Martina Hefter: ‘Wanneer is het oké om te liegen, of is het nooit oké om te liegen?’

Toen Martina Hefter (1965) afgelopen oktober de Deutscher Buchpreis won, de meest prestigieuze literaire prijs van Duitsland, was één man het er niet mee eens. Het was „eine Scheiße” en „een brutaliteit”, tierde concurrent Clemens Meyer bij het verlaten van de prijsuitreiking, „een schande voor de literatuur”, dat het „Büchlein” (‘boekje’) van „mevrouw Hefter” gewonnen had, in plaats van zijn dikke historische meesterwerk. Hefters vierde roman, Hé goedemorgen, hoe gaat het? is inderdaad bescheidener van omvang – 220 pagina’s tegenover Meyers 1.050 – maar uiteindelijk gaat het in de literatuur om kwaliteit, niet kwantiteit. „Op fascinerende wijze”, lichtte de jury van de Buchpreis haar keuze toe, „verbindt de roman een slopend alledaags leven met mythologische figuren en kosmische dimensies en reflecteert, navigerend tussen melancholie en euforie, op vertrouwen en bedrog.”

Dat doet Hefter aan de hand van drie personages. Hoofdpersoon is Juno, een danseres en performancekunstenaar van halverwege de vijftig. Juno is getrouwd met Jupiter, een schrijver die lijdt aan multiple sclerose en bijna niks meer zelf kan behalve moedig doortypen op zijn laptop. Als Juno ’s nachts, overbelast door werk, huishouden, de zorg voor Jupiter en eindeloos tobben over geld, niet kan slapen kletst ze voor de gein via Instagram met zogenaamde lovescammers. Dat zijn foute figuren die met een namaakprofiel – „bruinverbrande types voor zeiljachten, witte mannen met grijs haar, een honkbalpetje en een driedagenbaard” – in contact proberen te komen met eenzame Europese vrouwen, in de hoop ze van hun spaargeld te kunnen ontlasten.

Lees ook

Lees de recensie: Alleen op het podium speelt ze geen toneel

Foto Dr Feelgood.

Met een zo’n oplichter, Benu, ontwikkelt Juno haast per ongeluk een vriendschap. Benu presenteert zich aanvankelijk als ‘Owen_Wilson223’, een knappe Texaan van rond de vijftig, strak in het pak, toastje met zalm in de hand, brede zelfverzekerde glimlach. Maar als Juno hem ontmaskert als lovescammer – als Benu een Nigeriaan blijkt te zijn van rond de dertig – blokkeert hij haar niet. Zo ontstaat er een soort driehoeksverhouding tussen Juno, Jupiter en Benu. Overdag gaat Juno naar de dansschool, bereidt ze zich voor op een nieuwe voorstelling, doet boodschappen voor Jupiter, strikt zijn veters; ’s avonds, als iedereen slaapt, wisselt ze WhatsApp berichten uit met Benu.

Eerst maar eens die namen, Juno en Jupiter. Daar heeft Martina Hefter lang over nagedacht, vertelt ze als ik haar spreek in een hotel ergens in de buurt van Amsterdam. Juno en Jupiter zijn de koning en de koningin van het Romeinse godenrijk – de Latijnse versie van Zeus en Hera – maar ze hebben ook een astrologische connotatie en die is belangrijk in de roman. „Jupiter is niet alleen een god, het is ook een planeet, de grootste en zwaarste planeet, met de hoogste zwaartekracht in het zonnestelsel. En Juno is een ruimtesonde, die ronddraait in een baan rond Jupiter. Dit vond ik een mooi symbool voor hun relatie. Juno is beweeglijk, veel van huis voor haar werk. Jupiter is een rustige man met meer zwaarte, hij geeft haar een veilige thuisbasis waar ze altijd naar terug kan keren.”

Het lijkt alsof ze nauwelijks nog contact hebben, alsof ze volledig uit elkaar gegroeid zijn.

„Veel mensen hebben hun relatie zo geïnterpreteerd, ja. Dat komt misschien omdat ik er niet van hou om over relaties te schrijven, over de vertrouwelijke, intieme momenten tussen twee echtelieden. Ik wilde geen psychologisch portret van hun huwelijk geven, dat interesseert me niet. Maar als lezers daardoor de relatie tussen Juno en Jupiter als afstandelijk interpreteren heb ik daar geen moeite mee, dat staat iedereen vrij. Zelf denk ik dat ze gewoon geen grote praters zijn, dat ze daarom ook samen zijn. Ik denk dat ze elkaar goed kennen en een heel sterke band hebben.”

Wat trekt Juno in de lovescammers? Wat wil ze van hen? Zoekt ze afleiding, omdat ze niet kan slapen? Of heeft ze behoefte aan mannelijke aandacht, nu ze ouder wordt?

„Allebei, denk ik, ze zoekt afleiding en ze wil aandacht. Maar het heeft ook te maken met haar werk, het is een vorm van artistieke nieuwsgierigheid. Juno is een performancekunstenaar, ze houdt ervan om nieuwe rollen uit te proberen, bepaalde kanten van haar persoonlijkheid te overdrijven, andere levens te verzinnen voor zichzelf en te zien hoe mensen daarop reageren. Dat prikkelt haar fantasie.”

In de loop van de roman laat Juno steeds meer tatoeages zetten, van citaten, afbeeldingen, overal op haar lichaam. Doet ze dit ook omdat ze wil zien hoe mensen reageren?

„Misschien, ja. Maar het heeft er ook mee te maken dat ze geïnteresseerd is in het transformeren van haar lichaam. Net zoals dat met ballet ook het geval is, op een bepaalde manier. Je doet iets met je lichaam, dwingt het bepaalde houdingen aan te nemen, je verandert het.”

Dus de tatoeages zijn ook een vorm van performancekunst?

„Ja! Ik denk dat je het zo kan zien.”

Wanneer Juno Benu confronteert met zijn oplichting – „Trouwens, jij bent helemaal niet Owen Wilson uit Texas. Jij bent een lovescammer in een internetcafé” – lijkt het alsof hij haar zijn ware zelf laat zien. Hij vertelt over zijn leven in een troosteloze, middelgrote stad in het binnenland van Nigeria, over het geweld en de schietpartijen die daar aan de orde van de dag zijn, over de elektriciteit die het maar een paar uur per dag doet – totdat het stroomaggregaat automatisch wordt uitgeschakeld en Benu en zijn moeder bij kaarslicht leven – over de vele jointjes die hij rookt om het leven een beetje dragelijk te maken.

Maar Juno blijft verhalen verzinnen. Ze vertelt Benu niet dat ze is getrouwd, zegt dat ze in Chemnitz woont in plaats van Leipzig, hangt stoere verhalen op over haar wilde avonden uit, in haar eentje in de kroegen van de stad. „Dat is vooral,” legt Hefter uit, „omdat ze op haar hoede wil zijn. Ze is bang dat hij haar misschien alsnog zal proberen op te lichten. Juno heeft een aantal documentaires gezien waarin lovescammers, ook nadat ze ontdekt zijn, het voor elkaar krijgen om de relatie in stand te houden en zo uiteindelijk toch de vrouwen hun geld konden aftroggelen.”

Het roept spannende vragen op over wie nu precies wie bedriegt in de roman, over waarheid en leugen. „Soms moet je liegen”, zegt Benu op een gegeven moment. „Soms zit er gewoon niets anders op.” Juno „vond het grappig dat juist deze woorden uit de mond van een lovescammer kwamen. Toen realiseerde ze zich dat ze zoiets net zo goed zelf had kunnen zeggen. Houd je door te liegen niet in de eerste plaats jezelf voor de gek?”

Op dit punt in het interview worden we onderbroken door een schattig klein muisje dat langs onze tafel rent. „Oh wat lief!” roept Hefter. Als de muis verdwenen is zegt ze: „Ja, voor mij is dit het belangrijkste thema van de roman. Wat is echt? Wie buit wie uit? Wanneer is het misschien oké om te liegen, of is het nooit oké om te liegen? Met betrekking tot de digitale werkelijkheid worden dit soort vragen extra relevant. Online is het zo makkelijk om te doen alsof je iemand anders bent. Tijdens het onderzoek voor de roman las ik veel over mensen die relaties hadden die zich uitsluitend online afspeelden, die elkaar nooit in het echt ontmoeten, maar alleen op de computer. Ik kon me niet voorstellen hoe dat in vredesnaam zou kunnen werken. Het is een van de dingen die ik met Juno en Benu wilde uitzoeken.”

Lang gedicht

In Hé goedemorgen, hoe gaat het? maakt Hefter mooi gebruik van WhatsApp en Instagram. De berichten die Benu en Juno uitwisselen worden weergegeven als losse fragmenten die de lopende tekst onderbreken, vooral de appjes van Juno lezen haast als gedichten – vindt ook Benu: „Je gedicht met dat paard is nice”, zegt hij over een van haar poëtische berichtjes. Niet voor niks heeft Hefter naast romans vijf dichtbundels geschreven, sterker nog: dit is haar eerste roman in zestien jaar.

„Ook dit boek”, legt ze uit, „ontstond aanvankelijk als een lang gedicht. Als een hoorspel in verzen. Toen was het alsof ik een innerlijke stem hoorde die zei: je gaat een roman schrijven, je gaat een roman schrijven… Eerst negeerde ik die stem en schreef ik verder aan het gedicht maar toen moest ik concluderen dat de stem gelijk had. De versvorm stond het me niet toe om te zeggen wat ik wilde zeggen, was te rigide, niet geschikt voor het verhaal. Maar in de WhatsApp berichtjes heb ik de dichtvorm bewaard.”

Ook Hefter heeft een man die aan multiple sclerose lijdt en net als Juno is Hefter performancekunstenaar en danseres. (Daarom zitten we ook in dit hotel, ver weg van alles – het heeft een sportschool en Hefter moet daar elke dag oefeningen voor een aanstaande voorstelling doen.) Recensies van Hé goedemorgen, hoe gaat het? benadrukken het autobiografische gehalte van de roman, het is consequent als autofictie beschreven.

Dansvoorstelling

Op dit punt in het interview worden we onderbroken door een schoonmaker met een extreem lawaaiige stofzuiger die in de ontbijtruimte de kruimels die de muis heeft laten liggen komt verwijderen. Martina Hefter en ik kunnen elkaar nauwelijks nog verstaan, maar de schoonmaker verzekert ons dat zijn werk niet kan wachten. Luidkeels vervolgen we ons gesprek.

„Ja”, roept Hefter, „natuurlijk. Veel in dit boek komt rechtstreeks uit mijn eigen leven. Ik zou echter zeggen dat alleen de situatie autobiografisch is. Daaroverheen heb ik een dikke laag fictie gelegd, heel veel mijn fantasie gebruikt. Een groot deel van de verhalen in de roman is verzonnen en de figuren zijn echt romanpersonages geworden. Het karakter van Juno, bijvoorbeeld, lijkt heel weinig op dat van mij. Dat vind ik juist zo leuk aan schrijven: ik kan mezelf een ander leven geven, een andere rol spelen dan ik in het echt vervul.”

In dit opzicht, gaat ze verder, is de dansvoorstelling die Juno met haar balletvriendinnen voorbereidt belangrijk. „Het is Pas de Quatre, van Jules Perrot, uit 1845. Dit is een van de eerste abstracte balletten die ooit zijn gemaakt. Er is geen dramaturgie, geen plot, de handelingen zijn helemaal vrij. De vier hoofdrollen kunnen op elke manier ingevuld worden: het kunnen vier kinderen zijn, vier meisjes op weg naar een feest of diep in gesprek, vier oude vrouwen die met moeite vooruit komen. Mijn hoofdpersonen zijn met z’n drieën in plaats van met vier maar dat maakt niet uit. Waar het om gaat is dat hun rollen als het ware vrij ingevuld kunnen worden. Die dans is een soort subtiele sleutel voor de interpretatie van de roman.”


Monniken staken, Griekenland woedend: het oudste nog bewoonde klooster van Egypte belandt in diplomatieke strijd

Het oudste nog bewoonde christelijke klooster in de wereld wordt bedreigd in zijn bestaan. Volgens een Egyptische rechter behoort het terrein van het Grieks-Orthodoxe Sint-Katharinaklooster  in de Sinaï-woestijn toe aan de Egyptische staat. Deze uitspraak van de rechter leidt wereldwijd tot zorgen over de toekomst van dit religieuze monument.

De vrees is dat het klooster deels wordt onteigend, omgevormd tot museum, en dat de monniken worden uitgezet.

De uitspraak vloeit voort uit een jarenlang juridisch conflict tussen het klooster en de Egyptische autoriteiten over landregistratie. In 2012 probeerde het klooster het terrein officieel als eigendom te laten erkennen, met onder meer een Ottomaans decreet als bewijs. De rechtbank oordeelde echter dat de aangeleverde documenten onvoldoende waren.

De Egyptische regering houdt vol dat de religieuze status van het klooster behouden zal blijven en benadrukt dat er geen sprake is van confiscatie of uitzetting.

De zaak speelt zich echter af tegen de achtergrond van plannen van de Egyptische overheid om de Sinaï-regio te ontwikkelen tot toeristische trekpleister, onder de naam „Grote Transformatie”. Centraal staat de heilige berg waar het klooster op staat; die moet uitgroeien tot een religieus, ecologisch en cultureel toeristisch complex. Voor het klooster zijn speciale voorzieningen gepland, zoals een nieuw bezoekerscentrum met cafés en een planetarium. Met elektrische voertuigen en voetpaden moet de bereikbaarheid worden vergroot en de milieubelasting afnemen.

Islamitische reizigers

Het klooster wordt momenteel gefinancierd door Griekenland en bewoond door zo’n twintig Griekse monniken. Toegang vergt inspanning: de 2.285 meter hoge berg wordt gewoonlijk te voet beklommen, „maar dat hoort bij de ervaring,” vertelt de Koptische Maryam (21) telefonisch. Ze heeft het klooster onlangs bezocht. Ze wil niet met haar achternaam in de krant uit vrees voor negatieve consequenties. Jaarlijks trekt het duizenden toeristen en pelgrims. Maryam en haar vriendinnen beschrijven een warme ontvangst – kinderen rennen vrolijk rond, terwijl continu koffie en thee wordt geschonken. In de kleine winkeltjes worden handgemaakte christelijke souvenirs en lokale zoetigheden verkocht.

Het klooster is niet alleen van onschatbare waarde voor de orthodox christelijke wereld, maar ook een symbool van interreligieuze harmonie. Naast de kapel bij de plek waar de brandende braamstruik aan Mozes zou zijn verschenen, herbergt het klooster een moskee, eeuwen geleden gebouwd door de monniken zelf om islamitische reizigers te ontvangen. De Egyptische premier benadrukte in een bericht over het project vooral de islamitische geschiedenis, waarin Mozes ook een prominente rol speelt.

De mogelijke overname van het klooster tegen de wens van de gelovigen in, komt voor Maryam en haar vriendinnen niet als een verrassing gezien de gemarginaliseerde positie van christenen in Egypte. Kerken en christelijke wijken worden vaak getroffen door branden, waarvan de oorzaak onduidelijk blijft. Het herbouwen van kerken wordt door de overheid vaak tegengewerkt – Amnesty meldt dat slechts 40 procent van de aanvragen worden goedgekeurd. In 2022 werden negen Kopten gearresteerd toen ze hun afgebrande kerk wilden herbouwen. Hoewel de Egyptische president Fatah al-Sisi zich zegt in te zetten voor de belangen van christenen, worden zij nog steeds gediscrimineerd.

Het Sint-Katharinaklooster in de Sinaï is het oudste nog bewoonde christelijke klooster en werd tussen 548 en 565 gesticht.

Foto Sally KANDIL / AFP

Protest

Uit protest tegen de gerechtelijke uitspraak heeft de kloostergemeenschap de poorten voor bezoekers gesloten. Nooit eerder sinds de stichting tussen 548 en 565 zijn de deuren van het klooster dichtgegaan. De monniken blijven binnen, in gebed en rouw. „Het klooster heeft vele rijken en invasies overleefd,” zegt één van de monniken tegen website Euractiv, „we bidden dat het dit ook overleeft.”

Vanuit Griekenland klonk protest. Aartsbisschop Ieronymos II sprak van „een donkere bladzijde in de geschiedenis van het orthodoxe christendom.” Premier Kyriakos Mitsotakis belde met de Egyptische president al-Sisi en herinnerde hem aan de beloften tijdens diens bezoek aan Athene op 7 mei over het behoud van de religieuze status van het klooster.

Een Griekse delegatie reist deze week naar Caïro om de kwestie te bespreken.


Column | Er komt geen rechts kabinet meer

De kans op een rechts kabinet lijkt voorlopig voorbij. De VVD kan niet anders meer dan de PVV uitsluiten. Die deur zal partijleider Dilan Yesilgöz hard moeten dichtgooien om zo groot mogelijk te kunnen worden bij de verkiezingen. De kans dat de PVV opnieuw de mogelijkheid krijgt om mee te regeren gaat richting nul.

Maar of er nu weer een stevig middenkabinet komt, zoals Rutte II (5 november 2012 tot en met 26 oktober 2017), is eveneens zeer de vraag. De grootste fractie aan de linkermiddenzijde GroenLinks–PvdA lijkt een vat boordenvol interne tegenstellingen. De steun van GroenLinks voor onder meer Extinction Rebellion maakt deze partij eerder een partij op de extreme linkerflank dan een middenpartij. Of daarmee een regering met PvdA-Groenlinks stabiel kan worden, is twijfelachtig. En zonder PvdA-GroenLinks wordt het lastig om een meerderheid over het midden te vinden.

Daarbij is de politieke speelruimte in 2025 veel kleiner dan in 2012. Van stikstof, asiel en energie: van alles wordt voor een belangrijk deel vanuit Brussel bepaald. Daar kun je als kabinet juridisch moeilijk onderuit. Je zou kunnen zeggen dat de ruimte om te regeren een stuk minder groot is dan twintig jaar geleden. Het verschil tussen politiek willen en politiek kunnen is fors en dat blijkt de laatste jaren voor veel politici een bron van frustratie.

De kunst van het regeren was de partij volkomen vreemd

Daarnaast is het politieke klimaat veel harder dan vlak voor Rutte II. We zijn als samenleving nog minder bereid naar elkaar te luisteren. Al is de politieke speelruimte minder, de debatten worden juist harder. Hoeveel vertrouwen hebben mensen nog in de politiek als er steeds harder wordt geschreeuwd maar concreet steeds minder voor elkaar wordt gebokst?

Politiek lijkt steeds meer om scherp debatteren te draaien. Kamerleden worden daarop beoordeeld en op de vraag of ze het goed doen in de media en voor de camera. Maar scherpe, cameragenieke debaters zijn niet automatisch goede bestuurders als een partij een ministersploeg moet samenstellen. Wilders was geen bestuurder in het gevallen kabinet, maar hij trok de facto wel aan veel touwtjes. En daarbij gaf hij totaal geen blijk van bestuurlijke kwaliteiten. Wilders’ eerste reactie na zijn opstappen: „Ik heb getekend voor het strengste asielbeleid ooit en niet voor de ondergang van Nederland.” Hoewel Wilders’ asielbeleidswensen breed gedragen worden in de samenleving, zullen vermoedelijk nog maar weinigen met open ogen in zijn retoriek trappen.

De PVV wilde dolgraag besturen. Maar de kunst van het regeren was de partij volkomen vreemd. Dat gold met name voor de minister van Asiel Marjolein Faber. Dinsdag werd duidelijk dat de minister van Asiel niet eens met de woordvoerders Asiel (de Kamerleden van de andere partijen) sprak. Draagvlak organiseren voor de wetten die je zou willen maken was niet de prioriteit van de partij, iets wat juist essentieel is in een land waar geen enkele partij ooit 76 zetels zal halen en samenwerking noodzakelijk is. Het was politiek gepruts. BBB-minister Mona Keijzer drukte zich sterker uit over het laten vallen van het kabinet om iets volstrekt onzinnigs: „Verraad”.

Een peiling van RTL liet dinsdag zien dat meer dan 70 procent van de VVD-kiezer nooit meer met Geert Wilders wil regeren. Dus die rechtse meerderheid zit er niet meer in. De protestpartij bleek (opnieuw) geen bestuurderspartij: geen ervaring, geen ontwikkeling vanuit de lokale politiek, de onemanshow is voorbij. De rechtse kiezer heeft na een kabinet met LPF, gedoogsteun in 2010, een kabinet met de PVV in 2024 geen keuze meer: die moet nogal wat water bij de wijn doen in het landsbelang. Want een proteststem gaat die kiezer geen rechts beleid opleveren. De PVV is geen alternatief meer voor de rechtse afhaker. Wilders floreert straks weer op zijn vertrouwde honk: vanaf de zijlijn op cynische wijze dagelijks Nederland de put in praten. Hij is een kundige debater, een ervaren politicus, maar een barslecht ‘bestuurder’ vanuit de Kamer. Hij heeft zelfs op het gebied van zijn onderwerpen niets gedaan om daadwerkelijk te regeren.

Maar hoe het nu dan wel verder moet met de urgente onderwerpen? Niemand die het weet.

Aylin Bilic is headhunter en publicist.


Opinie | Groene politici vergeten dat oorlog ook het klimaat vernietigt

Wat iedereen met een beetje gezond verstand al wist, werd vorige week wetenschappelijk bewezen: oorlog en wapens zijn een ramp voor milieu en klimaat. We wisten al dat de kaskraker van Lockheed Martin, de F-35, een enorme slokop is. Maar liefst zes liter kerosine per kilometer verstookt het ding: vijfduizend liter per vlieguur. Het komt neer op een uitstoot van 28 ton koolstof.

Ter vergelijking: daarmee kun je 28 jaar iedere week met een normale gezinsauto drie ritjes van, zeg, Purmerend naar Amsterdam maken, aldus de energiewijzer van Milieu Centraal. Ook wisten we al dat als je de uitstoot van alle militaire eenheden van alle landen ter wereld bij elkaar optelt, je de vierde grootste uitstoter in het vizier hebt. Na China, de Verenigde Staten en India: in die volgorde.

Sinds vorige week ligt er een nieuw rapport van klimaatdenktank Conflict and Environment Observatory (CEOBS), dat indringend zichtbaar maakt hoezeer de veiligheidspaniek van de Europese Unie botst met haar duurzaamheidsambities. In opdracht van de Verenigde Naties heeft een consortium van wetenschappers een poging gedaan om op basis van beschikbare data de ecologische voetafdruk te berekenen van de forse stijging van de wapenbudgetten van de laatste jaren.

Milieugevolgen

Ga maar na: alleen al in de Europese Unie stegen tussen 2021 en 2024 de wapenuitgaven met meer dan een derde. Die bedragen nu 329 miljard euro per jaar. Als de NAVO-norm naar drie procent gaat, komt daar 180 miljard euro bij. Bij vijf procent gaat er jaarlijks een kolossale 850 miljard euro naar wapens, meer dan de lidstaten aan onderwijs besteden. Wereldwijd bedroegen de bestedingen in 2023 overigens een onvoorstelbare 2.160 miljard euro, waarvan 720 miljard euro voor rekening kwam van de Verenigde Staten.

Het rapport maakt duidelijk dat de milieugevolgen immens zijn. En let wel: de onderzoekers hebben alleen naar uitstoot gekeken, niet naar de directe gevolgen voor dier en natuur.

Dat komt allereerst doordat je een euro maar een keer kunt uitgeven. Iedere euro die naar wapens gaat, kan niet naar, zeg, zonnepanelen, isolatie, warmtepomp of openbaar vervoer gaan.

Volgens de onderzoekers gebeurt dat nu al. Ze wijzen naar landen als Frankrijk, België, Nederland en het Verenigd Koninkrijk waar stijgingen van de wapenuitgaven worden opgevangen door te korten op klimaatsteun aan landen in het Mondiale Zuiden. Daarmee wordt de bijl aan de wortel van de internationale klimaatsamenwerking gezet. Een voorbeeld dichter bij huis is de aankondiging dat schaarse natuur wordt opgeofferd aan nieuwe oefenterreinen voor Defensie.

Lees ook

Nederland gaat slaapwandelend een nieuwe wereldoorlog in

Nederland gaat slaapwandelend een nieuwe wereldoorlog in

Maar schade aan het milieu komt ook doordat wapens veel staal, rubber en aluminium vergen en bij gebruik al even forse hoeveelheden diesel, kerosine en benzine. Volgens de auteurs leidt iedere procent meer geld naar wapens tot een extra uitstoot van een à twee procent. Voor de NAVO komt dat neer op een extra uitstoot van tussen de 87 en 194 miljoen ton per jaar. Uitgedrukt in geld is dat extra klimaatschade ter waarde van 105 tot 233 miljard euro per jaar.

In het licht van de ijzeren wet van de wapenwedloop (de andere kant gaat ook meer uitgeven) zal dit onherroepelijk ook elders tot hogere uitstoot leiden. Volgens de auteurs kan dit betekenen dat het rampscenario van 3,1 graden opwarming in 2100 waar we nu op afstevenen wel eens veel te optimistisch zou kunnen blijken.

Deze cijfers gaan over ‘normaal’ gebruik van wapentuig: opleidingen, oefeningen, reguliere verplaatsingen en het operationeel houden van het materieel. Veel erger wordt de schade als de wapens worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld: de tanks van de tegenstander vernielen, infrastructuur verwoesten, mensen doden.

Wie wapenwedloop zaait, loopt een grotere kans om oorlog te oogsten

De auteurs betogen dat oorlog ook ecologisch gezien een ramp is. Drie jaar oorlog in Oekraïne heeft evenveel uitstoot opgeleverd als de jaarlijkse emissies van Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije en Slowakije bij elkaar. En de eerste vijftien maanden van de Israëlische aanvallen in de Gazastrook hebben meer klimaatschade veroorzaakt dan landen als Afghanistan en Zimbabwe, met respectievelijk 41 en 16,5 miljoen inwoners, jaarlijks doen.

En voor je denkt ‘dat is een prijs die we voor veiligheid dan maar moeten betalen’, ook die uitweg blokkeert het rapport vakkundig. En passant maken zij namelijk gehakt van het cliché dat je je op oorlog moet voorbereiden als je vrede wil. Zij citeren historisch onderzoek dat leert dat eerder het omgekeerde geldt: wie wapenwedloop zaait, loopt een grotere kans oorlog te oogsten.

Wapentuig

Voeg daar de observatie aan toe dat de Europese Unie nu al over meer wapentuig beschikt dan Rusland. Of dat de geopolitieke woorden van Poetin niet worden geschraagd door grote militaire daden en dat er dus op de keper beschouwt geen sprake is van directe militaire dreiging. En je komt als vanzelf uit bij de vraag waarom zoveel groene politici in binnen- en buitenland oorlog lijken te hebben omarmd.

Om het extreemste voorbeeld eruit te lichten: GroenLinks/PvdA leider Frans Timmermans. Tussen 2019 en 2023 was hij de klimaatpaus van de Europese Unie, als leider van de grootste oppositiepartij riep hij in oktober 2023 in The Guardian zijn Europese collega’s nog op om alles op alles te zetten om de energietransitie mogelijk te maken. Maar in maart dit jaar riep hij in diezelfde krant opnieuw op tot geheel andere actie: het uitgeven van Europese oorlogsobligaties, de Europese wapenindustrie te spekken en het vermeende Russische gevaar te stoppen.

Als je houdt van oorlog, hoe ‘groen’ en vredelievend ben je dan helemaal? Dat geldt overigens ook voor VVD, CDA, D66 en PvdD. Het is de gewetensvraag die dit CEOBS-rapport opwerpt: is wat meer terughoudendheid hier niet op zijn plaats?


Column | De boodschap van ‘zonde en genade’ geeft houvast in een steeds dwazere wereld, zeker aan jongeren – zegt de dominee van 33

Ik ben weer in Waarde op Zuid-Beveland, Biblebelt, en ik zit bij dominee Leendert van der Kuijl (33) tussen de bijbels in de pastorie. Zijn vrouw Enike van der Kuijl-Joosse (32) heeft net koffie gebracht en zal zo hun vier jongste kinderen van school halen voor de middagboterham, waarvoor ik ook van harte ben uitgenodigd. De oudste twee, vijftien en dertien, gaan al naar de middelbare school en eten ’s middags niet mee.

Waarom jonge mensen zich weer meer aangetrokken lijken te voelen tot het orthodoxe geloof, dat wil ik weten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek meldde in april dat de ontkerkelijking voor het eerst in jaren niet verder is gestegen en op een zondagavond in mei zag ik dat de Adullamkerk in Waarde tot de laatste plaats bezet was met veertigers, dertigers, twintigers, pubers, kleine kinderen. De ouden van dagen waren in de minderheid. En niks happy clappy en Jesus is love. Een preek van een uur over het zesde gebod – „gij zult niet doodslaan” – en psalmen zingen op hele noten.

Wat zegt de dominee? Dat hij zich afvraagt of de ontkerkelijking wérkelijk aan het keren is. „Ook in onze zuil” – orthodox gereformeerd – „staat alles onder druk. Vroeger had niemand van ons een televisie en nu heeft iedereen een smartphone. De wereld komt ook bij ons binnen en wat krijgen we te zien? Wat wordt er gepromoot? Zonder te generaliseren: dat je autonoom moet zijn en moet leven volgens je eigen moraal, niet volgens Gods geboden.” En ja, de verleiding daarvan zou groter kunnen blijken dan de aantrekkingskracht van het geloof. En dan? „Dan is dat erg. Maar de Heere zal Zijn Kerk altijd in stand houden, er zullen altijd weer jongeren zijn die het geloof in hun hart krijgen. En dan laat het ze niet meer los. En wat” – hij klinkt alsof hij vanaf de kansel spreekt – „heeft God dan te bieden? Heel eenvoudig: dat een leven met Hem het beste leven is.”

Of ik de eerste vraag van de catechismus ken, het boek waarin de beginselen van het geloof worden uitgelegd, en nog voor ik nee heb geschud citeert hij uit zijn hoofd: „Wat is je enige troost beide in leven en in sterven? Dat ik niet van mezelf ben, niet autonoom, maar dat ik van mijn Zaligmaker Jezus Christus eigendom ben.” Die boodschap van „zonde en genade” kan, zegt hij, mits oprecht gebracht, het houvast geven waar zo veel jonge mensen naar verlangen, in een wereld die met de dag dwazer wordt.

Hij is opgegroeid in Alblasserdam, en al ging hij trouw naar de kerk en las hij de bijbel, het geloof was niet in zijn hart. „Toen nog niet.” Hij keek naar films en series waarin gevloekt werd, waarin het over buitenechtelijke seks ging, over moord en doodslag, allemaal zonden tegen Gods geboden. In 3 havo, op het reformatorische Guido de Brès in Rotterdam, leerde hij Enike kennen, de dochter van een dominee. Ze fietsten samen naar huis, ze hadden serieuze gesprekken en „van het een kwam het ander”. Enike raakte zwanger. Dat was nog eens tegen Gods gebod, ja. Ze trouwden en Leendert ging werken in een viswinkel. En toen, op zijn eenentwintigste, hun tweede kind was al geboren, de derde was op komst, veranderde alles. „Enikes opa stierf. Ik stond bij zijn graf en keek in mijn eigen graf. Het Woord sprak tot mij: jij zal ook een keer moeten sterven. Ja, dacht ik, en dan? Hoe moet ik dan voor God verschijnen?”

Wordt vervolgd.

Jannetje Koelewijn vervangt vandaag Gemma Venhuizen


Column | Tot zijn schande schreef Raoul de Jong nooit een column over de man met wie hij al twintig jaar samenleeft

We zaten aan de Seine, tegenover het gebouw waar Marie Antoinette werd opgesloten voordat haar hoofd werd afgehakt. Mijn vriendin Rachel stelde mijn partner Gianluca vragen over het werk waarvan hij elke avond thuiskomt wanneer ik in onze keuken achter de computer zit. Terwijl Gianluca vertelde over de meesterwerken die hij dagelijks in zijn handen heeft – van Caravaggio tot Basquiat – besefte ik tot mijn schande dat ik al jarenlang stukjes schrijf over ontmoetingen met bijzondere mensen, maar nooit een hele column wijdde aan hèm, het Italiaanse wonder met wie ik al twintig jaar samenleef. Dat betekent niet dat ik een slecht mens ben (zegt Esther Perel!!!): zo gaat dat in de liefde en het leven; uiteindelijk gaat alles wat bijzonder is normaal lijken, als je niet af en toe even uitzoomt en werkelijk kijkt.

Gianluca werd geboren als tweede kind van een Siciliaanse vader en een Calabrese moeder, in een buitenwijk van Milaan. Zijn vader was bouwvakker, zijn moeder maakte huizen schoon. Gianluca werd restaurateur van schilderijen en fresco’s. In kerken, paleizen en musea. Dat is hoe we elkaar ontmoetten, op mijn 21ste, in New York. Ik was daar voor een boek, hij was daar voor een portret van koningin Maria Francisca Isabel Josefa Antónia Gertrudes Rita Joana van Portugal.

De werken die hij restaureert zijn geen dode dingen, vertelde hij nu aan Rachel. Ze overleefden oorlogen, genocides en revoluties en ze leven nog steeds. Vrij letterlijk; ze werden gecreëerd met organische materialen – olie, linnen, natuurlijke pigmenten – die blijven reageren op de omgeving en de tijd. Hij loopt met name warm voor schilderijen die niet werden geschilderd in opdracht van rijke families of de kerk, maar om iets uit te drukken dat leefde in de kunstenaar zelf; schilderijen waarbij je in de verfstreken kunt herkennen hoe de maker puzzelde en zocht. Het schilderij dat Gianluca en zijn collega’s nu restaureren valt in die laatste categorie. Een begrafenis in Ornans, van de Franse schilder Gustave Courbet.

Courbet schilderde het voor de Parijse Salon van 1850-51. De andere schilders toonden historische veldslagen en Griekse goden, Courbet toonde bewoners uit zijn geboortedorp tijdens de begrafenis van zijn oom, op een doek van 3,15 bij 6,68 meter. Hij had er twee jaar lang aan geploeterd op het zoldertje van het huis van zijn vader. Voordat hij het eindresultaat naar Parijs stuurde, stelde hij het tentoon in Ornans zelf, zodat de doodnormale mensen op zijn schilderij zichzelf in godenformaat konden bewonderen. „In plaats van naar de goden”, zei Gianluca tegen Rachel, „keek Courbet naar de werkelijkheid.”

Het schilderij veroorzaakte een enorme rel in Parijs. Het was schandalig om iets wat zo normaal was zo groot te maken, vonden de critici. Maar, zoals dat gaat, op de lange termijn kreeg Courbet het laatste woord. De komende maanden schitteren ze allemaal in Musée d’Orsay: de dorpsbewoners van Ornans en een groep kunstrestaurateurs die hen in leven houdt, honderdvijfenzeventig jaar nadat Courbet hen ving. Mocht u er verzeild raken: die ene met het snorretje is de jongeman met wie ik al twintig jaar samen ouder word. Hij draagt de schoenen die we samen voor hem kochten in Rome. Om acht uur ’s ochtends heeft hij ons huisje verlaten, terwijl ik deed alsof ik nog sliep. Wees lief voor hem, als u hem tegenkomt.


Di-rect is klaar voor De Kuip: ‘Je hart open, je armen wijd, dan moet het vanzelf gaan’

Ze zijn heel relaxed. Ze hebben nog een maand, als we elkaar spreken op de plek waar het moet gaan gebeuren, maar er wordt niet meer gerepeteerd. Niet meer geschoven met nummers. Niet meer getry-out. „Ik heb de hele tijd een gevoel van: klopt dit wel?” zegt Bas van Wageningen. „Zouden we nu niet heel druk moeten zijn? Deze maand was eigenlijk gereserveerd voor als we muzikaal nog niet helemaal alles op orde hadden. Maar nee, alles klopt. We kunnen die show echt morgen spelen als het zou moeten.”

Ze zitten hier alle vijf: bassist Bas van Wageningen (42), gitarist Frans ‘Spike’ van Zoest (41), drummer Jamie Westland (40), gitarist Paul Jan Bakker (56) en zanger Marcel Veenendaal (43) van de Haagse band Di-rect, aan een grote tafel in een skybox met uitzicht op de middenstip van het iconische stadion De Kuip in Rotterdam. De band bestaat 25 jaar en ze spelen op 12, 13 en 14 juni hun grootste shows ooit: drie keer in dit stadion, 50.000 bezoekers per avond.

Zodra ze er allemaal zijn, branden de alledaagse gesprekjes los, in verschillende tinten Haags. Jamie en Bas over een verbouwing met een aannemer die ook heel goede feesten geeft – „Wereldgast, knettergek”. Paul Jan en manager Tim van der Zalm nemen alle wegafsluitingen door waar ze straks door de NAVO-top in Den Haag mee te maken zullen krijgen. „Vanaf Schiphol tot Wassenaar is het gewoon dicht!”. Spike, die als laatste binnenkomt, groet iedereen hartelijk en kijkt over het veld uit. „Het is gewoon een wedstrijddag, hè? Niet normaal spannend, Ajax staat op één punt! Tegen wie moet PSV?”. Marcel staat even tussen de stoeltjes van De Kuip en zegt zachtjes: „Insane.”

Zo leeg is het inderdaad een „insane” uitzicht. De Kuip – pardon, Stadion Feijenoord, is het op één na grootste voetbalstadion van het land en een legendarische concertlocatie. Bob Dylan, Eric Clapton, Bruce Springsteen, Rammstein, Madonna, U2, de Stones, Michael Jackson… de lijst is lang, maar niet eindeloos. Want in juni speelt Di-rect hier de drie laatste concerten. De gemeente Rotterdam gaat woningen laten bouwen rond het stadion en omdat isoleren tegen de geluidsoverlast niet haalbaar is, worden er maar helemaal geen concerten meer gegeven. Het stadion krijgt volgens het AD „miljoenen” ter compensatie.

„We kregen hier een rondleiding”, vertelt Bas, „en we zagen in de catacomben een bord met alle concerten die hier zijn geweest. Dat begint met Bob Dylan in 1978, dan een heel lange lijst met grote namen, en daar passen wij precies onder. En dan komt er ook gewoon geen naam meer bij. Dat is wel lijp.”

Spannend? Mwah, gezonde wedstrijdspanning, meer niet. Beetje bluf, maar ook ervaring. Ze zijn wel wat gewend. Malieveld, Pinkpop, zes keer Ahoy met hun eigen shows, heel vaak in Ahoy bij Vrienden van Amstel Live, het voorprogramma van Kensington in de Johan Cruijff Arena, bij Guus Meeuwis in het Philips Stadion. Jamie: „En we mochten hier in de Kuip als gast bij Marco Borsato een moppie spelen. Het blijft altijd gaaf, maar voor ons is het ook gewoon: bam, show spelen.”

Foto Andreas Terlaak

Driehonderd Duitsers

„Het zal denk ik nooit wennen hoor, zo’n mensenmassa”, zegt Spike, „maar het is ook weer niet helemaal nieuw voor ons.” Tegenover hem knikt gitarist Paul Jan, met zijn grote witte baard en zonnebril: „Het is uiteindelijk de grootste kroeg waar je terecht kan komen. Bij wijze van spreken.” Bas: „Toen we bij Marco Borsato speelden, stonden we zo rond golden hour, een heel mooi plekje. Dat voelde toen als een droom om ooit zelf te kunnen doen, maar op dat moment absoluut onhaalbaar.” Spike: „Ik heb er wel altijd in geloofd, maar ja, er geloven natuurlijk wel honderd bands in zoiets.” Bas, gortdroog: „Ja ik geloofde ook heilig in mijn eerste band, Thunderfuck.” Spike, lachend: „Jammer dat we die naam niet hebben overgenomen. Had je nu ‘Thunderfuck in de Kuip’!” Ze gieren het uit.

„Waar ik zo naar uitkijk”, zegt Spike, „dat we op deze enorme schaal een liedje kunnen spelen als ‘Young Ones’, waar we de set mee afsluiten.” De rest grijpt in: „Godverdomme, spoiler!” Spike lacht beschaamd. „Eeeh, ik zei toch: waarmee we normalíter de set afsluiten? Nou ja, wat ik wilde zeggen: zo’n soort liedje als ‘Young Ones’ is bij shows in elk geval een heel tastbaar moment, omdat het daar vaak van voor tot achter, van links tot rechts het publiek bij de lucht in springt. Dat wordt één groot monster, inclusief De Kuip, want die beweegt mee.” Spike was bij de kampioenswedstrijd van Feyenoord in 2023, toen het met 3-0 van Go Ahead Eagles won en de Kuip met het publiek als één groot organisme meebewoog. „Dat heb je alleen hier, niet in de Arena, niet op het Malieveld en ook niet in het Bingoal stadion in Den Haag. Er is maar één Kuip. Dáár droom je van als je als jongetje begint met gitaarspelen, niet van andere stadions.” „Rotterdam is bovendien een beetje ons tweede thuis”, zegt Jamie. „Ahoy is de zaal waar we het meest hebben gespeeld, daar kennen we elke portier. We delen zelfs een luchthaven.” En ben jij hier niet ook geboren, vraagt Spike. Jamie: „Oh tering inderdaad, ik ben hier ook geboren!”

Beter een kleine zaal vol dan een grote zaal leeg

Paul Jan
gitarist

Ze hebben een rondje try-out shows in Duitsland gedaan, in zalen voor een man of driehonderd, om te werken aan de show. Hun overtuiging is: als de volgorde van de songs, de dynamiek, de balans en de spanningsboog werkt in zo’n kleine zaal, dan werkt het ook in een stadion. Bas: „Het fijne van try-outen in Duitsland is dat ze je grotendeels niet kennen. Alle troeven die je in Nederland achter de hand hebt, omdat het ene liedje nou eenmaal een grotere hit is dan de andere, tellen daar niet. Dan komt het echt aan op energie, overtuiging, de vertaalslag die je maakt met het verhaal dat je op zo’n avond vertelt. Dat is de meest eerlijke test van zo’n setlist. En het is tof dat het zonder de toeters en bellen werkt. Dat geeft vertrouwen.”

Moet voor de frontman toch heel anders zijn, driehonderd Duitsers voor je neus of bijna 50.000 van hun eigen trouwe fans? Marcel Veenendaal, aan het eind van de tafel, twijfelt even. „Hmm, nee, eigenlijk niet. Je hart open, je armen wijd, en dan moet het vanzelf gaan. Je kunt van tevoren niet weten wat voor indruk het op je zal maken. Je kunt je overal op voorbereiden, maar het is beter om in dat diepe te duiken. Give them a smile, a hug, a big kiss and sing your heart out.”

Lees ook

Rammstein en De Kuip smelten samen tot een ijzersterke legering

Till Lindemann van Rammstein in Stadion Feijenoord in Rotterdam.

Veenendaal is een beetje de filosoof van de groep. Rustig, stil als je niks vraagt, een beetje ingetogen. Het is ook een moeilijke tijd voor hem. Niet lang voor het interview verloor hij zijn oudere broer Michael in een verkeersongeval. Hij is dankbaar voor alle steun die hij heeft ontvangen de afgelopen tijd, en ook de hechte band van de groep helpt. „Zo hebben we talloze dingen meegemaakt samen. Alles vindt plaats binnen zo’n band. We hebben mensen weggebracht, we hebben er nieuwe mensen bij gekregen. Dat is het leven, met alle horten en stoten. We voelen ons in elk geval veilig en verbonden genoeg om alles bespreekbaar te maken, omdat dat van essentieel belang is. Dus ook op een moment als nu.” Hij is even stil, maar snel volgt een grapje. „Je bent ook gewoon blij als je gewoon geen pijn hebt bij het plassen of zo.” Ze lachen. „We worden allemaal ouder, dus we maken alles samen mee.”

Een charismatische kerel

De carrière van Di-rect volgt een vreemde, oscillerende lijn. Ze begonnen in 1999 als tieners onder de vleugels van Jamies vader Dick Westland. Een vroege hit (‘Just the Way I Do’), een platencontract, 3FM, TMF, Lowlands en Pinkpop en vier succesvolle albums volgden. Maar in 2009 stapt zanger Tim Akkerman uit de band, om zich te kunnen richten op een solocarrière. Een schok, maar het blijkt niet slecht uit te pakken voor Di-rect, als ze met een veelbekeken zoektocht op tv (Wie Is Di-rect?, bij BNN) uiteindelijk Marcel Veenendaal als nieuwe frontman kiezen – een charismatische kerel en sterke, veelzijdige zanger, die met zijn theaterachtergrond gemaakt blijkt voor de grotere podia die de band ambieerde.

De band maakt stappen, maar een paar jaar later, zo rond 2014, komt de klad er in. In zalen waar 1.200 mensen in passen, staat soms maar vijftig man. Ze schakelen terug naar kleinere zalen en besluiten gewoon maar weer van kleins af aan te beginnen. De releaseshow van hun ep in 2016 is in de Tolhuistuin in Amsterdam. „En gewoon trots blijven hè,” zegt Paul Jan. „Beter een kleine zaal vol dan een grote zaal leeg. Ups and downs, zo gaat dat gewoon, je weet dat het altijd weer naar beneden kan gaan.”

Wij zijn altijd een hechte club geweest, het is echte vriendschap

Jamie Westland
drummer

Langzaam bouwen ze het weer op. Ze voegen elementen van soul en funk toe aan hun sound met strijkers en blazers, en in 2019 kunnen ze een lijstje grote concerten plannen voor de zomer erop, inclusief twee eigen concerten in de Rotterdamse Ahoy. Dat was natuurlijk buiten de coronacrisis gerekend. Maar gek genoeg leverde die stille periode ze juist veel op. De timing van hun langzaam ontbrandende hit ‘Soldier On’ was uitstekend: het werd geadopteerd als nationaal hart onder de riem en hun grootste hit in twee decennia. En Di-rect zat niet stil: ze speelden livestreamconcerten op bijzondere Haagse locaties – Omniversum, Scheveningse pier, Mauritshuis en meer – waar in totaal bijna 70.000 mensen een online ticket voor kopen, en als klap op de vuurpijl winnen ze in 2021 de prestigieuze Popprijs. Als ze de coronacrisis uit komen, zijn ze ineens opnieuw een grote band.

„Deze drie shows gaan voor mij over doorzettingsvermogen”, zegt Spike. „Je moet doorbikkelen. En als iedereen dezelfde passie voelt voor die muziek, en we kunnen met dezelfde passie die muziek blijven maken, dan zijn dit soort mooie dingen – hij wijst naar buiten, en laat z’n blik over de blauwe stoeltjes in het stadion gaan – „het gevolg”.

Samen barbecueën

Dat ze zo hecht zijn, hielp ook in coronatijd. Ze zochten elkaar vaak op, gingen in plaats van repeteren samen barbecueën. „Je hebt ook bands die nooit op elkaars verjaardagen komen”, zegt Jamie. „Maar wij zijn altijd een hechte club geweest, het is echte vriendschap.” Marcel: „Normaal gesproken als we ergens heengaan of als we een show hebben, begint het al met het verzamelen bij Bas voor de deur, en dan zien we elkaar weer bij de eerste benzinepomp en zo verder. Je moet er toch niet aan denken om elkaar pas te treffen in de kleedkamer op een festival.” Jamie: „En ook als het wat minder gaat, blijft de muziek het belangrijkste bij ons. Dat is nog steeds het leukste dat er is. Ook al waren de zalen niet altijd vol, het glas is bij ons altijd halfvol.” Dat is volgens de drummer ook de reden dat zij die coronacrisis zo goed zijn uitgekomen. „We zijn ook niet zo goed in stilzitten. Straks na de Kuip is de bedoeling dat we vijf maanden niets gaan doen. Nou, ik ben benieuwd. Ik geef het anderhalve week.”


Crypto’s in box 3 zijn belast vermogen, zegt de Hoge Raad. Maar of het ‘geld’ is blijft ongewis

De zaak

Een vrouw bezat in 2019 voor ruim 71.000 euro aan cryptovaluta’s. De Belastingdienst hief daarover belasting in box 3, bij ‘sparen en beleggen’, onder de noemer ‘overige vermogensrechten’. Zij vond dit niet terecht. Volgens haar zijn cryptovaluta’s geen ‘vermogensrechten’ zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek en je kunt er geen rechten aan ontlenen: er staat geen verplichting van een ander tegenover. Daarom horen ze ook niet tot de vermogensrechten in fiscale zin en hoef je er dus geen vermogensrendementsheffing over te betalen, aldus de vrouw.

Ze kreeg nul op het rekest bij rechtbank en gerechtshof en ging in cassatie bij de hoogste belastingrechter, de Hoge Raad.

De uitspraak: cassatieberoep ongegrond

De Hoge Raad sluit zich aan bij het gerechtshof. Dat cryptovaluta’s mogelijk buiten de ‘vermogensrechten’ in het Burgerlijk Wetboek vallen, is niet relevant: de Wet inkomstenbelasting 2001 kent in box 3 een ruimere uitleg van dat begrip. Alle rechten met een waarde in het economisch verkeer vallen eronder. En je kunt met cryptovaluta’s weliswaar geen schuld opeisen, maar je kunt ze wel kopen en verkopen, leveren door verzending naar een andere ‘wallet’ en er economisch voordeel mee behalen door ze te verzilveren. Crypto’s hebben dus economische waarde en mogen daarom belast worden in box 3. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van de vrouw ongegrond.

Het commentaar

Om te beginnen: wat zíjn cryptovaluta’s? „Het gaat om decentraal via blockchaintechnologie werkende reeksen versleutelde codes op het internet. Ze functioneren als een alternatief voor het traditionele geld dat wordt uitgegeven en beheerd door centrale banken”, vertelt Sonja Dusarduijn, universitair hoofddocent belastingrecht aan Tilburg University. „Mensen kunnen ze gebruiken uit wantrouwen tegen banken. En het is natuurlijk ook een manier om vermogen uit het zicht te houden.”

Een vastomlijnde definitie van crypto’s in de fiscale wetgeving ontbreekt overigens. „De wetgever gebruikt in box 3 ruim omlijnde begrippen om te voorkomen dat bezittingen met een duidelijke waarde buiten de heffing vallen doordat er nét iets wordt verzonnen buiten de definitie om.”

Dat crypto’s tot het fiscale vermogen in box 3 horen had de Hoge Raad niet eerder bepaald, maar het zal inmiddels weinigen meer verbazen – op het aangiftebiljet inkomstenbelasting staan ze tegenwoordig expliciet genoemd. Dusarduijn: „Helaas gaat de Hoge Raad niet in op de vraag wat voor sóórt vermogen het is. Vallen crypto’s in box 3 onder de categorie ‘geld’ of onder ‘overige bezittingen’? Bij ‘geld’ gaat de fiscus ervan uit dat je minder rendement maakt op je vermogen dan bij ‘overige bezittingen’. Maar het gerechtshof ontweek het antwoord op die vraag met de merkwaardige redenering dat als het geen geld is, het toch in elk geval onder ‘overige bezittingen’ valt. En ook de Hoge Raad gaat niet in op de vraag of crypto’s geld zijn. Terwijl het dus fiscale gevolgen kan hebben.”

Het verschil doet zich ook voelen bij het zogenaamde ‘herstelrecht’, vertelt Dusarduijn. De Hoge Raad heeft in 2021 korte metten gemaakt met het door de fiscus gehanteerde fictieve rendement op vermogen, dat voor sommigen veel hoger lag dan hun daadwerkelijke rendement. Dusarduijn: „De wetgever moet daarom bepaalde vermogensbezitters rechtsherstel bieden. Je moet dan wel aantonen dat het werkelijke rendement op je héle vermogen in een bepaald jaar lager blijkt te zijn dan het fictieve rendement.”

Tot nu toe lijken rechters er op andere terreinen dan bij box 3 (zoals de btw) vanuit te gaan dat crypto’s niet onder de categorie ‘geld’ vallen, zegt Dusarduijn. „Maar je ziet geld en crypto’s naar elkaar toegroeien. Crypto’s worden steeds gewoner, in El Salvador was het zelfs enige tijd een wettig betaalmiddel. En crypto’s hebben weliswaar geen onderliggende waarde, maar ook de veiligheid van geld is niet meer zo ijzersterk als vroeger. Wel zit er op geld een garantie van de centrale bank tot 100.000 euro spaargeld per Nederlandse bankrekening.”

Een belangrijk verschil was dat crypto’s veel minder gereguleerd waren, maar ook dat verandert. Zo moeten cryptobedrijven vanaf 2026 gegevens met de Belastingdienst delen en gaan EU-landen geautomatiseerd gegevens over crypto’s uitwisselen. Dusarduijn: „Ook nu kan de Belastingdienst er overigens wel achterkomen als je crypto’s niet hebt opgegeven, via spontane gegevensuitwisseling tussen landen of door je vermogen over verschillende jaren te vergelijken. Als dan blijkt dat je crypto’s hebt verzwegen, volgen aanslagen, boetes en rentes. In box 3 beloopt de boete 300 procent van de belasting over het bedrag dat je wilde verbergen. Bovendien is de volgende vraag: hoe ben je aan dat geld gekomen?”

Tot voor kort was er een inkeerregeling voor mensen die hun crypto’s niet bij de belasting hadden opgegeven. „Die geldt niet meer voor box 3, maar bij vrijwillige verbetering heb je meer kans dat de Belastingdienst de gevolgen verzacht. Zo kan de boete gematigd worden tot 150 procent.”

Intussen kijken fiscalisten uit naar de Wet werkelijk rendement die in 2028 wordt ingevoerd. Dan verdwijnen volgens Dusarduijn de problemen over de juiste categorisering van cryptovaluta’s in box 3. „Iedere crypto-eigenaar zal dan jaarlijks zowel de directe als de indirecte rendementen, dus de vermogensgroei van zijn virtuele munten moeten aangeven.”


Ook het tuincentrum vindt dat de tuin groener moet

‘Planten verlagen stress, maken je vrolijk en verhogen je concentratie.’ De tekst staat op een geel doek aan een ijzeren paal, meteen achter de bak met veldsalie, bosrank, wilde cichorei en echte guldenroede. In de vestiging van Intratuin in Heerhugowaard vind je nog veel meer van zulke doeken en borden. ‘Verwelkom insecten, dieren en vogels’, ‘Kies voor inheemse, biologisch gekweekte planten’, ‘Liever een heg dan een schutting’.

Volgens Elise Wieringa, duurzaamheidsmanager bij Intratuin, zijn de borden een gevolg van „een grote omslag” in het denken over de tuin. Ze geeft een rondleiding, samen met Petra Slot, de directeur van deze vestiging, en Frank de Groot, manager bij de inkoopafdeling voor bloemen en planten. Lange tijd was een nette, aangeharkte tuin met veel tegels de norm, zegt Wieringa. „Nu is het: tegels eruit, groen erin.” Slot: „Het liefst gevarieerd groen, ook met planten uit eigen land.”

Want variatie, en meer inheemse planten, dat trekt een hoop verschillende insecten aan. Die zorgen onder meer voor de bestuiving van veel planten. Insecten helpen ook bij de afbraak van dode dieren en planten, en maken zo voedingsstoffen vrij voor allerlei andere organismen. Daarnaast voeden veel vogels zichzelf en hun jongen met volwassen insecten en hun rupsen.

„Ook het idee dat de tuin spotless moet zijn is aan het kantelen”, zegt Wieringa. „De tuin mag best rommelige hoekjes hebben. Die bieden schuilplekken voor egels, kikkers en andere dieren.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150428/data132512845-8ecb9e.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/4jTn1Yl3j-5R416cJmJSLWONS-w=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150428/data132512845-8ecb9e.jpg 1920w”>

Foto Lin Woldendorp

De verschuiving in het denken over de tuin is een gevolg van een aantal dingen die bij elkaar zijn gekomen, zegt Wieringa. „Zoals het besef dat wereldwijd talloze dieren en planten uitsterven, of bedreigd zijn.” In Nederland is het aantal insecten de afgelopen decennia bijvoorbeeld dramatisch afgenomen, met name het aantal bijen en vlinders. In Nederlandse landschappen zijn daardoor ook de door insecten bestoven planten aan het verdwijnen. Daarnaast zijn mensen de klimaatverandering aan den lijve gaan ondervinden. „De zomers worden heter en droger”, zegt inkoopmanager De Groot. „En er vallen meer hoosbuien.” Vestigingsdirecteur Slot: „Ik voel de verantwoordelijkheid om mijn kinderen perspectief te bieden in deze wereld.” De Groot knikt. „Ik vraag me weleens af: wat laat ik achter?”

Kunstmest

Op initiatief van Intratuin heeft de Nederlandse tuinbranche – alle grote tuincentra plus Praxis en Hornbach en een aantal kwekers en handelaren – zich vorig jaar een ambitieus doel gesteld: in 2030 moet 70 procent van het assortiment aan planten vrij zijn van chemische bestrijdingsmiddelen. Ook wil de branche af van het gebruik van kunstmest, want de productie ervan kost veel energie en stoot veel broeikasgassen uit. En er moet een vervanging komen voor de turf die in potgrond wordt verwerkt. Voor die turf worden nu hoogveengebieden in Duitsland en de Baltische staten afgegraven.

Intratuin is in deze verduurzaming een voorloper, zegt Berthe Brouwer van Natuur & Milieu, een natuurbeschermingsorganisatie die samenwerkt met de tuinbranche. Dat heeft impact volgens haar, want Intratuin is met 57 vestigingen in Nederland (en elf in Duitsland en drie in België) en een marktaandeel van circa 35 procent marktleider.

Directeur Petra Slot loopt weg en komt terug met een zak die is gevuld met korrels van schapenwol. Dat dient als alternatief voor turf. Intratuin verkoopt deze zakken sinds kort. Ook staat er in haar vestiging sinds eind vorig jaar een tafel met kamerplanten die biologisch zijn gekweekt, dus zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest. De fruitbomen en kruiden waren dat al.

In 2014 vestigde Greenpeace de aandacht op restanten van bestrijdingsmiddelen op planten die tuincentra verkopen, en de nadelige gevolgen daarvan voor bijen. „Dat heeft ons wakker geschud”, zegt duurzaamheidsmanager Elise Wieringa. Petra Slot: „Sinds 2016 staat [onkruidverdelger] Roundup hier al niet meer in de schappen.”

De laatste tijd krijgt Intratuin van consumenten steeds meer vragen over bestrijdingsmiddelen, zegt Slot. Wieringa: „Dat komt ook door de rechtszaken tegen lelietelers.” Intratuin wil zo snel mogelijk naar een assortiment dat in ieder geval helemaal „chemievrij” is, zegt ze. En liefst ook biologisch. „Dan mag de kweker bijvoorbeeld ook geen kunstmest meer gebruiken. Maar de volumes aan biologische planten die we nodig hebben zijn er nog niet. We werken er stap voor stap aan met onze kwekers.” En als een kweker niet wil meebewegen? „Dan is het snel klaar.”

Versteend

De vergroening is extra belangrijk vanwege de toenemende bebouwing in steden. De richtlijn is dat er voor elke woning 75 vierkante meter openbaar groen moet zijn. Dat oppervlak neemt in absolute aantallen de laatste jaren af, bleek in december uit een rapport van Natuur & Milieu. „Steden zijn de afgelopen vijf jaar alleen maar verder versteend”, zegt Berthe Brouwer van Natuur & Milieu. Volgens haar vergroot dat de rol van privétuinen. „En dus ook van de tuincentra.”

„Vaak is het meeste groen in Nederlandse steden privé”, zegt ecoloog Joeri Morpurgo van de Universiteit Leiden. Daar horen ook kleine tuintjes bij, benadrukt hij. In hartje Amsterdam en Den Haag onderzocht hij 65 geveltuintjes van een à twee vierkante meter, en turfde daarin 235 planten- en 154 insectensoorten. Daar zaten acht verschillende bijen (van de circa 350 soorten in Nederland) en 17 verschillende zweefvliegen (van de 363 soorten in Nederland) bij. „Ook met een kleine tuin heb je impact.” Op zijn eigen balkon, driehoog in Haarlem, heeft Morpurgo een broccoliplant staan. Koolwitjes zetten op die plant hun eitjes af. „En de rupsen die daaruit komen, trekken weer vogels aan.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150512/data132512608-a21d68.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-18.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-16.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-17.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-18.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-19.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/UdphKmJk5_aobZDOKT688AUK4vE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150512/data132512608-a21d68.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150443/data132512452-ec4cf7.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-22.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-20.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-21.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-22.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-23.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/o_XPgQBNhJG1hlasc8N5YVSwCpQ=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150443/data132512452-ec4cf7.jpg 1920w”>

Foto’s Lin Woldendorp

Het doel dat de tuinbranche zich vorig jaar heeft gesteld, noemt Berthe Brouwer „een hele stap”. Tegelijk is er nog veel werk aan de winkel. Dat blijkt uit de metingen die de tuinbranche jaarlijks laat uitvoeren door Natuur & Milieu naar de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen op zes soorten planten die worden verkocht, zoals lavendel en rododendron. „Illegale stoffen hebben we de afgelopen twee jaar niet meer aangetroffen. Maar dat moet natuurlijk ook niet”, zegt Brouwer. Ook het gemiddeld aantal middelen op planten neemt af. Maar het percentage planten met één of meer middelen ligt nog hoog, en is stabiel. In 2021 ging het om 77 procent, de laatste meting, uitgevoerd in mei 2024, kwam uit op 79 procent.

Lavendel

Relatief veel bestrijdingsmiddelen worden volgens Brouwer aangetroffen op lavendel, anjer en klokjesbloem. Een reden daarvoor is dat deze planten populair zijn en in grote monoculturen worden gekweekt. „Krijg je in een monocultuur een ziekte of een plaag, dan verspreidt die zich makkelijk omdat alle planten hetzelfde zijn.”

Daarnaast vindt de kweek van lavendel, anjer en klokjesbloem al vroeg in het seizoen plaats, als het nog relatief vochtig is en er meer schade is van schimmels. „Alleen maar om ze bij het eerste zonnestraaltje in maart al bloeiend in de winkel te hebben staan.” Het is volgens Brouwer een vraag die tuincentra zich vaker beginnen te stellen: moeten we alles op elk moment aanbieden? „En zijn al die bestrijdingsmiddelen überhaupt wel nodig? Het Amsterdamse tuincentrum Sprinklr koopt z’n tuinplanten biologisch in.” Duurzaamheidsmanager Elise Wieringa van Intratuin zegt dat de tuinbranche samen met een aantal kwekers een project is gestart om te kijken hoe lavendel „chemievrij” kan worden gekweekt.

Het uitbannen van bestrijdingsmiddelen is complex, zegt inkoopmanager Frank de Groot, „omdat de hele keten eraan moet meewerken. Kwekers moeten erin willen en kunnen investeren. En dan nog lopen ze soms tegen regels aan. Sommige landen tolereren bijvoorbeeld geen enkel insect op geïmporteerde planten.”

Luis en trips

Bij kwekerij Natuurlijk Hopmans in Wieringerwerf staan buiten lange rijen planten in zwarte plastic potjes. Eigenaar Rudolf Hopmans benoemt ze één voor één. „Kattenkruid… anemoon… longkruid… gebroken hartje.” Hij kweekt zo’n dertig verschillende soorten planten. Insecten die de planten aanvreten, zoals luis en trips, ging hij vroeger te lijf met insecticiden. Maar die is hij snel aan het afbouwen. Rondom zijn bedrijf heeft hij een meters brede strook aangelegd met allerlei planten, waar natuurlijke vijanden van luis en trips (ook wel donderbeestjes) op leven, zoals zweefvliegen en sluipwespen. Vanuit die groenstrook trekken ze naar de gekweekte planten en eten daar luis en trips weg. Dat werkt niet altijd 100 procent, zegt Hopmans. „Maar ik wil niet altijd maar meteen naar de spuit grijpen. Soms moet je jezelf dwingen andere keuzes te maken.”

De discussie over bestrijdingsmiddelen speelt volgens Hopmans vooral in Nederland. In het Verenigd Koninkrijk gaat het veel meer over turf en de afbraak van veen. „Potgrond moet daar in 2027 turfvrij zijn.” De potgrond die hij nu gebruikt bestaat nog maar voor 40 procent uit turf. „Dat was vier jaar geleden nog 80 procent.” In Duitsland, zegt hij, gaat het vooral over de totale voetafdruk van de kweek.

Dit jaar kweekt Hopmans voor het eerst een deel van zijn assortiment biologisch. „Daarmee neem ik een risico, want veel klanten verwachten een schoon product. En volledig vrij van beestjes is een biologisch gekweekte plant nooit.” Zo tolereren Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk geen enkel insect op geïmporteerde planten. „Bij de grens schudden ze je planten uit op een wit papiertje, en er mag geen enkele trips of luis afkomen.” Daarom worden planten voordat ze naar de klant gaan vaak nog een keer met een insecticide afgespoten. Met een groep kwekers is Hopmans een paar jaar geleden een initiatief begonnen om voor de Nederlandse tuincentra te stoppen met dat afspuiten. Te beginnen bij de struikveronica. Andere kwekers proberen hetzelfde met de klokjesbloem. „Dat betekent wel dat mensen in een tuincentrum soms een plant kopen waar nog insecten op zitten.” Het is dan aan het tuincentrum, zegt Hopmans, om de klant hierover voor te lichten.

„Dat doen we ook”, zegt Petra Slot van Intratuin Heerhugowaard. We staan bij het schap met biologische bestrijdingsmiddelen en plantenvoeding. Daarboven hangt een geel bord: ‘Insecten zijn nuttig en horen in een gezonde tuin! Bestrijd ze daarom alleen als het echt niet anders kan.’ Klanten accepteren insecten, of een blaadje waar een hapje uit is genomen, vaker, zegt duurzaamheidsmanager Elise Wieringa. Dat wil zeggen, bij tuinplanten. Kamerplanten moeten nog steeds gaaf zijn. „Beestjes binnen, dat vinden mensen nog een beetje eng.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150451/data132512497-967c10.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-26.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-24.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-25.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-26.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-27.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/fcgCXI4LDQPBrNrrRuyo3-MLD2g=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150451/data132512497-967c10.jpg 1920w”>

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

Foto Lin Woldendorp

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-5.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150508/data132512560-3cc32d.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-30.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-28.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-29.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-30.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/ook-het-tuincentrum-vindt-dat-de-tuin-groener-moet-31.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/kjHoCUsaSCgp2LoKs_SZs4GI8aM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/26150508/data132512560-3cc32d.jpg 1920w”>

Foto’s Lin Woldendorp

Of klanten de borden in Intratuin lezen, en zich er iets van aantrekken, durft Slot niet te zeggen. „Het is voor ons een enorme reis wat we wel en niet moeten uitleggen, en hoe we dat doen”, zegt ze. Voor Slot hoeft er niet overal bij te staan dat iets biologisch is geteeld. „Een deel van de klanten is er niet mee bezig. Prima. Het ontslaat ons niet van de verplichting om die beweging naar duurzaam aan te gaan.” Wieringa: „Je wil de klant niet te veel betuttelen of overvoeren met informatie.” Slot: „Net stonden we bij de tafel met biologische kamerplanten. Maar onze gangbare kamerplanten worden in de kas tegenwoordig al vaak zonder chemische middelen gekweekt. En ook met steeds minder meststoffen. Weet de klant dat? Moeten we daar iets over vertellen?”

Ooghoogte

De tuinbranche laat regelmatig onderzoek doen naar het gedrag van klanten. Wat kopen ze, en waarom? „De motivatie van de klant speelt hierbij een rol. Maar ook de manier waarop dingen in de winkel worden aangeboden”, zegt Cecilia Keuchenius van Motivaction, een bureau dat meewerkt aan die onderzoeken. Met de motivatie van de klanten lijkt het goed te zitten, zegt ze. Als ze voorkeuren mogen aangeven scoort een tuin die vriendelijk is voor bijen en vlinders erg hoog. Maar dat planten onbespoten zijn, scoort juist weer laag. Terwijl gif niet goed is voor bijen en vlinders. „De vraag is dus of iedereen de materie even goed begrijpt.” Daarom moeten tuincentra ook voorzichtig zijn met termen als ‘inheems’, vindt Keuchenius. „‘Planten die van nature in Nederland voorkomen’ is dan beter.” Tuincentra kunnen de keuze van klanten beïnvloeden, zegt Keuchenius. „Bijvoorbeeld door iets op ooghoogte aan te bieden. Dan valt het meer op.” Al met al moet het klanten niet te lastig worden gemaakt, zegt ze. Zo geeft 15 procent van de ondervraagden aan hun tuin niet te vergroenen omdat ze de afvoer van tegels en zand zo’n gedoe vinden.

Daar speelt Intratuin al op in, zegt Petra Slot. We komen bij een mozaïek van grijze en groene tegels. De grijze zijn van steen, de groene noemt Slot „sedumtegels”. Het zijn kant-en-klare zoden met vetplantjes. „Daarmee kun je stenen tegels makkelijk, zo hupsa, vervangen.”


Jarvis Cocker, Pulp-zanger: ‘Het woord liefde kreeg ik vroeger niet over mijn lippen’

Jarvis Cocker komt de hotelkamer in Hamburg binnen alsof hij zo het podium op zal stappen: in een geruit tweedpak, op laarzen met hakjes, zodat zijn toch al lange postuur nog langgerekter lijkt. Achter hem loopt keyboardspeelster Candida Doyle.

Hun groep Pulp, die in 2002 uit elkaar ging, is sinds twee jaar herenigd, eerst voor een tournee, en daarna werd een nieuw album gemaakt dat op 6 juni verschijnt, More.

Het Britse Pulp was een van de toonaangevende groepen van de jaren negentig, met een rijk repertoire en Cocker als elegante dandy dansend over het podium. Oasis was stoer, Blur studentikoos, terwijl Pulp persoonlijk ongemak vervlocht met humor. Van buiten zwierig maar innerlijk verscheurd, zeker de persoon van Jarvis Cocker. Zijn ironische teksten, gecombineerd met de exuberante disco-rock, waren de ruggengraat van hun liedjes.

Het succes was niet vanzelfsprekend. Zo’n veertien jaar hadden Cocker en bandleden, levend van een uitkering, geknokt voor elk beetje erkenning. Toen die eenmaal kwam – dankzij hitalbum His ’n’ Hers in 1994 – en daarmee ook de prijzen, media-aandacht en headlinerposities op festivals, werd de druk van het succes hem teveel. In 2002 ging Pulp uit elkaar.

Het was daarom verrassend dat de groep in 2023 niet alleen hervormde, maar ook weer samen muziek wilde maken. More werd een Pulp-album zoals de liefhebber had gehoopt, met wervelende composities en sardonische zang. Al zijn de liedjes iets rustiger, met minder discoritmes en meer gitaarpatroontjes.

Op de vraag of ze in de tussenliggende jaren verlangd had naar een hereniging, reageert Candida Doyle hartgrondig: „Oh God, nee.” Ze vermaakte zich prima en was nog steeds bevriend met Cocker. „Hij stuurde ineens een berichtje: ‘Ik moet iets met je bespreken, niks ernstigs hoor’. Hij kwam langs en we babbelden tot hij zei: ‘Ik denk erover de groep te hervormen. Doe je mee?’ Binnen een seconde zei ik ja. Ik had er niet per se zin in, maar ik kon tegen hem geen nee zeggen.”

Cocker zelf had er drie maanden over nagedacht. „Een concertpromotor stelde voor dat Pulp weer bij elkaar kwam. Hij dacht dat we populair konden zijn en dat we veel geld zouden verdienen. Dat verbaasde me. Ik zei dat ik het zou overwegen. Wilde ik? Durfde ik?”

Doyle: „Het ging mij om Jarvis. Hij had de afgelopen periode zonder mij in een paar groepen gespeeld, en dat was prima. Maar Pulp is anders, daar moest ik bij zijn. Jarvis en onze muziek zitten diep in mijn ziel. Het is de beste muziek die ik ooit gemaakt heb.”

Cocker: „Ik vroeg me af of mijn stem het zou halen. Toen ik gestopt was met het drinken van melk, bleek ik de nummers in hun oorspronkelijke toonsoort te kunnen zingen. Ik hoefde gelukkig niet omlaag.”

Sheffield

De levens van Doyle (1963) en Cocker (1963) lopen parallel sinds 1984, toen Cocker – die Pulp begon in 1978, op zijn vijftiende – haar bij de band vroeg als toetsenist. Dat was in Sheffield, waar hij was geboren in een arbeiderswijk van de destijds vervallen industriestad. De thema’s van zijn liedjes, zijn loyaliteit met de underdog en aandacht voor sociale omstandigheden ontstonden dáár.

Jarvis Cocker en zijn zus groeiden op bij hun moeder. Toen hij zeven was, lag er op een ochtend een briefje op tafel waarmee vader meedeelde dat hij naar Australië vertrok – Cocker zou hem als volwassene nog één keer ontmoeten. De jonge Jarvis, die slecht kon zien, „omdat niemand bedacht dat ik wellicht een bril nodig had”, speelde niet met andere kinderen, hij luisterde het liefst in zijn eentje naar muziek.

Pulps bekendste nummer is ‘Common People’ (1995), met een tekst die uit het eigen leven gegrepen is, over de ontmoeting tussen de ik-persoon en een welvarende kunstacademiestudente die zich afvraagt hoe het is om berooid te zijn („I said ‘pretend you got no money’/ And she just laughed and said ‘oh, you’re so funny’”). Het lied groeide uit tot een Brits lijflied dat nog steeds luidkeels wordt meegezongen in pubs en voetbalstadions.

Inmiddels woont Cocker met zijn tweede echtgenote in Londen, na een periode in Parijs met zijn toenmalige vrouw en hun zoon. Op het nieuwe More zingt hij minder over Sheffield en ook minder over drugs, zoals in de hit ‘Sorted for E’s & Wizz’ („Ik heb xtc en speed”) over wilde raves aan het begin van de jaren negentig. Cocker knikt. „Ik mag hopen dat ik wat volwassener ben geworden.”

Hun popliedjes, omkleed met violen en grootse instrumentaties, ontwikkelen zich op een verhalende manier. Toch is hij vooral blij met een buitenbeentje, ‘Farmer’s Market’. „Want daar lukte het om juist iets anders dan een klassieke popsong te schrijven met de bekende refrein-couplet-structuur. Na een strak begin krijgt ‘Farmer’s Market’ onverwachte wendingen, om te eindigen met slechts twee akkoorden.”

In openingsnummer ‘Spike Island’ bezingt Cocker zichzelf („I was born to perform”), daarna gaan veel liedjes over verschillende stadia van een liefdesrelatie. Over vergeefse verliefdheid in ‘Tina’; onzekerheid in ‘Farmers’ Market’; seksstandjes in het grappige ‘My Sex’ („In answer to your question/ My sex is open to suggestions”) en uiteindelijk een break-up in ‘Background Noise’.

More gaat over de Liefde, kortom. „Terwijl ik daar juist veel moeite mee heb. Het woord alleen al.” Cocker kijkt ongemakkelijk. „Het gaat nu iets beter, maar ik voel me nog steeds gegeneerd om ‘liefde’ te zeggen.”

Het waren de misverstanden over dat onderwerp die hem ooit inspireerden om nummers te schrijven. „Als kind hoorde ik zoete popliedjes over liefde. Toen ik als tiener probeerde om relaties te hebben, bleek het nogal anders uit te pakken dan ik begrepen had. Daarom besloot ik te vertellen over hoe ik het werkelijk ervaarde. Als een puinhoop, met vooral veel onzekerheid.”

Michael Jackson

Een van de nieuwe liedjes is ‘Got To Have Love Love’ waarin hij de luisteraar – en zichzelf – galmend toezingt: „You got to have love.” Want „without love you’re just making a fool of yourself”. Hij schreef het al in de jaren negentig. „Toen kon ik de tekst niet over mijn lippen krijgen. Mijn liefdesleven lag in puin, als gevolg van mijn eigen misdragingen. Hoe kon ik dan een liefdesliedje zingen?”

Ik mag hopen dat ik wat volwassener ben geworden

Jarvis Cocker
Pulp-zanger

De jaren negentig waren turbulent voor Cocker. Toen zijn groep eenmaal populair was, zoals hij altijd had gedroomd, bleek hij niet in het gareel te willen lopen. In 1996 onderbrak hij een optreden van Michael Jackson tijdens het prijzengala van de Brit Awards, dat rechtstreeks op tv werd uitgezonden. Terwijl Jackson omringd door een groep kinderen het lied ‘Earth Song’ zong, liep Cocker het podium op, ging vlak voor hem staan en schudde zijn billen richting de zaal.

Nadat hij was ingerekend en op het politiebureau verhoord werd, zei hij dat hij Jacksons „Jezus-act” niet kon aanzien. Over het incident werd in de Britse media nog lang geschreven en gepraat.

Hij zei er destijds over: „Ik wilde beroemd zijn, maar nu ik het eenmaal ben weet ik me geen raad.” Nadat de groep in 2002 opbrak zou hij zes soloalbums maken, uiteenlopend van chanson-covers tot een soundtrack. En hij ontdekte andere interesses, zoals een radio-show presenteren, een boek schrijven en PowerPoint-presentaties houden over uiteenlopende onderwerpen, zoals zijn relatie met de natuur. Hij hield afstand van de popglamour.

Humor was lange tijd zijn wapen geweest. Als kind om zich tegen pestende klasgenoten te verweren, als lange tijd miskend songschrijver werd het zijn handelsmerk. „Ik had altijd voordeel gehad van mijn gevoel voor ironie.” Maar humor bleek ook een valkuil. „Totdat het mis ging.”

Plotseling was het leven serieus geworden. „Toen ons succes groot was, met fans die achter je aan komen rennen, wist ik niet hoe ik daarmee om moest gaan. Niet als mens en niet in mijn nummers. Daardoor hinkt een tekst als van ‘The Fear’, op ons album This Is Hardcore, op twee gedachten. Het ging over paniek-aanvallen en ik wilde grappig doen over mensen en hun toestanden.

„Ik moest onder ogen zien dat ik me niet meer uit mijn situatie kon ‘grappen’. De methode was uitgewerkt.”

Hij kijkt opzij naar Candida Doyle, die hem vriendelijk toeknikt. „Ik ben er inmiddels achter dat ik niet altijd grappig of scherp hoef te zijn. Je kunt ook op een andere manier gevoelens overbrengen.” Het resultaat is soms ambigu, zegt hij. „Dan weet ik zelf niet eens wat ik precies zeg. Dat is waarom muziek me nog altijd intrigeert. Dat je een liedje hoort en het je om onverklaarbare reden een goed humeur geeft. Het zijn mysterieuze elementen.” Hij wrijft over zijn grijs geworden baardstoppels: „Het is fijn dat die ook een rol spelen in het leven.”

More, van Pulp. Verschijnt 6 juni bij Konkurrent.