De opkomst van wollen kleding in de prehistorie heeft nieuwe kansen geboden aan een akelige ziekteverwekker. De veroorzaker van de ‘terugkerende koorts’ (febris recurrens) werd tot die tijd overgebracht door een bepaald type teek. Maar in periode van 6.000 tot 4.000 jaar geleden ontstond in West-Azië de schapenteelt voor de vacht en gingen mensen wollen kleding dragen.
En precies dan ondergaat de ziekmakende teek-bacterie Borrelia duttoni een afsplitsing die zich gaat specialiseren in overdracht door een heel ander beestje: de menselijke kleerluis (lichaamsluis), die veel liever in wollen kleding leeft dan in kleren van plantaardige vezels zoals vlas of hennep. Sindsdien bestaat de potentieel dodelijke ziekte ‘terugkerende koorts’ in een teek- en een luisvariant.
Dit blijkt allemaal uit analyse van het dna van deze twee bacteriesoorten, Borrelia recurrentis (luis) en Borrelia duttoni (teek). Een belangrijke rol daarin speelt de analyse van vier luisbacterie-genomen uit paleo-dna afkomstig uit Engelse graven van 500 tot 2.000 jaar oud. Het onderzoeksverslag is donderdag in Science gepubliceerd.
De ‘nieuwe’ luis-bacterie, Borrelia recurrentis, veroorzaakt vrijwel dezelfde ziekte bij mensen als de tekenvariant, maar kan alleen nog overleven in de lichaamsluis, niet meer op de teek. Deze bacterie zou mogelijk verantwoordelijk zijn voor de Europese ‘zweetkoorts’-epidemie in de zestiende eeuw. Kenmerk van de ziekte is een hoge koorts van een aantal dagen die na een week weer terugkeert, bij de tekenvariant wel elf keer, bij de luisvariant wat minder vaak. De hoge koorts kan leiden tot hart- en leverfalen en zelfs tot acute dood.
Ethiopië en Soedan
Door hygiënemaatregelen is de luisvariant van de ‘terugkerende koorts’ nu vrijwel geheel uit Europa verdwenen, maar ze heerste er nog hevig tijdens de wereldoorlogen. Het is nog altijd een belangrijke dodelijke ziekte in Ethiopië en Soedan. De tekenvariant komt wereldwijd vaker voor, vooral in warmere streken. De verwekkers zijn verwant aan de bacteriesoorten die syfilis en de ziekte van Lyme veroorzaken.
Dat tussen 6.000 en 4.000 jaar jaar geleden, rond het begin van de bronstijd, wollen kleding populair werd in West-Azië staat wel vast, maar onduidelijk is of de ‘schapenteelt om de vacht’ begon op de steppen van Oekraïne (bij de befaamde Yamnaya-cultuur, die ook de meest waarschijnlijke oorsprong van de Indo-Europese talen vormt) of eerder in de georganiseerde steden van Mesopotamië. Al vanaf ongeveer 10.000 jaar geleden werden schapen om het vlees gehouden.
De oudste archeologische vondsten van wollen kleding komen uit Iran, ca. 5.000 jaar oud, en uit het noorden van de Kaukasus, ca. 4.800 jaar oud. Vanaf ongeveer 6.000 jaar geleden werden in het Midden-Oosten ook duidelijk meer rammen gehouden, die meer en betere wol geven dan ooien. En vanaf ongeveer 4.500 jaar lijkt het proto-Indo-Europese woord voor ‘vacht’ ook wol te gaan betekenen. Interessant genoeg lijkt dat woord op het woord dat in die periode voor wol wordt gebruikt in de talen van het Midden-Oosten, zoals Soemerisch en Akkadisch. Maar of die gelijkenis duidt om een ontlening, de ene of de andere kant op, is niet duidelijk.
Het stond in het Hoofdlijnenakkoord dat de coalitie vorig jaar april sloot. Het begrip ‘veilig land’ zou worden „verruimd tot veilige delen van landen op basis van ambtsberichten; ambtsberichten worden in beginsel niet openbaar gemaakt”.
Een kleine zinsnede met potentieel grote gevolgen. Ambtsberichten, sinds jaar en dag opgesteld door het ministerie van Buitenlandse Zaken, vormen de basis waarop asielzoekers worden toegelaten of uitgezet. Het zijn objectieve, deskundige verslagen over de veiligheid en mensenrechten in een land, gemaakt op basis van informatie van ambassades, hulpverleners, media en andere bronnen ter plekke.
De minister van Asiel en Migratie baseert haar landenbeleid op die berichten, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gebruikt ze om een besluit te nemen. De Tweede Kamer heeft de ambtsberichten nodig om het beleid van de minister te controleren – al heeft de huidige bewindspersoon vorig jaar herfst al gezegd dat ambtsberichten „niet heilig zijn” en dat ze ook op „andere bronnen” vertrouwt. Welke, dat wilde zij niet zeggen, meldden media toen.
Het stond ook in het Hoofdlijnenakkoord dat de coalitie een overheid voor zich ziet die voor rechtszekerheid en goed bestuur staat. Daarmee is het feit dat ambtsberichten sinds enige tijd niet meer openbaar zijn, in tegenspraak. Mensen moeten weten – hebben het recht te weten – waar de overheid haar besluiten op baseert.
Dat de berichten niet meer „actief gepubliceerd” worden, werd pas duidelijk toen na vragen van NRC eerder deze week de volksvertegenwoordiging per Kamerbrief werd geïnformeerd. Ongemerkt waren ambtsberichten over Jemen (in 2024 nog sprake van „hoge mate van willekeurig geweld”) en Eritrea (2024: „zeer zorgelijke politieke- en mensenrechtensituatie”) al verschenen.
Het rapport over Syrië zou eind deze maand worden gepubliceerd. Na de val van dictator Bashar al-Assad was het onduidelijk hoe veilig het land zou worden, de asielprocedures van Syriërs werden in december gepauzeerd. Daarmee verkeren ruim 28.000 van hen al een half jaar in onzekerheid: niet toegelaten tot de procedure, noch afgewezen. Het ambtsbericht werd dus in spanning afgewacht.
Maar, zegt de minister van Buitenlandse Zaken, er is „geen wettelijke verplichting” die te openbaren. Daarbij gaat hij voorbij aan artikel 68 van de Grondwet, waarin staat dat ministers verplicht zijn inlichtingen te verstrekken aan het parlement. Enige uitzondering is als dat in strijd is met het belang van de staat.
De redenering van het kabinet is dat asieladvocaten en mensensmokkelaars misbruik maken van de ambtsberichten. Asielzoekers zouden hun vluchtverhaal afstemmen op het ambtsbericht. Laat de ministers, zowel die van Buitenlandse Zaken als van Asiel en Migratie, dat dan aantonen. Of is misschien het tegendeel het geval? Dat het verhaal over onveiligheid en schending van mensenrechten overeenkomt ómdat het in bepaalde landen nu eenmaal onveilig is, en er mensenrechten geschonden worden.
Iedereen die om bescherming vraagt en die niet krijgt, heeft het recht te weten waarom. Door de berichten niet te delen, kan iemand zich niet verweren. Heeft een advocaat geen informatie om zijn cliënt te verdedigen. Het recht op een eerlijk proces houdt in dat ál het bewijs dat de rechter wordt overhandigd voor beide partijen toegankelijk moet zijn.
Openbaarheid is in dezen geen extraatje, geen gunst. Het is de voorwaarde in een rechtsstaat.
Lees ook
Lees ook: Kabinet houdt rapport geheim dat terugkeer van tienduizenden Syriërs kan betekenen
Deze week had ik al vroeg een column af over Faber en kindvluchtelingen, maar de woorden daarin wilden niet echt vlotten. Ik schreef een tweede over wolven en jagers, maar ook daar werd ik niet blij van. Het hele schrijven leek een zinloze bezigheid. De deadline naderde en ik moest kiezen. Toen ik de teksten naast elkaar legde, zag ik de gemene deler. In beide gevallen wil de partij met macht en zonder iets te verliezen – Faber en jagers – iets afpakken van een kwetsbare partij die vooral bezig is met overleven – kindvluchtelingen en wolven. In beide situaties hebben de machtige spelers toegang tot microfoons en media en gebruiken ze die om met manke taal hun egoïstische, wrede plannen als nodig en onontkoombaar voor te stellen. Kindvluchtelingen noch wolven hebben toegang tot microfoons.
Bij Sven Kockelmann zat een of andere jachtbaron. Wat die man met woorden deed moet elke taalliefhebber misselijk hebben achtergelaten. Voor het afschieten van weerloze dieren gebruikte hij woorden als ‘uitmuntend natuurbeheer’. Ik was daar nog niet van bijgekomen of een prominent – Schoof, Wilders of een VVD-minister, niet dat dat verder uitmaakt – stond voor de camera een vraag over de rode lijn kundig bij de Palestijnse slachtoffers weg te trekken. De rode lijn moest je bij 7 oktober leggen, vond hij. Dat Palestijnse kinderen op elke andere dag daarvoor, en zeker daarna, door menselijk toedoen creperen, leek hem niet genoeg te kunnen deren.
Ik ben die machtige microfoonbezweerders spuugzat, het moet daardoor komen dat ik mijn lust voor woorden ben verloren. Ik kan geen lafaard meer horen zwatelen over Nederland als morele voorloper, terwijl deze coalitie niets anders doet dan collaboreren met genocide. Ik kan geen politicus meer aanhoren die migranten aanwijst als oorzaak van woningnood in een land waar miljonairs zich multimiljonair melken aan huizen. Ik kan geen minister van oorlog meer horen zwetsen over wapens voor vrede. Geen politicus meer verdragen die meer belang hecht aan hoe die overkomt, dan aan drinkwater, natuur of de toekomst van zijn mensen. Ik kan geen aankondiging meer verwerken van een onderzoek om niks te hoeven doen. Geen woord meer van wie zich tomeloos inzet voor rijken en beweert dat te doen voor de Nederlander, de hardwerkende. Niets meer van wie met twee maten meet, met twee monden praat en droge ogen houdt. De oranje tiran aan de andere kant van de oceaan lukt het zelfs het woord genocide te verkrachten door dat te plakken op de ongemakken van vrienden van zijn huismiljardair. Europese kruipleiders die dat nog steeds een bondgenoot noemen, kan ik ook niet meer aanhoren.
Eigenlijk trek ik geen enkele machthebber meer die een microfoon opeist om daar zijn leugens in te braken. Net zo min als microfoonbeheerders die geen keuze lijken te hebben dan achter dat malafide leidersgeboefte aan te zwalken. Ik verdraag niet langer dat alles wat stil en kwetsbaar is vermoord wordt door griezels met onstilbare machtshonger, diepe zakken en nul mededogen.
Ik mag deze ruimte, deze microfoon en deze versterker gebruiken, maar eigenlijk wil ik niks meer zeggen. Ik wil zwijgen. Ik wil dat ieder die er werkt van maakt met versterking te liegen, zijn kop even houdt. Ik wil twee minuten stilte voor een waarheid. Ik wil het spelen van wolvenwelpen in het bos horen, het zwijgen van gewonde kinderen in microfoons en de stille wind uit gebombardeerde steden waar puin niet meer geruimd wordt.
In 2002 vroeg Kevin Kelly, destijds hoofdredacteur van het tijdschrift Wired, aan Google-oprichter Larry Page waarom er was besloten de zoekmachine gratis te maken. Het was twee jaar voordat Facebook werd opgericht, en het zou nog vijf jaar duren voordat de eerste iPhone verscheen.
Page antwoordde (zo schreef Kelly later op in het boek The Inevitable) dat Google zich niet alleen op zoeken richtte. „We zijn vooral bezig met het ontwikkelen van AI.” Veel zoekopdrachten genereren veel data, die weer gebruikt kunnen worden om kunstmatige intelligentie te trainen.
Een kleine kwart eeuw later bleek dat de oprichters van Google (later Alphabet) een helderziende blik hadden gehad op de toekomst van het internet. Maar tegelijk ontwikkelde het bedrijf een haat-liefdeverhouding met AI, want de opkomst van chatbots bedreigt hun manier van verdienen aan advertenties.
Om niet achterop te raken bij concurrenten als ChatGPT van OpenAI lanceerde Alphabet dinsdag AI Mode, een soort chatbot als vast onderdeel van de zoekmachine. Mensen kunnen allerlei – ook ingewikkelde – vragen stellen aan een AI-assistent. Zo kun je gedetailleerde vragen stellen als „restaurant met macaroni met kaas vlak bij het natuurhistorisch museum” of „leg uit hoe een déjà vu werkt en wat de relatie is tot het geheugen”. Gebruikers krijgen vervolgens een door kunstmatige intelligentie gegenereerd antwoord in goedlopende zinnen.
Ze kunnen ook vervolgvragen stellen, waarbij de chatbot de eerdere context onthoudt en antwoordt alsof het een gesprek is. Sundar Pichai, de huidige ceo van Google, noemde het „een totale herinterpretatie van zoeken”. Zoeken moet volgens hem meer gaan aanvoelen als een gesprek met een expert.
Stap na AI Overviews
AI Mode is een volgende stap nadat het bedrijf vorige zomer in Amerika al AI Overviews introduceerde, een uitbreiding van de zoekfunctie die in Nederland nu pas wordt uitgerold. AI Overviews biedt de zoeker een door AI geformuleerd antwoord op basis van de resultaten van verschillende websites. Pas daaronder staan de vertrouwde blauwe links waar de zoeker op kan klikken.
AI Mode is bedoeld voor ingewikkeldere vragen en maakt gebruik van een geavanceerder computermodel dan Overviews, dat volgens het bedrijf al door 1,5 miljard mensen regelmatig wordt gebruikt.
Aangezien Google zo’n 90 procent van het marktaandeel zoeken heeft, maken AI Overviews en AI Mode kunstmatige intelligentie direct mainstream. Maar de uitbreidingen van AI-samenvattingen bij Google’s zoekfunctie komen met haken en ogen, niet in de laatste plaats voor het bedrijf zelf.
Alphabet heeft namelijk veel te verliezen. Het bedrijf haalt enorme inkomsten uit advertenties, bijvoorbeeld met gesponsorde links. In 2023 ging het om liefst 200 miljard dollar. Door samenvattingen te tonen zijn mensen minder geneigd op links te klikken. AI Mode zal in eerste instantie geen advertenties laten zien.
‘Verstoring eigen werkwijze’
Eerder deze maand liet een hoge manager binnen Apple weten dat zoekopdrachten via de Safari-browser op Google zijn afgenomen doordat steeds meer mensen kiezen voor AI-aangedreven alternatieven. The New York Times merkte dinsdag op dat Google nu feitelijk zijn eigen traditionele werkwijze probeert te verstoren, voordat AI-concurrenten als ChatGTP dat kunnen doen.
Alphabet lijkt zelf ook bezig met de vraag hoe ze het grote geld kunnen blijven verdienen met minder inkomsten uit de gesponsorde zoekresultaten. Het introduceerde tegelijk met AI Mode ook AI Ultra, een dienst met de laatste versie van alle AI-modellen van Google. Dat abonnement zal liefst 250 dollar per maand gaan kosten.
Een ander probleem bij het nieuwe zoeken is de foutmarge. Want Alphabet kan AI Mode dan wel beschouwen als een gesprek met een expert, dat is het niet. Door AI gegenereerde antwoorden kunnen ook de verkeerde antwoorden zijn. Een bekende blunder was toen een eerdere variant van AI van Alphabet mensen serieus had aanbevolen lijm op hun pizza te doen, op basis van grappen die op het internetforum Reddit werden gemaakt.
De „totale herinterpretatie van zoeken” zal vermoedelijk ook de spanning tussen Alphabet en uitgevers verder vergroten. Door chatbot geformuleerde antwoorden leveren uitgevers minder webverkeer (en daarmee inkomsten) op voor nieuwssites dan wanneer mensen zelf op zoek gaan naar het antwoord door op links te klikken.
Bovendien gebruiken Alphabet (en andere AI-bedrijven) op hun beurt wel de content van media voor hun antwoorden. In veel gevallen zonder ervoor te betalen. Daarom klaagde The New York Times OpenAI aan vanwege het schenden van auteursrecht.
De geluidsoverlast van Schiphol wordt berekend in plaats van gemeten. Het rekenmodel bepaalt ook hoeveel vluchten Schiphol mag verwerken. Er is veel kritiek op: de nauwelijks navolgbare rekenexercities waarmee politieke besluiten over Schiphol worden onderbouwd, maken een goede maatschappelijke discussie over die besluiten bijna onmogelijk.
Hier leggen we de principes van het rekenmodel uit – omwille van de begrijpelijkheid zijn verschillende stappen in de uitleg versimpeld.
De kloof tussen berekende en ervaren geluidsoverlast
Video Olivier Middendorp, bewerking Roland Blokhuizen
Onderzoek Schiphol krijgt de ruimte. Omwonenden hebben het nakijken
In de wijde omgeving van Schiphol hebben omwonenden last van vliegtuigherrie. Ze slapen slecht, zijn chronisch moe en gestresst. En ze kunnen nergens hun recht halen: in de papieren werkelijkheid van de overheid tellen veel gehinderden niet mee.
Het is het lot van veel migrantenkinderen: opgroeien te midden van zwijgzaamheid. Zo ook dat van Laila al-Zwaini. Haar moeder was een katholieke Nederlandse, de eerste vrouwelijke filiaalmanager van een parfumerieketen. Haar vader kwam uit een Iraakse bedoeïenenfamilie, en belandde na een Britse ingenieursopleiding in Eindhoven. Hij liet niet veel los over zijn leven voor zijn komst naar Europa. Achter die zwijgzaamheid schuilt een groot familietrauma, beseften Laila en haar zus Samira na zijn dood.
Hun vooraanstaande familie zou in de vorige eeuw een politiefunctie hebben gehad in de omgeving van Bagdad. De familie omringde zich niet alleen met moslims, maar ook met christenen en joden. Hun vader had als kind een tijd bij een joods gezin gewoond omdat het hem reistijd naar school bespaarde. Geen vanzelfsprekendheid in een sektarische samenleving als Irak.
Maar dan vindt in 1941 de Farhoed-pogrom plaats. Een uitzinnige meute vermoordt zeker achthonderd joodse Irakezen, talloze joodse etablissementen worden geplunderd en verwoest. Haar vader maakte het als jong kind mee. De familie trok het zich aan dat het hun niet was gelukt om joodse Irakezen te beschermen tegen de antisemitische slachtpartijen.
Studeren en reizen waren voor Laila al-Zwaini een manier om dichter bij haar Iraakse wortels te komen. Op de universiteit leerde ze Arabisch, verdiepte ze zich in het Midden-Oosten en plakte daar ook nog een rechtenstudie aan vast om zich te kunnen specialiseren in de sharia (de islamitische rechtsleer).
Na haar studies werkte ze als onderzoeker, consultant en projectleider in Egypte, Jemen en Afghanistan. Vanaf de jaren negentig trad ze veelvuldig op in de media als duider van het Midden-Oosten: ze zat aan tafel bij Buitenhof, schreef opiniestukken voor landelijke dagbladen – ook NRC – en was te gast bij Radio 1. Haar doel was helder: „een gezicht geven aan de zachte en hervormingsgezinde krachten in het Midden-Oosten”, vertelt goede vriend en programmamaker Sinan Can.
Toch moest ze als vrouw met een Arabische achtergrond, ook opboksen tegen andere arabisten. Vaak witte ‘Clingendael-mannetjes’ die zich bij Buitenlandse Zaken en allerhande denktanks hadden geprofileerd – zag ze met verontwaardiging.
De sharia was voor haar niet alleen een bron van „barbaarse rituelen”, maar ook van „flexibiliteit en verbinding”
Altijd met nuance en empathie. Zeker in de nasleep van 9/11 – een tijd van verhit ‘islamdebat’ – weigerde ze zich neer te leggen bij bestaande frames over moslims, Arabieren en de sharia (de islamitische rechtsleer). „Elke keer als ik met haar had gesproken dacht ik: jeetje, dat wist ik niet!”, vertelt radiopresentator Lara Billie Rense. „Ze had altijd ruimte om uit te leggen dat de sharia allerlei vormen had die we nog niet kenden.” De sharia was niet alleen een bron van „barbaarse rituelen”, zag Al-Zwaini, maar ook van „flexibiliteit en verbinding”.
Het brengen van nuance heeft Al-Zwaini veel gekost, zegt programmamaker Can. Hij vond haar een betere deskundige dan zichzelf, en probeerde haar in recente jaren wel eens naar voren te schuiven bij een talkshow. Maar ze sprak niet in oneliners, liet het niet knetteren. Kortom, ze was te genuanceerd, hoorde hij van televisieredacteuren.
Die nuance kwam haar ook op bedreigingen te staan, als mensen niet begrepen dat uitleg geven over een terreurorganisatie als ISIS niet hetzelfde is als terreur goedpraten. Soms liep ze zichtbaar nerveus de radiostudio uit. Toch ging ze moedig door. Can: „Ze wilde polarisatie tegengaan, en ons elkaar helpen hervinden in het menselijk maken van de ander.”
Laila al-Zwaini was, net als haar Iraakse voorouders, wars van sektarisme. Haar Arabisch-soennitische wortels bleven achterwege in haar duidingen. Net zo goed kon ze opkomen voor sjiieten, Koerden en yezidi’s. Ze zag en begreep het Westen en de Arabische wereld, maar koos alléén partij voor het internationaal recht.
In Caïro in 1996.
Foto privéarchief
Madaniya
In Afghanistan werkte ze namens de Verenigde Naties aan de opbouw van de rechtsstaat, maar ze keerde ontgoocheld terug. „Ze was ernaartoe gegaan met het idee dat vanuit de VN veranderingen mogelijk zijn”, vertelt boezemvriendin Laura van Broekhoven. „Maar dat bleek best moeilijk.” Al-Zwaini zag in Afghanistan dat „veel westerse organisaties vooral hun eigen belang dienen”, vertelde ze in een interview.
In 2011 staat ze op het Tahrirplein in Caïro, de Arabische Lente is in volle gang. Ze ziet dat vooral jongeren snakken naar revolutie. In de kakofonie aan slogans die worden gescandeerd, springt er voor haar eentje uit: ‘madaniya’ (Arabisch voor ‘civiel’ en ‘stads’). Van salafisten, moslimbroeders, communisten en seculieren hoort ze dat die „geen militair regime, geen theocratie en geen westerse interventie” meer willen, aldus Al-Zwaini in het eerdergenoemde interview, maar een ‘civiele staat’, geworteld in de eigen culturen, religies en geschiedenis.
Toen begreep ze beter waarom de VN er niet in was geslaagd om één rechtssysteem in Afghanistan op te tuigen: er was geen lokale basis voor. Universele waarden, vond ze, konden ook vanuit de lokale tradities verdedigd worden. Westerse interventie was wat haar betreft daarom uit den boze: „Als het van buiten wordt opgelegd, dan pákt dat niet.”
Haar idee voor een madaniya-ambassade, naar voren gebracht in NRC, bleek moeilijk tot stand te brengen. Het maakte haar op momenten moedeloos, zeggen mensen om haar heen. Het doet denken aan de dissertatie die ze binnen de traditionele Leidse rechtenfaculteit probeerde te schrijven. Haar rechts-antropologische onderzoek over de rechtspraak in Jemen was niet in een puur juridisch kader te vatten. Haar promotor kon er niet in meegaan, en liet haar uiteindelijk vallen. „Dat voelde ze nog altijd in haar buik”, weet vriendin Van Broekhoven.
Vijf jaar geleden werd ze ziek. Toch ging ze door: ze reisde naar Egypte en Jordanië om vrouwelijke rechters te trainen in de veelzijdigheid van de sharia en maakte een achtdelige videoserie over sporen van het Midden-Oosten in haar thuisstad Leiden.
Bijna niemand vertelde ze over haar terminale ziekte. Laila, zo vertelt haar zus Samira, vreesde dat dat haar werk in de weg zou kunnen staan. Als zelfstandig wetenschapper en mediacommentator was het al ingewikkeld genoeg om projecten op poten te zetten.
Goede vriend Can ziet ook een andere reden voor haar zwijgen. „Een typische Laila-actie”, zegt hij. „Ze wilde altijd anderen beschermen, hen niet tot last zijn.”
In het Noorden zijn twee kinderen gedood door hun vader. Hij reed met ze een kanaal in bij Winschoten. Waarschijnlijk hadden ze eerst nog bij McDonald’s gegeten. Het volk leeft mee, er was een grote zoekactie. Verschrikkelijk, onbegrijpelijk en uitzonderlijk nieuws.
In de talkshows werd het besproken met psychiaters, advocaten, journalisten en Hans Kraay jr. Eva Jinek was in het zwart. EenVandaag (NPO1) had om vage redenen een ontwikkelingspyscholoog erbij gehaald. Als gespreksonderwerp bleek dit drama echter zeer ongeschikt.
Want wat moet je met dit nieuws, behalve geschokt zijn? Rechtbankverslaggever Saskia Belleman alarmeerde in Eva (NPO1) dat kindermoord vaker voorkomt, maar het is juist zeer zeldzaam. Volgens het CBS treft het zo’n zes kinderen per jaar. Te weinig om een maatschappelijk probleem te heten. Moord komt sowieso weinig voor in Nederland, steeds minder. Over deze specifieke zaak is weinig bekend. Volgens de politiechef bij Eva was het betreffende gezin al jarenlang bekend bij de instanties: drank, huiselijk geweld, vechtscheiding. De politie was aan de vooravond nog bij de vader langs geweest, maar zag toen geen reden om in te grijpen.
Hoe kun je zo’n drama voorkomen? De talkshowgasten praatten over sneller ingrijpen, betere communicatie tussen de instanties, „risicoprofielen aanscherpen”, vrouwen serieus nemen. Presentator Jeroen Pauw sprak in Bar Laat (NPO1) wijze woorden: „Proberen we nu niet grip te krijgen op iets waar we als samenleving misschien nauwelijks grip op kúnnen krijgen?”
Verslaafde drummer van Doe Maar
Ook in Nederland Drugsland (NPO2) bleek dat de maakbaarheid van de samenleving zeer beperkt is. In de tweede aflevering van deze Andere Tijden-special boog presentator Ajouad El Miloudi zich over de heroïne-epidemie van de jaren zeventig en tachtig, die vooral in Amsterdam huishield.
Op een schat aan archiefbeelden zag je hoe achenebbisj de stad er toen uitzag. Slonzige hippies sliepen overal op straat in slaapzakken. Dichtgespijkerde krotten, troep op de stoep. De Zeedijk was bezaaid met junkies die op straat gebruikten en die elkaar en argeloze voorbijgangers beroofden. Veel misdaad, veel doden. De burgemeester bestempelde de Zeedijk officieel tot „rampgebied”.
Hulpverleners moesten tot hun verbazing vaststellen dat het gros van de pakweg zevenduizend verslaafden niet wilde afkicken. Nu werd de unieke Nederlandse methode van pappen en nathouden uitgevonden: je kon de junkies wel oppakken en wegjagen, waarna ze ergens anders neerstreken, maar je kon ze ook gratis methadon en heroïne geven. Methadonbus, gebruikersruimtes, opvang; zo nam de overlast af en kregen de verslaafden een beter bestaan.
De echte oplossing kwam niet van de overheid. In de jaren negentig raakte heroïne domweg uit de mode, het kreeg de naam van losersdrug. Er kwamen geen nieuwe verslaafden bij, de veteranen hadden hun verslaving redelijk onder controle – dankzij de hulpverlening. De beelden van toen werden versneden met die van nu. Amsterdam ziet er nu zoveel mooier uit. Je kunt er niet meer in wonen – te duur – maar wat een verschil.
Enkele overlevenden komen nog steeds gratis heroïne halen. Sommigen zijn zelf hulpverlener geworden. De voormalige drummer van Doe Maar blijkt een ex-junkie die nu voorlichting geeft aan familie van verslaafden. Hij vertelt dat hij in zijn drugsperiode geld van bandleider Henny Vrienten achterover drukte. Nadat hij op een fanclubdag een vijftienjarig meisje bestal, werd hij uit de band gegooid. Het afkicken was nog het minste probleem, zei hij, het was vooral wat daarna kwam: „leren het leven aangaan zonder verdoving.”
Het is dinsdagochtend en uitgestorven in De Driehoek, een charmant jarendertigbuurtje in Amersfoort-Zuid. Behalve in de Miereveldstraat, waar de ijzeren wieltjes van karren met zakken meel rinkelen over de klinkers richting een oud-schoolgebouw dat oogt als een nest vol… nu ja, mieren, met overal bezige mensen die in- en uitlopen.
Huis Miereveld heet het nest en in de voormalig klaslokalen vind je een bakkerij en een atelier, een meubelmaker, een muziekschool, een kinderdagverblijf, een dagbesteding voor ouderen, maatschappelijke organisaties en nog veel meer. Met als centrale plek de Huiskamer, waar je terecht kunt voor workshops, lezingen of een maaltijd en waar deze ochtend het groepje van de wekelijkse Tai Chi-les nog even blijft napraten op het koffie-uurtje voor de buurt. „Succes hè, in Brussel!” „Tot vrijdag!” Tot de gastvrouw: „De koekjes zijn lekker!”
„Ja, die zijn heel hecht intussen”, zegt Marieke van der Zeijden (54), die een rondleiding geeft. „Terwijl, hoe lang zijn ze bezig? Een jaar?”
Ze woont om de hoek en miste een plek voor ontmoeting; het buurthuis was wegbezuinigd. En toen de wijk honderd jaar bestond en ze met medebewoners op zoek was naar de locatie voor een buurtfeest, viel hun oog op deze leegstaande school. Een sociaal ondernemer kocht het pand, ze richtten een stichting op en met hulp van de gemeente begonnen ze een wijkontmoetingsplek. „Januari 2022 kregen we de sleutel.”
Van het één komt „al-tijd” het ander, is Van der Zeijdens motto. Kijk naar Albert, de meubelmaker. Die woont ook in de buurt en baalde ervan dat de bouwmarkt waar ’ie zelf geregeld hout liet zagen failliet ging, en nu is hij hier op woensdag zelf een houtzaagservice begonnen. „Kan iedereen terecht voor een plank op maat.” En een buurtgenoot van het koor dat in het gebouw oefent speelt piano bij de dagbesteding voor ouderen, waar inmiddels óók de peuters van het dagverblijf aanschuiven. „Elke dinsdagmiddag, zo’n treintje van kinderen hier op de gang.” Glimlach: „‘Oh, we gaan naar opa en oma!’”
Het treintje loopt sinds deze week langs een blauwe trofee, prominent in de ontvangsthal. Want Huis Miereveld won onlangs de eerste prijs op het Blue Zone Festival, georganiseerd – voor de tweede maal – door onder meer een vastgoedbedrijf en een zorgkennisplatform ter promotie van ‘gezonde leefomgevingen’.
En ja, daar hoort de kleur blauw bij, sinds onderzoekers in 2004 een blauwe cirkel trokken om Sardinië omdat bleek dat de inwoners vaker dan gemiddeld honderd jaar worden. En nadat een National Geographic-journalist daarna nog vier van zulke plekken in de wereld vond, in Japan, Costa Rica, Griekenland en Californië, werd ‘blue zone’ een begrip. Wat is op die plekken hun geheim, wilde iedereen weten. ‘Gematigd leven’, bleek een constante. ‘Geen stress’. ‘Ikigai’ (heb een doel). En ook: je onderdeel voelen van een gemeenschap.
Op het onderzoek viel van alles aan te merken – wórden ze daar wel echt ouder, zijn het niet gewoon genen? – maar het idee van de vijf ‘blue zones’ is onweerstaanbaar. Overal in de wereld willen regio’s ‘blue zone nummer zes’ worden, ook in Nederland. Wethouders van Altena, Hollands Kroon, Zoetermeer en Zuidoost Friesland spraken al de ambitie uit. ‘Blue zone Bakkeveen.’
Maar intussen staat de blauwe trofee mooi wel hier, in Huis Miereveld.
Van der Zeijden knikt. „Ik heb nooit bedacht: zo moet het worden. Zoiets kun je niet op papier bedenken, dat moet ontstaan.” Een doorpakmentaliteit, dat helpt. En hulp van honderd vrijwilligers; veelal buurtgenoten. Sommigen kwamen ooit binnen voor een lezing, het repair café of een kop koffie en helpen nu als kok, gastvrouw of in de moestuin – het oude schoolplein waar achtduizend tegels zijn uitgewipt.
Je komt voor het één en blijft hangen voor het andere, dat is het idee. En steeds vaker ziet Van der Zeijden kleine dwarsverbandjes ontstaan. Buurtbewoners die elkaar hier hebben ontmoet en elkaar nu ook buiten treffen. „Gaan ze samen naar de film in Ede. Mooi toch!”
Freek Schravesande doet elke donderdag ergens vanuit Nederland verslag.
De TU Eindhoven is in januari door het oog van de naald gekropen. Hackers, of het er één of meer waren is nog altijd niet duidelijk, hadden zich toegang weten te verschaffen tot het netwerk van de universiteit en wilden daar naar alle waarschijnlijkheid gijzelsoftware installeren. Daarmee zouden ze data van de universiteit kunnen gijzelen om losgeld te vragen, zoals in 2019 ook bij Maastricht University gebeurde.
Die universiteit betaalde destijds 2 ton in bitcoins om weer toegang te krijgen tot data. Cryptovaluta die overigens later werden getraceerd en teruggehaald, waarbij de waarde bleek gestegen. Dat deed niet af aan de stress die de hack de universiteit bezorgde. Zover kwam het gelukkig niet in Eindhoven. De cyberaanval werd daar deskundig in de kiem gesmoord. Dankzij openheid van zaken die Maastricht destijds gaf zijn universiteiten nu beter bestand tegen hackers. Ze werken samen aan het verbeteren van hun cyberveiligheid in ict-coöperatie SURF, die ook te hulp schiet als zich incidenten voordoen.
Eindhoven heeft daardoor een goedwerkend detectiesysteem dat verdachte bewegingen in het netwerk opmerkte. Binnen een mum van tijd zetten IT-medewerkers de tegenaanval in. De hackers weg krijgen lukte niet maar het emergency response team had de tegenwoordigheid van geest om dan maar het hele netwerk uit te schakelen, zodat geen erger kwaad kon worden aangericht. Als langer was gewacht, had de TU mogelijk in dezelfde penibele situatie verkeerd als Maastricht.
Lees ook
Tijdens de cyberaanval op de TU waren ook de draaiboeken voor crises onbereikbaar. ‘Gelukkig zaten die in ons hoofd’
Het vergde lef om deze ingrijpende beslissing te nemen. Het netwerk meteen weer opstarten was niet mogelijk, eerst moesten gecorrumpeerde servers door de wasstraat. Dat dit impact zou hebben op studenten en medewerkers was zeker, terwijl niemand wist hoe lang het herstel zou duren. De universiteit bleef een week dicht, tentamens werden uitgesteld. Zo liep de cyberaanval met een sisser af, maar zorgde die wel voor ongemak.
Voor het managen van deze crisis verdient de TU Eindhoven lof. Al zijn er natuurlijk ook fouten gemaakt, anders waren de hackers het netwerk nooit binnengekomen. De universiteit was maandag bij een terugblik op de gebeurtenissen zelf de eerste om dat toe te geven. De hackers kwamen in het netwerk via gehackte accounts en de beveiliging van het VPN-systeem, de toegangspoort, bleek flinterdun. Ook een beginnersfout: de draaiboeken voor een crisis als deze bleken op het moment suprême niet beschikbaar, want ze waren alleen digitaal opgeslagen.
Wat deze casus laat zien is dat er op het gebied van cyberveiligheid nog werk te doen is voor universiteiten. Dat gaat verder dan het waterdicht maken van IT-systemen, het vergt ook bewustwording bij gebruikers, zoals het simpele feit dat wachtwoorden om de zoveel tijd vervangen moeten worden. Daarnaast is een goede crisisorganisatie onontbeerlijk.
Dat cyberveiligheid een urgent thema is, daarvan hoeft niemand de universiteiten meer te doordringen. Ze hebben daar de afgelopen jaren gezamenlijk veel energie en geld in gestoken en dat betaalt zich nu uit. Het lijkt geen goed idee om ze op dit punt van koers te laten veranderen. Toch is het kabinet dat van plan: het hoger onderwijs zou onder de nieuwe Cyberbeveiligingswet moeten gaan vallen die Nederland digitaal weerbaarder moet maken.
Dat betekent extra rompslomp maar vooral extra kosten, terwijl de vraag is hoeveel extra veiligheid het oplevert. In een tijd waarin universiteiten al krap bij kas zitten, is dat zout wrijven in een open wond.
De dinsdag op 76-jarige leeftijd overleden Cheers-acteur George Wendt was het bekendst als vertolker van Norm, stamgast in de kroeg Cheers uit de gelijknamige Amerikaanse televisieserie die van 1982 tot 1993 liep. Hij zat in vrijwel alle afleveringen aan de bar in zijn stamkroeg Cheers.
Het ging altijd zo: Norm gooide de deur open, stapte binnen, de cafébezoekers begroetten hem in koor met „NOOOORM!”. Norm, volledige naam Hilary Norman Peterson, had een vaste plek aan de bar. Sometimes you wanna go/Where everybody knows your name.
Barman: „Can I draw you a beer, Norm?” Norm: „No, I know what they look like. Just pour me one.”
Of, als de barman vroeg, „How’s life treating you Norm?”, zei hij: „Like I just ran over its dog”, of „Like a baby treats a diaper.”
Norm vertelde aan de bar over de tegenvallers die zijn dag hadden verpest, klaagde over zijn werk (accountant, daarna geen werk, daarna schilder), of over zijn vrouw Vera, die hij net zozeer liefhad als hekelde. Zij was zo’n personage dat je nooit te zien krijgt. Een keer, in het vijfde seizoen, kwam ze bijna met gezicht in beeld, dat werd verhinderd door een taart die in haar gezicht werd gegooid.
Alle afleveringen van de partij
Met acteurs Ted Danson (Sam Malone), Rhea Perlman (Carla Tortelli) en John Ratzenberger (Cliff Clavin) was Wendt de enige die in alle afleveringen van de populaire serie Cheers verscheen.
Wendt groeide op in Chicago, studeerde economie en sloot zich na zijn studie aan bij improvisatietheatergroep The Second City, in Chicago. Hij werd zes keer genomineerd voor een Emmy voor zijn rol in Cheers.
Wendt verscheen in 1991 in een videoclip van Michael Jacksons Black or White, speelde na Cheers in kleinere series en films, en verscheen tussen 1986 en 2003 af en toe bij Saturday Night Live. Zijn laatste tv-optreden was in 2023 bij The Masked Singer.
Hij leek best op zijn bekendste rol, vond Wendt zelf. Zo deelden acteur en personage hun liefde voor bier. In een interview uit 1989 zei hij het moeilijk te vinden over Norm te praten: „Het is alsof hij te dicht bij mij staat. Ik denk niet dat hij door de jaren heen veranderd is. Ze hebben hem van een accountant, naar een schilder en huisinrichter veranderd, maar dat was gewoon voor wat verhaallijnen. Hij is nog steeds dezelfde Norm. Ik denk dat hij het moeilijkst te beschrijven is, want hij is niet echt iets. Hij is gewoon grappig.”
Wendt overleed in zijn slaap, precies 32 jaar nadat de laatste aflevering van Cheers werd uitgezonden.