Waarom worden Stephen King-boeken zó vaak verfilmd?

Bij iedereen beklijft wel één filmbeeld waarvoor Stephen King verantwoordelijk is. Het hondsdolle gezicht van Jack Nicholson in een kapotgehakte deur in The Shining. Sissy Spacek doordrenkt in varkensbloed op het schoolbal in Carrie. Andy Dufresne in de regen na zijn ontsnapping uit Shawshank in The Shawshank Redemption. En als je getraumatiseerd werd als kind: een clown met een rode ballon die je vanuit het riool toelacht, in It.

Overal waar je kijkt in de Amerikaanse filmindustrie, vind je Stephen King. Elk jaar verschijnen er films van – of beïnvloed door – zijn werk. Hij is met afstand de meest verfilmde levende auteur, met meer dan 350 (korte) films, miniseries en spin-offs. Slechts enkele doden liggen op hem voor – Agatha Christie, Charles Dickens, William Shakespeare – en van King komen er de komende jaren nog eens 24 projecten uit.

Deugd van simpele boekhouder

Deze week gaat The Life of Chuck uit. Een sentimentele film over het einde van de wereld én de deugd van een simpele boekhouder. De film won de publieksprijs op het filmfestival van Toronto. We zijn nog lang niet klaar met King.

Wat maakt Stephen Kings werk zo aantrekkelijk voor verfilmingen? Het (te) makkelijke antwoord is: goede verhalen in tekst zijn goede verhalen op beeld. Kings werk is een heksenketel waar gotische horror, Amerikaanse jeugdliteratuur en sciencefiction zich vermengen. Hij was vanaf boek één commercieel succesvol en wordt intussen – na initieel, in tweed gekleed wantrouwen – ook in literaire kringen getolereerd. Hij observeert scherp – King heeft „een bijna instinctief begrip van de angsten in de psyche van de Amerikaanse working class”, aldus schrijver Walter Mosley gaf. Maar hij valt vooral op door zijn verbeeldingskracht. Zoals The New Yorker, schreef, de lol is dat King accuraat kan omschrijven hoe het vóélt om telekinetisch te zijn en hoe lekker het is met die krachten wraak te nemen. Als je het King vraagt, zegt hij: „Er zal altijd die menselijke behoefte zijn om iemand te zien sterven, zolang jij het zelf maar niet bent.”

De King-industrie

In 1992 begon Stephen King een rechtszaak tegen filmstudio New Line Cinema. Hun bewerking van The Lawnmower Man zou zó weinig met zijn korte verhaal te maken hebben dat King zijn naam van het project wilde halen. De directeur van New Line reageerde verbaasd: „Maar dat is waarvoor we betaalden… de naam is het voornaamste object dat we kochten.”

Als je eminente horrorschrijvers als Clive Barker (44 projecten op IMDb), Dean Koontz (20) en geliefde thrillerschrijvers John Grisham (24) en Tom Clancy (43) bij elkaar optelt, kom je nog niet in de buurt van het aantal adaptaties dat King inspireerde.

Dat ligt aan de kwaliteit van zijn werk, maar toch ook aan de kwantiteit. King verkocht ruim 400 miljoen boeken sinds zijn – ondermeer door Brian DePalma – verfilmde debuut Carrie in 1974. Dan schrijft hij ook nog snel en heel veel: boeken van honderden pagina’s, soms meerdere per jaar. Het verhaal gaat dat hij Cujo schreef in één weekend aan de coke, en dat hij er geen herinnering aan heeft. Er is dus altijd genoeg King-materiaal om te adapteren.

Sissy Spacek op haar middelbare school in de horrorfilm ‘Carrie’ uit 1976 van Brian de Palma, ook gebaseerd op gelijknamige roman van Stephen King uit 1974.

Foto Michael Ochs Archives/Getty Images

Zijn bestsellers vertalen zich naar een hoge bioscooprecette. Tot de flop The Dark Tower in 2017 maakte vrijwel elke serieuze Stephen King-verfilming winst. Ook in recente jaren: een nieuwe verfilming van It (2017) bracht meer dan 700 miljoen op tegen een budget van 35 miljoen, een winstmarge van 2.000 procent. Series als Midnight Mass en The Outsider werden streaminghits.

King is een industrie. Boeken verkopen de films, films verkopen de boeken. En die industrie heeft hij zelf gecultiveerd. Slechts enkele jaren na zijn debuut startte hij het ‘Dollar Baby’-programma: beginnende filmmakers konden de rechten op Kings boeken voor 1 dollar verkrijgen. Regisseur Frank Darabont kwam zo in contact met King en verfilmde drie van zijn boeken: The Green Mile, The Shawshank Redemption en The Mist.

Een soortgelijke deal sloot hij met de filmstudio Castle Rock Entertainment (vernoemd naar het fictionele stadje waar Kings boeken zich veelal afspelen). Filmrechten gaf King weer weg voor 1 dollar mits hij 5 procent van de omzet kreeg, de regisseur mocht selecteren én de stekker eruit kon trekken als hij wilde.

Hiermee beschermde hij zijn werk en realiseerde hij zijn eigen ‘revolutionaire filmambities’, vertelt hij in een interview voor het boek Stephen Kings Hollywood. Zo bevatte de film Peyton Place uit 1957 de eerste seksscène in de Amerikaanse filmgeschiedenis. De slaapkamerdeur ging open en King wilde iets soortgelijks: de toiletdeur openen. En dus schreef hij in Dreamcatcher een scène waarin twee mannen een spoor bloed vinden dat naar een badkamerdeur leidt: King was tevreden.

Steven King

Toch is er meer dan slimme marketing en deals. Kings boeken werden al verfilmd voor hij als auteur beroemd werd. Op de aftiteling Carrie (1976) stond zijn naam nog verkeerd gespeld: ‘Steven King’. Iets maakt Kings werk inherent geschikt voor film. Zijn oeuvre baarde opmerkelijk veel legendarische film: Brian de Palma’s Carrie, Stanley Kubricks The Shining, Rob Reiners Stand by Me en Oscarwinnaar Misery. En The Shawshank Redemption, de beste film aller tijden volgens stemmers op filmwebsite IMdB.

Meestal krijgen de regisseurs daarvoor alle lof. Kubrick en De Palma zouden als ‘filmauteurs’ zijn vuistdikke boeken door het koffiefilter van hun eigen genie hebben gegoten: Stephen Kings pulp bleef achter. De schrijver zelf versterkt die opinie door juist zijn beste verfilming te kraken. Zo vond hij meesterwerk The Shining „een prachtige auto zonder motor” terwijl het vermaledijde vervolg Doctor Sleep in zijn ogen „alles wreekte wat schortte aan Kubricks The Shining”.

De clown Pennywise in de televisieserie ‘IT’ die ook was gebaseerd op Stephen Kings gelijknamige bestseller.

Foto Chris Helcermanas-Benge

Zijn eigen film hielp evenmin. „Als je iets goed wil doen, moet je het zelf doen”, stond op de poster van regiedebuut Maximum Overdrive in 1986. De film, over moordlustige huishoudelijke apparaten, was mogelijk de allerslechtste film van het jaar. Achteraf gaf King toe dat hij inderdaad zoveel coke snoof „ dat ik geen idee had wat ik aan het doen was”.

Maar Kings invloed is wel degelijk zichtbaar in zijn verfilmingen, en ook in films die niet op zijn werk gebaseerd zijn. Natuurlijk in horror, maar ook zijn beeld van adolescentie, jongensvriendschap, het kleinstedelijks leven in Amerika in series als Stranger Things of Lost en films als Donnie Darko en Super 8. Steven Spielberg, die King ooit probeerde te strikken voor het scenario van Poltergeist, zei in 2020 dat hij niet begrijpt „dat Stephen King en ik geen familie zijn […] We hebben een spirituele verbintenis.”

King wijst zelf naar de belangrijkste reden dat zijn werk het zo goed doet op het scherm. „Filmproducenten kiezen mijn werk omdat ik filmisch schrijf.” In Danse Macabre, zijn boek over schrijven, legt King uit dat hij evenzeer geïnspireerd is door de ‘gothic novels’ van Edgar Allen Poe als door films als Alien en Night of the Living Dead. Zijn boeken zijn eigenlijk al uitgebreide filmscripts. Met, zoals Hollywood dat graag ziet, een duidelijke strijd tussen goed en kwaad die Hollywood zoekt. Die vaak aansluiten bij de tijdsgeest: The Strand sluit aan bij het coronavirus, The Institute bij complotdenken. Zijn personages worstelen met verslaving, mentale gezondheid, verknipte ouder-kindrelaties en andere contemporaine problemen.

King perverteert kleinsteeds Amerika Amerikaanse iconografie met gotische horror: het grote eindbal op school (Carrie), de auto-romantiek (Christine), het knusse oude industriestadje (It, The Stand, The Body), de trouwe viervoeter (Cujo).

De beeldtaal was er al, miljoenen mensen, ook buiten de VS, voelen er nostalgie bij na decennia bemesting door film, televisie, marketing en literatuur. Stephen King gooit daar dan weer een emmer varkensbloed overheen: effectief in boekvorm en evenzo op het scherm. Ook al heeft King geen hausse aan toilethorror weten te ontketenen, zijn werk heeft de Amerikaanse film duisterder, enger en wantrouwiger gemaakt. Daar zal hij toch blij mee zijn.


Wandelfilm timmert aan de weg door buiten gebaande paden te treden

Het idee is slim. Er zijn in Nederland 6,5 miljoen wandelaars. Als een klein deel daarvan betaalt om de uitstekende Nederlandse hiking-film The North online te kijken, ben je al uit de kosten. Wandelfilms- en boeken zijn populair: zie onlangs The Salt Path met Gillian Anderson en Jason Isaacs.

The North valt ook elders op. Zo prefereert The Guardian hem boven The Salth Path: „The North might be the ultimate hiking film.” Dat zie je niet vaak bij een Nederlandse film die bovendien ieders sympathie verdient, want geheel buiten de gebaande paden gemaakt: het Filmfonds gaf geen geld.

Een wandelfilm kun je prima maken zonder bekende acteurs, het gaat immers meer om het landschap dan om de figuren erin. En met dat landschap zit het wel goed in The North. De film werd opgenomen in de ruige Schotse Hooglanden en volgt de route van twee wandelpaden: de West Highland Way en met name The Cape Wrath Trail. In totaal zeshonderd kilometer, waarvan cast en crew daadwerkelijk de helft aflegden om de film te maken. De ontberingen die je in The North ziet, ervoeren zij ook echt: regen, storm en vooral midges (knutten), minuscule steekvliegjes die in groten getale hinderlijk om je hoofd zoemen. Waar cast en crew van The Salt Path ’s avonds comfortabel in hotels verbleven, sliepen de makers van The North in tentjes. Vaak in barre omstandigheden, zie de ‘making of’ op YouTube. Overdag liep iedereen – twee acteurs, een camera- en geluidsman, de regisseur en de behind the scenes-documentairemaker – met rugzakken van tussen de 20 en 30 kilo. De draaiperiode besloeg vijf weken.

Twee vrienden

Het resultaat van de lowbudgetfilm mag er zijn. Regisseur-scenarist Bart Schrijver, zelf een ervaren hiker, voert twee vrienden op die in Schotland gaan wandelen. Ze kennen elkaar al lang, maar zijn een beetje van elkaar vervreemd. De Nederlandse Chris is met zijn hoofd nog bij zijn werk, een gestresste collega belt hem op gezette tijden. Zijn Spaanse vriend Lluis wil alles het liefst ‘old school’: geen GPS maar echte wandelkaarten, geen contact met het thuisfront en niet smokkelen met de route door stukjes over te slaan. Voor hem is dit vooral een spirituele tocht: „Een slechte dag in de natuur is altijd nog beter dan een goede dag op werk”. En waarom is werk eigenlijk zo belangrijk voor ons? Is het hebben van een connectie met de natuur niet veel belangrijker?

De twee vrienden verschillen van elkaar: de sociale Chris wil kinderen, Lluis is het liefst alleen. Zoals het hoort in een wandelfilm komen ze onderweg meer over elkaar en zichzelf te weten, al houdt Schrijver alles prettig impliciet, met terloopse onthullingen die in Hollywoodtermen nauwelijks gelden als ‘drama’.

Drassige mossen

Het fabuleuze Schotse landschap is prachtig vastgelegd door cinematograaf Twan Peeters. Van mistige dalen tot drassige mossen: alles is adembenemend – geen wonder dat Visit Scotland partner van de film is. Naast deze bijdrage, en die van andere sponsors, deed de film het met het bescheiden budget van 75.000 euro – bijeen gebracht middels een crowdfundactie, een lening en subsidie van het Amsterdamse Fonds voor de Kunst. Het Filmfonds gaf geen geld omdat de productie niet voldoet aan zijn Fair Practice Code, een eerlijke beloning voor alle betrokken makers. Daar heeft productiebedrijf The Tuesday Studio vooralsnog niet de middelen voor.

Dat lijkt een nadeel want zonder Filmfonds geen reguliere distributie in filmtheaters. Maar het biedt ook kansen. The North toont een toekomst van filmdistributie: waarom kun je dat via een platform niet zelf doen? Als er minimaal 7.500 liefhebbers van wandelen, backpacken en hiken naar de film kijken, is de film al uit de kosten. Bovendien creëer je zo je eigen fanbase en doelgroep. Mensen die Schrijvers eerdere hiking-film Human Naturezagen, willen vast ook The North zien. En vinden ze die goed, dan vertellen ze het door aan anderen.

Zo zijn er weinig marketingkosten en kan gemakkelijker een nieuwe film op stapel worden gezet. Opnieuw een wandelfilm, dat spreekt voor zich.


Wat vindt NRC | De roep om begrenzing van de smartphone is nodig

Hoeveel uur per dag brengt u gemiddeld door op uw smartphone? En de vervolgvraag: zijn smartphones verslavend – en als het antwoord daarop ja is, is de samenleving dan verplicht om kinderen ertegen in bescherming te nemen? Het debat hierover is in volle gang en de groep die vindt dat kinderen het recht hebben om smartphonevrij op te groeien, groeit.

Ouders van meer dan 40 duizend kinderen ondertekenden een pact waarin ze afspreken om kinderen geen smartphone te geven voor hun veertiende. Meer dan drieduizend wetenschappers en praktijkdeskundigen steunen die oproep en schreven een brandbrief aan de overheid waarin ze hun zorgen uiten over onder andere „de impact op de gezondheid en ontwikkeling van kinderen, als gevolg van 24/7 toegang tot internet vanuit de broekzak” en het feit dat kinderen op steeds jongere leeftijd een smartphone krijgen.

Die brede steun onderstreept een groeiend besef: de smartphone is geen neutraal gebruiksvoorwerp, maar een technologie die diep ingrijpt in het dagelijks leven – in het bijzonder bij kinderen en jongeren, wier brein zich nog volop ontwikkelt.

De zorgen zijn dan ook terecht. Steeds meer wetenschappelijk onderzoek wijst op de negatieve gevolgen van intensief smartphonegebruik op jonge leeftijd: slechtere concentratie, verstoorde slaap, minder bewegen, afnemende sociale vaardigheden en verhoogde risico’s op depressie en angst. Daarbij komt een verdienmodel van techbedrijven dat verslaving niet bestrijdt, maar aanwakkert. De roep om grenzen te stellen is dus niet betuttelend, maar broodnodig.

Dit ouderinitiatief is daarom waardevol: ouders zien de effecten op hun kinderen en vragen om maatschappelijke steun. Scholen, beleidsmakers en bedrijven kunnen niet langer wegkijken. Regels en voorlichting zijn nodig om kinderen beter te beschermen tegen de alomtegenwoordige schermen.

Opmerkelijk is ook dat niet alleen volwassenen, maar ook kinderen zelf pleiten voor meer schermvrije tijd. Uit een peiling van Unicef blijkt dat 69 procent van de kinderen en jongeren in Nederland voorstander is van een verbod op sociale media, al verschillen ze van mening over de leeftijdsgrens.

In Den Haag klinken de zorgen inmiddels door. Het ministerie van Volksgezondheid werkt aan een richtlijn over gezonde schermtijd en wil die nog voor de zomer publiceren. Daarmee grijpt de overheid in op wat tot voor kort een individuele opvoedkwestie was.

Dat is een belangrijke stap, maar een totaalverbod of rigide norm voor wat een ‘goede opvoeding’ is, gaat te ver. Vrijheid en verantwoordelijkheid horen bij elkaar. In een liberale samenleving blijft het recht van ouders om eigen keuzes te maken in de opvoeding een kernwaarde. Hetzelfde geldt voor jongeren zelf, zeker naarmate ze ouder worden. Wie opgroeit, moet ook leren omgaan met verleidingen, met digitale grenzen en met de verantwoordelijkheid die vrijheid met zich meebrengt.

Kinderen zijn vaker overbeschermd in de fysieke wereld, maar onbeschermd online. Voor ouders ligt hier bij uitstek een duidelijke opdracht.

Een smartphonevrije kindertijd kan een goed begin zijn. Maar het echte doel is niet een leven zonder smartphone – alsof dat alle problemen zou oplossen. Maar een leven waarin technologie niet ons beheerst, maar wij de technologie. Juist dát vraagt om een samenleving die naast het stellen van harde grenzen opvoedt tot kritisch denken, digitale zelfbeheersing en menselijke nabijheid.


Opinie | Sperma-opslag moet toegankelijk zijn voor mannen die een knip willen

In mei was er goed nieuws op het gebied van anticonceptie: innovaties voor vrouwen, zoals onderzoek naar een klepje voor de eileiders en de herontdekking van mifepriston als wekelijkse pil. Voor mannen blijft het aanbod beperkt tot twee opties: het condoom (87 procent effectief bij typisch gebruik), waarvan het gebruik daalt, of vasectomie (99,5 procent effectief), waar steeds meer mannen voor kiezen. Tussen deze uitersten is niets beschikbaar.

Vasectomie wordt vaak als definitief gezien, maar dat hoeft niet. Verschillende studies laten zien dat de onomkeerbaarheid van vasectomie voor velen een drempel vormt. Door vasectomie te combineren met een eenvoudige, veilige en bestaande techniek – het invriezen van sperma – kan het een tijdelijke en toegankelijke vorm van anticonceptie worden.

Geen invloed op erecties

Een vasectomie is een eenmalige ingreep onder lokale verdoving. Bovendien heeft het geen invloed op erecties, orgasmes of ejaculatie. Sperma invriezen is technisch eenvoudig: na een simpele masturbatie kan het sperma bij -196 graden celsius tientallen jaren worden bewaard. Toch is semencryopreservatie in Nederland alleen toegankelijk bij medische indicaties, zoals kankerbehandelingen, gendertransitie of anderszins verminderde vruchtbaarheid. Niet omdat mannen tijdelijk geen kinderen willen. Sterker nog, ziekenhuizen verklaren dat vasectomie geen reden is voor sperma-opslag.

Wie toch zijn sperma wil bewaren, kan alleen bij privéklinieken terecht. Daar bedragen de kosten al snel 250 euro aan opstartkosten, plus 85 euro per jaar voor opslag. Dit maakt vruchtbaarheidsregie voor veel mannen financieel onbereikbaar en onnodig lastig.

Waarom wordt cryopreservatie bij vrijwillige vasectomie als luxe gezien? Uit onderzoek blijkt dat een ruime meerderheid van mannen zich verantwoordelijk voelt voor anticonceptie. De helft wil meer opties, en een kwart zou het bij een middel prettig vinden langere tijd niet over anticonceptie na te hoeven denken. Bijna negen op de tien vrouwen in een relatie vertrouwt hun partner de anticonceptie toe.

Is het onromantisch om op deze manier zwanger te worden? Sinds de introductie van de pil en reproductieve technologieën zoals IVF is seks steeds minder gekoppeld aan voortplanting. Het toegankelijk maken van sperma-invriezing en vasectomie past binnen deze maatschappelijke ontwikkeling en biedt kansen om de verantwoordelijkheid voor anticonceptie eerlijker te verdelen.

Een welkome bijkomstigheid is dat mannen die sperma invriezen ook donor kunnen worden, direct of later. Toegankelijke cryopreservatie kan zo bijdragen aan een toename van donorzaad en het terugdringen van huidige tekorten. Daarnaast blijkt dat ongeveer 6 procent van de mannen spijt krijgt van een vasectomie. Kosteloos sperma invriezen vooraf kan dat percentage verminderen.

Zolang cryopreservatie niet toegankelijk is voor mannen die vrijwillig kiezen voor vasectomie, blijven de keuzes beperkt. Investeren in een publieke, vergoede infrastructuur voor sperma-opslag is een relatief goedkope maatregel met grote maatschappelijke en economische winst. Het vergroot de keuzeruimte, bevordert gelijkheid en draagt bij aan een eerlijkere verdeling van verantwoordelijkheid in anticonceptie. Als we mannen serieus nemen in hun wens om verantwoordelijkheid te nemen voor anticonceptie, hoort daar een toegankelijke en publiek gefinancierde infrastructuur voor sperma-opslag bij.


Kan een vervalst schilderij echte gevoelens opwekken? Lukasz Twarkowski maakt theater over Rothko-kopie

De waarde van kunst is de waanzin van miljoenen. Kunst is rijkemensenspeelgoed. Vorige maand werd ‘Miss January’ van Marlene Dumas geveild voor ruim 12 miljoen euro. Voor ‘Baby Boom’ van Jean-Michel Basquiat werd bijna 81 miljoen euro overgemaakt. Maken miljoenen een kunstwerk beter? Mooier? Of maakt hun prijs de eigenaar beter en mooier?

In 2004 betaalde een vermogend Amerikaans echtpaar een gerenommeerde New Yorkse galerie 8,3 miljoen dollar voor een schilderij van Mark Rothko. Het bleek een van meer vervalsingen te zijn, geschilderd door een kunstenaar annex wiskundeleraar uit China (dat laatste weetje doet niet ter zake maar het wordt steevast vermeld, dus hier dan ook maar).

Zijn vervalste Rothko is het uitgangspunt voor de voorstelling Rohtko van het Dailes Teater uit Riga, nu te zien op het Holland Festival. De vier uur durende theater-trip is een wervelwind over kunst, liefde en lust, waarin uitbundig wordt geacteerd, gezongen, gedanst, gefilmd. Er zijn verrassende zijsprongen, zoals een scène over de intimiteit van een ander zien eten. En steeds gaat het over echt en niet echt, authentiek of fake. Vandaar de titel: Rohtko. Geen vergissing maar een variatie op neplogo’s als YLS op de namaak Yves Saint-Laurent-tassen en Adadis op valse Adidas-sneakers.

De regisseur heet Twarkowski, als een nepper van het Russische filmgenie Tarkovski. Maar Lukasz Twarkowski is geen namaak-Tarkovski. Hij is een Poolse regisseur bij het Letse Dailes Teatris, dat zich nadrukkelijk als Baltisch profileert. Die thuis Frans spreekt met zijn vrouw en hun kinderen. En die zich in het Engels verstaat met zijn Letse, Poolse, Chinese en Duitse acteurs.

Wie is de echte Twarkowski? Voor nu is dat de vrolijke, wilde man in de theaterfoyer in Riga, wippend op zijn stoel, borrelend van beukend enthousiasme. Hij heeft het over de Amerikaanse verzamelaars die graag vertelden hoe ze elke dag samen bij hun Rothko zaten te huilen van ontroering. Toen bleek het werk namaak te zijn en droogden subiet hun tranen op.

Scène uit ‘Rohtko’ van regisseur Łukasz Twarkowski.
Foto Artürs Pavlovs

Valse tranen

Die tranen zijn essentieel. Het keurmerk van Rothko-schilderijen is dat ze de toeschouwer letterlijk aan het huilen maken, zegt Twarkowski. Maar in hoeverre zijn het nog de echte schilderijen? Rothko werkte met slecht houdbare kleuren. Het rood van zijn fameuze Seagram Murals is na veertig jaar verbleekt en allang niet meer wat hij schilderde. Dus waar huilen de mensen dan om?

Een vervalsing voor waar aannemen, kan voortkomen uit een diep verlangen. Wie Han van Meegerens ‘De Emmaüsgangers’ nu ziet, kan zich niet voorstellen dat dat doek ooit is aangezien voor een echte Vermeer. Het doek lijkt nergens op en toch echtte een ploeg serieuze kunstkenners het, want ze wilden het zo graag.

Lukasz Twarkowski
Foto Leszek Zych

Twarkowski: „De vraag is: waren de tranen van het echtpaar vals of was het schilderij vals?”

Ik: „Bestaan er valse tranen? Een traan is altijd echt.”

Twarkowski: „Dat is waar dit stuk om draait. Wat is echt? Wat is fake? Dat is steeds de vraag. Voelt een humanoid iets? En zo niet, bedondert hij de zaak dan?”

Langs allerlei sporen voert het stuk ons telkens van ‘wat is echt?’ terug naar de vraag ‘wat is kunst?’ En hoeveel is ontroering waard? 8,3 miljoen dollar?

Het probleem van theater is de code: we nemen voor echt aan wat er op het podium gebeurt.

Rohtko is een voorstelling over authentiek en kopie. Over fraude of geen fraude, over vervalsing of verandering. Twarkowski zet tegenover de Westerse kijk de Chinese blik op kunst: „Westerlingen denken Newtoniaans, ze trekken conclusies uit de verschijnselen die in de kern onveranderlijk zouden zijn. Voor Chinezen ligt dat anders. Daar gaan kunstenaars uit van het oorspronkelijke werk en aan de slag met de herinterpretatie. In de Aziatische traditie past iets als de NFT [non fungible token, digitaal kunstbezit]. Het idee is ‘echt’, iemand betaalt ervoor, die is de eigenaar. Maar een idee kun je altijd verbeteren en veranderen.”

Ik: „Waar blijft in de Chinese visie de magie van het ware?”

Twarkowski: „Dat is jouw westerse kijk. Wat jij een vervalsing noemt, is dat niet. De inzet is verdere ontwikkeling.”

Maar er zijn grenzen. De film The Brutalist komt ter sprake. Het Hongaars van de Amerikaanse hoofdrolspeler Adrien Brody (zijn moeder was Hongaarse) werd met AI verbeterd. Dat kwam hem op kritiek te staan en dreigde hem even zijn Oscar te kosten, want was dat geen vervalsing? Ik beschouw die AI-verbetering als een filmtechnische ingreep, vergelijkbaar met flatteuze belichting of silhouetverbeterende kostumering. Maar voor Twarkowski doet het afbreuk aan een schitterende film. Hij hecht aan Brody’s ‘echte’, eigen Hongaars. „Want een stem is doorslaggevend voor wat een acteur doet.”

Scène uit ‘Rohtko’ van regisseur Łukasz Twarkowski.

Foto Artürs Pavlovs

Videobeelden

Rohtko speelt zich af in twee Chinese restaurants. Of nee, het is er één. Het andere ernaast is een spiegelbeeld, precies hetzelfde restaurant met in omgekeerde opstelling het aquarium, de rode lampions, de parafernalia, de tafeltjes, de kassa met een Aziatische man erachter. Welk van de twee is het echte restaurant?

Twarkowski: „Elk Chinees restaurant is per definitie een kopie, die zijn overal ter wereld hetzelfde.”

Identiek zijn ze niet. In het ene restaurant zitten andere mensen dan in het andere. Links zitten bijvoorbeeld een grimmige Rothko met zijn vrouw. Rechts zit een melancholieke toneelspeler met een collega. Zal hij Rothko gaan spelen? Zij moedigt hem aan, want hij is „zo’n mooie acteur”. (En dat is hij, hemel, wat speelt die man mooi en breekbaar).

Maar bij die verdubbeling blijft het niet. Door beide restaurants schuiven zes cameralieden in het zwart. Een zwarte outfit is een theatraal signaal: je ziet me wel, maar ik ben er niet. Dat is een vervalsing van de werkelijkheid en het publiek gaat er moeiteloos in mee. Het wordt beloond met videobeelden op drie filmschermen boven het dubbele restaurant, met de toneelopening als het caleidoscopische split screen uit de filmkunst. In een jazzy montage halen de filmbeelden de acteurs die eronder spelen dichtbij, ze echoën en vertragen ze. Iedere acteur die close in beeld komt, is vanzelf een filmster.

De beelden zijn elke avond anders, verzekert de assistent-regisseuse: „De cameralieden werken met een draaiboek, maar ze hebben ook de vrijheid om te filmen zoals het goed voelt voor ze. We monteren hun beelden live. Ik word nog vaak verrast.”

Twarkovski: „Ik neem alles wat ik meemaak mee in mijn voorstellingen en daar zit zeker film bij. Ik ga liever naar de film dan naar het theater.”

Theater wordt film, film wordt theater. De hybride wordt een achtbaan die het sensationele verhaal van de valse Rothko omleidt naar een voorstelling over het wezen van het theater.

Authentificatie van theater is simpel: elk echt gespeeld stuk is echt.

Maar neem de scène met de beide Rothko’s. De man in het restaurant rechts is Rothko niet, hij is de weifelende acteur. De andere man links geeft Rothko gestalte en dus ís hij hem. Maar nee, ook hij is Rothko niet. Niet echt.

Twarkowski: „Het probleem van het theater is de code: we nemen voetstoots voor echt aan wat er op het podium gebeurt. Maar alleen de actéurs zijn echt.”

Daarom mikt hij er in zijn regie op door te laten schemeren wie er achter dat spel steekt. Je ziet een personage, maar je krijgt de acteur. Die speelt zijn rol, maar gaat er niet in schuil.

Ik: „Dat is de methode van Pina Bausch, die legde het accent op haar dansers als persoonlijkheden. Is zij van invloed op uw werk?”

Twarkowski: „I love Pina. Ze zei: ‘Mij kan het niet schelen dat mijn dansers goed dansen, mij interesseert hoe ze zich bewegen en waardoor dat komt.’ Dat was een inspiratie. Een acteur geeft me iets aan, brengt iets mee wat alleen hij of zij in huis heeft en de anderen gaan daarop door.”

Scène uit ‘Rohtko’ van regisseur Łukasz Twarkowski.

Foto Artürs Pavlovs

De voorstelling is enerverend en wordt steeds spannender, maar na drieënhalf uur begin ik me zorgen te maken. Hoe draai je hier een punt aan, hoe zal Twarkowski zijn voorstelling afhechten?

Dat doet hij met een minutenlange beeldcollage op de filmschermen. Alles wat voorbij kwam, passeert opnieuw maar anders, in deze meeslepende ontknoping van Rohtko. Het is een kunstwerk op zichzelf van Twarkowski, die zegt: „Ik ben het liefst beeldend kunstenaar”. Kan zijn, maar ik zie de theatermaker, hij hijgt: Ik kan zonder kunst niet leven. Ik wil niet leven zonder kunst.

Juist in de grote theaterzaal komt zijn beeldenstorm tot zijn recht. Die zou ook als videoinstallatie in een museum of galerie vertoond kunnen worden, maar dan was hij niet echt. Het is een ervaring voor met z’n allen in het donker, samen één ademend lichaam, verdeeld over honderden stoelen.


Column | In de fractiekamer van de VVD, over Gaza

In de fractiekamer van de VVD, op de vijfde verdieping van de Tweede Kamer, staat een lange, ovale tafel met in het midden een gekleurde voetbal. Van een Kamerlid hoor ik dat ze hun „ogen op de bal” houden. Op woensdagavond zitten vijftig leden van de VVD aan die tafel voor een bijeenkomst over het Midden-Oosten, georganiseerd door het partijnetwerk ‘Internationaal’. En aan wie ik het die avond ook vraag: niemand kan bedenken waarom er maar vier vrouwen zijn en 46 mannen.

De VVD’ers die bij zo’n netwerk horen – de partij heeft er 24 over allerlei onderwerpen – zijn bijna altijd de meest actieve, betrokken leden. Ze willen meepraten en meedenken, en dus mailen ze met ‘hun’ Kamerleden, ze proberen in groepjes bij hen langs te gaan, op partijcongressen komen ze met moties.

Maar in de fractiekamer zijn ze stil, ze lijken onder de indruk te zijn. Ze luisteren een uur en tien minuten naar drie sprekers: een Tweede Kamerlid van de VVD, een oud-Kamerlid van de VVD en de eigenaar van een ‘geopolitiek adviesbureau’. Ze horen dat heel veel linkse moties over Gaza goedbedoeld maar zinloos zijn. Dat de Israëlische premier Netanyahu zich alleen iets zal aantrekken van de EU als die eensgezind is. Maar ook dat de inwoners van Gaza al vóór 7 oktober geen kant op konden. Dat gewonde kinderen daar zonder verdoving worden geopereerd, áls ze al worden geopereerd. De geopolitieke adviseur, zelf geen VVD’er, moet hebben gedacht dat je aan VVD’ers altijd óók moet vertellen of er nog iets te verdienen valt. Hij laat een slide zien met ‘kansen’ voor ondernemers, bovenaan staat: ‘Actieve rol in wederopbouw Gaza (infra, zorg, water).’

De kiezers van de VVD zijn diep verdeeld over Gaza. Volgens onderzoek van EenVandaag vindt zo’n 52 procent dat het kabinet kritischer moet zijn op Israël, bijna een kwart vindt het goed zoals het is, 18 procent wil juist méér steun voor Israël.

In het zaaltje, woensdagavond, zitten VVD’ers als Çinar Akdemir (18) uit Dordrecht, die vorig jaar Mark Rutte opwachtte bij het Torentje om hem een brief te geven over de kinderen in Gaza. Hij dacht dat Rutte in zijn laatste dagen als premier nog druk kon zetten op Netanyahu, om hem te laten tekenen voor een permanent staakt-het-vuren. Van Maarten Dirkse uit Leiden, achterin de zaal, hoor ik later dat de VVD „zichzelf te kijk zet”. „Er worden 2,2 miljoen mensen opgejaagd en uitgehongerd, en wat doet onze partijleider Dilan? Die zet een bericht op X over de Israëlische zangeres op het songfestival.”

Rink Slotema (49), uit Amsterdam, probeert aan tafel de aandacht te trekken van de oud-ambassadeur die de bijeenkomst leidt. Hij staat juist achter Netanyahu, zegt hij later tegen mij. De komende tijd, zegt hij ook, wordt het er „niet beter op in Gaza”. Maar dat er genocide wordt gepleegd? „Nee. Ik begrijp het wel dat Israël zegt: bevolking, aan de kant, wij móéten het gevecht aan kunnen gaan met Hamas.”

Aan tafel krijgt Rink Slotema geen kans om iets te zeggen, Maarten Dirkse en Çinar Akdemir ook niet. Verdeeldheid lijkt deze avond niet de bedoeling, er is maar tijd voor vier korte vragen. „Heel jammer”, krijgen ze te horen. „Maar deze zaal moet weer worden klaargemaakt voor morgenochtend.” Voor de Kamerleden van de VVD. Ogen op de bal.

Petra de Koning doet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek.([email protected])


Opinie | De conservatieve winst in Polen is een trendbreuk

Afgelopen zondag gingen de Poolse kiezers opnieuw naar de stembus, voor de tweede ronde van presidentsverkiezingen. De race ging tussen twee kandidaten die symbool staan voor de diepe politieke en ideologische breuklijnen in het land: Karol Nawrocki, een conservatief historicus die werd gesteund door de radicaal-rechtse oppositiepartij Recht en Rechtvaardigheid (PiS), en Rafał Trzaskowski, de liberale en uitgesproken pro-Europese burgemeester van Warschau, die uitkomt voor de partij Platforma Obywatelska (Burgerplatform) van premier Donald Tusk.

De uitslag viel met een verschil van slechts enkele tienden van procentpunten uit in het voordeel van Nawrocki. Die nipte overwinning is niet alleen een binnenlandse tegenvaller voor Tusk, maar dreigt ook bredere repercussies te hebben, zowel binnen de Europese Unie als daarbuiten. De terugkeer van Donald Tusk als premier in 2023, na eerder al een regeerperiode tussen 2007 en 2014, werd door velen binnen of buiten Polen gezien als een poging om het Poolse politieke bestel opnieuw te verankeren binnen het Europese project. Zijn regering beloofde hervormingen, met name op het gebied van de rechtsstaat, na jaren van confrontatiekoers onder PiS.

Maar die ambities stuiten met de winst van Nawrocki op een stevige institutionele hindernis. De Poolse president vervult formeel een grotendeels ceremoniële rol, maar beschikt wel degelijk over machtige instrumenten: hij kan wetsvoorstellen vetoën, en heeft invloed op het buitenlands en defensiebeleid. De vertrekkende president Andrzej Duda, eveneens uit het PiS-kamp, gebruikte zijn vetorecht al eerder om Tusk’s hervormingsplannen te blokkeren.

Met Nawrocki in het presidentieel paleis wordt verwacht dat deze obstructie eerder zal toenemen dan verdwijnen.

Verder dan de Poolse grens

De betekenis van deze uitslag reikt verder dan de Poolse grens. De mogelijke politieke impasse tussen een pro-Europese regering en een eurosceptische president kan niet alleen de hervormingsgezinde koers van Polen ondermijnen, maar ook de positie van het land binnen de EU verzwakken.

Bovendien dreigt er verdeeldheid binnen het Europese front dat Oekraïne sinds de Russische invasie steunt. Polen vervulde daarin een voortrekkersrol, niet alleen door humanitaire en militaire hulp, maar ook als diplomatiek zwaargewicht aan de oostflank van de EU. Nawrocki heeft zich echter meermaals kritisch uitgelaten over de omvang en richting van die steun, bijvoorbeeld over Oekraïense vluchtelingen. Zijn overwinning kan de samenhang binnen het Europese Oekraïne-beleid dan ook verder onder druk zetten.

De Poolse uitslag past in een breder patroon van politieke polarisatie wereldwijd: tussen conservatieve plattelandsprovincies en progressieve stedelijke centra, tussen nationalisme en liberaal internationalisme. Waar in landen als Canada, Australië en recent ook Roemenië radicaal-rechtse partijen terrein verloren, keert Polen zich juist richting het conservatieve en nationalistische kamp. In Roemenië versloeg de pro-Europese kandidaat Nicușor Dan onlangs nog overtuigend de radicaal-rechtse George Simion. Ook elders lijken populistische leiders moeite te hebben om electorale voet aan de grond te houden. Tegen deze achtergrond markeert de Poolse verkiezingsuitslag een trendbreuk. In plaats van een afbrokkeling van radicaal-rechts lijkt hier eerder sprake van consolidatie.

De overwinning van Nawrocki kan een opsteker betekenen voor de wereldwijde beweging rond de Amerikaanse president Donald Trump. Nadat Trump-gezinde politici recentelijk electorale nederlagen leden in landen als Canada, Australië en Roemenië, blaast de Poolse overwinning de internationale vleugel van de MAGA-agenda nieuw leven in. Tijdens een bijeenkomst van rechts-conservatieve en radicaal-rechtse politici, CPAC Hungary – die twee dagen voor de Poolse verkiezingen in Boedapest plaatsvond – riep de Amerikaanse minister van Binnenlandse Veiligheid, Kristi Noem, de Poolse kiezers op „de juiste leider” te kiezen en beschreef ze Trzaskowski als „een ramp”. Zulke expliciete inmenging in verkiezingen neemt toe onder Trump en illustreert hoe verweven het Europese radicaal-rechts is geraakt met het Amerikaanse Trumpisme.

Op zichzelf aangewezen

Toen Trump eerder dit jaar verklaarde dat NAVO-landen die „niet genoeg betalen” niet langer op Amerikaanse steun konden rekenen, leidde dat in veel Europese hoofdsteden tot paniek. In het politieke midden leidde zijn uitspraak tot een versterkt pleidooi voor Europese defensiesamenwerking. Maar aan de flanken werd zijn boodschap anders geïnterpreteerd: als bevestiging van het idee dat hun land op zichzelf aangewezen is. In die zin is de nederlaag van Trzaskowski exemplarisch voor een bredere strijd om het politieke verhaal. Zijn pro-Europese visie, gebaseerd op samenwerking, gedeelde waarden en rechtsstatelijkheid, wist onvoldoende kiezers te overtuigen van zijn vermogen om Polen te beschermen tegen geopolitieke dreiging. Nawrocki’s boodschap van nationale controle en soevereiniteit resoneerde net beter.

President Trump ondermijnt met zijn opruiende retoriek de geloofwaardigheid van multilaterale instituties zoals de NAVO, en creëert tegelijk electorale ruimte voor leiders die inzetten op nationale soevereiniteit en identiteit. Trumps impliciete boodschap, dat Europa op zichzelf is aangewezen, geldt niet alleen als waarschuwing, maar kan ook als een bevestiging van nationalistische reflexen gezien worden.

De langdurige dreiging vanuit Rusland, gecombineerd met Trumps onbetrouwbare leiderschap, heeft het strategische comfort van decennialange Amerikaanse bescherming ondermijnd. Europa staat voor de taak zijn eigen veiligheidsarchitectuur opnieuw uit te vinden. Ironisch genoeg kan uitgerekend de onvoorspelbaarheid van Trump dit proces versnellen. Maar zolang partijen als PiS in Polen hun greep op nationale instituties behouden, blijft de Europese koersverandering fragiel.

Daarom is de Poolse verkiezingsuitslag een waarschuwing voor pro-Europese politici. Zonder een overtuigend verhaal over veiligheid, sociale bescherming en nationale identiteit zullen pro-Europese partijen moeite houden kiezers aan zich te binden. De toekomst van Europa hangt niet alleen af van Brussel, maar minstens zozeer van de electorale keuzes die in Warschau, Boekarest en andere hoofdsteden worden gemaakt.

Lees ook

Nieuwe president Karol Nawrocki zal de politiek in Polen volledig opschudden

Karol Nawrocki viert zijn voorsprong in de exitpolls.


Tv-recensie | Documentaire over Black Lives Matter toont onmisbaarheid van Omroep Zwart

Mijn zoon kwam er mee. Morgen was er een demonstratie tegen racisme op de Dam. We gingen met het hele gezin. Ik verwachtte een lage opkomst. Eerdere anti-racistische acties die ik bijwoonde, zoals die van Kick Out Zwarte Piet, trokken hoogstens een paar honderd mensen. Deze demonstratie werd bovendien slechts één dag van tevoren aangekondigd. En het was midden in de coronapandemie, 1 juni 2020.

Maar het liep anders, zo kunnen we terugzien in de documentaire Echo’s van de Dam: 5 Jaar na Black Lives Matter (NPO3). Het plein stroomde vol met tienduizenden mensen. Nog nooit kwamen zoveel Nederlanders samen om te protesteren tegen de onderdrukking van zwarte mensen. Een historische dag. Wat ook anders was dan eerder: vrijwel geen politie in het zicht. Onze kinderen, te jong voor de pandemie, begaven zich vrij in de menigte. Mijn vrouw en ik waren bang voor covid dus we bleven aan de rand, dicht bij het koffietentje. De speeches konden we niet horen.

De documentaire schetst eerst de aanleiding: de moord op George Floyd door de politie van Minneapolis, die het begin markeerde van de Black Lives Matter-beweging. Om het probleem niet ver weg in de VS te plaatsen volgt een overzicht in archiefbeelden van racisme op scholen, op de arbeidsmarkt, van politiegeweld en de strijd tegen Zwarte Piet.

Hierna zien we bevlogen speeches van de organisatoren op de Dam. Zij blikken vijf jaar later terug op die dag samen met andere betrokkenen. Activist Jerry Afriyie (Kick Out Zwarte Piet), historicus Mitchell Esajas (Black Archives) en oud-politica Sylvana Simons (Bij1) werden in de pers neergezet als gevaarlijk radicalen. Esajas toont grijnzend een opruiend artikel van die strekking uit De Telegraaf met een foto van donkere wolken boven een dijk met molens. In deze documentaire komt het trio juist over als de drie wijzen van het anti-racisme, bedachtzaam en helder formulerend. Activist en choreograaf Naomie Pieter geeft de documentaire juist een aanstekelijk springerige strijdlust mee.

Woede en verdriet

Ja, het voedde hun hoop en strijdlust dat er zo veel mensen waren gekomen, zeggen de geïnterviewden, maar het was vooral een dag van woede en verdriet. Op de vraag wat er sindsdien is veranderd, geven ze een opvallend positief antwoord. Ikzelf ben geneigd om achteruitgang te zien. Nederland blijft, in de woorden van presentator en acteur Eric Corton „een godvergeten diep racistisch land”. Maar de geïnterviewden zeggen dat de emancipatie van de afgelopen vijf jaar niet meer is terug te draaien. Afriyie ziet zwarte kinderen zelfverzekerder de wereld in gaan. Twee stappen voorwaarts, één stap terug.

Burgemeester Femke Halsema vertelt over de felle tegenreactie die de demonstratie opriep. Ze had de demonstratie moeten verbieden wegens de pandemie, vonden critici. Ook werd haar verweten dat ze een badge droeg met „1873” – een verwijzing naar de feitelijke afschaffing van de Nederlandse slavernij. Hierdoor zou zij partij trekken voor de demonstranten. Halsema vind echter dat opkomen voor grondrechten – zoals het demonstratierecht en het recht op gelijke behandeling – apolitiek is, of zou moeten zijn. Ooit was dit voor de hand liggend in Nederland.

De betrokkenen vertellen er kort en luchtig over, maar ze betaalden ieder een hoge prijs voor hun inspanningen: ze werden beledigd, belasterd en met de dood bedreigd. Omroepdirecteur Akwasi Ansah zegt dat die racistische haat – van onder meer tv-commentator Johan Derksen – hem prikkelde om Omroep Zwart op te richten, de omroep die met deze documentaire weer eens zijn onmisbaarheid in Hilversum onderstreept. Johan Derksen aan de wieg van Omroep Zwart – een mooi beeld.


Column | De radar wil óók vrij over zee kunnen zien

‘Hier zeiljacht Raspa”, klinkt het uit de luidspreker in de verkeerscentrale van Scheveningen. „Wij komen uit het zuiden en willen naar de Tweede Haven.” Scheveningen aanlopen is soms een puzzel. Met veel wind uit de verkeerde hoek en stroming voor de pieren moeten comfort en veiligheid een compromis sluiten. Vandaag is niet zo’n dag. Door de hoge ramen van de fonkelnieuwe centrale op het noordelijke havenhoofd, die zelf haast voelt als de brug van een schip, is te zien hoe een jacht over een vlakke zee komt aanschuiven naar de havenmond. Ergens in de verte drijft een geel schip van Rijkswaterstaat, een boei, nog een boei, windmolens vastgeprikt aan de horizon. „Raspa, komt u verder”, antwoordt nautisch verkeersbegeleider Gertjan Pronk. „Geen bijzonderheden.”

Bijzonderheden: dat kan een vertrekkende trawler of manoeuvrerend werkschip zijn, de reddingboot die door de smalle ingang komt stuiven voor een oefening, roeiers in hun pilot gig. Een enkele keer is het wat Pronk „zeevaart” noemt, zoals een coaster of koelschip. Echt grote schepen kunnen hier sowieso niet binnen. En sinds de containerscheepjes van de Norfolk Line zijn verdwenen en de terminal voor cruiseschepen er goddank niet is gekomen, is het hier nog overzichtelijker.

Een compromis, dat is deze haven zelf ook. Rotterdam kreeg al de Nieuwe Waterweg, Amsterdam het Noordzeekanaal, IJmuider vissers een eigen haven. In 1899 kreeg Den Haag ten slotte groen licht voor een haven achter de duinen, zodat de vissers hun bomschuiten niet langer op het strand hoefden te varen. Mits die bij hoog water niet dieper dan drie meter zou zijn. Dan konden vijandelijke oorlogsbodems er niet binnen én hoefde het Rijk aan de ingang geen duur fort te bouwen. Er kwam alleen een ‘semafoor’ met vlaggen- en andere seinen uit de tijd vóór radio en radar.

Port of The Hague’ zou er eerst op de verkeerscentrale komen te staan, die zojuist officieel is geopend, zegt havenmeester Roel de van der Schueren. Het werd, bescheidener en ook een beetje met oog op de lokale eigendunk, ‘Scheveningen Haven’. Officieel is het nu trouwens ‘Bediencentrale’, want van hieruit worden ook alle Haagse bruggen bediend. En als je zou stranden in de Victory Boogie Woogie Tunnel of een andere verkeerstunnel, zien ze het hier op een metershoge wand beeldschermen.

Het uitzicht over zee is weids, maar het is geen Panorama Mesdag. Want hier staat nu ook wellness-hotel Marina Beach, dertien verdiepingen. Vanuit bad kun je daar tot IJmuiden kijken. Maar de verkeersleiders hebben geen vrij zicht meer langs de kust. Dat is een groter probleem voor de radar die, als hij op de centrale zou komen, een dode hoek heeft.

Vlak voor de centrale staat nu een tijdelijke radar, maar die moet weg. Waarheen met de radar? Op het dak van het hotel? Te hoog; de radarbundel zou dan dan over het verkeer in de vaargeul en de havenmond heen ‘kijken’. Andere locaties: te ver, ongewenste reflecties. Eigenlijk is maar één plek geschikt: op het zuidelijke havenhoofd, pal aan de overkant. „Wie deze puzzel heeft opgelost, valt niet meer na te gaan”, zegt de havenmeester. „Daar moest óók een lichtbaken komen. Waarom zetten we dat nieuwe licht en de antenne dan niet samen op één mast?”

En de mast, die was er al. De oude radarmast, die nog op de gesloopte semafoor heeft gestaan, hoeft niet naar de schroot, maar wordt nu gezandstraald en lichtgrijs gespoten. De fundering is gestort, in juli schijnt aan de overkant het nieuwe licht en draait op 27 meter boven NAP de nieuwe antenne. Noem het een compromis, een geniale inval, of noem het gewoon logisch.


Column | Zondag

Het was zondag, we fietsten richting Weesp, een willekeurig gekozen stip in de verte. Dat haalden we net niet. We pauzeerden bij een horecagelegenheid in een weiland. Boeren kunnen heerlijke appeltaarten bakken, salades door elkaar husselen, eitjes bakken en hun yoghurt proeft inderdaad loeivers. Boeren zijn bovendien slimmer dan gewone mensen, ze hebben de koeien weggedaan en laden hun weilanden vol stadsmensen die moeiteloos 2 euro 95 voor een glaasje bruiswater betalen.

Leefde mijn moeder nog maar, ze had het als boerendochter prachtig gevonden dat de weilanden waar zij met een stok beesten in moest drijven de nieuwe slagaders van de horeca zijn geworden. Ze erfde bij de dood van haar vader een lapje grond, waar ze eerst mais en later caravans op stalde en dat ze weer later met een van haar broers ruilde voor een klein gebouwtje met een coöperatieve diepvries in Oirschot. Het gebouwtje staat er nog, overwoekerd door onkruid. Ze geloofde een leven lang in de nederlaag van de boer, maar uiteindelijk zijn de grondbezitters ons toch telkens te slim af.

De kinderen speelden met een boerentractor van plastic en wij zaten te niezen (hooikoorts) tussen de babyshowers en familiefeesten, want die vieren stadsmensen het liefst in de natuur. Op de weg terug passeerden we steeds meer buitenissig geklede mensen, het hoogtepunt was een vrouw die in een gouden glitterjurk zat te plassen naast het fietspad. Het bleken fans van ‘De Toppers’, die omdat ze veel te vroeg waren, de Johan Cruijff Arena was nog niet open, zomaar de natuur waren ingewandeld of gereden. Aan niets was te zien dat ze later die avond nog uit hun dak zouden gaan, nee eerst moesten ze nog die uren met elkaar doorbrengen in het grote niets. In stilte was ik nieuwsgierig naar die levens die al vroeg op een zondagmorgen moesten zijn begonnen voor een spiegel. Je heel gek aankleden, daarna met elkaar in de auto of in de trein op weg naar dat grote stadion. Veel te vroeg aanwezig zijn en dan maar dwalen door schijnnatuur tussen de Bijlmer en Abcoude, zo lang dat je niet eens meer in de gaten hebt hoe gek je er eigenlijk uitziet. Je kunt moeilijk doen over de tijd waarin wij leven, maar er is ook nog het grote hedonistische niets zonder oorlogen en klimaat, waarin de grootste zorg is of je niet te ver van de plek van bestemming bent afgedwaald.

Er ergens daartussen fietsten wij, in een sliert, want naast elkaar fietsen zit er vanwege de opkomst van de elektrische fiets niet meer in.

Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.