‘De PVV is tegengewerkt’: maar klopt dat ook?

Ze blijven rondzingen: de termen ‘tegenkrachten’ en ‘tegenwerken’. Het zou me ook niet verbazen als we ze de komende maanden vaker gaan horen: de PVV wil nu eenmaal graag agenderen dat ze is belemmerd in haar pogingen het strengste asielbeleid ooit te voeren. In veel rechtse reacties op de kabinetsval hoor je die klacht ook al terug.

En het is waarschijnlijk ook een goede verhaallijn voor een politicus die de kans van zijn leven had zijn decennialange beloften inzake minder asielzoekers waar te maken maar weinig bereikte. Dan heeft niet hij gefaald, maar waren het onzichtbare machinaties die de wens van zijn kiezers blokkeerden. Een Haagse variatie op Trumps deep state.

Je had al in een vroeg stadium aanwijzingen dat het die kant opging. Twee dagen vóór de val het kabinet trad opiniepeiler Maurice de Hond op in een podcast van De Nieuwe Wereld. De Hond deed het opinieonderzoek voor Geert Wilders’ tienpuntenplan voor minder asielzoekers, dat de week ervoor was gepresenteerd en de basis voor de kabinetsval werd.

In de podcast zei de opiniepeiler dat de PVV te maken had met „tegenkrachten”. Hij noemde zonder veel onderbouwing „de ambtenarij”, de „Raad van State” en „de rechterlijke macht”. En hij zei: „Ik kan me goed voorstellen dat Wilders gefrustreerd is.”

In de Kamer, daags na de val, maakte ook Wilders zelf er een duistere zaak van. De PVV had met de coalitie afgesproken het aantal asielzoekers zodanig terug te dringen, zei hij, dat Nederland „behoorde tot de landen met de strengste asieleisen” in Europa. „Maar het omgekeerde is gebeurd. Iedere elf dagen komt er een azc bij. Het is om gek van te worden.”

Later in het debat voedde hij de argwaan door NSC te typeren als „Nationale Sabotage Club”. Ook zei hij dat premier Dick Schoof hem „meer wetgevingsjuristen” had beloofd – „dit staat niet op papier” – omdat minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) anders niet vooruit kon. Ze waren, zei hij, nooit gekomen.

Caroline van der Plas (BBB) voedde de broeierigheid: „Ook wij hebben ervaren hoe het is om tegengewerkt te worden.”

Inlijsten en ophangen

Bij de observaties over tegenkrachten en tegenwerken moet ik steeds denken aan een uitspraak van Herman Tjeenk Willink. In Den Haag, hoorde ik hem ooit zeggen, is tegenspraak elementair. „Zonder tegenspraak geen samenspraak.”

Schitterende observatie. Inlijsten en ophangen. In die paar woorden ligt de kern van democratische politiek besloten: het hele stelsel is gebaseerd op de gedachte dat in alle (álle) stadia van beleidsvoorbereiding tegenspraak nodig is om tot democratisch gedragen beleid te komen.

Betrokken burgers, zorgvuldige ambtenaren, nauwkeurige wetgevingsjuristen, tegendenkers bij adviesorganen, een kritische oppositie: ze kosten tijd, ze zijn soms irritant, maar toch vooral noodzakelijk. Want één foutje in een nieuwe wet en de staat kan burgers jarenlang benadelen. Zie het Toeslagenschandaal. 

Dus laten we deze ui eens afpellen, om te beginnen die „tegenkrachten” van Maurice de Hond. Opereerden rechters, de Raad van State (als adviseur) en ambtenaren tijdens het kabinet-Schoof anders dan tijdens kabinetten zonder de PVV?

Met de kennis van nu is dat aantoonbaar onjuist. De meest vergaande gerechtelijke ingreep van de afgelopen vijftien jaar is, met grote voorsprong, de stikstofuitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Raad van State, in 2019. Het besluit om geen vergunningen voor nieuwe stikstofneerslag meer toe te staan, gevolg van Europese richtlijnen waarmee Nederland eerder instemde, blokkeert al zes jaar nieuwe economische activiteit, en zorgt sindsdien voor hoofdbrekens bij ondernemers, natuurbeschermers, in provincies, op ministeries en in het kabinet.

En áls hier al een ‘tegenkracht’ opereerde, richtte die zich niet tegen de PVV: in 2019 regeerde Rutte III, een coalitie van VVD, CDA, D66 en CU. 

Dan de Raad van State in zijn tweede rol: als hoogste adviseur van de regering. De Raad adviseerde dit voorjaar negatief over twee asielwetten van minister Faber. De Raad vroeg om aanpassingen van de wetten en verzocht Faber ze „in de huidige vorm niet in te dienen bij de Kamer”.

Alleen: toen de Raad van State in 2023 advies uitbracht over de door de PVV gehate Spreidingswet van Rutte IV, vroeg de Raad óók de wet „in de huidige vorm niet in te dienen bij de Tweede Kamer”. 

De vermeende tegenwerking van de PVV had het vorige kabinet dus evengoed ervaren. Niets aan de hand.

Ook had je nog de ambtenarij als boosdoener. Vorig jaar oktober schreef de politiek columnist van De Telegraaf al: „Faber speelt minister; ze roept maar wat.”

Solistisch en overgevoelig

In december verscheen een spraakmakend NRC-artikel over haar ongebruikelijke werkwijze op het ministerie. Solistisch, overgevoelig voor Wilders, ongevoelig voor ambtelijk advies, onbereikbaar voor andere bestuurders.

Later had ik, los van mijn collega’s, ook contact met mensen die met haar werkten. Ze zeiden: dit is niet te doen. De minister wilde de landsgrenzen bewaken maar reageerde niet als ze kreeg uitgelegd dat de marechaussee vrijwel geen extra mensen beschikbaar had. Ze schafte bed-bad-brood voor uitgeprocedeerde asielzoekers af, tegen ambtelijk advies in, maar deed dit zo snel en ondoordacht dat rechters in Rotterdam, Utrecht en Amsterdam haar besluiten vernietigden.

Als iemand haar tegenwerkte, dan was ze het zelf.

De binnenstad van Ter Apel.
Foto Eric Brinkhorst

Maar toonden die lekken dan niet aan dat haar ambtenaren wel degelijk een tegenkracht vormden? Mij viel vooral op dat de lekken over Faber – er wordt over bijna alle bewindslieden gelekt – haar nooit in politiek gevaar brachten.

Veelzeggend detail: nog niet zo lang geleden had een voorganger van Faber heel andere ervaringen. Staatssecretaris Mark Harbers (Asiel, VVD) trad in 2019 af nadat hij de Kamer onjuist had geïnformeerd over misdaadcijfers van asielzoekers. Ambtenaren hadden die cijfers onbedoeld, zei hij, niet met hem gedeeld. Harbers nam zijn verantwoordelijkheid.

Later ontstond twijfel over de ambtenaren. Ik heb het verhaal destijds in detail beschreven, en het laat zien: deze niet-PVV’er ervoer eerder op Fabers functie veel méér ambtelijke tegenwerking dan de PVV-minister. Dus ook hier: weinig aan de hand.

Verder suggereerde Wilders vorige week opnieuw dat NSC de PVV beentje had gelicht inzake het plan voor asielnoodwetgeving. Die had vorig jaar ingevoerd kunnen worden omdat parlementaire toetsing onnodig was.

Het punt is alleen dat Wilders in het Hoofdlijnenakkoord instemde met de voorwaarde dat noodwetgeving „dragend gemotiveerd” werd: zonder die motivering was de ‘asielcrisis’ niet aangetoond, dan ontbrak de juridische grondslag voor noodwetgeving, en zou de rechter deze vrijwel zeker verbieden.

En het is Faber nooit gelukt die dragende motivering geloofwaardig te formuleren. De PVV-minister kon het eigen PVV-plan niet onderbouwen: dát was de tegenwerking. 

Belang van tegenspraak

En wat bij dit alles het meeste opvalt: het onbegrip voor het belang van tegenspraak. Dat de wetgever zich moet verhouden tot de maatschappij, ambtenaren, adviseurs, het kabinet, oppositie en coalitie in de Tweede en Eerste Kamer om een democratisch gedragen resultaat te bereiken.

Het vereist geduld en zorgvuldigheid. Het begint op bijna elk ministerie met, zoals dat heet, ‘overleg met de sector’. Zo’n sector heeft ervaring met het betreffende vraagstuk, hij heeft doorgaans ook belangen, dus de minister krijgt voor het eerst tegenspraak.

Dit kan een minister natuurlijk tegenwerken noemen, maar een bewindspersoon met een beetje handigheid handhaaft zijn principes én luistert naar de sector om zijn voorstel te verbeteren. Dan ben je niet tegengewerkt, dan heb je samengewerkt. 

Dit stramien herhaalt zich daarna ettelijke malen. In elke nieuwe fase heeft de minister belang bij tegenspraak, want dat vergroot de kansen op een betere wet en parlementaire steun.

Dus een minister die al vóór het advies van de Raad van State in de media zegt dat ze hooguit een punt of komma aan haar wetten verandert, zoals Faber dit voorjaar, begrijpt domweg niet dat alleen de eigen principes en opvattingen nooit doorslaggevend zijn: zonder steun in de maatschappij, zonder steun van partijen met andere principes en opvattingen, zal de wet nooit het Staatsblad halen.

En pijnlijk genoeg beaamde ze een week voor de kabinetsval nog onbedoeld dat ze het echt niet begrijpt. Nadat ze twee coalitiegenoten bekritiseerde, vroegen verslaggevers of zij dacht zo draagvlak voor haar asielwetten te krijgen. Ze zei: „Moet ik dan een potje gaan slijmen om mijn zaken erdoor te krijgen?” 

Klagen over tegenwerking omdat je zelf niet doorziet wat Haagse samenwerking inhoudt – hoe de democratie echt werkt – is natuurlijk best ongemakkelijk. Al zal het vast zo zijn dat een deel van de kiezers het gejammer graag wil geloven.

Maar het geklaag over tegenkrachten, zoals ze nu bekend zijn, komt voorlopig niet veel verder dan vaag gestamel. In de taal van Fabers eigen partij: machteloze verliezerstaal van zuur rechts.


Wat vindt NRC | De PVV is terecht uitgesloten als regeringspartij, maar de invloed van Wilders reikt verder

Het was geen fraai gezicht. Klein, schadelijk voor het aanzien van politiek. De week nadat de PVV het kabinet-Schoof had verlaten, gingen de drie overgebleven partijen van het inmiddels demissionaire kabinet, VVD, NSC en BBB, door met waar ze zo goed in waren: ruzie maken. Het ging een week lang over de verdeling van de vrijgekomen kabinetsposten, of liever gezegd: over één post, die van de vertrokken minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV). Haar portefeuille wil iederéén wel, zo bleek. Er komen verkiezingen aan, die, zo is de verwachting, weer gedomineerd worden door het thema asiel. Faber heeft twee asielwetten achtergelaten, die mogelijk nog behandeld kunnen worden vóór de verkiezingen. De overgebleven drie partijen willen daar goede sier mee maken. Omdat ze het allemaal wilden, is de portefeuille nu door de drie partijen onderling verdeeld. Het is een niet te volgen politiek compromis: de VVD krijgt de asielnoodmaatregelenwet, NSC krijgt ‘migratie’, BBB het COA, dat de opvang van asielzoekers regelt.

Zo doen de partijen wat ze de PVV de afgelopen tijd (terecht) verweten: dat de partij van Geert Wilders cynische politiek bedreef over één thema. Het is niet uit te leggen aan kiezers dat zij zich nu aan hetzelfde bezondigen. Bovendien zegt het iets over de invloed die de PVV nog altijd heeft, al is hun rol uitgespeeld in het landsbestuur. Alsof de PVV opnieuw mag bepalen waar de verkiezingen van oktober over mogen gaan, de koers van de volgende maanden mag bepalen, en de rest keurig in het gelid meewandelt. Alle partijen willen nu streng zijn op migratie, vooral asielmigratie. En partijen nemen retoriek en gedrag van de PVV over, omdat ze bang zijn dat de kiezer denkt dat ze soft zijn. Stel dat de PVV in oktober geen enkele Kamerzetel zou behalen (overigens geen realistisch scenario), dan nog zou het PVV-gedachtegoed veilig zijn. Iedereen wil als de PVV zijn, en de drie leiders van de coalitiepartijen blijven zeggen dat ze inhoudelijk geen licht zien tussen hun partij en de PVV.

Zo is Geert Wilders weliswaar vrijwel zeker uitgesloten van een volgende regeringsdeelname, maar is zijn invloed groter dan ooit. Het was het enige juiste besluit van VVD-leider Dilan Yesilgöz om de PVV deze week uit te sluiten. Maar het besluit kwam laat, pas bijna een week na de val van het kabinet. Het had er alle schijn van dat ze onrust in de achterban wilde sussen. Deze zaterdag komt de VVD samen voor een partijcongres, een Liberale Open Dag, zoals zij het noemen. Yesilgöz kan geen discussie over haar leiderschap gebruiken. De reden die ze voor haar besluit gaf, was opvallend procedureel van aard.

Wilders noemde ze een ‘wegloper’, die zijn verantwoordelijkheid ontliep. Dat is waar, en een legitieme reden om de PVV als ongeschikt te beoordelen. Maar de ideeën van Wilders hadden een veel grotere barrière moeten vormen. Wilders is veroordeeld wegens groepsbelediging door zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak van 2014, en heeft daar nooit afstand van genomen. Wilders wil de Koran verbieden, moskeeën sluiten, en Nederland „de-islamiseren”. Die ideeën staan haaks op het liberale gedachtegoed van de VVD én haaks op de democratische rechtsstaat. Het ijskast-verhaal is ongeloofwaardig gebleken. Yesilgöz had iets moeten zeggen over het uitsluitende, discriminerende en haatzaaiende karakter van het PVV-gedachtegoed. Dat zij dat niet deed, wekt de indruk dat ze bang is dat ze de rechtervleugel van haar partij en teleurgestelde PVV-kiezers wegjaagt. Maar duidelijkheid over waar de VVD voor staat is niet alleen moreel juist, het zal op langere termijn in haar voordeel werken. Partijen als de VVD zijn onder invloed van de PVV richting kwijt en ogen uitgeblust, zonder enig zelfvertrouwen. Willen partijen geloofwaardige alternatieven zijn voor kiezers, dan moeten ze daar iets aan doen.

Lees ook

Lees ook: De eeuwige dans tussen VVD en PVV

Partijleiders Dilan Yesilgöz (VVD) en Geert Wilders (PVV) tijdens het debat over de val van het kabinet-Schoof. Foto Bart Maat

Dat geldt zeker niet alleen voor de VVD. Ook NSC en BBB wekken de indruk het niet meer te weten. NSC, dat het kabinet inging om de rechtsstaat te bewaken, heeft nooit consequenties verbonden aan uitspraken en opvattingen van PVV’ers in het kabinet. Zelfs niet toen hun enige bewindspersoon van kleur, Nora Achahbar, zich niet langer thuisvoelde in het kabinet. Inmiddels zegt NSC het eens te zijn met de asielplannen van Marjolein Faber, en wilde de partij delen in de eer. NSC is na het recente vertrek van Pieter Omtzigt een stuurloze partij geworden, waar achter de schermen gevochten wordt om het partijleiderschap. Ook BBB zit in zwaar weer, en dreigt maar weinig zetels over te houden. Ook die partij ziet de oplossing in PVV’tje spelen. Partijleider Caroline van der Plas noemde deze week het „beteugelen van de islamisering” een van de redenen waarom BBB in het kabinet zit. Op die manier is er geen PVV meer nodig. Het wordt tijd dat partijen, ook aan de rechterkant, meer investeren in hun eigen verhaal, en minder angstig reageren op alles wat Wilders doet.


Opinie | De dametjes en hun horoscoopjes

Was dat even een vreemde gewaarwording, afgelopen woensdag: vier mannen die het op nationale radio over hun sterrenbeeld hadden. „Ik ben een ram”, zei presentator Carl-Johan de Zwart smalend. „Ik een stier”, vulde zijn gast David Cocheret aan. Slecht nieuws: zulke koppige tekens zijn nooit te overtuigen, dus ook niet van de waarde van de astrologie.

De andere twee mannen in de uitzending: verslaggever Thomas Schuurman en astronoom Rob van Gent. Inderdaad: in een radio-item over astrologie komt geen astroloog aan het woord, maar alleen een sterrenkundige die vertelt dat hij ‘wetenschappelijk’ natuurlijk niet in horoscopen gelooft. Lekker boeiend. Vertel maar eens in welk huis Mercurius bij jou staat, Rob, dan praten we verder.

Astrologie schijnt vooral populair te zijn onder jonge, hoogopgeleide vrouwen. Een vriendin van mij met verstand van zaken vertelde me laatst dat ze er in gesprekken niet meer over begint, omdat de meeste mensen – vooral mannen – er net als bovenstaande exemplaren zo gruwelijk voorspelbaar op reageren. Een vriend van haar raakt geïrriteerd zodra ze iets over zijn sterrenbeeld beweert. „Hij is een maagd. Maagden geloven zelden in astrologie, dus dat klopt wel.”

Het drijft mannen tot gekte: mogen de dames eindelijk in de collegezalen plaatsnemen, niet eens meer achter een gordijntje, kiezen ze er alsnog voor om in zoiets onwetenschappelijks als astrologie te geloven. Waarom toch?

Volgens Rob van Gent biedt astrologie houvast, zoals religie dat vroeger deed. Als de Heer niet bepaalt of je binnenkort een leuk iemand tegenkomt, dan moet Venus het maar doen. Een andere verklaring die regelmatig wordt gegeven is dat astrologie een handig kader is om het te kunnen hebben over het leven, de psychologie en, niet te vergeten, jezelf.

Ik moet nu denken aan de 64 pagina’s tellende horoscoop die mijn ouders kort na mijn geboorte hadden besteld. Inderdaad heel interessante materie, als je het mij vraagt.

En toch, luisterend naar dat cynische commentaar op de radio wist ik ineens zeker dat vrouwen zich tot de astrologie wenden simpelweg om mannen op de kast te jagen. Ik bedoel het soort man dat zich aan de ratio heeft vastgeklampt en een ander ook niet meer gunt. „Horoscopen zijn niet echt”, zegt hij, en leunt tevreden achterover. Hij zou net zo goed kunnen beweren dat God niet echt is, dat zou even suf zijn, maar het is natuurlijk makkelijker om minachtend te doen over iets waar haast alleen vrouwen waarde aan hechten. Niet per se slimmer, als hij nog een tweede date wil.

In het vijfde seizoen van het NTR-programma Dream School krijgen de leerlingen les van een hoogleraar theoretische astrofysica. Het eerste wat hij doet: beweren dat horoscopen „sprookjes uit de oertijd” zijn. De Babyloniërs draaien zich om in hun graf. En zo snel als de interesse van de leerlingen was gewekt, zo snel is die ook weer verdwenen.

„Ik ben een schorpioen”, zegt schoolverlater Nina voor de camera. Haar wimperextensions knipperen wild. „Dus ik dacht dat ik gewoon stoer was, en cool. Ben ik ook wel, maar ja, die vent zegt van niet.” Ze krijgt bijval van medeleerling Kimberly – overigens ook een schorpioen.

Het plezier dat je kan hebben van iets irrationeels wordt niet kleiner als anderen het je proberen af te nemen. Integendeel, je krijgt zin om er met gestrekt been in te gaan. Brult er weer iemand dat horoscopen fabels zijn? Dan zal er ongetwijfeld iets met Mars aan de hand zijn. Hoe dan ook mogen de planeten nooit een excuus zijn voor zulke saaie beweringen. Dat is hoe ik het nu zie, maar ik zit midden in mijn terugkeer van Saturnus, dus vraag het me later nog eens.

Tessa Sparreboom is neerlandicus en oud-redacteur van Propria Cures.


Toen Ingrid Schäfer-Poels (1976-2025) bij de politie ging, moest ze tegen aardig wat vooroordelen opboksen

Wat kon ze eigenlijk met haar studie bestuursrecht, vroeg Sandra Poels haar vier jaar jongere zus Ingrid eens, wat wilde ze worden? „Burgemeester”, antwoordde die resoluut, in een tijd waarin dat ambt nog bijna exclusief aan mannen voorbehouden leek. Ze zou uiteindelijk de eerste vrouwelijke hoofdcommissaris van de politie-eenheid Limburg worden.

„Napoleon” noemde haar vader Ingrid als kind. Zus Sandra: „Omdat ze klein en stevig was en vanwege haar pit en sterke wil. Als ze iets vond, bleef ze daarop doorgaan. Vaak vanuit haar enorme rechtvaardigheidsgevoel.” Haar beide ouders werkten in het onderwijs, net als later haar zus.

Rond haar twaalfde werd Ingrid verliefd op Rich Schäfer, zoon van goede vrienden van haar ouders. „Die belde ze gerust op en dan vroeg ze mij aan de lijn”, vertelt Schäfer. „Dat waren ongemakkelijke gesprekken. Wat moest ik met dat kind van ruim twee jaar jonger? Zo’n twee jaar later was dat leeftijdsverschil niet meer zo’n dingetje en kregen we wel iets met elkaar.”

Kalverliefde, dacht de buitenwereld. En: gaat wel over, als ze allebei ergens anders gaan studeren. Dat gebeurde niet. Schäfer: „Behalve de liefde hadden we een andere klik. We begrepen elkaar. Eén blik was vaak al voldoende.”

Haar vader noemde haar ‘Napoleon’ wegens haar pit en sterke wil

Na haar studie ging Schäfer-Poels werken bij de gemeente Geleen en kort daarna de fusiegemeente Sittard-Geleen, waar ze uiteindelijk kabinetschef van de burgemeester werd. In 2006 maakte ze de overstap naar de politie. Daar moest ze tegen aardig wat vooroordelen opboksen, zegt zus Sandra: „Ze was zij-instromer, jong én vrouw.” Echtgenoot Rich: „Elke nieuwe functie die ze kreeg, begon moeizaam. Na verloop van tijd kwam er waardering: voor het doorbreken van automatismen en van de strikte hiërarchie, en vooral voor het dingen samen doen, voor haar oog voor de menselijke kant. Iedereen die wegging kreeg bijvoorbeeld een fatsoenlijk afscheid, tot dan geen gewoonte.”

Toen commissaris van de politie Limburg Gery Veldhuis in 2018 naar elders vertrok, zag hij in haar zijn opvolger, al liep ook een aantal mannen zich warm voor de functie. In haar eerste jaar boekte Schäfer-Poels meteen een mooi succes voor haar korps. Twintig jaar na de verdwijning van het elfjarige jongetje Nicky Verstappen kon dankzij grootschalig dna-onderzoek een verdachte worden aangehouden.

„Ze stond voor egoloos en onbaatzuchtig leiderschap, op de mens gericht”, stelt Inge Godthelp-Teunissen, door Schäfer-Poels binnengehaald als plaatsvervangend politiechef. „In landelijke overleggen stelde Ingrid de vragen die niemand durfde te stellen en maakte ze situaties bespreekbaar.” Haar zus herkent dit: „Ook als verder niemand er zin in had, kon ze blijven doorvragen of knuppels in het hoenderhok gooien.” Rich Schäfer: „Tegelijkertijd drong ze op die manier door tot de kern van mensen en problemen. Scherp bevragen was ook haar manier om zich onderwerpen eigen te maken zonder tot in detail alles erover te lezen.”

„Kwetsbaar en transparant durven zijn, dat was Ingrid”, zegt Godthelp-Teunissen. „Maar tegelijkertijd keihard begrenzen als het moet.” Bij het ontslag van een aantal agenten in Noord-Limburg vanwege grensoverschrijdend app-verkeer, oordeelde de rechter achteraf dat ze zorgvuldiger had moeten handelen.

Eind jaren 70

Foto privé-archief

Lockdowns

In 2020 ontdekte ze een knobbeltje in haar rechterborst. De kanker bleek ook in haar lymfeklieren en oksel te zitten. Omdat ze altijd openheid bepleitte, koos ze ervoor het slechte nieuws zelf via een filmpje met haar politiemensen te delen. De leiding overgeven, juist in de moeilijke coronatijd, kostte haar relatief weinig moeite. De lockdowns maakten haar behandeltraject wel extra zwaar en eenzaam. Sandra Poels: „Iets simpels als even met mij knuffelen, kon niet. Toen ik dan toch een beschermpak voor mezelf had weten te regelen en het wel kon, gooide ze haar emoties eruit.”

Na revalidatie keerde ze langzaam terug bij de politie – tot de echtgenoot van haar plaatsvervanger Godthelp-Teunissen plotseling overleed. „Dat betekende dat Ingrid meer moest doen dan op dat moment eigenlijk de bedoeling was”, vertelt zij. De „bizarre” situatie verdiepte wel hun band. Als duo opperden ze het idee om samen de politie Limburg te gaan leiden. Een noviteit in politieland, die volgens Godthelp-Teunissen in eerste instantie op veel weerstand stuitte. Uiteindelijk kwam er toestemming van hogerhand. „Al ben ik nooit bevorderd tot hoofdcommissaris”, zegt ze. „Materieel waren we samen de baas, formeel was alleen Ingrid dat. Maar als we samen op de foto gingen, haalde ze eerst de onderscheidingstekens van haar uniform.”

Privé was haar herstel aanleiding voor een vier-het-leven-feest. Nog meer dan voorheen nam ze de tijd om te genieten van de mensen die haar lief waren, en van mooie vakanties.

Tijdens een reis met haar man naar Mexico in 2023 kreeg ze last van haar nek. Uit onderzoek bleek dat het om uitzaaiingen ging. Die zaten op veel meer plekken, van haar lever tot haar hoofd.

Nu legde ze haar functie definitief neer. De tijd die ze nog had wilde ze besteden aan haar gezin en haar naasten. In een nieuwe video maakte ze dat besluit bekend. Collega’s kregen ook allemaal een kaart met de afscheidsgroet „Geneet van het laeve #houvolhouvast”.

Vooral voor haar puberzonen Stijn en Ruben onderging ze nog een aantal behandelingen. Rich Schäfer: „Met name chemopillen leverden een bonusjaar op, waarin ze mooie dingen met ons allemaal heeft kunnen doen.” Maar afgelopen april ging ze plotseling snel achteruit. Op de laatste dag van die maand overleed zij.

Omdat de dood toch nog onverwacht kwam, moest haar echtgenoot, architect, halsoverkop een kist voor haar gaan maken. „Ik had haar beloofd dat ik voor haar laatste huisje zou zorgen.”

Tijdens de uitvaart haalden aanwezigen vooral herinneringen op aan het persoonlijk leven van Schäfer-Poels. Aan haar liefde voor feest en gekkigheid. Aan haar gulle lach. Aan haar troostende knuffels met de woorden „och, kom hier”.

Rich Schäfer: „Na de uitvaart zag ik voor ons huis een man heen en weer fietsen. Die belde uiteindelijk aan. Het bleek een agent met PTSS die vertelde hoeveel Ingrid voor hem had betekend. Voor die mensen vocht ze net zolang tot ze de vergoeding kregen waar ze recht op hadden. Want de mens moest boven het systeem gaan.”


Het bedrijf waar heel Europa naar kijkt om digitaal onafhankelijk te worden, pleit voor een ict-revolutie

Donald Trump helpt de marketing van het Duitse softwarebedrijf Nextcloud tegenwoordig. Oprichter en mede-eigenaar Frank Karlitschek hoeft de dreiging die van de Amerikaanse president uitgaat maar een beetje uit te vergroten in zijn presentaties voor potentiële klanten.

„We hebben wat onderzoek gedaan, om te kijken waar de data van Europeanen precies worden bewaard”, zegt hij dan bijvoorbeeld. Waarna hij een kleine pauze laat vallen voor het dramatische effect. De volgende slide is een wereldkaart waarop maar één locatie is uitgelicht: Silicon Valley aan de Amerikaanse westkust. „Grapje”, zegt Karlitschek en klikt snel door naar het volgende plaatje. Dat toont waar de data van Europeanen écht zijn opgeslagen. Meer dan de helft bevindt zich in de VS, een groot deel in China en een klein beetje in Europa zelf.

Als hij de presentatie begin juni in München geeft, klinkt ongemakkelijk gelach in het publiek. Dat bestaat goeddeels uit vertegenwoordigers van Europese overheden, die naarstig op zoek zijn naar alternatieven voor de grote Amerikaanse cloudaanbieders waar ze de afgelopen jaren afhankelijk van zijn geworden.

Tijdens die speurtocht valt opvallend vaak de naam Nextcloud, het bedrijf dat softwareontwikkelaar Karlitschek negen jaar geleden opzette. Het begon als dienst om bestanden op te slaan en te delen, vergelijkbaar met DropBox. Inmiddels biedt het een volledig kantoorsoftwarepakket, met eigen toepassingen voor onder meer e-mail, videobellen, AI, tekstbewerking en databases. Het bedrijf, waar nu 140 mensen werken (van wie de helft softwareontwikkelaars), werd daarmee een concurrent van Microsoft 365 en Google Workspace. Geen ander bedrijf in Europa biedt zo’n compleet alternatief.

Maar de ‘hulp’ van Trump is niet genoeg. Europese overheden, instellingen en bedrijven zijn behoedzaam. De afgelopen decennia zijn ze gewend geraakt zaken te doen met de grote Amerikanen, die hun alles uit handen nemen. Ict-inkopers in Europa spreken inmiddels de taal van Microsoft, Google en Amazon. En dat is een andere dan die van Karlitschek, een softwareontwikkelaar met zijn wortels in de idealistische opensource-beweging, waar softwarecode voor iedereen toegankelijk en dus gratis te gebruiken en aan te passen is. En met uitgesproken opvattingen over privacy en zeggenschap over data.

De verwachtingen zijn heel hoog en ik voel me verantwoordelijk

Als hij met Nextcloud substantieel wil helpen Europa digitaal autonomer te maken, moet hij een brug slaan tussen die twee werelden. Dat vergt grootschalige bekering tot opensource-software en het volledig zelf beheren van de eigen data. Het zou neerkomen op een Europese ict-revolutie.

„Op een podium staan is niet iets waar ik me gemakkelijk bij voel. Ik ben een technerd”, zegt Karlitschek aan de vooravond van het grootste commerciële evenement voor klanten dat het bedrijf tot nu toe heeft georganiseerd, een ‘Nextcloud summit’ voor zeshonderd potentiële afnemers in een chic hotel in München. „Maar ik doe het nu aan de lopende band. Dit is nu mijn rol.”

Hij komt wat nerveus en moe over. De werkweken zijn lang. „De verwachtingen zijn heel hoog en ik voel me verantwoordelijk.”

Moet u tijdens zo’n evenement een andere taal spreken, omdat idealisme in de ict niet professioneel zou zijn ?

„In een salesgesprek heb ik het niet over het verbeteren van de wereld. Dan gaat het vooral over welke waarde Nextcloud toevoegt voor bedrijven en overheden. Met Europese politici gaat het alleen over digitale onafhankelijkheid van Trump en het beschermen van Europese belangen. En mijn gesprekken met privacyactivisten lopen weer anders.

„Het zijn andere woorden voor andere doelgroepen, maar het houdt wel verband met elkaar: het draait allemaal om veiligheid, privacy en vrijheid.

„Dat onze software open source is, betekent dat je als gebruiker veel meer rechten hebt dan bij Microsoft of Google. Daar ben je zelf niet de baas over je data. Je kunt ze bijna niet weghalen en naar een andere aanbieder gaan.”

De opensource-beweging bestond in de beginjaren van het internet vooral uit bevlogen vrijwilligers, die in hun avonden en weekenden werkten aan de code van bijvoorbeeld besturingssysteem Linux of aan Ubuntu. De beweging zorgde voor alternatieven voor Windows, dat de broncode niet publiceerde en waarvoor je moest betalen, wat met name armere mensen op achterstand zette.

Welke vraag krijgt u het vaakst?

„Of we nog een kans maken tegen Big Tech of dat we die strijd al hebben verloren in Europa.”

Wat antwoordt u?

„Ik praat al twintig jaar met politici over dit onderwerp. De gesprekken verspringen geregeld van ‘we vinden het niet belangrijk’ naar ‘we vinden het wel belangrijk, maar er is niets meer wat we eraan kunnen doen’. Alsof daar niets tussenin zit.

„We kunnen echt wel dingen in Europa. We kunnen software schrijven. We kunnen dingen fiksen. Daarom organiseren we ook zo’n evenement voor potentiële klanten, om hun te laten zien dat het kán.”

Kleine succesvolle Europese IT-bedrijven worden vaak opgeslokt door grote Amerikaanse bedrijven. Gaat dat bij Nextcloud ook gebeuren?

„Nextcloud is niet te koop. Misschien geloof je dat niet, maar dat maakt niet uit. Opensource-software kán niet gekocht worden. Dan zou je van al die duizenden mensen die eraan hebben bijgedragen toestemming moeten vragen, die krijg je nooit. Iemand zou mij of mijn bedrijf kunnen kopen, maar dat is niet zo aantrekkelijk, want je hebt de software niet, alleen de naam en de klanten.”

U sprak van een verdriedubbeling van de vraag in de afgelopen maanden. Dat betekent opschalen. Heeft u daar investeerders voor nodig?

„We concentreren ons met Nextcloud op het bouwen van de software. Al het andere – hosting, training, migratie – doen partnerbedrijven. Daardoor is opschalen geen probleem. Software hoef je maar één keer te ontwikkelen, hoeveel mensen het ook gebruiken.

„Als je eenmaal geld van investeerders aanneemt ben je aan hen overgeleverd. Dat heb ik bij mijn vorige bedrijf, in de VS, ervaren. Ik wil organisch groeien, met geld van blije klanten. Dat lukt – met 50 tot 80 procent per jaar tot nu toe. En we zijn zeer winstgevend.

„Stressvol is het wel. Ik voel persoonlijk de verantwoordelijkheid.”

Frank Karlitschek: „Alle grote Europese cloudaanbieders – Vodafone, OVH, Aruba en anderen – zouden samen een nieuw systeem moeten opzetten.”

Foto Michaela Stache

Waarvoor dan precies?

„Nu is hét moment voor het Europese antwoord op Big Tech. Veel mensen kijken daarvoor naar Nextcloud. Maak je een grap, vraag ik dan. Wij zijn een bedrijf van 140 mensen. We doen ons best, maar we zijn klein en zijn slechts een deel van de oplossing. Als Europa het alleen van ons van moet hebben, heeft Europa echt een probleem. Maar dat heeft het dan ook.”

Wat zijn de eerste stappen om daar uit te komen?

„We hebben een grote functionerende IT-industrie nodig in Europa. Persoonlijk geloof ik niet in subsidies. Dat heeft niet gewerkt. Anderen geloven in wetgeving. Natuurlijk moeten er wetten zijn en kwaliteitseisen, maar ik denk dat de gemakkelijkste en snelste weg is dat Europese overheden een percentage van de miljarden die ze nu uitgeven aan softwarelicenties bij bedrijven die in Amerika belasting betalen, besteden aan Europese opensource-oplossingen. Als je dat doet, komt er een explosie van nieuwe start-ups, nieuwe bedrijven en nieuwe producten.”

Hoe weet u dat zo zeker?

„Zodra er geld verdiend kan worden, zijn er mensen die die contracten willen bemachtigen. Dat is ook hoe bedrijven als Oracle [Amerikaanse softwaremultinational] en Amazon groot zijn geworden, met overheidscontracten.”

Nogal een kip-eiverhaal. Als je als overheid iets wilt kopen, is het fijn als er al een product is dat je kúnt kopen.

„Nee, dat kan ook anders. Dit speelt bijvoorbeeld op kleine schaal in Zweden nu. Tal van Zweedse ministeries gebruikten tot voor kort Skype voor hun interne belverkeer. Dat kon je op je eigen servers installeren. En daar waren ze heel tevreden over. Maar Skype is overgenomen en Microsoft is ermee gestopt, want ze willen dat iedereen naar Teams gaat. Maar Teams staat in de Amerikaanse cloud en dat wil de Zweedse regering niet. En dus heeft die gezegd: als iemand ons een Europees gefedereerd opensource-alternatief biedt dan zullen wij dat kopen. Daar zijn we nu met een aantal bedrijven mee bezig. Dat kunnen we doen omdat we weten dat er een klant zal zijn.”

Gefedereerd? Dat moet u uitleggen.

„Het is zoals bij e-mail. Het maakt niet uit van wie jij je e-mailadres afneemt, of dat nu je werkgever is, een telecomprovider of de universiteit: we kunnen elkaar toch allemaal mailen, want er is geen bedrijf dat e-mail bezit. Er is geen centrale e-mailserver in de wereld en toch kunnen we communiceren, omdat de software dezelfde taal gebruikt. Zo zou het voor iedere dienst en dus ook voor videobellen moeten zijn.”

Het regent rapporten en politieke verklaringen over Europese digitale soevereiniteit, maar is de trend niet nog steeds dat de afhankelijkheid van de Amerikaanse cloudaanbieders alleen maar groeit?

„Dat klopt. Ik zie wel wat factoren die de soevereiniteit kunnen versnellen. Trump natuurlijk, als die onze afhankelijkheid gaat gebruiken om Europa onder druk te zetten in onderhandelingen over hele andere onderwerpen, in verband met Oekraïne of China. Maar ook de sterke Europese privacywet speelt een rol. Je kunt daar niet aan voldoen als je je data in de Amerikaanse cloud zet. Dat is een probleem voor bedrijven.”

Dat was meer dan twintig jaar geleden ook al zo en daar worden steeds geitenpaadjes voor bedacht. Hoe zouden de eerste stappen naar echte verandering eruitzien?

„Dan zouden alle grote Europese cloudaanbieders – Vodafone, OVH, Aruba en talloze anderen – samen een nieuw systeem moeten opzetten. Een gefedereerd alternatief voor tal van diensten. Voor dataopslag, maar ook voor alternatieven om te chatten en te videobellen, die je kunt kiezen in plaats van WhatsApp of Zoom. Die diensten kunnen aantrekkelijk zijn voor mensen, want ze vallen onder Europese wetten, respecteren je privacy en maken het mogelijk om heel gemakkelijk van de ene naar de andere aanbieder te gaan.

Een bekering tot opensource-software en het zelf beheren van data zou neerkomen op een Europese ict-revolutie

„Wij bedrijven moeten ons op die manier organiseren. En de Europese Commissie, politici en mensen moeten het strategisch belang begrijpen van het beschikken over serieuze Europese alternatieven. Net zoals ze begrepen dat het nodig was onafhankelijk te worden van Russische olie.

„Mensen hebben misschien wel een duwtje nodig om die diensten vervolgens te gaan gebruiken. Dat kan komen van hun overheid of van bedrijven, als die er bijvoorbeeld voor kiezen dat ze voor gevoelige communicatie alleen nog dergelijke systemen willen gebruiken.”

En doen Europese bedrijven dat nu?

„Daar is een begin mee gemaakt. IONOS uit Duitsland, OVH Cloud uit Frankrijk en Aruba uit Italië hebben afspraken gemaakt over het gebruik van hetzelfde open protocol, waardoor klanten gemakkelijk kunnen switchen tussen de diensten die ze aanbieden, als ze dat zouden willen. Ze hebben begrepen dat één plus één plus één vijf is.

„Europa ís divers en gedecentraliseerd. Dat kunnen we omarmen. We hoeven geen Europees gecentraliseerde Silicon Valley. We kunnen gewoon samenwerken op basis van open standaarden en Europese waarden.”

Nextcloud probeert autoriteiten in Brussel en rechters in Duitsland al jaren te bewegen een mededingingszaak tegen Microsoft te beginnen, omdat die aan koppelverkoop zou doen met Teams en OneDrive. Het is te vergelijken met de manier waarop Microsoft in het verleden de browser Explorer opdrong aan gebruikers van besturingsprogramma Windows, zegt Karlitschek. Daarvoor is Microsoft uiteindelijk veroordeeld. Maar tegen de tijd dat het vonnis er was, waren de concurrenten zoals Netscape Navigator al lang en breed uitgeschakeld.”

Zouden jullie er nu nog profijt van kunnen hebben als Google of Microsoft moeten opsplitsen? Er lopen tal van mededigingszaken tegen ze.

„Het zou onze producten natuurlijk helpen als consumenten ervoor kunnen kiezen om alleen Teams te kopen, in combinatie met een van onze diensten, in plaats van OneDrive. Maar het heeft alleen nog zin als het heel snel gebeurt. Er is nu een transitiefase. Een deel van de organisaties runt nu nog Microsoft-applicaties op hun eigen servers, zoals hun e-mail. Die worden door Microsoft nu beëindigd en naar de cloud verhuisd. En als ze daar eenmaal in zitten, kunnen ze er vrijwel niet meer uit. Dat is eenrichtingsverkeer.”

Dus aan de ene kant heb je nu een beweging naar meer Europese digitale autonomie en aan de andere kant druk van Microsoft. Welke boekt meer succes?

„Zonder twijfel Microsoft.”


De laatste concerten in de Rotterdamse Kuip: Di-rect geeft een show van terugblikken en gasgeven

Het koude, regenachtige concert van Bob Dylan op zijn zwarte Fender Stratocaster met parelmoer ingelegde hals, voor het eerst in de Rotterdamse Kuip in 1978, met special guest Eric Clapton. De drie avonden van de Rolling Stones in juni 1982, waarvan de derde veel later moest beginnen omdat buiten nog Hells Angels aan het vechten waren. De intieme sfeer van Simon & Garfunkel. Madonna dansend op een loopband. De indrukwekkende visuele productie van popster Michael Jackson.

Hoe stadion de Kuip, thuisbasis van voetbalclub Feyenoord in Rotterdam-Zuid, kon trillen bij concerten, hoe overweldigend het geluid was, met bassen en een beukende kickdrum tot in je borst. Hoe een zingende mensenmassa op het veld en op beide ringen een avond magisch maakte. Het bier en patat voor wie een veldkaartje (45 gulden) bemachtigde bij de voorverkoopadressen en op houten vlonders stond die de grasmat moesten sparen.

Concert van Di-rect in de Kuip.

Foto Andreas Terlaak

Maar ook: de uitdagende akoestiek in een openluchtstadion. Hoe geluid kon weglekken en het kon galmen, wat de verstaanbaarheid beïnvloedde. De kleine poppetjes op het podium toen er nog geen videoschermen waren. De flauwvallers vooraan (voordat barriers het publiek veiliger opdeelden), hoe het water met bakken tegelijk uit de hemel kwam bij Prince in 1990 (en bliksem zijn piano onder stroom zette) of de juist zinderende hitte op het veld. Én het meeluisteren zonder kaartje buiten op de trappen.

De stadionshows van grote Amerikaanse en Britse artiesten als David Bowie, Bruce Springsteen en Prince waren onvergetelijk

De Kuip – officieel Stadion Feijenoord, het op één na grootste voetbalstadion van Nederland – was 47 jaar (ook) een legendarische concertlocatie. De stadionshows van grote Amerikaanse en Britse artiesten als David Bowie, Bruce Springsteen, Prince, U2, Madonna, Michael Jackson, Rolling Stones en de Eagles waren onvergetelijk. De laatste jaren trokken vooral Nederlandse artiesten als Kane, Doe Maar en Marco Borsato de Kuip vol.

Einde van een era

En nu dan Di-rect. De Haagse band viert zijn 25ste jubileum met drie avonden in dit stadion – zo’n 50.000 bezoekers per avond. Zij zijn de laatsten, blazen met hun Haagse rock- en lichtshow een era van memorabele stadionconcerten uit. Er komen duizenden woningen rondom het stadion en concerten geven veel geluidsoverlast. Voor miljoenen heeft De Kuip de concertrechten verkocht, daarmee ook de nijpende financiële status van het stadion oplossend.

Dat geld keihard boven sentiment gaat, verbaast niemand in Rotterdam. Maar de fraaie opening raakt: een ode aan de muziek die klonk in de Kuip, in een zwartwitfilm met oude concertbeelden op de klanken van Dylans ‘Like A Rolling Stone’. Het publiek is er stil van.

Di-rect-fans in de Kuip.

Foto Andreas Terlaak

Dan is het tijd voor Di-rect, de vijfkoppige band met zijn expressieve zanger Marcel Veenendaal. Aanvankelijk kwam hij als flamboyante hippie vanaf 2009 wat onwennig nieuw tussen de Haagse no-nonsense rockers, die al in hun tienertijd het eerste Di-rectliedje schreven. Maar Veenendaal bood met zijn fraaie wendbare stem een weer heldere toekomst na het afscheid van hun eerste zanger. Er ontstond een interessanter eigen geluid, dat rock verbreedde naar funk en soul met blazers.

Di-rects entree is groots en niet zonder effect: ze lopen van buiten via een rode loper het stadion in. ‘You’ll Never Walk Alone’ klinkt – hoe kan het ook anders hier – maar wel in de mooie originele versie van Gerry & The Pacemakers. Het uitverkochte stadion weet wat het te doen staat en brult mee: „Walk oooon”, terwijl de band zichtbaar ontroerd zich een weg door de massa baant met de in een rood gewaad gehulde zanger.

25 jaar Di-rect. Dat gaat van softe rockballads als ‘Times are Changing’, die alle harten opent, tot van energie uiteenspattende rock-‘n’-soul-knallers. Aan grote optredens is de rockband intussen wel gewend. En aan bandjubilea viel marketingtechnisch altijd wel een stuntje te knopen. Maar het is verbazingwekkend wat een bijzonder hoogwaardige, internationaal ogende productie nu in de Kuip is neergezet: een massief podium, waarbij links en rechts torenhoge videoschermen een hoofd en een opgestoken hand vormen. De catwalk doorklieft het hele middenveld. En dan is er het orkest dat letterlijk een wall of sound achter de band vormt in een hoge zwarte lichtmuur met een groot balkon. Overal zijn camera’s en er vliegt een drone.

Terugblikken en gasgeven

Het wordt een concert van terugblikken en gasgeven. En het moet gezegd, in dat laatste is Di-rect zich met de jaren steeds muzikaler gaan verrijken. De jazzblazers die al jaren bij de band horen, sturen naar een ander niveau, maar ook de rockers zijn hun sound smeuïger gaan kruiden. De energie bouwt dit concert slim op. In de Kuip gaat het van feestelijk (al vroeg spuit de confetti bij ‘OMG It’s Happening’) naar emotioneel in ‘Soldier On’ waarin Veenendaal zijn overleden broer memoreert tot stevigere, organische rootsy rock, met geladen orkestrale momenten.

Fans onderweg naar een van de drie shows van Di-rect in de Kuip, de laatste concerten in het Rotterdamdse stadion.

Foto Andreas Terlaak

‘Snakebite’ is een hoogtepunt waarin de band boven zichzelf uit stijgt, gloedvol ingeleid door gitarist Spike met trompettist Jan van Duikeren. De steeds weer in andere tovenaarsoutfits verschijnende zanger is hier een outlaw met punthoed die het vanuit de diepte brengt op filmisch strijkers. Ook ‘Walk With Me’ druipt van rockbombasme, terwijl de vuurballen met vinnige stoten de lucht in schieten.

Dan wordt het dansbaarder. In ‘Devil Don’t Care’ laat Van Veenendaal zijn forse groene cape dansen op luchtroosters. Di-rect schiet richting iets als ‘dancerock’ met elektronische nummers als ‘Hibernation’ en ‘Sphinx’ – de lasers schieten langs de ring.

Steeds nieuwe tovenaarsoutfits voor zanger Marcel Veenendaal.

Foto Andreas Terlaak

Tot alles weer stil wordt. Een microfoon in het midden van het veld. Een semi-onversterkt moment tussen zanger en gitarist in donker. Het onopgesmukt ‘All in Vain’ is het siersteentje dat opgetild wordt door band en orkest. En als die emotie eruit is, is het tijd voor de finale voor de laatste klap: tabee Kuip. Als Di-rect deze avond iets heeft bewezen is het dat het afscheid van de Kuip als concertlocatie een groot gemis is. „Laten we zo hoog mogelijk springen. Laat deze tent bewegen en het dak trillen”, roept Spike bij ‘Young Ones’. Onder gouden vuurwerkspetters zindert de Kuip voor het laatst op muziek.

Lees ook

Lees ook: Di-rect is klaar voor De Kuip: ‘Je hart open, je armen wijd, dan moet het vanzelf gaan’

Di-rect, met van links naar rechts  Frans ‘Spike’ van Zoest (gitaar), Marcel Veenendaal (zang), Paul Jan Bakker (gitaar), Bas van Wageningen (basgitaar) en Jamie Westland (drums).


Column | Laatste kans voor krachtig Frans-Saoedisch vredesplan

Het ziet ernaar uit dat Israëlische raketten niet alleen een deel van het Iraanse atoomprogramma en de legertop hebben uitgeschakeld in de nacht van donderdag op vrijdag, maar ook een vredesplan voor Israël en de Palestijnen waar Frankrijk en Saoedi-Arabië achter de schermen al maanden aan werken. Dat plan, een laatste kans voor de tweestatenoplossing, zou onder meer moeten leiden tot de erkenning van de staat Palestina door G7- en EU-landen waaronder Frankrijk, Canada en het VK. Van hun kant zouden enkele Arabische en moslimlanden als Saoedi-Arabië geleidelijke normalisering van hun betrekkingen met Israël aankondigen.

De idee was dat president Emmanuel Macron en kroonprins Mohammed bin Salman (‘MBS’) dit op 18 juni zouden aankondigen bij de VN in New York, op een speciale conferentie. Maar door Israëls bombardementen staat het Midden-Oosten op springen en wankelt dit plan. Westerse en Arabische landen die maandenlang door de Franse en Saoedische diplomatie zijn belobbyd om mee te doen, weten niet welke kant het opgaat. Iedereen heeft publieke opinies om rekening mee te houden. Velen durven zich nu nergens op vast te leggen. Doodzonde. Want dit plan behelst niet zomaar dromerige, plechtige verklaringen die toch weer op niks uitlopen, zoals zo vaak, maar concrete stappen van landen in en buiten de regio om de tweestatenoplossing een nieuwe impuls te geven. Een laatste impuls, liever gezegd, voordat Gaza van de kaart is geveegd en dat luik definitief sluit.

Veel Europeanen gaan de straat op vanwege de verschrikkingen in Gaza. Greta Thunbergs humanitaire schip haalde voorpagina’s. Disputen over wat genocide is, vergiftigen het publieke debat. Maar hoe begrijpelijk die morele verontwaardiging ook is, het haalt weinig uit. Sinds Hamas’ terreuractie op 7 oktober 2023 zijn de machtsverhoudingen in de regio veranderd. Iran is verzwakt, zijn marionetten zijn verslagen – Hamas, Hezbollah, de Houthi’s, de familie Assad. Saoedi-Arabië, Turkije en Israël springen in het gat. Gaza is maar één radertje in een groter machtspolitiek spel waarin Israël een van de hyperactieve spelers is. Het Frans-Saoedische plan speelt in op die bredere context, omdat een regionale, structurele oplossing de enige kans is om Gaza nog te redden. Het was geweldig geweest als Europese landen, waaronder Nederland, dit publiekelijk hadden gesteund. Als er een moment is om de spreekwoordelijke zwakte van de Europese buitenlandpolitiek te overwinnen, is het nu: als Europa aan boord springt, heeft dat impact.

Parijs en Riyad hadden zelfs Mahmoud Abbas zo ver dat hij voor het eerst duidelijk de Hamas-terreur op 7 oktober veroordeelde. In een brief aan Macron en MBS, die hij afgelopen maandag liet bezorgen, schrijft de Palestijnse president dat Hamas zichzelf moet ontwapenen en de Israëlische gijzelaars vrij moet laten. Hij belooft hervormingen van de Palestijnse Autoriteit, een plan om Gaza te besturen zonder Hamas, en nieuwe verkiezingen. Dit was de hoepel waar hij van Macron en MBS doorheen moest springen, om westerse landen zover te krijgen dat ze Palestina zouden erkennen. Die erkenning was de voorwaarde die sommige Arabische landen stelden om hun betrekkingen met Israël te normaliseren en de wederopbouw van een gedemilitariseerd Gaza ter hand te nemen.

In maart zei Macron vrij stellig dat hij Palestina wilde erkennen. Afgelopen weken zwakte hij dat steeds verder af. Deze week concludeerde het nucleaire agentschap IAEA dat Iran valsspeelt en aan kernbommen werkt. Amerikaanse onderhandelingen met Iran over een nucleaire deal liepen vast. Iedereen wist: dit is het moment waar Israël op wacht om Iran te bombarderen en Washington zal het ditmaal niet stoppen. Amerikaanse diplomaten in de regio werden geëvacueerd, de Britse marine waarschuwde voor ‘increased tensions”.

Wat er nu met het Frans-Saoedische vredesplan gebeurt, is onduidelijk. Dat komt Israël goed uit. Premier Netanyahu is tegen erkenning van Palestina „op ons grondgebied” en probeert het te saboteren. Een uitstekende reden om er juist nu mee door te gaan.


Opinie | Is Parijs nu alweer klaar met die ‘klotefietsers’?

Valt de fietser in links Frankrijk van zijn voetstuk? Je zou het denken, als je de column van Philippe Bernard deze week las in Le Monde. „Het voertuig zonder uitstoot, het teken van absolute coolheid is het symbool geworden van agressie, van ‘ieder voor zich’, van stedelijke chaos”, schrijft de journalist in zijn wekelijkse chronique.

Onder auto- en scooterlievende Parijzenaren had de fietser überhaupt geen beste reputatie. Vooral niet sinds onder burgemeester Anne Hidalgo (in functie sinds 2014) honderden kilometers aan fietspaden en -stroken werden aangelegd. Ineens moesten automobilisten, taxi- en buschauffeurs hun wegen gaan delen. Talloze parkeerplekken verdwenen. Intussen werden grote verkeersaders (zoals langs de Seine) gesloten voor auto’s, moesten scooterrijders parkeergeld gaan betalen, kregen suv’s een extra parkeertoeslag en ging de maximale snelheid op de ring naar beneden. Genoeg reden voor Parijzenaren die zich graag met verbrandingsmotor verplaatsen, om niet alleen Hidalgo maar alle fietsers een hoop merde toe te wensen.

In progressief Parijs werd voorgaande juist als positief ervaren: er zijn beduidend minder auto’s in de stad, de luchtkwaliteit verbeterde (met 40 procent tussen 2011 en 2022), meer Parijzenaren gingen fietsen – een ontwikkeling die ook in steden als Lyon is te zien. De fiets groeide – in elk geval in links Frankrijk – uit tot „een ideaal van autonomie, van vrijheid, van duurzaamheid, van gezelligheid en altruïsme”, in de woorden van Bernard.

Maar de journalist heeft een punt als hij zegt dat fietsers het toch al zeer chaotische verkeer in Parijs niet ten goede zijn gekomen. Want anno 2025 gedraagt de gemiddelde fietser in Parijs zich allesbehalve gezellig en altruïstisch. Rode stoplichten worden stelselmatig genegeerd, geregeld fietsen mensen tegen de richting in, even afsnijden over de stoep is eerder regel dan uitzondering en zelfs overstekende mensen op een zebrapad zijn voor velen geen reden om af te remmen. Toegegeven: ook uw correspondent heeft menig feu rouge genegeerd. Laatst nog leidde dat ertoe dat een keurige mevrouw me toeriep dat ze „helemaal klaar” is met „die klotefietsers”.

Een lijntje verf

Alles samen maakt dat het beeld van de vriendelijke fietser is veranderd in dat van een individualist die enkel aan zichzelf denkt, schrijft Bernard. Zelfs een verantwoordelijke van een fietsvereniging uit Lyon moest bitter constateren: „er zijn net zoveel cons (klootzakken) op de fiets als in de auto”.

Maar is de fietser con of maakt de omgeving waarin hij rijdt hem con? De in Parijs verblijvende Nederlands-Franse fiets-activist Stein van Oosteren vertelde me, nadat afgelopen herfst een Parijse fietser opzettelijk werd doodgereden, dat ondanks alle groene (en goede) bedoelingen van Hidalgo de ruimte waarin Parijzenaren fietsen te wensen over laat. Fietsers moeten het vaak doen met fietsstroken („een lijntje verf”) die over de autoweg lopen in plaats van paden die gescheiden zijn van het autoverkeer. Kruispunten zijn soms totaal onoverzichtelijk. Er zijn te weinig „verkeersremmende maatregelen” zoals drempels. En er wordt nauwelijks gecontroleerd: na 3,5 jaar in Parijs heb ik nog nooit gehoord dat iemand een boete had gekregen voor door rood of zonder licht fietsen.

„De mensen die hier de straten aanleggen, zijn dezelfden die hun kinderen met bussen naar school laten gaan, die met de auto boodschappen doen. Zij zijn het niet gewend om fietsinfrastructuur te maken”, verklaart Van Oosteren, die de Fransen aanraadt een kijkje te nemen in „fietsparadijs Nederland”. Dat zou niet alleen om de reputatie van de fietser te verbeteren, maar ook uit veiligheidsoogpunt wellicht niet onverstandig zijn.


De arbeider is niet dood, hij is vooral onbegrepen, stelt socioloog Dekker

Wat hebben fabrieksarbeiders, circusartiesten en nachtwerkers met elkaar gemeen? Best een hoop, stelt arbeidssocioloog en SER-kroonlid Fabian Dekker. Allemaal hebben ze te maken met een groeiende onzekerheid in hun werk. En, niet minder belangrijk, allemaal kennen ze een sterke beroepseer. „Ik ben iedere keer weer trots wanneer ik een bakje saté in de winkel zie liggen”, zegt een medewerker uit de vleesverwerking. „Dan denk ik: de kans is groot dat ik die voorbij heb zien komen.”

Dekker interviewde tientallen werkenden in ogenschijnlijk zeer verschillende beroepsgroepen. Daar kwamen drie boeken uit voort, die als basis dienden voor De Onzichtbaren (2025). Naar een rode lijn hoefde hij niet lang te zoeken. Veel praktisch geschoolde werkenden hebben in de huidige, postindustriële diensteneconomie steeds minder grip op hun inkomen, dat onzekerder is geworden, en de manier waarop ze hun werk uitvoeren. Hun ervaringen botsen met de belevingswereld van politici en beleidsmakers, die zelf veelal theoretisch opgeleid zijn. Onbekend maakt onbemind, ongezien én onbegrepen.

En dat begint al jong. De circusartiesten die Dekker sprak, kregen in hun jeugd met veel scepsis te maken als ze zeiden dat ze het circus in wilden, docenten op school begrépen hun dromen gewoonweg niet. In de circustent vonden ze de saamhorigheid en vrijheid die ze zochten, maar ook een precaire arbeidspositie met een flinke afstand tot de realiteit in arbeidsmarktbeleid. Hoe moet een trapezeartiest zich bijvoorbeeld verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid als verzekeraars de deur dicht houden? En wat moet een clown met termen als ‘duurzame inzetbaarheid’?

Net als de mensen in het circus, opereren ook nachtwerkers in de kantlijn van meer reguliere arbeid. Dekker sprak onder meer met schoonmakers, horeca- en zorgmedewerkers die nachtwerk als ‘vluchtheuvel’ gebruiken; een plek waar ze meer zeggenschap hebben over hun vak, niet door managers op de vingers worden gekeken of zich constant met administratieve taken bezig hoeven te houden. „’s Nachts heb je je eigen toko en eigen verantwoordelijkheden”, zegt een verpleegkundige die in haar vlucht naar de nacht de vrijheid vond die ze zocht.

Dekker wil niet alleen de nachtarbeiders, maar ook hun werkopvatting uit de schaduw tillen en vraagt zich af: waarom organiseren we werk niet ook zo overdag? Dat dit niet gebeurt, heeft volgens hem te maken met de ‘onttovering’ van de moderne werkvloer, een term die hij leent van de Duitse socioloog Max Weber. Bureaucratie en doelmatigheid zijn de boventoon gaan voeren, maar die neoliberale focus op ‘efficiency’ heeft een duidelijke keerzijde: in gestroomlijnde, gerationaliseerde processen delft de handelingsvrijheid van werkenden al snel het onderspit. Tel daar snelle technologische veranderingen en, in het geval van industrie, verplaatsing van productie naar het buitenland bij op en je krijgt ‘ontzield’ werk en groeiend onbehagen – zowel economisch als cultureel.

Lees ook

Lees ook: ‘Verheffen’ is geen vies woord – we hebben het hard nodig

Foto Merlin Daleman

Geen pleisters plakken op de arbeidsmarkt

Kan de vlucht van werkenden naar nachtwerk dienen als inspiratie voor een arbeidsmarkt waarin vakmanschap weer centraal, of in ieder geval centraler, komt te staan? Daarvoor is het volgens Dekker noodzakelijk meer naar de emoties en beleving van werkenden te kijken. Er zijn nog maar zo’n 340.000 fabrieksarbeiders in Nederland, maar een kwart van de werkenden voelt zich onderdeel van de arbeidersklasse. Die identiteit is dus allerminst uitgestorven. Praktisch geschoolden zien hoe de samenleving steeds meer ten dienste van theoretisch opgeleide werkenden is komen te staan en hoe hun sociaal-economische mobiliteit is afgenomen.

Vrijwel iedereen is het erover eens dat de inrichting van de arbeidsmarkt vanwege doorgeslagen flexibilisering drastische aanpassingen vereist. De val van kabinet-Schoof zal ingezette hervormingen allicht vertragen, maar kan ook ruimte bieden voor een nieuwe coalitie die werk maakt van een grote noodzakelijke systeemverandering. Uitvoerders in het sociale domein als UWV en de SVB luidden op de dag van de kabinetsval voor de zoveelste keer de noodklok door te stellen dat het huidige sociale stelsel te ingewikkeld is geworden om uit te voeren.

Dekker pleit voor een bredere sociale zekerheid voor álle werkenden en meer inspraak vanaf de werkvloer. Want bedrijven die meer aandacht hebben voor inclusie en autonomie van de medewerkers blijken op de langere termijn succesvoller. Geen pleisters plakken met een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, maar drastisch omdenken: sociale bescherming voor alle werkenden, ongeacht het soort arbeidsrelatie. Simpel en eenvoudiger uitvoerbaar.

Werkenden kunnen ook zelf wat doen: medezeggenschap opeisen via de inkoop van aandelen in het bedrijf waar ze voor werken en een ingroeiquotum van praktisch geschoolde werknemers afdwingen in het bestuur van bedrijven. Hoe haalbaar zulke grote omwentelingen zijn, is vraag twee, maar Dekker durft de stip op de horizon in ieder geval te zetten, en zijn probleemanalyse is overtuigend en urgent.

Ook het huidige functiewaarderingssysteem, dat salariëring binnen bedrijven regelt, stelt Dekker ter discussie. Tijdens de coronapandemie werd voor iedereen opeens duidelijk dat de meest cruciale beroepen vaak niet de best betaalde beroepen zijn. Bedrijven die bijdragen aan maatschappelijk welzijn mogen ontlast worden. Ook daar zijn mitsen en maren over definities tegen in te brengen, maar de ideeën zijn bovenal een welkome steen in de vijver.

Als kleinzoon van scheepsbouwers en onderwijsstapelaar – Dekker begon op het mbo en promoveerde op de gevolgen van arbeidsmarktflexibilisering voor de sociale zekerheid – is zijn betrokkenheid bij praktisch geschoolden evident. Zijn scherpe oog voor arbeidsmarktontwikkelingen helpt hem om verbanden met de werkbeleving van arbeiders te leggen. Hij reikt daarbij nuttige handvatten aan om een inclusievere arbeidsmarkt te creëren, waarin het ‘menselijk kapitaal’ beter benut wordt dan nu het geval is. Zo maakt hij ‘de onzichtbaren’ niet alleen zichtbaar, maar geeft hij ook een belangrijke voorzet om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren.


Opinie | Aan tennis klopt juist alles

Het voordeel van freelancen is dat je je eigen tijd kunt indelen, het nadeel van freelancen is dat je je eigen tijd kunt indelen. Voor mij is dat extra ingewikkeld in de weken van Roland Garros en Wimbledon: de grand slams die in Europa worden gespeeld en dus overdag op televisie zijn. Het is elk jaar een afleiding, maar dit jaar heeft tennis een haast magische aantrekkingskracht op me. Misschien komt dat omdat het publieke debat dat ik geacht word te volgen zo lelijk, oneerlijk en laf wordt gevoerd. Er klopt niets van. Tennis is dan het ultieme escapisme.

Aan tennis klopt juist alles. Zo is de sport esthetisch superieur. Welke andere sport is nou zo consistent en tegelijkertijd zo gevarieerd? Je herkent de lijnen van een tennisbaan onmiddellijk, maar vorige week stuiterde de ballen nog hoog op rood gemalen baksteen, terwijl ze deze week laag doorglijden op groen kort gemaaid gras. De sport beweegt elk jaar op dezelfde manier mee met de seizoenen, waardoor de grote veranderingen volstrekt vertrouwd aanvoelen. Alles is steeds op dezelfde manier anders.

En dan de meedogenloze puntentelling die lafheid afstraft en moed beloont. Je kunt meer scoren dan je tegenstander en toch verliezen, omdat het ene punt nou eenmaal belangrijker is dan het andere. Het is nooit genoeg om uit de startblokken te vliegen. Heel fel aanvallen, de tegenstander overrompelen en daarna lafjes verdedigen heeft geen zin. Het systeem van punten, games en sets – allemaal mini-wedstrijdjes op zichzelf– dwingt je de tegenstander altijd serieus te blijven nemen. Totdat het laatste punt is gespeeld, bestaat de kans dat hij toch een manier vindt om je alsnog te verslaan.

Zelf speel ik al dertig jaar wedstrijden en hoewel ik maar weinig talent heb en veel vaker verlies dan win, voelt het bevrijdend. Geconfronteerd worden met je eigen onvermogen is niet prettig, maar op een tennisbaan kan ik er goed mee leven.

Verliezen voelt zelden onrechtvaardig, omdat tennis juridisch gezien perfectie benadert. De spelregels zijn zo duidelijk, dat er tot op hoog amateurniveau zonder scheidsrechters wordt gespeeld. Bij voetbal is dat bijvoorbeeld anders; laat drie analisten een tackle zien en de kans is groot dat je, zelfs nadat de beelden oneindig vaak zijn herhaald, drie verschillende oordelen krijgt.

Er gaat dan veel energie verloren aan geruzie. Op tennisbanen is er ook genoeg woede en frustratie, maar weinig ruzie. Het spel is zo onverbiddelijk eerlijk dat falende tennissers alleen maar boos kunnen worden op zichzelf.

Op de andere televisiezenders gaf iedereen elkaar de schuld, partijen zijn nu alweer bezig met de volgende zetelverdeling, er is constant gedoe over regels en je kunt doen alsof dat allemaal ‘nog nooit is vertoond’, maar alles blijft al jaren op een andere manier hetzelfde. En dus dwaalde ik veel vaker dan dat ik me had voorgenomen af naar Eurosport, waar Loïs Boisson, de mij totaal onbekende nummer 361 van de wereld, stond te stunten tegen de als derde geplaatste Jessica Pegula. Je kunt honderd keer Arjan Noorlander heten, maar no way dat ik dan naar jouw duiding ga zitten luisteren.

Afgelopen zondag ging ik dan ook goed zitten voor de mannenfinale van Roland Garros. Ik kon natuurlijk ook zien dat het niet zomaar een wedstrijd was, maar het is moeilijk om er meteen kwalificaties op te plakken. Het was geweldig, maar ik heb zoveel geweldige wedstrijden gezien. Ik had iemand anders nodig om mijn gevoel bij de wedstrijd onder woorden te brengen.

Gelukkig is er dan The Tennis Podcast, waarin drie keurig articulerende Britten ons vertellen hóé goed die wedstrijd nou precies was. Tenniscommentator David Law zei dat hij zich zeer bewust was van het fenomeen ‘recency bias’ – de neiging om recente gebeurtenissen belangrijker te maken dan zaken uit een verder verleden – maar toch dacht hij „dat we misschien wel getuige zijn geweest van de beste wedstrijd aller tijden”.

Ongebruikelijk grote woorden die, na twee weken lang uren per dag werkontwijkend tennis kijken, voelden als rechtvaardiging – of op z’n minst als een excuus waar ik vrede mee kon hebben.