Mountainbikes staan stuur aan stuur met elektrische fietsen. Op het parkeerterrein klinkt uit een trailer gehinnik. De paden, routes en tracks van de Loonse en Drunense Duinen, restant van een prehistorische zandverstuiving, vormen met de appelpunten en kroketten van De Rustende Jager sinds jaar en dag een onweerstaanbare combinatie.
Het is een gewone maandagmiddag, maar de zon schijnt en ook op zulke dagen is het rond de pleisterplaats dan altijd druk. Hoe druk? Deze maandag waren het 1.334 bezoekers, met een piek om 11.00 uur ’s ochtends. In de hele maand mei tot en met die maandag waren het er precies 29.271. Oké, misschien iets meer, maar die hadden dan geen mobieltje bij zich, of geen app open staan die locatiegegevens deelt.
De organisatie achter VisitBrabant, vrijetijdsmerk van de provincie, lanceerde in april Wandelstarter. Die site toont op een kaart 218 startpunten van bewegwijzerde wandelroutes met een lengte van maximaal 10 kilometer en parkeergelegenheid. „Selecteer een opstappunt en ga onbezorgd op pad!”
Alleen doen veel mensen dat helemaal niet, zegt projectleider Fabio Tat (39) op het terras van De Rustende Jager. Hij klapt zijn laptop open, klikt op een kaart, waarna vanuit alle hoeken dikke en dunnere pijlen neerdalen op de Loonse en Drunense Duinen. „Wij weten waar jouw smartphone slaapt”, zegt hij. Uit de omliggende gemeenten Tilburg, Oisterwijk en Loon op Zand komen de dikste pijlen, maar Rotterdam zit ook in de toptien.
„Op zondagochtend bedenken ze bij het ontbijt dat ze een wandelingetje willen maken, bereiden zich niet voor en rijden dan naar iets wat ze al kennen”, zegt Tat. „Dichter bij Tilburg heb je bijvoorbeeld het nieuw ontwikkelde Landschap Pauwels. Daar kun je ook prachtig wandelen, maar veel mensen weten het nog niet. De Drunense Duinen mogen wel wat minder druk en naar Pauwels wil je juist meer mensen sturen. De kunst wordt om hun vaste patronen te doorbreken.”
Hoe? Vooralsnog door gewenste, bezoekluwe opstappunten „aan te bevelen”. Maar het kan ook door te drukke punten „op rood te zetten of helemaal niet meer te tonen”. Dan verandert nudging, een subtiel duwtje in de gewenste richting, in crowd control, althans voor wie de moeite neemt om op Wandelstarter te kijken. Volgens Tat is dat nog niet aan de orde, ook omdat het project nog in de pilotfase zit.
Verkeersstromen managen via geanonimiseerde locatiegevens is niets nieuws. Routeplanners en navigatiesystemen maken er al lang gebruik van. In coronatijd hebben overheden er veel ervaring mee opgedaan bij het vormgeven van de anderhalvemetersamenleving (en het beheersen van rellen).
Argaleo in ’s Hertogenbosch, verwerker van de locatiedata achter Wandelstarter, is in die tijd groot geworden. Nu levert het bedrijf ook wat het noemt Digital Twins aan steden. Zo’n ‘digitale tweeling’ visualiseert in real-time bezoekersstromen en knelpunten. In Maastricht loopt zo’n dubbelganger mee „om de binnenstad nog aantrekkelijker te maken voor investeerders in commercieel vastgoed”.
Van ‘smart cities’ naar ‘smart nature’ is een kleine stap. Ook andere Europese landen experimenteren ermee. Wie alleen een frisse neus komt halen, moet zich realiseren dat hij ook dan een bundeltje data is. Maar niet overal. Zo geloofde schrijver en wandelaar John Jansen van Galen lang dat je in Nederland niet kunt verdwalen. Tot die keer in het hart van de Loonse en Drunense Duinen, waar „golvende zandwoestenijen, begrensd door dennenbossen waarachter nieuwe zandvlakten gapen, allemaal op elkaar lijken.” En hij geen bereik had.
Hans Steketee doet elke maandag ergens vanuit Nederland verslag.
De drie rechters proberen het vandaag met Ahmad (22) zo onbewogen mogelijk te houden. Maar dat wil niet steeds lukken. Ook door Ahmad zelf. Die probeert én gevoel te tonen én te beweren er „niks mee te maken te hebben”. Maar wel dat het „vreselijk” is. Bijvoorbeeld „als het mijn ouders zou overkomen”. Maar het is zijn ouders niet overkomen, maar juist een stuk of vijf ándere bejaarden. Die hebben zich aan de deur sieraden laten ontfutselen, cash, pinpassen, trouwringen, iPads. En nu, een half jaar later, zijn ze nog steeds angstig en ontredderd als de bel gaat. Ahmad zou een hoofdrol hebben gespeeld.
Vijf minuten voor de zitting arriveert z’n advocaat, die een hand geeft, zwijgt en in z’n telefoon verdwijnt. Hij zal hem routineus verdedigen: vrijspraak graag, want het bewijs is te zwak en de conclusies zijn speculatief. Van méér gevangenisstraf dan de 103 dagen voorarrest „zal de maatschappij niet beter worden”. Een taakstraf is beter. „Cliënt vertoonde bij arrestatie geen pro-criminele houding” en hij stelde zich „begeleidbaar” op. Dit was z’n eerste misdrijf. En: „Dit zien we vaker”.
In de andere toga’s broeit echter boosheid. De officier wil van Ahmad weten „in je eigen woorden” wat hij dan „zo erg vindt”. Eén rechter bitst dat „zwijgrecht wel héél makkelijk” is. Of hij ook „nadenkt over de gevolgen”? Is het ook niet „onvoorstelbaar lelijk” om zoiets te doen?
Ik zou zelf niet willen dat mensen dit mee moeten maken.
Maar ik heb niks gedaan, zegt Ahmad terug. „Ik zou zelf niet willen dat mensen dit mee moeten maken.” Dat zijn loze woorden, schampert de rechter. „Die zijn niets waard”. Aan het eind van de zitting erkent Ahmad te hebben geleerd van „mijn fout”. Maar die blijft dan beperkt tot de afspraak via Snapchat om voor 100 euro „een tas” op te halen. Alleen blijkt uit het onderzoek dat Ahmad ten minste vier maal hoogbejaarden ook elders kostbaarheden aan de deur afhandig maakte.
Eerst werd hen dan telefonisch wijsgemaakt dat er „politie in burger” zou komen om hun kostbaarheden in veiligheid te brengen in een „kluis van De Nederlandse Bank”. Dat was nodig omdat er „in de buurt” een klopjacht gaande was op overvallers. Of omdat „vanuit het buitenland” geprobeerd was geld af te schrijven „van uw rekening”. De pinpas moest dan „omgeruild”. Degene die aan de deur zou komen kende dan een bepaalde cijfercode. De telefonist was dan „van de politie” of „van de bank”. De telefonades konden uren duren.
Dat Ahmad tenslotte door de politie „uit z’n auto werd getrokken” was de verdienste van één 94-jarige die 112 belde. De „beloofde 100 euro” kreeg Ahmad nooit, vertelt hij de rechters. Wie hem dan via Snapchat had gerekruteerd, geen idee. Maar waarom had hij dan 3.000 euro cash op zak, toen hij werd gearresteerd? Gewonnen in het casino, zegt hij, bedoeld voor een vakantiereisje.
Het voorarrest had hij „heel zwaar” gevonden. In een cel en dan maar „denken, denken, denken”. Het herinnerde hem aan het leven tot z’n zestiende in het Arabische vaderland waar z’n familie onder oorlog en vervolging leed. Van die andere babbeltrucs weet hij niks.
De rechtbank noemt zijn handelwijze slinks, geraffineerd en gewetenloos
De voorzitter leest op vlakke toon het technisch bewijs voor. Z’n auto was door de kentekencamera’s op weg naar de slachtoffers gesignaleerd, z’n telefoon was fysiek in hun buurt gesignaleerd, zijn nummer was gebruikt. Op z’n telefoon een filmpje waarin hij met „waaiers briefgeld” pronkte. En waarom zocht hij op internet op „goud” en op horlogemerken? Het signalement van de „haler” klopte. De kletsverhalen en valse namen waren in al die gevallen vrijwel identiek. „Zwijgrecht”, zegt Ahmad.
De officier meent dat er overtuigend bewijs is voor alle gevallen van oplichting. Hij heeft „groot leed” teweeggebracht, ze noemt de babbeltrucs „geraffineerd”. Op basis van de richtlijnen eist ze 20 maanden cel, waarvan 6 voorwaardelijk met twee jaar proeftijd. De schade die de slachtoffers eisen, zo’n 65.000 euro, moet hij ook vergoeden. En wel direct aan de staat, die dat voorschiet aan de slachtoffers, mits de rechter dat beslist.
Het oordeel
De rechtbank veroordeelt Ahmad tot 16 maanden cel, waarvan 4 voorwaardelijk wegens oplichting „door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels”. Hij krijgt twee jaar proeftijd en toezicht van de reclassering die bestaat uit leefstijltraining „of een andere gedragsinterventie” gericht op verslaving en middelengebruik. Tijdens de proeftijd moet hij begeleid wonen, werken of een opleiding volgen en inzage bieden in z’n financiën „om aan te kunnen tonen dat zijn schulden niet verder oplopen en zich houdt aan de afbetalingsregelingen”.
De straf is iets lager dan geëist omdat de rechtbank het plegen „gekwalificeerde diefstal” in vereniging niet bewezen acht. Daarvoor is het nodig dat de goederen onvrijwillig worden afgegeven – daarvan was geen sprake. Ook moet hij mede daarom een iets lager bedrag dan geëist aan schadevergoeding betalen: 61.500 euro. De staat zal dat voorschieten. Bij niet betaling door Ahmad aan de staat moet hij dat tekort „aanvullen” met 323 dagen gijzeling.
De rechtbank noemt zijn handelwijze slinks, geraffineerd en gewetenloos. De oplichting van kwetsbare bejaarde mensen wordt „diep triest” genoemd omdat „de laatste fase van hun leven” nu wordt gekenmerkt door angst en wantrouwen. Hem wordt verweten „geen enkele verantwoordelijkheid te nemen”. Dat hij de gebeurtenissen „heel erg’ vindt noemt de rechtbank „huichelachtig”.
Als Duitsland de militaire dienstplicht herinvoert en de Duitse podcaster Ole Nymoen (1998) opgeroepen wordt, zal hij naar het buitenland vluchten. Of vervangende dienstplicht proberen te doen in bijvoorbeeld een ziekenhuis. In geen geval wil hij door zijn regering naar wat voor front dan ook worden gestuurd. „Liever een slecht leven in een dictatuur dan sneuvelen op het slagveld ”, vindt Nymoen.
Met dezelfde boodschap schreef de jonge socialist en pacifist vorig jaar juli op uitnodiging een stuk in het Duitse weekblad Die Zeit(‘Ik voor Duitsland vechten? Nooit!’). Een van de grote uitgevers in Duitsland, Rowohlt, maakte er samen met hem een boek van. Warum ich niemals für mein Land kämpfen würde, werd in maart gepubliceerd.
Daarna trad Nymoen op in het ene Duitse interviewprogramma na het andere. Eind maart was hij te gast op de Leipziger Buchmesse. Begin april gaf hij een lezing voor een deel van de Duitse vredesbeweging. In het buitenland attendeerde de Financial Times, meestal geen liefhebber van socialisten of pacifisten, lezers op de „opvallende eerlijkheid” van een vertegenwoordiger van gen Z. Het boek stond bijna twee maanden op de bestseller-lijst van weekblad Der Spiegel.
Nymoen, die aan de universiteit van Jena een bachelorgraad behaalde in economie en sociologie, verdient de kost als publicist en met een financieel-economisch kanaal op Youtube (Wolhstand für alle, 52.000 abonnees). Daarnaast is de in Leipzig woonachtige Nymoen actief op socialemediakanalen. In een videogesprek gaat hij in op zijn drijfveren en reacties op zijn boek.
Waarom dit boek?
„Ik erger me al een tijd aan de militaristische sfeer in mijn land. Nie wieder Krieg gold hier heel lang, en moet u ons nu eens zien! Allerlei beroemdheden op leeftijd komen langs om in de media van hun vaderlandsliefde te getuigen en te vertellen dat ze het leger in willen. De regering vergroot de druk op jongeren om het leger in te gaan en maakt de geesten rijp voor herinvoering van de dienstplicht Verder wil de nieuwe CDU-kanselier, Friedrich Merz, honderden miljarden aan wapens uitgeven. Herbewapening is normaal geworden. Ik ga daar niet in mee.”
Wie zijn uw inspiratiebronnen?
„Ik beschouw mezelf als marxist, als internationaal gericht socialist, dus Karl Marx was een inspiratiebron. Van hem heb ik de opvatting dat de belangen van de staat en die van ‘zijn’ burgers verregaand uiteen lopen, en vaak tegengesteld zijn. De staat, zo laat de geschiedenis zien, voert geregeld oorlog tegen andere staten, stuurt daarvoor zijn burgers naar de loopgraven en blijft zelf buiten schot. Ik wil dan ook op geen enkele manier solidariseren met wat voor staat dan ook.
„Oorlog is de ultieme, gewelddadigste vorm van competitie tussen staten die elkaar in het neoliberale tijdperk fel beconcurreren. Vooralsnog verloopt die competitie, naar het lijkt, vreedzaam, via de internationale kapitaalmarkt en arbeidsmarkt met gunstige belastingtarieven voor bedrijven en investeerders. Vreedzaam is het echter allang niet meer voor de mensen van wie de lonen worden gekort, publieke voorzieningen zijn verdwenen of die geen woning kunnen krijgen omdat private equity hele huizenblokken heeft opgekocht.
„Ik wilde daarnaast een boek schrijven waarin ook niet-marxisten zich konden herkennen. Vandaar dat ik te rade ging bij Eric Maria Remarque’s roman Im Westen nichts Neues uit 1929. Hij liet niet alleen de gruwelen van oorlog zien, waar mensen nu vrij gemakkelijk over praten. Van hem hield ik de vraag over: waarom moet ik iemand vermoorden – want dat is oorlog – waar ik persoonlijk niets tegen heb? Wat is dat voor waanzin? ‘Waarom zou ik tegen een Franse schoenmaker of smid moeten vechten’, vraagt een soldaat in zijn roman. Antwoord: ‘Omdat dit van je leiders moet.’
„Ook ik voel me veel meer verbonden met degene die ik moet doodschieten dan met degene die me de opdracht geeft om dat te doen.”
U laat zich ook inspireren door Bertold Brecht, een vooraanstaand communist , en diens toneelstuk Mutter Courage und Ihre Kinder (1939).
„Zeker! De hoofdfiguur, een marktkoopvrouw die door de Dertigjarige Oorlog reist, was voor mij belangrijk. Voor haar staat het verlangen centraal een leven te leiden zonder oorlogsgeweld. Ze stelt haar eigen leven boven de vraag door wie ze geregeerd wordt. Dan kan zelfs de capitulatie van de eigen machthebbers een zegen zijn. De eer is dan verloren, maar verder niets, schrijft Brecht.”
U zelf schrijft: Burger zijn is geen kwestie van geluk maar pech. Meent u dat nou werkelijk?
„Ja, dat meen ik. Ik parafraseer de eerder genoemde Karl Marx. Hij had het in de negentiende eeuw over arbeiders die steeds verder uitgeknepen worden door staat en werkgevers. Dat gebeurt nog steeds. Kijk maar eens wat er bij autofabrikant Volkswagen gebeurt, waar vorig jaar werknemers werd gevraagd flink loon in te leveren. Als dat niet gebeurt, zo werd gezegd, is Volkswagen niet meer concurrerend met het buitenland en zal Volkswagen verdwijnen. Hetzelfde argument werd bij andere bedrijven ingezet, en zelfs voor het korten op sociale voorzieningen. Zo zet de overheid haar eigen burgers tegen de muur.
„Politici zeggen er ook bij: zo is het nu eenmaal. Alsof concurrentie tussen staten een natuurwet is en het vanzelfsprekend is dat Duitsers met Chinezen moeten concurreren om een goed leven. Maar zo zijn we toch niet geboren? Noem me utopist, maar als internationalist droom ik van een wereld waarin niemand zich hoeft af te vragen wie hij beconcurreren of bestrijden moet.”
Toch wonen heel veel burgers veel liever in Europa dan in Rusland. Velen van hen zeggen zelfs bereid te zijn het leger in te gaan om te strijden voor verworvenheden en vrijheden. Dat u dat niet wil, noemen ze ‘geprivilegieerd’ en ‘decadent’.
„Veel burgers? Wie bedoelt u? Als u goed naar de cijfers kijkt, zijn dat er minder dan u denkt. Er is in veel peilingen weliswaar een meerderheid voor herinvoering van de militaire dienstplicht. Maar als je dezelfde mensen vraagt: wil je met een geweer in de hand zelf meevechten, dan kantelt het beeld meteen en is een meerderheid daartegen. Ook in Oekraïne zie je een grote groep mannen van minstens vele honderdduizenden , meestal jong, die de dienstplicht probeert te ontlopen door zich te verstoppen of naar het buitenland te vluchten. Ze zijn bang om door de staat van de straat geplukt te worden.
„En wat betreft dat ‘geprivilegieerde’ van mij: ik leef van het openlijk uiten van mijn meningen. In dat opzicht heb ik met mijn pleidooi meer te verliezen in een dictatuur dan bijvoorbeeld een arbeider die acht, negen uur per dag in een fabriek doorbrengt, en ’s avonds hooguit nog een tweetje kan publiceren.
Nymoen ziet Karl Marx als een van zijn inspiratiebronnen.Foto Christoph Busse
„Na de Tweede Wereldoorlog hebben we inderdaad een lange periode van groei van welvaart en stabiliteit gekend in Europa, maar dat gold lang niet voor iedereen. De militaristische reactie van het Westen zal ons verder uithollen. Om de tientallen miljarden voor de wapenindustrie te financieren, zal onvermijdelijk worden bezuinigd op publieke voorzieningen zoals bijstand en zorg. Daarbovenop krijgen de bovenste lagen lastenverlichting.
„En dan stellen politici van de SPD als [bondspresident] Walter Steinmeier dat het zo goed is voor jongeren om in militaire dienst te gaan of een maatschappelijke dienstplicht te vervullen, omdat ze ‘daarvan persoonlijk groeien’. Dat zeggen dezelfde politici die ten tijde van de SPD-regeringen van Gerhard Schröder (1998-2005) veel voorzieningen uitkleedden. Nu willen ze kennelijk de gaten die twintig jaar lang vielen in bijvoorbeeld de zorg vullen met goedkope jongeren. Ik vind het hypocriet van Steinmeier.”
Veel jongeren zullen uw antimilitaristische houding delen, al was het maar uit eigenbelang. Klopt dat?
„Veel jonge mensen zien de waanzin in van de gedachte van het vermoorden van iemand waar je persoonlijk niks tegen hebt. Maar zo gauw iemand begint over de Russen en hun oorlogsmisdaden in Oekraïne slaat de stemming om, merkte ik in een talkshow waarin ik zat. Dan vinden veel jongeren ineens dat je ten strijde moet trekken tegen Moskou.”
Een logische reactie, toch?
„Veel mensen gaan uit van de gedachte dat staten zichzelf verdedigen om hun burgers te beschermen. Dat klopt niet: Een staat kijkt eerst of het een andere staat een nederlaag kan toebrengen, en zo lang ze dat voor mogelijk houdt, zal ze daarvoor burgers opofferen en naar de loopgraven sturen. Het belang van de burger die wil overleven en dat van de staat die zijn soevereiniteit zeker wil stellen, komen niet overeen.”
Als Duitsland de militaire dienstplicht herinvoert en de Duitse podcaster Ole Nymoen (1998) opgeroepen wordt, zal hij naar het buitenland vluchten. Of vervangende dienstplicht proberen te doen in bijvoorbeeld een ziekenhuis. In geen geval wil hij door zijn regering naar wat voor front dan ook worden gestuurd. „Liever een slecht leven in een dictatuur dan sneuvelen op het slagveld ”, vindt Nymoen.
Met dezelfde boodschap schreef de jonge socialist en pacifist vorig jaar juli op uitnodiging een stuk in het Duitse weekblad Die Zeit(‘Ik voor Duitsland vechten? Nooit!’). Een van de grote uitgevers in Duitsland, Rowohlt, maakte er samen met hem een boek van. Warum ich niemals für mein Land kämpfen würde, werd in maart gepubliceerd.
Daarna trad Nymoen op in het ene Duitse interviewprogramma na het andere. Eind maart was hij te gast op de Leipziger Buchmesse. Begin april gaf hij een lezing voor een deel van de Duitse vredesbeweging. In het buitenland attendeerde de Financial Times, meestal geen liefhebber van socialisten of pacifisten, lezers op de „opvallende eerlijkheid” van een vertegenwoordiger van gen Z. Het boek stond bijna twee maanden op de bestseller-lijst van weekblad Der Spiegel.
Nymoen, die aan de universiteit van Jena een bachelorgraad behaalde in economie en sociologie, verdient de kost als publicist en met een financieel-economisch kanaal op Youtube (Wolhstand für alle, 52.000 abonnees). Daarnaast is de in Leipzig woonachtige Nymoen actief op socialemediakanalen. In een videogesprek gaat hij in op zijn drijfveren en reacties op zijn boek.
Waarom dit boek?
„Ik erger me al een tijd aan de militaristische sfeer in mijn land. Nie wieder Krieg gold hier heel lang, en moet u ons nu eens zien! Allerlei beroemdheden op leeftijd komen langs om in de media van hun vaderlandsliefde te getuigen en te vertellen dat ze het leger in willen. De regering vergroot de druk op jongeren om het leger in te gaan en maakt de geesten rijp voor herinvoering van de dienstplicht. Verder wil de nieuwe CDU-kanselier, Friedrich Merz, honderden miljarden aan wapens uitgeven. Herbewapening is normaal geworden. Ik ga daar niet in mee.”
Wie zijn uw inspiratiebronnen?
„Ik beschouw mezelf als marxist, als internationaal gericht socialist, dus Karl Marx was een inspiratiebron. Van hem heb ik de opvatting dat de belangen van de staat en die van ‘zijn’ burgers verregaand uiteen lopen, en vaak tegengesteld zijn. De staat, zo laat de geschiedenis zien, voert geregeld oorlog tegen andere staten, stuurt daarvoor zijn burgers naar de loopgraven en blijft zelf buiten schot. Ik wil dan ook op geen enkele manier solidariseren met wat voor staat dan ook.
„Oorlog is de ultieme, gewelddadigste vorm van competitie tussen staten die elkaar in het neoliberale tijdperk fel beconcurreren. Vooralsnog verloopt die competitie, naar het lijkt, vreedzaam, via de internationale kapitaalmarkt en arbeidsmarkt met gunstige belastingtarieven voor bedrijven en investeerders. Vreedzaam is het echter allang niet meer voor de mensen van wie de lonen worden gekort, publieke voorzieningen zijn verdwenen of die geen woning kunnen krijgen omdat private equity hele huizenblokken heeft opgekocht.
„Ik wilde daarnaast een boek schrijven waarin ook niet-marxisten zich konden herkennen. Vandaar dat ik te rade ging bij Erich Maria Remarques roman Im Westen nichts Neues uit 1929. Hij liet niet alleen de gruwelen van oorlog zien, waar mensen nu vrij gemakkelijk over praten. Van hem hield ik de vraag over: waarom moet ik iemand vermoorden – want dat is oorlog – waar ik persoonlijk niets tegen heb? Wat is dat voor waanzin? ‘Waarom zou ik tegen een Franse schoenmaker of smid moeten vechten’, vraagt een soldaat in zijn roman. Antwoord: ‘Omdat dit van je leiders moet.’
„Ook ik voel me veel meer verbonden met degene die ik moet doodschieten dan met degene die me de opdracht geeft om dat te doen.”
U laat zich ook inspireren door Bertolt Brecht, een vooraanstaand communist, en diens toneelstuk Mutter Courage und Ihre Kinder (1939).
„Zeker! De hoofdfiguur, een marktkoopvrouw die door de Dertigjarige Oorlog reist, was voor mij belangrijk. Voor haar staat het verlangen centraal een leven te leiden zonder oorlogsgeweld. Ze stelt haar eigen leven boven de vraag door wie ze geregeerd wordt. Dan kan zelfs de capitulatie van de eigen machthebbers een zegen zijn. De eer is dan verloren, maar verder niets, schrijft Brecht.”
Lees ook
De oorlog in Oekraïne door de ogen van deze Nederlandse vredesactivist: ‘Oekraïne is een heel ingewikkeld land’
U zelf schrijft: Burger zijn is geen kwestie van geluk maar pech. Meent u dat nou werkelijk?
„Ja, dat meen ik. Ik parafraseer de eerder genoemde Karl Marx. Hij had het in de negentiende eeuw over arbeiders die steeds verder uitgeknepen worden door staat en werkgevers. Dat gebeurt nog steeds. Kijk maar eens wat er bij autofabrikant Volkswagen gebeurt, waar vorig jaar werknemers werd gevraagd flink loon in te leveren. Als dat niet gebeurt, zo werd gezegd, is Volkswagen niet meer concurrerend met het buitenland en zal Volkswagen verdwijnen. Hetzelfde argument werd bij andere bedrijven ingezet, en zelfs voor het korten op sociale voorzieningen. Zo zet de overheid haar eigen burgers tegen de muur.
„Politici zeggen er ook bij: zo is het nu eenmaal. Alsof concurrentie tussen staten een natuurwet is en het vanzelfsprekend is dat Duitsers met Chinezen moeten concurreren om een goed leven. Maar zo zijn we toch niet geboren? Noem me utopist, maar als internationalist droom ik van een wereld waarin niemand zich hoeft af te vragen wie hij beconcurreren of bestrijden moet.”
Toch wonen heel veel burgers veel liever in Europa dan in Rusland. Velen van hen zeggen zelfs bereid te zijn het leger in te gaan om te strijden voor verworvenheden en vrijheden. Dat u dat niet wil, noemen ze ‘geprivilegieerd’ en ‘decadent’.
„Veel burgers? Wie bedoelt u? Als u goed naar de cijfers kijkt, zijn dat er minder dan u denkt. Er is in veel peilingen weliswaar een meerderheid voor herinvoering van de militaire dienstplicht. Maar als je dezelfde mensen vraagt: wil je met een geweer in de hand zelf meevechten, dan kantelt het beeld meteen en is een meerderheid daartegen. Ook in Oekraïne zie je een grote groep mannen van minstens vele honderdduizenden , meestal jong, die de dienstplicht probeert te ontlopen door zich te verstoppen of naar het buitenland te vluchten. Ze zijn bang om door de staat van de straat geplukt te worden.
„En wat betreft dat ‘geprivilegieerde’ van mij: ik leef van het openlijk uiten van mijn meningen. In dat opzicht heb ik met mijn pleidooi meer te verliezen in een dictatuur dan bijvoorbeeld een arbeider die acht, negen uur per dag in een fabriek doorbrengt, en ’s avonds hooguit nog een tweetje kan publiceren.
Nymoen ziet Karl Marx als een van zijn inspiratiebronnen. Foto Christoph Busse
„Na de Tweede Wereldoorlog hebben we inderdaad een lange periode van groei van welvaart en stabiliteit gekend in Europa, maar dat gold lang niet voor iedereen. De militaristische reactie van het Westen zal ons verder uithollen. Om de tientallen miljarden voor de wapenindustrie te financieren, zal onvermijdelijk worden bezuinigd op publieke voorzieningen zoals bijstand en zorg. Daarbovenop krijgen de bovenste lagen lastenverlichting.
„En dan stellen politici van de SPD als [bondspresident] Walter Steinmeier dat het zo goed is voor jongeren om in militaire dienst te gaan of een maatschappelijke dienstplicht te vervullen, omdat ze ‘daarvan persoonlijk groeien’. Dat zeggen dezelfde politici die ten tijde van de SPD-regeringen van Gerhard Schröder (1998-2005) veel voorzieningen uitkleedden. Nu willen ze kennelijk de gaten die twintig jaar lang vielen in bijvoorbeeld de zorg vullen met goedkope jongeren. Ik vind het hypocriet van Steinmeier.”
Veel jongeren zullen uw antimilitaristische houding delen, al was het maar uit eigenbelang. Klopt dat?
„Veel jonge mensen zien de waanzin in van de gedachte van het vermoorden van iemand waar je persoonlijk niks tegen hebt. Maar zo gauw iemand begint over de Russen en hun oorlogsmisdaden in Oekraïne slaat de stemming om, merkte ik in een talkshow waarin ik zat. Dan vinden veel jongeren ineens dat je ten strijde moet trekken tegen Moskou.”
Een logische reactie, toch?
„Veel mensen gaan uit van de gedachte dat staten zichzelf verdedigen om hun burgers te beschermen. Dat klopt niet: Een staat kijkt eerst of het een andere staat een nederlaag kan toebrengen, en zo lang ze dat voor mogelijk houdt, zal ze daarvoor burgers opofferen en naar de loopgraven sturen. Het belang van de burger die wil overleven en dat van de staat die zijn soevereiniteit zeker wil stellen, komen niet overeen.”
Terecht ging de aandacht woensdag onmiddellijk uit naar harde conclusies die de Algemene Rekenkamer, die beoordeelt of het Rijk zijn uitgaven rechtmatig heeft besteed, trok over drie ministeries. Verantwoordingsdag wordt, zo bleek ook afgelopen jaren, niet onterecht ‘Gehaktdag’ genoemd.
In de gehaktmolen belandden ditmaal de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid – juist op het moment dat geopolitieke spanningen ervoor zorgen dat je hoopt dat bij déze departementen men de zaken op orde heeft. Maar met „enig gemak” kon de Rekenkamer binnendringen bij commandocentra, fregatten en munitiedepots van Defensie, als waren de rekenmeesters tv-presentator Alberto Stegeman. Opnieuw overigens, in 2022 constateerde de Rekenkamer ook dat „militaire objecten die het zwaarst beveiligd horen te zijn, dat in de praktijk niet zijn”.
Eveneens kreeg Justitie en Veiligheid al eerder te horen dat namen verwisseld zijn bij strafzaken. Daardoor kunnen daders van zeden- en geweldsdelicten vrij blijven rondlopen. En dus ook: onschuldige burgers kunnen daardoor onbewust voorkomen in databanken. Onderzoek van de Rekenkamer wijst verder uit dat het Openbaar Ministerie bijna één op de vijf slachtoffers van criminaliteit niet goed informeert over het verloop van de strafzaak.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken is onderwijl overgestapt op een eigen „afwijkende” financiële administratie „in strijd met de normen uit de comptabele wet- en regelgeving” en heeft geen goed zicht op „hoeveel en welke verplichtingen” er zijn of „welke voorschotten hij precies heeft verstrekt met publiek geld”.
Voor politici is terugkijken naar wat beleid heeft opgeleverd een minder favoriete bezigheid. Daarom blijft Prinsjesdag, de dag waarop de regering haar plannen presenteert, voor hen zo’n feestelijk moment – ook als je de hoedjes en koetsen wegdenkt. Het is een dag vol energie, vol mogelijkheden.
Ook op alle overige dagen zijn beloftes makkelijk gemaakt, proefballonnetjes makkelijk opgelaten, kortetermijnbeleid makkelijk gelanceerd. Daarom blijft het een goede zaak dat overige Hoge Colleges van Staat – Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale Ombudsman – met beide benen op de grond blijven staan en kijken naar grondwettelijkheid, uitvoering, doelmatigheid, onbehoorlijk gedrag van de overheid, en letten op burgers die in de knel komen.
Dat de teneur van de afgelopen 25 Verantwoordingsdagen steeds hetzelfde is, blijft daarom teleurstellend: er wordt te veel beloofd, om aan partijpolitieke wensen te voldoen te veel tussentijds gesleuteld aan beleid, en – misschien wel het belangrijkste – te vaak is onduidelijk of doelen worden gehaald, nog los van personeelstekorten waardoor dat moeilijker wordt. Zoals de president van de Algemene Rekenkamer, Pieter Duisenberg, het woensdag zei: „Helaas zien we veel vaker dat doelstellingen en resultaten niet op elkaar aansluiten, dat de resultaten ondermaats zijn, of dat niet duidelijk is wat de resultaten zijn. Dat komt ook omdat het niet altijd duidelijk is wat het resultaat moest zijn.”
De voorbeelden die in het rapport staan, komen bij vrijwel alle ministeries vandaan. Neem het doel dat Nederland tot „de top hoort als het gaat om onze bereikbaarheid”. Welke top? De Europese, de wereld? Wiens bereikbaarheid? Onduidelijk. Wel concludeert de Rekenkamer dat er te weinig geld is om wegen, viaducten en bruggen te onderhouden.
Of neem het doel dat de ‘economische diplomatie’ voor het midden- en kleinbedrijf moet worden uitgebreid om het „verdienmodel” van Nederland te versterken. Daaraan is 275 miljoen euro besteed. Het mkb is „zeer tevreden, maar het resultaat is onbekend”. De minister van Volkshuisvesting blijkt verder wél zicht te hebben op de aantallen woningen voor ouderen waarvoor plannen zijn gemaakt, maar niét op wat daadwerkelijk is gebouwd. Die cijfers worden niet bijgehouden.
Risico’s worden verder niet voldoende meegenomen in besluitvorming. Zo ziet het kabinet kansen in artificiële intelligentie (AI), maar die worden niet afgewogen tegen de risico’s. Het Rijk heeft beperkt zicht op data die in de cloud worden opgeslagen, ook daar zijn „de vereiste strategische risicoafwegingen niet gemaakt”. Je vraagt je als burger na het lezen van het rapport af wat er wél goed gaat. In elk geval dat van de bijna 385 miljard euro aan overheidsuitgaven, minder dan 1 procent niet volgens de regels is uitgegeven of niet klopt. Het huishoudboekje is dus op orde.
Waar de burger echter terecht om vraagt, is zichtbaar resultaat. Belofte maakt schuld, en de overheid zou moeten wéten of ze die inlost. ‘Resultaat onbekend’ is te mager.
Agnes Joseph (45) had deze week een bittere pil te slikken. Het NSC-Tweede Kamerlid zag hoe haar amendement om inspraak te regelen bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel nipt werd weggestemd: 73 Kamerleden waren tegen, 72 voor. Joseph werkte jarenlang als actuaris (verzekeringswiskundige) aan de administratie van pensioendeelnemers, maar verliet de sector omdat ze grote risico’s voorzag bij het nieuwe pensioenstelsel. Ze wilde niet langer sommen maken die volgens haar „too good to be true” waren, ze wilde „niet wegkijken”, maar het nieuwe stelsel helpen verbeteren.
Hoe belandt een wiskundige uit de pensioensector in de Tweede Kamer?
Joseph deelde ooit een werkkamer met Pieter Omtzigt aan de Universiteit van Amsterdam, waar ze beiden als onderzoeker werkten. Omtzigt stapte vervolgens over naar de politiek en Joseph zette haar wiskundeknobbel in voor de pensioensector. Hoewel hun professionele wegen zich scheidden, hield Joseph altijd contact met Omtzigt, die net als zij kritisch tegenover het nieuwe stelsel stond. Na de oprichting van NSC maakte ook Joseph de gang naar Den Haag. Het viel haar best zwaar, erkende ze in een recent Kamerdebat. Ze verloor niet alleen haar droombaan, maar ook tijd voor haar gezin. In plaats daarvan lag ze „dagelijks onder een vergrootglas”. „Maar ik kon er gewoon niet meer tegen”, zei ze in haar maiden-speech in de Tweede Kamer.
Hoe verging het haar tot dusverre in de politiek?
Joseph wilde niet wegkijken, maar moest aanvankelijk toch een tijd op haar handen zitten. In de coalitie was namelijk afgesproken pensioenen een tijd lang met rust te laten. Toen die periode was verstreken, wist Joseph direct de Haagse schijnwerpers op zich gericht. Ze presenteerde een reeks plannen, waarin ze er onder meer voor pleitte inspraak in de overgang naar het nieuwe stelsel via referenda mogelijk te maken. Het kwam haar op een storm van kritiek te staan, van pensioenfondsen, toezichthouders en de Raad van State, die de plannen „onvoldoende doordacht” noemde. Joseph was er ogenschijnlijk niet van onder de indruk. Wel deed ze verschillende aanpassingen, door meer nadruk te leggen op de mogelijkeid van individueel bezwaarrecht. Maar die konden haar politieke tegenstanders uiteindelijk niet overtuigen.
Waarom vindt Joseph inspraak zo belangrijk?
Joseph vindt dat mensen zelf moeten mogen bepalen of ze willen overstappen van de bestaande pensioenopbouw naar het nieuwe stelsel. Het pensioen kan daarin eerder schommelen en levert door de manier waarop de transitie is geregeld volgens Joseph risico’s op voor de bestaanszekerheid van miljoenen mensen. Over zulke grote veranderingen moeten mensen zelf iets te zeggen hebben, legde ze steeds uit.
Hoe is er op de stemming gereageerd? En hoe nu verder?
Vanuit de pensioensector klonken vooral opgeluchte geluiden. Ook Josephs partijgenoot minister Eddy Van Hijum (Sociale Zaken) was blij dat de onzekerheid die het voorstel teweeg had gebracht achter de rug was. Joseph zelf noemde het „enorm spijtig” dat haar voorstel was verworpen. Toch valt er volgens haar nog genoeg te verbeteren aan het nieuwe stelstel. Ze boekte sindsdien ook al een klein succesje: een motie om communicatie over het nieuw stelsel aan te scherpen en om meer op de risico’s in het nieuws stelsel te wijzen, werd wél aangenomen. Voor Joseph mag de eerste slag dan verloren zijn, de oorlog is dat zeker niet.
Het allereerste waar bezoekers heen gaan? De toiletten. Die moeten dus schoon zijn, en makkelijk te vinden. „En dus hebben we mooie, royale wc’s”, gebaart directeur Pieter van Voorst Vader terwijl hij met grote passen door Designer Outlet Roermond loopt. Royaal zijn de toiletten zeker, met hun marmerlook tegels en terrazzo wasbakken. Gratis bovendien, wat bij wc’s in binnensteden (als ze er al zijn) lang niet altijd het geval is.
Het is onderdeel van de „gecontroleerde omgeving” die de Britse eigenaar, McArthurGlen, in zijn 23 outletcentra wil bieden aan zowel bezoekers als aan merken. Van Voorst Vader is directeur van de Nederlandse tak, die naast het winkelpark in Roermond ook een outlet in Roosendaal uitbaat.
Het Roermondse koopjescentrum is een van de succesvolste van Europa. Jaarlijks komen er 8,3 miljoen bezoekers naar het winkelwalhalla in Midden-Limburg. Daarmee is het outletcentrum naar eigen zeggen de drukstbezochte attractie van Nederland – de Efteling verkocht vorig jaar 5,6 miljoen entreekaartjes, de Zaanse Schans en het Rijksmuseum trokken allebei ongeveer 2,5 miljoen bezoekers.
Belgen geven meer uit dan Nederlanders en Duitsers weer meer dan de Belgen
Het winkelgebied is gebouwd op een voormalig kazerneterrein en opende in 2001 zijn deuren. Twee van de oorspronkelijke gebouwen staan er nog – ze huisvesten onder andere een McDonald’s en een speciaalzaak voor luxe kookspullen.
De rest heeft plaatsgemaakt voor een dorpje met bijna 50.000 vierkante meter aan winkeloppervlak. Een mix van wat Van Voorst Vader „luxe-, premium- en meer mainstreammerken” noemt, heeft er winkels. Gucci en Prada, maar ook het toegankelijkere Marc Jacobs en massalabels als Only en Jack & Jones. „Daardoor kun je altijd slagen.”
Voor luxemerken zijn outlets „een laagdrempelige manier om nieuwe fans te creeëren”, zegt hij. Een onervaren klant durft niet zomaar bij een winkel van Versace aan de P.C. Hooftstraat binnen te stappen. In het koopjescentrum moet dat makkelijker zijn.
Pieter van Voorst Vader.Foto John van Hamond
Dagje naar ‘Die Niederlande’
Vanaf de boogvormige voetgangersstraten zijn allerlei verschillende gevels te zien. Het ene gebouw is in een oudhollandse stijl opgetrokken, het volgende doet eerder Duits aan. Het is een soort pastiche op de architectuur van Europese binnensteden, allemaal goed voor de sfeer. Zo’n gevel moet Duitse bezoekers het gevoel geven dat ze echt een dagje „naar die Niederlande” zijn geweest, zegt Van Voorst Vader.
De straten zijn onberispelijk schoon – terwijl hij een rondleiding geeft, raapt de directeur snel een rondwaaiend servetje op. „Zodra je uit de parkeergarage komt en een stap zet op het wandelpad richting de winkels, moet je in de beleving komen.”
Die „‘schone’ sfeer” is precies de reden dat bezoekers Nikki Nuberg en Niels Stax naar het outletcentrum zijn gekomen. „Je kunt hier gezellig rondlopen en het is hier mooi”, zegt Nuberg. „Vaak zijn we hier een paar uurtjes en drinken we een koffietje.” Dat hun hondje mee mag, is mooi meegenomen. Stax woont vlakbij, voor Nuberg is de outlet drie kwartier rijden.
Vandaag wilde het stel een kijkje nemen in de nieuwe winkel van Gymshark, een Brits sportmerk dat een tijdelijke vestiging heeft geopend. Tot een aankoop kwam het niet. „Sowieso vallen de kortingen wel tegen.”
Een gemiddeld bezoek duurt zo’n 3,5 uur, waarbij twaalf winkels worden bezocht en klanten rond de 100 euro uitgeven
Her en der staan houten bankjes die niet zouden misstaan in de achtertuin. Heel anders dan het uit staaldraad opgetrokken hufterproof straatmeubilair dat gemeentes in hun winkelgebieden wegzetten.
Hufters zijn sowieso niet welkom, daarvoor houden bewakers bij de ingang een oogje in het zeil. Wie het terrein op loopt, moet zich houden aan de bezoekersvoorwaarden. „Er kan hier niet zoveel gebeuren”, zegt Van Voorst Vader. „Ouders kunnen hun kinderen zelfstandig hierheen laten gaan.”
Klinkt als een pretpark? Een outletcenter ís ook een soort pretpark, vindt de directeur. „Maar dan met winkelen als hoofdattractie.” En dat werkt: met zijn winkelcentra in acht landen haalde McArthurGlen vorig jaar een omzet van bijna 6 miljard euro.
Gevolgen van de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China merkt de directeur niet. „Het is business as usual”, zegt Van Voorst Vader. „Wij varen sowieso goed op alle conjuncturen. Ook in de financiële crisis van 2008 tot 2010 waren we weerbaar.”
Wat is de aantrekkingskracht van zo’n winkeldorp? Wat verklaart het succes? En hoe verschilt het van een normale winkelstraat?
Niels Stax en Nikki Nuberg met hun hondje. „Je kunt hier gezellig rondlopen en het is hier mooi.”Foto John van Hamond
Merken moeten leveren
Controle houden, blijkt een belangrijk antwoord. Controle over de ervaring van de klant, maar ook over de merken zelf.
Naast het winkelpersoneel werken er nog eens zo’n zestig mensen voor de uitbater van het Roermondse winkelgebied. Mensen die de beveiliging en schoonmaak aansturen, maar ook een team dat de winkels coacht.
In het managementkantoor van het winkelcentrum legt Van Voorst Vader uit hoe dat zit. Vanuit de ramen is de achterkant van de winkels te zien. Op dit soort voor het publiek onzichtbare plekken zijn ze bekleed met golfplaat.
Elke dag krijgt het winkelteam van McArthurGlen van alle zaken in het centrum een overzicht van de verkoopcijfers. Die worden geanalyseerd: zijn de omzetten wel zoals verwacht?
Merken moeten namelijk wel „leveren”, zegt Van Voorst Vader. „Als wij zo’n 50.000 bezoekers hebben geleverd en zich dat in een bepaalde winkel niet in veel verkopen vertaalt, dan is daar iets aan de hand. Dan hebben ze te weinig personeel ingezet of lagen er te weinig spullen in de winkel.” Reden voor het team om te bellen met een merk en te vragen of daar wat aan gedaan kan worden.
Dat een winkel het goed doet, is voor McArthurGlen zelf ook belangrijk. Het bedrijf werkt namelijk niet met vaste huurprijzen, maar vraagt een percentage van de winkelomzet. Het idee is dat de verhuurder zo een reden heeft om zoveel mogelijk mensen naar het winkelgebied te krijgen. Of om ze daar zo veel mogelijk uit te laten geven.
Daar slaagt de outlet in Roermond goed in, zegt Van Voorst Vader. „Vorig jaar zaten we alweer op een hogere omzet dan in 2019 het geval was terwijl het bezoekersaantal gelijk bleef. Dit jaar verwachten we dat zowel het aantal bezoekers als de omzet verder zullen groeien.”
Horeca speelt daar een belangrijke rol in. „Met een rammelende buik blijf je niet rondlopen.” Genoeg keuze uit terrasjes, broodjeszaken en koffietentjes is goed voor de „dwell time”, de tijd dat een bezoeker blijft rondlopen. „En dat is weer goed voor de omzet.”
Een bezoek duurt nu gemiddeld 3,5 uur, waarbij zo’n twaalf winkels worden bezocht. Daarbij geven klanten gemiddeld zo’n 100 euro in totaal uit. „Belgen geven meer uit dan Nederlanders en Duitsers weer meer dan de Belgen.”
Jaarlijks komen er 8,3 miljoen bezoekers naar het outletcentrum in Midden-Limburg.Foto John van Hamond
China en Turkije
Sinds de coronacrisis is de bezoekersmix veranderd. 55 procent van de klanten komt uit Duitsland, dat was al zo. Maar de outlet richt zich ook nadrukkelijk op toeristen uit Aziatische en Arabische landen. „Het aantal Chinese bezoekers is niet terug op het oude niveau, maar dat wordt weer opgevuld met bezoekers uit Turkije.”
Zijn daar dan geen merkproducten met korting te koop? „Het is hier echt goedkoper. Door importheffingen zijn luxeproducten in veel landen een stuk duurder”, zegt de directeur.
Dat zegt ook Duong Trinh. De Vietnamese is op familiebezoek bij haar tante, die net over de grens in Duitsland woont. Trinh heeft schoenen gekocht van het Italiaanse merk Salvatore Ferragamo. „Die kosten hier een derde van wat ik in Vietnam had moeten betalen.” Ze wist al precies welke schoen ze wilde hebben. „Meestal hebben ze die wel in zo’n outlet.”
Trinh is voor het eerst in Roermond, haar tante komt er zo’n drie keer per jaar. „Eigenlijk iedere keer als er familie op bezoek komt.” De vrouwen hebben er twee uur over gedaan om in Roermond te komen. „Dat is het wel waard. In Vietnam zou je een stuk minder ver gekomen zijn in twee uur tijd.”
Frequentere bezoekers zijn Kevin en Britta Koerrentz. Het Duitse stel woont in de buurt van Aachen, een uur rijden van de outlet. Ze komen ieder jaar wel een keer langs. „Het is fijn dat je hier zoveel winkels hebt, en de prijzen zijn lager dan online of in andere winkels”, zegt Kevin. Het stel kwam om jassen te kopen, „en dat is gelukt”, zegt Britta.
Bezoekers Kevin en Britta Koerrentz uit Aachen.Foto John van Hamond
Roermond is zeker geen onhandige plek om buitenlandse toeristen te trekken, zegt Van Voorst Vader. „Het gebied binnen een straal van 90 minuten rijden van Roermond is het dichtstbevolkte gebied van Europa.” Hij wijst bijvoorbeeld op Düsseldorf: „Daar worden veel beurzen gehouden. Die zakenmensen komen op hun vrije middag dan hierheen”.
Centraal staat de belofte dat producten minstens 30 procent goedkoper zijn dan de oorspronkelijke verkoopprijs was. In de outletwinkels mogen geen spullen verkocht worden die nu ook in reguliere winkels liggen. Daarover zijn afspraken gemaakt met de gemeente om te voorkomen dat de outlet concurreert met winkels in de binnenstad, zegt Van Voorst Vader. Maar dat betekent niet dat het allemaal spullen van vorig jaar zijn. „Merken hebben nu veel meer collecties in een jaar dan vroeger, waar dat er drie of vier waren, zijn het er nu acht. De periode dat iets nieuw is, is korter geworden. Daardoor vind je hier de collectie van vorig kwartaal.”
In een winkel van Polo Ralph Lauren – de best lopende winkel van het modemerk wereldwijd, zegt Van Voorst Vader – wijst de directeur op stapels truien en broeken. „Het zijn er gelijk tien, terwijl je in een reguliere Polowinkel maar één exemplaar zou zien liggen. Dit is wat commerciëler, maar je hebt wel de beleving van het merk Polo Ralph Lauren. Het is niet graaien uit een kartonnen doos in een loods.”
Op de doorsnee maandag dat hij NRC rondleidt, buiten de vakantieperiodes, is er rond het middaguur al aardig wat toeloop. Zit er een limiet aan hoeveel mensen het centrum kan ontvangen? „Dat onderzoeken we nu. Op hele drukke dagen wordt er relatief minder verkocht, mensen staan dan te lang in de rij. Maar over het algemeen is de 8,3 miljoen bezoekers van nu goed te doen, dus 9 miljoen moet realistisch zijn.”
In de Designer Outlet worden winkelsoorten door elkaar gemixt. „We zetten wel een paar luxewinkels naast elkaar, maar doen er dan ook wat toegankelijkers tussen. Je wil niet één hoek van het centrum alleen luxemerken en een andere hoek alleen sportwinkels. Die mix moet je bewaken, je wilt dat klanten het hele centrum te zien krijgen.”
Bang voor de concurrentie van webwinkels is de directeur niet. „Online winkelen voorziet in een functionele winkelbehoefte”, vindt Van Voorst Vader. „Dat is niet meer weg te denken. Maar je kruipt niet met vriendinnen achter een laptop om ‘amazon.com’ in te typen en daar een tasje van Prada te bestellen. Dat is veel leuker om hier te doen.”
Het ene gebouw is in een oudhollandse stijl opgetrokken, het volgende doet eerder Duits aan. Een soort pastiche op de architectuur van Europese binnensteden. Alles voor een goede sfeer.
Bij de begroeting tijdens hun eerste ontmoeting, begin december 2024, legt Arne Slot kort zijn linkerhand op de rug van Pep Guardiola. Eerder die middag is de spelersbus van Liverpool FC met gezang en vuurwerk onthaald bij Anfield voor het duel met rivaal Manchester City. Voor Slot is het meer dan alleen een belangrijke wedstrijd. Met City-trainer Guardiola treft hij de coach die hij al ruim tien jaar minutieus bestudeert. Zijn speelwijze en tactische varianten kan hij dromen.
Vanaf de tribune op Anfield is die middag niet alleen de gelijkenis in hun speelstijlen te zien, maar ook dat ze bijna identiek langs de lijn staan. Handen losjes in de zakken, de jassen open en iets naar achter geslagen. Het onderling respect is na afloop zichtbaar in de handdruk en het zachte tikje van Slot op de rug van Guardiola. Liverpool wint in een superieur optreden, de symbolische waarde is evident: de leerling verslaat de meester die hij zo bewondert.
„We kwamen elkaar na die wedstrijd tegen in de gang toen hij uit de persconferentie liep”, zegt Slot terugblikkend in een interview op het trainingscomplex van Liverpool FC met Nederlandse media. „In dat gesprekje kon ik wel merken dat hij voelt dat ik altijd positief over hem ben geweest.”
Begin dit jaar wint Liverpool opnieuw, nu in Manchester, mede door een aangepaste defensieve tactiek van Slot. Dat hij Guardiola, met zijn geraffineerde positiespel de meest invloedrijke coach in het moderne voetbal, twee keer versloeg noemt hij bijzonder. „Wanneer je me dit vijf jaar geleden had verteld, had ik gezegd: nou, lijkt me niet heel reëel. Maar als je wat langer in deze job zit, ga je dingen ook al snel minder bijzonder vinden. Het groeit allemaal geleidelijk door.”
Succes went dus – al zegt hij dat niet.
Slot (46) zit ontspannen aan een houten picknicktafel op een terras van het trainingscomplex in Kirkby. Uitgerust en zongebruind, na een paar dagen Ibiza. Verderop brommen twee grasmaaiers over de trainingsvelden, gelegen in het noordoosten van Liverpool. Hij drinkt een bosbessen-shake. Het is vroeg, straks wachten nog interviews met de BBC en The Athletic – een gezaghebbende sportsite van The New York Times.
Hij is er „best wel een beetje trots op” dat hij de Premier League heeft gewonnen. Bij de kampioenswedstrijd tegen Tottenham Hotspur, eind april, zag Slot hoe „diep” het zat dat Liverpool-fans in 1990 voor het laatst de titel massaal vierden – in 2020 kon dit niet vanwege corona. „Als je ze dan uit elke vezel ‘We’re gonna win the league’ hoort zingen en in hun ogen kijkt, dacht ik wel even: poeh, wat als het vandaag nou niet lukt?”
Wanneer je me dit vijf jaar geleden had verteld, had ik gezegd: nou, lijkt me niet heel reëel.
Als coach en profspeler zonder buitenlandse ervaring is Slot een relatieve nieuweling in de elite van het internationale voetbal. „Voor mij is het al bijzonder dat ik hier ben, met mijn carrière, laat staan dat ik dan ook nog goed presteer.” Ogenschijnlijk makkelijk vond hij zijn weg in Liverpool. In hoe hij opereert, is weinig verschil te zien met zijn tijd bij AZ en Feyenoord: veel ruimte voor uitleg, duidelijkheid, soms wat (droge) humor. En veel zelfvertrouwen – iets waar hij zelden gebrek aan heeft.
De aanvankelijke scepsis rond zijn aanstelling bij Liverpool een jaar geleden als (vrij onbekende) opvolger van de populaire Jürgen Klopp, draaide al gauw. Na de titel hangt op veel plekken in de havenstad zijn beeltenis – vlaggen met Slots hoofd wapperen uit woningen in de wijk Anfield bij het gelijknamige stadion. Komende maandag, na het laatste competitieduel tegen Crystal Palace op zondag, is de huldiging met parade in open bus door de stad.
Meer vrije tijd
Na negen jaar Klopp sleutelde hij op details aan de speelwijze (meer op basis van positiespel), tactische besprekingen (vaker en langer) en de vrijheid die spelers krijgen (meer vrije tijd). Waar de selectie onder Klopp de nacht voor thuiswedstrijden in een hotel in de binnenstad doorbracht, slapen spelers nu thuis. Omdat overnachten in je eigen bed volgens Slot de beste rust biedt. Een besluit dat goed viel bij spelers, van wie velen een gezin hebben.
Achterliggende gedachte is dat Slot wil voorkomen dat er „sleur” in de groep ontstaat. Want, belangrijker dan tactiek is spelers „fanatiek” maken en houden – hij noemt het woord zeven keer in een uur. „Het is niet zo moeilijk om een paar goede wedstrijden te spelen. Maar om ze om de drie dagen fanatiek te hebben, dát is de sleutel. Ik denk elke dag na over hoe ik mijn groep kan raken, individuen kan raken. Dat ze niet al denken dat we er zijn. Dat is het moeilijkste.”
Nieuw is dat niet voor hem, wel dat hij het doet met spelers van wereldklasse. Zijn tactische besprekingen bij Liverpool zijn „een kopie” van zijn periode als beginnende trainer bij de onder-14 van PEC Zwolle ruim tien jaar geleden. Het belangrijkste verschil in hoe hij nu een team leidt, zit in de omgang met spelers. „Je benadert elk mens anders”, zegt hij.
Ontlading na het behalen van het kampioenschap: voor het eerst sinds 1990 kan de titel in Liverpool maandag weer massaal gevierd worden. Een emotionele Arne Slot kijkt toe na de winst op Tottenham Hotspur op 27 april, waarmee het kampioenschap werd veiliggesteld.
Foto’s Adam Vaughan / EPA
De sterspelers verschillen in karakter. Aanvaller Mo Salah heeft „een andere persoonlijkheid” dan aanvoerder Virgil van Dijk. „Virgil is veel vocaler, meer aanwezig. Waar Mo meer zijn eigen ding doet, op een rustigere manier.”
Een inkijkje hoe Slot dat aanpakt bij Salah gaf de Egyptische aanvaller zelf bij Sky Sports. Slot confronteerde hem in de voorbereiding met beelden van een warming-up voor een training waarin Salah weinig deed. De coach wees naar de spelers die achter Salah liepen en het in navolging van hem ook rustig aan deden. „Dat is jouw invloed op het team”, zei Slot tegen Salah. Ook verwachtte hij meer van hem bij het meeverdedigen.
Salah moest wennen aan de directheid van Slot, zei hij. Maar inmiddels kan hij die duidelijke en veeleisende benadering waarderen – net als Van Dijk verlengde hij recent zijn contract. De kunst in dit soort individuele gesprekken, zegt Slot, is om ook positieve punten te benadrukken. Hij vindt Salah „exceptioneel” in de één-tegen-één situaties voor de goal, de zone waar ze hem zo vaak mogelijk proberen te lanceren. Met 33 goals en 23 assists in alle competities maakt Salah zijn beste seizoen door.
Sierlijke spelverdeler
Hij vindt het een beetje ongemakkelijk wanneer het over zijn eigen voetbalcarrière gaat, als coach van een groep formidabele spelers. Slot – een wat trage maar sierlijke spelverdeler bij Zwolle, NAC en Sparta – zou zichzelf nu waarschijnlijk nooit opstellen vanwege zijn gebrekkige loopvermogen. Waar hij vroeger dacht dat spelinzicht het belangrijkste was, zegt hij nu: „Voetbal is echt een loopsport geworden. Je moet dus tegenwoordig én heel goed kunnen lopen én ook nog eens veel inzicht hebben.”
Ryan Gravenberch, de speler die dit seizoen de grootste ontwikkeling doormaakte onder Slot, heeft het beide. Gravenberch was eerder reserve onder Klopp en bij het Nederlands elftal, tot hij vorige zomer ineens het vertrouwen kreeg van Slot. Hij is van nature een aanvallende middenvelder maar Slot probeerde hem als controleur, mede door een gebrek aan alternatieven op die positie.
Slot zocht iemand met veel loopvermogen naast Alexis Mac Allister. De Argentijn is een „geweldige speler” maar soms „verdedigend kwetsbaar”. Met Gravenberch als tweede controleur ernaast kon het misschien werken, dacht Slot. „Ryan is een geweldige loper, kan grotere afstanden overbruggen.” Dat in combinatie met zijn dribbels, zuivere passing en wegdraaiacties maakt het vernieuwde motorblok van Liverpool veelzijdig.
Belangrijker dan tactiek is spelers „fanatiek” maken en houden – Slot noemt het woord zeven keer in een uur
Het belangrijkste dat hij leerde in zijn eerste jaar Liverpool is hoe „zwaar” het is dat er geen winterstop bestaat in Engeland – de Premier League is hierin een uitzondering op andere competities in Europa. Slot speelde vrijwel iedere wedstrijd met een vaste formatie. Dat heeft enerzijds voordelen – „ik denk dat we kampioen zijn geworden doordat ik weinig geroteerd heb”.
Maar hij zegt ook dat hij op dit vlak volgend seizoen „misschien een aanpassing moet maken”. In maart kende Liverpool de minste fase: het werd in de achtste finale van de Champions League uitgeschakeld door Paris Saint-Germain en verloor de League Cup-finale van Newcastle United. Slot zag dat zijn ploeg niet zichzelf was.
„Misschien was dat een uitvloeisel van fysieke en mentale vermoeidheid en zou die fase om iets meer rotatie kunnen vragen”, zegt Slot. „Ik heb bijna roofbouw gepleegd op Salah door hem zo vaak op te stellen omdat ik elke wedstrijd zo belangrijk vond.” Als hij hem wat vaker rust had gegeven, was hij wellicht beter voor de dag gekomen. Salah kon nu tegen Paris Saint-Germain het verschil niet maken.
Geen tijd voor golf
Over dit soort vraagstukken peinst Slot veel – ook in de avonduren als hij alleen is. Hij verblijft in Cheshire, dichtbij het vliegveld van Manchester. Zijn gezin woont in Zwolle, zijn twee kinderen doen dit jaar eindexamen. Zijn vrouw komt gemiddeld een keer in de twee weken over. Dat hij hen zo weinig ziet, vindt Slot soms lastig, al komt zijn dochter binnenkort drie maanden bij hem wonen voor een taalcursus Engels in Manchester.
„Bij Feyenoord had ik een mooier sociaal leven”, zegt Slot. Toen ging hij zo’n vijf dagen in de week naar zijn huis in Zwolle. De dagen dat hij in zijn appartement aan de Boompjes in Rotterdam bleef, zijn vergelijkbaar met zijn leven in Engeland nu. „Naar het trainingscomplex, aan het eind van de dag een opwarmmaaltijd meenemen, thuiskomen bij een lege koelkast, waar hooguit een colaatje in staat. En dan de volgende dag weer.”
Hij nam een set golfclubs mee naar Engeland, voor wat afleiding naast het voetbal. Maar die staat nog ongebruikt thuis. „Op een vrije dag denk ik dan: hoe armoedig is het dat ik in mijn eentje daar sta op die baan. En het duurt vier, vijf uur. We hebben zoveel wedstrijden. En als ik ergens dichtbij ben [de landstitel] denk ik: het gaat me nu niet gebeuren dat het niet lukt omdat ik er te weinig tijd in heb gestopt.” Dus is Slot oneindig bezig met voetbal.
Al ging hij, nu het seizoen bijna voorbij is, dinsdag naar een concert van Bruce Springsteen in Manchester. Als bedankje voor zijn stafleden en zijn broertje Jakko en goede vriend Gerald van den Belt, die hem met van alles helpen en hem vaak opzoeken. Een nieuwe ervaring is dat er door zijn bekendheid beveiligers mee moesten. Zoals er laatst ook een paparazzi-fotograaf voor hem stond toen hij met een sandwich en druiven de supermarkt uitliep. En op Ibiza werd hij in een hippe strandtent uitgenodigd in de DJ-booth, waar er voor hem werd gezongen – het filmpje ging viraal.
Verandert al die aandacht hem? „Dat gevaar is er niet”, zegt Slot. Hij verdiende als speler „niet exceptioneel”, pas de laatste jaren als trainer kreeg hij vette salarissen. Hij kan goed het onderscheid maken, wil hij maar zeggen. „Ik zit zo in elkaar dat ik altijd denk: volgende week moet ik het ook weer bewijzen.”
Arne Slot in de thuiswedstrijd tegen Tottenham Hotspur, wat uiteindelijk de kampioenswedstrijd van Liverpool zou worden. Foto Phil Noble/Reuters
Een paar maanden geleden ging op sociale media een fragment rond van Saturday Night Live (SNL), het gerenommeerde sketchprogramma uit de Verenigde Staten. Het betrof een parodie op de Oval Office-ruzie tussen president Trump en president Zelensky, aangevuld met een verrassingsoptreden van de bekende acteur Mike Myers als Elon Musk, met in zijn handen een kettingzaag.
Het was een saaie, voorspelbare sketch. Maar dat is niet de reden dat ik erover schrijf, want de meeste sketches zijn saai en voorspelbaar. Wat me trof, was het gebrek aan gevaar. Ineens zag ik de futiliteit van dit soort satire.
Dat gevoel bekruipt me sindsdien vaker. Ik heb het ook wanneer ik Jon Stewart terugkijk, de Amerikaanse comedian die in zijn programma The Daily Show de gekte van Trump en de zijnen becommentarieert. In een van zijn populairste video’s op YouTube van de afgelopen maanden neemt Stewart DOGE op de hak, het departement onder leiding van Musk dat zogenaamd de Amerikaanse overheid efficiënter moet maken, maar dat toch eerder als doel lijkt te hebben om die overheid van binnenuit af te breken.
Stewart zegt geen onzinnige dingen. Als ernstig journalistiek commentaar zou het grotendeels overeind blijven. Maar het zit hem in die glimlach, dat ironische toontje en vooral: dat gejoel van het publiek. Stewart laat zien hoe belachelijk het allemaal is, hoe clownesk, en hoe krankzinnig de verklaringen zijn van de Republikeinen die hun steun voor Musk blijven uitspreken – en het publiek houdt het niet meer. Alsof er iets nieuws wordt blootgelegd. Alsof de wereld nu eindelijk zal beseffen dat de keizer geen kleren draagt.
Terwijl de progressieve kijker van The Daily Show dit natuurlijk allemaal al weet. De Trumpstemmer gelooft er ondertussen niets van, of interesseert het geen fluit.
Wat is satire? De meeste definities hebben het over ontmaskering. Satire is een middel om op humoristische wijze dwaasheden bloot te leggen, vaak van machthebbers. Dat is ook steeds de grap wanneer Trump belachelijk wordt gemaakt, of Musk, of Wilders bij ons, of lange tijd Thierry Baudet, met zijn malle langdradige speeches over de uil van Minerva: kijk hoe raar ze zijn. Kijk hoe stom ze zijn.
In andere, iets normalere tijden, waarin feiten en logisch nadenken voor alle politici zo ongeveer even belangrijk zijn, werkt dit goed. De machthebbers doen alsof ze alles tot in de puntjes hebben uitgedacht, en de satiricus toont aan dat er van alles aan mankeert.
Uit de mode
Maar feiten en logisch nadenken zijn uit de mode, en daardoor verliest satire een deel van haar kracht. Een van de redenen dat FvD-leider Baudet een paar jaar geleden kon opklimmen tot de populairste politicus van het moment, was dat hij voortdurend belachelijk werd gemaakt, en dat hij dit zelf opzocht. Hij schoof aan bij talkshow De Wereld Draait Door om uit te leggen dat vrouwen overmand willen worden, speechte in het Latijn, droeg een militair vest in de Tweede Kamer, pleitte voor absolute FVD-heersers, en iedere week verscheen er wel een kolderieke vlog. Men lachte zich dood, en hij werd steeds populairder. Het duurde heel lang voordat de mensen die de spot met hem dreven zich realiseerden dat hij ze bespeelde – en toen was het te laat. Hij won de Provinciale Statenverkiezingen van 2019.
Dat Musk er raar uitziet wanneer hij met een kettingzaag op het podium staat, is niet de grap van SNL, dat is de grap van Musk. Je kunt iemands dwaasheid niet blootleggen wanneer hij trots is op die dwaasheid, wanneer het die dwaasheid is wat hij te verkopen heeft. Radicaal-rechts is niet alleen een ideologie, het is ook een grap. Die grap gaat zo: kijk eens hoe raar we zijn. Kijk eens hoe raar we kunnen en mogen doen, er is niemand die ons tegenhoudt. Niet voor niets is de huillach-emoji een van Musks meest gebruikte symbolen op X. Provoceren, trollen: alles is een grap, we kunnen alles maken.
Matige comedy
Nu is matige comedy nog geen halszaak. Een grap hoeft geen invloed uit te oefenen, een grap mag slecht zijn en ongevaarlijk. Maar deze manier van denken, waarbij je vooral van je eigen gelijk geniet en de tegenstander onderschat, wordt ook door serieuze opiniemakers gehandhaafd.
Neem bijvoorbeeld het hypocrisieverwijt. Toen team-Trump de influencer Andrew Tate en zijn broer naar de VS haalden, schreef de Brits-Amerikaanse progressieve journalist Mehdi Hasan op Bluesky: „Dit verzin je niet. Trump-supporters waren de afgelopen jaren geobsedeerd door een vermeend complot van mensenhandelaren die ons land zouden leiden. En nu lijkt een van de eerste dingen die Trump heeft gedaan: aandringen om de gebroeders Tate – aangeklaagd wegens mensenhandel – vrij te krijgen uit Roemenië.”
Hasan lijkt oprecht verbaasd. Hier klinkt na al die jaren nog steeds de hoop door dat logica de overwinnaar zal blijken. Dat als je maar genoeg factcheckt, hypocrisie blootlegt en dwaasheden aantoont, dat radicaal-rechts dan door de mand zal vallen.
Wat deze sympathieke maar naïeve progressieven niet beseffen, is dat dwaasheid buitengewoon verleidelijk kan zijn. De Duitse auteur Sebastian Haffner heeft dit al eens beschreven in zijn autobiografische werk Het verhaal van een Duitser 1914-1933. Haffner richtte zijn pijlen op Hitler. Nu wil ik niemand met Hitler vergelijken – ik vind Hitler alleen het perfecte voorbeeld van dwaasheid als product. Die man met dat rare snorretje en die felle bewegingen lijkt bij uitstek iemand die je niet serieus kunt nemen. Dat is niet alleen het beeld van ons, de mensen die terugkijken, dat vonden velen ook al in de jaren twintig van de vorige eeuw, waaronder Haffner.
Peilloze liefde en peilloze haat
Maar juist in die gekte van Hitler schuilde zijn aantrekkingskracht, stelt Haffner. „De massa reageert het sterkst op degene die het minst op haar lijkt”, schrijft hij. „Normaalheid, tezamen met deskundigheid, kan populair maken; maar peilloze liefde en peilloze haat, adoratie en vervloeking, is slechts de buitengewoon abnormale, voor de massa geheel onbereikbare man beschoren, of hij nu ver boven of ver onder haar staat.”
Haffner ontleedde hoe er fascinatie voor Hitler ontstond. „Van de mensen die hem in 1933 in het Sportpaleis begonnen toe te juichen, hadden de meeste zich waarschijnlijk van deze man op straat nog van geen vuurtje willen laten voorzien. Hier manifesteerde zich echter al het wonderlijke: de fascinatie voor juist het totaal weerzinwekkende, verderfelijke, intens walgelijke, als het op de spits wordt gedreven. Geen mens zou zich erover verbaasd hebben als deze creatuur bij zijn eerste toespraak door een politieagent in de kraag was gevat en ergens weggeborgen was waar men nooit meer iets van hem zou hebben gezien, en waar hij zonder twijfel ook thuishoort. Daar iets dergelijks niet gebeurde, daar de man integendeel steeds verder opklom, steeds waanzinniger en monsterlijker en daarbij alleen maar steeds beroemder en opvallender werd, volgde er een omslag in het effect dat hij sorteerde: de fascinatie voor het gedrocht begon.”
Nogmaals, ik wil niemand met Hitler vergelijken – dat moet je erbij blijven zeggen, geloof ik – dus laat ik mij beperken tot die laatste zin: die zou ook over Trump kunnen gaan. Afgelopen jaar onderzocht de Amerikaanse journalist Ezra Klein in zijn podcast wat Trump zo populair maakte. Tot voor kort hadden vrijwel alle politici een ‘filter’, vertelt Klein: ze moesten heel goed opletten wat ze wel en niet konden zeggen. Zei je het verkeerde, dan was je de pineut. Dan kon je miljoenen kiezers verliezen. Iemand als Barack Obama léék misschien geen filter te hebben, zo soepel waren zijn speeches, zo charismatisch was zijn voorkomen, maar hij had het wel degelijk. Hij kon er gewoon heel goed mee overweg.
Gebrek aan filter
Waarom is Trump nu zo aantrekkelijk? Zo’n beetje het omgekeerde: juist zijn gebrek aan filter. Trump toonde aan dat de massa toe was aan iemand die deze zelfopgelegde beperkingen volledig overboord gooide. Een filter – je kunt het ook beschaving noemen – leek ineens niet meer nodig. Het heeft iets opwindends om iemand bezig te zien die zich niet laat weerhouden door de remmingen die de meeste mensen wel in zich hebben, aldus Klein.
Dat is wat satire zo futloos maakt tegen radicaal-rechts: er wordt iets blootgelegd wat voor de kiezer juist reden was om fan te worden.
Misschien is er een uitweg voor de komiek. Naast de bevrijdende lach kan een satiricus namelijk ook iets anders opzoeken: de lach uit ongemak.
In de weken voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 was in de talkshow van Eva Jinek steeds een roast te zien. Iedere keer nam een andere comedian een van de lijsttrekkers te grazen, en toen Baudet te gast was, stond Martijn Koning op het programma.
Het was de tijd van corona, in de studio was geen publiek aanwezig, en mede daardoor voltrok zich een diep ongemakkelijk optreden. Een andere reden voor deze spanning was dat Koning verder durfde te gaan dan zijn collega’s. In een interview dat hij later aan de Volkskrant zou geven, vertelde Koning dat hij de roast had voorbereid samen met zijn collega Raoul Heertje. Heertje had gezegd dat de tijd voor grappen over iemand als Baudet nu wel voorbij was, daar waren zijn ideeën te ernstig voor. Dus bedachten ze iets anders: ze zouden hem confronteren met die ideeën.
En dat gebeurde. Koning legde bloot hoe dubieus de denkbeelden van Baudet toen al waren. Zo nam hij het op voor de racistische FVD-fan omdat Baudet zelf „homeopathisch verdund” was „met allerlei Indonesisch dna”. Ook stelde Koning vast dat Baudets vriendin Joods was, en dat hun toekomstige kinderen wellicht Joodse namen zouden krijgen. „Dan voel je je als antisemitische kiezer toch behoorlijk in je bruine hemd gezet.”
Homeopathische verdunning
Ik herhaal: dit was in 2021. Dus nádat Baudet had gesproken over Europa dat „dominant blank” moest blijven, over de door hem ongewenste „homeopathische verdunning” van het Nederlandse volk. Ook verspreidde hij toen al aan de lopende band antisemitische complottheorieën en hadden FVD-prominenten al verklaard dat hij tijdens een etentje gezegd zou hebben: „Bijna iedereen die ik ken is antisemiet.”
Toch besloot Nederland dat Koning het gevaar vormde. De redactie van Jinek stuurde na afloop een verklaring de wereld in om afstand van hem te nemen. De RTL-journalist die tijdens de roast alleen maar aan tafel had gezeten, voelde zich genoodzaakt tot een tweet: „Ik distantieer me totaal van de inhoud.” Nog dezelfde avond belde Jinek Baudet om excuses aan te bieden. Baudet was „heel aardig” geweest in dat gesprek, vertelde ze de volgende dag in haar programma om de woedende meute gerust te stellen.
Voor Koning was dat slechts het begin. Op sociale media werd hij wekenlang afgemaakt, in iedere talkshow werd schande van zijn optreden gesproken. „In één keer was ik de verrader, de NSB’er, de motherfucker”, vertelde Koning aan de Volkskrant. „En toen kwamen de bedreigingen. Foto’s van mijn huis op internet, voicemails. Echt enge shit, echt enge mensen. En niet eens anoniem. Met naam en toenaam, mensen die zeggen dat ze je dood willen schieten en je keel willen doorsnijden.”
Het verschil tussen de aanpak van Koning en die van Stewart is de benadering van het publiek. Ook Stewart is heus wel eens hard, bijtend, agressief, maar hij stelt zijn publiek tegelijkertijd (onbedoeld) gerust: het zijn maar clowns.
Koning weigerde daaraan mee te doen. Hij realiseerde zich dat Baudet juist graag die clown wilde zijn, en beroofde hem van die mogelijkheid. Hij nam hem, tegen de verwachtingen in, volkomen serieus. Daardoor werd het publiek gedwongen de ernst van de zaak onder ogen te zien: geen relativering, maar een confrontatie. Ongemak.
Het populairste verwijt aan Koning was dat zijn optreden niet grappig zou zijn geweest. Maar een satiricus die een politicus zijn clownspak uittrekt en hem laat zien zoals hij werkelijk is, waarna iedereen boos op hém wordt – ik moest daar toch wel om lachen.
De bevriezing van de sociale huren waar Geert Wilders zo trots op was, blijkt een steeds kariger cadeau. Een mooi verpakte dooie mus.
Voor een half miljoen sociale huurders gaan de huren namelijk bij nader inzien wél omhoog. Zij wonen in een huis van een particuliere verhuurder. En volgens het kabinet is de beloofde bevriezing voor deze groep onuitvoerbaar. Dat hadden de nachtelijke onderhandelaars van de coalitie bij de Voorjaarsnota even niet goed doordacht. Maar ook voor de pakweg 2 miljoen sociale huurders in een huis van een corporatie is het onzeker of de huren per 1 juli worden bevroren. Er is veel kritiek in de Tweede Kamer.
En dan was er deze week ook nog verrassend commentaar uit onverwachte hoek: volgens het Nibud, het budgetinstituut dat de inkomens van minima altijd scherp in de gaten houdt, is een huurbevriezing niet echt nodig. Ondanks de historisch hoge huurstijging van vorig jaar zijn de woonlasten van veel sociale huurders relatief laag op dit moment. Waarom? De inkomens stegen meer. Bijvoorbeeld omdat de lonen, de bijstandsuitkering en de huurtoeslag stegen.
De bevriezing levert bovendien minder op dan je zou denken. Veel voorkomende voorbeeldgezinnen waarmee het Nibud rekent, houden er 10 tot 12 euro meer per maand aan over, berekende het voor Het Financieele Dagblad. De huurtoeslag zou de huurstijging deels hebben opgevangen.
Woningzoekenden betalen de prijs
Nou kan je denken: voor mensen die het niet breed hebben is ook 10 euro mooi meegenomen. Het leven wordt immers op alle fronten duurder.
Maar als bestaanszekerheid je aan het hart gaat, zegt Nibud-directeur Arjan Vliegenthart, zit het probleem niet bij sociale huurders. „Ik maak me minder zorgen over mensen in sociale huurwoningen dan over mensen die een huurwoning zoeken. Die komen vaak in dure woningen terecht en zijn financieel kwetsbaarder.”
En precies die woningzoekenden lijken de prijs te gaan betalen van de huurbevriezing. Corporaties, geeft BBB-woonminister Mona Keijzer toe, kunnen door de bevriezing minder woningen bouwen. Ze hebben immers minder inkomsten, kunnen daardoor minder lenen en dus ook minder bouwen. Vandaar de brede kritiek in de Tweede Kamer: zonder adequate compensatie voor corporaties neemt de woningnood toe.
De bevriezing was dus een karig kado op kosten van corporaties dat de woningnood verergert. Hulp die niet helpt.
Je zou deze huurbevriezing exemplarisch kunnen noemen voor het beleid van deze coalitie en het kabinet-Schoof. PVV, VVD, NSC en BBB besteden veel aandacht aan het repareren van de koopkracht, maar investeren te weinig in de grote problemen van Nederland, analyseerde een delegatie van het IMF deze week. In het oplossen van het stikstofprobleem of het volle stroomnet, en: de woningnood. Korte termijn boven lange termijn.
Zo’n analyse kan je ook maken van het armoedebeleid: pleisters, geen robuuste verbetering van de bestaanszekerheid.
Op het eerste oog gaat het goed. De armoede is de laatste zeven jaar gedaald. Ondanks de hoge inflatie is ook aan de onderkant de koopkracht voor veel huishoudens verbeterd.
Sinds 2017 geven huishoudens minder uit aan vaste lasten
De bestaanszekerheid is toegenomen, concludeerde ABN AMRO deze week na een representatief onderzoek onder 340.000 rekeninghouders. Sinds 2017 geven huishoudens een kleiner deel van hun netto-inkomen uit aan vaste lasten. Denk aan woonkosten, zorgverzekering en niet direct opzegbare abonnementen.
De grootste verbetering was te zien bij mensen met een uitkering. Dat is vooral te danken aan het kabinet-Rutte IV. Die verhoogde het minimumloon, de uitkeringen en de toeslagen en dempte de energiekosten met tijdelijke hulp. Let wel: voor mensen met een uitkering zijn de vaste lasten nog steeds relatief hoog. Bij eenvierde van hen zelfs te hoog, ziet ABN AMRO: meer dan 60 procent van het netto-inkomen.
Armoede die overblijft
Er zijn minder arme huishoudens, maar de armoede die overblijft, is dieper, constateert het Centraal Planbureau. Het gaat om mensen in de bijstand met hoge zorgkosten of woonlasten, bijvoorbeeld omdat ze ziek zijn, geen sociale huurwoning kunnen krijgen of in een tochtig huis met hoge energiekosten wonen, zegt Vliegenthart.
En om werkende mensen die weinig uren draaien en geen gebruik maken van toeslagen. „Omdat ze niet willen of niet kunnen.” Banggemaakt door de toeslagenaffaire en de dreiging van terugvorderingen. Of omdat ze de juiste potjes niet weten te vinden. „Mensen moeten soms wel vijftien regelingen aanvragen bij de rijksoverheid en de gemeente. Gezinnen in de bijstand zijn al gauw voor de helft van hun inkomen afhankelijk van dat soort toeslagen.”
Als je die allemaal wel weet te vinden, heb je genoeg inkomen om financieel gezien bestaanszeker te zijn, maar ben je dat dan ook echt? Volgens Vliegenthart is een gebrek aan grip op het leven, meer dan gebrek aan geld, de hoofdoorzaak van bestaansonzekerheid.
Financieel gezien is de bestaanszekerheid verbeterd, maar het voelt niet zo omdat mensen geen huis kunnen vinden, of omdat ze afhankelijk zijn van een keur aan onzekere overheidspotjes of flexwerk. Ruim een miljoen huishoudens zit net boven de armoedegrens en kunnen er weer onder zakken als het economisch slechter gaat.
Snoei in die complexe inkomenshulp en verhoog minimumloon en bijstand, adviseerde in 2023 de Commissie sociaal minimum, die werd ingesteld op verzoek van NSC-oprichter Pieter Omtzigt. Maar „dit kabinet kiest voor pleisters zoals een hogere huurtoeslag en specifieke regelingen zoals een ov-pas,” zegt Vliegenthart.
Nou maken alle kabinetten graag goede sier met koopkrachthulp die vaak minder voorstelt dan de politieke pr suggereert. Maar juist Omtzigt had daar scherpe kritiek op. Regeringen pasten te vaak trucjes toe, constateerde hij, om de koopkracht te verbeteren van de standaardhuishoudens in de modellen zonder dat brede groepen erop vooruit gingen – want dat is duur.
Deel geen pleisters uit, maar maak het echt beter. Ook nu Omtzigts partij meeregeert, gebeurt het niet.