Waar moet het heen met de democratie? Wat ooit de kroon was op de westerse beschaving lijkt nu het verwaarloosde decor te worden van een demagogisch circus. Er is veel gebeurd sinds de dag van mijn geboorte in 1982, toen de racistische politicus Hans Janmaat voor het eerst de Tweede Kamer betrad. Wat volgde was een periode van gebeuk tegen de dijken van de rechtsstaat, die na meerdere rechts-populistische golven nu wereldwijd worden doorbroken.
De opkomst van het rechts-populisme kan niet worden afgedaan als louter irrationeel. Maar het gevolg is dat wel. Golf na golf erodeerde een sociale orde gestoeld op regels en feiten. De rationaliteit loste als het ware op in de onmiddellijkheid van de emotie en de wil. Alles wat je niet zinde werd verdacht. Er vormde zich een politiek van wantrouwen die ons collectieve vermogen afkalfde om processen en tendensen te benoemen voordat die hun onmiskenbare eindpunt bereiken. Zo werd wijzen op de glijdende schaal van autoritaire politiek of het onbewoonbaar worden van de aarde de zoveelste mening in een steeds uitzinniger circus.
De voorlopige eindstand is een amalgaam van rechts-radicaal-extremisme dat aan de knoppen zit in vele democratieën. Van land tot land varieert het smaakje, overal is een eigen nationalistische saus. Zo ook in Nederland, waar de rechts-radicalen onder leiding van Wilders en zijn roedel „gekken” de macht bij de kuiten grepen. Inmiddels is het kabinet-Schoof ook aan hen ten prooi gevallen. Een blik over de landsgrenzen leert dat daarmee het dieptepunt voor de Lage Landen nog verre van bereikt is, en tegelijk hoe hard het kan gaan.
Op wereldschaal wordt de rules-based order afgebroken, terwijl genocide en massa-extinctie aanhoudend worden gefaciliteerd, ook door Nederland. De polder zakt onderwijl weg in PFAS, microplastics en stront. Lachende derden zijn de rijksten der aarde en hun multinationale cash cows. Ondanks alle afbreuk van de rechtsstaat (en vaker dan we willen toegeven dankzij) draaien de grote bedrijven en de financiële holdings erachter op volle toeren. Met diezelfde snelheid ondergraven ze de andere pijlers van een open samenleving, economische solidariteit en ecologische integriteit.
Alsof dat allemaal niet erg genoeg was passeren we, bijna tien jaar na de beloftes van het Akkoord van Parijs, de ‘veilige bovengrens’ van 1,5 °C verhitting. De temperatuur op aarde stijgt nu met een angstaanjagende 0,4 graden per decennium. Kantelpunten komen in zicht. Voor hen die de wetenschappers nog kunnen verstaan is de conclusie onverbiddelijk: we hebben nog pakweg tien jaar voordat de fysieke en maatschappelijke grenzen van aanpassing in zicht komen, en daarmee de integriteit van onze samenleving als geheel.
De redelijkheid en de matiging
Te midden van al dit geweld, deze chaos en deze onzekerheid is het niet verrassend dat veel politici en bestuurders kiezen voor de redelijkheid en de matiging, voor een politiek van het midden. Met bezorgde blik wordt gewaarschuwd voor polarisatie, voor versplintering en „extremisten aan linker- en rechterzijde”. Daarop volgt het welwillende aanbod de rol te pakken van de scheidsrechter, manager, pastoor. Men zal de soep niet te heet opdienen zodat eenieder ervan kan genieten. Het is een geruststellend gebaar dat ons zoogdierenbrein bekoort. In het knorren van de kudde klinkt immers de belofte van veiligheid.
Tegenover de wilde onderbuik van de populisten presenteren deze herders het midden als een magische stip, een fabelachtig windstiltegebied, een stabiel punt waarin de redelijkheid zichzelf herkent. Het midden is neutraal; daar vertoeft de stille meerderheid en daar kan ‘politics as usual’, de politiek van de normaalheid, met zijn „realistische maatregelen en deugdelijke wetgeving” doorgaan.
In de kudde is middenpolitiek geen recept voor doorpakken maar voor dralen
Maar wiens realisme is dat precies, en welke deugdelijkheid? Is het politieke midden wel een veilige haven in deze tijd?
Na vier populistische golven is het duidelijk dat de middenstip alles behalve vaststaat. Het politieke speelveld blijkt een kudde in beweging. Vanuit de kudde turen wij, groepsdieren, met grote ogen over een steeds onherbergzamere savanne. Daarin is het midden geen punt maar een pijl, die de richting aangeeft van onze collectieve ‘safe space’. Waar de kudde gaat, daar volgt het midden.
Uit de belofte van een stabiel midden spreekt bovenal het nostalgische verlangen om de politieke kudde bij elkaar te houden in de oude groef, begeleid door het sleetse refrein van ‘TINA’ (there is no alternative). Het is de groef van een naoorlogs, technocratisch verbond dat zijn beste tijd heeft gehad en zonder veel verzet aan stukken gereten wordt door de wolven die wél snappen hoe de groep beweegt.
Zoogdieren
De mens blijkt niet hét politieke dier, zoals Aristoteles beweerde, eerder andersom: onze politiek is die van zoogdieren. Deze nederige constatering lijkt voor de technocratische erfgenamen van het rationalisme veel minder behapbaar dan voor de nihilistische mystici op rechts.
Wat zij met hun roofdierinstincten goed aanvoelen is dat bij een groep de richting aan de flanken wordt ingezet. Daar heb je geen meerderheid voor nodig, laat recente wetenschap naar sociale kantelpunten zien. Een richtinggevende minderheid van zo’n 20 à 30 procent krijgt de groep (en dus het midden) in beweging. Deze dynamiek weerspreekt de individualistische gedachte dat kiezers koersen op een innerlijk kompas waarvan politici slechts de spreekbuis zijn. Politicologen hebben aangetoond hoe radicaal-rechtse opvattingen juist worden aangewakkerd door elites. Middenpartijen die meegaan met, bijvoorbeeld, anti-immigratie-retoriek vissen echter achter het net: op verkiezingsdag blijkt hun schijnbeweging zich telkens te vertalen naar winst voor rechts-radicalen.
In de kudde is middenpolitiek geen recept voor doorpakken maar voor dralen. Zeker wanneer gevaar dreigt wordt het midden van de kudde een plek voor ‘milling’, oftewel: vertwijfeld ronddraaien, proberen bij elkaar te checken wat er buiten gebeurt en vooral veel tobben. Ondanks al het gemekker kan de middenpolitiek niet anders dan de kudde volgen, en daarmee vormt het een zeker gevaar. Voor je het weet sta je midden in een schuimbekkende meute, opgejaagd door de wolven. Welk onzalig pad de kudde ook inslaat, het midden beweegt mee.
De Verenigde Staten zijn sinds enkele maanden een proeftuin voor de gevolgen van deze meegaandheid, onder politici maar ook bij universiteitsbesturen, redacties en anderen met een publieke taak. Plots staan ze met hun redelijkheid halverwege een totalitair project. Instituties dralen, flotteren, sommigen capituleren. Hun weifelen en meebuigen – in tegenstelling tot duidelijk richting inzetten – kan de hele kudde demoraliseren, schreven drie politicologen onlangs in NRC: „Als de meest bevoorrechte mensen en organisaties niet willen of kunnen opkomen voor de democratie, wat verwachten we dan van de gewone burger?”
Universiteitsbestuurders
In de VS wordt het logische gevolg zichtbaar van wat ook in Nederland speelt. Weliswaar is de kudde hier nog niet zo ver van huis, maar de middelmatigheid waarmee bijvoorbeeld universiteitsbestuurders zich opstellen ten opzichte van hun banden met Israëls genocide en met de fossiele industrie, en de repressie tegen bewegingen voor democratisering en dekolonisatie, tekenen wat er in het verschiet ligt.
Onlangs besloot mijn Universiteit Utrecht dat ze de banden niet gaat verbreken met Israëlische instellingen die aantoonbaar bijdragen aan de volkerenmoord in Gaza. Eerder werd na lang beraad besloten de fossiele banden niet te verbreken, op aanraden van een commissie die voor de helft belang had bij die uitkomst.
Van een duidelijke koers moeten bestuurders niks weten; het midden zal standhouden. Daarvoor worden feiten en rechten verfrommeld in ambtelijke taal, men verschuilt zich achter procedures, onderzoeken en commissies. Het resultaat is geen verandering, het resultaat is meer van hetzelfde.
In tijden van oorlog en klimaatontwrichting zitten we met een angstige kudde aan zee. Die is in de ban van het gehuil van de wolven, het nationalisme en de ontkenning. Onze gewezen leiders drommen sussend naar het midden van de groep, weegschaal in de hand. We weten waar hun balanceer-act, het dralen toe leidt: de kudde dendert voort richting een onmiskenbare afgrond.
Lees ook
Chris Julien, de denker van Extinction Rebellion, gaat gebukt onder de feiten
Op een doodzieke planeet weten we dat het allemaal een andere kant op moet. Hoe we eten, hoe we ons voortbewegen, hoe we wonen, wat we verwachten van de toekomst en van elkaar – het moet allemaal op de schop. Willen we in dit tijdsgewricht een schijn van kans maken, dan zullen onze leiders moeten erkennen dat de noodzakelijke verandering niet vanuit het midden komt, maar vanuit de flanken. Daar zit de visie en de energie die de weegschaal niet uitbalanceert, maar kan doen omslaan, om andere paden mogelijk te maken en het midden mee te nemen. Politici, bestuurders en wij allemaal moeten onze moed en energie bijeenrapen en daarop inzetten: niet schuilen in de kudde maar koers zetten in een steeds chaotischer wereld, als een pijl naar een leefbare toekomst.
