Column | Een kat in het nauw, en de hond van Dilan Yesilgöz

Nicolien van Vroonhoven van NSC twijfelde nog, vorige week dinsdag in de hal van de Tweede Kamer, of ze lijsttrekker wilde worden. „Dat ei moet ik nog leggen.” Verderop stond BBB-leider Caroline van der Plas. Ze zei tegen journalisten dat VVD-leider Dilan Yesilgöz een machtsspel speelde over de verdeling van de ministeries waar eerst nog PVV’ers de leiding hadden. „Maar ík”, zei ze, „kom echt niet net uit een ei gekropen.”

Geert Wilders was er ook. De dag ervoor had Yesilgöz gezegd dat ze niet meer met hem in een kabinet zou stappen, hij was „een wegloper”. Maar Wilders had net de peiling van EenVandaag gezien: de VVD verloor 4 zetels, de PVV won er 5. „Iedere keer dat mevrouw Yesilgöz keft”, zei hij, „krijg ík er een zetel bij.” Hij vond ook dat Yesilgöz „maar wat kakelde”. Op X plaatste hij die middag een felgekleurd plaatje van ‘de Kakelkip’ en: „Quizvraag: wie is dit?”

Beeldspraak, laat oud-VVD-campagnestrateeg Bas Erlings zien in zijn boek Het Spel van de Populist, raakt het onbewuste deel van ons brein. Een simpel beeld kan in de politiek enorm effectief zijn, vooral als je het steeds maar weer herhaalt. En wat is simpeler dan één opvallende eigenschap van een dier, kakelen of blaffen, toekennen aan een mens? Dat heet zoömorfisme, zegt een oud-docent Nederlands van mijn middelbare school, het Christelijk Gymnasium in Utrecht. Ze denkt dat niet héél veel mensen nog weleens een kip zien. Het beeld van zo’n dier kennen veel mensen wel, vooral uit kinderboeken. „Denk aan Annie M.G. Schmidt, W.G. van der Hulst.”

De veilige, eenvoudige wereld van vroeger waar populisten zoals Wilders, schrijft Erlings, graag naar verwijzen, omdat we die zijn ‘kwijtgeraakt’.

Oud-SGP-medewerker Menno de Bruyne, expert in politieke geschiedenis, stuurt me het verslag van een Tweede Kamerdebat in 2011. Job Cohen, toen nog leider van de PvdA, noemde Wilders „een kleuter” en voor Cohen, die moeite had om zich staande te houden in de harde, Haagse politiek, was dat ongekend scherp. Maar wie weet het nog? Wat veel mensen nog wél weten: Wilders noemde Cohen in dat debat „de bedrijfspoedel van Rutte”. „U mag een keer keffen, u mag een keer tegen een boom aan plassen, u mag een keer blèren. Maar als Rutte weer thuis is, springt u bij hem op schoot.”

In de rokershoek van de Tweede Kamer zegt Van der Plas dat zij graag beeldspraak met boerderijdieren gebruikt: dan associëren kiezers dat met háár. In een debat over asiel, woensdagmiddag, begint Stephan van Baarle van Denk over „op hol geslagen burgers” die bij Ter Apel auto’s tegenhielden als ‘grenscontrole’. Maar nee, zegt hij later: „Ik wil mensen natuurlijk niet vergelijken met paarden.”

Geert Wilders had misschien ook wel spijt gekregen van het ‘keffen’ en ‘kakelen’. Hij haalde het plaatje van de kip van X af, en ook zijn retweets van mensen die Yesilgöz een „kletskous” vonden die „kakelt”.

Het had VVD’ers doen denken aan de manier waarop hij tekeer was gegaan tegen Sigrid Kaag van D66: een „heks”. In de gang zegt een Kamerlid van de VVD tegen mij dat Wilders vooral zo doet tegen vrouwen. En dat hij vast in paniek is, omdat Yesilgöz niet meer met hem in een kabinet wil. „Een kat in het nauw”.

Op het VVD-congres in Nieuwegein, zaterdag, zegt Dilan Yesilgöz het nóg een keer: „Al zou de PVV vijftig zetels halen: néé.” Op het podium staat ook haar hond.

Petra de Koning doet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])


‘Het waren cadeautjes voor mevrouw. Ik hield van haar’, zegt de van belaging verdachte vrouw

De zaak

Op de digitale rol met alle zaken die deze week door de rechtbank behandeld worden, ziet deze eruit als een uit de hand gelopen kwajongensstreek. Een 28-jarige die maandenlang op andermans naam pizza’s en kebab bestelt, bloemen laat bezorgen, meubels en een tv aanschaft. Die accounts aanmaakt bij achteraf-betaaldiensten, een creditcard aanvraagt, het slachtoffer inschrijft bij datingsites. En alsof dat niet genoeg is, reserveringen voor massages en kappersafspraken maakt, valse meldingen doet bij de politie, sollicitaties indient en telefoontjes pleegt – heel veel telefoontjes.

Maar voor de politierechter in Den Haag blijkt de belagingszaak allesbehalve tweedimensionaal te zijn. In het verdachtenbankje zit een jonge vrouw, haar advocaat naast zich. Het slachtoffer, dat niets meer met haar te maken wil hebben, is niet komen opdagen. Op die plek zitten de oudere zus en de vader van de verdachte, ter ondersteuning. Wat volgt is een krap uur waarin de emoties van de verdachte in een stortvloed van woorden uit haar stromen bij elke vraag die de rechter stelt.

„Ongeveer één jaar geleden heb ik mijn broer aan een vreselijke ziekte verloren, namelijk slokdarmkanker”, vertelt ze. In die periode was ze behoorlijk in de war. In de moskee ontmoet ze de vrouw die later slachtoffer wordt in deze zaak. Ook zij blijkt een naaste verloren te hebben. „In een hele korte periode – excuses, ik raak er een beetje emotioneel van – bouwden wij een vriendschap op. Ze heeft mij twee keer op een islamitische reis meegevraagd, waardoor wij een hechtere band kregen.”

De reclassering acht de kans op herhaling nog altijd aanwezig

Maar na terugkomst uit het buitenland veranderde de dynamiek. De verdachte vertelt dat het slachtoffer zich steeds controlerender ging gedragen. „Als ik voetbalde, dan had ik geen kuisheid. Als ik een vriendschap sloot, moest ik dat bij haar vragen.”

Ze erkent dat ze een deel van de bestellingen zelf op naam van het slachtoffer heeft geplaatst. „Maar een groot deel waren cadeautjes voor mevrouw. Ik hield zo enorm veel van haar. Ze deed zich voor als iemand die onwijs veel voor mij betekende en mij altijd wilde helpen.” De rechter onderbreekt haar: „Ik probeer toch een beetje te blijven bij waar het vandaag over moet gaan: de bestellingen.” In het dossier zitten screenshots van bestellingen, afspraken en politiemeldingen. „En ik moet u eerlijk zeggen: ik vond het best wel heftig. U heeft heel veel eten besteld… meldingen bij de politie gedaan dat er iets aan de hand zou zijn op haar adres.”

Dan vraagt de rechter: „Wat speelt zich nou af in uw hoofd – dus even los van wat zij allemaal gedaan heeft – dat u dit soort dingen doet?”

De verdachte blijft terugverwijzen naar het gedrag van het slachtoffer. Zij zou vertrouwelijke informatie over haar familie hebben doorgespeeld, zegt ze. „Dit zijn heftige situaties, mevrouw de rechter. Ik wil ook de kant van mijn verhaal uitleggen, want deze zaak is heel erg complex.”

De rechter: „Ik snap dat er sprake was van een complexe situatie tussen u en haar, maar het valt me wel op dat u telkens, als ik u vraag wat er in ú omging, alleen vertelt wat zij allemaal heeft gedaan.”

Dat het slachtoffer geen schadevergoeding vraagt, doet volgens de rechter niets af aan de ernst van de zaak

De vrouw heeft in totaal achttien dagen in voorarrest gezeten. Eerst wordt ze kort na haar aanhouding vrijgelaten, onder de voorwaarde dat ze geen contact meer zoekt. Maar als ze toch weer een melding over het slachtoffer bij de politie doet, belandt ze opnieuw in de cel.

De reclassering acht de kans op herhaling nog altijd aanwezig. De verdachte zegt zich daarvan bewust te zijn en meldt dat ze psychologische hulp heeft gezocht.

Omdat ze al achttien dagen in voorarrest heeft gezeten, vindt de officier van justitie dat daar geen extra celstraf bovenop hoeft. Ze eist een taakstraf van honderd uur en een maand voorwaardelijke celstraf, die alleen ingaat als de vrouw binnen twee jaar opnieuw de fout in gaat of zich niet aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden houdt. „Het gaat hier om een stelselmatige inbreuk op iemands privacy en dagelijks leven”, zegt de officier. „Dat raakt diep.”

Het oordeel

De politierechter komt tot het oordeel dat de vrouw zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. Ze baseert zich op de aangifte van het slachtoffer, de vele screenshots en berichten in het dossier, en op wat de verdachte daar zelf over heeft gezegd. „Een deel klopt wel”, zei ze eerder op de zitting. Die uitspraak weegt de rechter zwaarder dan haar suggestie dat er ook dingen verzonnen zouden zijn. Wat dan niet zou kloppen, kon ze niet concreet uitleggen.

Volgens de rechter gaat het om „een patroon van gedragingen” dat verder gaat dan losse incidenten. „Een nare manier van iemand onder druk zetten.”

Dat het slachtoffer geen schadevergoeding vraagt, doet volgens de rechter niets af aan de ernst van de zaak. „Veel mensen willen zich helemaal niet mengen in zo’n strafproces. Dat betekent niet dat de impact kleiner is.”

Omdat het om een eerste veroordeling gaat, legt de rechter geen onvoorwaardelijke celstraf op. Ze veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 36 uur wordt afgetrokken vanwege het eerder uitgezeten voorarrest. Daarnaast krijgt ze een maand voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van twee jaar. Aan die straf zijn voorwaarden gekoppeld: een meldplicht, psychologische behandeling, dagbesteding en een contact- én locatieverbod. De rechter sluit af: „U moet uw leven echt los van haar gaan opbouwen.”


Zombiefilm ‘28 Days Later’ was de start van het post- apocalypse-genre

Het eerste wat Jim aan het begin van 28 Days Later (2002) doet als hij in een verlaten ziekenhuis ontwaakt, is een paar blikjes Pepsi Cola in een plastic tasje stoppen. Dan pas vervolgt hij zijn zoektocht. Het is een scenariovondst om je over te verkneukelen. Waarom doet hij dat, nog voor hij weet wat er aan de hand is? Of handelt hij uit instinct?

Als toeschouwer heb je dan al wat voorkennis. In de proloog bevrijdt een groepje actievoerders panische primaten uit een laboratorium. Ze zijn omringd door televisieschermen waarop de ene na de andere gewelddaad is te zien: oorlogen, executies, rellen, straatgevechten, politiegeweld. Een medewerker in een witte jas stamelt nog: ‘Doe het niet. Ze zijn geïnfecteerd. Met woede.’ En dan de titel: 28 dagen later.

De kans dat de boel uit de hand is gelopen, dat het woedevirus zich heeft verspreid, dat er horden zombieachtige geïnfecteerden door de straten zwerven, en dat Jim, gespeeld door een nog piepjonge Cillian Murphy de laatste niet-geïnfecteerde mens is op aarde, is tamelijk groot. Uit vergelijkbare genrefilms hebben we geleerd dat dit betekent dat het jagen en verzamelen weer helemaal opnieuw begint. Die blikjes in dat zakje symboliseren dat. Ze zijn het begin van een mondvoorraadje. Maar ze doen ook uitstekend dienst als wapen, mocht hij toevallig nog een andere laatste mens of erger tegenkomen.

Rennende zombies

Deze week komt 28 Years Later uit, een soort vervolg, maar de film werd niet op tijd aan de pers voorvertoond om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Één ding is zeker: het zombiegenre is de afgelopen decennia dankzij populaire series als The Walking Dead (2010-2022) en natuurlijk The Last of Us (sinds 2023) weer nieuwe wegen ingeslagen. Technisch gezien zijn de geïnfecteerden in 28 Days Later geen zombies, want niet dood, zoals een goede zombie betaamt. Maar ze zijn wel hersendood, bezeten, gedreven door een diep instinct tot verorberen, slobberen, consumeren. Meestal van nog levende mensen.

Met 28 Days Later begon de moderne Apocalypsefilm, of beter gezegd het moderne post-Apocalyptische genre. Want: wat doen we ná de ramp? Het was een jaar na 9/11 en de wereld was vol woede, geweld en angst op televisie- en andere schermen, aangejaagd door een hongerige 24-uurs-nieuwscyclus. Regisseur Danny Boyle en scenarist Alex Garland waren een paar jaar eerder doorgebroken met het postmoderne junkieverdriet van Trainspotting (1996). Garland regisseerde later zelf ook de post-Apocalyptische films Annihilation (2018) en Civil War (2024). Hij vertelde destijds dat 28 Days Later geïnspireerd is op de survivalhorror van videogame ‘Resident Evil’. Daarin kwamen razendsnelle honden voor die hem méér de stuipen op het lijf joegen dan de slome zombies die je geacht werd uit te schakelen. Enter de rennende zombies van 28 Days Later, die sindsdien het genre onveilig maken en de overlevingskansen van de mensheid ernstig hebben gedecimeerd. Zombies zijn één ding. Rennende zombies zijn fataal.

Het zombiegenre is de afgelopen decennia dankzij populaire series als ‘The Last of Us’ weer nieuwe wegen ingeslagen.

Aankondiging van het einde

Een klassieke horrortrope is dat je nooit op eigen houtje op onderzoek moet gaan. Maar ja, Jim heeft weinig keus. Zijn ‘hello’ klinkt hol in de gangen. Als hij even later in een groen operatiepak door een uitgestorven Londen loopt – zijn wandeling over de lege Westminster Bridge is post-Covid uncanny om terug te zien – graait hij nog wat bankbiljetten van de grond. Terwijl hij greep probeert te krijgen op wat er aan de hand is, is hij al begonnen met overleven. Eten, een wapen en geld: dat zijn de bouwstenen van zijn wereldbeeld. De echo’s van de wereld die net ten onder is gegaan.

In zijn boek ‘After the Apocalypse’ (2021) herinnert de Kroatische filosoof Srecko Horvat – ook al zo’n liefhebber van eindtijdfilms – ons eraan dat ‘Apocalyps’ niet het einde betekent, maar de áánkondiging, de openbaring van het einde. Hij vraagt zich af of er een uitweg is uit al die einddreigingen om ons heen: oorlogen, klimaatrampen, wereldwijde ongelijkheid. Kunnen we ons ook een ander einde voorstellen dan de doodsdrift van het kapitalisme? Of beter gezegd, een soort doorstart? En stelt hij: terwijl we die aan het bedenken zijn, kunnen we dan niet gewoon alvast beginnen met beter leven? Wie weet – fijne bijvangst – voorkomen we zo wel dat de mens zichzelf uitroeit.

Sluier van onwetendheid

Dat is ook precies waarom ik zo’n fan ben van het zombiegenre. Vanaf het begin van de filmgeschiedenis verstopte het allerlei maatschappijkritiek achter het gegriezel. In oerfilm The White Zombie (1932) ging het bijvoorbeeld over racisme en uitbuiting. De in Haïti gesitueerde film speelt zich af op een suikerrietpassage waar tot slaafgemaakten door een zombiemeester dag en nacht aan het werk worden gehouden. De plot draait vervolgens om de enge voodoo-priester die op verzoek van een andere engerd een vrouw zombificeert zodat ze haar van haar verloofde kunnen afpakken. Ja, die film ging natuurlijk ook dáárover, over mannen die denken dat ze zomaar van alles met vrouwen kunnen doen.

Vanaf eind jaren zestig maakte George A. Romero zo’n beetje elk decennium een film waarin zombies symbool stonden voor gedachteloos consumentisme, te beginnen met The Night of the Living Dead. En terwijl ik bij seizoen twee van The Last of Us nog naar adem zat te happen van de grote aanval van de schimmelzombies op de nederzetting waar Joel en Bella hun toevlucht vonden, realiseer ik me ook dat ik eigenlijk naar een entertainmentversie zat te kijken van het beroemde debat tussen moraalfilosofen Jürgen Habermas en John Rawls. In het kort: kunnen we bij het nadenken over een rechtvaardige wereld ooit ons eigenbelang opzij zetten?

Zombiefilms en andere post-apocalyptische films zijn een illustratie van wat Rawls ‘de sluier van onwetendheid’ noemde. Een bordenwisser. Schijnbaar heeft de mens eerst een zondvloed nodig om zich voor te stellen hoe de wereld als ecosysteem beter kan functioneren. Dat is namelijk precies waarop 28 Days Later aan het einde hintte. Waar een aarzelend ‘hello’ het eerste woord was van die film, is het is ook het laatste. Nu in kapitalen. Gaan Doyle en Garland in 28 Years Later door op het pad van de hoop of kiezen ze eerst nog even voor destructie? Er is sindsdien natuurlijk weer een boel ellende bijgekomen in de wereld.


Tv-recensie | De romance tussen WNL en VVD zorgde voor ongemakkelijke tv, gelukkig bood Raven van Dorst afleiding

Liefde gaat door de maag, dus stond WNL op het VVD-partijcongres chocolade uit te delen. Overbodig, zou je denken: het huwelijk is al beklonken toen VVD-spindoctor Kees Berghuis tekende voor de positie van WNL-hoofdredacteur, nu zo’n maand geleden. Maar een gezonde relatie vergt aandacht en inzet; kleine cadeaus en herhaalde bevestiging. WNL begrijpt dat en toont zich graag een goede minnaar. Zodoende: chocolade.

De warme aanwezigheid van de omroep was Plakshot-presentator Roel Maalderink niet ontgaan. Zaterdag zette hij een filmpje online waarin hij de WNL-medewerkers vroeg of deze actie een ideetje van Berghuis was. Nee, zei een man in oranje WNL-shirt: dit idee kwam „van Eva, van de VVD zelf”. (Even Googlen leert dat er inderdaad een eventmanager bij de VVD werkt die Eva heet.) „Die heeft ons uitgenodigd om hier werving en selectie te doen voor WNL.” De omroep had het lastig, legde hij uit, vanwege de bezuinigingen op de NPO. Hij benoemde maar niet dat de VVD deels verantwoordelijk is voor die bezuinigingen. Misschien had hij daar überhaupt geen oog voor. Ook dat zeggen ze over de liefde: het maakt blind.

Daarom kon de redactie van WNL op Zondag vermoedelijk ook niet zien dat de gastensamenstelling dit weekend best opviel. De extra lange aflevering stond in het teken van de NAVO-top in Den Haag. Om de Nederlandse veiligheid te bespreken waren vier mensen uitgenodigd met functies die inderdaad pasten bij het onderwerp: de Commandant der Strijdkrachten, de burgemeester van Den Haag, de demissionair-minister van Buitenlandse Zaken en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. En dan was er nog een vijfde gast: de partijleider van de VVD. Omdat ‘veiligheid’ ook met een ‘v’ begint, denk ik.

En nu Dilan Yesşilgöz er toch was, konden we net zo goed naar een fragmentje uit het partijcongres kijken. „Daar opende u frontaal de aanval op… Frans Timmermans!”, zei presentator Rick Nieman. Kalm glimlachend keek Yesşilgöz de beelden terug van hoe ze een dag eerder wederom alarm had geslagen over „het extreme, links-radicale en activistische deel in de achterban van GroenLinks en PvdA”. Zo kon de NAVO-top-special van WNL ook mooi gaan over hoe gevaarlijk de politieke tegenstanders van de VVD zijn. Alles is geoorloofd in liefde, oorlog en campagnetijd, zullen we maar zeggen. Maar na een weekend lang getuige te zijn geweest van voorspel met chocolade en extra veilige paringsdansen, had ik meer van deze plakkerige romance gezien dan me lief was.

Opgekropte frustraties

Gelukkig introduceerde Raven van Dorst die avond een heerlijk programma van een heel andere orde: Parels voor de Zwijnen (BNNVARA). De presentator nodigt doorgaans BN’ers uit op diens boerderij, maar in dit nieuwe format krijgen onbekende Nederlanders een podium. Op dat podium mogen ze (bijna) alles doen wat ze willen: in cowboykleding gedichten opdragen aan dementerende vaders, met een hese rokersstem anderen oproepen vooral niet te roken, taoïsme voorstellen als oplossing voor een gebrekkig seksleven – et cetera.

Hoogtepunt van de eerste aflevering was Jacqueline, die graag van haar opgekropte frustraties afwilde. Speciaal voor haar was daarom de ‘woedekamer’ opgetuigd: een kamer waarin het gehele interieur afkomstig was van het grofvuil. Jacqueline, klein van stuk, werd uitgedost met een schort, een helm en een basebalknuppel. Als eerste ramde ze verrassend doelgericht een portret van Leonardo Dicaprio van de muur (met samengeknepen ogen: „Díé is de lul”), daarna trok ze als een tornado door de rest van de kamer.

Ik keek met morbide interesse toe hoe ze een tv zorgvuldig aan gort sloeg. „Já!”, riep Van Dorst bemoedigend. „Já! Kapót!” Zou je daar achteraf nou spijt van krijgen, vroeg ik me af. Maar toen de hele kamer in diggelen lag, hijgde Jacqueline alleen maar: „Hè. Wat lékker.”


Column | Schoof als ‘burgemeester in oorlogstijd’?

Wie meedoet, probeert die erger te voorkomen? Of maakt zo iemand het ergere juist mogelijk? Sinds de Tweede Wereldoorlog staat het vraagstuk in Nederland bekend onder het kopje ‘burgemeester in oorlogstijd’: lokale bestuurders die aanbleven onder de Duitse bezettingsmacht, om te redden wat er te redden viel. Of: omdat hun plaats anders door een NSB-er zou worden ingenomen. We spreken over de verleden tijd.

Maar deze week is er een update: in De Groene Amsterdammer staat een psychologisch profiel van Dick Schoof, de man die zich inmiddels demissionair premier moet noemen: psychoanalyticus Arthur Eaton ‘legt Schoof op de divan’, alles figuurlijk gesproken, want Schoof is nooit bij Eaton in analyse geweest. Vandaar dat Eaton meteen ook een beroepsmatige kanttekening plaatst: ‘Als psychoanalyticus spreek en schrijf ik niet lichtvaardig over iemand op afstand, en ik stel al helemaal geen diagnoses.’ Zo hoort het ook. Maar, zegt Eaton, ik kijk wel naar de politieke verwikkelingen met een psychoanalytische blik, en dus vraagt hij zich over Schoof af: ‘Waarom heeft hij deze rol aanvaard? Welke innerlijke voorstelling van zichzelf – als redder, als bestuurder, als baken van orde – zat erachter (…) om premier te worden (…) van het meest rechtse kabinet sinds de Duitse bezetting’.

Dat zijn ferme streken, vooral die ‘Duitse bezetting’, en als je het zo formuleert leidt de vraag als vanzelf tot de ‘burgemeester-in-oorlogstijd’. Het dilemma is overigens reëel: ‘erger voorkomen’, ‘enige grip houden’, het zijn serieuze overwegingen.

Maar hoe verfoeilijk je het kabinet-Schoof ook kon vinden, was het oorlogstijd? Dat lijkt me een onderschatting van de oorlog. Wel mag je de vraag stellen, waarom een zeer ervaren bestuurder als Schoof, terzijde gestaan door een VVD-leider die de rechtsstatelijke beginselen van haar partij nauwelijks nog in haar vaandel voerde, de PVV aan regeringsmacht hielpen?

Eaton komt uiteindelijk bij Schoof uit op ‘plichtsbesef’, want, zoals het heet, ‘het land moet bestuurd’. Daarnaast denkt Eaton dat de gewezen topambtenaar en technocraat, die intensief had samengewerkt met kopstukken van verschillende partijen, voor zichzelf een rol zag weggelegd als ‘neutrale burgervader’. Achteraf kan je dat naïef noemen, Schoof was in naam premier van zijn kabinet, dat in feite door Wilders geleid werd. Het is tekenend dat premier Schoof ongeveer als laatste moest horen over de val van zijn kabinet.

Zowel Schoof als Yesilgöz zorgde ervoor dat de PVV een gewone regeringspartij kon worden, en daarmee gaven ze onrechtsstatelijke uitgangspunten een normaal, alledaags aanzien. Dat valt beiden te verwijten. Yesilgöz verbouwde daarnaast eigenhandig het profiel van de VVD: de partij die altijd ‘rechts van het midden’ stond, hield in haar wapenschild enkel nog het woordje ‘rechts’ fier overeind.

Maar het dilemma is met die aanklacht niet van de baan, want ‘voorkomen van het ergere’ is wel degelijk een legitiem, politiek doel. De Oostenrijkse sociaalwetenschapper Gerald Knaus staat ook wel bekend als de bedenker van de zogeheten ‘Turkije-deal’ uit 2015. Hij werd onlangs geïnterviewd door deze krant, en hij windt zich op over ‘het gebrek aan ernst’ waarmee Europese middenpartijen het onderwerp migratie behandelen.

Knaus: „De democratie en de rechtsstaat staan op het spel als ze dit overlaten aan radicaal-rechts.” Voor alle duidelijkheid: Knaus gelooft in een gezamenlijke, Europese aanpak van problemen rond migratie, waarbij de mensenrechten worden gerespecteerd. Wie geen Trump wil, zal zelf als middenpartij moeten handelen.

Ineens heet het dilemma niet meer ‘burgemeester in oorlogstijd’, maar is het een vraagstuk van nu, voor Europese politici uit het politieke midden. Die oorlogsdramatiek is niet nodig.

Stephan Sanders is essayist.


Column | Een oud cultuurlandschap als Amelisweerd opheffen is geen zero-sum game

Honderdveertig auto’s per minuut, honderdveertig de andere kant op. Vrijdag, acht uur ’s ochtends. Dit is niet de spits van andere werkdagen. Maar vanavond zal het verkeer hier weer voorbij kruipen. Of stilstaan.

Deze week wordt besloten welke plannen te gevoelig zijn om door een demissionair kabinet te worden behandeld. Misschien is het verbreden van de A27 bij Amelisweerd daar wel bij.

Tussen de bomen hangt een oud spandoek. Boze verfletters aan de binnenzijde van de geluidsschermen. Op een schakelkast van Rijkswaterstaat tussen de bramen staat „SOS A27, kilometer 77,7”, maar dat is een officieel bordje en hoort daar. Als de regering haar zin krijgt komt die kast dieper in het bos te staan. Op een plaats die dan geen bos meer is, want voor de bredere weg moeten 800 bomen verdwijnen, waaronder beuken en zomereiken van 150 jaar oud.

In april drukte de Raad van State op pauze. Minister Madlener wilde de stikstoftoename van het werk aan de snelweg bij Utrecht wegstrepen tegen de stikstofafname van boerenbedrijven die hij zou uitkopen. Hij kreeg een half jaar om de berekening te verbeteren. Als de Kamer het project niet alsnog controversieel verklaart, kan Robert Tieman, de nieuwe BBB-man van asfalt, er rond de verkiezingen uit zijn.

Beter rekenen dus. Maar principieel verandert er niets aan het plan dat op twee vertrouwde pijlers rust. De eerste is relativeren. Volgens het ‘tracébesluit’ gaat er maar „één à twee procent van het hele landgoed” verloren. Valt mee toch? Maar moet je het daar tegen afzetten? Het is zelfs een fractie van het totale bosbestand in Nederland. Maar het is 133 procent van het aantal bomen dat in 1982 al gekapt is voor de asfaltvlakte die nu te smal heet.

De tweede pijler heet compensatie: iets weghalen is niet erg als je ergens anders iets toevoegt. Zo worden de voor de A27 gekapte bomen volgens het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat „elders ruimschoots gecompenseerd” en wordt de verbrede weg overkapt met een dak dat „aantrekkelijk wordt ingericht”. Het idee is: per saldo is er geen verlies, of zelfs winst.

Stel: we breken Venetië half af, maar we bouwen op het vasteland nieuwe huizen. De Koninklijke Bibliotheek moet ruimte inleveren, maar we fotokopiëren de middeleeuwse manuscripten voor het nageslacht. Een oud cultuurlandschap opheffen is geen zero-sum game. Dat nieuwe groen is niet hetzelfde groen. Het is een steriel, papieren groen, groene cijfers, geen bomen die 150 jaar of langer geleden zijn aangeplant en – eerlijk is eerlijk – ook als maakbaar groen zijn begonnen, maar die nu een uniek, onvervangbaar rijksmonument vormen.

Wat natuurontwikkeling en natuurvernietiging delen, is dat ze de geschiedenis van het landschap buiten spel zetten, schreef filosoof Ton Lemaire. „De vergroeiing van natuur en geschiedenis worden gaandeweg uitgewist”, wat zich weerspiegelt „in de lege landschappen waardoorheen de autowegen hun rechte banen trekken. Elke maatschappij krijgt zo de landschappen die ze verdient.”

Zo ver is het hier nog niet. Er zijn joggers in de ochtendzon op het jaagpad langs de Kromme Rijn die traag voorbij schuift. Een man oefent iets Aziatisch. Maar achter de bomen knort de weg die je nergens niet hoort.

Hans Steketee doet elke maandag ergens vanuit Nederland verslag.


Activisme en volop vertier op Best Kept Secret

Er wordt veel gedroomd in de alternatieve popmuziek, tegenwoordig. Dat bleek ook dit weekend op het Best Kept Secret-festival (BKS), in Beekse Bergen. ‘I dreamt you fed me/ Omakase Berries’ zong de New Yorkse Cassandra Jenkins. Eefje de Visser zong: ‘In mijn hoofd/ in mijn dromen/ Rijden we samen over de snelweg’. ‘Ik leef enkel in jouw droom’, declameerde voorman Sam de Laat van de band Droom Dit.

Beeld Simons Lenskens

Maar wat zijn het voor dromen? En wat komt erna? Dat was de vraag, dit weekend op het Brabantse festival waar maatschappelijke bewustwording al langer een thema is.

Dat klinkt tegenstrijdig. Want ook BKS, dat dagelijks gemiddeld 24 duizend bezoekers trok, draait in de eerste plaats om muziek en vertier. Maar de maatschappelijke realiteit drong vanzelf binnen: klimaat, loonpolitiek, de oorlog in Gaza. Het festivalterrein was tropisch (34 graden op vrijdag), er waren NS-stakingen (de organisatie zette pendelbussen in). En de ‘Wij trekken de Rode Lijn’-demonstratie in Den Haag kreeg hier een eigen tak: publiek werd gevraagd ‘s-zondags in het rood te komen.

Concert van Kneecap.
Foto Andreas Terlaak
Gepromoveerd naar het hoofdpodium: het Ierse Kneecap
Foto Andreas Terlaak

Headliners

En dan hadden we de artiesten nog niet eens gehoord. Zouden politieke en maatschappelijke kwesties doordringen in hun optredens?

Het activistische Ierse trio Kneecap was gepromoveerd naar het hoofdpodium. De sfeer rond Kneecap is geladen: in Duitsland werd het trio geweerd wegens hun radicaal pro-Palestijnse leuzen. Maar op BKS was Kneecap zaterdag dus plotseling ‘semi-hoofdact’. Het was voor deze editie moeilijk headliners te boeken, vertelde festivaldirecteur Maurits Westerik. „Een paar artiesten zegden af. Sommige optredens waren logistiek lastig en ook moeilijk te betalen.” Hij ziet het probleem als ‘iets tijdelijks’.

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Concert van The Pill op Best Kept Secret.

Foto Andreas Terlaak

” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Concert van The Pill op Best Kept Secret.

Foto Andreas Terlaak

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/15135451/data133715925-9507ae.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-20.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-18.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-19.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-20.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-21.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/Q-ZvmWD9hHwgfBHxXIv_Nyy05v0=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/15135451/data133715925-9507ae.jpg 1920w”>

Concert van The Pill op Best Kept Secret.

Foto Andreas Terlaak

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Concert van Baby Beserk op Best Kept Secret.

Foto Andreas Terlaak

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Concert van Baby Beserk op Best Kept Secret.

Foto Andreas Terlaak

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/15135458/data133715892-96d297.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-24.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-22.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-23.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-24.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/06/activisme-en-volop-vertier-op-best-kept-secret-25.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/V0tqJUSvklndt4YveDt6doBcKxk=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/06/15135458/data133715892-96d297.jpg 1920w”>

Concert van Baby Beserk op Best Kept Secret.

Foto Andreas Terlaak

Concert van Kae Tempest

Foto Andreas Terlaak

Beeld Simon Lenskens

Zo werd Eefje de Visser een verrassende afsluiter op vrijdag. De exclusieve show – ze geeft geen concerten meer deze zomer – was minutieus geproduceerd: haar twee danseressen/zangeressen en vier muzikanten stonden op blokken waarop filmbeelden te zien waren, in een koepel van witte gordijnen, geflankeerd door een surrealistische ‘onscherpe’ weergave op de videoschermen. De muziek was een golfslag tussen wiegend en verleidelijk, aan het eind daverden de beats als in een live-remix. Anderhalf uur kon ze gemakkelijk vullen met hits als ‘Lange Vinnen’ en ‘De Parade’. Wel bleek dat ieder nummer op een eigen manier aantrekkelijk is, maar dat de sfeer onderling gelijk blijft.

Beeld Simon Lenskens

Gegil

Er viel veel te ontdekken. Op een klein podium in het bos ontroerde de gevoelvolle stem van Morpheus, een beginnende zanger uit Noord-Holland met een cellist en pianist. Ook was er het festivaldebuut van Long Fling, het samenwerkingsverband tussen de groepen Personal Trainer (rond Willem Smit) en Pip Blom. Vijf muzikanten speelden veelkantige rockliedjes met een hoofdrol voor de wisselwerking tussen Bloms heldere zangstem en het gemonkel van Smit.

Fanbeleving vooraan bij het podium.

Foto Andreas Terlaak

Uit het bos klonk ’s middags ijselijk gegil. Het bleek het nieuwe Britse trio The Pill (‘We are the Pill’), waar twee vrouwen die ook gitaar spelen, energiek de zangpartijen afwisselen bij hun schreeuwpunk. Toch won in dit genre het Nederlandse kwartet L.A. Sagne, met voorvrouw Tara Wilts, op felheid en volharding. Haar hoge stem gierde als een alarmsignaal.

Overal dansfeestjes Beeld Simon Lenskens

Een van de hoogtepunten was Jasmine.4.T, een kleurrijk (haren, kleding) kwartet rond Jasmine Cruikshank die breed grijnzend het leven als transvrouw bezingt. De band overrompelt ook met hun muziekstijl waarbij bekende elementen spontaan lijken samen te groeien tot losse rockliedjes. Ze vroeg bijval voor Palestijnen, en voor de rechten van transmensen in het VK.

Selfietime

Foto Andreas Terlaak

De optredens zijn ook prima te volgen in het water.

Foto Andreas Terlaak

De Amerikaanse zangeres Lucy Dacus, die op tournee is met Jasmine in het voorprogramma, bood een oase van schoonheid voor een toegewijd publiek. Dacus, ook bekend als een van de leden van boygenius, creëerde zachtheid door de fluwelen klank van haar stem en het samenspel met haar zeven muzikanten. Dat viel eerder op de dag ook op bij het concert van harpist Remy van Kesteren en zijn groep instrumentalisten en gastzangeressen als Pitou en Nana Adjoa: hoe subtiel en ontroerend muzikale inventiviteit kan zijn.

Crowdsurfen bij Kneecap

Foto Andreas Terlaak

De ontlading kwam zaterdag bij Kneecap, dat de afgelopen maanden zowel heel populair werd als in het nauw kwam, allebei – mede – door hun consequente steunbetuiging aan Palestijnen. Kneecap-rapper Mo Chara moet aanstaande woensdag voorkomen in een rechtszaak, om zijn ‘steun aan terroristische organisaties Hamas en Hezbollah’. Al dat nieuws én de film die vorig jaar over de band uitkwam, zorgde voor grote toeloop. Gelukkig stonden ze op het openluchtpodium.

Beeld Simon Lenskens

De opwinding was dit keer eerder muzikaal dan inhoudelijk, de ‘Free Palestine’-chant was kort. Maar de raps waren strijdlustig. Nummers als ‘Sick In The Head’ en ‘I’m Flush’, met oorverdovende beats van DJ Próvaí, creëerden een vechtduwende maalstroom in het publiek.

Het engagement zat verder in kleine hoekjes. De Vlaamse Kaat van Stralen had er een song over geschreven, zonder muziek, over ‘dromen van kinderen die nooit uit zullen komen’. De Amerikaanse singer-songwriter Cassandra Jenkins prevelde een smeekbede voor gelijkwaardigheid van ‘Asians, Blacks, Palestinians’. Eefje de Visser hield een bewogen toespraak: ‘Nooit meer is nu’.

De zaterdag was geopend door de Schotse zanger Jacob Alon die zijn leven bezong in breekbare liedjes. Een daarvan heette ‘Don’t Fall Asleep’. De dromers zijn het wakkerst.

Concert van L.A. Sagne
Foto Andreas Terlaak


Op één moment pieken om ticket voor de WK zwemmen te halen

Een verraste blik: Marrit Steenbergen (25) tikt als snelste aan bij de finale van de 100 meter rugslag, in de scherpe tijd van 58,96. Net voor de Nederlands kampioen van vorig jaar, Maaike de Waard. De 100 meter rugslag is niet Steenbergens belangrijkste nummer, met deze uitslag had ze duidelijk geen rekening gehouden.

„Ojo, 58,9, lekker man!”, wordt ze gefeliciteerd door een andere zwemster, als ze net daarna weer uit het bad is geklommen.

Het is vrijdag, dag twee van de Nederlandse Kampioenschappen Zwemmen in Amersfoort. Langs de badrand is het een wirwar van vrijwilligers en talentvolle jeugd, met natte haren en handdoeken, vers uit de B-finales. Tussendoor lopen TeamNL-stafleden in het oranje en Nederlandse topzwemmers, met hun olympische tatoeages.

Door de informele sfeer heeft dit toernooi niet de air van een gewichtig sportevenement, toch is deze NK-editie de belangrijkste ooit. Hier in Amersfoort worden niet alleen Nederlandse titels vergeven, maar ook voor het eerst de zogeheten trials gezwommen. Alleen hier – zondagavond zijn de laatste finales – kunnen zwemmers een plek bemachtigen voor de WK langebaan in Singapore. Dat toernooi is al over zes weken. Ook de tickets voor EK’s en de Olympische Spelen, verreweg het belangrijkste evenement op de zwemkalender, worden straks via trials vergeven.

‘Een eerlijke strijd’

Grote zwemlanden Australië en de Verenigde Staten doen dat al jaren, maar voor Nederland is het een flinke verandering. Zwemmers hadden hiervoor altijd diverse momenten – een stuk of zes – om een zo scherp mogelijke tijd neer te zetten en onder de vooraf vastgestelde limiet te zwemmen.

De trials komen uit de koker van Jacco Verhaeren, niet toevallig voormalig bondscoach van Australië. Verhaeren – eerder ook coach van onder meer de olympische kampioenen Pieter van den Hoogenband en Ranomi Kromowidjojo – keerde vorig jaar weer terug bij de Nederlandse zwembond, als ‘Performance Strateeg Topzwemmen’. Na zijn tijd in Australië was hij tussen 2021 en 2024 directeur van het Franse zwemteam.

Het fijne van trials, zegt Verhaeren, is dat ze heel overzichtelijk zijn. „Het is een eerlijke strijd, iedereen zwemt onder dezelfde omstandigheden, in hetzelfde bad, tegen elkaar. En je ziet meteen wie er gekwalificeerd is.” De twee snelste zwemmers plaatsen zich, mits ze allebei onder de limiet zitten.

Maar nog belangrijker, zegt Verhaeren, is dat ze sporters de mogelijkheid geven meer ervaring op te doen met datgene waar het nu eenmaal om draait in het bad: pieken op het juiste moment. „Op de WK of op de Olympische Spelen krijg je ook maar één kans.” Het hebben van meerdere kwalificatiemomenten klinkt misschien fijn, zegt hij, „maar het ontneemt de mogelijkheid om dit op het hoogste niveau te oefenen.”

Natuurlijk is het voor zwemmers ook spannend. De meest gehoorde zorg: wat nou als ik ziek ben? Maar ja, zegt Verhaeren dan weer: wat nou als je op de Spelen ziek bent?

Met haar winst op op de 100 meter rugslag (in 58,96) kwalificeerde Marrit Steenbergen zich in Amersfoort voor de WK volgende maand in Singapore.
Foto Eric Brinkhorst

Patrick Pearson, coach van onder meer Marrit Steenbergen, is „heel erg blij” dat Nederland nu ook trials heeft. „Ik had het graag eerder gezien.” Niet alleen vanwege die noodzaak te pieken, maar ook omdat de trials dicht op de grote toernooien zitten.

Het is fijn om zo vlak voor een groot toernooi te merken dat je in vorm bent, zegt hij. „Dat geeft vertrouwen.” Dat levert daarna niet automatisch medailles op, dat lukt een relatief klein zwemland als Nederland ook weer niet zo vaak, maar wat hij wil zien is dat een sporter op zijn of haar best presteert.

Daarbij is het voor hem als coach prettig dat er minder piekmomenten in een jaar zitten, zegt Pearson. Dan is er langer de tijd om te schaven aan specifieke onderdelen van het zwemmen, zoals de start.

Even uitpuffen

De wereldkampioenschappen zwemmen in Singapore beginnen over zes weken, maar dat is Verhaeren eigenlijk een week te lang – de datum voor de NK stond al vast.

Vijf weken, zoals wordt ingevoerd bij het volgende toernooi, vindt hij precies kort genoeg, zegt hij. Je kunt als zwemmer in die tijd misschien net even uitpuffen van de trials en daarna is het gewoon weer trainen geblazen. „Dit is de periode van topvorm, je kunt niet naar een feestje, daar zijn die vijf weken niet lang genoeg voor. Je bent scherp op je gezondheid, je trainingen.”

Bij langere periodes verliezen sporters soms die scherpte, zag hij. „De grootste problemen ontstaan wanneer mensen al maanden voor de Spelen weten dat ze gaan. Als je olympiër wordt, gebeurt er van alles om je heen: sponsoren, aandacht, je begint er naartoe te leven.”

Door de informele sfeer had de NK Langebaanzwemmen niet de air van een gewichtig sportevenement.
Foto Eric Brinkhorst

Waar Verhaeren naar streeft is een zo hoog mogelijke ‘conversie’: dat een zwemmer sneller is op een groot toernooi dan bij de kwalificatie. In Australië, waar de trials oorspronkelijk veel vroeger in het jaar waren, was de conversie bij de Spelen in 2012 een magere 28 procent, zegt Verhaeren. „Dan heb je goed gekwalificeerde zwemmers, maar haal je je doelen niet.” In 2021, de trials waren toen verlaat naar vijf weken voor de Spelen, was de conversie gestegen naar een ruime 80 procent.

De hoop in het topzwemmen is ook dat de trials de sport voor buitenstaanders overzichtelijker en spannender maken. Nou is Nederland geen Australië, en al helemaal geen Amerika: er lopen hier een stuk minder topzwemmers rond. Bij sommige nummers zullen de winnaars niet verrassend zijn, zegt Pearson voorafgaand aan het toernooi. De 100 meter vrije slag bij de vrouwen wordt in Amersfoort met gemak door olympisch finalist Steenbergen gewonnen, de 200 meter schoolslag bij de mannen gaat naar Casper Corbeau, winnaar van olympisch brons in Parijs, Nyls Korstanje doet het als verwacht goed op de 50 en 100 meter vlinderslag.

Eén foutje kan fataal zijn

Maar bij de kortste sprintafstanden wordt het interessanter. Zoals de 50 meter vrije slag bij de vrouwen, zaterdag op het programma. Pearson: „In Nederland ligt de focus daar wel op, we zijn er ook gewoon goed in.” Dus er dingen veel zwemmers mee. Bovendien: één foutje kan op zo’n korte afstand al fataal zijn.

Zaterdagavond gaat Milou van Wijk, de 20-jarige sprintspecialist die de laatste maanden in bloedvorm is, er met de snelste tijd op de 50 meter vrije slag vandoor. Ze laat Steenbergen, die tot dit weekend een beter persoonlijk record had staan, achter zich. Aangemoedigd door haar ouders en opa en oma, tikt ze aan in 24,29, haar beste tijd ooit.

Ook Kai van Westering won een WK-ticket, met zijn winst op de 50 meter rugslag.
Foto Eric Brinkhorst

Het gaf „extra opluchting” dat deze winst nu meteen zeker is van een WK-ticket, zegt Van Wijk na de race. „Maar je merkte ook wel aan de sfeer dat anderen het minder leuk vonden dat ze het niet gehaald hebben.”

Van Wijk vindt de trials sowieso wel „een verbetering”. „Ik heb wel van anderen gehoord: stel dat ik ziek ben? Dat is natuurlijk ook lastig.” Maar de voordelen wegen op tegen de nadelen, vindt ze. „Ik vond wel dat je je heel lang voor de Olympische Spelen kon kwalificeren, ongeveer een jaar. Stel dat iemand zich helemaal in het begin een heel goede tijd zwemt, maar het niveau zakt richting de Spelen in. En dan is er iemand anders op dat moment sneller is, maar nét iets langzamer dan die tijd van een jaar geleden. Persoonlijk vind ik dat oneerlijker voelen.”

Die zorgen over ziek zijn tijdens de trials: Jacco Verhaeren kent ze natuurlijk – al vertelt hij ook dat hij dat in de praktijk nog nooit heeft gezien.

Die zorgen zijn trouwens niet alleen voorbehouden aan zwemmers zelf, weet hij. In Frankrijk, toen hij daar directeur werd, voerde Verhaeren ook trials in. „Toen werd er contact met me opgenomen door het Agence du Sport, uit naam van de minister.” Men vroeg zich af of de trials straks ook gingen gelden voor Léon Marchand. Van Marchand, een Fransman, werd verwacht dat hij de grote ster van de Spelen zou worden. Maar wat als nou net híj ziek zou zijn tijdens op het enige kwalificatiemoment? „Ze zeiden: het kan toch niet zo zijn dat Marchand het niet gaat halen? Maar ik zei: dat kan wel. Als we de regels voor hem zouden aanpassen, dan haalt dat het hele systeem onderuit.”

De zorgen waren voor niks: Marchand vloog met gemak door de Franse trials en bekroonde zich met vier gouden medailles en één bronzen inderdaad tot ster van het toernooi.


Hoe kijken wij naar een vrouw als actrice Isabelle Huppert? Daarover gaat het in het toneelstuk ‘Bérénice’

Door een schemerige sluier van mist heen is vaag een tekstprojectie te ontwaren. Het is een opsomming van de elementen waaruit het menselijk lichaam bestaat. Zuurstof. Koolstof. Waterstof. Tegelijk wordt er ook een tekst uitgesproken, maar een knisperend geluid maakt de woorden onverstaanbaar. Geef tekst niet te veel gewicht, lijkt regisseur Romeo Castellucci zijn publiek mee te willen geven, meteen in deze eerste minuten van zijn productie Bérénice. Geef je over aan het niet-verstaan. Het is maar taal.

In Bérénice, toneelstuk uit 1670 van Jean Racine, gebeurt opvallend weinig; zelfs Racine zelf was er verrukt over met hoe weinig handeling hij het in zijn stuk had weten te stellen. Maar, zo schreef hij in zijn voorwoord (hier geparafraseerd): ook spreken is een handeling.

In het kort: Titus (net keizer van Rome geworden) en Bérénice (koningin van Palestina) zijn verliefd, maar omdat het volk van Rome daar niet zo blij mee is, heeft Titus besloten Bérénice te verlaten. Het stuk gaat over zijn poging haar dat duidelijk te maken, en haar poging zich tot die boodschap te verhouden. Racine schreef de tekst in rijmende verzen, waarin de personages zich zo beleefd en beheerst mogelijk uiten, terwijl emoties er door die hermetische vorm halsstarrig onder worden gehouden. Het is in zekere zin de taal zelf, die zich in dit stuk tegen de geliefden keert. Het stuk ontleent zijn dramatische kracht aan het onvermogen met taal uitdrukking te geven aan gevoelens, om werkelijk contact te maken.

Buitengewoon alleen

Regisseur Castellucci benadrukt dit door het stuk te strippen van alle personages, op Bérénice na. Zij staat alleen op het podium, vertolkt door de Franse steractrice Isabelle Huppert. De verzen van Bérénice worden integraal door haar uitgesproken, soms ratelend, soms mechanisch, soms kalm, soms schreeuwend – maar antwoord krijgt ze niet. We zien haar rondslepen met een elektrisch kacheltje op dat grote, koud uitgelichte, mistige speelvlak. Soms is het alsof ze zich onder water begeeft. Ze is buitengewoon alleen.

Wát ze zegt verdient ook aandacht, want hemeltjelief, wat een ongemakkelijk vrouwbeeld krijgen we hier voorgezet. Ontredderd is ze, zegt Bérénice, wanneer Titus haar ontloopt. Haar hart klopt slechts voor hem. Zonder commentaar toont Castellucci zo het vrouwelijke personage zoals dat zo veelvuldig in de (theater- en film)geschiedenis is herhaald (en in die keuze rijmt de voorstelling met het geweldige The Brotherhood van Carolina Bianchi, komende week eveneens in het Holland Festival te zien), namelijk: de vrouw die haar bestaansrecht alleen ontleent aan de begeerte van mannen.

Subtiel maakt Castellucci daarbij de vertaalslag van het personage naar de actrice die haar speelt. „Bérénice is al die tranen niet waard,” staat er bij Racine, wanneer Titus moet huilen. „Isabelle is al die tranen niet waard,” spreekt Huppert. Waar kijken we naar? Naar Bérénice? Naar Isabelle Huppert? Zijn niet beiden, door onze ogen gezien even fictief?

Castellucci, die naast regisseur ook beeldend kunstenaar is, paart Bérénices zelf-kleinerende clausen aan beeldtaal waarin vrouwelijke archetypen te herkennen zijn: de huisvrouw, de heks, het lustobject. Ook hiermee dwingt hij weer aandacht af voor ons kijken zelf: wat zien we, als we naar vrouwenlichamen kijken? Lichamen die, dat weten we best, feitelijk gewoon bestaan uit deeltjes zuurstof, koolstof, waterstof, stikstof.

Als Huppert tenslotte haperend en vertragend, als een machine waarvan de batterij zijn einde nadert, tot stilstand komt, is het niet zozeer het personage, maar het vrouwbeeld dat ze vertegenwoordigt dat we in elkaar zien zakken. „Kijk niet naar mij,” zegt Huppert als de mist is opgetrokken. Die woorden zijn niet van Racine. Ze zegt het kalm, dan luider, dan ijzingwekkend fel. „Kijk niet naar mij.” Bérénice toont: ook kijken is een handeling.


‘De PVV is tegengewerkt’: maar klopt dat ook?

Ze blijven rondzingen: de termen ‘tegenkrachten’ en ‘tegenwerken’. Het zou me ook niet verbazen als we ze de komende maanden vaker gaan horen: de PVV wil nu eenmaal graag agenderen dat ze is belemmerd in haar pogingen het strengste asielbeleid ooit te voeren. In veel rechtse reacties op de kabinetsval hoor je die klacht ook al terug.

En het is waarschijnlijk ook een goede verhaallijn voor een politicus die de kans van zijn leven had zijn decennialange beloften inzake minder asielzoekers waar te maken maar weinig bereikte. Dan heeft niet hij gefaald, maar waren het onzichtbare machinaties die de wens van zijn kiezers blokkeerden. Een Haagse variatie op Trumps deep state.

Je had al in een vroeg stadium aanwijzingen dat het die kant opging. Twee dagen vóór de val het kabinet trad opiniepeiler Maurice de Hond op in een podcast van De Nieuwe Wereld. De Hond deed het opinieonderzoek voor Geert Wilders’ tienpuntenplan voor minder asielzoekers, dat de week ervoor was gepresenteerd en de basis voor de kabinetsval werd.

In de podcast zei de opiniepeiler dat de PVV te maken had met „tegenkrachten”. Hij noemde zonder veel onderbouwing „de ambtenarij”, de „Raad van State” en „de rechterlijke macht”. En hij zei: „Ik kan me goed voorstellen dat Wilders gefrustreerd is.”

In de Kamer, daags na de val, maakte ook Wilders zelf er een duistere zaak van. De PVV had met de coalitie afgesproken het aantal asielzoekers zodanig terug te dringen, zei hij, dat Nederland „behoorde tot de landen met de strengste asieleisen” in Europa. „Maar het omgekeerde is gebeurd. Iedere elf dagen komt er een azc bij. Het is om gek van te worden.”

Later in het debat voedde hij de argwaan door NSC te typeren als „Nationale Sabotage Club”. Ook zei hij dat premier Dick Schoof hem „meer wetgevingsjuristen” had beloofd – „dit staat niet op papier” – omdat minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) anders niet vooruit kon. Ze waren, zei hij, nooit gekomen.

Caroline van der Plas (BBB) voedde de broeierigheid: „Ook wij hebben ervaren hoe het is om tegengewerkt te worden.”

Inlijsten en ophangen

Bij de observaties over tegenkrachten en tegenwerken moet ik steeds denken aan een uitspraak van Herman Tjeenk Willink. In Den Haag, hoorde ik hem ooit zeggen, is tegenspraak elementair. „Zonder tegenspraak geen samenspraak.”

Schitterende observatie. Inlijsten en ophangen. In die paar woorden ligt de kern van democratische politiek besloten: het hele stelsel is gebaseerd op de gedachte dat in alle (álle) stadia van beleidsvoorbereiding tegenspraak nodig is om tot democratisch gedragen beleid te komen.

Betrokken burgers, zorgvuldige ambtenaren, nauwkeurige wetgevingsjuristen, tegendenkers bij adviesorganen, een kritische oppositie: ze kosten tijd, ze zijn soms irritant, maar toch vooral noodzakelijk. Want één foutje in een nieuwe wet en de staat kan burgers jarenlang benadelen. Zie het Toeslagenschandaal. 

Dus laten we deze ui eens afpellen, om te beginnen die „tegenkrachten” van Maurice de Hond. Opereerden rechters, de Raad van State (als adviseur) en ambtenaren tijdens het kabinet-Schoof anders dan tijdens kabinetten zonder de PVV?

Met de kennis van nu is dat aantoonbaar onjuist. De meest vergaande gerechtelijke ingreep van de afgelopen vijftien jaar is, met grote voorsprong, de stikstofuitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Raad van State, in 2019. Het besluit om geen vergunningen voor nieuwe stikstofneerslag meer toe te staan, gevolg van Europese richtlijnen waarmee Nederland eerder instemde, blokkeert al zes jaar nieuwe economische activiteit, en zorgt sindsdien voor hoofdbrekens bij ondernemers, natuurbeschermers, in provincies, op ministeries en in het kabinet.

En áls hier al een ‘tegenkracht’ opereerde, richtte die zich niet tegen de PVV: in 2019 regeerde Rutte III, een coalitie van VVD, CDA, D66 en CU. 

Dan de Raad van State in zijn tweede rol: als hoogste adviseur van de regering. De Raad adviseerde dit voorjaar negatief over twee asielwetten van minister Faber. De Raad vroeg om aanpassingen van de wetten en verzocht Faber ze „in de huidige vorm niet in te dienen bij de Kamer”.

Alleen: toen de Raad van State in 2023 advies uitbracht over de door de PVV gehate Spreidingswet van Rutte IV, vroeg de Raad óók de wet „in de huidige vorm niet in te dienen bij de Tweede Kamer”. 

De vermeende tegenwerking van de PVV had het vorige kabinet dus evengoed ervaren. Niets aan de hand.

Ook had je nog de ambtenarij als boosdoener. Vorig jaar oktober schreef de politiek columnist van De Telegraaf al: „Faber speelt minister; ze roept maar wat.”

Solistisch en overgevoelig

In december verscheen een spraakmakend NRC-artikel over haar ongebruikelijke werkwijze op het ministerie. Solistisch, overgevoelig voor Wilders, ongevoelig voor ambtelijk advies, onbereikbaar voor andere bestuurders.

Later had ik, los van mijn collega’s, ook contact met mensen die met haar werkten. Ze zeiden: dit is niet te doen. De minister wilde de landsgrenzen bewaken maar reageerde niet als ze kreeg uitgelegd dat de marechaussee vrijwel geen extra mensen beschikbaar had. Ze schafte bed-bad-brood voor uitgeprocedeerde asielzoekers af, tegen ambtelijk advies in, maar deed dit zo snel en ondoordacht dat rechters in Rotterdam, Utrecht en Amsterdam haar besluiten vernietigden.

Als iemand haar tegenwerkte, dan was ze het zelf.

De binnenstad van Ter Apel.
Foto Eric Brinkhorst

Maar toonden die lekken dan niet aan dat haar ambtenaren wel degelijk een tegenkracht vormden? Mij viel vooral op dat de lekken over Faber – er wordt over bijna alle bewindslieden gelekt – haar nooit in politiek gevaar brachten.

Veelzeggend detail: nog niet zo lang geleden had een voorganger van Faber heel andere ervaringen. Staatssecretaris Mark Harbers (Asiel, VVD) trad in 2019 af nadat hij de Kamer onjuist had geïnformeerd over misdaadcijfers van asielzoekers. Ambtenaren hadden die cijfers onbedoeld, zei hij, niet met hem gedeeld. Harbers nam zijn verantwoordelijkheid.

Later ontstond twijfel over de ambtenaren. Ik heb het verhaal destijds in detail beschreven, en het laat zien: deze niet-PVV’er ervoer eerder op Fabers functie veel méér ambtelijke tegenwerking dan de PVV-minister. Dus ook hier: weinig aan de hand.

Verder suggereerde Wilders vorige week opnieuw dat NSC de PVV beentje had gelicht inzake het plan voor asielnoodwetgeving. Die had vorig jaar ingevoerd kunnen worden omdat parlementaire toetsing onnodig was.

Het punt is alleen dat Wilders in het Hoofdlijnenakkoord instemde met de voorwaarde dat noodwetgeving „dragend gemotiveerd” werd: zonder die motivering was de ‘asielcrisis’ niet aangetoond, dan ontbrak de juridische grondslag voor noodwetgeving, en zou de rechter deze vrijwel zeker verbieden.

En het is Faber nooit gelukt die dragende motivering geloofwaardig te formuleren. De PVV-minister kon het eigen PVV-plan niet onderbouwen: dát was de tegenwerking. 

Belang van tegenspraak

En wat bij dit alles het meeste opvalt: het onbegrip voor het belang van tegenspraak. Dat de wetgever zich moet verhouden tot de maatschappij, ambtenaren, adviseurs, het kabinet, oppositie en coalitie in de Tweede en Eerste Kamer om een democratisch gedragen resultaat te bereiken.

Het vereist geduld en zorgvuldigheid. Het begint op bijna elk ministerie met, zoals dat heet, ‘overleg met de sector’. Zo’n sector heeft ervaring met het betreffende vraagstuk, hij heeft doorgaans ook belangen, dus de minister krijgt voor het eerst tegenspraak.

Dit kan een minister natuurlijk tegenwerken noemen, maar een bewindspersoon met een beetje handigheid handhaaft zijn principes én luistert naar de sector om zijn voorstel te verbeteren. Dan ben je niet tegengewerkt, dan heb je samengewerkt. 

Dit stramien herhaalt zich daarna ettelijke malen. In elke nieuwe fase heeft de minister belang bij tegenspraak, want dat vergroot de kansen op een betere wet en parlementaire steun.

Dus een minister die al vóór het advies van de Raad van State in de media zegt dat ze hooguit een punt of komma aan haar wetten verandert, zoals Faber dit voorjaar, begrijpt domweg niet dat alleen de eigen principes en opvattingen nooit doorslaggevend zijn: zonder steun in de maatschappij, zonder steun van partijen met andere principes en opvattingen, zal de wet nooit het Staatsblad halen.

En pijnlijk genoeg beaamde ze een week voor de kabinetsval nog onbedoeld dat ze het echt niet begrijpt. Nadat ze twee coalitiegenoten bekritiseerde, vroegen verslaggevers of zij dacht zo draagvlak voor haar asielwetten te krijgen. Ze zei: „Moet ik dan een potje gaan slijmen om mijn zaken erdoor te krijgen?” 

Klagen over tegenwerking omdat je zelf niet doorziet wat Haagse samenwerking inhoudt – hoe de democratie echt werkt – is natuurlijk best ongemakkelijk. Al zal het vast zo zijn dat een deel van de kiezers het gejammer graag wil geloven.

Maar het geklaag over tegenkrachten, zoals ze nu bekend zijn, komt voorlopig niet veel verder dan vaag gestamel. In de taal van Fabers eigen partij: machteloze verliezerstaal van zuur rechts.