Waarom de bestaanszekerheid verbetert maar dat niet zo voelt

De bevriezing van de sociale huren waar Geert Wilders zo trots op was, blijkt een steeds kariger cadeau. Een mooi verpakte dooie mus.

Voor een half miljoen sociale huurders gaan de huren namelijk bij nader inzien wél omhoog. Zij wonen in een huis van een particuliere verhuurder. En volgens het kabinet is de beloofde bevriezing voor deze groep onuitvoerbaar. Dat hadden de nachtelijke onderhandelaars van de coalitie bij de Voorjaarsnota even niet goed doordacht. Maar ook voor de pakweg 2 miljoen sociale huurders in een huis van een corporatie is het onzeker of de huren per 1 juli worden bevroren. Er is veel kritiek in de Tweede Kamer.

En dan was er deze week ook nog verrassend commentaar uit onverwachte hoek: volgens het Nibud, het budgetinstituut dat de inkomens van minima altijd scherp in de gaten houdt, is een huurbevriezing niet echt nodig. Ondanks de historisch hoge huurstijging van vorig jaar zijn de woonlasten van veel sociale huurders relatief laag op dit moment. Waarom? De inkomens stegen meer. Bijvoorbeeld omdat de lonen, de bijstandsuitkering en de huurtoeslag stegen.

De bevriezing levert bovendien minder op dan je zou denken. Veel voorkomende voorbeeldgezinnen waarmee het Nibud rekent, houden er 10 tot 12 euro meer per maand aan over, berekende het voor Het Financieele Dagblad. De huurtoeslag zou de huurstijging deels hebben opgevangen.

Woningzoekenden betalen de prijs

Nou kan je denken: voor mensen die het niet breed hebben is ook 10 euro mooi meegenomen. Het leven wordt immers op alle fronten duurder.

Maar als bestaanszekerheid je aan het hart gaat, zegt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart, zit het probleem niet bij sociale huurders. „Ik maak me minder zorgen over mensen in sociale huurwoningen dan over mensen die een huurwoning zoeken. Die komen vaak in dure woningen terecht en zijn financieel kwetsbaarder.”

En precies die woningzoekenden lijken de prijs te gaan betalen van de huurbevriezing. Corporaties, geeft BBB-woonminister Mona Keijzer toe, kunnen door de bevriezing minder woningen bouwen. Ze hebben immers minder inkomsten, kunnen daardoor minder lenen en dus ook minder bouwen. Vandaar de brede kritiek in de Tweede Kamer: zonder adequate compensatie voor corporaties neemt de woningnood toe.

De bevriezing was dus een karig kado op kosten van corporaties dat de woningnood verergert. Hulp die niet helpt.

Je zou deze huurbevriezing exemplarisch kunnen noemen voor het beleid van deze coalitie en het kabinet-Schoof. PVV, VVD, NSC en BBB besteden veel aandacht aan het repareren van de koopkracht, maar investeren te weinig in de grote problemen van Nederland, analyseerde een delegatie van het IMF deze week. In het oplossen van het stikstofprobleem of het volle stroomnet, en: de woningnood. Korte termijn boven lange termijn.

Zo’n analyse kan je ook maken van het armoedebeleid: pleisters, geen robuuste verbetering van de bestaanszekerheid.

Op het eerste oog gaat het goed. De armoede is de laatste zeven jaar gedaald. Ondanks de hoge inflatie is ook aan de onderkant de koopkracht voor veel huishoudens verbeterd.

Sinds 2017 geven huishoudens minder uit aan vaste lasten

De bestaanszekerheid is toegenomen, concludeerde ABN AMRO deze week na een representatief onderzoek onder 340.000 rekeninghouders. Sinds 2017 geven huishoudens een kleiner deel van hun netto-inkomen uit aan vaste lasten. Denk aan woonkosten, zorgverzekering en niet direct opzegbare abonnementen.

De grootste verbetering was te zien bij mensen met een uitkering. Dat is vooral te danken aan het kabinet-Rutte IV. Die verhoogde het minimumloon, de uitkeringen en de toeslagen en dempte de energiekosten met tijdelijke hulp. Let wel: voor mensen met een uitkering zijn de vaste lasten nog steeds relatief hoog. Bij eenvierde van hen zelfs te hoog, ziet ABN AMRO: meer dan 60 procent van het netto-inkomen.

Armoede die overblijft

Er zijn minder arme huishoudens, maar de armoede die overblijft, is dieper, constateert het Centraal Planbureau. Het gaat om mensen in de bijstand met hoge zorgkosten of woonlasten, bijvoorbeeld omdat ze ziek zijn, geen sociale huurwoning kunnen krijgen of in een tochtig huis met hoge energiekosten wonen, zegt Vliegenthart.

En om werkende mensen die weinig uren draaien en geen gebruik maken van toeslagen. „Omdat ze niet willen of niet kunnen.” Banggemaakt door de toeslagenaffaire en de dreiging van terugvorderingen. Of omdat ze de juiste potjes niet weten te vinden. „Mensen moeten soms wel vijftien regelingen aanvragen bij de rijksoverheid en de gemeente. Gezinnen in de bijstand zijn al gauw voor de helft van hun inkomen afhankelijk van dat soort toeslagen.”

Als je die allemaal wel weet te vinden, heb je genoeg inkomen om financieel gezien bestaanszeker te zijn, maar ben je dat dan ook echt? Volgens Vliegenthart is een gebrek aan grip op het leven, meer dan gebrek aan geld, de hoofdoorzaak van bestaansonzekerheid.

Financieel gezien is de bestaanszekerheid verbeterd, maar het voelt niet zo omdat mensen geen huis kunnen vinden, of omdat ze afhankelijk zijn van een keur aan onzekere overheidspotjes of flexwerk. Ruim een miljoen huishoudens zit net boven de armoedegrens en kunnen er weer onder zakken als het economisch slechter gaat.

Snoei in die complexe inkomenshulp en verhoog minimumloon en bijstand, adviseerde in 2023 de Commissie sociaal minimum, die werd ingesteld op verzoek van NSC-oprichter Pieter Omtzigt. Maar „dit kabinet kiest voor pleisters zoals een hogere huurtoeslag en specifieke regelingen zoals een ov-pas,” zegt Vliegenthart.

Nou maken alle kabinetten graag goede sier met koopkrachthulp die vaak minder voorstelt dan de politieke pr suggereert. Maar juist Omtzigt had daar scherpe kritiek op. Regeringen pasten te vaak trucjes toe, constateerde hij, om de koopkracht te verbeteren van de standaardhuishoudens in de modellen zonder dat brede groepen erop vooruit gingen – want dat is duur.

Deel geen pleisters uit, maar maak het echt beter. Ook nu Omtzigts partij meeregeert, gebeurt het niet.


Opinie | Ook in de autorubriek is ‘misogyne Arabieren’ geen twijfelgeval

Praten NRC-redacteuren weleens met elkaar, wilde de lezer weten. Hij constateerde dat NRC „met de linkerhand” een artikel en een commentaar schreef over ‘autobesitas’, het fenomeen dat Nederlandse auto’s almaar groter en zwaarder worden (Marike Stellinga wijdde er ook nog een aflevering van haar rubriek Zo simpel is het niet aan) . Maar „met de rechterhand”, constateerde lezer, werd iets anders geschreven: een enthousiaste recensie van de reusachtige Mercedes G 580 (Nooit zo verrukt van fout geweest, 17/5). Werd het niet eens tijd voor een gesprek over „de consistentie van de boodschap die je als medium wil overdragen”?

Het korte antwoord is dat de boodschap die NRC wil overdragen in de eerste plaats informatie is, waar de lezer vervolgens het zijne van kan vinden – en dat krant en site dagelijks gemaakt worden door honderden linker- en rechterhanden. Intussen is de zaterdagse autorubriek van Bas van Putten wel vaker inzet van polemiek, zeker wanneer hij grote, dure modellen bespreekt. Er zijn lezers die vinden dat NRC daar beter mee kan stoppen, zeker in het licht van de klimaatverandering.

Van Putten (ook romanschrijver) is een eigenzinnig auteur met een voorliefde voor meerduidigheid. Hij kan zomaar de spot drijven met de modellen die hij recenseert en in een moeite door met de toewijding waarmee hij zelf dat werk doet. Hij bedient zich graag van ironie en (zelf)spot. Zo ook in het verhaal over die Mercedes. Zie zinnen als: „Hij bleef wat de G sinds zijn transformatie van boswachtersterreinwagen tot oversekste boevenburcht was geworden: één grote farce.” Maar nu is dat gevaarte elektrisch: „Eén van de vervuilendste terreinwagens op aarde stoot geen gram CO2 meer uit.” Hij besluit: „De G doet met wind wat Mozes met de Rode Zee deed, gewoon terugduwen. Schandelijk. Maar nooit was ik zo verrukt van fout, nooit zo blij voor het groen. Satan is een vriend geworden.”

Zo laveert de autorubriek tussen zakelijkheid en columnistiek. Desgevraagd zegt Van Putten dat hij zowel zijn enthousiasme als autoliefhebber („ik ben dan een groot kind”) de ruimte wil geven als zijn ernstige lof over het feit dat er nu een stekkervariant van de ‘G’ is.

Ruim twee jaar geleden verdedigde hij zich op zijn blog na kritiek op een enthousiaste bespreking van een nieuw model Range Rover. „Al jaren ageer ik in woord en geschrift tegen de suv. Ik haat ze bijna allemaal.” Ook schreef hij dat hij regelmatig bezwaar maakt tegen al die steeds grotere auto’s en het achterblijven van de ontwikkeling van kleine elektrische modellen die voor veel mensen betaalbaar zijn.

Op 25 april besprak Van Putten een nieuw model Tesla. Hij rechtvaardigde zich meteen in het begin van zijn stuk tegen mensen die menen dat Tesla (wegens Elon Musk) zou moeten worden geboycot. Met zo’n hang naar morele zuiverheid zou je tegen veel méér merken moeten ageren, stelde Van Putten. Er worden auto’s en onderdelen geproduceerd in veel landen met een twijfelachtige reputatie. En ook: „De halve auto-industrie doet zaken met China of verkoopt supercars aan misogyne Arabieren.”

De generalisatie in die laatste zin bleef niet onopgemerkt, binnen en buiten NRC. De hoofdredactie vond de formulering „een brede stereotypering van Arabieren”, „schadelijk en niet nodig” en liet de hele redactie weten dat er beter op dergelijke stereotyperingen gelet moet worden.

Stuitende gedachte

Van Putten is op zijn beurt geschokt dat zijn woorden zo zijn gelezen. Voor hem was het door de context evident dat hij verwees naar de achtergestelde positie van vrouwen in landen als Saoedi-Arabië. Die verdediging was ook te horen op de redactie, net als de suggestie dat dit een twijfelgeval was. Aan de andere kant was voor een deel van de collega’s die laatste gedachte op zichzelf al stuitend: er stond toch gewoon ‘Arabieren’?

Mij lijkt het geen twijfelgeval. Los van wat je bedoeling is, je kunt verwachten dat wanneer je losjes schrijft over „misogyne Arabieren” dat wordt gelezen als een bewering over Arabieren – en die leven niet alleen in Saoedi-Arabië. De woorden onttrekken de nuance dan aan het zicht.

De NRC Code stelt: „We waken voor stereotyperingen en andere beschrijvingen en stijlmiddelen die vooroordelen kunnen versterken en verankeren in de samenleving.”

Intussen biedt die regel nogal wat ruimte tot interpretatie – en dus tot verschil van mening. Want had de beperktere generalisatie ‘misogyne Saoediërs’ dan wel gekund? Of moet je ‘misogyne Saoedische beleidsmakers’ schrijven? En wat dan te denken van de (Autobahn-)generalisatie „aanstormende Porsches van je sportschoolbuddy’s” in de Mercedesrecensie? Dat is zonder meer een stereotypering, maar niet eentje waar zwaar aan getild zal worden. (Ik ging hierachter schrijven: tot de sportschoolbuddy’s zich melden bij de portier, maar dat is ook een generalisatie.)

Zelf zou ik zwaar laten wegen of de stereotypering een gemarginaliseerde groep betreft – al levert dat dadelijk de vervolgvraag op voor wie dat dan geldt en voor wie niet. Het gesprek over die vragen moet worden gevoerd: tussen NRC en de lezers en ook op de redactievloer. Want in de discussies daar over de ‘misogyne Arabieren’ bleek dat wat voor de een denkoefening was over stereotypen, voor de ander rechtstreeks raakte aan eigen ervaringen met discriminatie en racisme.

Om terug te keren naar de metafoor van de verschillende schrijvende handen: laat ze allemaal schrijven, maar ook steeds met de ander in gedachten. En met gevoel voor het feit dat niet alles meteen helder is in de wereld waarvan we deel uitmaken. Met een hand op de rug gebonden is het lastig schrijven.

Arjen Fortuin

Reacties: [email protected]

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.


Het uitzicht van een mier of lieveheersbeestje

Wat is het uitzicht van een mier die even omhoogkijkt terwijl ze door een bloemenveld loopt? Of van een lieveheersbeestje dat net is neergestreken op de stengel van een bloem? Dat vroeg natuurfotograaf Theo Bosboom zich regelmatig af als hij door het veld liep. Dus toen er een nieuwe macrolens op de markt kwam waarmee 360 graden rondom te fotograferen is, zag hij zijn kans schoon om de wereld eens vanuit insectenperspectief te bekijken.

Het resultaat is het fraaie boek Flowerscapes – blik vanaf de bodem, met foto’s van Bosboom en begeleidende teksten van natuurjournalist Kirsten Dorrestijn. In het boek worden tal van bloemen van onderaf bekeken van paardenbloem tot wilde akelei, van lelietje-van-dalen tot muizenoor (een geel bloemetje met de wetenschappelijke naam Pilosella officinarum). Zelfs de meest laag-bij-de-grondse vegetatie blijkt tot een bos van oerwoudallure uit te groeien als je er maar van onderop naar kijkt.

Convallaria majalis
Lelietje van Dalen
Foto Theo Bosboom

Hoewel de foto’s in principe op zichzelf staan, zorgen de teksten ervoor dat de floristische ‘hoofdpersonen’ extra tot leven komen. Neem de blauwe zeedistel bijvoorbeeld: „In Engeland werden vroeger van de wortels snoepjes gemaakt door ze te konfijten: Kissing Confits werden die genoemd. Shakespeare kende ze ook, blijkt uit zijn komedie The Merry Wives of Windsor.” Of, over de vingerhoedsbloem: „Uit analyse van de stuifmeelklompjes van tuinhommels blijkt dat gemiddeld 12,5 procent van hun stuifmeel afkomstig is van vingerhoedskruid. In Colombia en Costa Rica, waar de plant tweehonderd jaar geleden door mensen mee naartoe werd genomen, wordt de plant ook bevrucht door kolibries. De kroonbuis is daar veel langer geworden dan bij ‘ons’ vingerhoedskruid: de plant heeft zich aangepast aan zijn bestuivers.”

Niet álle foto’s haalden het boek, vertelt Bosboom. „We hebben ervoor gekozen om per soort één foto te plaatsen. Zeker bij de margriet was er veel concurrentie…” Zo was er bijvoorbeeld die bloedstollende setting met een vlieg die net op een margriet is geland, en geen flauw benul heeft dat hij elk moment kan worden gedood door een nabije krabspin. Pas toch op, wil je als toeschouwer roepen. Tevergeefs. Wie de bloemenwereld van dichtbij bekijkt, ziet lief én leed.

De feeërieke foto’s in de uiteindelijke selectie laten je vooral dagdromen over rozengeur en zonneschijn. Op de meeste pagina’s is een zweempje blauwe lucht te zien. Zo lijkt alles zonnig en zorgeloos, maar je vraagt je af wat er gebeurt als de flowerscapes door een flinke bui veranderen in een miniatuurregenwoud. Want waar kunnen de mier en het lieveheersbeestje dan nog veilig schuilen?

Blauwe zeedistel
Eryngium maritimum
Euphorbia paralias
Zeewolfsmelk
Lythrum salicaria
Grote Kattenstaart
Papaver Rhoeas
Grote Klaproos
Symphytum officinale
Gewone Smeerwortel
Hyacinthoides non-scripta
Wilde Hyacint

Foto’s Theo Bosboom


Opinie | Met wat meer lef kan Europa Poetin een hak zetten

Deze week zagen we hoe Donald Trump zijn handen aftrekt van Oekraïne en aanstuurt op een normalisering van de relatie met Rusland. Voor Europa kunnen de gevolgen daarvan verreikend zijn – verder dan de toekomst van Oekraïne of zelfs de bredere Europese veiligheid. Zolang Poetin aan de macht is, heeft Europa een Ruslandprobleem.

Letterlijk elke dag is het Kremlin bezig Europa te verzwakken en bedreigen, via propaganda op industriële schaal, politieke inmenging, cyberaanvallen en sabotage-acties. De hele trukendoos wordt ingezet, vaak doortastend, met gevoel voor improvisatie en, helaas ook met succes.

Aan onze kant is er een neiging om de kracht van Rusland te overschatten en de vijandigheid van Poetin te onderschatten. Dat leidt vaak tot een afwachtende houding en defaitisme. Bij de NAVO en de EU hoor je vooral dat we moeten werken aan onze afschrikking en weerbaarheid. Dat is zeker noodzakelijk, maar is het ook genoeg?

Kunnen we niet zelf meer doen om tegenmacht te ontwikkelen, en actief de capaciteit te verminderen van het Kremlin om onze veiligheid en vrijheid te schaden? Ja, dat kan, stelt ons EU Instituut voor Veiligheidsstudies in een nieuw rapport.

Alles begint bij een juiste analyse van Ruslands werkelijke sterktes en zwaktes. Ondanks een groot numeriek overwicht komt de doorbraak in Oekraïne er maar niet. De economische neergang laat zich niet wegpoetsen met lapmiddelen of propaganda. En wat de internationale banden van Rusland betreft, is het beeld genuanceerd. Ja, Poetin heeft meer steun dan ons lief is, maar nog steeds staat slechts een minderheid van de VN-leden aan de kant van Rusland. In Syrië, en zelfs in de Sahel, verliest Poetin steun.

‘Schaduwoorlog’

Tegelijk zien we hoe effectief Moskou is in de ‘schaduwoorlog’, vaak met eenvoudige en goedkope middelen. Precies daarom moet Europa niet alleen maar reageren en ‘beter verdedigen’, maar zelf het initiatief in handen nemen. Europa moet het spel van macht en tegenmacht leren spelen.

Hoe keer je Ruslands negatieve invloed? Door de kosten te verhogen, Kremlin-propaganda te ontmaskeren en de Russische geopolitieke positie te verslechteren. Een drieledige aanpak ligt voor de hand.

Een logische eerste stap is het harder aanpakken van de Russische ‘schaduwvloot’, schimmige olietankers die sancties ontwijken. Deze schepen kunnen worden geweerd uit Europese wateren op basis van milieuwetgeving of omdat ze onverzekerd zijn. Draai de bewijslast om: laat de eigenaar maar aantonen dat alles legaal is.

Ook de relatie met China biedt mogelijkheden. De enorme export vanuit China van strategische goederen (hoogwaardige chips, lasers, sensoren) stelt Rusland in staat om zijn agressie tegen Oekraïne voort te zetten. In plaats van de Chinezen te vragen in te grijpen – wat weinig kansrijk is – kan Europa ervoor kiezen om de eigen export van die goederen naar China te bevriezen op het niveau van februari 2022. China krijgt dan nog steeds wat nodig is voor eigen gebruik, maar kan niet meer fungeren als doorgeefluik van zulke cruciale technologie aan Moskou.

Ten tweede is er de ideeënstrijd. Het Kremlin slaagt er goed in om met desinformatie, trollenfabrieken en anonieme accounts het publieke debat in Europa te manipuleren. De Europese reactie is vaak traag, versnipperd en een beetje te braaf.

Poetin investeert niet met ontwikkelingshulp, maar met huurlingen, wapens en deals rond mijnbouw en diamanten

Dat kan anders. Tien jaar terug is EUvsDisinfo opgericht. Dat team doet goed werk door systematisch en snel de Russische propaganda en leugens te ontmaskeren. Alleen telt het slechts een handjevol mensen. Er is op dit gebied daarnaast een enorme slag te slaan door fors te investeren in onafhankelijke, lokale media in de Balkan of Afrika, zeker nu de VS dit niet meer doen. Ook is er een meer gedifferentieerde aanpak nodig: spreek de bevolking aan in haar eigen taal. In Zweden hebben ze in 2022 een Psychologisch Verdedigingsagentschap opgericht, om de democratie te beschermen tegen buitenlandse inmenging; een les voor de rest van Europa.

Ten derde moet Europa de Russische invloed in strategische regio’s actiever terugdringen. Poetin investeert daar al jaren – niet met ontwikkelingshulp, maar met huurlingen, wapens en deals rond mijnbouw en diamanten. Europa kan en móet daar iets tegenover stellen, en zich in deze belangrijke gebieden van zijn meest aantrekkelijke kant laten zien.

In de Balkan is het zaak om hervormingsgezinde en pro-EU-krachten te steunen en sancties op te leggen aan landen die dwars liggen. Als het niet lukt om alle 27 EU-landen mee te krijgen, dan moet het maar met een coalition of the willing.

Duidelijk contrast

In Afrika moet Europa zich vooral profileren als betrouwbare partner, een die vasthoudt aan vrijhandel en investeringen in infrastructuur, werkgelegenheid en onderwijs. Laat het contrast duidelijk zijn met wat Rusland (en de VS) te bieden hebben. Ook goed: duidelijke steun voor Afrikaanse wensen om de Afrikaanse invloed te vergroten in multilaterale instellingen, van de VN tot de G20. Op dat gebied heeft Moskou eveneens weinig te bieden. Dit alles geldt ook voor het Midden-Oosten, Centraal-Azië en Latijns-Amerika.

Het goede nieuws: het ondermijnen van de macht van het Kremlin is wel degelijk mogelijk. Europa hoeft niemand om toestemming te vragen. We kunnen zelf stoppen met het kopen van Russisch gas . We kunnen veel actiever zijn in het ontmaskeren van leugens. We kunnen zelf besluiten om meer aanwezig te zijn op die plekken in de wereld waar Rusland zijn invloed heeft uitgebreid.

Misschien zit het grootste probleem niet in Moskou maar in onszelf: in hoe we onze eigen macht en mogelijkheden zien. De EU heeft van alles, maar geen overschot aan strategisch besef of politieke lef. Wie macht wil beteugelen, moet zelf macht durven inzetten – Europa kan en moet dat nu doen.

Lees ook

Oekraïne en Europa kunnen niet rekenen op Trump, maar moeten hem wel te vriend houden

Een informatiescherm op straat in Moskou meldt het telefoongesprek tussen Poetin en Trump op 19 mei. Foto Pavel Bednyakov/AP


Opinie | Vlog-ouders als nieuwe criminelen

Het gaat deze week nogal veel over vlogfamilies. Staatssecretaris Jurgen Nobel (VVD) kondigde strengere wetgeving aan, de redenatie is simpel: er wordt geld mee verdiend, dus dit zijn geen hobbyprojecten, dit is werk. En we hebben met z’n allen bedacht dat kinderen niet te veel moeten werken.

Nobel was te gast bij Eva, waar schande werd gesproken van de praktijken. Voortdurend werden beelden herhaald met geblurde kinderen, waardoor je het gevoel kreeg naar een misdrijf te kijken. Psychiater Esther van Fenema hoefde geen patiënt te zien om een diagnose te stellen: dit is kindermisbruik. En die ouders weten dondersgoed wat ze doen, voegde advocaat Veerle Hammerstein eraan toe.

Het is gek hoe zoiets loopt: jarenlang kraaide er geen haan naar de familievlogs terwijl er duizenden overduidelijk gesponsorde video’s op YouTube stonden waarin het wemelt van de kinderen. Opeens is het een maatschappelijk probleem dat zo snel en zo stevig mogelijk moet worden aangepakt.

Het enige wat daarvoor nodig is, is iemand die de juiste vragen stelt. Tim Hofman lichtte in zijn programma Boos geen enkele tegel, hij keek gewoon met experts naar openbare video’s, concludeerde dat het niet in de haak was en vroeg aan de staatssecretaris wat hij daaraan ging doen. Agenderen, noemen we dat dan met een niet al te duur woord.

Bij mij ontbreekt het blijkbaar aan journalistieke scherpte, want agenderen is nooit in me opgekomen, terwijl ik uren aan beeldmateriaal grondig heb geanalyseerd. Meer specifiek: vlogfamilie De Bakkertjes. Ze hebben nu 413 duizend volgers, maar ik ben er sinds het prille begin bij. Ik zag hoe hun jongste dochter werd geboren, hoe de oudste zoon kampioen werd met voetbal, ik zag de haarlijn van de vader steeds verder terugtrekken en dankzij een door Globalhair gesponsorde haartransplantatie weer een forse stap vooruit zetten, ik zag dat de oudste zoon een eigen gamekanaal startte en dat de moeder de camera het liefst ontwijkt.

Maar ik zag vooral heel veel challenges: hoe lang kunnen de kinderen op een kleed blijven zitten? Hoeveel frikandellen kunnen ze eten? Wat gebeurt er als je 24 uur lang je zusje pest? Of als je een kind van vier alle boodschappen laat doen voor de hele week?

Voor mij is het allemaal bijvangst, want het gezin interesseert me nauwelijks. Het gaat mij om het huis waarin ze wonen. Meestal ga ik met mijn cursor over de tijdbalk waardoor een thumbnail verschijnt en dan schuif ik langzaam op naar rechts, op zoek naar beelden van de woonkamer, de trap, de badkamer of de tuin. Ik wil weten wat voor vloer er ligt, hoe de slaapkamers zijn verdeeld en waar pappa zijn gigantische zwarte Dodge RAM 2000 parkeert.

De reden van mijn fascinatie is dat ik opgegroeid ben in het huis van De Bakkertjes. Ik woonde er tussen mijn zesde en mijn negentiende samen met mijn ouders en mijn twee broers, mijn zus was al het huis uit. Mijn vader kocht het houtkacheltje dat er nog steeds staat, de bekleding die mijn moeder koos voor de trap is nog hetzelfde, maar de keuken is nieuw en onze tuin met allerlei bloemen en een vijver vol kikkers is nu een kunstgrasmat met een ingegraven trampoline. Ik kijk de video’s uit melancholie, ik zal me nooit meer ergens zo onbezorgd voelen als daar.

Als ik naar de kinderen kijk die er nu wonen, ben ik blij dat er toen nog geen sociale media bestonden. Het lijkt me stressvol, al helemaal als er de hele tijd content geproduceerd moet worden. Maar de kinderen zijn ook niet geholpen als we hun ouders neerzetten als criminelen. Het is een relatief nieuw online fenomeen en wetgeving loopt dan altijd een beetje achter.

Dat is een probleem, maar we lijken het vermogen kwijt om zo’n probleem in de juiste proporties te beschrijven. „Waarom zou je dit je kinderen aandoen?”, vroeg Nobel zich af. Van Fenema „werd er misselijk van”.

Er was deze week genoeg in het nieuws waar je wel dat soort kwalificaties aan kunt hangen, dit is gewoon iets waar een paar juristen met verstand van internet en arbeidsrecht even goed naar moeten kijken.


Opinie | Universiteitsbestuurders blijven wegkijken als het om de genocide op het Palestijnse volk gaat

Na de invasie van Oekraïne besloten Nederlandse universiteiten tot een boycot van Russische instellingen. Nu weigeren de meeste universiteitsbestuurders, ondanks de voortdurende genocide op het Palestijnse volk, hun banden met Israëlische universiteiten te verbreken. Dat niet alleen: deze ongekozen mannen en vrouwen in dure pakken smoren actief de stemmen van hun eigen stafleden en studenten. Hun grondrechten worden beperkt, de politie wordt keer op keer op hen afgestuurd. Afgelopen maandag nog gebruikte de politie in Utrecht veel geweld bij de ontruiming van een universiteitsgebouw dat bezet was door demonstrerende studenten. Ik ben alweer een illusie armer: de universiteit is geen vrijplaats voor kritisch debat. Niet alleen de Palestijnen, ook wijzelf moeten worden bevrijd.

In het publieke debat denken sommigen nog steeds dat Israël aan een ‘hogere’ morele standaard wordt gehouden. Maar dat argument is inmiddels flauw, lui en sleets. Het tegendeel is aantoonbaar het geval. De vraag is: waarom wordt Israël aan géén enkele internationale rechtsnorm gehouden?

Universiteitsbestuurders blijven wegkijken en weigeren zich solidair te tonen met de dode en nog levende Palestijnse wetenschappers, intellectuelen en studenten. Geen enkele universiteit staat nog overeind in Gaza. ‘Genocide’ gaat niet uitsluitend over het uitmoorden van een volk. Het omvat ook deze scholasticide: de vernietiging van gebouwen, bibliotheken, musea, boeken, pennen, schriften, gummen – alles wat het leven leven maakt, wordt uitgegumd. Nederlandse universiteiten komen hun ethische plichten niet na, waarmee ze deze scholasticide geen strobreed in de weg leggen.

Waarom een boycot? Omdat Israël bezig is om de Nakba, de etnische zuivering van Palestijnen, tot zijn einde te brengen. Een institutionele boycot van universiteiten is een pressiemiddel om een land, of dat nou Rusland, China of Israël is, te houden aan internationale rechtsnormen. Let wel: een academische boycot richt zich op Israëlische instituties die aantoonbare banden hebben met legeronderdelen of kennis produceren ten behoeve van de bezetting en onderdrukking, en níét op individuele wetenschappers.

Vorig jaar zei VU-bestuursvoorzitter Margrethe Jonkman: „Wetenschap is geen politiek.” Een op zijn minst aanvechtbare, kwestieuze stelling. Verderop beweerde ze, schijnbaar zonder gêne: „Wat betreft Oekraïne hebben de EU en de Nederlandse regering een duidelijk standpunt ingenomen, dat we volgen als universiteit.” Een volgzame universiteit? De universiteit als verlengstuk van buitenlandse politiek? Ik viel van mijn stoel.

Wanneer universiteiten stelling nemen over Oekraïne, heet dat ‘neutraal’. Wie zijn stem laat horen over Gaza, is ineens ‘politiek’. Oftewel: het neutrale valt altijd samen met de heersende macht en gevestigde belangen. Maar wie moreel dubieus en selectief te werk gaat, kan niet óók neutraal zijn. Wie met twee maten meet, is per definitie politiek vooringenomen. Die neutraliteit hebben universiteitsbestuurders zelf op de vuilnisbelt der westerse beloften gegooid.

Tegelijk wil de universiteit meer zijn dan een diplomafabriek. Geen kweekschool voor managers die alleen hun papiertje komen ophalen. Niet voor niets is ‘verantwoordelijkheid’ de eerste kernwaarde van de VU. „We stimuleren onze studenten en medewerkers om zich nuttig en met passie in te zetten voor een betere wereld.” De inzet van deze demonstrerende studenten getuigt blijkbaar van een verkeerde passie (voor de verkeerde zaak).

Eenieder aan een universiteit draagt die verantwoordelijkheid. Moreel leiderschap, ook als de regering het laat afweten, toon je als universiteit op momenten dat het ertoe doet, niet na de feiten, niet na de doden, niet nadat er niets meer op het spel staat. Waarom zwijgt het merendeel van mijn academische collega’s over een van de meest urgente kwesties van dit politieke moment? Waar is de massale intellectuele (en emotionele) verontwaardiging over deze genocide, waar onze regering en instituties medeplichtig aan zijn? Sommigen willen niet politiek zijn. Maar wie zwijgt, heeft een moreel en politiek standpunt ingenomen.

Juist aan universiteiten tonen begrippen als ‘diversiteit en inclusie’ hun failliet. Je mag er heus bij horen, zolang je grote delen van jezelf achterlaat bij de poort, zolang je ijverig studeert en de vrede bewaart. Welkom, mogen we je fotograferen voor onze wervingsbrochure, maar houd verder wel even je mond over Gaza, oké? Het afgelopen jaar draaide het veelal om ‘veiligheid’ aan universiteiten en volgden maatregelen die bepaalde groepen vooral onveiliger maken: id-controles, beveiligers, elektronisch toezicht, undercoveracties en politiegeweld. Blijkbaar vinden bestuurders het prima wanneer de politie die andere studenten neerknuppelt en traumatiseert. De selectieve bescherming van minderheden, maar ook minderheidsstandpunten, is kraakhelder geworden. Het is veelzeggend dat de goegemeente zich druk maakt om Trumpiaanse ontwikkelingen elders. Zo sluiten we zelfgenoegzaam onze ogen. Bestuurders in Nederland handelen nu al repressief, schaden grondrechten en ondermijnen de democratie van binnenuit.

Lees ook

De internationale kritiek op Israël zwelt aan: hoe kijkt de wereld naar de oorlog in Gaza?

Begrafenis van Palestijnen die gedood zijn door Israëlische aanvallen in Gaza-Stad.

De studenten die hun stem verheffen, hebben de waarheid, het hoogste streven van een universiteit, aan hun zijde. Toekomstige generaties zullen niet mild oordelen wanneer ze de geschiedenisboeken openslaan. Ze zullen lezen hoe burgemeesters, bestuurders en politieagenten een dominant verhaal met veel geweld in stand hielden. Een blik op de geschiedenis van studentenprotesten leert ons echter: zij stonden telkens aan de goede kant.

Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’


Tv-recensie | Hartverscheurend om te zien dat Freek de pijn niet meer kan verdragen – hij wil zoveel en kan zo weinig

De documentaire Omarm me (NPO 2) is het meest aangrijpende uur televisie dat ik in lange tijd heb gezien. Het gaat over Freek, een aimabele jongen die een vrolijk jaar beleeft. We zien hem in een helikopter boven Manhattan vliegen, feesten op een dancefestival. Steeds omringd door liefhebbende, zorgzame vrienden en familie. Freek gaat op zichzelf wonen en geeft een groot feest voor zijn eenentwintigste verjaardag. Dat verjaardagsfeest is echter ook zijn afscheidsfeest.

Door zuurstofgebrek bij zijn geboorte heeft Freek cerebrale parese, hij kan zijn spieren niet aansturen. Hij zit in een rolstoel, heeft altijd pijn, kan niet praten. Met een laser op zijn bril kan hij wel een toetsenbord bedienen waardoor hij kan communiceren met de buitenwereld. Ook krijgt hij een spraakcomputer. We zien hem in de supermarkt rondrijden, hij zegt „goedemorgen” en „mooi weertje” tegen de andere klanten die daar nauwelijks op reageren. Communicatie blijft een probleem.

Hij typt sombere zinnetjes: „Machteloos eenzaam gevangen.” En: „Ik verlang naar de vrijheid dat ik los ben van mijn lichaam.” In het zwaar gehandicapte lichaam zit weliswaar een sprankelende, intelligente geest, maar de levenslust is er vanaf. Altijd pijn, hij wil zoveel en kan zo weinig. Lang hoopte Freek dat het beter zou worden, maar dat is niet zo. Nu wil hij euthanasie. Uit zijn lichaam.

Dat is hartverscheurend maar wel begrijpelijk, dankzij dit liefdevol portret van regisseur Wytzia Soetenhorst. Andere programma’s als Je zal het maar hebben laten doorgaans mensen met een beperking zien die een enorme levenskracht hebben. Die er wat van maken. Dat is natuurlijk geruststellend, en een tegenstelling die het goed doet op tv. Maar Omarm me laat zien: soms is alle liefde en schoonheid gewoon niet toereikend.

Dankzij de spraakcomputer kan Freek ook zelf de voice-over doen van de documentaire. Soetenhorst maakt er spaarzaam gebruik van. Liever laat ze zonder commentaar de zwijgende Freek zien in zijn dagelijkse leven. Ook mooi is de afwijkende interviewmethode die ze kiest: de neef van Freek probeert te verwoorden wat Freek voelt, die daar dan bevestigend „ja” op zegt. Ongeveer het enige woord wat hij kan zeggen.

Terug naar het woonwagenkamp

Ook Louisa voelde zich gevangen in haar lichaam. Maar voor haar was er wel een uitweg. Ze werd geboren als de jongen Lowieke in een woonwagenkamp in Venlo. Als transmeisje werd zij daar niet geaccepteerd, ze moest het kamp verlaten en was een tijdje dakloos. Samen met haar man Rowan heeft zij sinds 2014 haar eigen serie op vrouwenzender TLC. In de nieuwe reeks Louisa & Rowan: Terug naar het kamp keert Louisa voor het eerst sinds jaren terug naar de gemeenschap van ‘reizigers’ die haar verstootte. Het duo gaat tijdelijk in een caravan wonen om rondrijdend de reizigerscultuur te onderzoeken.

Bovenstaande inleiding geeft misschien de indruk dat dit een serieus programma is over transgenderisme en gemarginaliseerde groepen. Louisa & Rowan is echter puur amusement waarin het duo van alles onderneemt louter omdat het vermakelijke tv oplevert. Het ongemak van een caravan in de winter is daarin belangrijk, alsmede de bonte aankleding. Louisa en Rowan lopen rond in huispakken waardoor ze eruitzien als enorme knuffeldieren. Een priester komt met wierook en wijwater hun caravan inzegenen. Nicht Johanna, die tot de vaste entourage behoort, legt uit: „We zeggen al heel snel: wij zijn vervloekt, dus dan kan zo’n gebed geen kwaad.”

Dikke pret, maar terloops krijg je zo wel een kijkje in het leven van reizigers. En er is ook ruimte voor serieuze gesprekken. Onder het genot van een kop „kamperssoep” vraagt Louisa aan het echtpaar Ben en Jaan hoe het zit met de acceptatie van hun zoon die gay is. Nou dat ging moeizaam, maar ze zijn bijgedraaid. Jaan zegt: „Vroeger was het een schande maar nu mogen de homo’s trouwen en is het normaal. Het zijn ook mensen net als wij ook.”

Louisa zegt dat ze liever gewoon een jongen was geweest, waarna Jaan haar geruststelt dat ze nu eenmaal zo geboren is. Dat doet Louisa zichtbaar goed: „Mijn vader dacht dat het door Jerry Springer kwam.”


Column | Extreemrechts verslaan is werk van lange adem. Maar het kan

De nieuwe president van Roemenië is wiskundige. Nicusor Dan studeerde in Roemenië en Frankrijk. Zijn proefschrift draagt de titel: Courants de Green et prolongement méromorphe.

Heerlijk dat zo iemand, tegen de klippen op, president is geworden. Terwijl zijn rivaal, de extreemrechtse George Simion, met Trumps zegen Europa afreisde met plannen om Moldavië en het Roemeenssprekende deel van Oekraïne bij zijn land in te lijven, en alle artikelen over de Roemeense verkiezingen domineerde – tot en met een paginagroot interview in de Neue Zürcher Zeitung – ging Dan, de wiskundige nerd, in Boekarest gewoon door met waar hij al die jaren mee bezig is: anticorruptiecampagnes en het gevecht tegen de maffia. Hij eindigde begin mei in de eerste ronde 21 procent achter Simion, maar veranderde zijn verhaal niet. Geen jota. Geen scheldpartijen tegen migranten. Geen gekat op Brussel, ook altijd een crowd pleaser. Dan hield koers en bleef zichzelf. Hij bleef weigeren om het identiteits-‘debat’ te voeren, omdat extremisten dit altijd gebruiken om de aandacht van echte problemen af te leiden, zoals rechtvaardigheid, eerlijkheid en sociale gelijkheid. Hij bleef consequent focussen op zijn toekomstbeeld van Roemenië: Europees, pro-NAVO, pro-Oekraïens.

Dat juist zo’n man zondag met ruime voorsprong de verkiezingen won, ontkracht in één keer het verhaal dat afgelopen maanden opgeld deed in Europa: dat het trumpisme extreemrechts in Europa versterkt en dat we er uiteindelijk allemaal aan gaan.

Mooi niet. Dans victorie is de zoveelste bevestiging van het feit dat Europa Amerika niet is. Trump steunt de AfD, de CDU wint. Trump steunt de Poolse PiS-kandidaat, en de kandidaat van de centrumrechtse regerende coalitie wint – met de hakken over de sloot en ‘we moeten maar zien wat de tweede ronde brengt’, maar toch. In Portugal wordt de uiterst rechtse partij Chega sterker maar eindigt toch ‘slechts’ als derde. Trump twittert „free Marine Le Pen” en ze weet niet hoe snel ze van onderwerp moet veranderen. Soms zou je bijna willen dat Trump onze Wilders eens omarmde. Dan waren we misschien sneller van hem af. Van hem, van zijn negativisme, zijn onrechtsstatelijkheid en grofheid en bovenal zijn enorme onvermogen echt iets te doen aan problemen waar mensen mee zitten. Niet alleen in Nederland maar overal draagt extreemrechts niets bij aan oplossingen. Oplossingen maken mensen tevreden, en de basis voor extreemrechtse populisten is niet tevreden mensen maar ontevreden mensen.

Soms zou je bijna willen dat Trump onze Wilders eens omarmde

Daarbij: Europeanen zijn anders ontevreden dan Amerikanen. Europa heeft een grotere middenklasse, die stabiliteit wil. Die wil verandering, geen revolutie. Velen zijn uitgekeken op geprofessionaliseerde politieke partijen. Ze zijn bereid om wat anders te proberen – een outsider bijvoorbeeld, zoals een zakenman – een trend die begon in Italië. Maar zodra zo iemand buurlanden wil annexeren en legale migranten deporteren, denken de meeste Europeanen: nee.

Trump dumpt nu migranten in Zuid-Soedan. Maar toen de AfD deportatie had besproken, was Duitsland te klein. In Roemenië schond Simion met knokploegen begraafplaatsen van de Hongaarse minderheid, om vervolgens naar hun stem te hengelen. De Hongaren stemden echter collectief op Dan – tegen Viktor Orbáns advies in (ook zijn dagen zijn geteld). In de VS zijn weinig staatsvoorzieningen meer, geen staatsomroepen, er zijn amper nog uitkeringen. Mensen zijn desperaat en kiezen voor een witte supremacist die het ‘systeem’, waar zij toch niks uit halen, kapotmaakt. Dat er achter Trump keiharde ideologen schuilgaan als techondernemer Peter Thiel, een doodenge, fundamenteel anti-democratische man, interesseert ze niet.

Ja, extreemrechts groeit in sommige Europese landen. Het antwoord daarop is niet migratie nog verder te beperken (dat bevestigt de extremisten enkel) of te jeremiëren over oprukkend ‘fascisme’, maar juist om democratische instituties te versterken of te vernieuwen. Dat is wat de partijloze Dan al jaren doet als burgemeester van Boekarest. En de loco-burgemeester van Boedapest, Ákos Hadházy. Het is werk van lange adem, onzelfzuchtig, toekomstgericht. De maffia bevechten, de rechterlijke macht beschermen, de publieke zaak ondersteunen. Zo versla je extreemrechts.


Column | De kick van het zetten van een kraak

Klaar op de bank zit Paul Kassel (54). Hij gaat vertellen over zijn leven. Voor de gelegenheid heeft hij zijn zwarte pak aangetrokken en nette, zwarte schoenen. Hij woont in een instelling ergens in Zuid-Holland. Zijn begeleider Frank is er ook.

Paul Kassel groeide op in Rotterdam, op Noordereiland, vlak naast de Erasmusbrug. Op zijn tiende stal hij speelgoed uit de Bart Smit en kleding uit de Bijenkorf. Zo begon een lange carrière in de criminaliteit.

Zijn moeder was een lieve vrouw, vertelt hij, zijn vader heeft hij nooit gekend. Voor Paul en voor zijn drie oudere zussen was er weinig geld, ze leefden van een bijstandsuitkering.

Als tiener raakte hij verslaafd aan de fruitautomaat in de snackbar. Zijn moeder heeft hem er nog een keer schreeuwend achter vandaan gesleept. Maar het hielp niets. Het was de rush. De adrenalinestoot. Hij moest.

Het werd Holland Casino op z’n achttiende. Black Jack. Roulette. Dat waren zijn vrienden. Miljoenen euro’s heeft hij vergokt. Echt! Niet in één keer natuurlijk. In z’n hele leven. Wel een keer een ton in twee weken. Alles wat hij had verdiend. Verdiend? Ja, met inbreken.

Paranoïde schizofrenie was de diagnose op z’n twintigste. Hij kreeg verkeerde medicatie: Prozac, terwijl hij een antipsychoticum had moeten hebben. Hij dronk vaak en veel.

Hij was kampioen snelkraken. Niet om te bluffen, hij was gewoon sneller dan anderen. Van woninginbraak hield hij niet. Van dure winkels wel. Spullen meegraaien en verkopen. Over verbijsterde of getraumatiseerde verkopers dacht hij niet na. Het ging om het geld.

Hij overleefde talloze schietpartijen en ruzies. Een keer werd hij ingerekend door een arrestatieteam. Dat was nadat hij zelf was gaan schieten voor een café in de Oude Haven. In de lucht weliswaar, maar toch.

Een andere keer, na een opgefokte woordenwisseling aan de bar van café De Witte Aap, stak hij een man met een kartelmes. Hij had liefdesverdriet, zegt hij nu. Hij kon de moeder van zijn zoon niet vergeten. Kassel rende weg, kwam bij zinnen, belde met een bebloede hand de politie om zichzelf aan te geven en vroeg ook om een ambulance.

Het slachtoffer overleefde ternauwernood de steek in de hartstreek. Kassel kreeg 48 maanden celstraf. In hoger beroep gingen daar negen vanaf. Achteraf kwam de spijt.

Een psychose is een marathon lopen in je hoofd, zegt Kassel. De gevangenis was daarom vaak een zegen. Daar kreeg hij de structuur en regelmaat die hij buiten miste. Alles bij elkaar zat hij dertien jaar achter de deur. Zijn strafblad telt 26 pagina’s.

Op zijn veertigste kreeg hij de juiste medicijnen. Niet dat hij plotsklaps een keurige gozer werd. Een kraak zetten, bleef een kick. Ook een soort verslaving. Net als de drank en shag.

Altijd op de vlucht, vijanden, schulden, een briefje met een kogel in de brievenbus: je moet betalen, vriend!

Het moest een keer stoppen.

In de instelling voor mensen die extra zorg nodig hebben, heeft hij rust. Hij is bekeerd tot christen en liet zich dopen. Hij neemt tijdig medicijnen en heeft goed contact met zijn zoon. De wanden van zijn kamer staan vol woorden, losse zinnen, uitroepen en uitspraken in rode stift. Hij zet Senseokoffie.

En op advies van begeleider Frank schreef hij een boek. Paul Kassel vertelde. Frank typte. Het duurde een jaar.

Deze week is het boek verschenen, in kleine oplage. Voor familie en vrienden. En voor zijn advocaat. Het werd feestelijk gepresenteerd. Een boek, zegt Frank, kun je in de kast zetten. Dan hoef je niet de hele tijd met je verleden bezig te zijn. Kun je vooruitkijken.

Dat klopt, zegt Paul Kassel. Hij hoopt dat het boek over zijn leven wordt verfilmd. En dat het dan een kaskraker wordt. Dan heeft hij er toch nog wat aan gehad.

Sheila Kamerman ([email protected]) doet wekelijks ergens vanuit Nederland verslag.


Hoe AI mijn werk verandert. Vandaag al.

Iedereen in mijn omgeving experimenteert met AI. Sommigen met tegenzin, omdat ze vinden dat het tot bloedeloze ideeën leidt. Anderen gaan er vol voor, omdat ze geloven dat alles wat door AI gedaan kán worden ook door AI gedaan zál worden.

Wat ze echter allemaal delen is de grote verbazing over wat er nu al kan. Geldt ook voor mij.

Wat gebruik ik nu?

De afgelopen maanden heb ik van alles geprobeerd. Dit zijn de voorlopige blijvertjes.

1. Podcasts via NotebookLM. Je uploadt een stapel artikelen en even later heeft NotebookLM (van Google) er een hele goede podcast van gemaakt, met natuurlijk klinkende stemmen. Zo spijker je snel en prettig je kennis bij.

2. Artikelen ‘interviewen’ via ChatGPT. Een wetenschappelijk artikel uploaden (of twintig) en daarna alles vragen wat je wilt. Vat eens samen. Korter. Langer. Leg die onderzoeksmethode eens uit. Wat is de rode draad?

3. Een eigen turbo-geheugen. Een slimme TU’er heeft voor mij een eigen assistent gebouwd binnen ChatGPT. Daarin staan alle 632 columns die ik tot nu toe schreef voor NRC. Op die manier kan ik supersnel mijn eerdere research en schrijfsels checken.

Waar gaat dit naartoe?

Het gaat snel. Volgens onderzoek van McKinsey worden AI-tools drie keer zo vaak op het werk gebruikt als managers denken. En 70 procent van de ondervraagde medewerkers verwacht dat AI binnen twee jaar minstens een derde van hun werk zal overnemen.

Moeten die mensen vrezen voor hun baan? Ik las in De Correspondent over de inzichten van hoogleraar Anna Salomons. Korte samenvatting: technologie neemt geen banen over, maar taken. We moeten de komende tijd ontdekken welke taken naar AI kunnen en welke we zelf moeten of willen blijven doen. Oftewel: waar ligt de meerwaarde van mij als menselijke arbeidskracht?

Je denkt dan al snel aan dingen als emotie, relatie en empathie. Maar klopt dat idee?

De Harvard Business Review onderzocht de ontwikkeling in AI-gebruik. Opmerkelijk: in 2024 groeide vooral het ‘emotionele gebruik’. Voor therapie, gezelschap, persoonlijke ontwikkeling en nadenken over zingeving. Ai.

En de ethische kant?

Veel mensen maken zich zorgen over de risico’s van AI. Zoals groeiende ongelijkheid, versterking van vooroordelen, desinformatie, misbruik van intellectueel eigendom, het enorme energiegebruik en de toenemende macht van machines.

Heel eerlijk? Ik dacht tot voor kort: te ingewikkeld. Dat is meer iets voor mensen die heel veel slimmer zijn dan ik en heel veel meer begrijpen van AI. Mensen als de Nobelprijswinnaars John Hopfield en Geoffrey Hinton.

Maar Phaedra Boinodiris bracht mij op andere gedachten. Zij is verantwoordelijk voor ‘trustworthy AI’ bij IBM. Volgens haar is het essentieel dat een zo divers mogelijke groep mensen meepraat over de toekomst van AI. Via democratische instituties die regels opstellen, maar ook door na te denken over AI-codes voor onze bedrijven.

Daarvoor is het volgens Boinodiris essentieel dat we werken aan onze AI-geletterdheid: het vermogen om kunstmatige intelligentie te begrijpen, te gebruiken en te beoordelen.

Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.