Joe Biden was compleet de weg kwijt. Tijdens zijn desastreuze debat met Donald Trump, nog geen jaar geleden, oogde de zittende Amerikaanse president niet alleen fysiek gammel. Hij was broos, had holle ogen en zijn mond hing open wanneer hij niet aan het woord was. Zodra hij dat wel was, mompelde hij onverstaanbare en vaak incoherente onzin. Zijn geestelijke aftakeling werd pijnlijk zichtbaar voor de hele wereld. Hoe was het mogelijk dat deze man de Verenigde Staten bestierde? Hoe kon het dat deze 81-jarige dacht nóg vier jaar president te kunnen zijn?
Uit opinieonderzoek bleek al dat kiezers Biden te oud vonden, dat ze sceptisch waren over zijn tweede ronde. Toch stond het grote publiek perplex toen duidelijk werd hoe belabberd de president eraan toe was. Enkele naaste medewerkers, leden van zijn kabinet, Democratische parlementariërs en donateurs waren niet verbaasd. Voor hen was dit geen ontmaskering. Zij hadden hem achter gesloten deuren al vaker zo – en nog erger – gezien. Allemaal zwegen ze daarover, ze „rationaliseerden hun stilte” en waren „medeplichtige handlangers”, schrijven twee prominente Amerikaanse journalisten nu in Original Sin. President Biden’s Decline, Its Cover-Up, and His Disastrous Choice to Run Again. Niemand durfde opa zijn autosleutels af te nemen, terwijl iedereen wist dat hij een gevaar op de weg was.
Lees ook
Lees ook: Terwijl Biden zijn kop in het zand stak, liepen prominente Democraten blindelings het electorale ravijn in
Jake Tapper (gezicht van de zender CNN) en Alex Thompson (politiek verslaggever van nieuwssite Axios) zijn erin geslaagd een spectaculair boek te publiceren over de verkiezingen van 2024 waar de naam Donald Trump nauwelijks in voorkomt. Ze wijden ruim driehonderd vlot geschreven en onthullende pagina’s volledig aan het verval van Biden én de doofpot binnen de Democratische Partij. „De erfzonde is Bidens beslissing om te gaan voor herverkiezing – gevolgd door agressieve pogingen zijn cognitieve aftakeling te verbergen.”
Politburo
Original Sin brengt nooit eerder gepubliceerde details aan het licht over hoe krakkemikkig Biden al tijdens de (door de coronapandemie beperkte) verkiezingscampagne van 2020 was. Hoe de juridische problemen van zijn enige nog levende zoon, de drugsverslaafde Hunter, hem vanaf begin 2023 verder mentaal verzwakken. Hoe de president en zijn entourage in de mythe blijven geloven dat alleen hij in staat zou zijn Donald Trump opnieuw te verslaan. Hoe zijn familie en een Politburo van naaste adviseurs zijn aftakeling verborgen houden door ministers en Congresleden bij hem weg te houden. En hoe de steeds verder geïsoleerde president zijn grip op de werkelijkheid verliest.
Tapper en Thompson schetsen dat Biden ook achter de schermen geen gezelschap kan toespreken zonder voor te lezen van een autocue. Hij haalt ministers uit zijn eigen kabinet door elkaar en herkent de acteur George Clooney, een cruciale figuur in Democratische fondsenwerving, niet. Hij is nog slechts in staat om halve dagen te werken en heeft eigenlijk een rolstoel nodig. Een klein gezelschap vertrouwelingen maakt ondertussen de dienst uit. „Vijf mensen bestuurden het land en Joe Biden was op z’n best een senior lid van de raad van bestuur”, aldus een anonieme ingewijde.
De kracht van het boek zit in de reconstructie van Bidens aftakeling, de scènes waarin de mensen om hem heen die bewust negeren, en de paleisintriges. De omertà werd, zo schrijven de journalisten, nog niet doorbroken nadat Biden zich enkele weken na het rampzalige debat toch had teruggetrokken uit de verkiezingsrace. Democraten gingen pas praten nadat zijn vervanger Kamala Harris van Trump had verloren en ze Biden, zijn familieleden en zijn Politburo de schuld van die ramp konden geven.
Tapper en Thompson spraken tweehonderd mensen voor hun boek. Uit vrees voor hun verdere carrière blijven ze bijna allemaal anoniem. De herkomst van de meest schokkende citaten is daarom onduidelijk.
Verwijten
Er is meer kritiek op het boek. Volgens sommige Democraten zou elke journalistieke inspanning nu gericht zou moeten zijn op hoe Donald Trump de Amerikaanse democratie en rechtsstaat afbreekt. Maar om Trumps comeback te kunnen duiden is het belangrijk de zwakte van zijn tegenstanders tot op het bot te ontleden. En het is belangrijk om aan de hand van boeken als deze Bidens presidentschap en nalatenschap te wegen.
Met name Tapper wordt ook verweten dat hij zelf deel uitmaakte van de doofpot en zijn publiek niet vertelde wat hij met eigen ogen zag. De CNN-presentator interviewde Biden een paar keer en leidde het fatale debat, waarover hij nu pas details deelt. Het ongemak van de media toont hoe zwaar gepolariseerd die zijn in de VS. Verslaggeving over Bidens neergang tijdens de campagne, in The Wall Street Journal, werd afgedaan als een rechtse complottheorie. Beelden van Biden die de weg kwijt was als deepfakes.
Lees ook
Lees ook: Het lukt de Democraten niet eensgezind op te trekken tegen Trump
De auteurs zijn er niet in geslaagd te achterhalen wat Bidens eigen gedachtegang was – of wat daarvan over was. Tapper en Thompson geven wel erg veel ruimte aan de eenzijdige interpretaties van verschillende partijprominenten die denken dat hun druk op de president, na het debat, uiteindelijk doorslaggevend is geweest voor zijn terugtrekking. Ook bieden ze een schare aan Democraten, wier relevantie niet altijd duidelijk wordt, ruim gelegenheid om hun eigen straatjes schoon te vegen. Zo worden in het boek ook nog conflicten uitgevochten over het migratiebeleid onder Biden.
Toch komt niemand er echt goed vanaf. Original Sin is een boek zonder helden. Maar met een heldere groep schurken. Er wordt vooral veel geprojecteerd op de familieleden van Biden, zijn vrouw en zoon voorop, en zijn meest loyale medewerkers, die alleen maar hun eigenbelang zouden hebben nagestreefd. First lady Jill Biden wordt afgeschilderd als een ijdele Lady Macbeth. Hunter als manipulator die zijn vader emotioneel chanteert. De leden van het Politburo – Mike Donilon, Steve Ricchetti, Bruce Reed en in mindere mate Ron Klain, Annie Tomasini en Anthony Bernal (ook in de VS geen bekende namen) – kunnen op geen enkel begrip rekenen. Er zijn geen grijstinten in hun karakters.
De erfzonde is voor de meeste Democraten onvergeeflijk omdat Bidens hoogmoed Trump juist terug in het zadel hielp. In het boek wordt afgerekend met de mensen die actief Bidens toestand verborgen. Maar de last van de zonde wordt vrijwel exclusief afgeschoven op degenen die met de oud-president uit de politiek zijn verdwenen.
Actieve prominenten
Zo blijven nog actieve partijprominenten ongeschonden. Leden van het Huis van Afgevaardigden werden pas dapper toen na het debat hun eigen herverkiezing kwetsbaar werd en hun geldschieters zuiniger. Democratische senatoren spraken zich pas tegen Biden uit toen hun meerderheid op het spel stond.
Uit het boek wordt duidelijk dat Biden, ondanks zijn wetgevende successen, de geschiedenis ingaat als een gefaalde president die zijn eigen partij de vernieling in hielp omdat hij zijn ouderdom ontkende. Thompson en Tapper beloven in het voorwoord dat hun reconstructie lessen biedt over „cognitieve dissonantie, groepsdenken, moed, lafheid en patriottisme”. Daarmee lijken ze te verwijzen naar de gedweeë volgelingen van Trump en het gebrek aan realiteitszin in de Republikeinse Partij. Maar hun boek maakt duidelijk dat de catharsis van de Democraten een jaar na het Biden-debacle ook nog niet voltooid is.
In de zwartleren stoel van zijn stuurhut wacht schipper Gary Ferguson op de monteur die het kompas van zijn schip komt scherpstellen. De rechtse nieuwszender GB News is te zien op een van de schermpjes voor hem, pal naast dat met een kaart van de Noordzee. Vandaag varen ze niet uit. Misschien morgenavond, als het kompas is gemaakt. „Er valt toch weinig te halen, zei een collega die nu op zee is.”
Ferguson (66) vaart op de Ellorah, een blauw-wit schip van bijna negentien meter lang. Het ligt een paar dagen in de haven van Peterhead, de grootste visserijhaven aan de Schotse oostkust, op drie kwartier rijden van Aberdeen. Vistrawlers als deze leggen aan in het oude deel van de haven, waar verweerde ijzeren korven om kreeften en garnalen mee te vangen in stapels op de kade liggen. Aan een brede aanlegplaats verderop liggen veel grotere schepen die onderhoud uitvoeren aan de windmolenparken voor de kust.
Ferguson en zijn bemanning vangen vooral langoustines en witvis, zoals kabeljauw of schelvis. Natuurlijk heeft hij het nieuws gezien over de handelsafspraken tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Hij is er niet over te spreken: „Onze regering wil voedselproducenten de nek omdraaien. Eerst hadden ze het op de boeren voorzien. Ik zei toen al: let op, hierna zijn de vissers aan de beurt. En ja hoor, nu is het zover.” Ferguson heeft het over een regeringsmaatregel van vorig jaar, waardoor boeren die grote stukken land erven voortaan erfbelasting moeten betalen. Boeren waren daar altijd van vrijgesteld, mits hun grond voor landbouw werd gebruikt.
Premier Keir Starmer (Labour) en de voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen sloten in mei een akkoord over defensie, energie en soepeler handel. Het was de eerste reeks afspraken tussen de twee partijen sinds het VK de Europese Unie verliet, ruim vijf jaar geleden. Premier Starmer kreeg de meeste kritiek op zijn toezegging dat vissers uit de EU de komende twaalf jaar toegang houden tot Britse wateren. In ruil kunnen Britse vissers hun vangsten straks weer makkelijker verkopen, omdat Starmer en Von der Leyen ook overeenkwamen dat de meeste grenscontroles op bederfelijk voedsel vervallen.
Eigen boodschappen
Deze deal, al is nog onduidelijk wanneer de controles precies verdwijnen, kan voor visser Gary Ferguson goed uitpakken. Voor schaaldieren als langoustines is straks geen speciaal papierwerk meer nodig, dat sinds de Brexit vereist was. Ook de uitvoer van weekdieren als mosselen en oesters, die praktisch verboden was, wordt weer toegestaan. Toch is Ferguson kritisch. „De regering offert een kleine industrie op, in ruil voor toezeggingen in belang van het land als geheel.” Als voorbeeld noemt hij afspraken die Starmer maakte over snellere paspoortcontroles op vliegvelden in de EU. „Zo probeert hij zijn deal slim te verkopen.”
Het maakt blijkbaar niet uit welke van de twee grote partijen aan de macht is, zegt hij ook, Labour of de Conservatieven. Hier in Peterhead is regeringspartij Labour niet populair. De Schotse Nationale Partij won bij de Lagerhuisverkiezingen vorig jaar dit kiesdistrict.
Het probleem is volgens Ferguson dat vissersschepen uit EU-lidstaten, vooral die uit Frankrijk en Spanje, flink groter zijn dan Britse schepen. En die houden dus toegang tot eind juni 2038. Terwijl Britse vissers hoopten dat hun regering opnieuw met Brussel zou gaan onderhandelen over de periode na volgend jaar juni, als de afspraken zouden aflopen die tijdens de Brexit-onderhandelingen waren gemaakt. En dan hadden ze natuurlijk het liefst gezien dat de vangstquota voor vissers uit EU-landen zouden dalen.
De regering offert een kleine industrie op voor de belangen van het land als geheel
Vissers uit Spanje en Frankrijk dragen ook weinig bij aan de Schotse economie, moppert Ferguson. Zo doen de grote bedrijven waarvoor ze werken, geen boodschappen in de plaatselijke supermarkt. Ze laden de vrachtwagens waarmee ze de vis ophalen alvast vol boodschappen in hun thuisland, om hun schepen in de haven van proviand te voorzien. „Terwijl wij zo voor 700 of 800 pond boodschappen in de lokale supermarkt doen om het zes, zeven dagen vol te houden op zee. En dat dus elke week.”
Tijdens de Brexit-onderhandelingen spraken Londen en Brussel af dat EU-lidstaten uiteindelijk 25 procent minder vis mochten vangen in Britse wateren dan toen het VK nog in de EU zat. De Franse visserijsector liep door die lagere quota de meeste inkomsten mis, tussen 2021 en 2023 naar schatting 28,4 miljoen euro. Nederlandse vissers stonden op de tweede plek met een geschat verlies aan inkomsten van 23,9 miljoen euro in diezelfde periode. Ook Ierse, Deense en Spaanse vissers gingen erop achteruit.
Maar het gevolg was niet automatisch dat alle Britse vissers er sindsdien 25 procent op vóóruit gingen. Het volume ‘eigen’ gevangen vis in Britse wateren steeg tussen 2019 en 2023 met 12 procent. En die stijging was ongelijk verdeeld. Vooral makreel- en haringvissers haalden meer binnen, terwijl de vangst van kabeljauw en garnalen afnam. Kabeljauwvissers konden geen gebruik meer maken van Noorse wateren, omdat het VK geen deel meer uitmaakte van de visovereenkomst tussen Noorwegen en de EU. In Hull raakten daardoor bijna 75 vissers hun werk kwijt. Eind 2023 maakte het VK nieuwe afspraken met Noorwegen.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Het plaatsje Boddam met op de achtergrond Peterhead, de grootste visserijhaven aan de Schotse oostkust. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Het plaatsje Boddam met op de achtergrond Peterhead, de grootste visserijhaven aan de Schotse oostkust. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/05114632/data132935202-785a6e.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-5.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-3.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-4.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-5.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-6.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/n_q7LDu_GPEeve7AxvCuoTe1YXw=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/05114632/data132935202-785a6e.jpg 1920w”>
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Het plaatsje Boddam met op de achtergrond Peterhead, de grootste visserijhaven aan de Schotse oostkust. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Het plaatsje Boddam met op de achtergrond Peterhead, de grootste visserijhaven aan de Schotse oostkust. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/05114630/data132935177-1ad0d8.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-9.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-7.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-8.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-9.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/britse-vissers-kritisch-over-deal-eu-ik-zei-toen-al-let-op-hierna-zijn-de-vissers-aan-de-beurt-en-ja-hoor-nu-is-het-zover-10.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/kqhbVWym4IxbWHn8PkL8cw7T5f8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/05114630/data132935177-1ad0d8.jpg 1920w”>
Links: het plaatsje Boddam met op de achtergrond Peterhead, de grootste visserijhaven aan de Schotse oostkust. Rechts: Buchanhaven, eveneens vlakbij Peterhead.
Foto’s Merlin Daleman
Hoewel de afspraken rond de Brexit „geen dramatische stijging in de vangst betekenden voor de meeste Britse vissers, werd de export van vis en schaaldieren veel moeilijker”, concludeerde denktank UK in a Changing Europe, in een analyse van de gevolgen van de Brexit voor de visindustrie.
De uitvoer van vis uit het VK naar de EU daalde tussen 2019 en 2023 met 29 procent in omvang. Andersom daalde de visexport vanuit EU-landen naar het VK met 25 procent. Extra wachttijden door grenscontroles en kosten van papierwerk – precies waar premier Starmer nu iets aan heeft gedaan – waren hier de belangrijkste redenen voor. De gezondheidscertificaten, die garanderen dat de vis aan alle EU-eisen voor voedsel voldoet, kostten 200 pond (ongeveer 235 euro) per zending en per vissoort. Een bedrijf dat meer soorten vis in één lading exporteert, heeft straks zomaar 1.000 pond aan kosten minder.
Dubai als alternatief
Pal aan de kade in Peterhead ligt de hal waarin Jimmy Buchan zijn visverwerkingsbedrijf runt. In het winkeltje verkoopt hij verse tarbot, makreel en sint-jakobsschelpen. In de vriezer liggen vispasteitjes, zakken met gepaneerde schelvis en gepelde langoustinestaarten. „Alles van Schotse topkwaliteit natuurlijk.” Achter de toonbank hangt een grote tekening van zijn oude rode trawler, de Amity, die hij in 2019 verkocht. Zijn dochter zag geen toekomst voor zichzelf als schipper en zelf werd hij te oud.
Buchan (64) is ook voorzitter van de Scottish Seafood Association, de werkgeversvereniging voor visverwerkers. Het ergert hem dat de Labour-regering haar plannen niet vooraf heeft besproken met de sector of met de betrokken Schotse ministers. „Het minste wat je kunt doen is in gesprek gaan met degenen die het raakt. Dit heeft onze onderlinge verhoudingen beschadigd.” De Britse visserij maakt nog geen half procent van de nationale economie uit, maar Schotse vissers zijn wel goed voor ongeveer 70 procent van die sector. Visserij is in Schotland verhoudingsgewijs dus veel belangrijker dan in de rest van het land.
Hoe dan ook heeft Buchan gemengde gevoelens over de nieuwe afspraken met de EU. Voor handelaren lijkt het hem op zich een uitstekende deal. „Maar wanneer stoppen die grenscontroles? Daar is geen concrete datum voor en dat maakt me achterdochtig. De Europeanen steken die twaalf jaar toegang tot onze wateren in hun zak en denken: halleluja. Maar onze fricties bij de grens zijn niet per direct opgelost.” Inderdaad staat nog geen datum vast voor het einde aan die controles en moeten het VK en de EU details daarover nog uitonderhandelen.
Het minste wat je kunt doen is in gesprek gaan met degenen die het raakt
Wel zegde Labour de vissers een pot geld van 360 miljoen pond toe, ter compensatie van de toegang voor EU-vissers tot ‘hun’ zee. Onduidelijk is nog over hoeveel jaar dat geld wordt uitgespreid. Maar Jimmy Buchan heeft zijn zinnen erop gezet. „Op zee kunnen we niet meer groeien, maar aan land moeten we wel. Efficiëntere technologieën, minder verpakkingsmateriaal, betere machines: dat soort investeringen kost allemaal geld.”
Trots laat de handelaar zijn bakken vol levende kreeften zien, achterin de fabriek. Tientallen kreeften buitelen over elkaar, gele bandjes om hun scharen. In een hoek bouwt hij grotere bakken. Zijn bedrijf groeit, ondanks de Brexit. Kort na de uittreding probeerde hij nog naar de EU te exporteren, onder meer naar Griekenland. Zijn klanten vonden het te duur. „Europa wilde mijn vis niet en maakte het me moeilijk. Dus ik ben andere markten gaan zoeken. Dubai, Maleisië, Hongkong.” Met de groeiende middenklasse wereldwijd neemt de vraag naar goeie, Schotse vis alleen maar toe, zegt hij.
Extra investeringen
Tijdens de langdurige onderhandelingen over de Brexit kregen de vissers en hun belangen volop aandacht. Veelgenoemd argument was dat voor een ‘eilandnatie’ als het Verenigd Koninkrijk soevereiniteit extra belangrijk is. De vissers vormden min of meer de belichaming daarvan.
Maar na de uittreding verdwenen de vissers bij de meeste Britten uit beeld. De venijnige onderhandelingsjaren waren te vergelijken met langdurige kiespijn, zegt Jimmy Buchan. „Vervelend en pijnlijk op het moment zelf. Maar zodra de kies is getrokken, ben je het snel vergeten.”
Dat de visserij er bij de afspraken nu weer uit springt, zeggen ze in Peterhead, komt niet door hen of de Britse regering, maar door landen als Frankrijk en Spanje die de sector politiek „altijd” belangrijk maken. Buchan: „Zíj willen hun kustgemeenschappen beschermen en dus komt het onderwerp steeds terug.” Langoustinevisser Gary Ferguson: „Hier zeggen onze politici: oh, het is de visindustrie maar, klein en onbetekenend. Maar de Fransen maken er wel een prioriteit van. De sector is nog steeds veel geld waard.” In Frankrijk zijn sommige kustgebieden van strategisch politiek belang. Bijvoorbeeld Hauts-de-France in het noorden, waar de radicaal-rechtse partij Rassemblement National van Marine le Pen nu de grootste is.
De Britse minister voor EU-relaties Nick Thomas-Symonds zei dat de EU-lidstaten „nog geen vis extra mogen vangen” door de nieuwe overeenkomst, aangezien die de huidige situatie slechts verlengt. Toch verwacht Jimmy Buchan wel degelijk extra concurrentie. Europese vissers zullen weer meer investeren in hun schepen en netten, nu ze meer zekerheid hebben over de komende jaren. „Terwijl onze vissers juist denken: oké, nog twaalf jaar waarin we niet kunnen groeien.”
Het is een drukte van belang op de geasfalteerde weg die tuinman Jonny Bruce (33) afloopt van Prospect Cottage naar zijn vaste lunchplek. Dagjesmensen stappen in en uit hun auto’s, koppels laten zich fotograferen op het brede kiezelstrand, een fotoclubje struint door het struikgewas.
De meesten van hen hebben geen idee dat ze een van de beroemdste tuinen passeren van het Verenigd Koninkrijk, misschien wel ter wereld. De kust waar de tuin van Prospect Cottage aan ligt, op dit uiterste, zuidoostelijke puntje van Engeland, is op zichzelf al een publiekstrekker. Het gebied, bezaaid met half-vergane vissersboten, is een van de grootste kiezelvlaktes van Europa (31 vierkante kilometer) en wordt soms de enige woestijn van Engeland genoemd – niet omdat er zo weinig regen valt, maar de zon schijnt er relatief vaak en het is er vlak en kaal. De enorme kerncentrale aan de horizon geeft het landschap een extra bevreemdende aanblik.
Voor sommige mensen voelt de rit naar de tuin die hij onderhoudt echter als een „pelgrimstocht”, zegt Bruce. Vaak zijn die bezoekers queer. Prospect Cottage is beroemd geworden als laatste woonplaats van Derek Jarman, de schrijver, filmregisseur, kunstenaar en homo-activist die als een van de eerste bekende Britten ervoor uitkwam dat hij hiv had. In 1994 stierf hij aan aids.
De tuin werd beroemd in 1991, toen Jarman zijn dagboeken publiceerde uit 1989 en 1990, Modern Nature. De symboliek van een aftakelend lijf in een opbloeiende tuin, de vele plantennamen die langzaam overgaan in de namen van medicijnen, liet weinigen onberoerd, tot vandaag de dag. In 2018 verscheen een editie met een voorwoord van de Britse schrijver Olivia Laing. Die kwam begin 2024 in Nederlandse vertaling uit (Moderne Natuur). De uitgave heeft een papieren band met zaadjes erin. Als je de band begraaft, groeien er veldplanten uit.
Achter Jonny lopen zijn zus Harriet Bruce (31), die hem dit weekend helpt, en zijn twee honden. Bijna elke dag dat ze aan de tuin werken halen ze tussen de middag broodjes vis met gefrituurde aardappelen bij de Dungeness Snack Shack, een paar honderd meter verderop. Daar hebben ze de beste die je ooit hebt geproefd, beloven ze.
Tuinman Jonny Bruce bij Prospect Cottage in oktober 2024 Foto Sophie Davidson
Derek Jarman, zijn goede vriendin Tilda Swinton en zijn nieuwe liefde Keith Collins hadden net fish and chips gegeten toen ze in de lente van 1986 langs Prospect Cottage reden. Jarman kende het vissershuisje al, met z’n zwartgeteerde panelen en gele kozijnen, van toen hij in de omgeving locaties spotte voor zijn anti-Thatcher-film The Last of England (1987) waarin Swinton, dan nog aan het begin van haar acteercarrière, de hoofdrol zou spelen. Jarman had er zelfs al over gefantaseerd het huisje ooit te kopen, schrijft hij in Derek Jarman’s Garden, dat in 1995 postuum werd uitgegeven.
En verrek, nu hing er een te-koop-bordje in het kozijn. Swinton maande Jarman te stoppen en te gaan kijken. Ter plekke deed Jarman een bod aan de bewoonster. Hij kocht het huisje, vier kamers en een stuk grond, voor 32.000 pond (toen zo’n 100.000 gulden).
De tuin ontstond per ongeluk, was niet gepland. Tuinieren leek Jarman immers onmogelijk op een kiezelstrand. Te weelderig groeiende planten hebben er geen schijn van kans: geteisterd door de zoute harde wind reikt het struikgewas zelden tot boven heuphoogte. Bovendien: juist het kale, buitenaardse landschap had Jarman getrokken, met die kerncentrale die ’s nachts vreemd oplicht als een klein Manhattan. Of beter: als Emerald City – Jarman was fan van The Wizard of Oz.
Voor het huisje was al wel een tuinbed gebouwd, met gebroken bakstenen en stukken beton. Op een dag zag Jarman een grote vuursteen uitsteken bij de kustlijn. Hij bracht het naar het tuinbed en verving er een baksteen mee. Dat deed hij telkens als hij nieuwe vuurstenen vond, die vooral opduiken na een storm en bij eb. Zo kreeg het tuinbed ‘drakentanden’, en zijn ochtendwandeling een doel. Achter het huisje plantte hij hondsroos die hij een stukje verderop vond. Hij liet die langs een stuk zwerfhout groeien dat hij als een totempaal in de grond had gestoken, hing er een zelfgemaakte stenenketting aan, en de tuin was begonnen.
Datzelfde jaar hoorde hij dat hij hiv had. De tuin werd therapie.
Derek Jarman in zijn tuin, oktober 1992 Foto Geraint Lewis/Rex Features Ltd.
„Jonny is een lopend cliché vandaag”, zegt Jonny’s zus Harriet als we de Dungeness Snack Shack naderen. Hij draagt een strohoed en een blauwe tuinbroek. Daaronder een shirt met een print van de tuin van Claude Monet in Giverny, een van de favoriete tuinen van Jarman.
Harriet draagt ook een hoed tegen de zon. Ze is illustrator en woont in Mexico-Stad, maar is een ambitieuze leerling van haar broer. Ze wil uiteindelijk in de plantenkwekerij werken die hij nu opzet, vier uur rijden hiervandaan, bij Cirencester. Zo’n tien keer per jaar maakt hij de rit naar Prospect Cottage om er een weekend te werken, vooral in de zomer. Soms komen vrijwilligers hem helpen.
Alle picknickbanken zitten vol en de vis is eigenlijk al uitverkocht, maar Harriet en Jonny kennen de eigenaren. Ze steken hun hoofd door de zijdeur van de tot viskraam omgebouwde container en een kwartiertje later staan er knapperige gefrituurde aardappeltjes en zachte bolletjes met gefrituurde vis met saus en een schijfje citroen op tafel. De vis wordt elke dag vers uit de zee gehaald door de familie Thomas, een van de handvol vissersfamilies die al net zo lang in Dungeness wonen als Prospect Cottage bestaat.
Prospect Cottage werd rond 1900 gebouwd. Er is een foto van de eerste eigenaren, een visser en zijn vrouw, bij een bordje met ‘Verse garnalen’ voor het huisje. Dat lag toen nog veel dichter bij de zee; bij een winterse storm kwam er water het huisje in, schreef de man, Charlie Richardson, in zijn dagboek. Het strand is in honderd jaar honderd meter breder geworden door Het Kanaal, dat de kiezelstenen van de ene naar de andere kant van de landtong brengt. De familie Richardson haalt nog steeds vis uit de zee.
De ouders van Derek Jarman gaven hem Beautiful Flowers and How to Grow Them toen hij 4 jaar was. Hij woonde toen, in 1946, met zijn ouders in Villa Zuassa bij Lago Maggiore. De villa had een ommuurde, weelderige tuin, die trapsgewijs omlaag liep naar het meer, met geraniums, lupinen, camelia’s, een pergola met rozen, enorme pompoenen, moerbeibomen en hagedisjes die over de warme stenen schoten. Zijn vader was als piloot van de Royal Air Force in Italië gestationeerd.
Het bloemenboek werd algauw zijn Bijbel, schrijft hij in Modern Nature. Hij tekende de bloemen over, las erin op regenachtige dagen. Hij hielp zijn ouders mee met het zaaien van bloemen en het maaien van het gras. Aan zijn hobby kwam abrupt een einde toen hij op zijn achttiende naar Londen verhuisde om te studeren. Eerst Engels aan King’s College, vervolgens schilderen en decorontwerp aan de Slade School of Fine Art.
Als schilder en decorontwerper had Jarman bescheiden succes, maar beroemd werd hij met zijn avantgardistische films: Sebastiane (1976), een van de eerste Britse films waar expliciete homo-erotiek in voorkwam, en volledig in het Latijn; The Tempest (1977), een punkbewerking van Shakespeares toneelstuk; Caravaggio (1986), een niet-lineaire vertelling van het leven van de schilder, onder meer over zijn relaties met mannen en vrouwen. Even bekend werd hij als activist en fel Thatcher-criticus. Hij hekelde de wet die ‘promotie’ van homoseksualiteit moest tegengaan en later de trage reactie op de aidscrisis.
Toch had hij tuinman moeten worden, zou hij een jaar voor zijn dood zeggen op de Britse tv. „Ik heb meer lol gehad met deze plek [Prospect Cottage] dan met al het andere wat ik heb gedaan.”
De moeder van Jonny Bruce gaf hem Modern Nature toen hij 21 jaar oud was. Dat was niet lang nadat hij uit de kast was gekomen, vertelt Bruce bij terugkomst van de lunch in de zonovergoten tuinkamer van Prospect Cottage die Derek Jarman aan de achterkant bouwde. De grote ramen bieden uitzicht op de achtertuin, waar bezoekers af en toe doorheen struinen, en op de kerncentrale, die in 2006 is stilgezet. De tuinkamer staat vol kamerplanten en gieters. Op een van de houten kasten torent een enorme gipsen mannenhoofd, boven de bank hangt een schilderij van een communistische aap.
Toen hij Modern Nature kreeg werkte Bruce al een aantal zomers in tuinen in het buitenland. „Een manier om goedkoop te reizen en prachtige plekken te zien.” Dat jaar, in 2011, verbleef hij bij een tuinman in Florence, en besprak hij met hem zijn twijfels over zijn studie kunstgeschiedenis aan de universiteit van Cambridge. Hij was gedesillusioneerd geraakt door de vaak corrupte kunstwereld, vertelde hij. „Ik had moeite om daarin een toekomst voor mezelf te zien.”
Waarom word je geen tuinman, had de tuinman gevraagd. Je houdt toch van planten en van hun geschiedenis? „Die zomer”, zegt Bruce, „kwam alles samen.”
De oostenwind is het ergst, ontdekte Jarman al snel. Die neemt zout water mee en zout ‘verbrandt’ de bladeren. De westenwind mishandelt de begroeiing alleen maar. Toch zijn er genoeg planten die overleven rond Dungeness, zag hij. Jarman groef kuilen in de kiezels, vulde die met mest van een boerderij verderop en stopte daar zaadjes in die hij verzamelde in de omgeving. Hij plantte zo twee cirkels van gaspeldoorn, een struik met goudgele bloemetjes. De stekelige sleedoorn groeide ook goed, al was hij daar in constante oorlog met insecten die de planten opvraten. Zeekool is niet uit het landschap weg te denken: die reikt met z’n meterslange wortels tot onder de kiezels, sterft in de winter zo goed als af, krijgt daarna paarse en dan groene bladeren, dan witte bloemetjes, en wordt dan een bol zaad.
Ondertussen maakte Jarman een beeldentuin. Hij jutte zwerfhout, verroest ijzer (vaak anti-tank-hekwerk uit de tijd van de Tweede Wereldoorlog) en mooigevormde kiezelstenen. Sommige mensen dachten dat hij er magische rituelen op nahield, en dat was tot op zekere hoogte ook zo. De cirkels van ‘drakentanden’ zijn geïnspireerd op Avebury, een met Stonehenge vergelijkbare opstelling van grote stenen (hij maakte er in 1971 een korte film over). Hij geloofde dat hij zijn tuin zo met die prehistorische kracht kon laden.
De vlierstruik die hij plantte moest heksen op afstand houden. Al noemde hij zichzelf een ‘witte heks’: een deel van het bed dat hij in de hoek bouwde, reserveerde hij voor medicinale kruiden.
Een tuin moet rommelig, shaggy, zijn, vond Jarman. De tuin van Claude Monet, waar Jarman in 1993 zijn laatste vakantie zou vieren, noemde hij de shaggiest tuin ter wereld.
Prospect Cottage, juni 2020. Linksachter de kerncentrale Foto Getty Images
Na Italië besloot Jonny Bruce zijn studie af te maken en koos hij Prospect Cottage als scriptieonderwerp. Het kostte hem moeite een scriptiebegeleider te vinden omdat geen enkele docent zich op zijn gemak voelde met een tuin als kunstobject. Maar Bruce had van Modern Nature geleerd dat tuinen niet alleen versiering zijn voor rijkemensenhuizen, maar ook een conceptuele plek kunnen zijn. Zijn tuin vond Bruce misschien wel „het meest succesvolle kunstwerk” van Jarman. Hier iets laten groeien is sowieso een prestatie, maar de tuin heeft ook een enorme invloed gehad op het Britse tuinieren, zegt hij. „Aspecten ervan die in de jaren tachtig nog radicaal waren, zijn nu breed geaccepteerd.” Zoals: leg een tuin niet je wil op, laat planten groeien die er willen groeien.
Modern Nature ligt altijd naast zijn bed. „Ik heb het zó vaak gelezen”, zegt hij. „Het is een dagboek, dus je kan er makkelijk kleine stukjes uit lezen. Het is leuk om in een bepaalde week naar precies die week te bladeren.”
Het is de poëtische schrijfstijl die Bruce inspireert, hoe onbeschaamd Jarman zijn homoseksualiteit uitdraagt, hoe hij sociale geschiedenis en politieke statements verweeft. „Derek was erg kritisch op de overheid. Tegelijkertijd sprak hij met een behoorlijk deftig accent, was hij naar de kostschool geweest.” Het leerde Bruce dat hij, ondanks zijn middenklasse-achtergrond, maatschappijkritisch kon zijn.
Jarmans tuin is een politieke daad op zich, zegt Bruce. „De diagnose hiv was destijds natuurlijk een doodvonnis. Dus het idee om op dat moment een tuin te maken is een vorm van verzet, een uiting van zijn behoefte om te bestaan.
„De dichter Ian Hamilton Finlay schreef: ‘Certain gardens are described as retreats, when they are really attacks.’ En dat geldt zeker voor Prospect Cottage. Alleen al de naam: ‘prospect’ betekent ‘uitkijken over iets’. De tuin gaat een relatie aan met het landschap. Het confronteert. Het is niet gewoon een plek om in te ontsnappen.” Zo heeft de tuin geen hek, wat Jarman erg aantrok; de grens van zijn tuin was de horizon. Bescherming komt van de ijzeren sculpturen die lijken op soldaten, van de stenenkettingen die kunnen worden gezien als amuletten, van de ‘drakentanden’. „In de Griekse mythologie – was het Jason en het Gulden Vlies? – groeien drakentanden uit tot gewapende krijgers.”
Jonny Bruce met een van zijn honden bij Prospect Cottage, oktober 2024Foto Sophie Davidson
Na zijn afstuderen deed Bruce een tuincursus in Wales, en een jaar later was hij de uitverkorene om met een studiebeurs twee jaar op de beroemde, weelderige tuin van Great Dixter te werken, op 45 minuten rijden van Prospect Cottage. Hij stuurde Keith Collins, die hij tijdens zijn scriptie-onderzoek had ontmoet, een bericht of hij hem in het weekend kon helpen met Jarmans tuin. Dat mocht, en ze werden vrienden.
Derek Jarman liet Prospect Cottage na aan Keith Collins. Hij was zijn grote liefde, maar ze hadden nooit een seksuele relatie. Het is ongelofelijk hoe Jarman binnen acht jaar een bloeiende tuin wist aan te leggen op zo’n onmogelijke plek, zegt Bruce, maar onderschat niet de invloed van Collins, die de tuin nog bijna 25 jaar zou onderhouden. „Keith Collins is de reden dat deze tuin nog bestaat.”
Na Jarmans dood leed Collins aan een flinke depressie. Hij verhuisde naar Prospect Cottage en werkte acht jaar als visser bij de familie Thomas. Die familie heeft hem geheeld, vertelde hij aan Bruce. Daarna werd hij metrobestuurder in Londen, maar hij bleef de tuin onderhouden, zo goed en kwaad als dat ging.
In het begin was Bruce zenuwachtig in de tuin. Hij behandelde hem als heilige plek, durfde nauwelijks iets te verplaatsen. „Alsof Derek elke grasspriet zo had bedoeld.” Het hielp ook niet dat overal nog mythologische spullen stonden van Jarman. „Maar Keith leerde mij om niet te zuinig te zijn op deze plek, om Derek te zien als een normaal persoon.”
In 2017 vertrok Jonny Bruce naar Nederland om te werken op de biologische kwekerij De Hessenhof op de Veluwe – Bruce spreekt daardoor aardig Nederlands – maar kort daarna werd bij Keith Collins een hersentumor ontdekt. Vanaf zijn ziekenhuisbed vroeg hij Bruce na zijn dood voor Prospect Cottage te zorgen. „We dachten dat hij op dat moment nog een jaar zou leven, maar vier maanden later was hij dood.” Collins, die 54 werd, werd naast Jarman begraven in Old Romney, een gehucht dat je op een heldere dag als deze landinwaarts kan zien liggen.
De tuin was in slechte staat, en de 27-jarige Bruce had nog relatief weinig ervaring. Hij wist hoeveel de tuin betekende voor zo veel mensen, en voelde direct de verantwoordelijkheid die daarbij komt kijken. Een paar keer per jaar kwam hij over vanuit Nederland, maar er was geen geld om groot onderhoud te plegen.
Art Fund begon in januari 2020 een crowdfunding, waarvoor onder anderen Tilda Swinton campagne voerde, om Prospect Cottage over te kopen van de Keith Collins Will Trust en te behouden voor de toekomst. Meer dan achtduizend mensen deden een donatie, en enkele grote fondsen. In tien weken haalden ze 3,6 miljoen pond (4 miljoen euro) op. Het geld dat overbleef na de koop werd belegd en die beleggingen leveren nu zo’n 50.000 pond per jaar op, waarmee Bruce kan worden betaald, de gidsen, reparaties en schoonmaak.
Het huisje, dat ook een residentie is voor kunstenaars, is alleen op afspraak te bezoeken. De muren hangen vol kunst, in een gang staat over de volle lengte een kast met boeken. Hoe licht de keuken en de tuinkamer aan de achterkant zijn, zo duister zijn de kamers aan de voorkant, met crucifixen op een zwarte kist die dient als altaar, stenenkettingen op totempalen en sinistere schilderijen aan de muur. ‘Horror’ staat er op eentje. Op een ander: ‘Dear God, please send me to hell. Yours sincerely, Derek Jarman.’
Er zijn dingen die Bruce nooit zou veranderen aan de tuin. Zeekool en valeriaan zijn onlosmakelijk met Prospect Cottage verbonden, net als de sculpturen van zwerfhout en roestig metaal. We nemen de achterdeur en staan meteen naast een kopergroene granaat uit de Tweede Wereldoorlog. „Die is nu wel duizend keer gefotografeerd, Collins vond hem in een van zijn vissersnetten. Als de vissers nu iets interessants vinden, bellen ze mij eerst.”
Net als Jarman experimenteert Bruce erop los met planten. Bruce wijst naar de cephalaria, met een lange stengel met lichtgele bloemen, die hij een paar jaar geleden plantte. „Die was hier nog niet in Dereks tijd, maar voelt niet out of place.” In een zandbed naast het huis kijkt hij wat er groeit in de hardvochtige omgeving. Hij probeert allerlei soorten salies, de Jeruzalem-salie doet het goed. „Of planten met zilveren bladeren zoals deze”, hij plukt een blaadje, wrijft erop, en een sterke geur stijgt op, het is een helichrysum, „doen het hier ook goed. De zilveren bladeren reflecteren de zon en geven olie af. Als die verdampt koelt de plant af. Zoals bij zweten.”
De beste tijd om de tuin te bezoeken is mei, juni, zegt Bruce. Dan staat die in volle bloei: oranje klaprozen, witte zeekool, blauw slangenkruid, gele hoornpapaver. Daarna wordt de tuin door de felle zon „krokant”, zegt Bruce in het Nederlands. Veel planten lijken dan dood, maar vaak slapen ze om zich te beschermen en komen ze in het voorjaar weer op.
Nu, in augustus, zijn Harriet en hij vooral aan het opruimen. Ze knippen dode stelen af, halen dode bladeren weg om ruimte te maken voor nieuw leven, snoeien struiken terug in hun vorm, zoals die grote bol daar, de kerrieplant. En alles met precisie. Ze werken met kleine schaartjes, of met de hand. Harriet voelt zich soms „een kapper”, zegt ze. Ze zit op haar hurken aan de voorkant van het huis. Na een paar jaar weet ze wel wat ze wel en niet kan weghalen, maar het komt nauw. „Gras kan vaak weg, dat verstikt de klaprozen, maar goud gras willen we houden. Hier staat alleen een beetje veel.” Het gaat om een goede balans, verder komt het aan op een „gevoel voor esthetiek”.
„De uitdrukking luidt: als de tuinman sterft, sterft de tuin”, heeft Bruce eerder in de tuinkamer gezegd. „En op een bepaalde manier is dat ook zo. Je kan een tuin niet stilzetten, dan wordt het een kooi. Maar met een tuin als deze, met zo’n rijke geschiedenis, moet je respectvol omgaan.”
Vanavond zullen hij en zijn zus nog een strandwandeling maken om nieuwe ‘drakentanden’ te verzamelen – bezoekers van de tuin nemen die soms mee. „Keith kende deze plek natuurlijk goed toen Derek nog leefde. En ik leerde de tuin weer kennen via Keith. Het is alsof er een levende brug is naar de tijd dat Derek hier woonde, en ooit zal ik het stokje weer doorgeven.”
Reality-tv gaat doorgaans over ruzie, rivaliteit en relatiebemiddeling. Dan is het ook wel eens een verademing om Gerda en Frans te ontmoeten, een Rotterdams stel dat al veertig jaar onafscheidelijk is. Paren die het minder lang volhouden, zijn volgens hun te gevoelig afgesteld: „Als er een scheet dwars zit, gaan ze van mekaar af.” Het geheim van een goed huwelijk: „Wij zeggen altijd: je moet ervan genieten. Als Poetin op die knop drukt joh dan ben je er niet meer.”
Gerda en Frans worden geportretteerd in de nieuwe realityserie 010: De Mensen Die Rotterdam Kleur Geven (RTL 5). Je ziet ze op de camping, lekker dicht bij Rotterdam, en je ziet ze het hoofd bieden aan een rattenplaag in de wijk. Gerda spreekt van ‘Ratterdam’ en komt met een tweede geopolitiek inzicht: „Je mag geen gif meer gooien, je mag wel bommen gooien enzo in de wereld, dat mag allemaal. Maar gif, dat kan niet.”
Op het eerste gezicht lijkt 010 op reality over hechte gemeenschappen, zoals Urk! (voortbestaan onzeker) en St. Willebrord. Maar daar is Rotterdam te groot voor. De stad vormt niet één gemeenschap. Dus volgt het programma diverse duo’s die niets met elkaar te gemeen hebben, behalve het prachtige ronde accent en de medische krachttermen („Grafpleuristyfuswerk, ik tief zo in mekaar”). Soms lijkt het op vroegere programma’s over excentrieke types, als Showroom en Man Bijt Hond. Maar daar zijn de bewoners dan weer te gewoon voor – in de positieve zin.
Gehaktballen
Net als in Urk! en St. Willebrord krijg je een opgepoetst pittoresk beeld van de stad. Voor armoede, misdaad of verzakking is minder ruimte in 010. Toch krijgt je een boeiende kijk op het leven en werken van de Rotterdammers. We volgen stadsherder Frans die met zijn schapen het openbare gras kort houdt. Tim en Andreas loodsen de schepen de haven binnen. Danny en Mitchell houden het Rotterdamse riool draaiende, dat steeds weer verstopt raakt door billendoekjes.
Mike viert met zijn ouders het driejarig bestaan van zijn kroeg, Café Nel („Ik besta drie jaar met de zaak”). Ballonnen opblazen, leverworst snijden. In Café Nel blijft het hele jaar door de kerstversiering hangen omdat Mike dat sfeervol vindt – Mike is dus hoe dan ook een goed mens.
Gemoedelijkheid genoeg. Het venijn moet komen van de wat mysterieuze mopperaar Marco. Wellicht hopen de makers met deze ober een nieuwe Martien Meiland in huis te hebben. Samen met Cindy runt hij De Ballentent („Goedemorgen, Ballentent met Cindy”), een eetcafé in de haven gespecialiseerd in gehaktballen. Een ster zal de zaak niet snel krijgen, maar ze is wel ooit geroemd in Vandaag Inside.
De Ballentent is deze avond overboekt en onderbemand („Kut is een groot woord. Het is meer superkut”). Toch blijft Cindy uit de goedheid van haar hart nieuwe reserveringen aannemen. Tot chagrijn van de almaar vettiger ogende Marco, wiens liesbreuk opspeelt. Als er klanten komen met haast, geeft hij als advies: „Dan moet je even naar de McDrijf rijden bij Sjaarloos. Dan blijf je in je auto zitten en gooien ze hamburgers in je auto. Kan ook.”
Minder prettig om ober Marco aan je tafel te krijgen, vermoed ik, maar op televisie doet hij het goed.
Wie Kris Van Assche volgt op Instagram kent de selfies die hij neemt voor de spiegel in de gang van het gebouw in Parijs waar hij woont. Telefoon in de rechterhand, flinke bos bloemen in de linker. „Weekend essentials”, staat er dan bijvoorbeeld bij. Waarna vaak nog een close-up van het boeket volgt, geplaatst tegen een zwarte achtergrond. Soms koopt hij een bos bij „een goede bloemist”, soms gewoon een paar bossen op de markt, waarmee hij zelf een boeket maakt. „Als ik niet de mode in was gegaan, was ik bloemist geworden”, zegt hij.
Van 2007 tot 2018 was de Belgische Van Assche de creatief directeur van de mannenlijn van Dior, tussen 2005 en 2015 had hij zijn eigen merk, Kris Van Assche. In 2018 werd hij creatief directeur van luxehuis Berluti. Daar stopte hij in 2021. Hij maakte daarna nog een kleine collectie voor een kindermerk, maar verder is hij niet meer actief in de mode geweest.
Het is niet zo dat hij alsnog bloemist is geworden, maar het laatste jaar is hij wel bezig geweest met een aan bloemen verwant project: voor het Belgische servies- en homewaremerk Serax ontwierp hij een serie vazen, plus bonbonnières. Josephine, noemde hij de collectie, naar zijn grootmoeder van vaderskant, Josephine Van Assche.
„Zij heeft mij kennis laten maken met de esthetische kant van het leven”, zegt Van Assche (49). Hij zoomt vanuit zijn werkkamer. Hij draagt een grijs sweatshirt met een zorgvuldig gerafeld boord over een wit T-shirt, achter hem hangen twee foto’s van Peter Hujar, een van de fotografen van wie hij werk verzamelt. „Ze hechtte veel belang aan een mooi gedekte tafel, aan goed voor de dag komen – voor haar was dat een vorm van beleefdheid. Van jongs af aan zag ik hoe ze haar eigen kleding maakte. Het was een openbaring om te zien dat kleding niet in de kast groeide, bij wijze van spreken, maar dat het iets was wat ik zelf zou kunnen ontwerpen.”
Afkicken
Elf jaar werken voor een groot luxehuis als Dior, waar Van Assche naam maakte met moderne varianten op klassieke pakken, geldt tegenwoordig als lang. Bij Berluti ging hij weg op het moment dat werd besloten dat het merk geen shows meer zou doen. „Het plezier in mijn werk was in de drie jaar dat ik er zat steeds verder afgenomen”, is het enige dat hij erover zegt – ontwerpers in zijn positie zijn ook na hun contract doorgaans niet vrij om zich uit te spreken. Natuurlijk kwam hij na zijn vertrek bij Berluti in een zwart gat terecht, zegt hij. „In de mode werkte ik in een hels ritme in een heel competitieve omgeving. Opeens viel dat weg. Het voelde als afkicken: je weet dat het goed voor je is, maar plezant is het niet.”
Het eerste project dat hij daarna ondernam was een boek over zijn werk, 55 Collections. „Ik had altijd het gevoel dat ik voor elk huis in een andere stijl ontwierp. Ik dacht: wie ben ik eigenlijk? Nu ik alles bij elkaar zag, zag ik de continuïteit: een moderne verbeelding van een klassiek ideaal.”
Toen het boek klaar was, schreef hij een brief aan Serax. Ann Demeulemeester, voorheen ook modeontwerper, heeft daar al jaren een eigen lijn met servies, woonaccessoires en meubels – Van Assche heeft er een „heel grote collectie” van.
Zijn Serax-collectie is een veel kleinschaliger project dan een collectie voor een groot modehuis. Maar, zegt hij, „het is wel een manier om mezelf weer in gevaar te brengen. Allemaal nieuwe materialen, een nieuwe manier van werken.” Niet dat hij zelf plaatsnam achter de draaischijf. „Ik heb best een grote verzameling keramiek, dus ik voel me ertoe aangetrokken. Maar dat wil niet zeggen dat ik de behoefte heb dat nou zelf te gaan maken. Mijn creativiteit bestaat uit dingen bedenken, tekenen, materialen kiezen en dan de vakmensen zoeken die het tot stand kunnen brengen. Ik ben door en door ontwerper. Het was louterend om weer op die manier bezig te kunnen zijn.”
Boeketten Mark Colle
Een grote inspiratiebron voor de vazencollectie waren de bloemenfoto’s van Robert Mapplethorpe. „Zijn foto’s hebben een strak, klassiek kader”, zegt hij. „En toch zit er altijd spanning in, iets intens. Hij fotografeerde een bos bloemen die helemaal naar één kant overhelde, of maar één enkele bloem.” Een van de vazen van Van Assche lijkt op de vaas waar Mapplethorpe een scheef geplaatst boeket in zette. Mapplethorpes foto’s van enkele bloemen brachten hem op het idee voor de verzilverde buisjes die bij elke vaas worden geleverd; die maken het mogelijk één bloem mooi in een vaas te zetten. Voor „extra spanning” in een boeket zijn er mondgeblazen glazen tulpen die tussen echte bloemen kunnen worden geplaatst. „Die dingen ben ik in de veertig jaar dat ik bloemen koop nog niet tegengekomen.”
Old world beauty
Rechtstreekse verwijzingen naar zijn grootmoeder zijn een betonnen vaasje in de vorm van een klassieke, glazen vaas die hij van haar erfde, alsook de bonbonnière, eveneens een variant op een erfstuk. Die is er van glas, keramiek en van beton.
Van Assche: „De bonbonnière is het meest klassieke, oubollige object dat ik ooit heb ontworpen. Dat is een beetje expres. Net als er in een modecollectie altijd een paar outfits zitten die het thema duidelijk maken, doet de bonbonnière dat bij mijn Serax-collectie. Eigenlijk draait de hele collectie om old world beauty. Over beauty wordt tegenwoordig eigenlijk niet meer gepraat, zeker niet in de mode. Alles moet radicaal, extreem, agressief zijn. Dit is mijn statement daartegen. Mijn partner zei tegen mij: ben je niet bang dat mensen die glazen bloemen en zilveren buisjes missen? Is het niet te subtiel voor mensen die snel door hun Instagram scrollen? Daar was ik even niet goed van. Maar nu denk ik: als mensen de tijd niet nemen om het te ontdekken, dan is het ook niet voor hen.”
Van Assche is inmiddels bezig met een tweede collectie voor Serax, maar een terugkeer naar de mode sluit hij niet uit. „Ik heb die bladzijde echt nog niet omgeslagen”, zegt hij. „Maar ik kan het nog wel even uitzingen, dus de lat ligt hoog. Het hoeft niet per se een high profile job te zijn. Ik wil vooral werken in een sfeer waar ik gelukkig van word.”
Yvonne Kroonenberg (75), schrijver, zwemt drie ochtenden per week – als ik haar nou eens rond elven ophaal bij het Sportfondsenbad in Amsterdam-Oost, fietsen we samen naar haar tuin op de Federatie, een volkstuinencomplex vlak bij de Johan Cruyff Arena in Amsterdam-Zuidoost. Het is niet ver, halfuurtje ongeveer. Op een woensdag zit ze op een bankje bij de uitgang van het zwembad te wachten, natte krullen, zwemtas op schoot. „Koud, hè”, zegt ze zodra we buiten staan. Joep is vast vooruitgegaan om de kachel op de tuin aan te steken. Joep van Duijn is, af en aan, al zeker veertig jaar haar man. „Maar we kunnen ook hier koffiedrinken”, zegt ze, wijzend naar de bakkerij aan de overkant. Of nee, weet je wat we doen, we gaan lekker naar huis.
E-bike met fietstassen en een mandje. Helm op. „Ja, sorry”, zegt ze. „Maar als het IQ eruit valt, heb ik niks meer.” En weg is ze. Langs Artis en het Holocaustmuseum. Even stoppen bij het kruispunt. „Ga ik niet te snel?” En door, langs de Hortus Botanicus en de Portugese Synagoge. Ze woont op het Waterlooplein, nog geen honderd meter van waar ze werd geboren. Deur open, fiets mee de lift in, naar de zesde verdieping. „Kom binnen.” Ze stelt me voor aan de cavia’s, de wandelende takken, de kat – haar hondje is mee met Joep. Aan de buitenmuur een volière met twee zebravinken en een inwonende muis, de rest van het balkon is voor de kippen, drie zijdehoenders.
Koffie? Of wil ik soms een beschuitje? Nee, nee, zelf neemt ze niets en al helemaal niets zoets. „Suikervrees.” Ze weet niet anders dan dat haar moeder en twee oudere zussen zuchtten om hun figuur. Zij, als meisje, klaagde ook over haar ‘moeilijke figuur’. „Zeiden ze: waar heb je het over, jij hébt nog geen figuur.” Nu hoeft ze maar „naar een calorie te kijken” en hij zit al op haar heup. ‘Anorexia light’ noemt ze het. Niks ernstigs. „Ik ga nooit een facelift doen, mijn haar ga ik niet verven en tegen rimpels doe je niks. Aan je houding kun je wat proberen te doen, dat is bij mij mislukt, het enige wat mij nog helpt is niet dik worden.” Ze komt aan tafel zitten, springt weer op. „Even mensenkleren aantrekken.” Joggingpak uit, jurkje aan. „Nee, nú ziet ze er pas leuk uit”, zegt ze als ze haar slaapkamer weer uitkomt.
Yvonne Kroonenberg schreef in de jaren tachtig en negentig columns voor Playboy en Viva, voor NRC en het Vrije Volk. Ze gingen over mannen en vrouwen, seks en liefde, relaties, ruzies en over het ongemak en het gedoe dat er tussen mensen kan ontstaan. Columns werden bundels met titels die beklijven: Alles went behalve een vent (1989), Zij houdt van hem. Hij ook (1993), Het zit op de bank en het zapt (2001). Met haar kinderboeken erbij (vaak over pony’s en paarden) komt ze op veertig titels – ongeveer. Nu is er een nieuw boek: Wormen en aarde, met verhalen over tuinieren en haar tuin. Ze taalde nooit naar een tuin, schrijft ze, tot Joep haar opbelde vanaf de tuin van zijn tennisvriend, nu precies tien jaar geleden. „Hij zei: ik geloof dat ik niet meer zonder volkstuin kan leven.” De tuin naast die van zijn vriend stond te koop, niemand wou hem hebben. Het huisje vies en vervallen, eromheen een en al „woekerende narigheid”. Maar Joep, timmerman, zag dat het huis van steen was, het dak niet lekte en de kozijnen van hout waren. Hij was vastbesloten van de woestenij iets moois te maken. Yvonne Kroonenberg, die het woord schoffelen kende maar het nog nooit had gedaan, noemt zich sindsdien een ‘mevrouw met een volkstuin’.
Wormen en aarde?
„Herinner je je Balkenende?” Minister-president van 2002 tot 2010. „Die had het altijd over normen en waarden, normen en waarden. Iemand schreef toen ‘wormen en aarde’ en dat is altijd in mijn hoofd blijven hangen.”
In het boek komt een zus voor met een hekel aan tuinieren.
„Zij vindt: een fraaie tuin is als een mooie jurk, die hoef je ook niet zelf te maken. Ze zit graag in de tuin, maar haar buurvrouw onderhoudt hem. Je ziet zo dat we zussen zijn maar verder verschillen we in alles. Wat ik heel belangrijk vind, daar moet zij een beetje om lachen. En wat zij interessant vindt, daar kijk ik met verbazing naar. Met onze oudste zus had ik meer gemeen. Maar Cassandra is dood. Alvleesklierkanker. Heb ik ook talent voor.”
Voor kanker?
„Ik ben eruit gevist in 2018, gewoon bij een controle in de tietenbus. Het bleef toen bij een borstsparende operatie, maar later bleek ik drager van het BRCA2-gen, in 2019 moest het hele kippenhok eruit, eierstokken, baarmoeder en 22 lymfeklieren. Een hele havo-klas, zei mijn broer. In 2022 zat het in de andere borst. De vierde keer komt heus wel. Alleen niet vandaag. Chemotherapie heb ik geweigerd. Nee, dat is niet dapper, dat is inschatten hoe groot je risico is dat het weer terugkomt. Ik zei tegen de oncoloog: ik ben een vitale bejaarde, dat laat ik niet verziekstralen door chemo.”
Ben je daarom zoveel gaan zwemmen, om te herstellen?
„Ik ben daarom getrouwd. Anders heeft Joep niks als ik doodga. We wonen ook samen nu, heel gezellig, twee vogeltjes op één tak. Maar, we hadden het over de tuin…”
… en over je zus.
„We zouden bijenkasten op het complex krijgen en ik kreeg aangeboden om bijenles te krijgen. Ik heb meteen ja gezegd en dat zette ik op de familie-app. Appt m’n zus meteen terug: o, dan ga ik op wespenles. Jij schiet in de lach, maar ik dacht: gaat het een keer niet over kanker, krijg ik dit. Dat hou je altijd binnen families, hè. Dat je ineens heel kinderachtig een jengeltoontje aanslaat. Flauwekul natuurlijk, ik heb er geen kwestie van gemaakt.”
Maar je schrijft het wel op.
„Wat helemaal lastig is in een gezin, is als er één schrijft. In mijn columns maak ik grapjes, maar ik wil niet beledigen, niemand veroordelen en ruzie vermijd ik heel erg. Ik heb mijn zus opgebeld om te vragen hoe zij naar onze verschillen keek. Zij begon toen over onze vader. Hij was leraar, als je hem een vraag stelde, begon hij een lesuur. Daar had zij echt geen zin in, en nog niet, terwijl ik, ik wil almaar leren. Ik wil zoiets goed formuleren, ook als ik over de volkstuin schrijf. Ik zit daar met visjes die in een ander sociaal aquarium zwemmen dan ik. Ik ben elitair, ik lees boeken, ik hou van klassieke muziek, mij zie je niet bij een concert van André Rieu. Als de buren mollen bestrijden, ben ik daar heel erg tegen maar ik wil het zo opschrijven dat zij zich niet bespot voelen.” Eerste zin van haar column over mollen: „Eindelijk heb ik mollen!” Ze woelen, schrijft ze, de aarde stukken efficiënter om dan zij als tuinier.
Yvonne Kroonenberg in haar volkstuinFoto Saskia van den Boom
Ben je nu ook imker?
„Ja, geen goeie, maar ik kan het wel. Met drie vrijwilligers schouwen we de kasten, met rustige bewegingen om de bijen niet te laten schrikken. Het gaat niet zo goed met ze, zoals het met de meeste bijenvolken niet goed gaat, door mijten en pesticiden.”
Te weinig honing?
„Honing is het doel niet. Mijn kippen hoeven geen eieren te leggen, de cavia’s hoeven niet op schoot, want daar houden ze niet van, de kat bepaalt zelf wat-ie doet. Dieren hoeven van mij geen nut te hebben, bijen niet, mensen ook niet.”
Pal naast de Federatie liggen de tuinparken Dijkzicht, Ons Lustoord en Nieuw Vredelust, elk met een eigen verenigingsblad. Het blad van Nieuw Vredelust had jarenlang Adriaan van Dis en Maarten ’t Hart als columnist. De Federatie heeft Yvonne Kroonenberg, ze schrijft een „columpie” en doet de eindredactie van het „krantje”.
Die tuincolumns werden een boek?
„Ik was bezig een heel ander boek te schrijven, over wildparken in Afrika. Ik heb een ranger-cursus gedaan en ik was van plan dat zo op te schrijven dat lezers die op safari gaan kunnen lezen wat de gids aan wetenswaardigheden vertelt die ze niet horen omdat ze precies op dat moment in hun tasje zitten te rommelen of hun kijker zoeken. Ik was net bij de termieten en toen kreeg ik kanker en toen kon ik het niet meer opbrengen. Corona kwam eroverheen, en ik dacht: niemand gaat nog op safari. Ik ook niet. Ik heb vrienden in Tanzania, ik heb Swahili geleerd, maar ik wil niet meer vliegen als het niet noodzakelijk is, dus ik ga niet. Op de uitgeverij vroegen ze of ik nog wat anders had liggen, ik zeg, ja, wat stukkies over m’n tuin, je mag wel kijken, maar het stelt niks voor. Waren ze enthousiast en wilden ze er een boek van maken. Wat er toen met me gebeurde…”
Blij?
„Ik had mezelf al helemaal afgeschaft, joh. Toen mijn vorige boek uitkwam [in 2023, een nieuwe selectie uit bestaand werk met de oude titel Alles went, behalve een vent ] heb ik een interview gegeven aan de Volkskrant. Nee, zo klinkt het alsof dat gul was van me, ik bedoel: het was een grote eer dat ze me wilden hebben. Ik ben allang geen Bekende Nederlander meer, toen zei ik al: ik ben een mevrouw met een volkstuin. Dat blijkt dus nu iets te zijn waar mensen belangstelling voor hebben.”
Voor de mevrouw of de volkstuin?
„Weet ik niet, ik ga me er maar niet in verdiepen. Ineens mocht ik weer meespelen, en dat is groot voor mij hoor. Misschien komt het doordat ik vroeger nooit werd gevraagd voor touwtje springen of kringspelletjes. Met vadertje en moedertje was ik altijd de hond, als ik al mee mocht doen.”
Betekent meedoen ook ertoe doen?
„Ik doe er helemaal niet toe, dat besef ik ten volle en dat vind ik prima. Het is de vreugde van een mailtje krijgen met de omslag voor je nieuwe boek. Heb je hem gezien?” Ze staat op en pakt haar laptop. Een cover in jarentachtigstijl qua kleur en lettertype en een foto van haar in tuinbroek.
In het echt zie je er minder mevrouwerig uit.
„Vind je? Ik kijk niet naar mezelf.”
Nooit niet of niet meer?
„Ik heb een slecht geheugen voor gezichten. Proposagnosie heet dat. Als ik jou morgen tegenkom, durf ik niet te beloven dat ik je herken. Het is zelfs zo erg, als ik plotseling een spiegel tegenkom dan doe ik een stap opzij; ook mezelf herken ik niet. Ik kan wel heel goed namen onthouden, woordjes leren, talen. Dat heb ik van mijn vader, hij was een talengenie, hij sprak er twaalf. Wat kan jij goed?”
Bevestigen boeken dat je bestaat of mag bestaan voor mijn part?
„Nee joh, weet je wat mij bestaansrecht geeft? Ik heb mensen heel snel door en dan ga ik ze helpen.” Ze kijkt me vorsend aan: „Voor mij ben jij een schilderijtje dat een beetje scheef hangt, en dat wil ik dan recht hangen. Als me dat lukt, ben ik blij dat ik dat kan. Ik neem niet gemakkelijk ruimte in, ik zoek voortdurend het loket om af te rekenen als iemand iets aardigs doet of zegt. Dan denk ik: zal ik bloemen kopen, chocola? Weet je, zo moeilijk is het allemaal niet, ik ben natuurlijk psycholoog…” Ze studeerde in Leiden en voor ze begon te schrijven was ze vijf jaar psychotherapeut bij een huisartsenpraktijk. „Ik was geen gewenst kind, ik was er doordat een pessarium het niet deed. Plus Joden natuurlijk, dat helpt ook niet. En mijn moeder vond mij niet zo leuk, ze vond me raar. En ik begrijp dat.”
Wat voor kind was je dan?
„Dit heeft allemaal niets te maken met tuinen, hè. Maar goed, mijn ouders hebben samen de oorlog meegemaakt, ze zaten ondergedoken op negen adressen. Dan ben je 17, zit je ondergronds. Mijn vader probeerde mijn moeder Russisch te leren, dat is hem niet gelukt. Er was ook nog een abortus tijdens die onderduik, heel verschrikkelijk allemaal. Na de oorlog was er geen sprake van dat ze hun eigen leven mochten voortzetten. Er moest getrouwd worden. Mijn moeder was voor de oorlog verpleegster. Haar ouders en al haar vrienden waren vergast. Haar schoonmoeder, een krokodil van een vrouw, vond dat ze maar gauw zwanger moest worden, dan zou het gehuil om haar familie wel overgaan. Dat werd Cassandra. Binnen de kortste keren had mijn moeder er vier en tegen de tijd dat die groot waren en zij eindelijk weer de verpleging in kon, kreeg ze MS. Mijn ouders zeiden altijd: neem geen kinderen, kind, die kosten je je vrijheid. Alleen mijn broer heeft kinderen gekregen.
Yvonne Kroonenberg en Joep van Duijn in hun volkstuinFoto Saskia van den Boom
„Mijn vader had tolk willen worden, of schrijver, hij werd leraar Engels. Hij had de vervelende gewoonte om iedereen op zijn intelligentie te beoordelen. ‘Razend intelligent’, ik hoor het hem zo zeggen. Ik kon goed leren. Ik was 5 toen mijn een na oudste zusje ergens naar wees en vroeg: wat staat daar? Ik zei: daar staat gevaarlijke glooiing. Als ik een nieuw woord leerde, maar ik wist nog niet wat het betekende, dan ging ik het vast gebruiken alsof het iets betekende. Doe niet zo raar, zei mijn moeder dan. Stel je niet zo aan.”
Is het nog goedgekomen tussen jullie?
„Op mijn zestiende zei ze iets lelijks over een vriendje van me. Ik wilde er net tegenin gaan, toen ik bedacht: dit gaan we niet doen. Als we het in huis een beetje gezellig wilden houden, moet ik niet snibben, niet snauwen, niet puberen. Niet boos tegen haar doen. Voor mij was ze misschien geen goede moeder, maar tot haar dood ben ik een goede dochter voor haar geweest. Heb jij kinderen? Vind je ze leuk? En kun jij het grote gevoel voor ze opbrengen?”
Je boeken hebben je heel bekend gemaakt.
„Ik vond dat BN’er zijn helemaal niet zo leuk, hoor. Door die eerste boekjes, over de liefde en over mannen, kreeg ik de reputatie van geduchte tante. En eigenlijk kwam me dat wel goed uit. Vrouwen lagen in een deuk om mijn stukjes en mannen werden een beetje bang van me en ik liet dat zo. Een beetje zoals zwanen. Die hebben de reputatie dat ze je arm kunnen breken, je moet voor ze uitkijken. Onzin natuurlijk, ze maken een ontzettende hoop herrie, maar als je rustig op ze afloopt merk je vanzelf dat het allemaal niet zoveel voorstelt. Ik ben vriendelijk in de omgang, ook met mannen. Als iemand iets wil, of iets probeert, dan faciliteer ik dat. Altijd. En ik stel wensen van mensen niet boven die van dieren, dieren niet boven planten, planten niet boven onkruid. Alleen als de een de ander vermoordt, zoals pispotjes doen met rozenstruiken, ja, dan grijp ik in.” Ze staat op en wijst naar een voormalig bosje groen in een terracotta pot. „Hij was prachtig, met gele bloempjes. Binnen een week deed-ie niks meer. En dan denk ik: ach kind nou toch, we zullen eens kijken wat we kunnen doen. En kijk, nu gaat-ie het toch weer proberen.” In de pot ernaast staat ook bepaald geen sierplant. „Die ging het ook niet meer doen. Nou schat, dan denk je er toch eerst even over na? Dan is iets maar niet mooi of goed, dat interesseert me niks.”
En tuinieren, dat kon je al?
„Ik was er een beetje bang van, zo grimmig als deze tuin eerst was. Steeds koos ik een stukje waar ik het aandurfde. Zo heb ik het mezelf geleerd. Van huis uit heb ik niets meegekregen. Voor mijn vaders werk verhuisden we naar Scheveningen, toen hadden we ineens een achtertuin. Mijn vader was vast van plan de tuin tot bloei te brengen en als de Grote Zaaier ging hij rond met een zak zaad. Mijn moeder zei: hou maar op, Lex, dat wordt toch niks. Het werd niks. De boel is betegeld en dat was dat. Het gekke is, ik heb nooit geweten dat we buiten woonden. Dat er een zee in de buurt was, duinen, natuur. Mijn vader wist de namen van alle vogels en schelpen, maar hij heeft me er niks van geleerd.”
Lees je er veel over?
„Ook wel. Al zit er een grens aan wat ik nog leuk vind om te weten. Als iemand me iets uitlegt en ik snap het, dan ga ik het doen. Zo doe je schoffelen. Als je dit laat staan, gebeurt er dat. Laat bananenschillen in water rotten, dat is geweldige mest voor je rozen. Ik probeer wat, er mislukt van alles, het wordt bij mij nooit zo mooi als bij anderen, maar ik reken het gauw goed. Ik kan goed tegen kleine tekortkomingen, ik leg mijn wil niet op aan de tuin.”
Een week later. Het tuinhuisje Aarde ligt aan de Planetenlaan. Donderdagochtend half 11, Joep is er, Yvonne niet, het is haar nog te koud om hele dagen op de tuin te zijn. Joep heeft zojuist een wastafel zo afgezaagd dat-ie in het wc’tje past, de waterleiding sluit hij zelf aan. Hij timmerde de houten beschutting tegen de slootkanten langs de achter- en zijkant van het huis, legde de buitendouche aan en bouwde een houten kast voor het tuingereedschap. Hij betegelde de vloer van het huisje, egaliseerde het granieten aanrecht, sloot de gaskachel aan. Binnen is één ruimte met een keukentje, eettafel en het eerste waar je oog op valt: een tweepersoonsbed onder een wolkwitte klamboe. Op het dekbed staat het woord ‘liefde’ in alle talen. In de zomer van 2018, na de eerste operatie, zijn we hier gaan wonen, zegt Joep. „Yvonnes idee.” Nu verkassen ze elke zomer voor een paar maanden naar de tuin.
De tuin begint mooi op te komen. De roos bloeit, de madeliefjes springen uit het gras, en overal vergeet-me-nietjes. „Echte volkstuinders kijken daarop neer”, zegt Joep. De blauwbloemige planten groeien te makkelijk en te grif. Hij wijst naar de rand van de tuin waar het skelet van een boom staat. „Een eik. Die moest weg van het bestuur van de vereniging.” Een buurman heeft hem helpen afzagen en toen is hij gestorven. Even verderop, precies in het midden van het grasveld, staat een slanke boomstronk met daarop een parasol gevlochten van wilgentenen. „Dat was een spar”, zegt Joep. „Bomen schijnen met elkaar in contact te staan. Toen de eik ging, stierf de spar ook.”
CV CV
1950
Geboren in Amsterdam
1953
Verhuizing naar Scheveningen
1968
Gymnasiumdiploma
1975
Masterdiploma psychologie Universiteit Leiden
1975
Psychotherapeut bij een huisartsenpraktijk
1981
Eerste columns voor NRC, Het Vrije Volk en Playboy
1986
Eerste bundeling van columns, Alle mannen willen maar één ding
1989
Eerste jeugdboek, Koosje
2011
De familieblues, over familieverhoudingen
2025
Wormen en aarde (Uitgeverij Pluim) over tuinen
Yvonne Kroonenberg woont met Joep van Duijn in Amsterdam.
De hond van een vriend heeft bij zowel mij als een andere vriendin in huis geplast. Bij mij op het vloerkleed waarop mijn kind speelt en bij die andere vriendin op de designbank. Extra irritant was dat onze vriend vervolgens niet aanbood de schade te vergoeden. De laatste keer dat hij kwam eten ging het wel goed, maar bleef hij het rondje dat hij met de hond zou gaan lopen steeds uitstellen, waardoor ik de hele avond bang was dat het weer zou gebeuren. Kan ik hem vragen om de hond voortaan niet meer mee te nemen?
Vrouw, 35 (naam bekend bij de redactie)
U stelt een gesloten vraag, waarop drie antwoorden mogelijk zijn: ja, nee, of ’weet niet’ (geen mening). Kunt u de hond van uw vriend weren uit uw huis? Ja! In uw huis bepaalt u de huisregels. De kunst is wel dit tactvol aan te snijden bij uw vriend. Dan helpt de vaste vorm van de zogenoemde ik-boodschap. Bespreek deze kwestie vanuit uw perspectief en persoonlijke beleving. Maak uw vriend geen verwijten; dan schiet hij in de verdediging. Vraag begrip voor uw opvatting. Met uitspraken als: ‘Ik vind het onhygiënisch wanneer een hond op een vloerkleed plast.’ En: ‘Ik word nerveus wanneer je lange tijd bij me bent en je hond niet even buiten laat plassen.’ Zo kan een open gesprek ontstaan, over een gezamenlijk te bedenken oplossing. Volgende keer maar eens een wandelafspraak proberen? Het is weer eens wat anders. En natuurlijk mag de hond dan mee.
Gijsbert van Es (64)
Eerst een kleine bekentenis: ook mijn lieve hond heeft weleens in andermans huis geplast. Dan schaam je je wel, als hondenbezitter. Je hebt helemaal gelijk dat je vriend best had mogen aanbieden om de schade te vergoeden, of in elk geval maatregelen zou mogen treffen zodat het niet meer gebeurt. Nu hij dat kennelijk niet doet, zou ik het gesprek met hem aangaan. Zeg tegen hem dat je het vervelend vond dat de hond op je kleed geplast heeft, maar ook dat hij daar vervolgens niets aan deed. Het probleem is denk ik breder dan alleen de hond; het gaat er ook– om dat hij weinig betrokkenheid toont bij de problemen die hij voor anderen veroorzaakt. Na dat gesprekje zou ik even aankijken hoe de vriend reageert. Misschien trekt hij zijn eigen conclusies en neemt hij de hond uit eigen beweging niet meer mee, of doet hij beter zijn best door hem op tijd uit te laten. Als ook het gesprekje niet aankomt, kun je vragen of hij de hond thuislaat.
Derk Walters (44)
Het klinkt alsof er nog wat stappen op de escalatieladder te nemen zijn voordat je je vriend vraagt om de hond thuis te laten. Vraag bijvoorbeeld of hij tijdig een rondje met de hond gaat lopen, omdat je niet wil dat de hond op je kleed plast. Maak je vriend probleemeigenaar van de hondenplas, en als het dan alsnog misgaat, kun je prima vragen om de hond thuis te laten, en/of de schade te vergoeden.
Zestien was ik, toen ik voor het eerst de prijs van een neusverkleining opzocht. Ik heb de neus van mijn vaderskant, en die is best fors. Eerst vond ik hem wel bij mijn gezicht passen, maar op een gegeven moment begon ik te twijfelen. Influencers en topmodellen leken allemaal een klein neusje te hebben, gekocht of niet. Gevolg: urenlang scrollen, langs accounts van mannelijke acteurs en modellen met een schattig exemplaar, en langs posts over neusverkleiningen dus.
Lang werden grote neuzen geassocieerd met autoriteit, moed en intelligentie. Goden en helden kregen tijdens de Griekse oudheid flinke exemplaren toebedeeld in de kunsten, net als Abraham Lincoln en Charles de Gaulle eeuwen later. „Hoe groter de neus, hoe beter”, zegt kunsthistoricus Caro Verbeek, die er een boek over schreef: Een kleine cultuurgeschiedenis van de (grote) neus (2021). „Met een grote had je pas karakter en politiek inzicht.”
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dat. „In de jaren vijftig, na de introductie van Barbie, wilden mensen uit alle sociale klassen ineens een kleinere neus”, zegt Verbeek. In 1985 kopte The Los Angeles Times: ‘Facing the ’80s With New Eyes – and a New Nose. Face it. The look has changed’. „Grote sterren met een ‘afwijkend’ uiterlijk kregen te horen: maak jezelf mooier, anders kom je nooit meer aan de bak.” Michael Jackson en Dirty Dancing-actrice Jennifer Grey kregen een kleinere neus, net als de in 1977 overleden Elvis Presley. De ‘nosejob’ was in 2019 nog altijd de populairste chirurgische ingreep in het gezicht, volgens The New York Times.
Nederlandse cijfers zijn er niet, maar plastisch chirurg Bart Stubenitsky, die een neuscorrectiekliniek heeft, ziet sinds 2018 „een flinke toename” in het aantal neusverkleiningen onder mannen. „Het taboe bij die groep is eraf”, zegt hij. „Hun schoonheidsideaal is veranderd en er zijn betere operatietechnieken. Zo’n verkleining is de meest voorkomende cosmetische ingreep bij mannen momenteel.” Al is altijd nog zo’n 85 procent die de ingreep laat doen vrouw, volgens Stubenitsky.
De neusverkleining die ik in mijn tienerjaren opzocht was zo duur dat ik na maanden werken nog niet eens een dertigste van het benodigde bedrag had. Mijn baantje als afwasser werkte niet mee. Mijn ouders evenmin: zij vonden mijn wens belachelijk. Ik was mooi zoals ik was, werd me verteld.
Misschien komt het met de tijd, misschien is het gewenning, maar nu ben ik eigenlijk best tevreden. Het kan ook zijn dat de grote gok zichtbaarder aan het worden is. De acteurs Adrien Brody (The Brutalist) en Paul Mescal (Gladiator II) lijken zelfs geroemd te worden om hun uitgesproken, grote neuzen. Jeremy Allen White (The Bear) is een sekssymbool geworden.
„Ik hoor van veel mannen dat ze een neuscomplex hebben”, zegt Caro Verbeek. „Maar als ik de geschiedenis vertel van grote neuzen zijn ze meteen trotser. Dat is de crux: schoonheidsidealen verschuiven constant, misschien is een grote neus over een paar jaar weer in. Er is al een herwaardering voor de grote neus, ook dankzij sociale media, waar en profil selfies worden gedeeld. Daardoor zien we: er zijn verschillende soorten neuzen. En dat is maar goed ook.”
„Voor mijn tweede Moederdag kreeg ik van mijn echtgenoot goedkoop tuingereedschap en wat zaden. Het was eigenlijk een grap: we waren toen, midden jaren tachtig, net naar Vermont verhuisd en hadden voor het eerst een tuin. Het eigenlijke cadeau was een paar oorbellen. Ik weet zeker dat hij spijt heeft gekregen van de tuincadeaus, want ze veranderden mijn leven – ik werd een obsessief tuinierder. Als ik niet in de tuin ben, denk ik aan de tuin. Ik blijf maar dingen planten. Ik kan niet eens onder woorden brengen wat de tuin voor mij betekent. Het moment dat ik het uitspreek is het al iets anders. De tuin is een andere vorm van schrijven. Als ik in de tuin ben schrijf ik en de tuin schrijft naar mij – de tuin vertelt me hoe ik moet schrijven. O, dat had ik niet moeten zeggen.
De tuin wordt ons voorgesteld als een plek om te ontspannen, een antidepressivum. Maar de tuin is de lastigste plek die er is, het is een plaats vol uitdagingen en wreedheid, het is veroveren en overgeven. Altijd is er de vraag: wat te doen? En daarin ligt het geluk: iets leren wat je nog niet wist. Een tuin is een openbaring.
De tuin – niet de moestuin, maar de tuin met bloemen – is ontstaan na 1492, toen ontdekkingsreizigers dingen naar huis begonnen te sturen. Hernan Cortès ging naar Mexico en vond daar de bloemen die later dahlia’s werden genoemd, naar Andreas Dahl, een assistent van Linnaeus. Kolonialisme zit in alles. Niet één bloem die uit Nederland wordt geëxporteerd is inheems, en zeker niet de tulp.
Tijdens een reis door Nepal zag ik in elke tuin bloemen uit Midden- en Zuid-Amerika: afrikaantjes, dahlia’s, brugmansia’s. Toen besefte ik: mensen houden gewoon meer van andermans dingen. Het is niet altijd kwaadaardig, het heeft niet eens met jaloezie te maken. Gewoon: wow, dat is mooi, dat wil ik ook. Maar Europeanen pakken alles.
Foto Miranda Barnes
In The New York Times las ik in 2018 een artikel waarin stond dat er niet genoeg boeken zijn voor kinderen van kleur. Dus ik dacht: die ga ik schrijven. Het werd An Encyclopedia of Gardening for Colored Children, een boek dat ik vroeger zelf had willen lezen. Planten zijn een geweldige manier om de wereld te leren kennen. Bij de B gaat het over de broodvrucht; Kapitein Cook vond die in 1769 Polynesië, het werd naar het Caribisch gebied gebracht als voedsel voor de slaafgemaakten. De I is voor indigo, een verfplant die in de achttiende eeuw werd gekweekt in Haïti en Frankrijk rijk maakte. Sommige letters hebben twee lemma’s, maar ik zou zo een tweede deel kunnen maken. Mahoniebomen komen van nature alleen voor in Centraal-Amerika, maar mahoniehout komt voor in alle boeken van Jane Austen. Ja, het woord colored werd voor zwarte mensen gebruikt in de tijd van de segregatie, maar zwarte mensen hoeven witte mensen niet te laten bepalen of een woord correct is of niet. En wie zegt dat witte kinderen niet ook een kleur hebben? Wit is niet de standaard. Een heleboel illustratoren wilden er zich niet aan wagen vanwege die naam. Maar toen werd ik in contact gebracht met [de bekende beeldend kunstenaar] Kara Walker. Ze had nog nooit een botanische tekening gemaakt, maar ik heb haar een paar bloemenboeken gestuurd en ze is gewoon begonnen. Ze had net een nieuw huis gekocht en ze tuiniert nu ook.
Ik groeide op op Antigua. Op zo’n klein eiland was in de jaren vijftig niet veel interessants te lezen. Dus las ik als kind veel in de Bijbel. Dat heeft een enorme invloed op mijn schrijven gehad, en ik denk zelfs op de manier waarop ik zinnen construeer als ik praat. Er zitten veel herhalingen in de Bijbel, en ook in mijn boeken, zo bekrachtig je een centraal thema. En net als in de Bijbel begin ik veel zinnen met voegwoorden. Als je een zin begint met ‘en’ dan maak je meteen duidelijk dat er een heleboel is dat je weglaat. Als in Genesis staat ‘En God zag dat het goed was’ betekent dat dat er andere scheppingen waren die niet zo goed waren.
Ik houd nooit rekening met lezers, want lezers zijn niet loyaal. Soms houden ze hiervan, dan weer daarvan, je kunt niet op ze rekenen. Voor mijn studenten creative writing haalde ik altijd het voorbeeld van de apostel Paulus aan. Hij schreef al die brieven aan de Korintiërs, de Galaten, de Filippenzen. Al die mensen en hun nazaten zijn er niet meer, maar de brieven nog wel. Het gaat niet om het publiek of om jou als schrijver, maar om de tekst.
Ik schreef voor [het New Yorkse weekblad] The Village Voice toen ik iemand ontmoette die bij The New Yorker werkte. Op een dag vroeg hij of ik de hoofdredacteur, William Shawn, wilde ontmoeten. Ik had geen idee wat The New Yorker was, maar ik zei ja op alles. Ik kreeg een opdracht en later een baan. Wiliam Shawn was briljant, iedereen adoreerde hem, ik ook. Maar als hij me vroeg een woord te veranderen weigerde ik dat. Het ging het om woorden die ethisch niet zouden kunnen, zoals ‘humping’ [iemand bespringen], dat in een van mijn eerste korte verhalen stond. Hij heeft mijn werk nooit níét gepubliceerd, maar wel onder protest. Hij zei: John Updike heeft dit veranderd en Philip Roth dat, hij had een hele lijst. En dan zei ik: dat hadden ze niet moeten doen. Als schrijver moet je staan voor je taal. Als de verhalen van de schrijvers van die lijst in een boek terechtkwamen, hadden ze alles weer terug veranderd.
Ik werd altijd gezien als een intelligent, uitzonderlijk kind. Mijn leraren waren dol op me. En toen, op mijn zeventiende, werd alles wat uniek aan mij was opzij gezet. Mijn moeder stuurde me de wereld in om problemen op te lossen die ik niet had veroorzaakt: de jongste van de drie zoons die na mij werden geboren stortte ons gezin in een armoede die we daarvoor niet hadden gekend. Ik moest in de VS, in Scarsdale, gaan werken als kindermeisje. Ik kon het niet geloven. Mijn moeder had me leren lezen, uit een biografie van Louis Pasteur, ze maakte de mooiste kleren voor me. Ik kan behoorlijk genadeloos zijn, maar zoiets zou ik mijn kinderen nooit aandoen. Verlaten worden door je moeder, op welke manier dan ook, is het ergste wat je kan overkomen.
Na twee jaar had ik er genoeg van om als de hulp te worden behandeld en ben ik naar New York gegaan. Ik was er au pair en in de avonduren maakte ik mijn middelbare school af, daarna kon ik naar een college in New Hampshire. Ik schreef mijn moeder hoe verschrikkelijk koud het er was en hoe ellendig ik me voelde. Ze antwoordde dat het maar goed was dat ik het zo koud had omdat ik altijd dingen probeerde die ik niet kon. Daarna heb ik haar brieven niet meer geopend. Ik schreef haar niet meer, ik stuurde geen geld meer, en na een paar jaar veranderde ik mijn naam. Dat was erg noodzakelijk, al besefte ik dat toen nog niet. Soms doe je instinctief wat nodig is. Ik denk niet dat de persoon die mijn moeder Elaine Cynthia Potter Richardson had genoemd, had kunnen doen wat ik heb gedaan. Pas in 1986 ben ik teruggegaan naar Antigua. Mijn dochter was één, en ik wilde dat ze mijn moeder zou ontmoeten en mijn moeder haar. Opmerkelijk genoeg ontwikkelde ze later een voorkeur voor mijn zoon, die een paar jonger is. Ik denk dat dat komt omdat ze zelf eigenlijk geen meisje had gewild.
Als er een scheidingsgod is moet ik haar bedanken. Ik wilde geen echtscheiding, maar ik bloeide ervan op. Doordat ik me niet met de ander hoefde bezig te houden veranderde er iets mijn hoofd. Ik ging anders denken, de wereld intellectueler benaderen. Het is heerlijk om alleen te zijn en zelf beslissingen te nemen. Van het woord eenzaamheid begrijp ik niets. Ik wil nooit meer met iemand samenleven.”
CV CV
1949
Als Elaine Cynthia Potter Richardson geboren in Saint John’s, Antigua
1966
Verhuist naar de VS
1973
Neemt naam Jamaica Kincaid aan
1976
Redacteur The New Yorker (tot 1996)
1979
Huwelijk met Allen Shawn (tot 2002)
1985
Eerste roman, Annie John
1988
Essay A Small Place, over toerisme en kolonialisme op Antigua
1991
Docent Harvard (tot 2024), vanaf 2009 doceerde ze ook jarenlang aan Claremint McKenna College
1999
Non-fictieboek My Garden (Book)
2022
Oeuvreprijs Paris Review Hadada Award
2024
An Encyclopedia of Gardening for Colored Children
2025
Putting Myself Together, een bundel met non- fictiestukken vanaf 1973, verschijnt op 5 augustus (Pan Macmillan)
Jamica Kincaid schreef veertien boeken (romans en non-fictieboeken) en won verschillende prijzen. Ze heeft twee volwassen kinderen en woont in Bennington, Vermont, waar ze meer dan een hectare grond heeft.
Mariam „Ons familiebedrijf is in 1952 opgericht in Teheran door mijn schoonvader, een meester-kleermaker die op zijn veertiende in de leer ging. Mijn man is in Londen gaan studeren aan het London College of Fashion. Toen hij terugkwam in Iran hebben we onze twee zoons, Amir en Arjan, gekregen. In 1993 zijn we vanwege de sociale onrust in Iran naar Nederland verhuisd. Daar was mijn man eens geweest toen hij in Londen woonde. Wat hem vooral aantrok in Nederland was dat er, in tegenstelling tot in Engeland, geen klassenverschillen zijn. Als je in Nederland iets van je leven wil maken, dan kan dat – wie je ouders ook zijn. We gingen in Amersfoort wonen en hebben Ettemadis daar voortgezet. Een zware tijd, met twee kleine kinderen. We werkten dag en nacht. In 2010 is het bedrijf naar Den Haag verhuisd. Onze winkel en atelier zitten op een hele mooie plek op het Noordeinde, naast het Paleis.
„Twee keer per jaar ga ik met Amir naar Italië om stoffen in te kopen en de laatste trends in de mannenmode te ontdekken. Ik kijk goed naar wat modehuizen als Prada, Loro Piana en Brunello Cucinelli doen en geef Amir input voor bijvoorbeeld de kleuren van het seizoen. Alles wat ik over mode weet, heb ik van mijn moeder geleerd. Zij was ook meester-kleermaker en zag er prachtig uit. Áltijd. Zelfs als ze aan het koken was droeg ze een mooie jurk en zat haar haar perfect. Als ik me aankleed, dan denk ik vaak aan haar: wat zou zij aantrekken?
„Ik hou van eenvoud en let vooral op mooie stoffen en mooie vormen. Een simpele mantel van mooie wol, een goede spijkerbroek – wel altijd hedendaags. Ik draag graag merken als Prada, Antonelli, Aspesi en Róhe.
„Mijn man is nu met pensioen. Als ik kijk naar hoe Amir het bedrijf runt, dan ben ik zo trots en blij. Het is heel bijzonder dat we dit met z’n allen kunnen doen. Zijn broer Arjan heeft jarenlang bij Tata Steel gewerkt en is nu hoofd marketing en strategie bij Ettemadis. Familie is alles.”
Als iemand binnenkomt met vieze schoenen, dan zegt dat iets over hoe hij verder in het leven staat
Amir „Onze klanten zijn heel internationaal. Prinsen uit Monaco en Saoedi-Arabië, veel ambassadeurs, gearriveerde én jonge professionals uit China, Amerika of gewoon uit Nederland. Ik adviseer klanten een-op-een en bouw echt een band met ze op. Dat is belangrijk, want maatkleding moet niet alleen perfect zitten, maar ook je identiteit weerspiegelen. Dan ga je het pas echt veel dragen.
„Een goed pak geeft je zelfvertrouwen. Dit double-breasted pak draag ik als ik afspraken met klanten heb. Door de bijzondere textuur van de stof, een mix van wol, zijde en linnen, voelt dit pak als een feestje. We combineren Perzisch en Nederlands vakmanschap met Italiaanse stijl. Perzen houden van ambacht en mooie dingen, maar niet van kitsch.
„Ik heb rechten gestudeerd, maar werkte daarnaast altijd in het familiebedrijf. Koffiezetten, patronen knippen, klanten adviseren. Ik moest van mijn moeder mijn studie afmaken. Je kunt namelijk nooit overdressed, maar ook niet over-educated zijn. Ik vond de studie fantastisch, met veel ruimdenkende mensen, maar had niet het vuur en de passie om de advocatuur in te gaan. Toen ik in 2009 klaar was met mijn master, heb ik het roer overgenomen bij Ettemadis.
„Mijn moeder en ik hebben een sterke band. Wat ik vooral van haar meegekregen heb is positiviteit. Toen ik tijdens mijn studie een vier had gehaald voor een tentamen wilde ik meteen stoppen. Maar zij zei: je kan het gewoon, als je doorzet komt het goed. Altijd positief, positief, positief. Een fantastische eigenschap waar ik veel aan heb.
„Als iemand binnenkomt met vieze schoenen, dan zegt dat iets over hoe hij verder in het leven staat. Ik heb van mijn moeder geleerd dat je goed voor jezelf moet zorgen en alles wat je doet met aandacht moet doen. Iedereen in onze familie gaat altijd netjes de deur uit. Ik heb wel een huispak, maar dat is gemaakt van kasjmier en draag ik echt alleen thuis. Ik bewaar al mijn schoenen met cederhouten schoenspanners erin en ik poets ze regelmatig. Ik zou kleren nooit op de grond gooien, ik hang ze meteen op. Ik heb een bepaalde discipline meegekregen die ik ook in de rest van mijn leven kan toepassen.”