Zomer 2024, toen de Sugababes optraden op het grote podium van Pinkpop, gedroegen ze zich onwennig. De zangeressen hadden al grote hits met liedjes als ‘Overload’ (2000) en ‘Round Round’ (2002), maar hun uitgekiende harmoniezang klonk bij Pinkpop opeens timide. Vorig jaar op Lowlands was dat anders: in de Alpha zongen Keisha Buchanan, Mutya Buena en Siobhán Donaghy grijnzend en uitbundig, voor een volgepakte tent. Het publiek noemde het een van de hoogtepunten.
Hun carrière verliep grillig. Anders dan sommige andere vrouwengroepen – en ‘boybands’ – waren de Sugababes niet door managers samengesteld, maar door de drie schoolvriendinnen zelf opgericht. Ze waren toen dertien. Toch bleek de greep van managers en hun platenmaatschappij sterk. Ze moesten zich gedragen volgens bepaalde regels en werden tegen elkaar opgezet. Uiteindelijk zijn de drie om de beurt ontslagen en vervangen door nieuwe zangeressen. Keisha Buchanan vertrok als laatste in 2009.
Toen ze gedrieën verder wilden als de Sugababes, bleek dat de rechten op hun naam in handen was van de platenmaatschappij. Als MKS (Mutya, Keisha, Siobhán) maakten ze albums en traden ze een tijdlang op, terwijl ze ondertussen juridische strijd leverden om de naam. Ze wonnen in 2019, in 2022 begon de inmiddels drie jaar durende triomftocht langs clubs en festivals, zoals deze zomer op Zwarte Cross.
Minimalistisch bewegen
Op een namiddag in april zitten de drie in de kleedkamer in Afas Live in Amsterdam, waar ze over twee uur zullen optreden voor een uitverkochte zaal. Buena eet gebakken kip terwijl een visagist Buchanans haren borstelt. Donaghy komt binnen met een fles water, ze gaan zitten op een grote bank en praten enthousiast door elkaar heen. Het is dertig jaar later niet moeilijk om je de drie vroegere pubervriendinnen voor te stellen.
De drie waren ‘bezeten’ van muziek en dans, zeggen ze. „Voor mij begon het met dansen, als kind. Ik deed tapdans, ballet en Filippijnse volksdans”, vertelt Buena. Donaghy vult aan: „Ik deed Ierse dans en acrobatiek.” Buchanan: „Iedereen kon dansen, behalve ik. En dat is nog steeds zo.”
Het is bij hun live-optredens een opvallend kenmerk: de minimalistische manier van bewegen. Tijdens een aantal nummers zitten de drie op een barkruk en zwaaien ze subtiel met één hand, of zwenken ze hun nek van links naar rechts. De synchrone gebaren zijn simpel maar doeltreffend. „Gelukkig”, zegt Buchanan lachend. „Anders wordt het mij te ingewikkeld.”
Donaghy: „We zijn de minst dansende vrouwenband van het moment. Als ik kijk naar andere artiesten – meestal vrouwen – snap ik niet hoe ze het doen: rennen, dansen, springen en dan nog zingen ook. Wij weten dat ons publiek vooral komt voor onze stem en samenzang, dus die uitvoering komt op de eerste plaats.”
In hun harmoniezang zwemen de drie stemmen van soul naar r&b en pop, soms staccato maar meestal een beetje loom. Onderling verdeelden ze de klankkleur: Buchanan is energiek, Buena zwoel, Donaghy ironisch. De zangpartijen binnen de liedjes ontstaan vanzelf, zeggen ze. Er is geen sprake van één hoofdstem die wordt ondersteund door koorzang van de anderen, de inbreng is gelijk. Buchanan: „We vlechten verschillende melodieën door elkaar en krijgen om de beurt een hoofdrol.”
Na de reünie namen de drie een album op, The Lost Tapes, dat in 2022 uitkwam. Afgelopen jaar verschenen twee nieuwe singles, het dansbare ‘Jungle’, en het kalme ‘Weeds’ waarin hun stemmen weer een pulserend patroon vormen.
Intussen opereren ze geheel zelfstandig. Hun nieuwe album en singles werden onafhankelijk gefinancierd en uitgebracht (zonder steun van een grote platenmaatschappij). Ze vertellen over hun ideeën voor de nieuwe show die ze in juli geven op Zwarte Cross. Er zijn kostuumwissels en positiewisselingen. Maar: ze willen geen hakken en geen dikke kleren dragen.
Anders dan vroeger lachen ze op het podium. Buchanan: „Toen we eind jaren negentig begonnen, was het in de Londense scene heel cool om chagrijnig te kijken, op foto’s en in video’s.” Donaghy: „Mensen van de platenmaatschappij snapten dat niet. Ze probeerden ons te beïnvloeden, ‘lach toch eens’.”
De situatie is nu anders, zeggen ze. De drie hoeven zich van niemand iets aan te trekken. Ze vinden dat artiesten in het algemeen minder druk van buitenaf ervaren. Buchanan: „Volgens mij voelen popmuzikanten zich vrijer. Op sociale media lees je ontboezemingen van artiesten die bijvoorbeeld podiumangst hebben of andere kwetsbaarheden.” Buena: „Je kunt tegenwoordig gewoon vertellen dat je kinderen hebt.” Donaghy: „Of een geliefde.”
Na bijna dertig jaar hebben de drie eindelijk zeggenschap over hun gedrag en carrière. Donaghy, die in 2001 door het management uit de groep werd gezet, moest wachten tot 2022 voordat ze de door haarzelf gezongen liedjes als ‘Run For Cover’ en ‘Overload’ live kon uitvoeren.
Op de vraag welk liedje ze bij concerten als emotioneel ervaren, zegt Buchanan: „Voor mij is dat ‘No Regrets’. Het is niet zo’n bekend nummer, maar wat mij betreft gaat het over ons verleden. Over mensen die belangrijk voor je zijn maar plotseling verdwijnen. Door een ruzie of een andere baan, bijvoorbeeld. En dan komen ze ineens bij je terug. Zo is het leven en daar hoef je geen spijt over te hebben. Dat is een waardevolle les, vind ik.” Donaghy: „Voor mij is het ‘Stronger’. Ook dat is een lied met een boodschap, voor onszelf én het publiek.”
Met een georganiseerde busreis naar het festivalterrein reizen, bij de ingang vier verschillende kleuren vuilniszakken ontvangen om je afval te scheiden en alleen vegetarische hamburgers op het menu: duurzaamheid staat bij veel Nederlandse festivals hoog in het vaandel. Wat doen organisatoren om de voetafdruk te verkleinen? En hoe effectief zijn die maatregelen? NRC deed rondvraag bij verschillende grote, meerdaagse festivals in Nederland om hun duurzaamheidsbeleid in kaart te brengen. Vijf vragen over de duurzaamheid van festivals.
1Hoe duurzaam zijn festivals?
Om die vraag te beantwoorden zijn gegevens over de CO2-uitstoot nodig, maar die uitstoot van een festival meten is ingewikkeld, zegt duurzaamheidsmanager Tijl Couzij van Lab Vlieland. Lab Vlieland werkt nauw samen met Into the Great Wide Open (ITGWO), een vierdaags festival op Vlieland dat 6.000 kaartjes voor volwassenen verkoopt. Couzij: „Een festival vindt doorgaans slechts één keer per jaar plaats, maar het terrein is daar meestal niet op ingericht: er moet ineens veel stroom naartoe, duizenden mensen komen aan en het afvalwater moet afgevoerd worden.” Dat maakt het moeilijk een goed meetsysteem op te zetten, vertelt hij. „Met een collega ben ik in totaal zo’n twee weken bezig met meten rondom het festival.”
Couzij toont de Green Deal Circular Festivals monitor spreadsheet, die ITGWO gebruikt om de uitstoot in kaart te brengen. Dik driehonderd rijen aan data, van de kilometers die bezoekers en artiesten afleggen om er te komen tot de voetafdruk van de verkochte maaltijden. Couzij herhaalt vaak de disclaimer: het zijn benaderingen, gewogen gemiddeldes en berekende schattingen. In 2023 had het festival naar schatting een restuitstoot van 250 ton CO2, dat het compenseerde met investeringen in een regeneratief landbouwproject.
Niet iedere organisatie geeft zo open een kijkje in de duurzaamheidskeuken. Organisator MOJO, van onder andere de meerdaagse festivals Lowlands (65.000 bezoekers), Pinkpop (210.000 bezoekers) en Down the Rabbit Hole (50.000 bezoekers), deelt alleen de openbare cijfers uit 2022. Die cijfers zijn een optelsom van alle festivals en concerten die MOJO jaarlijks organiseert, zo’n tweehonderd evenementen per jaar, goed voor circa twee miljoen bezoekers. Uit de gepubliceerde factsheet blijkt dat de evenementen in 2022 samen een uitstoot opleverden van 21.458 ton CO2. Veruit het grootste aandeel, 14.024 ton (65 procent van alle uitstoot) komt van het vervoer van bezoekers naar de evenementen. Eten en drinken zijn goed voor 27 procent van de totale uitstoot. Toch valt er weinig af te leiden uit deze cijfers als het gaat om de specifieke impact van de grote, meerdaagse festivals van MOJO, waar hele andere factoren spelen dan tijdens een concert. Andere festivals die NRC benaderde, wilden niet meewerken.
Niet alleen hoe (en of) je meet, maar ook wát je meet is van belang. Zo neemt ITGWO de externe campings waar veel bezoekers slapen niet mee in de analyse. Op festivals waar de camping onderdeel is van het festival – en anders niet had bestaan – wordt dit meestal wel meegenomen, zoals bij Mojo.
Ook de klimaatneutraalheid die festivals nastreven is voor verschillende interpretaties vatbaar. Zo zijn er festivals die hun ‘onvermijdbare restuitstoot’, de CO2-uitstoot die nog niet vermeden kan worden, compenseren met bijvoorbeeld boomplantprojecten. „Veel bedrijven kopen uitstoot af en compenseren zo de CO2-uitstoot”, zegt Henk Volberda, hoogleraar strategie en innovatie aan de UvA. „Dat is natuurlijk heel mooi, maar het betekent niet dat ze klimaatneutraal zijn. Het betekent dat de keten niet helemaal gesloten is en het bedrijfsmodel van festivals nog niet volledig circulair is.”
2Wat móeten festivals doen aan duurzaamheid?
Er bestaan weinig officiële richtlijnen: er is geen nationale wet- en regelgeving en er zijn weinig subsidies. Wel mogen bedrijven volgens het Nederlands klimaatakkoord in 2050 nog maar een verwaarloosbare uitstoot hebben. In 2030 moet die al circa 50 procent minder zijn ten opzichte van 1990. Ook moet in 2027 90 procent van de plastic bekers en servies worden hergebruikt of gerecycled. Volberda: „Daar moeten festivals natuurlijk ook aan voldoen.”
Een aantal grote festivalorganisaties is in 2019 in samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Water een samenwerkingsverband gestart: de Green Deal Circular Festivals. 53 Europese festivals zijn intussen bij dit verband, waaronder ITGWO, Mysteryland en de festivals van Mojo. Hun doel: in 2025 een zo veel mogelijk een klimaatneutraal en circulair festival. De samenwerking is onderdeel van de ruim 300 Green Deals die in Nederland lopen, bedoeld om duurzame transities in verschillende sectoren te stimuleren.
Volberda: „Door veel bedrijven wordt een duurzaamheidsbeleid vaak gebruikt voor greenwashing en om reputatievoordelen te krijgen. Ze krijgen makkelijk financiering, maar doen in feite niks. Zo is het bij Mojo niet symbolisch, ze hebben volop ingezet op duurzaamheid en behalen zelf weinig financiële winst.”
Kees Lamers, duurzaamheidsmanager bij Mojo, vertelt: „Als wij hetzelfde blijven doen als we vijf jaar geleden deden, bestaan we over twintig jaar niet meer. Maar belangrijker is de opwarmende aarde, klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. We voelen ons medeverantwoordelijk.” Mysteryland en ITGWO zeggen die motivatie te delen. „Mysteryland bestaat nu dertig jaar en we willen het de komende dertig jaar ook kunnen blijven organiseren”, zegt Maarten van ’t Veld, duurzaamheidsmanager van ID&T, waarvan Mysteryland onderdeel is. „Dan moeten we goed zijn voor mens en planeet. We willen ook eventuele regelgeving vóór zijn en meeschrijven aan de wetgeving.”
Een berg afval in park de Wezenlanden, een dag na Bevrijdingsdag.
3Waar komt de meeste uitstoot vandaan rond festivals?
De meeste festivalorganisaties onderscheiden vijf duurzaamheidsdomeinen: transport, energie, eten en drinken, grondstoffen en water.
Op het gebied van energie zoeken festivals naar mogelijkheden. Vervuilende dieselaggregaten maken vaker plaats voor het vaste stroomnet, waterstofaggregaten of zonnepanelen. Mojo zet zoveel mogelijk in op het vaste net: 6 procent van hun CO2-uitstoot kwam in 2023 nog van dieselaggregaten. Volgens Lamers is dit niet overal mogelijk. „Bij Down the Rabbit Hole hebben we minder mogelijkheden dan bij Lowlands. Daar kunnen we een nieuw transformatorstation gebruiken, door het stroomnet van pretpark Walibi dat naast het terrein ligt.” Uit de openbare cijfers van Mojo blijkt dat die aansluiting dit jaar 12.000 liter diesel (10 procent) zal besparen ten opzichte van vorig jaar. ITGWO verbruikt grotendeels zonne-energie, een verwaarloosbare 1 ton CO2 (minder dan 1 procent van de uitstoot) komt nog vrij door het gebruik van duurzame biobrandstof.
Om het watergebruik terug te dringen, gebruiken de festivals van Mojo en Mysteryland al lang vacuümtoiletten. Minder dan 1 procent van de CO2-uitstoot van Mojo komt door het verwarmen van douchewater met propaangas. Op Mysteryland worden deze ook steeds vaker gebruikt. De vacuümtoiletten gebruiken maar een zevende spoelwater ten opzichte van spoeltoiletten. Mysteryland en Mojo onderzoeken ook of ze oppervlaktewater kunnen gebruiken in plaats van drinkwater.
Afval blijft een heikel punt voor de organisatoren. Lamers, duurzaamheidsmanager bij Mojo, legt uit dat er veel aandacht gaat naar achtergelaten partytenten en luchtbedden, maar dat er ook gekeken moet worden naar huis-, tuin- en keukenafval. „Verreweg het meeste campingafval komt van etensverpakkingen, weggegooide festivalgadgets en organisch afval van etensresten”, vertelt hij. Slechts 1 procent van Mojo’s uitstoot komt van de verbranding van restafval, eenzelfde percentage geldt voor ITGWO. Die laatste gebruikt alleen maar herbruikbaar servies en zoveel mogelijk recyclebare materialen.
Lowlands, Pinkpop en Down the Rabbit Hole proberen afvalscheiding op de campings te stimuleren door bezoekers vier verschillend gekleurde zakken te geven: oranje voor plastic, roze voor statiegeld, blauw voor papier en grijs voor restafval. „Dat werkte vorig jaar goed bij papier en statiegeld, maar plastic bleek lastig te scheiden. Mensen vinden dat in het dagelijks leven ook moeilijk.”
Eten en drinken vormt de op een na grootste bron van uitstoot. Bij alle Mojo-festivals is dat 27 procent, bij ITGWO naar schatting 21 procent. Een groot vegetarisch en veganistisch aanbod moet de uitstoot beperken.
Veruit de vervuilendste bron blijkt transport, met name het vervoer van bezoekers naar het festival. Bij ITGWO was dit in 2023 goed voor de helft van de CO2-uitstoot, ondanks de ‘goede reistoeslag’ van 10 euro die bezoekers op het festival terug konden krijgen als ze gereisd hadden met het OV, deelvervoer of per zeilboot. Het geld dat de organisatie overhoudt, gaat in een speciaal fonds waarmee het de CO2-uitstoot van het festival compenseert. ITGWO geeft jaarlijks zo’n 30.000 euro uit aan een regeneratief landbouwproject in Nederland en een bosbouwproject op IJsland. De fossiele diesel van de veerboot naar Vlieland probeert de organisatie te compenseren, door eenzelfde hoeveelheid biobrandstof in schepen op de Noordzee te tanken.
Bij alle gezamenlijke Mojo-festivals was vervoer verantwoordelijk voor 65 procent van de uitstoot in 2022, het laatste jaar van openbare cijfers. 33 procent van de bezoekers komt met het OV of georganiseerd busvervoer. Het streven is dat in 2030 te verdubbelen naar 60 procent.
4Kun je voor het milieu niet beter géén festival organiseren?
„Je kunt ook stoppen met leven, dat is qua uitstoot ook beter”, zegt Couzij. Hij noemt het een dooddoener. Daarom zetten ze in op een zo duurzaam mogelijk festival, dat mensen hopelijk inspireert ná het festival ook duurzamere keuzes te maken. Couzij: „Een festival is een ideaal laboratorium om duurzaamheidsoplossingen te zoeken en kan een aanjager zijn voor de transitie in de maatschappij.”
Die voorbeeldfunctie noemen alle organisatoren. Lamers: „Op een festival zijn mensen blij. Ze staan open voor nieuwe dingen, ook voor ‘goed’ gedrag. Als je dat goed faciliteert, kun je dat bereiken.” UvA-hoogleraar Volberda sluit zich hierbij aan. „Jonge festivalbezoekers zijn flexibeler en adaptiever. Op festivals zien ze wat duurzaamheid óók kan zijn, niet alleen als iets wat grote bedrijven verkeerd doen. Dat kan leiden tot gedragsverandering en dat noemen we ook wel imprinting behaviour.”
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt jaarlijks geld beschikbaar om duurzaamheidspilots te testen op festivals. Een succesvol voorbeeld is het grootschalige gebruik van accu’s, vertelt Van ’t Veld, duurzaamheidsmanager van ID&T waarvan Mysteryland onderdeel is. „Die zijn op festivals getest en worden nu in de bouw gebruikt.” Het gebruik van waterstofaggregaten wordt nog getest.
Dit jaar is Mysteryland een van de festivals met een project van het ministerie, gericht op duurzaam vervoer. De focus ligt op het verminderen van autoverkeer en het stimuleren van openbaar vervoer, fietsen en deelvervoer om op het festival te komen. Van ’t Veld: „We willen dat de duurzaamste optie ook de meest logische wordt, qua tijd en geld. De overheid staat voor dezelfde uitdaging in de maatschappij, zij kunnen aan de hand van onze resultaten verder opschalen. De subsidie voor de pilot is niet groot, maar met de NS of Arriva komen we normaliter moeilijk in contact. Nu denken zij mee en dat is handig.”
5Merkt de bezoeker het duurzaamheidsbeleid ook in de portemonnee?
Ja, vertelt Lamers: „Al is het lastig zeggen welk deel van een ticketprijs daardoor stijgt. Alle kosten om een festival te organiseren zijn geëxplodeerd: van vergunningen regelen tot artiesten boeken en de productie. Duurzaamheidsmaatregelen dragen daar ook aan bij, maar je kunt die kosten niet los terugrekenen.”
Een 31-jarige man met een jong gezin krijgt in 2022 te horen dat hij een zeldzame vorm van longkanker heeft. Er zijn uitzaaiingen, onder andere naar de ruggenwervels en de hersenen.
In het Radboud UMC in Nijmegen loopt op dat moment een studie naar een nieuw en levensverlengend geneesmiddel, Enhertu. In de hoop voor deze medicatie in aanmerking te komen, meldt de patiënt zich aan. Maar na loting komt hij in de controlegroep terecht voor behandeling met de reguliere geneesmiddelen.
Na een tijdje slaat de medicatie niet meer aan en volgt verdere behandeling in het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam. De zieke man zet alles op alles om behandeld te worden met Enhertu. Maar het medicijn staat ‘in de sluis’ voor dure geneesmiddelen. Dat betekent dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en AstraZeneca, de farmaceut, nog moeten onderhandelen over de prijs. Het middel wordt niet vanuit het basispakket vergoed.
In Zwitserland vindt de patiënt een ziekenhuis dat hem wel met Enhertu wil behandelen, maar dat is kostbaar en intensief: elke drie weken op en neer voor een behandeling van 13.500 euro, waar de reis- en verblijfkosten nog bovenop komen. Dankzij een crowdfundingsactie lukt het voorlopig de kosten te dekken.
De zieke man probeert intussen alsnog Enhertu in Nederland te krijgen, zowel via het Antoni van Leeuwenhoek als via AstraZeneca. AstraZeneca besluit, na dreiging met een kort geding door de advocaat van de patiënt, het geneesmiddel alsnog gratis te verstrekken voor een behandeling in het Antoni van Leeuwenhoek. Na enkele maanden blijkt ook Enhertu niet meer effectief. De patiënt overlijdt in 2024.
De uitspraak: het ziekenhuis is niet aansprakelijk
Bij de rechter stelt de erfgename het Antoni van Leeuwenhoek aansprakelijk voor het niet ter beschikking stellen van Enhertu, terwijl het medicijn wel in de apotheek van het ziekenhuis lag. Daardoor is ruim drie maanden vertraging ontstaan in de behandeling met Enhertu, met nog meer uitzaaiingen tot gevolg, stelt zij. Zonder deze vertraging zou de man meer tijd hebben gehad met zijn vrouw en zijn twee jonge kinderen.
Maar de rechtbank geeft het ziekenhuis gelijk. Dat stelt dat het Enhertu niet kon voorschrijven, omdat het in ‘de sluis’ stond en daardoor niet beschikbaar was. Het medicijn in de apotheek was uitsluitend bestemd voor deelnemers aan de studie met Enhertu in het Antoni van Leeuwenhoek. De rechtbank wijst de zaak af, zodat ook de eis tot schadevergoeding van tafel gaat.
Het commentaar
„Deze zaak illustreert dat de farmaceut bepaalt wat er op de markt komt”, vertelt Tessa van den Ende, advocaat gezondheidsrecht bij ZO. advocaten. „Als een medicijn in de sluis staat, moet je voor behandeling daarmee toegelaten worden tot een studie óf je moet wachten tot het in het basispakket komt.” Maar die tijd is er soms niet, zo laat deze zaak zien.
Van den Ende: „Een mogelijke uitkomst biedt ‘compassionate use’, voor de schrijnende gevallen die rechtvaardigen dat een patiënt gratis een geneesmiddel uit de sluis krijgt.” In deze zaak diende de behandelend arts van het Antoni van Leeuwenhoek een verzoek hiervoor in, maar weigerde AstraZeneca aanvankelijk. Van den Ende: „Juridisch gezien mag dat, maar je kunt je afvragen of het moreel gezien ook altijd toelaatbaar is.”
Of een farmaceut compassionate use honoreert, is lastig te voorspellen. Volgens Van den Ende is het een kwestie van net de goede snaar raken bij de fabrikant. Of van het onder druk zetten van de farmaceut, bijvoorbeeld via patiëntenverenigingen, de media of de politiek. In deze zaak gaf de dreiging van een kort geding mogelijk de doorslag.
Van den Ende: „Voor de betrokkenen is het heel aangrijpend als iemand geen toegang heeft tot een geneesmiddel. Gevoelsmatig zou je die belemmering altijd willen wegnemen. Maar de sluis is een politiek middel om de gehele gezondheidszorg betaalbaar te houden.”
Vorig jaar haalde de minister van VWS Enhertu na ruim drie jaar uit de sluis voor een specifieke groep borstkankerpatiënten. Het Zorginstituut Nederland adviseerde eerder over een prijsreductie van minstens 45 procent te onderhandelen. Wat de prijs uiteindelijk geworden is, is geheim.
Dure geneesmiddelen staan steeds langer in de sluis, volgens gezondheidseconoom Renaud Heine van de Erasmus Universiteit. NRCinterviewde hem eerder over de toegang tot dure kankergeneesmiddelen. Volgens Heine wil Nederland wel innovatie, maar voor een maatschappelijk aanvaardbare prijs. Heine: „Met als risico dat farmaceuten nieuwe geneesmiddelen niet zo snel meer in Nederland aanbieden.”
In deze zaak wilde de patiënt Enhertu zo nodig zelf betalen voor behandeling in het Antoni van Leeuwenhoek, maar het ziekenhuis weigerde omdat het geen ongelijkheid wil tussen vermogende en minder vermogende patiënten. Heine: „Er zijn landen waar die ongelijkheid geen bezwaar is, maar in Nederland is dat principe diep verankerd.” De rechter kon zich in die weigering vinden.
‘Maar even voor de duidelijkheid…” Zelfs Sam Hagens klonk nu enigszins bezorgd. „U roept níét op om hiermee door te gaan, hè?” „Dat was de vraag niet”, zei Gijs Tuinman; een frase die de demissionair BBB-staatssecretaris van Defensie maandagavond bleef herhalen.
In het weekend besloot een groep mensen in Ter Apel voertuigen staande te houden om te kijken of daar asielzoekers in zaten. Hun illegale, intimiderende actie noemden ze ‘grenscontroles’. Die zelfgekozen term was blijkbaar catchy genoeg om in vrijwel alle berichtgeving te worden overgenomen – soms met aanhalingstekens, soms zonder. In Goedenavond Nederland (WNL), waar geregeld een balkje in het scherm verschijnt met daarop de thema’s die die aflevering besproken zullen worden, ontbraken de aanhalingstekens.
De vraag die Hagens aan Tuinman had gesteld, was: „Wat vindt u van deze actie?” Ja, ach, het was niet zijn portefeuille, en bovendien was meneer Tuinman er zelf niet bij geweest. Wist hij veel wat er precies was gebeurd. Maar wat hij zich wél voor kon stellen, was dat „als je in de buurt van Ter Apel woont, je het best weet welke busjes het zijn waar mensen mee overkomen”. „Dus u heeft er eigenlijk wel begrip voor”, zei Hagens. „Ik heb er wel begrip voor”, beaamde Tuinman. „Of het handig is om te doen… dat is een andere vraag.” En niet eentje die Tuinman wenste te beantwoorden, zo bleek. In plaats daarvan plaatste hij in gedachten een vraagteken achter Hagens’ statement en bleef hij het hele item diezelfde denkbeeldige vraag beantwoorden: had hij er begrip voor? Ja, hij had er begrip voor. De burgers maakten zich zorgen, hè. Vanwege asiel. Altijd vanwege asiel.
In de vrolijk rechtse studio groeide nu het ongemak, terwijl de sfeer er net nog best lekker in had gezeten. De laatste ontwikkelingen in Den Haag waren opgewekt doorgenomen. Dilan wilde niet meer met Geert in zee – dat was me wat! „Wat waren nou de smaken en de moeilijkheden hierbij?”, had presentatrice Welmoed Sijtsma aan politiek verslaggever Tessa van Viegen gevraagd over Yesilgöz’ afweging. „Het moeilijke is natuurlijk dat de VVD haar kiezers een rechts beleid wil beloven op het gebied van asiel. En dat kan je heel moeilijk waarmaken met linkse partijen, dat hebben we de afgelopen jaren gezien”, had Van Vliegen geantwoord, terugkijkend op jaren van niet-linkse kabinetten.
Trouwens: het afgelopen kabinet was ook niet echt rechts, vond sidekick Jort Kelder. „De PVV is eigenlijk de SP op het gebied van economie. Alleen cultureel zijn ze zeer behoudend.” Hij keerde zich naar Tuinman. „De BBB is… wel behoorlijk rechts, toch?” „Sociaal conservatief”, verbeterde Tuinman, die verder nog kwijt wilde dat hij elke dag bezig was met „besluiten nemen en verantwoordelijkheid nemen”.
Hoe bevrijdend moet het zijn om te leven in een wereld waarin woorden niets meer betekenen. Links is rechts en rechts is links; zeggen dat je verantwoordelijkheid neemt staat gelijk aan verantwoordelijkheid nemen. Asiel houdt iedereen bezig als we maar blijven zeggen dat asiel iedereen bezighoudt. Op die manier gaan er werelden voor je open: je kunt carrière maken bij verschillende omroepen of zelfs in de Kamer terechtkomen, en als je eenmaal in de Kamer zit heb je misschien wel tijd over om een leuk programma te maken voor Ongehoord Nederland. Kamerlid Dion Graus (PVV) is bijvoorbeeld nog steeds elke maandag iemand tot dierenridder aan het ridderen in Dierenridders. Fijn, toch?
Maandagavond had ik heel even de hoop dat de WNL-presentatoren uit hun vrijheidsroes ontwaakten. Ik meende iets van schrik in hun ogen te zien toen ze zich realiseerden dat Tuinman wel een heel eigen blik op de werkelijkheid had ontwikkeld. Toen zei Hagens: „Oké, we laten het hierbij.” „Hè”, zuchtte Sijtsma opgelucht. En ze droomden lekker verder.
Onlangs kwam mijn achternichtje logeren en omdat ze een paar dagen van huis zou zijn had ze een dokterstas aan crèmes, nachtmaskers en wenkbrauwserums meegenomen, alsof mijn huis een soort Tsjernobyl is waar je na één overnachting er meteen uitziet als Keith Bakker (en ja ik weet dat hij dood is).
Gefascineerd keek ik toe hoe ze zich ’s avonds overgaf aan ‘face-taping’: de TikTok-hype waarbij je een soort plakband plaatst op rimpelgevoelige ‘zones’. Daarnaast plakte ze op droge plekken stickers met voedende oliën, en over haar mond ging een grote pleister met groene thee extract.
„Wacht maar tot je mijn morning shed ziet”, murmelde ze.
De volgende ochtend, na het verwijderen van alle bandages (ik moest denken aan die keer toen mijn bidsprinkhaan Xena vervelde) was haar huid zo glad als de kont van een baby. Wat een resultaat kon zijn van alle tape, wonderolie en haar lithium gezichtsroller maar misschien ook gewoon lag aan het feit dat ze negentien is.
„Voorkomen is beter dan genezen”, zei ze.
„En wat wil je precies voorkomen?” vroeg ik, waarna ze haar blik beledigend traag over mijn hoofd liet gaan.
Omdat ik stam uit een tijd waarin de enige zonbescherming frituurvet was besloot ik om haar methode een kans te geven. Ze tapete mijn voorhoofd, smeerde mijn wangen in met brandwondenzalf en belegde mijn wallen met caffeïne-pads. Daaroverheen spande ze een Koreaans collageenmasker dat voelde alsof ik met mijn gezicht in een emmer behanglijm was gevallen.
Toen ze sliep zocht ik op mijn telefoon naar de wetenschappelijke onderbouwing deze mummificatie. Die vond ik niet, wel kwam ik artikelen tegen over de opkomst van dermorexia, een obsessie met hoe de huid eruitziet, waar vooral meisjes aan lijden. Wat begint als een onschuldige schoonheidsroutine blijkt makkelijk te kunnen omslaan in een vorm van obsessief-compulsief gedrag.
Ergens leek het me het een begrijpelijke ontwikkeling. Steeds meer jonge vrouwen voelen zich, dankzij de gekke wereld waarin ze zich bevinden, machteloos en onveilig. Die avondlijke momenten voor de spiegel vormen misschien een kleine afleiding van de waan van de dag. Tot de kleine afleiding natuurlijk verandert in een reeks dwanghandelingen en zo een nieuwe bron van onrust wordt.
Toen mijn nichtje de volgende dag mijn gezicht uitpakte (en dankzij de kleefkracht van de pleisters het ook onbedoeld onthaarde) deelde ik mijn bezorgdheid over alle tijd en aandacht die ze in haar uiterlijk stak.
„Ik wil er gewoon goed uitzien”, zei ze.
„En dan?” vroeg ik.
„En dan wat?”
„Nou, wat ga je doen als je er goed uitziet? Wat zijn je plannen daarna?”
Ze mompelde dat ik stil moest blijven zitten, ze was nog niet klaar, trok
met vinnige rukjes de resterende maskers van me af.
Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.
In de Tweede Kamer, vorige week woensdag, is Dick Schoof net gaan zitten voor het debat over de val van zijn kabinet. Hij heeft zijn stoel aangeschoven en kijkt de zaal in. Naar Geert Wilders, die niet naar hém kijkt. Dan krijgt Schoof van een Kamerbode te horen dat hij weer moet gaan staan, er wordt een nieuw Kamerlid beëdigd. VVD’er Simone Richardson neemt de plek in van Roelien Kamminga, die burgemeester wordt in Groningen.
De vorige dag had Wilders in zijn werkkamer een eind gemaakt aan het kabinet en in de gang van NSC, op de zevende verdieping, was er gehuild. In peilingen staat NSC al een tijdje op één zetel. Van de twintig Kamerleden en meer dan vijftig medewerkers heeft na de verkiezingen misschien niemand nog een baan. Er zijn ook zorgen bij de Kamerleden die nog bij niemand zijn opgevallen, de backbenchers. Tot de val van het kabinet konden zij denken: mijn tijd komt nog wel. Nu niet meer. In de fractie zijn al hun collega’s concurrenten geworden voor een plek op de kandidatenlijst. Niemand gunt je nog iets.
En wat kun je dan als nieuw Kamerlid?
Simone Richardson ziet er woensdagochtend vrolijk uit. Ze krijgt bloemen, VVD’ers komen haar omhelzen. Ze is 53, ze heeft een eigen sportadviesbureau, en het is al de vierde keer dat ze wordt beëdigd als Kamerlid. Ze verving eerst Ockje Tellegen, die een burn-out kreeg, daarna Bente Becker, die zwanger was. En na de val van Rutte IV kwam ze in de plaats van Mariëlle Paul, die demissionair minister werd voor Onderwijs. „Ons draaideur-Kamerlid”, zegt een VVD’er.
In het café van de Tweede Kamer, donderdagmiddag, vraag ik haar hoe het is om de vaste invalkracht te zijn van de VVD. En misschien komt het omdat er twee voorlichters bij zijn. Ze kan het ook zelf hebben bedacht. Wat ze zegt is: het is „eervol” om Tweede Kamerlid te zijn en ze voelt een „grote verantwoordelijkheid” om haar werk goed te doen. Ze was „teleurgesteld” ja, toen bleek dat haar „minder tijd gegeven was”. „Maar ik ben iemand die makkelijk de knop omzet. Ik kijk liever vooruit.”
Ze zegt ook wat VVD-leider Dilan Yesilgöz heel vaak zegt: ze wil „het verschil maken”. Nog voor de zomer is er een debat over sport en daar wil ze „een mooie rol” spelen. Ik probeer zo neutraal mogelijk te vragen aan welke rol ze denkt, met nog maar zo weinig tijd. Dat mislukt. Ze vindt het „een gekke vraag”, ze is „net 24 uur Kamerlid” en moet zich nog gaan inlezen.
Na twintig minuten met drie keer „het verschil maken” en twee keer „een bijdrage leveren”, zeg ik dat ik het nog steeds niet snap: wáárom doet ze dit? Een van de voorlichters lijkt net zo geïrriteerd te zijn geraakt als ik, maar dan over mij. Hij wil het „omdraaien”. Zou ik het „oké” vinden dat mensen op een kandidatenlijst gaan staan, maar ‘nee’ zeggen als het kabinet is gevallen?
Voor de VVD, dat is zeker, zou het niet oké zijn. Bij de stemmingen op dinsdagmiddag heeft élke partij álle Kamerzetels nodig. Iemand moet het doen. Maar als je dat over jezelf zegt, is het dan nog ‘eervol’?
Simone Richardson had er niet aan gedacht om het tegen mij te zeggen, zegt ze. Omdat ze het „zo vanzelfsprekend” vindt. „Ik doe het voor mijn kluppie.”
Petra de Koning doet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])
Bij Van Munster Recyclers in Oss is het schering en inslag. Als een vrachtwagen een hoop oud papier op de vloer kiept, begint links en rechts muziek te spelen. „Happy Birthday to you.” Of, rond de feestdagen: „We wish you a merry Christmas.”
„Zolang zo’n kaart blijft afspelen, kunnen we hem traceren”, zegt Jan van Munster, eigenaar van het papierrecyclingbedrijf. „Maar het kan ook gebeuren dat we er een missen. Door alle bewegingen die het oud papier maakt tijdens het proces – van het samenpersen van het papier in de vuilniswagen tot het kiepen in de hal en het zeven – kan zo’n kaart in de fik vliegen.”
Papierrecyclers hebben veel last van branden door batterijen die bij het oud papier belanden. De branchevereniging voor papierrecyclers FNOI spreekt van „een groot aantal branden” met „enorme gevolgen”. Daarmee doelt ze op financiële schade en gezondheidsrisico’s voor het personeel.
Mensen zien een zingende wenskaart onterecht als oud papier. Net als kinderboekjes met geluid. Bladzijden waarop de kikkers echt kwaken of de blokfluit echt fluit. Ook grotere accu’s belanden bij het oud papier. Boormachineaccu’s bijvoorbeeld.
Dat kan per ongeluk gebeuren in een garage of, zo vermoeden recyclers, iets te maken hebben met dat in een deel van de gemeenten betaald moet worden per hoeveelheid aangeboden restafval. De papiercontainer is dan blijkbaar een aanlokkelijk alternatief. In ieder geval is het een probleem dat de afgelopen vijf jaar flink toenam, ziet de branche.
„Gisteren hadden we er weer een”, zegt Van Munster. „Het bleek een rookmelder met een negenvoltbatterij erin.” Tijdens het zeven (waarbij karton wordt gescheiden van drukwerk als kranten) viel een brandende rookmelder in een bak papier. „Gelukkig stonden we er met onze neus bovenop en werd er meteen alert gereageerd. Maar batterijen kunnen ook langzaam warm worden en uren later pas ontvlammen.”
Vier maanden eerder kwam er bijvoorbeeld rook uit een berg papier die het personeel al uren niet had aangeraakt. „Gelukkig gebeurde het nog net om vijf uur ’s middags en niet ’s nachts. We zagen het nog gebeuren.”
Sprinklers zijn niet meer genoeg. Recyclers als Van Munster hebben nieuwe (dure) warmtedetectiecamera’s moeten kopen. En betalen flink meer aan hun verzekeringspremies. „Het zorgt vooral voor onrust en zorgen”, zegt Van Munster. „Wij twijfelen eerlijk gezegd of we nog wel met huishoudelijk papier verder willen. In het bedrijfsafval zien we veel minder van dit soort accu’s.”
Zingende wenskaarten horen (net als ander elektrisch grut) ingeleverd te worden in inzamelbakken bij de supermarkt of bij de gemeentelijke milieustraat. Maar vooral dat laatste gebeurt erg weinig. Dat weet Erik Schalk, directeur van Road2Work. Road2Work is een sorteerder van afgedankte elektrische apparaten met drie vestigingen in Nederland. Het bedrijf krijgt containers met elektrische apparaten uit de milieustraat aangeleverd en sorteert ze uit. „Onze medewerkers kunnen zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst een zingende kaart hebben gezien.” Die worden niet als elektrisch apparaat herkend. „Papier gaat bij het papier.” Boekjes met geluid komen volgens Schalk vaker (maar nog steeds zelden) bij de milieustraat terecht.
Zingende wenskaarten „hadden nooit op de markt moeten komen”, zegt Schalk. „Er zitten hele kleine knoopcelbatterijen in. Die kunnen ook gewoon in brand vliegen.”
Bovendien zijn de batterijen niet leeg als ze bij het oud papier belanden. „Je wordt knettergek van zo’n kaart en gooit ’m weg”, zegt Schalk. „De batterij zit dan nog vol power. Een knoopcelletje in papier… het hoeft maar te vonken of het brandt.”
Hoewel Schalk geen kaarten binnenkrijgt via de milieustraat heeft hij wel brand gehad van andere knoopcelbatterijen. Afkomstig van paslezers van een bank. „Iemand bij ons had niet goed opgelet en twintig van die batterijen in één bak gedaan”, zegt Schalk. „Er ontplofte er één en het was als vuurwerk dat tot tien meter wegschoot. Wij hebben nog een brandgat in een poster die hier hangt. Andere brandende delen kwamen op het dak van ons kantoor terecht.”
Naast warmtedetectiecamera’s hebben bedrijven vaak ook hun eigen creatieve manieren om met brandende batterijen om te gaan. Road2Work heeft bijvoorbeeld steekwagens met zand erin klaarstaan, met een barbecuetang, om een ontvlammende batterij snel weg te kunnen brengen. Een ander bedrijf heeft dan weer een bak water staan, met tuinhandschoenen en een hark ernaast (om de batterij in de bak te schuiven).
Statiegeldsysteem
Het echte probleem is niet het brandgevaar, zegt Schalk, maar dat producenten overal maar een batterij in stoppen. „Kaarsen met lampjes erin. Een borstel met een massagefunctie. Een dweilstok die er een geurtje bij spuit. Wie verwacht er nou van een dweilstok dat er een batterij in zit?”
Het is verspilling van bijvoorbeeld lithium of nikkel, zeker als de batterijen ook nog eens verkeerd worden weggegooid. En dat niet alleen, de batterijen zitten vaak dusdanig verstopt dat ze zelfs voor personeel van sorteerbedrijven moeilijk te vinden zijn. „Je hebt tig maten, tig kleuren, tig vormen”, zegt Schalk. „Soms zijn ze in het product verlijmd en zijn ze niet eens door de consument te verwijderen. Dan lijkt het een stuk plastic. Ik zou ervoor pleiten dat we met de Europese Unie afspreken maar één kleur en een paar maten batterij toe te staan. Dan kunnen wij ze veel makkelijker verwijderen.”
De branchevereniging van papierrecyclers pleit zelf voor een statiegeldsysteem voor batterijen. „Papierrecyclers kunnen allerlei maatregelen nemen, zoals warmtedetectiecamera’s”, zegt directeur Lennert Vermaat. „Maar uiteindelijk zouden er gewoon geen batterijen bij het oud papier moeten zitten. Een statiegeldsysteem geeft een financiële prikkel om het netjes gescheiden in te leveren.”
Eigenlijk was het een dag zoals alle anderen, vertelt gastouder Patricia (59). Nadat mama de drieënhalfjarige Dax afzette liep hij naar binnen en ging spelen en kleuren. „Tussen de middag hebben we nog lekker een boterhammetje gegeten.” Daarna ging Dax op de bank liggen. „Een minuut later was hij vertrokken. Hij was zo moe.”
Patricia werkt al 24 jaar in de kinderopvang. Aanvankelijk in loondienst, maar sinds 2007 runt ze haar eigen opvang: thuis, in Brabant. In haar eentje vangt ze dagelijks vijf kinderen op in de leeftijd van nul tot vier jaar. Onder wie dus Dax – „een lief vrolijk mannetje, speels, niks op aan te merken” – die een dag per week komt.
Of beter gezegd: kwam. Want sinds 12 maart is Patricia’s opvang gesloten. „Ik werd gebeld en moest dicht.” Vervolgens ontving ze „hartverscheurende” filmpjes van kindjes die moesten worden ondergebracht bij andere gastouders. „De kinderen hebben heel erg moeten huilen en mij moeten missen nu de zaak gesloten is.”
De sluiting hangt samen met de aantekening op haar Verklaring Omtrent Gedrag. Patricia wordt namelijk verdacht van mishandeling, van Dax. En daarom staat ze deze maandag voor de politierechter in Breda. Ook de ouders van Dax zijn aanwezig, bijgestaan door een medewerker van Slachtofferhulp Nederland.
Terwijl ze Dax optilt en meeneemt roept hij ‘nee, nee, nee’
Dax kwam namelijk thuis met verkleurde oren met schrammetjes en krassen. En als zijn ouders vragen hoe dat komt trekt hij aan zijn oren en zegt „Tischa, Tischa”: de opvangnaam voor Patricia. De ouders maken een filmpje waarin ze Dax ondervragen en hij dat herhaalt. Diezelfde avond nog doen ze aangifte bij de politie. Een forensisch arts wordt ingeschakeld, die constateert dat Dax’ oorletsel kan komen doordat die hard aan zijn oren is getrokken.
De mishandeling zou moeten zijn gebeurd kort nadat Dax tijdens zijn dutje op de bank in zijn broek plaste en wakker werd. Vanwege dat geluid snelt Patricia, die dan op de wc zit, naar hem toe. Op camerabeelden, vertelt de rechter, is te zien dat Patricia hem optilt en meeneemt naar de gang waar de camera geen zicht op heeft. Terwijl ze Dax tilt roept hij ‘nee, nee, nee’. Zijn gejammer gaat op de gang over in gehuil en gekrijs.
Patricia zegt Dax op de gang – haar vaste verschoonplek – schone kleren te hebben aangetrokken. Daarna is te zien dat de twee rustig op de bank zitten en een filmpje op haar telefoon kijken. De rechter vraagt Patricia of zij een idee heeft waarom Dax haar heeft genoemd? „Ik durf het niet te zeggen, ik denk dat zijn hoofdje is overgelopen”, verwijst ze naar het weekend ervoor toen zijn oma overleden was.
Het verhaal van Patricia, die een donkerblauw pak, nette blouse en sjaaltje draagt, overtuigt de officier van justitie niet. Hij spreekt van een ernstig feit waardoor niet alleen het vertrouwen in Patricia, maar ook in gastouders in zijn algemeenheid wordt geschonden. Hij eist een taakstraf van zestig uur.
Nadat ze hoorde dat ze werd verdacht van kindermishandeling stortte haar wereld volledig in
Dat gaat Patricia’s advocaat Henk van Asselt veel te ver. Hij benadrukt dat zijn cliënte de politie juist wees op het bestaan van camerabeelden. Hij wijst erop dat Patricia geen strafblad heeft en dat haar bestaanszekerheid op het spel staat. Nadat zij hoorde dat zij verdacht werd van kindermishandeling en zou worden aangehouden, stortte haar wereld volledig in. Het door de ouders van Dax gemaakte filmpje wuift hij weg omdat sprake is van beïnvloeding. „Dat is natuurlijk niet een verklaring die een minderjarige in alle openheid en vrijheid heeft afgelegd.” Hoe het letsel aan Dax’ oor dan is ontstaan, weet Van Asselt niet. Hij oppert dat het in een onbewaakt moment ook door een van de andere aanwezige kinderen kan zijn toegebracht.
De medewerker van Slachtofferhulp vindt dat alternatieve scenario raar. Als een ander kind het deed, dan hadden de camerabeelden daarvan door Patricia en de advocaat toch aangeleverd kunnen worden? Terwijl Dax’ moeder hevig knikt benadrukt hij dat de beelden van Dax die na het vermeende oortrekken rustig op de bank een filmpje kijkt helemaal geen rustige Dax laat zien. „Hij zit daar niet rustig. Hij zit daar geschrokken. Ik kan me voorstellen dat je niet meer durft te jengelen.”
Het oordeel
De politierechter sluit het onderzoek en doet zoals gebruikelijk meteen uitspraak. Ze richt haar blik streng op Patricia en zegt dat de officier van justitie terecht heeft opgemerkt dat ouders die hun kind naar de dagopvang willen dat hun kind veilig is en daarop moeten kunnen vertrouwen.
Ze beschrijft het door de ouders gemaakte filmpje waarin Dax aan zijn oren trekt en als zijn ouders vragen wie dat deed, hij „Tischa” antwoordt. Ze vertelt ook dat Dax nog geen vier jaar oud is en kinderen van die leeftijd erg bevattelijk kunnen zijn voor suggestie en vreemd kunnen verklaren. Wat zulke kinderen zeggen is moeilijk voor een rechter om te toetsen.
Bij een zaak als deze, vertelt de politierechter, moet ze al het bewijs wegen: de camerabeelden van die middag, het filmpje van Dax bij zijn ouders, het rapport van de forensisch deskundige en ook de verklaring van Patricia. „Ik kan niet zonder redelijke twijfel zeggen dat onomstotelijk blijkt dat u Dax mishandeld heeft.”
De rechter wijst erop dat er aan Dax als bron veel mitsen en maren zitten. Die hebben niets met hem persoonlijk te maken, maar wel met zijn nog zeer jonge leeftijd. Ze benadrukt dat de politie en OM hebben nagelaten Dax in een speciale verhoorstudio voor kinderen te laten ondervragen en geen (kinder)gedragsdeskundige hebben geraadpleegd. Ook het forensisch rapport vindt ze te mager. En dus wordt Patricia vrijgesproken.
Als Dr. Banana ‘Still Flexin’ van Jamie Coins in zijn housemix draait, lijkt een gelukzalig gevoel zich meester te maken van de Ring, een ingenieus en artistiek podium op Horst Festival in het Vlaamse stadje Vilvoorde. Op een pleintje bezaaid met betonblokken, tussen hoge muren vol graffiti, staat een metalen constructie in de vorm van een cirkel. De palen zijn felgeel geschilderd. Er binnen, in de stralende zon, staan honderden mensen te dansen. Ik sta op een verhoging bij de geluidsman, en kijk uit over een zee aan (half) ontblote lijven.
Als Dr. Banana een remix van hiphopklassieker ‘Put Your Handz Up’ van The Whooliganz opzet, begint het te stomen. Dit is het gouden uurtje. De dikke bas dondert niet, maar doet het publiek zacht, synchroon hossen. Ja, dit is het ware festivalgevoel. Dat gevoel dat je helemaal op kan gaan in het nu. Deel van dat festivalgevoel is ook: reikhalzend uitkijken naar een niveautje hoger, lekkerder, intenser. Naar dat moment net ná het gouden uurtje, waarop de plastic zakjes verschijnen, de envelopjes worden opengevouwen en de sleutelbosjes beginnen te rinkelen. Het startschot voor een vlammende nacht, gegeven door een pilletje, een likje, een snuifje.
Drugs horen bij festivals als de nacht bij de dag. De oplettende kijker ziet het gebruik aan de kauwgomkauwers, de ijsjeslurkers, de lippenlikkers, de zonnebrillen, de handen die net wat te grijpgraag op schouders worden gelegd, de friemelende, rusteloze vingers en aan de dansers. De extatische bewegingen. Het zweet, de strakke kaken, de ietwat verbaasde blikken. Vandaag lijkt zowat iedereen zich eraan over te geven. Maar waarom gebruiken we zo graag drugs op festivals? En wat doet het met de festivalbeleving?
In België is drugsbezit en -gebruik verboden. In Nederland officieel ook, maar wordt een gebruikershoeveelheid gedoogd. Toch zegt in België ongeveer de helft van de mensen die uitgaan illegale drugs te gebruiken. Op dancefestivals ligt dat percentage nog wat hoger. In Nederland had in 2023 bijna driekwart van alle club- en festivalbezoekers (16-35 jaar) drugs gebruikt, zo blijkt uit het Grote Uitgaansonderzoek dat het Trimbosinstituut om de vier jaar uitvoert (voor het laatst in 2023). Meer dan de helft van deze uitgaanders gebruikte ecstasy en MDMA. Ook zeer populair: cannabis, cocaïne, ketamine en 3-MMC (een moderne, zogeheten ‘designer drug’, waar je euforisch van wordt en lang op kan doorgaan).
Er is een trend in het gebruik van zogeheten stimulerende middelen – spul waar je van gaat ‘aan’ staan. Meest duidelijk is dat bij 3MMC: in 2020 gebruikte nog maar 8,9% van de uitgaanders 3-MMC, in 2023 was dat 33,7%. Ook gebruiken uitgaanders meer cocaïne dan in 2022, terwijl ketamine, waardoor je in een droomachtige roes raakt, op hetzelfde, relatief hoge niveau blijft.
Drugsgebruikers zijn zich sinds de coronacrisis roekelozer gaan gedragen, aldus preventiedeskundige Martha de Jonge van het Trimbos: ze gebruiken meer drugs door elkaar, en ook meer na elkaar. Dat doen ze volgens De Jonge zonder goed op de hoogte te zijn van de werking en de risico’s van de drugs zelf, of de effecten van het mixen. En dus zijn er ook meer gezondheidsincidenten dan een paar jaar geleden. Uitgaanders zelf zien juist veel positieve effecten. Volgens het Trimbos gebruikt bijna de helft van hen drugs op festivals en in nachtclubs om vriendschappen te versterken en om spanningen uit het dagelijks leven te verminderen. Ook een fijne, positievere omgang met anderen is een veelgenoemde reden om drugs te gebruiken.
Snuifje ketamine
J. (30), die niet met zijn naam in de krant wil, ook niet met zijn voornaam, neemt naast mij een snuifje ketamine. „Ik blijf maar 1 nachtje, dus ga niet al te gek doen.” Hij heeft van alles bij zich: een halve gram ketamine, een halve gram cocaïne, een halve gram speed en een halve gram MDMA. „Of ik het allemaal ga gebruiken? Nee dat is wel heel veel. Ik wist gewoon niet waar ik zin in had, dus heb alles meegenomen.”
Tussen de bezwete lijven in, staan drie meiden om een piepklein zakje heen. Een van hen, met rood haar, duwt haar pink erin, de roze kristallen plakken eraan vast. Ze stopt haar vinger diep in haar mond en neemt direct erachteraan een grote slok bier. Speciaalbier wel te verstaan. Uit een groot, bol glas. Duvel, we zijn immers in België. Haar vriendinnen doen hetzelfde. Nog eentje? Nee, ben voor nu wel even goed, hoor ik de roodharige zeggen. „Zin in een wijntje.” Alcohol is natuurlijk ook een drug, dat door maar liefst 98,2% van de uitgaanders gebruikt wordt.
Een beetje weggestopt in een straatje met aan weerszijden bakstenen huisjes met studio’s en werkplaatsen, aan de rand van het terrein, staat een kraampje, een ‘infostand’.
„Hebben jullie misschien zo’n kaartje voor me?”, vraagt een bezwete jongen in een wit hemd aan de mensen van het kraampje. Het is van non-profitorganisatie Safe ’n Sound, dat onder coördinatie van Vlaams expertisecentrum voor alcohol en andere drugs (VAD), op festivals en evenementen voorlichting geeft over drugs en focust op het beperken van risico’s en schade bij middelengebruik. Ook richt de organisatie zich op het bespreekbaar maken van bredere welzijnsthema’s in het uitgaansleven.
Tussen de bezwete lijven in, staan drie meiden om een piepklein zakje heen. Een van hen, met rood haar, duwt haar pink erin, de roze kristallen plakken eraan vast.
Tom Vandenhove, veldwerker bij Safe ’n Sound, vertelt dat gebruikers van bijvoorbeeld cocaïne nog te vaak hun lijnen bij elkaar vegen met hun eigen bankpas, en opsnuiven met een opgerold bankbiljet. Dat is niet heel schoon, en dus, om de schade te beperken, biedt Safe ’n Sound een proper pasje (een kapkaart), schone snuifpapiertjes en flesjes fysiologisch water waarmee de neus na het snuiven gespoeld kan worden. Verder liggen er op tafel een bibliotheek aan folders en flyers met informatie over ongeveer alle drugs denkbaar. Er is ook zonnebrand, condooms en oordoppen, en er ligt een infographic waarop in kleurcode de mate van gevaar van het combineren van drugs is aangegeven.
Volgens Vandenhove zijn de spullen vooral als gesprekstarters bedoeld. „We moedigen drugsgebruik niet aan, integendeel, we willen bewustzijn kweken om experimenteergedrag tegen te gaan. Juist om de schade te beperken. Voor veel mensen horen drugs nu eenmaal bij het uitgaansleven, ook al is het bij wet verboden en lijdt het tot maatschappelijke verontwaardiging. Op een festival als Horst worden al veel maatregelen genomen om mensen zo min mogelijk te laten gebruiken. Maar mensen die toch gaan gebruiken, moeten we wegwijs maken, zodat het niet misgaat.”
Dionysos
Dat men graag de grenzen opzoekt, zag de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche al in 1872. In zijn boek De Geboorte van de Tragedie, stelt hij dat er twee manieren van bewustzijn zijn: die van de God Apollo (van de zon en de logica), en die van Dionysus (van de passie, de dans en wijn). Het apollinische bewustzijn staat voor het gebruik van de rede, het logisch denken en individualiteit. Het dionysische vertegenwoordigt de passie, extase, de chaos, de roes, en het opgaan van het individu in het collectief.
Nietzsche zag muziek als de puurste vorm van kunst. Muziek spreekt immers direct tot het gevoel, zonder tussenkomst van beelden of letters of symboliek. We worden meegevoerd op muziek, op haar ritme en cadans, haar improvisatie en structuur, op haar chaos én haar orde. Muziek kan als geen andere kunstvorm ons tijdelijk doen ontsnappen aan de strak gestructureerde logica van de apollinische moderne tijd, vol efficiëntiedwang en prestatiedruk. Door de muziek kunnen we misschien zelfs opgaan in de menigte, in het collectief
Op het muziekfestival is de kans op de samensmelting van het apollinische en het dionysische groot: de muziek is er ritmisch en wordt collectief beleefd, er is weinig ego, veel lichamelijkheid, harmonie, verbinding en intuïtie. Drugs helpen bij die samensmelting, niet als doel op zich, maar als katalysator: doordat ze gevoelens van schaamte, ego en individualiteit dempen, en euforie en empathie juist stimuleren, helpen drugs de barrière tussen Apollo en Dionysus doorbreken. Een weekend stoom afblazen is dus niet zomaar even iets lolligs, maar van wezenlijk (mentaal en maatschappelijk) belang.
Drugs helpen bij die samensmelting, niet als doel op zich, maar als katalysator: doordat ze gevoelens van schaamte, ego en individualiteit dempen, en euforie en empathie juist stimuleren, helpen drugs de barrière tussen Apollo en Dionysus doorbreken
Tom Vandenhove, die naast veldwerker bij Safe ’n Sound ook preventiewerker is bij het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg in Antwerpen, ziet op dat vlak een opvallende trend: „Mensen komen tegenwoordig voor een totaalervaring naar het festival. De verwachting die bezoekers hebben van een festival is de afgelopen jaren enorm veranderd. Vroeger kwamen mensen voornamelijk naar een festival voor dj’s en de muziek, nu komen mensen voor een persoonlijke noot. Voor open gesprekken, goed eten, samen zijn, fijne muziek, gemeenschap. Mensen willen op een festival op adem komen. Wij merken bij Safe ’n Sound dat mensen nu veel meer bij onze stand langskomen om te praten over hun mentale gezondheid. We voeren gesprekken over het werk of de privésituatie, over de liefde, over eenzaamheid, en wijzen mensen dan ook vaak door naar professionele hulpverlening.”
170 speakers
Sinds dit jaar is er op Horst een nieuwe stage, die van afstand lijkt op een groot Mediterraans busstation: een ommuurd plein, met in het midden een dak op palen. Dat dak blijkt vol te zitten met 170 speakers. „Een dak van geluid” en „De meest democratische dansvloer”, zo noemt Mattias Dalens, organisator van Horst, het in een interview met de Vlaamse omroep VRT. „Overal waar je staat is de kwaliteit van het geluid hetzelfde.” Want dat het uiteindelijk gaat om die totaalervaring, dat heeft Horst als geen ander festival in de gaten met ruimtes voor kunst, ‘hang outs’, performance art, theater, architectonische stagedesigns en prachtige visuals geprojecteerd op de grote koeltorens aan de rand van het terrein.
Helaas voor de roesgangers zijn er ook agenten in burger die dit weekend op het terrein rondlopen. Nietzsche zou het afkeuren, maar de 55 agenten hebben, zo blijkt achteraf, voor ruim 30.000 euro aan boetes uitgedeeld aan 123 festivalgangers. Tussen de 45 en 150 euro, die zonder schikking (zonder strafblad dus) in één keer afgetikt moesten worden. Goed, 123 mensen op een festival waar bijna 40.000 mensen afkomen, is niet zo heel veel, maar toch – je schrikt je dood als je net in een roes bent beland, en er ineens een agent voor je neus staat. Maar goed, balans, daar gaat het allemaal om, toch?
De recente Oekraïense drone-aanval op tientallen strategische bommenwerpers, diep in Rusland, gaat vermoedelijk de geschiedenis in als een van de stoutmoedigste en brutaalste oorlogsoperaties van de moderne tijd. Op duizenden kilometers van de frontlijn gingen Russische vliegtuigen, zonder enige waarschuwing, in vlammen op.
Operatie ‘Spinnenweb’ betekent geen ommekeer in de oorlog. Voor de Oekraïners betekent de overrompeling van de Russische defensie wel een morele opsteker, vergelijkbaar met de inval in Koersk of de aanval op de Krimbrug in 2022. Het toont aan dat Rusland kwetsbaar is. Dat de Russen zich zó lieten verrassen is voor president Poetin bovendien een pijnlijke vernedering. Daarnaast kan het de Russische bevolking niet ontgaan dat de oorlog tegen Oekraïne inmiddels dagelijks voelbaar is in eigen land. Nu zelfs in Siberië.
Vindingrijkheid is de afgelopen jaren een handelsmerk geworden van de Oekraïners. Eerder slaagde het land-zonder-noemenswaardige-marine erin de Russische Zwarte Zeevloot te verjagen uit de wateren rond de Krim. „Jullie hebben de kaarten niet”, schamperde Donald Trump eind februari tegen president Zelensky. Toch slaagt Oekraïne erin militair overeind te blijven – en steeds vaker en harder terug te slaan tegen doelen in Rusland.
Met de ontwikkeling van een indrukwekkend arsenaal aan drones – voor de lange afstand, boven de frontlijn en op volle zee – hebben de Oekraïners een ware revolutie ontketend in de oorlogvoering. Relatief goedkope drones vormen de hoeksteen van de asymmetrische oorlog die Oekraïne voert; slimme wapens compenseren het gebrek aan mankracht, materieel en dure, geavanceerde raketten. Het einde van die ontwikkeling is nog lang niet in zicht: zwermen met honderden of zelfs duizenden drones en de grootschalige inzet van robots op het slagveld, aangestuurd door kunstmatige intelligentie (AI), zijn geen sciencefiction meer.
Lees ook
Oekraïne en Rusland zijn verwikkeld in een wedloop om de ‘onzichtbare’ drone
Die Oekraïense inventiviteit wekt, terecht, bewondering onder de bondgenoten. Maar de westerse partners doen er verstandig aan de Oekraïense drone-aanval ook als een krachtige waarschuwing te beschouwen. Elke Oekraïense innovatie aan het front, zo is de ervaring van de afgelopen drie jaar, wordt binnen de kortste keren niet alleen gekopieerd door de Russen, maar ook in massaproductie genomen en ingezet tegen het origineel. Ook in westerse landen loopt peperduur defensiematerieel op vliegvelden of in havens het risico te worden aangevallen door goedkope drones die nauwelijks zijn op te sporen. Dat is geen bangmakerij; het afgelopen jaar zijn ongeïdentificeerde drones gesignaleerd bij militaire bases in de VS, het VK, Duitsland en boven Noorse wapenfabrieken. En het is geen geheim dat de Russische schaduwoorlog elk jaar intensiever wordt.
De oorlogvoering in Oekraïne is door analisten wel omschreven als een ‘Eerste Wereldoorlog met drones’. Drones hebben een nieuw tijdperk ingeluid, maar dat betekent niet dat tanks, artillerie of gevechtsvliegtuigen overbodig zijn geworden. Integendeel. Drones veroveren geen terrein en leveren niet de vuurkracht van de artillerie of een Leopard-tank.
Wel toont de recente evolutie van oorlogvoering dat drones een vooraanstaande plaats verdienen in een moderne krijgsmacht, ook de Nederlandse, en dat de beveiliging van militaire doelen en cruciale infrastructuur tegen vijandige drones topprioriteit moeten krijgen. Simpelweg vertrouwen op de technologische superioriteit, zoals decennia volstond in westerse landen, is niet meer van deze tijd.
Lees ook
Tegen een droneaanval zoals die van Oekraïne is verdediging amper mogelijk