half slapend doorgebracht, tot de top in de vroege ochtend eindelijk eindigde”, wijst Werts, die meer dan 250 Europese toppen bijwoonde. „Vroeger dronken we een glaasje met de premier na afloop, nadat we met hun vrouwen [Liesbeth den Uyl en later Ria Lubbers] op hen hadden gewacht in de kroeg. Tegenwoordig loopt alles via een leger aan woordvoerders, waarbij het bijna een kwestie van touwtrekken is.” Regeringsleiders staan de pers tegenwoordig kort te woord achter een scheidslijn, het ‘Brusselse touwtje’.

Werts denkt glimlachend terug aan Ruud Lubbers – van 1982 tot 1994 premier van Nederland – die de Europese Raad in 1988 als een „club van vrinden” beschreef. „Jarenlang was het niet de top die van groot belang was, maar het praatje bij de haard. Daar werden de besluiten genomen – en wat daar werd besproken, lekte nooit uit. Tijdens een diner gaven de Franse president en de Duitse bondskanselier hun opinies, en de rest zette daar een voetnoot bij. Dat kon nog met tien, twaalf man.” Maar vanaf 2004 [toen de EU met tien landen uitbreidde tot 25 lidstaten] – was dat niet langer denkbaar. „Vandaag de dag wordt er keihard onderhandeld over de nationale belangen versus het beoogde geheel.”

Inlegvel

Met een licht gebogen postuur, gekleed in tweedjasje en ribbroek, is Werts na ruim vijftig jaar Europajournalistiek nog altijd gefascineerd door de vraag: Wie is de baas in Europa? Hij promoveerde op de Europese Raad in 1991 en schreef er dertig jaar later het boek The European Council in the Era of Crises (2021) over, waarin hij de crisisbestendigheid van de EU onderstreept. Het boek draagt hij onder zijn arm, naast een stapeltje papieren met aantekeningen over waar hij het het liefst over zou hebben.

„De 27 landen zijn het nooit eens over hun buitenlandbeleid, daarvoor lopen de belangen te ver uiteen. ‘Compromis’ is het Europese toverwoord, gezien besluiten bij consensus worden genomen. Al kennen we de verhalen over dat een leider soms net even gaat plassen bij een besluitmoment. Creatief leiderschap”, gniffelt Werts, net als het ‘Nederlandse inlegvel’. „In 2016 tekende de EU de Associatieovereenkomst met Oekraïne. Nederland verwierp, bij referendum, als enige van de [toen] 28 lidstaten het verdrag, dat zelfs al gedeeltelijk in werking was getreden. De oplossing? 27 handtekeningen en een Nederlands inlegvel. Ik heb er daarna nooit meer iemand over gehoord.”

Jan Werts werkt sinds 1976 in Brussel. Hij maakte meer dan 250 Europese toppen mee.
Foto Nick Somers

De regeringsleiders trekken volgens hem „steeds meer macht” naar zich toe, ondanks dat ze formeel geen wetgevende taak in Europa hebben. „De Duitsers noemen het Chefsache: problemen die alleen door de regeringsleiders kunnen worden opgelost. De Commissie en het Parlement volgen, waarbij er slechts kan worden gesleuteld in de marge.”

„Nederland was daar met België en Luxemburg initieel sterk op tegen, bang voor Frans-Duitse overheersing. Maar halverwege de jaren zeventig zat de Europese samenwerking flink vast”, blikt Werts terug. Een periode van ‘Eurosclerose’, aldus de Duitse econoom Herbert Giersch, die de politieke en economische Europamoeheid in de jaren zeventig en tachtig omschreef. Een impasse die werd doorbroken door de Franse president Valéry Giscard d’Estaing (1974-1981). „Toen Giscard d’Estaing Brussel voorstelde als plek voor de EU-toppen, was de Benelux gepaaid, en de Europese Raad in 1974 een feit”, lacht Werts.

Lees ook

de recensie van het boek van Werts: Het Brusselse beest dat ongevraagd de leiding nam

Jan Werts: The European Council. Met voorwoord van Jan-Peter Balkenende. John Harper, 272 blz. € 27,–

Weerstand

Nog altijd zijn het de Fransen en de Duitsers die in de Brusselse Wetstraat, thuisbasis van de Raad, de dienst uitmaken, weet Werts. „Als Frankrijk en Duitsland iets willen, zal het vroeg of laat gebeuren. Niet voor niets spreken de Franse en Duitse regeringsleiders elkaar de avond voor een Europese top. Nederland had dus gelijk met die weerstand tegen de Frans-Duitse overheersing”, zegt hij.

„Maar de vraag is of die dominantie wel zo erg is. In een Unie met 27 landen heb je een kracht nodig die de andere aantrekt. De Frans-Duitse coalitie, die 45 procent van het bbp van de eurozone vertegenwoordigt, kan dat. Frankrijk vertegenwoordigt veelal een lijn die dicht bij het Italiaanse en Spaanse standpunt ligt, waar Duitsland meestal raakt aan het standpunt van Nederland, de noordelijke landen, Polen en de Baltische staten. Hebben die twee landen dus een compromis, dan is dat dus het begin van een Europees compromis.”

„Neem Nederland, dat bij de eurocrisis – toen Griekenland de euro in gevaar bracht – of bij de coronacrisis zich zeer sceptisch uitte over gemeenschappelijke leningen. Op het moment dat Berlijn om was, volgde Den Haag. Daar komt soms wat creativiteit bij kijken – „‘We noemen de leningen geen eurobonds’”, citeert hij Angela Merkel in 2020 – maar uiteindelijk komt Europa „altijd tot een oplossing.”

Lees ook

Opinie | Brussel heeft baat bij pottenkijkers

Brussel heeft baat  bij pottenkijkers

„Komen de Fransen en Duitsers er niet uit, dan blijft het in Brussel vaak voortsudderen. De Commissie is ambitieuzer dan de Raad, waar de politieke wil vaak ontbreekt. Het Draghi-rapport [dat stelt dat de EU haar concurrerend vermogen moet vergroten, wil ze niet worden weggevaagd door China en de VS] is daar een goed voorbeeld van, geschreven op aandringen van de Commissie. Het doet denken aan het Towards European Economic Recovery-rapport uit 1983. De Raad zegt ‘prachtig’ over al die aanbevelingen en toch zullen veel ideeën blijven liggen, tot er weer een rapport komt, of een crisis die tot actie noopt.”

„Wat overigens wel mooi is”, voegt hij toe, „is dat de voorzitter van de Europese Raad altijd uit een klein land komt, daar heb je weer die diplomatieke vindingrijkheid van de Fransen. Tegelijkertijd zijn de hoofdprijzen wel naar Duitsland en Frankrijk gegaan, met Christine Lagarde als voorzitter van de Europese Centrale Bank en Ursula von der Leyen als Commissievoorzitter. Zij doet het overigens goed, vind ik. Sommigen vinden dat ze te machtig wordt, maar met die Amerikaanse druk kan een ferm Europees antwoord geen kwaad.”

Jan Werts is na ruim vijftig jaar Europajournalistiek, nog altijd gefascineerd door de vraag: Wie is de baas in Europa?
Foto Nick Somers


Acteren in films is glamoureus, maar niet altijd bevredigend. Op Cannes maken drie filmsterren hun regiedebuut.

In Cannes beperkt het filmspektakel zich niet tot de hoofdcompetitie. De talentencompetitie ‘Un Certain Regard’ telt dit jaar maar liefst drie regiedebuten van filmsterren: Eleanor the Great van Scarlett Johansson, The Chronology of Water van Kristen Stewart en Urchin van de Britse acteur Harris Dickinson, die onlangs Nicole Kidman op de knieën kreeg in Babygirl. Hoe brengen zij het ervanaf?

Acteren in films is glamoureus, maar niet altijd bevredigend. Je moet op het kruisje gaan staan en de woorden en visie van de regisseur realiseren. Na de wrap hoor je een jaar of anderhalf niets tot je moet opdraven bij de première, waar al jouw suggesties eruit zijn geknipt en de slechtste takes gebruikt. Waarna je contractueel verplicht bent warme woorden te wijden aan dit wanproduct.

Geen wonder dat regie dan lonkt. Dan ben jij de baas en heb je invloed op het eindproduct. Je weet hoe je het beste uit je mede-acteurs haalt. Misschien is acteren sowieso alleen maar een opstapje geweest: denk aan Ron Howard. Of wacht je tot je ervaring en een eigen stem hebt, zoals Halina Reijn. Of wissel je acteren met regie af: George Clooney, Robert Redford, Mel Gibson. Of behoud je totale controle door ook jezelf te regisseren: Clint Eastwood. Of financier nu en dan een ‘acteursfilm’ over acteren, zoals Al Pacino of Ralph Fiennes.

Alles is mogelijk, maar eerst is het zaak je debuutfilm te overleven. Cannes is het hoogste podium, maar ook riskant. Ryan Gosling hield het na de vijandige ontvangst in Un Certain Regard in 2014 bij één probeersel: The Lost River. De filmpers zag louter epigonisme, al werden de prachtige beelden geprezen – en op het conto van cameraman Benoît Debie geschreven.

Kristen Stewart Beeld Andreas Rentz

Kristen Stewart

Filmsterren hebben privileges als ze de overstap naar regie maken: ze hebben macht, een netwerk, mensen die hen willen plezieren. Kristen Stewart (35) heeft dus wel een ‘typisch filmsterrenperspectief’ als ze deze week in Cannes beweert dat iedereen die iets te vertellen heeft een film kan maken. Dat filmen regie-ervaring en technisch inzicht vereist, is volgens Stewart „bullshit” en een „typisch mannelijk perspectief”. Toch kan niet iedereen voor zijn filmdebuut een beroep doen op de furieuze, veerkrachtige actrice Imogen Poots (Stewart: „Ze heeft geen grote borsten, maar wat een big tits energy!”).

Stewart zegt er hard voor te hebben gewerkt en zelf acht jaar naar geld te hebben gehengeld: haar Amerikaanse film werd opgenomen in Letland en Malta. Het resultaat mag er wezen: de feministische punk-biopic The Chronology of Water is even heftig als stijlvast. Gebaseerd op Lidia Yuknavitch’ gelijknamige memoires over haar horrorjeugd onder een autoritaire, incestueuze vader en verdoofde moeder en haar studententijd waarin ze de vrijheid extatisch vierde en haar trauma’s verdoofde met drank, drugs en seks. En hoe ze al die malheur tenslotte wist te kanaliseren in literatuur.

Stewart filmt zeer subjectief, rauw en tactiel: The Chronology of Water is een filmisch geheugen dat bestaat uit draaikolken van heftige indrukken en lange leemtes. Mensen verschijnen en verdwijnen: dat lieve gitaarspelende vriendje Philip dat ze wrokkig terroriseert (Earl Cave, zoon van Nick) of Jim Belushi als vaderlijke sjamaan Ken Kesey. Stilistisch is Stewart schatplichtig aan de ruige vrouwenschool van Andrea Arnold, Lynne Ramsay en Rose Glass. Met eigen, zeer lijfelijke accenten – aan kots, menstruatiebloed en squirten geen gebrek. Epigonisme is het niet.

Scarlett Johanssons debuutfilm Eleanor the Great draait later op het festival, maar met een hoofdrol voor de 95-jarige June Squibb kan zij zich moeilijk een buil vallen. Squibb scoorde vorig jaar met een fijne zomersurprise als speurneus op een scootmobiel in Thelma.

Urchin van de Britse acteur Harris Dickinson (29), viel deze week zeer in smaak in Cannes. Dickinson zegt al sinds zijn achtste filmpjes te schieten: skate-video’s, webseries. Acteren ziet hij als een tussenstation richting het grotere werk. De afgelopen vier jaar schreef hij aan zijn script tijdens de ‘down time’ op filmsets – voor acteurs bestaan filmopnames uit veel rondlummelen terwijl anderen shots voorbereiden. Het script schoof Dickinson in 2023 bij Cannes „katerige en gapende geldschieters” onder de neus – hij was toen net een grote naam geworden door Gouden Palm-winnaar The Triangle of Sadness.

Harris Dickinson in Cannes Beeld Natacha Pisarenko

Ken Loach

Harris Dickinson, zoon van een kapster en een sociaal werker, zegt in Cannes dat het oeuvre van de sociaal bewogen Britse filmer Ken Loach hem inspireert. Hij bekostigde zijn acteeropleiding met keukenwerk zoals Urchins held Mike, en was net als hij een tijdje afvalruimer. Urchin is een portret van de dakloze die ronddraait in een vicieuze cirkel van eigen makelij. Mike belandt in het gevang als hij een idealistische weldoener – „mensen zouden elkaar moeten vertrouwen” – tegen de grond mept en berooft. We zien hoe hij de weg omhoog vindt en daarna weer de weg omlaag; Mike overleeft als aasgier en kan die mentaliteit niet van zich afschudden. Zijn inspanning ter rehabilitatie is halfslachtig, een nieuwe ontsporing is onvermijdelijk.

Dat je sowieso iets om hem geeft, is door het charisma dat Dickinson ontlokt aan acteur Frank Dillane, die ooit in Harry Potter de jeugdige Lord Voldemort speelde. Hij is louche, berekend, snerend: een soort lompenversie van Steve Coogan. En toch ook zielig: al dat immorele opportunisme van hem eindigt slechts in gedrogeerd slapen op nat karton onder een viaduct. Mike is zijn eigen ergste vijand, niet zozeer een slachtoffer van kapitalistisch wanbeleid. Daarin is Harris Dickinson niet echt een nieuwe Ken Loach.

Zo haalt ook hij op dit filmfestival van Cannes zijn brevet van vermogen: Urchin smaakt naar meer. Al weet je het nooit met acteurs. Regie brengt enorm veel verantwoordelijkheid met zich mee en eenzaamheid op de filmset. Het is keihard buffelen, ontdekte ook Dickinson, die zegt dat hij afgelopen jaar zijn breekpunt bijna vond. Dan heeft acteren en rondlummelen toch ook zijn charme.


Tv-recensie | Het probleem van de klein geschapen man zit meer in zijn hoofd dan in zijn broek

Matthijs Janssen vindt zijn penis te klein. Hij is daar zo onzeker over dat hij geen relaties durft aan te gaan. Hij durft sowieso van alles niet. Wat hij dan weer wel durft, is zijn probleem aankaarten op televisie voor 81.000 kijkers. Hij ziet zijn tv-optreden als onderdeel van zijn „reis naar zelfacceptatie”.

In de documentaire Short Dick Man (NPO 3) ensceneert regisseur Willem Timmers allerlei angstaanjagende situaties voor de onzekere Janssen. In decors met figuranten kan die zo oefenen met zich omkleden in de kleedkamer, plassen in een urinoir en zich in de slaapkamer uitkleden voor een date. Bloot douchen gaat hem te ver – hij houdt zijn wijde zwembroek aan. De meest bijzondere oefening is dat hij zijn moeder zijn haar laat wassen – in een poging terug te keren naar de jaren vóór de grote schaamte.

Grote geslachtsdelen zijn de norm. Zeker in de porno. Janssen liep zijn schaamte op door naar porno te kijken. In een kelder vol klassieke beelden vertelt een deskundige dat in de oudheid een kleine juist het schoonheidsideaal was. Teken van verfijning en beschaving. Een forse roede vonden ze barbaars. Het christendom veranderde dat. Het doel van seks werd voortplanting, niet genot, en dat zou beter gaan met een grote.

Dat Janssen het leed van de klein geschapen man bespreekt op tv, vermoedelijk voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse televisie, blijft me fascineren. Waarom delen mensen hun intiemste zaken met de natie? Halverwege zegt hij tegen Timmers dat hij niet wil doorgaan met de documentaire. Helaas gaan ze daar niet dieper op in. Verder mistte ik wat verbreding. Het zou een groter verhaal kunnen zijn over dwingende normen in schoonheid en seks.

Pas op driekwart van de uitzending gaat Janssen naar een uroloog. Die pakt zijn meetlat erbij en concludeert dat hij met dertien centimeter een gemiddeld lid heeft. Niets aan de hand. Het helpt, maar niet helemaal. Het probleem zit meer in zijn hoofd dan in zijn broek. Dappere man, Matthijs Janssen.

Klushuis

Veronique en haar broers gaan samen „een flipavontuur” aan. In het tweede seizoen van De Moeite Waard (RTL 4) kopen zij voor drie ton een klushuis in Utrecht. Dat willen ze samen opknappen en doorverkopen. In het eerste seizoen zagen we al dat je daar flink op kan verdienen.

Maar eerst komt aannemer Bob Sikkes langs. Hij zit in meer woonprogramma’s van RTL zoals Kopen zonder kijken. Zijn rol hier is bedenkelijk kijken en de overmoed van de flippers temperen. Vorsend kijkt hij rond in de bouwval. „Wat komt er tot je?” vraagt presentator Tijl Beckand aan de verbouwgoeroe. De zus en de broers hebben geen enkele kluservaring, dat baart Sikkes zorgen: „Als je het erover hebt van ‘ik heb wel eens een kastje in elkaar gezet’ en ‘ik heb ook wel eens een hamer vastgehouden’… ik weet niet of dat het uitgangspunt is.”

Dat wordt natuurlijk een ramp, denk je dan als kijker. Ook uit leedvermaak, laten we eerlijk wezen. Op tv verschijnen doorlopend mensen die veel avontuurlijker zijn dan ik, dan is het aardig als zo’n durfal op zijn bek gaat.

En er gaat van alles mis. Veronique kan nauwelijks de sloophamer optillen. Raak slaan is ook een probleem. Als ze een geiser willen verwijderen, moeten ze ter plekke googelen hoe dat zit met de leidingen. De verbouwing duurt langer dan beraamd, de kosten lopen op, een broer krijgt een burn-out.

Maar ze blijven van elkaar houden en het lukt wel degelijk. Zelfs Bob Sikkes vindt dat ze het goed hebben gedaan. Na een half jaar zwoegen kunnen ze het huis verkopen voor 4,4 ton. Hoera! Enigszins laat vraagt Veronique zich echter af: „Staat dit wel in verhouding tot wat we erin hebben gestoken?” Per persoon hebben ze er 15.000 euro aan verdiend. Zes maanden werk, dat is 2.500 bruto per maand. Beneden modaal. De bescheten tv-kijker kan weer tevreden terugzakken in zijn bank.


Howard Amos duikt in het hoofd van de gewone Rus op het platteland

Dat in Rusland een overgrote meerderheid van de bevolking vierkant achter president Poetin en zijn oorlog in Oekraïne staat, kunnen westerlingen zich nauwelijks voorstellen. Toch valt er weinig op af te dingen. Dissidente geluiden klinken hoogstens in grote steden zoals Sint-Petersburg en Moskou, al zijn die sinds het begin van de Russische invasie in Oekraïne in 2023 gesmoord.

Het gewone Rusland is nationalistisch, anti-westers en conservatief. De oorzaak daarvan valt deels te zoeken in het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1992, een gebeurtenis die alle sociale verhoudingen verstoorde en velen tot werkloosheid en armoede veroordeelde. Alleen daarom al is Rusland begint hier van de Britse journalist Howard Amos een welkome aanvulling op de vele boeken die de politieke drijfveren van Vladimir Poetin en consorten analyseren.

Amos, die Rusland in 2007 voor het eerst bezocht om er de taal te leren, doet in zijn boek verslag van het leven op het Russische platteland rondom de stad Pskov, even over de grens met Estland en Letland. Het is een verarmd en grotendeels ontvolkt gebied, waar voor 1917 de hofadel uit Sint-Petersburg zijn buitenverblijven had.

Ook de Tweede Wereldoorlog heeft er zijn sporen achtergelaten. Zo werd de Pskov-regio bezet door het Duitse leger en onderworpen aan de nazi-terreur tegen de lokale, al dan niet Joodse bevolking. Massa-executies waren aan de orde van de dag.

Zulke elementen komen Amos goed van pas voor zijn verhaal, dat hij vertelt in zeventien hoofdstukken waarin telkens een ander personage centraal staat. Op die manier voert hij je het gewone Rusland binnen, waar de meeste mensen in de eerste plaats bezig zijn met overleven in een straatarme omgeving. Voor hun informatievoorziening zijn ze volledig afhankelijk van de staatstelevisie, die het gelijk van het Kremlin verkondigt.

In 2010 vestigde Amos zich een poos in het gehucht Baranovo. Hij sloot er vriendschap met het bejaarde echtpaar Nina en Nikolaj, wier levensgeschiedenis hij gebruikt om uit te leggen waarom zoveel gewone Russen Poetin bewonderen. Zo blijkt iemand als Nikolaj de Russische invasie van Oekraïne vooral te steunen omdat hij die als voortzetting van de Tweede Wereldoorlog beschouwt. Zelf was hij toen nog een kind dat niet mee kon vechten, iets wat hij met zijn huidige oorlogsenthousiasme goed lijkt te willen maken. De toenmalige vijand, nazi-Duitsland, is in zijn bewustzijn vervangen door het Westen als geheel. Precies dat verhaal hoort hij tenslotte sinds 2014 dagelijks van Poetin op de staatstelevisie.

Aan de hand van Nina en Nikolaj maakt Amos ook duidelijk hoe alomvattend de chaos in het Rusland van de jaren negentig was en waarom veel gewone Russen Jeltsin en Gorbatsjov haten. Dankzij hun onvermijdelijke hervormingen stortte de centraal geleide economie in, verloren miljoenen mensen hun baan, was de roebel niets meer waard en belandde Rusland weer in de steentijd. Hoe kun je dan nog begrip hebben voor hun beste bedoelingen?

Absurde tegenstellingen

Tegelijkertijd beseft Amos dat Rusland een land van absurde tegenstellingen is, deze zouden vermakelijk zijn als ze niet zo dramatisch hadden uitgepakt voor de bevolking. Zo voert hij Sergej op, een veteraan uit de Afghanistanoorlog van de jaren tachtig, die in de regio Pskov de botten van Wehrmachtsoldaten en SS’ers opspoort om ze een waardig graf te bezorgen. Dat een Rus zich op zo’n manier over de nagedachtenis van de voormalige vijand ontfermt, is op zich iets bijzonders in een land waar speelfilms over gemene nazi’s de hele dag over het tv-scherm rollen. Des te merkwaardiger is het als Sergej, die de kritiek van zijn landgenoten op zijn activiteiten trotseert, een fanatieke nationalist en een radicale tegenstander van de lhbti+-beweging blijkt te zijn. In 2014 meldt hij zich zelfs aan voor het leger om tegen Oekraïne met zijn Duitse tanks te vechten.

Het interessantste hoofdstuk uit Rusland begint hier gaat echter over de rol van de machtige Russisch-orthodoxe kerk in de Oekraïne-oorlog. Pskov, dat veel historische kerken en kloosters telt, blijkt de bakermat te zijn van bisschop Tichon Sjevkoenov. Behalve de spirituele leider van Poetin is deze hoge priester een fanatieke imperialist, die Rusland als een groot rijk beschouwt dat zich uitstrekt tot over de grenzen met Polen en Finland en zelfs de Bosporus zou moeten omvatten. Sjevkoenov, die in 2023 tot bisschop van de Krim werd benoemd en sindsdien in de frontlinie mag bidden, is ook degene die het geschiedsvervalsende schoolcurriculum bepaalt en zijn invloed op allerlei andere maatschappelijke gebieden laat gelden. Niet voor niets wordt zijn tomeloze macht met die van Raspoetin vergeleken.

Toch zijn het niet de conservatieven die Amos’ boek zo lezenswaard maken. Dat doet eerder iemand als de moedige oppositiepoliticus Lev Sjlosberg, die in 2014 Poetins geheime oorlog in Oekraïne in het openbaar bekritiseerde en daarvoor werd afgetuigd. Hoewel hij in politiek opzicht vervolgens werd uitgeschakeld, is hij nog altijd een morele factor van betekenis, die voor Rusland een toekomst van „vele reactionaire jaren” voorspelt.

Vervalsingen

Ook het portret van Semjon Gejtsjenko, de in 1993 overleden directeur en oprichter van het door hem in een fraai museum omgetoverd landgoed van Poesjkin, is de moeite waard. Alleen al omdat het een vermakelijk beeld geeft van een schelm en durfal die het hele Sovjet-systeem op de hak neemt door de boel voortdurend op te lichten en geld voor zijn vervalsingen bij de staat te bietsen. Mensen zoals Gejtsjenko, die de communistische machthebbers niet serieus namen en zich als een lokale vorst gedroegen, zijn de enige winnaars in dit boek. Ze trotseerden de macht, speelden als het erop aankwam het spelletje mee om uiteindelijk altijd hun zin door te drijven.

Gejtsjenko’s leven staat in fel contrast tot dat van Michaïl Minin, die in een ander hoofdstuk als soldaat van het Rode Leger in 1945 als eerste de Sovjet-vlag op de Rijksdag in Berlijn plantte. Nooit zou hij daar echter de beloning voor krijgen die hij verdiende, omdat de legerleiding besloot die aan twee andere soldaten te gunnen.

Of neem die andere Michaïl, een 31-jarige arbeider in een cementfabriek. In 2022 meldt hij zich uit een combinatie van verveling en macho-gedrag voor het leger om daags na de voltooiing van zijn opleiding, begin 2023, tijdens zijn slaap in een bunker in Oekraïne door een granaat te worden gedood. Omdat vechten in het Russische leger een hoge status geniet, koppelt Amos dat tragische lot aan de wreedheden die de 76ste Divisie uit Pskov in Boetsja tegen de burgerbevolking heeft begaan. Alsof hij daarmee de banaliteit van die oorlog extra wil benadrukken. Enerzijds door te laten zien dat de moordenaars van Boetsja sukkels zijn, die uit verveling oorlogsmisdaden plegen. Anderzijds door tegelijkertijd zijn verbazing uit te spreken over het feit dat die moordenaars uit het meest westelijke deel van Rusland komen, waarover een van zijn personages opmerkt dat het bij Europa, oftewel de beschaafde wereld, hoort.

Als Amos vervolgens Michaïls weduwe Svetlana laat opmerken dat de NAVO geen enkele bedreiging voor Rusland vormt, dat Russische soldaten in Oekraïne niet weten waarvoor ze vechten, en zij ondanks de zinloze dood van haar man de Russische staat niets verwijt, dan weet je dat het voorlopig niet goed komt met Rusland. Niet voor niets concludeert Amos dat alles wat Svetlana zei doordrenkt was van fatalisme: „Tragische gebeurtenissen hoorden er nu eenmaal bij, je levenslot was voorbestemd.”