Over terugkeren wordt verschillend geoordeeld. Het Bijbelverhaal van de verloren zoon is er vrij positief over. In het evangelie van Lucas is met name de vader blij als zijn zoon met hangende pootjes weer op de stoep staat; in het gedicht ‘Moeder’ van Geerten Gossaert is het de moeder. „En toen, na jaren,/ Melaats een zwerver/ Ter poorte klaagde:/ Uw zoon keert weer…/ Zag zij hem aan en/ Vond gene tranen,/ Voor zoveel vreugde geen tranen meer.”
Maar niet iedere comeback maakt gelukkig. In horrorfilms is het meestal geen succes: je denkt van een griezel af te zijn, duwt hem de voordeur uit, schuift de grendel erop – je draait je om en, hop, daar is hij weer, binnengekomen via de tuindeuren. En de Duitse journalist Timur Vermes schreef in 2012 onder de titel Er ist wieder da een roman over de herrijzenis van Adolf Hitler. Ook die blijkt in het boek niet dood, hij duikt levend en wel op in het Duitsland van de eenentwintigste eeuw.
Nu is de Führer in Vermes’ boek niet veel meer dan een malloot en een mopperkont. Hij wordt door de moderne media aangezien voor een comedian en krijgt vanwege zijn succes op YouTube een eigen televisieprogramma. Maar hoe flauw het boek ook mag zijn, de titel ervan is wel degelijk interessant, en ‘er ist wieder da’ is niet voor niets een vaste verzuchting geworden.
Op het fenomeen van het wieder-da-sein, van wie of wat ook, probeer ik grip te krijgen nu ik het opeens overal tegenkom. Dagelijks hoor ik mensen spreken over heropleving van het verleden, van de geschiedenis, van ismen en stromingen. Wat denk je, zeggen ze bij de bakker, is deze tijd een terugkeer van 1933? Schuilt in de technocratie een heropleving van het fascisme? Zong JD Vance nou echt de lof van Operation Paperclip?
Iemand heeft bij Timothy Snyder gelezen dat we van de geschiedenis kunnen leren.
De geschiedenis herhaalt zich misschien niet letterlijk, zeggen de commentaren die ik erop nasla, maar inderdaad zijn er wel parallellen te vinden. Iemand weet te vertellen dat Mark Twain dit heeft gezegd. „History doesn’t repeat itself, but it often rhymes.” Een ander komt met een citaat van Max Beerbohm dat al een tijd lang rondzingt op het internet. Als er iets is dat zichzelf herhaalt, heeft Max Beerbohm gezegd, is het niet zozeer de geschiedenis als wel de geschiedschrijving. „History does not repeat itself. The historians repeat one another.”
De geschiedvorsing is een groot taalmodel geworden, een tekstgenerator, waarin gedachten continu worden rondgepompt en als parallel terugkeren. Gebruikers gooien historische teksten in de machine en er komen nieuwe, vergelijkbare teksten uit. Er is niets nieuws onder de zon, zegt Prediker. „De rivieren keren terug naar de plaats waar ze ontsprongen, en beginnen weer opnieuw te stromen. Alles is vermoeiend, zozeer dat er geen woorden voor te vinden zijn.”
Alles echoot, iedereen praat elkaar na, en daarom is het zaak met zorg de woorden te selecteren die je in de blender wilt gooien. Als je de loop der geschiedenis wilt veranderen, kun je beter geen naargeestige oude woorden kiezen die tot naargeestige nieuwe woorden leiden. Zoals techbedrijf Meta in de gebruiksvoorwaarden schrijft: deel geen informatie waarvan je niet wilt dat die door taalmodellen wordt gebruikt en onthouden.
De geschiedenis blijft zich oneindig herhalen, zegt de filosoof Nietzsche. Ga uit van de eeuwige terugkeer van het gelijke en zorg dat jouw leven die oneindige herhaling waard is. Stel dat dit moment, waarop u dit leest, tot in de eeuwigheid wordt herhaald en herhaald en herhaald, bent u dan tevreden met het moment? Zit u lekker? Amuseert u zich? Of hebt u wel wat beters te doen dan hier oeverloos te lezen over het herhalen van teksten die over herhaling gaan? En wat hebt u dan voor beters te doen? Wat zou u tot in eeuwigheid willen herbeleven?
We kunnen natuurlijk vanaf de kansel blijven verkondigen wat er mis is, wat we kwijt zijn, dat wij heel ons leven fout leven, maar dat is niet leuk om steeds weer opnieuw te zeggen. En negativiteit aandacht en airplay geven, blijft ook niet lang leuk.
Mo Gawdat, voormalig chief business officer van Google, heeft in zijn boek Griezelig slim uitgelegd dat onze eigen woorden en daden meer dan ooit bepalend zijn voor de geschiedenis, nu alles wat we zeggen en doen wordt verwerkt door informatiesystemen. Zorg dat je woorden de toekomst in positieve richting bepalen. „Onthoud”, schrijft Gawdat, „dat liefde het allerslimst is”.
De grote filosofen zeggen, kortom, allen hetzelfde en dus zal het wel waar zijn. En daarom neem ik mijzelf netjes voor de eeuwige terugkeer van mijn aanwezigheid hier in het vervolg waard te zijn.
Tegelijk met de zelfgestookte rakiya komt de geopolitiek op tafel. Ivo gebaart naar de twee vlaggen, wapperend naast de enorme linde. De Bulgaarse boven, die van de EU eronder. Met trots heeft hij ze gehesen, begrijp hem niet verkeerd. Leve de grensoverschrijdende vriendschappen – hij heft het glas. Nazdrave! Dat wij Nederlanders ons altijd welkom mogen voelen in Tsarino. „Maar laat de euro wegblijven.”
Ik ben in Bulgarije om mijn goede vriend Terry op te zoeken. Tien jaar geleden sloot hij zich aan bij een internationaal kunstenaarscollectief dat enkele huizen in een verlaten bergdorp opkocht en opknapte, dicht bij de Griekse grens. Inmiddels luncht hij wekelijks mee in de ‘Tanic’, de imposante stenen buitenkeuken annex Titanic-replica die Ivo en zijn vrouw Luci eigenhandig bouwden. Vandaag op het menu: kip met patje krak en manatarka. Cantharellen en eekhoorntjesbrood.
Zoals de Titanic dankzij Leonardo DiCaprio en Kate Winslet een tweede leven kreeg, zo staat ook de Tanic symbool voor nieuwe kansen. Ooit, in de jaren zeventig, liep Ivo van hier naar school, kilometers verderop in de vallei. Dezelfde linde groeide al naast dezelfde huizen, maar de lei-stenen daken waren nog niet ingestort en aan alle waslijnen wapperde was. De naam Tsarino bestond nog niet; het dorp heette Hasyurt.
Dat ook Ivo officieel nog niet bestond, hoor ik pas als de rakiyafles bijna leeg is. De jongen die naar school wandelde heette Sukri en kwam uit een Bulgaarse familie met islamitische roots. Maar in het communistische Bulgarije onder Todor Zjivkov was geen plaats voor dergelijke eigenheid. Als onderdeel van een grootschalige ‘bulgariseringscampagne’ moesten islamitische inwoners van Turkse of Bulgaarse komaf hun identiteit opgeven: geen eigen geloof, geen eigen voornaam. Die moest worden veranderd naar een naam die wél was toegestaan. Sukri werd Ivo, Luci (pas geboren toen de regel al was ingevoerd) kreeg de Bulgaarse naam Ljudmilla. Zélf veranderde Bulgarije volgens de overlevering als enige Europese land nooit van naam sinds het in 681 werd opgericht als keizerrijk.
In een moeite door kreeg het herdoopte Tsarino eind jaren zeventig een facelift: er kwam elektriciteit, er kwam een weg. En er kwamen dennen, voor de houtkap. Voor weides met schapen en geiten was nauwelijks plaats meer. De elektriciteitspalen sneuvelden sneller dan de bomen; de vijftig gezinnen verhuisden naar het dal, naar Chorbadzhiysko.
Dankzij de Tanic en de kunstenaars bloeit Tsarino weer op, maar veranderingen hebben ze hier de afgelopen halve eeuw genoeg gezien. Daar hoeft niet ook nog een nieuwe munteenheid bij. „Dat is alleen een reden om alles duurder te maken.”
Ruim vijf uur rijden naar het noordwesten, in hoofdstad Sofia, lijken winkeliers al een voorschot te nemen op de komst van de euro. De invoering staat gepland voor 1 januari 2026, maar nu al betaal je voor een pond kersen 15 lev – of 7,50 euro. In de stad vinden protesten plaats, gesteund door uiterst rechts. Een stem tegen de euro is voor hen een stem tegen Europa.
Toch overheerst in Sofia vooralsnog het pro-Europese sentiment. Overal wapperen EU-vlaggen en op de muur van het natuurhistorisch museum bevindt zich zelfs een klein stukje Nederland: een gedicht van Jan Hanlo, in 2009 onthuld in opdracht van de Nederlandse ambassade. Geen fonetische Hanlo – ‘tjielp tjielp’ of ‘oote oote oote boe’ – maar een gedicht over wit koraal en rozen. Een initiatief om Europa zichtbaar te maken, aldus de toenmalig ambassadeur in een artikel in Trouw. „We laten zo zien welke waarden we delen. Waarden waar ook Bulgarije aan moet voldoen.” Welke waarden dat zijn blijft in het midden. Hanlo rept in het gedicht weliswaar over „schuchter, verlangend en vrijgevig”, maar die woorden voelen ongemakkelijk aan in het licht van zijn voorliefde voor te jonge jongens.
In Oud-Bulgaars stond ‘lev’ voor ‘leeuw’, vertelt een stadsgids op het plein voor de Alexander Nevski-kathedraal. „Een symbool voor kracht en moed. Dat willen de Bulgaren niet zomaar opgeven.” ’s Avonds proost ik met de Tanic in gedachten op een munt die z’n waarde behoudt en een land dat z’n inwoners in hun waarde laat. Nazdrave!
Gemma Venhuizen is biologieredacteur en doet elke woensdag ergens vanuit Nederland (en soms daarbuiten) verslag.
Henk van Gelder, NRC’s gedreven recensent van cabaret en musicals, was de rustige collega die kon uitbarsten in een half vergeten liedje, bijvoorbeeld ‘Zoek de zon op’ van Lou Bandy. Hij kende alle coupletten en schiep kennelijk plezier in de rare woorden (de „mahoniehouten huid”). Een geslaagde imitatie van Bandy’s nasale stemgeluid leverde hij erbij. En nu is Henk van Gelder gestorven, in de nacht van zaterdag op zondag in een hospice in zijn woonplaats Amsterdam. Hij was al een tijd ziek. Hij werd 79 jaar.
Als jonge jongen in het Noord-Hollandse Andijk, zijn geboorteplaats, interesseerde Van Gelder zich al heftig voor de wereld van showbizz. Via een paar tv-recensies in De Waarheid en ingezonden brieven in Het Vrije Volk bemachtigde hij in 1965 een plek bij de kunstredactie van Het Parool. Daar interviewde hij iedereen uit de amusementswereld die hij maar wist te benaderen, maar hij wilde meer, namelijk zijn mening over hun werk opschrijven. In 1981 werd hij door een adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad aangetrokken als vast recensent van cabaret, een tak van theater die, vertelde Van Gelder, door menigeen werd bezien als „kleinburgerlijk”. Hij veroverde op de kunstpagina een eigen winkel, die hij gaandeweg uitbreidde met de musical. Aan de zijde van zijn Engelse geliefde Sue Baker voedde hij in Londen regelmatig zijn liefde voor en kennis van dat genre (en ging hij op visite bij Cynthia Lennon, want met de eerste vrouw van ‘Beatle’ John was hij bevriend – maar dat terzijde).
Henk van Gelder met Joop van den Ende bij de presentatie van ‘Joop van den Ende, de biografie’. Foto Bas Czerwinski/ANP Kippa
Onverdroten bewonderend
In Nederland groeide een musical-traditie terwijl ook cabaret steeds belangrijker werd – en Henk van Gelder groeide gretig mee. Hij ontwikkelde zich tot een geliefde en gerespecteerde recensent. Zijn stijl was achteloos diepgravend, persoonlijk, vol kennis van zaken en onverdroten bewonderend. Vaak schreef hij mild, soms mistroostig of zelfs kortaf, alsof het gebrek aan kwaliteit hem als een graat in de keel stak. Kwam een cabaretier hem vervolgens over zijn recensie kapittelen, dan antwoordde hij: ik schrijf niet voor jou, ik schrijf voor de lezer. En was de kous af.
Naast duizenden stukken voor ‘de krant’, schreef Van Gelder biografieën. Die documenteerde hij stevig, hij vlooide graag door knipselmappen en archieven. Dankzij zijn neus voor goeie anekdotes werden ze lekker leesbaar. Het begon in 1994 met een biografie van cabaretier en tekstschrijver Jaap van de Merwe: De vriendelijkste kerel van de wereld. Er volgden er vele, onder anderen over Wim Sonneveld, Willem Ruis, Louis Davids, Kees Brusse, Toon Hermans, Adèle Bloemendaal. Een saluut aan Bram Vermeulen, van Neerlands Hoop. En het verhaal van een ongekend openhartige Joop van den Ende (2012). Hoogtepunt was zijn biografie van Simon Carmiggelt (1999). Minutieus uitgezocht, liefderijk, waar nodig onbarmhartig, en tevens een raak portret van de Amsterdamse bohème.
‘Medewerker oude-doos’
En alsof er in een dag geen 24 maar 48 uur zitten, vond Van Gelder ook nog de tijd om allerlei non-fictie-boeken te schrijven over onderwerpen die zijn pad kruisten en hem meesleepten, zoals The Beatles in Holland (1989, met Lucas Ligtenberg) en De Schnabbeltoer (2005) over amusementsartiesten in de periode van de Wederopbouw. En toen hij zich had afgevraagd waar toch die beroemde reclameslogans vandaan kwamen, leidde dat tot een van zijn leukste boeken, De rokende schoorsteen (1996). Onderwerp: het „literair variété” van onder meer Kees van Kooten als ontwerper van ‘Te kust en te kleur’ voor verffabriek Sikkens en Annie M.G. Schmidt als auteur achter ‘Waar zou ik weze/ zonder mayoneze’ voor Calvé.
Henk van Gelder zat ook na zijn pensioen graag op de redactie te „tikken” zoals hij dat noemde. ’s Avonds schreef hij de recensie voor de volgende dag, overdag schreef hij de rest. En tussendoor vermaakte hij zijn collega’s met smakelijke verhalen van hun „medewerker oude-doos” zoals hij zichzelf betitelde, en kon wie dat maar wilde, profiteren van zijn eindeloze expertise.
De filmindustrie is een zeer vervuilende bedrijfstak, dat is geen geheim. Maar binnen de filmwereld wordt daar nauwelijks over gesproken. Het raakt aan vastgeroeste manieren van produceren en daarmee aan gemak. „We gooien liever 99 ongedragen witte T-shirts weg dan dat we tijd maken om ze na afloop naar een kringloopwinkel te brengen”, zegt kostuumontwerper Minke Lunter, een van de ambassadeurs van platform Films For Future dat deel uitmaakt van een Europees initiatief om vóór 2050 de filmindustrie klimaatneutraal te maken.
99 nieuwe T-shirts in de vuilcontainer, dat spreekt tot de verbeelding. Maar de klimaatimpact van een filmproductie is lastig te meten. „De enige tool die we nu hebben is de CO2-uitstoot”, vertelt producent Danielle Guirguis van het Amsterdamse productiehuis Smarthouse en impact officer van de Europese producentenclub ACE. Producenten kunnen hun ecologische voetafdruk berekenen in de door de BBC ontwikkelde app Albert, ‘de duurzaamheidsbutler’, en zo kijken waar ze kunnen vergroenen.
Het meest recente rapport over de klimaatschade door film dateert alweer uit 2021. Onderzoek van de EU toonde toen aan dat de gemiddelde Europese speelfilm dertig tot een paar honderd ton CO2-uitstoot. Ter vergelijking: de jaarlijkse uitstoot van een gemiddeld Nederlands huishouden is 19 ton CO2. Hollywood is een grootvervuiler. Time Magazine schreef in de zomer van Barbenheimer dat grote blockbusters als Barbie en Oppenheimer al snel op enkele duizenden tonnen CO2-uitstoot zitten. Maar veel animo om het te becijferen is er niet: het laatste grote onderzoek uit de VS is bijna twintig jaar oud. Toen concludeerde de universiteit van Californië in Los Angeles dat de Amerikaanse filmindustrie jaarlijks rond de 15 miljoen ton broeikasgassen produceerde.
Niet sexy
Waarom gebeurt er zo weinig? Lunter: „Het is niet sexy. Duurzaamheid wordt als karton ervaren: de smaak van karton, de geur van karton, de kleur van karton.” Guirguis somt een rijtje excuses op: „Duur. Moeilijk. Gedoe. We hebben al zo weinig budget. Er zijn wel grotere problemen. Ik kan geen mensen vinden om dit te doen. Het tast onze creatieve vrijheid aan.”
Vooral dat laatste argument vindt production designer Femke Hoebe flauwekul. „Grote energieslurpers als licht en vervoer zijn relatief gemakkelijk groener te maken door zonnepanelen te gebruiken en niet te vliegen en met elektrische auto’s te carpoolen. Met name transport drukt zwaar op de ecologische rekening.” Maar kleinere dingen tellen ook op: „Afval scheiden, iedereen z’n eigen waterfles, geen wegwerpservies, duurzame materialen gebruiken, geen niet-afbreekbare make-up-remover-wipes gebruiken. Het kost even denkwerk, maar dan wordt het een gewoonte die op termijn zelfs geld bespaart.”
Guirguis geeft een voorbeeld uit haar beroepspraktijk: „De producenten van ACE vergaderen elk jaar in een andere Europese hoofdstad, zoals veel pan-Europese organisaties. Het creëert een gevoel van verbondenheid om bij elkaar op bezoek te gaan. Tegelijkertijd stijgen er elke keer weer vliegtuigen op. Dus besloten we dat dit in het vervolg per trein moest. Maar een trein boeken dwars door Europa is ingewikkeld omdat veel apps en dienstregelingen niet op elkaar zijn afgestemd. Dus hebben wij gezegd: dan faciliteren wij dat.”
Kantelpunt
Faciliteren is haar toverwoord. Maar ze denkt ook na over hoe ze actief mee kan werken het kantelpunt in de energietransitie te bereiken. Daarvoor werkt ze samen met Jan Rotman, hoogleraar duurzaamheid en transities aan de Erasmus Universiteit die net het initiatief De onderstroom gelanceerd voor duurzaam ondernemen, dat in kaart brengen wat er al gebeurt. „Vanuit mijn ervaring in de marketing weet ik dat verhalen impact hebben op gedrag. Dus waarom geen inspirerende verhalen vertellen om de intrinsieke motivatie van mensen aan te wakkeren? Het CBS heeft onlangs onderzocht dat de meerderheid van de Nederlanders een actiever klimaatbeleid wil.”
Niet alleen duurzaam werken achter de schermen, ook op het witte doek: dat heet planet placement, een uit het Verenigd Koninkrijk overgewaaide term. Hoebe: „Ik laat me inspireren door de zeventien duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties. Ik werk niet met vlees, ik gebruik geen bont, ik doe geen commercials voor fastfoodbedrijven en multinationals. Vorig jaar werkte ik aan tv-serie Beter wordt het niet, waarin de hoofdpersoon naar Berlijn verhuist. Dus hop, met de trein, in plaats van het vliegtuig. Dertig jaar geleden vonden we het normaal als mensen in beeld rookten en nu wordt dít hopelijk normaal.”
Haar huzarenstuk: „Op een gegeven moment stond in het script een scène waarin een wild zwijn op tafel komt. Toen heb ik gezegd: ‘Dat doe ik niet. Heeft dat wildbraad echt een functie voor het verhaal?’” De oplossing diende zich aan: een reuzenpompoen die in de juiste belichting en de juiste rekwisieten er omheen precies hetzelfde effect had.
Verhalen zijn de katalysator voor verandering. „Dus waarom gaan bijna alle films over egoïsme, succes, geld verdienen, groei, materialisme?” Kan je ook duurzaam vertellen? Zo ja, dan betekent dat niet per se films over uitputting van de aarde en klimaatproblemen, meent Guirguis: „Ik heb genoeg van al die doem- en shockdocs die laten zien hoe slecht het in de wereld is gesteld of ‘cli-fi’, klimaatsciencefiction waarin de wereld ten onder gaat. Film is emotie. Waarom maken we geen fijne romkoms met een inspirerende boodschap? Allerlei sociaalpsychologisch onderzoek laat zien dat moreel gedrag van hoofdpersonen bijdraagt aan zingeving en een gevoel van welbevinden, waardoor mensen zich gesteund voelen hun gedrag te veranderen.”
Duurzaamheidsmanagers
Hoe zit het met maatregelen van bovenaf? Het Filmfonds faciliteert momenteel al het inhuren van duurzaamheidsmanagers die met de diverse departementen op een filmset bespreken wat ze kunnen veranderen, aldus een woordvoerder. „De enige verplichting is dat Nederlandse speelfilms die een realiseringsbijdrage krijgen hun koolstofafdruk bijhouden.”
„Faciliteren is goed, maar je hebt beleid nodig ook meestribbelaars over de streep te trekken”, zegt Guirguis. „Maak die duurzaamheidscheck een voorwaarde voor financiering van Nederlandse filmproducties.” „Of geef een bonus voor klimaatneutraal produceren.”
Hoebe en Lunter werken met collega’s aan centrale opslagplaatsen zodat er minder decorstukken, rekwisieten en kostuums worden weggegooid. „Dat heeft ook artistieke voordelen”, grapt Lunter: „Film- en seriepersonages dragen altijd nieuw ondergoed. Dat maakt ze onrealistisch.”
Daarnaast wordt het tijd de Europese filmfinanciering tegen het licht te houden, waarbij verschillende landen aan een film meebetalen in ruil voor nationale inbreng. Guirguis: „Die bestedingsverplichtingen zijn me een doorn in het oog. De regelgeving dwingt nu af dat er voortdurend mensen en spullen van hot naar haar worden gesleept om een draaidag hier, een acteur uit een buurland en postproductie weer ergens anders te organiseren. Dat moet toch slimmer kunnen? Iedereen wil uiteindelijk toch in een fijn land leven met schone lucht voor hun kinderen?”
Opa Arnold Schwarzenegger (77) komt deze week met het tweede seizoen van Fubar, een komische low budget-actieserie waarin zowel hij als zijn dochter CIA-agenten blijken te zijn. Opa Sylvester Stallone (78) is bijna klaar met de opnames van seizoen drie van zijn serie Tulsa King, waar hij als ouderwetse New Yorkse maffiacapo een eigen misdaadfamilie begint in Oklahoma.
Het duo dat in de jaren tachtig Hollywood domineerde, is weggezakt in reality-tv, tweederangs series en derderangs actiefilms. Zelfs hun ooit fameuze rivaliteit lijkt verleden tijd – of toch niet? Sinds kort bevindt het duo zich aan gene zijde van Amerika’s politieke kloof.
Arnold Schwarzenegger, gouverneur van Californië tussen 2003 en 2011, is een fel criticaster van Trump. Als gematigde, groene en internationaal georiënteerde Republikein noemde hij Trump in 2021 de ‘slechtste president ooit’ en de bestorming van het Capitool „zijn Kristallnacht”. Vorig jaar gaf Schwarzenegger een stemadvies voor Trumps Democratische tegenstander Kamala Harris, anders voorzag hij „nog vier jaar gezeik zonder resultaat die ons alleen maar bozer, haatdragender en verdeelder maken”. Deze week vermaande hij in Wenen een zaal klimaatactivisten „niet te jammeren” over Trump, maar in actie te komen.
Sylvester Stallone bekeerde zich vrij recent openlijk tot MAGA (Make America Great Again). Trump benoemde hem in januari tot zijn ‘ambassadeur’ in Hollywood. Stallone hield zich politiek lang op de vlakte, nog in 2020 zei hij helemaal niet zo hardcore rechts te zijn als iedereen dacht. „Ik ken Joe Biden, een prima kerel.” Pas op 14 november kwam Stallone in Mar-El-Lago – hij woont min of meer om de hoek – als MAGA uit de kast. Hij zei diep onder de indruk te zijn van Trump, „een mythisch personage” en „een tweede George Washington”.
Stallone en Schwarzenegger stonden vaker tegenover elkaar. „We haatten elkaar jarenlang hartstochtelijk, het was gewoon niet gezond”, kijkt Stallone terug. Onze vijandschap was bijna ridicuul, erkent ook Schwarzenegger. Ze overtroefden elkaar obsessief in hun actiefilms: qua body count, grootte van de geweren, lengte van de messen – Arnie’s moordwapen in Predator was bewust een inch langer dan dat van Stallone in Rambo.
Sylvester ‘Sly’ Stallone kwam uit een welgesteld milieu en sappelde jarenlang als bodybuilder en would-be intellectueel in het fringe-theater van New York. Als acteur brak Stallone in 1976 door met de door hemzelf geschreven boksfilm Rocky, over witte underdog Rocky Baboa die het een snoevende zwarte bokskampioen knap moeilijk maakt. Hij was doorgaans een bittere, gekwelde actieheld, en 1985 was zijn topjaar. Stallone domineerde Hollywood toen met Rocky IV, waarin hij een Sovjetmonster tegen het canvas sloeg, en Rambo, over een vechtmachine die alsnog de Vietnamoorlog won. Stallone was destijds stamgast in het Witte Huis; de Republikeinse president Ronald Reagan voerde Rambo op als rolmodel en telefoneerde frequent met Stallone over politiek.
De hyperamibiteuze en competitieve, geboren Oostenrijker Arnold Schwarzenegger wilde wat Stallone had: de top van Hollywoods apenrots, de liefde van Reagan, ook zíjn idool. En met succes: ’s werelds indrukwekkendste bodybuilder werd ondanks zijn vette Duitse accent, onhandige naam en stripfiguurlijf eind jaren tachtig de dominante actieheld – hij piekte begin jaren negentig met films als Total Recall en Terminator II. Schwarzenegger was meer ironisch, met snerende oneliners.
Vijandbeeld
Schwarzenegger opende de vijandelijkheden. Hij had behoefte aan een vijandbeeld, schreef Schwarzenegger in zijn mémoire Total Recall, dus ging hij Stallone in interviews afzeiken. In tabloid News of the World verweet hij hem de inzet van body doubles bij close-ups omdat zijn biceps te klein waren. En: „Dat patriottische vendelzwaaien van hem is bullshit.” In Playboy maakte hij Stallone uit voor een humorloze, smaakloze streber in pooierkleding: witte pakken, bontjassen en blingbling. „We zijn geen vrienden, hij heeft een foute vibe.” Ook bespotte hij Stallones intellectuele en artistieke pretenties: „Dat je de genoeg poen verdient om een Rodin in je huiskamer te zetten, maakt je nog niet tot kunsthistoricus.” Ten slotte zou Stallone misogyn zijn omdat hij Schwarzenegger had uitgenodigd voor een herenclub – een gotspe uit de mond van een acteur die toen de reputatie van grabbelaar had.
Hollywood zag er niet meer dan een amusante pr-stunt in, maar de razende Stallone sloeg terug door roddeljournalist Wendy Leigh te tippen. Stallones echtgenote, de Deense actrice Brigitte Nielsen, had in 1984 een overspelige affaire gehad met Schwarzenegger, toen verloofd met Kennedytelg Maria Shriver. Nielsen had in Oostenrijk zijn moeder ontmoet, en briefte Stallone door dat zijn vader, een alcoholistische dorpsagent, bij de Duits-Oostenrijkse Anschluss van 1938 lid van de NSDAP was geworden. Dat klopte, maar niet dat – zoals News of the World in 1988 schreef – pa Schwarzenegger Joden had opgepakt en Arnold stiekem ook een nazi was. Er volgde rechtszaken en een schikking die Schwarzenegger in het gelijk stelde. Leigh onthulde later dat haar deep throat Stallone was, die tevens aanbood haar juridische kosten te dekken.
Echte kerels ‘in denial’
In die context sloten de heren vrede: de zaken dreigden uit de hand te lopen. Ze bundelden de krachten eind 1991 in de restaurantketen Planet Hollywood, een soort Hard Rock Café met Hollywood-memorabilia. In een privé-jet op weg naar de lancering tekenden ze de vrede. „We zaten onderweg continu sigaren te roken en moppen te tappen”, aldus Schwarzenegger. „Over onze vete geen enkel woord. Echte kerels, totaal in denial.”
Stallone wist toen niet dat Schwarzenegger hem heel recent nog een laatste poets had gebakken. De Oostenrijker had zijn bereik als filmster succesvol verbreed met hitkomedies vol zelfspot: Twins (1988) en Kindergarten Cop (1991). Dat wilde de humorloze Stallone ook, dus toen Schwarzenegger overal lekte dat hij geïnteresseerd was in het waardeloze filmproject Stop, Or My Mom Will Shoot claimde Stallone de hoofdrol. De opnames waren net afgerond toen de heren vrede sloten, de pijnlijk ongrappige komedie flopte. Zo had Schwarzenegger de eerste én de laatste lach.
Hun tijd was sowieso voorbij. In 1992 ging de ‘stille generatie’ met pensioen en was het woord aan de babyboomers, schrijft Schwarzenegger in Total Recall. Met Reagan, Bush senior en de Republikeinen ruimden ook ‘hersenloze actiefilms’ het veld. „Het was tijd voor Bill Clinton, Tom Hanks en films die ergens over gingen.” De sluwe Schwarzenegger zag de bui al hangen en ging vol op ironie, maar zijn postmoderne actiefilm The Last Action Hero flopte in 1993, de filmpers keerde zich tegen hem en samen met Stallone gleed hij af naar Hollywoods periferie.
Schwarzenegger koos voor de politiek als gouverneur van Californië, net als zijn idool Ronald Reagan. Toen hij in 2012 als pre-pensionado in de film terugkeerde, was dat in The Expendables 2, Stallones werkverschaffingsproject voor oude actiehelden. Hoe ze politiek ook staan, de kans dat het nu hoogbejaarde duo de rivaliteit weer oprakelt is niet al te groot. Knokkende opa’s zijn best grappig op TikTok, maar in Hollywood hebben Sly en Arnie alleen bestaansrecht als dinosauriërs uit het tijdperk van karikaturaal machismo, big hair en anabole spieren. Hun rest slecht een kleffe nostalgische omhelzing.
Inventief en onverschrokken, een pionier in funk, soul en psychedelica. Arrangeur, componist, liedjesschrijver, een wonderkind dat op zijn zesde piano kon spelen en op zijn elfde drum en gitaar. Sylvester Stewart alias Sly Stone heeft de muziekwereld in de jaren zestig en zeventig opgeschud en verrijkt. Maandag overleed hij op 82-jarige leeftijd in Los Angeles, hij was al enkele decennia uit beeld wegens zijn drugsverslaving.
Na een door kerkbezoek gekleurde jeugd in een religieus gezin in Noord-Californië werd Sly Stone in 1966 voorman van zijn band Sly & The Stoners, later omgedoopt tot Sly and the Family Stone. Het was een van de eerste ‘gemengde’ popgroepen waarin mannen én vrouwen speelden, onder wie zijn zuster Rose op keyboard en zijn broer Freddie op gitaar.
In 1969 was ‘Everyday People’ hun eerste Amerikaanse nummer-één hit. Het liedje had de typische Sly Stone-elementen: een zware groove en transparant arrangement als fundament voor een deken van zangstemmen: de in de kerkbanken getrainde harmonieën van de familie Stone. Het zowel weemoedige als uitbundige lied betekende ook hun entree in de popwereld. Andere hits waren ‘Dance To The Music’ (1967) en ‘Stand!’ (1968).
Sly Stone bedacht de structuur van een nieuw nummer, en liet zijn vaardige muzikanten in de studio met eindeloos veel ‘takes’ (opnamen) tot een instrumentatie komen. Een van de groepsleden was bassist Larry Graham, die met zijn originele spel (slapping, een soort slaan op de snaren, bedoeld om op een felle drumklap te lijken) veel navolging zou krijgen. De zorgvuldig gedoseerde funk – met delen psychedelica, rock en soul – zou het publiek ook live in vervoering brengen.
Paarssatijnen pak
In deze roerige Amerikaanse late jaren zestig (Vietnamoorlog, burgerrechtenbeweging) sprak ‘hippie’ Sly Stone zich uit over politieke en sociale onderwerpen, en was daarbij voorstander van vreedzame oplossingen. Hun optreden op hippie-festival Woodstock in 1969 werd in meerdere opzichten een keerpunt. Om half vier in de ochtend begon het optreden waarbij zijn leuze ‘I want to take you higher’ voor een groot deel van het 100.000-koppige publiek inderdaad werd waargemaakt. Sly, in paarssatijnen pak vol franje, was de funkmessias.
Sly Stone in 1971 bij een tv-optreden. Foto Richard Creamer/Michael Ochs Archives/Getty Images
Na Woodstock groeide de populariteit van zijn band zozeer, dat de druk volgens hemzelf „te groot” werd. Ze traden op in steeds grotere stadions, tijdens steeds langere tournees. De politieke beweging Black Panthers wilde dat hij zich radicaler zou uitspreken, en 100.000 dollar zou doneren. Maar Stone was geen black nationalist, hij was voor iedereen.
Ondertussen gebruikte hij meer drugs. Bij optredens verscheen hij uren te laat of helemaal niet en droeg hij een vioolkist vol cocaïne bij zich.
Hij schreef nog het geweldige ‘Thank You (Falettinme Be Mice Elf Agin)’ – ‘Thank you for letting me be myself again’ – en musiceerde urenlang met vrienden Ike Turner en Bobby Womack, terwijl zijn eigen bandleden er genoeg van kregen.
Zelfs uit tegenslag wist Stone nog voordeel te peuren. Toen drummer Greg Errico ontslag nam, kocht hij een primitieve drumcomputer. Hij gebruikte hem op eigenwijze manier – door de tel te verleggen – wat uiteindelijk de basis vormde van de tijdloos mooie soulfunk-ballade ‘Family Affair’.
Uit elkaar
‘There’s A Riot Goin’ On’ (1971) werd een duister maar dansbaar meesterwerk. Het album, met teksten over persoonlijk en maatschappelijk onbehagen, werd slecht ontvangen. De boodschap zou te negatief zijn. Het ‘witte’ publiek haakte grotendeels af. In 1974 ging de originele versie van de Family Stone definitief uit elkaar.
In de film Sly Lives! (aka The Burden of Black Genius), dit jaar gemaakt door bewonderaar Ahmir ‘Questlove’ Thompson (drummer van The Roots), vertelt funkvriend George Clinton dat ze de jaren zeventig en tachtig goeddeels besteedden aan het scoren van drugs. Ze werden tientallen keren gearresteerd.
In de jaren negentig zou een hele hiphopgeneratie hem eer betuigen: Outkast, LL Cool J, Beastie Boys, A Tribe Called Quest, allen sampleden ze zijn werk
De film documenteert ook Stones invloed op andere muzikanten. Zo liet jazztrompettist Miles Davis zich door hem inspireren voor zijn funky On The Corner (1972). Stone inspireerde de stijl van funkartiesten als George Clinton en Bootsy Collins. Jimmy Jam en Terry Lewis, de producers van Janet Jackson, sampleden enkele seconden van zijn ‘Thank You (Falettinme Be Mice Elf Agin)’ voor haar doorbraakhit ‘Rhythm Nation’, net als later Lenny Kravitz, Snoop Dogg met Dr. Dre, Michael Jackson en Vanilla Ice zouden doen.
In de jaren negentig zou een hele hiphopgeneratie hem eer betuigen: Outkast, LL Cool J, Beastie Boys, A Tribe Called Quest, allen sampleden ze zijn werk. Prince was sinds begin jaren tachtig al Stone-adept. Ook hij koos een ‘diverse’ begeleidingsband met mannen en vrouwen; hij deelde met Stone een liefde voor grappige songtitels (‘Anotherloverholenyohead’, 1986) en de grote muzikale toewijding om cocktails te brouwen uit soul, funk en door de gospelkerk geïnspireerde koorzang.
Intussen was Sly Stone, ondanks alle lof, een kluizenaar geworden. Dat maakte de introductie van zijn band in de Rock and Roll Hall of Fame in 1993 bijzonder. Zijn vriend George Clinton kondigde de plechtigheid aan met de woorden: „Veel mensen willen de reünie van The Beatles, ik wil de muzikanten van Sly and the Family Stone samen in een ruimte zien.” En terwijl de bandleden zeiden „Helaas zijn sommigen van ons er nu niet bij”, kwam Stone tevoorschijn en sprak enkele zinnen met als afsluiting de woorden: „Ik zie jullie snel”. Uiteindelijk zou dat bijna vijftien jaar duren, bij onder andere een optreden op het North Sea Jazz in 2007.
Zomer 2024, toen de Sugababes optraden op het grote podium van Pinkpop, gedroegen ze zich onwennig. De zangeressen hadden al grote hits met liedjes als ‘Overload’ (2000) en ‘Round Round’ (2002), maar hun uitgekiende harmoniezang klonk bij Pinkpop opeens timide. Vorig jaar op Lowlands was dat anders: in de Alpha zongen Keisha Buchanan, Mutya Buena en Siobhán Donaghy grijnzend en uitbundig, voor een volgepakte tent. Het publiek noemde het een van de hoogtepunten.
Hun carrière verliep grillig. Anders dan sommige andere vrouwengroepen – en ‘boybands’ – waren de Sugababes niet door managers samengesteld, maar door de drie schoolvriendinnen zelf opgericht. Ze waren toen dertien. Toch bleek de greep van managers en hun platenmaatschappij sterk. Ze moesten zich gedragen volgens bepaalde regels en werden tegen elkaar opgezet. Uiteindelijk zijn de drie om de beurt ontslagen en vervangen door nieuwe zangeressen. Keisha Buchanan vertrok als laatste in 2009.
Toen ze gedrieën verder wilden als de Sugababes, bleek dat de rechten op hun naam in handen was van de platenmaatschappij. Als MKS (Mutya, Keisha, Siobhán) maakten ze albums en traden ze een tijdlang op, terwijl ze ondertussen juridische strijd leverden om de naam. Ze wonnen in 2019, in 2022 begon de inmiddels drie jaar durende triomftocht langs clubs en festivals, zoals deze zomer op Zwarte Cross.
Minimalistisch bewegen
Op een namiddag in april zitten de drie in de kleedkamer in Afas Live in Amsterdam, waar ze over twee uur zullen optreden voor een uitverkochte zaal. Buena eet gebakken kip terwijl een visagist Buchanans haren borstelt. Donaghy komt binnen met een fles water, ze gaan zitten op een grote bank en praten enthousiast door elkaar heen. Het is dertig jaar later niet moeilijk om je de drie vroegere pubervriendinnen voor te stellen.
De drie waren ‘bezeten’ van muziek en dans, zeggen ze. „Voor mij begon het met dansen, als kind. Ik deed tapdans, ballet en Filippijnse volksdans”, vertelt Buena. Donaghy vult aan: „Ik deed Ierse dans en acrobatiek.” Buchanan: „Iedereen kon dansen, behalve ik. En dat is nog steeds zo.”
Het is bij hun live-optredens een opvallend kenmerk: de minimalistische manier van bewegen. Tijdens een aantal nummers zitten de drie op een barkruk en zwaaien ze subtiel met één hand, of zwenken ze hun nek van links naar rechts. De synchrone gebaren zijn simpel maar doeltreffend. „Gelukkig”, zegt Buchanan lachend. „Anders wordt het mij te ingewikkeld.”
Donaghy: „We zijn de minst dansende vrouwenband van het moment. Als ik kijk naar andere artiesten – meestal vrouwen – snap ik niet hoe ze het doen: rennen, dansen, springen en dan nog zingen ook. Wij weten dat ons publiek vooral komt voor onze stem en samenzang, dus die uitvoering komt op de eerste plaats.”
In hun harmoniezang zwemen de drie stemmen van soul naar r&b en pop, soms staccato maar meestal een beetje loom. Onderling verdeelden ze de klankkleur: Buchanan is energiek, Buena zwoel, Donaghy ironisch. De zangpartijen binnen de liedjes ontstaan vanzelf, zeggen ze. Er is geen sprake van één hoofdstem die wordt ondersteund door koorzang van de anderen, de inbreng is gelijk. Buchanan: „We vlechten verschillende melodieën door elkaar en krijgen om de beurt een hoofdrol.”
Na de reünie namen de drie een album op, The Lost Tapes, dat in 2022 uitkwam. Afgelopen jaar verschenen twee nieuwe singles, het dansbare ‘Jungle’, en het kalme ‘Weeds’ waarin hun stemmen weer een pulserend patroon vormen.
Intussen opereren ze geheel zelfstandig. Hun nieuwe album en singles werden onafhankelijk gefinancierd en uitgebracht (zonder steun van een grote platenmaatschappij). Ze vertellen over hun ideeën voor de nieuwe show die ze in juli geven op Zwarte Cross. Er zijn kostuumwissels en positiewisselingen. Maar: ze willen geen hakken en geen dikke kleren dragen.
Anders dan vroeger lachen ze op het podium. Buchanan: „Toen we eind jaren negentig begonnen, was het in de Londense scene heel cool om chagrijnig te kijken, op foto’s en in video’s.” Donaghy: „Mensen van de platenmaatschappij snapten dat niet. Ze probeerden ons te beïnvloeden, ‘lach toch eens’.”
De situatie is nu anders, zeggen ze. De drie hoeven zich van niemand iets aan te trekken. Ze vinden dat artiesten in het algemeen minder druk van buitenaf ervaren. Buchanan: „Volgens mij voelen popmuzikanten zich vrijer. Op sociale media lees je ontboezemingen van artiesten die bijvoorbeeld podiumangst hebben of andere kwetsbaarheden.” Buena: „Je kunt tegenwoordig gewoon vertellen dat je kinderen hebt.” Donaghy: „Of een geliefde.”
Na bijna dertig jaar hebben de drie eindelijk zeggenschap over hun gedrag en carrière. Donaghy, die in 2001 door het management uit de groep werd gezet, moest wachten tot 2022 voordat ze de door haarzelf gezongen liedjes als ‘Run For Cover’ en ‘Overload’ live kon uitvoeren.
Op de vraag welk liedje ze bij concerten als emotioneel ervaren, zegt Buchanan: „Voor mij is dat ‘No Regrets’. Het is niet zo’n bekend nummer, maar wat mij betreft gaat het over ons verleden. Over mensen die belangrijk voor je zijn maar plotseling verdwijnen. Door een ruzie of een andere baan, bijvoorbeeld. En dan komen ze ineens bij je terug. Zo is het leven en daar hoef je geen spijt over te hebben. Dat is een waardevolle les, vind ik.” Donaghy: „Voor mij is het ‘Stronger’. Ook dat is een lied met een boodschap, voor onszelf én het publiek.”
Met een georganiseerde busreis naar het festivalterrein reizen, bij de ingang vier verschillende kleuren vuilniszakken ontvangen om je afval te scheiden en alleen vegetarische hamburgers op het menu: duurzaamheid staat bij veel Nederlandse festivals hoog in het vaandel. Wat doen organisatoren om de voetafdruk te verkleinen? En hoe effectief zijn die maatregelen? NRC deed rondvraag bij verschillende grote, meerdaagse festivals in Nederland om hun duurzaamheidsbeleid in kaart te brengen. Vijf vragen over de duurzaamheid van festivals.
1Hoe duurzaam zijn festivals?
Om die vraag te beantwoorden zijn gegevens over de CO2-uitstoot nodig, maar die uitstoot van een festival meten is ingewikkeld, zegt duurzaamheidsmanager Tijl Couzij van Lab Vlieland. Lab Vlieland werkt nauw samen met Into the Great Wide Open (ITGWO), een vierdaags festival op Vlieland dat 6.000 kaartjes voor volwassenen verkoopt. Couzij: „Een festival vindt doorgaans slechts één keer per jaar plaats, maar het terrein is daar meestal niet op ingericht: er moet ineens veel stroom naartoe, duizenden mensen komen aan en het afvalwater moet afgevoerd worden.” Dat maakt het moeilijk een goed meetsysteem op te zetten, vertelt hij. „Met een collega ben ik in totaal zo’n twee weken bezig met meten rondom het festival.”
Couzij toont de Green Deal Circular Festivals monitor spreadsheet, die ITGWO gebruikt om de uitstoot in kaart te brengen. Dik driehonderd rijen aan data, van de kilometers die bezoekers en artiesten afleggen om er te komen tot de voetafdruk van de verkochte maaltijden. Couzij herhaalt vaak de disclaimer: het zijn benaderingen, gewogen gemiddeldes en berekende schattingen. In 2023 had het festival naar schatting een restuitstoot van 250 ton CO2, dat het compenseerde met investeringen in een regeneratief landbouwproject.
Niet iedere organisatie geeft zo open een kijkje in de duurzaamheidskeuken. Organisator MOJO, van onder andere de meerdaagse festivals Lowlands (65.000 bezoekers), Pinkpop (210.000 bezoekers) en Down the Rabbit Hole (50.000 bezoekers), deelt alleen de openbare cijfers uit 2022. Die cijfers zijn een optelsom van alle festivals en concerten die MOJO jaarlijks organiseert, zo’n tweehonderd evenementen per jaar, goed voor circa twee miljoen bezoekers. Uit de gepubliceerde factsheet blijkt dat de evenementen in 2022 samen een uitstoot opleverden van 21.458 ton CO2. Veruit het grootste aandeel, 14.024 ton (65 procent van alle uitstoot) komt van het vervoer van bezoekers naar de evenementen. Eten en drinken zijn goed voor 27 procent van de totale uitstoot. Toch valt er weinig af te leiden uit deze cijfers als het gaat om de specifieke impact van de grote, meerdaagse festivals van MOJO, waar hele andere factoren spelen dan tijdens een concert. Andere festivals die NRC benaderde, wilden niet meewerken.
Niet alleen hoe (en of) je meet, maar ook wát je meet is van belang. Zo neemt ITGWO de externe campings waar veel bezoekers slapen niet mee in de analyse. Op festivals waar de camping onderdeel is van het festival – en anders niet had bestaan – wordt dit meestal wel meegenomen, zoals bij Mojo.
Ook de klimaatneutraalheid die festivals nastreven is voor verschillende interpretaties vatbaar. Zo zijn er festivals die hun ‘onvermijdbare restuitstoot’, de CO2-uitstoot die nog niet vermeden kan worden, compenseren met bijvoorbeeld boomplantprojecten. „Veel bedrijven kopen uitstoot af en compenseren zo de CO2-uitstoot”, zegt Henk Volberda, hoogleraar strategie en innovatie aan de UvA. „Dat is natuurlijk heel mooi, maar het betekent niet dat ze klimaatneutraal zijn. Het betekent dat de keten niet helemaal gesloten is en het bedrijfsmodel van festivals nog niet volledig circulair is.”
2Wat móeten festivals doen aan duurzaamheid?
Er bestaan weinig officiële richtlijnen: er is geen nationale wet- en regelgeving en er zijn weinig subsidies. Wel mogen bedrijven volgens het Nederlands klimaatakkoord in 2050 nog maar een verwaarloosbare uitstoot hebben. In 2030 moet die al circa 50 procent minder zijn ten opzichte van 1990. Ook moet in 2027 90 procent van de plastic bekers en servies worden hergebruikt of gerecycled. Volberda: „Daar moeten festivals natuurlijk ook aan voldoen.”
Een aantal grote festivalorganisaties is in 2019 in samenwerking met het ministerie van Infrastructuur en Water een samenwerkingsverband gestart: de Green Deal Circular Festivals. 53 Europese festivals zijn intussen bij dit verband, waaronder ITGWO, Mysteryland en de festivals van Mojo. Hun doel: in 2025 een zo veel mogelijk een klimaatneutraal en circulair festival. De samenwerking is onderdeel van de ruim 300 Green Deals die in Nederland lopen, bedoeld om duurzame transities in verschillende sectoren te stimuleren.
Volberda: „Door veel bedrijven wordt een duurzaamheidsbeleid vaak gebruikt voor greenwashing en om reputatievoordelen te krijgen. Ze krijgen makkelijk financiering, maar doen in feite niks. Zo is het bij Mojo niet symbolisch, ze hebben volop ingezet op duurzaamheid en behalen zelf weinig financiële winst.”
Kees Lamers, duurzaamheidsmanager bij Mojo, vertelt: „Als wij hetzelfde blijven doen als we vijf jaar geleden deden, bestaan we over twintig jaar niet meer. Maar belangrijker is de opwarmende aarde, klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. We voelen ons medeverantwoordelijk.” Mysteryland en ITGWO zeggen die motivatie te delen. „Mysteryland bestaat nu dertig jaar en we willen het de komende dertig jaar ook kunnen blijven organiseren”, zegt Maarten van ’t Veld, duurzaamheidsmanager van ID&T, waarvan Mysteryland onderdeel is. „Dan moeten we goed zijn voor mens en planeet. We willen ook eventuele regelgeving vóór zijn en meeschrijven aan de wetgeving.”
Een berg afval in park de Wezenlanden, een dag na Bevrijdingsdag.
3Waar komt de meeste uitstoot vandaan rond festivals?
De meeste festivalorganisaties onderscheiden vijf duurzaamheidsdomeinen: transport, energie, eten en drinken, grondstoffen en water.
Op het gebied van energie zoeken festivals naar mogelijkheden. Vervuilende dieselaggregaten maken vaker plaats voor het vaste stroomnet, waterstofaggregaten of zonnepanelen. Mojo zet zoveel mogelijk in op het vaste net: 6 procent van hun CO2-uitstoot kwam in 2023 nog van dieselaggregaten. Volgens Lamers is dit niet overal mogelijk. „Bij Down the Rabbit Hole hebben we minder mogelijkheden dan bij Lowlands. Daar kunnen we een nieuw transformatorstation gebruiken, door het stroomnet van pretpark Walibi dat naast het terrein ligt.” Uit de openbare cijfers van Mojo blijkt dat die aansluiting dit jaar 12.000 liter diesel (10 procent) zal besparen ten opzichte van vorig jaar. ITGWO verbruikt grotendeels zonne-energie, een verwaarloosbare 1 ton CO2 (minder dan 1 procent van de uitstoot) komt nog vrij door het gebruik van duurzame biobrandstof.
Om het watergebruik terug te dringen, gebruiken de festivals van Mojo en Mysteryland al lang vacuümtoiletten. Minder dan 1 procent van de CO2-uitstoot van Mojo komt door het verwarmen van douchewater met propaangas. Op Mysteryland worden deze ook steeds vaker gebruikt. De vacuümtoiletten gebruiken maar een zevende spoelwater ten opzichte van spoeltoiletten. Mysteryland en Mojo onderzoeken ook of ze oppervlaktewater kunnen gebruiken in plaats van drinkwater.
Afval blijft een heikel punt voor de organisatoren. Lamers, duurzaamheidsmanager bij Mojo, legt uit dat er veel aandacht gaat naar achtergelaten partytenten en luchtbedden, maar dat er ook gekeken moet worden naar huis-, tuin- en keukenafval. „Verreweg het meeste campingafval komt van etensverpakkingen, weggegooide festivalgadgets en organisch afval van etensresten”, vertelt hij. Slechts 1 procent van Mojo’s uitstoot komt van de verbranding van restafval, eenzelfde percentage geldt voor ITGWO. Die laatste gebruikt alleen maar herbruikbaar servies en zoveel mogelijk recyclebare materialen.
Lowlands, Pinkpop en Down the Rabbit Hole proberen afvalscheiding op de campings te stimuleren door bezoekers vier verschillend gekleurde zakken te geven: oranje voor plastic, roze voor statiegeld, blauw voor papier en grijs voor restafval. „Dat werkte vorig jaar goed bij papier en statiegeld, maar plastic bleek lastig te scheiden. Mensen vinden dat in het dagelijks leven ook moeilijk.”
Eten en drinken vormt de op een na grootste bron van uitstoot. Bij alle Mojo-festivals is dat 27 procent, bij ITGWO naar schatting 21 procent. Een groot vegetarisch en veganistisch aanbod moet de uitstoot beperken.
Veruit de vervuilendste bron blijkt transport, met name het vervoer van bezoekers naar het festival. Bij ITGWO was dit in 2023 goed voor de helft van de CO2-uitstoot, ondanks de ‘goede reistoeslag’ van 10 euro die bezoekers op het festival terug konden krijgen als ze gereisd hadden met het OV, deelvervoer of per zeilboot. Het geld dat de organisatie overhoudt, gaat in een speciaal fonds waarmee het de CO2-uitstoot van het festival compenseert. ITGWO geeft jaarlijks zo’n 30.000 euro uit aan een regeneratief landbouwproject in Nederland en een bosbouwproject op IJsland. De fossiele diesel van de veerboot naar Vlieland probeert de organisatie te compenseren, door eenzelfde hoeveelheid biobrandstof in schepen op de Noordzee te tanken.
Bij alle gezamenlijke Mojo-festivals was vervoer verantwoordelijk voor 65 procent van de uitstoot in 2022, het laatste jaar van openbare cijfers. 33 procent van de bezoekers komt met het OV of georganiseerd busvervoer. Het streven is dat in 2030 te verdubbelen naar 60 procent.
4Kun je voor het milieu niet beter géén festival organiseren?
„Je kunt ook stoppen met leven, dat is qua uitstoot ook beter”, zegt Couzij. Hij noemt het een dooddoener. Daarom zetten ze in op een zo duurzaam mogelijk festival, dat mensen hopelijk inspireert ná het festival ook duurzamere keuzes te maken. Couzij: „Een festival is een ideaal laboratorium om duurzaamheidsoplossingen te zoeken en kan een aanjager zijn voor de transitie in de maatschappij.”
Die voorbeeldfunctie noemen alle organisatoren. Lamers: „Op een festival zijn mensen blij. Ze staan open voor nieuwe dingen, ook voor ‘goed’ gedrag. Als je dat goed faciliteert, kun je dat bereiken.” UvA-hoogleraar Volberda sluit zich hierbij aan. „Jonge festivalbezoekers zijn flexibeler en adaptiever. Op festivals zien ze wat duurzaamheid óók kan zijn, niet alleen als iets wat grote bedrijven verkeerd doen. Dat kan leiden tot gedragsverandering en dat noemen we ook wel imprinting behaviour.”
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt jaarlijks geld beschikbaar om duurzaamheidspilots te testen op festivals. Een succesvol voorbeeld is het grootschalige gebruik van accu’s, vertelt Van ’t Veld, duurzaamheidsmanager van ID&T waarvan Mysteryland onderdeel is. „Die zijn op festivals getest en worden nu in de bouw gebruikt.” Het gebruik van waterstofaggregaten wordt nog getest.
Dit jaar is Mysteryland een van de festivals met een project van het ministerie, gericht op duurzaam vervoer. De focus ligt op het verminderen van autoverkeer en het stimuleren van openbaar vervoer, fietsen en deelvervoer om op het festival te komen. Van ’t Veld: „We willen dat de duurzaamste optie ook de meest logische wordt, qua tijd en geld. De overheid staat voor dezelfde uitdaging in de maatschappij, zij kunnen aan de hand van onze resultaten verder opschalen. De subsidie voor de pilot is niet groot, maar met de NS of Arriva komen we normaliter moeilijk in contact. Nu denken zij mee en dat is handig.”
5Merkt de bezoeker het duurzaamheidsbeleid ook in de portemonnee?
Ja, vertelt Lamers: „Al is het lastig zeggen welk deel van een ticketprijs daardoor stijgt. Alle kosten om een festival te organiseren zijn geëxplodeerd: van vergunningen regelen tot artiesten boeken en de productie. Duurzaamheidsmaatregelen dragen daar ook aan bij, maar je kunt die kosten niet los terugrekenen.”
Een 31-jarige man met een jong gezin krijgt in 2022 te horen dat hij een zeldzame vorm van longkanker heeft. Er zijn uitzaaiingen, onder andere naar de ruggenwervels en de hersenen.
In het Radboud UMC in Nijmegen loopt op dat moment een studie naar een nieuw en levensverlengend geneesmiddel, Enhertu. In de hoop voor deze medicatie in aanmerking te komen, meldt de patiënt zich aan. Maar na loting komt hij in de controlegroep terecht voor behandeling met de reguliere geneesmiddelen.
Na een tijdje slaat de medicatie niet meer aan en volgt verdere behandeling in het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam. De zieke man zet alles op alles om behandeld te worden met Enhertu. Maar het medicijn staat ‘in de sluis’ voor dure geneesmiddelen. Dat betekent dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en AstraZeneca, de farmaceut, nog moeten onderhandelen over de prijs. Het middel wordt niet vanuit het basispakket vergoed.
In Zwitserland vindt de patiënt een ziekenhuis dat hem wel met Enhertu wil behandelen, maar dat is kostbaar en intensief: elke drie weken op en neer voor een behandeling van 13.500 euro, waar de reis- en verblijfkosten nog bovenop komen. Dankzij een crowdfundingsactie lukt het voorlopig de kosten te dekken.
De zieke man probeert intussen alsnog Enhertu in Nederland te krijgen, zowel via het Antoni van Leeuwenhoek als via AstraZeneca. AstraZeneca besluit, na dreiging met een kort geding door de advocaat van de patiënt, het geneesmiddel alsnog gratis te verstrekken voor een behandeling in het Antoni van Leeuwenhoek. Na enkele maanden blijkt ook Enhertu niet meer effectief. De patiënt overlijdt in 2024.
De uitspraak: het ziekenhuis is niet aansprakelijk
Bij de rechter stelt de erfgename het Antoni van Leeuwenhoek aansprakelijk voor het niet ter beschikking stellen van Enhertu, terwijl het medicijn wel in de apotheek van het ziekenhuis lag. Daardoor is ruim drie maanden vertraging ontstaan in de behandeling met Enhertu, met nog meer uitzaaiingen tot gevolg, stelt zij. Zonder deze vertraging zou de man meer tijd hebben gehad met zijn vrouw en zijn twee jonge kinderen.
Maar de rechtbank geeft het ziekenhuis gelijk. Dat stelt dat het Enhertu niet kon voorschrijven, omdat het in ‘de sluis’ stond en daardoor niet beschikbaar was. Het medicijn in de apotheek was uitsluitend bestemd voor deelnemers aan de studie met Enhertu in het Antoni van Leeuwenhoek. De rechtbank wijst de zaak af, zodat ook de eis tot schadevergoeding van tafel gaat.
Het commentaar
„Deze zaak illustreert dat de farmaceut bepaalt wat er op de markt komt”, vertelt Tessa van den Ende, advocaat gezondheidsrecht bij ZO. advocaten. „Als een medicijn in de sluis staat, moet je voor behandeling daarmee toegelaten worden tot een studie óf je moet wachten tot het in het basispakket komt.” Maar die tijd is er soms niet, zo laat deze zaak zien.
Van den Ende: „Een mogelijke uitkomst biedt ‘compassionate use’, voor de schrijnende gevallen die rechtvaardigen dat een patiënt gratis een geneesmiddel uit de sluis krijgt.” In deze zaak diende de behandelend arts van het Antoni van Leeuwenhoek een verzoek hiervoor in, maar weigerde AstraZeneca aanvankelijk. Van den Ende: „Juridisch gezien mag dat, maar je kunt je afvragen of het moreel gezien ook altijd toelaatbaar is.”
Of een farmaceut compassionate use honoreert, is lastig te voorspellen. Volgens Van den Ende is het een kwestie van net de goede snaar raken bij de fabrikant. Of van het onder druk zetten van de farmaceut, bijvoorbeeld via patiëntenverenigingen, de media of de politiek. In deze zaak gaf de dreiging van een kort geding mogelijk de doorslag.
Van den Ende: „Voor de betrokkenen is het heel aangrijpend als iemand geen toegang heeft tot een geneesmiddel. Gevoelsmatig zou je die belemmering altijd willen wegnemen. Maar de sluis is een politiek middel om de gehele gezondheidszorg betaalbaar te houden.”
Vorig jaar haalde de minister van VWS Enhertu na ruim drie jaar uit de sluis voor een specifieke groep borstkankerpatiënten. Het Zorginstituut Nederland adviseerde eerder over een prijsreductie van minstens 45 procent te onderhandelen. Wat de prijs uiteindelijk geworden is, is geheim.
Dure geneesmiddelen staan steeds langer in de sluis, volgens gezondheidseconoom Renaud Heine van de Erasmus Universiteit. NRCinterviewde hem eerder over de toegang tot dure kankergeneesmiddelen. Volgens Heine wil Nederland wel innovatie, maar voor een maatschappelijk aanvaardbare prijs. Heine: „Met als risico dat farmaceuten nieuwe geneesmiddelen niet zo snel meer in Nederland aanbieden.”
In deze zaak wilde de patiënt Enhertu zo nodig zelf betalen voor behandeling in het Antoni van Leeuwenhoek, maar het ziekenhuis weigerde omdat het geen ongelijkheid wil tussen vermogende en minder vermogende patiënten. Heine: „Er zijn landen waar die ongelijkheid geen bezwaar is, maar in Nederland is dat principe diep verankerd.” De rechter kon zich in die weigering vinden.
‘Maar even voor de duidelijkheid…” Zelfs Sam Hagens klonk nu enigszins bezorgd. „U roept níét op om hiermee door te gaan, hè?” „Dat was de vraag niet”, zei Gijs Tuinman; een frase die de demissionair BBB-staatssecretaris van Defensie maandagavond bleef herhalen.
In het weekend besloot een groep mensen in Ter Apel voertuigen staande te houden om te kijken of daar asielzoekers in zaten. Hun illegale, intimiderende actie noemden ze ‘grenscontroles’. Die zelfgekozen term was blijkbaar catchy genoeg om in vrijwel alle berichtgeving te worden overgenomen – soms met aanhalingstekens, soms zonder. In Goedenavond Nederland (WNL), waar geregeld een balkje in het scherm verschijnt met daarop de thema’s die die aflevering besproken zullen worden, ontbraken de aanhalingstekens.
De vraag die Hagens aan Tuinman had gesteld, was: „Wat vindt u van deze actie?” Ja, ach, het was niet zijn portefeuille, en bovendien was meneer Tuinman er zelf niet bij geweest. Wist hij veel wat er precies was gebeurd. Maar wat hij zich wél voor kon stellen, was dat „als je in de buurt van Ter Apel woont, je het best weet welke busjes het zijn waar mensen mee overkomen”. „Dus u heeft er eigenlijk wel begrip voor”, zei Hagens. „Ik heb er wel begrip voor”, beaamde Tuinman. „Of het handig is om te doen… dat is een andere vraag.” En niet eentje die Tuinman wenste te beantwoorden, zo bleek. In plaats daarvan plaatste hij in gedachten een vraagteken achter Hagens’ statement en bleef hij het hele item diezelfde denkbeeldige vraag beantwoorden: had hij er begrip voor? Ja, hij had er begrip voor. De burgers maakten zich zorgen, hè. Vanwege asiel. Altijd vanwege asiel.
In de vrolijk rechtse studio groeide nu het ongemak, terwijl de sfeer er net nog best lekker in had gezeten. De laatste ontwikkelingen in Den Haag waren opgewekt doorgenomen. Dilan wilde niet meer met Geert in zee – dat was me wat! „Wat waren nou de smaken en de moeilijkheden hierbij?”, had presentatrice Welmoed Sijtsma aan politiek verslaggever Tessa van Viegen gevraagd over Yesilgöz’ afweging. „Het moeilijke is natuurlijk dat de VVD haar kiezers een rechts beleid wil beloven op het gebied van asiel. En dat kan je heel moeilijk waarmaken met linkse partijen, dat hebben we de afgelopen jaren gezien”, had Van Vliegen geantwoord, terugkijkend op jaren van niet-linkse kabinetten.
Trouwens: het afgelopen kabinet was ook niet echt rechts, vond sidekick Jort Kelder. „De PVV is eigenlijk de SP op het gebied van economie. Alleen cultureel zijn ze zeer behoudend.” Hij keerde zich naar Tuinman. „De BBB is… wel behoorlijk rechts, toch?” „Sociaal conservatief”, verbeterde Tuinman, die verder nog kwijt wilde dat hij elke dag bezig was met „besluiten nemen en verantwoordelijkheid nemen”.
Hoe bevrijdend moet het zijn om te leven in een wereld waarin woorden niets meer betekenen. Links is rechts en rechts is links; zeggen dat je verantwoordelijkheid neemt staat gelijk aan verantwoordelijkheid nemen. Asiel houdt iedereen bezig als we maar blijven zeggen dat asiel iedereen bezighoudt. Op die manier gaan er werelden voor je open: je kunt carrière maken bij verschillende omroepen of zelfs in de Kamer terechtkomen, en als je eenmaal in de Kamer zit heb je misschien wel tijd over om een leuk programma te maken voor Ongehoord Nederland. Kamerlid Dion Graus (PVV) is bijvoorbeeld nog steeds elke maandag iemand tot dierenridder aan het ridderen in Dierenridders. Fijn, toch?
Maandagavond had ik heel even de hoop dat de WNL-presentatoren uit hun vrijheidsroes ontwaakten. Ik meende iets van schrik in hun ogen te zien toen ze zich realiseerden dat Tuinman wel een heel eigen blik op de werkelijkheid had ontwikkeld. Toen zei Hagens: „Oké, we laten het hierbij.” „Hè”, zuchtte Sijtsma opgelucht. En ze droomden lekker verder.