Ik heb Raymond Mens bedacht. Nog voordat mensen wisten wie Raymond Mens was, zag ik hem al helemaal voor me. Ik ben niet de enige die Raymond Mens heeft bedacht, de man die we nu kennen als Raymond Mens had hetzelfde idee. Dat kan natuurlijk, dat twee mensen op hetzelfde moment hetzelfde idee hebben. Charles Darwin en Alfred Russell Wallace ontwikkelden halverwege de negentiende eeuw onafhankelijk van elkaar de evolutietheorie. De tijd was er blijkbaar rijp voor. Zo was de tijd in 2020 rijp voor Raymond Mens.
De eerste kiem voor het concept Raymond Mens werd bij mij eind 2015 gelegd. Donald Trump had een verslaggever van The Washington Post belachelijk gemaakt om zijn spierziekte door hem met spastische bewegingen na te doen. De term was nog niet in zwang, maar ik ging ervan uit dat de cancelcultuur zijn werk zou doen. Dit zou het einde betekenen van Trumps kandidaatschap. Maar hij kwam ermee weg en dat betekende dat hij met heel veel weg ging komen. In Nederland waren we alleen nog niet zover, niemand nam hem serieus en niemand was bereid het voor hem op te nemen. Voor de talkshows was dat een probleem omdat politieke gesprekken bij voorkeur werden vormgegeven als debat. Ik was in die tijd nogal geobsedeerd door het hele idee van ‘op TV komen’ en begon te fantaseren: er stonden tientallen blokken zendtijd te wachten voor wie zich nu opwierp als Trump-versteher.
Ik dacht eerst aan een type Hero Brinkman, een lompige ploert die ‘gewoon zegt wat hij denkt’. Maar nadat Trump was verkozen, hadden we daar geen behoefte aan. In plaats daarvan vertelden we elkaar dat het allemaal wel mee zou vallen. Trump zou zich presidentieel gaan gedragen. Er ontstond een markt voor normalisering, aan iemand die zalvende woorden spreekt na elke schok.
Op de pr-afdeling van Amazon werkte een jongen van mijn leeftijd die dat heel goed begreep, hij was ook spindoctor van de VVD en kende dus de kracht van het glimlachend schouderophalen. Waar ik bleef hangen in dit soort meta-analyses, maakte hij er echt werk van. Het begon met wat voorzichtige media-optredens als Amerika-kenner, maar het was in die eerste Trump-periode vooral zoeken naar de juiste toon. Pas toen zijn boek Lang Leve Trump in 2020 verscheen, wérd hij Raymond Mens. En nu Trump herkozen is, is er geen houden meer aan. Televisie, radio, lezingen, een dagelijkse podcast, een theatershow, hoe gekker en wreder Trump is, hoe meer markt er ontstaat voor de geruststelling van Raymond Mens. Deze week was hij daarom in bloedvorm.
Hij kende de kracht van het glimlachend schouderophalen
Zijn er in een groepschat per ongeluk militaire plannen gedeeld met een journalist? Raymond Mens wijst er in Nieuws van de Dag op dat het „net zo onhandig” is als Hillary Clinton die een privéserver gebruikte voor haar e-mails. Verspreidt veiligheidsadviseur Mike Waltz vervolgens een complottheorie over de journalist die hij toevoegde aan de appgroep? Het laat volgens Raymond Mens niet zien dat de Republikeinen liegen, maar dat „in de VS iedereen in toenemende mate zijn eigen waarheid heeft”.
Proberen de Republikeinen miljoenen mensen het stemmen onmogelijk te maken door te eisen dat je een paspoort laat zien, terwijl arme Amerikanen meestal geen paspoort hebben? Wat je daarvan vindt hangt volgens Raymond Mens af van je politieke voorkeur. Moeten we ons zorgen maken om het aangescherpte reisadvies voor de VS, waarbij transpersonen zelfs wordt afgeraden te gaan? In zijn podcast zegt Raymond Mens dat je je als „gemiddelde toerist” niet heel veel zorgen hoeft te maken, maar houdt er als transpersoon „wel rekening mee dat er andere regels gelden”.
Ik heb Raymond Mens bedacht, maar hij verschilt wel behoorlijk van het prototype dat ik in 2015 voor ogen had. Deze Raymond Mens is vriendelijker, opgeruimder. Iemand die in ons oor fluistert dat een verhaal altijd twee kanten heeft, dat er bij andere presidenten ook weleens iets mis ging, dat de dingen nou eenmaal gaan zoals ze gaan, dat we rustig kunnen gaan slapen, morgen weer een dag.
Ze geeft het eerlijk toe: de eerste paar keer dat Ruth Rottiné (42) tijdens een sollicitatiegesprek te horen kreeg dat de twintiger tegenover haar in deeltijd wilde werken, was ze wel even verbaasd. „Geen kinderen, net uit de collegebanken, en toch maar vier dagen willen werken? Dat had ik nog nooit gehoord”, vertelt ze.
Vier jaar geleden richtte ze Wettermerk op, een marketingbureau voor de water- en cleantech-sector. Inmiddels heeft ze acht mensen in dienst, overwegend twintigers. De meerderheid werkt in deeltijd. „Ik zie het echt als een generatieverschil”, vertelt ze telefonisch vanuit Leeuwarden, waar haar bedrijf gevestigd is. „Zelf ben ik nauw met mijn werk verbonden, maar voor mijn jongere collega’s lijkt werk minder belangrijk. Zij hechten meer waarde aan wie ze buiten kantooruren zijn, zeggen ze, en willen daar ook meer tijd voor.”
Op meer vlakken ervaart Rottiné generatieverschillen. „Met name op het gebied van communicatie en afstemming loop ik weleens vast. We werken veel thuis, maar als ik belangrijke feedback wil geven of een gesprek over loonsverhoging wil voeren, doe ik dat toch het liefst in het echt, op kantoor. Voor mij voelt dat vanzelfsprekend, maar twintigers met wie ik heb gewerkt, vinden dat maar gek. Het kan toch prima via de app gecommuniceerd worden?”
Rottiné is niet de enige die het gevoel heeft dat zij op veel punten anders werkt dan jongere generaties. Volgens statistiekbureau CBS is de arbeidsmarkt diverser dan ooit. Die laat zich nu in vier generaties verdelen: babyboomers (1946-1964), Generatie X (1965-1980), Millenials (1982-1996) en Generatie Z (1997-2012) – al verschillen die jaartallen per onderzoek of arbeidsmarktanalyse.
Recent vroeg bemiddelaar Ormit Talent Nederland twaalfhonderd Nederlandse werknemers uit verschillende generaties hoe zij tegen werk aankeken. Meer dan de helft (57 procent) van hen had het idee dat de kloof tussen generaties groeit. Vooral Generatie Z voelt dat sterk (70 procent). En van de ondervraagde Generatie X’ers, vindt driekwart dat ‘de jongere generatie’ er een belabberde werkmentaliteit op nahield.
Als het gaat om generatieverschillen op de werkvloer, liggen clichés snel op de loer. Gen Z’ers zijn, als jongsten, het vaakst de klos. Ze zouden lui en veeleisend zijn, slecht tegen kritiek kunnen en niet hard willen werken.
Sociaal psycholoog Kim Jansen hoort zulke oordelen regelmatig. „Als jongeren ziek zijn, sturen ze een appje in plaats van dat ze even bellen. Voor veel ouderen is dat ondenkbaar. Je checkt toch even of je überhaupt ziek kán zijn? Of je zorgt voor vervanging. De conclusie dat jongeren gemakzuchtig of brutaal zijn, is dan snel getrokken.”
Met haar bedrijf Generations at work geeft Jansen presentaties en trainingen aan bedrijven die zich over generatievraagstukken buigen. Voorheen deed ze dat vooral in de corporate sector: advocatenkantoren, verzekeraars en accountancy. Inmiddels kloppen ook zorgbedrijven, overheid en maakindustrie bij haar aan. „We leven en werken langer, dus de diversiteit op de werkvloer groeit – ook op het gebied van generaties. De arbeidsmarkt is krap. Veel bedrijven willen weten hoe ze de jongste generatie aan zich kunnen binden.”
Ouderen hebben altijd de neiging gehad jongere generaties te bekritiseren. Dat gebeurde al in het oude Athene
Niets nieuws onder de zon
Gedraagt die jongste generatie zich echt zo anders dan andere generaties? Dat valt mee, zegt Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsmarkt aan Tilburg University. „In het publieke debat lijkt het af en toe alsof Generatie Z van een andere planeet komt. Maar ouderen hebben altijd de neiging gehad jongere generaties te bekritiseren. Dat gebeurde al in het oude Athene. Er zijn wel verschillen, maar als je goed kijkt, zijn die niet zo heel groot en niet alleen aan generaties toe te wijzen.”
Zo zijn veel werkvoorkeuren van Generatie Z te verklaren door verschillen in levensfase, de impact van gebeurtenissen als de coronapandemie, en algemene maatschappelijke veranderingen die alle leeftijdsgroepen beïnvloeden. Gen Z’ers en millennials staan bekend als jobhoppers, maar jonge mensen wisselden altijd al vaker van baan. En niet alleen Gen Z’ers, maar Nederlanders van alle leeftijden hechten veel belang aan activiteiten buiten werk en hebben een voorkeur voor deeltijdwerk. „Als je naar de cijfers kijkt, zie je dat 25- tot 35-jarigen het vaakst fulltime werken, terwijl 55-plussers juist minder gaan werken”, zegt Wilthagen.
Door het er veel over te hebben, kun je de kloof ook vergroten
Ook Jansen waarschuwt voor de risico’s van te sterk generatiedenken. „Door het er veel over te hebben, kun je de kloof ook vergroten. Doordat je problemen creëert die er niet zijn of bepaalde voorkeuren aan generaties toeschrijft, terwijl ze een heel andere oorzaak hebben”, vertelt ze.
Meer flexibiliteit
Dat betekent niet dat er helemaal geen verschillen tussen generaties zijn. Jansen: „De twintigers en veel dertigers van nu willen echt andere dingen als het gaat om werk-privébalans. Ze willen sneller stappen maken, meer flexibiliteit en het liefst zelf bepalen waar en wanneer ze werken.”
Als verklaring voor de hang naar flexibiliteit van veel jongeren noemt Wilthagen de vele tweeverdieners. „Nu het financiële klimaat erom vraagt dat beide partners werken, zoeken jongeren tegelijk meer vrijheid om hun werk te organiseren.”
Die voorkeur is terug te zien in specifieke sectoren. Zo merkt Jansen dat jonge huisartsen geen eigen praktijk willen, maar alleen willen waarnemen; dat scheelt verantwoordelijkheid, waardoor ze vrijer en flexibeler zijn. Ook ziet ze meer jongeren die liever geen avond- of weekenddiensten willen draaien.
Maaike de Gans, manager in de gehandicaptenzorg, herkent dit beeld. Ze werkt met personeel van alle leeftijden: van zestienjarige stagiairs tot vaste krachten die bijna met pensioen gaan. „Oudere collega’s mopperen regelmatig op de latere generatie, als zo’n jongere een avond- of weekenddienst probeert te ruilen. Wat ze vergeten, is dat zij vaak precies hetzelfde deden toen zij jonger waren.”
In plaats van te klagen over al die voorkeuren, ziet De Gans kansen. In de avonden en weekenden is de werkdruk lager, met minder afspraken en behandelaren die langskomen. „Veel ouderen hebben daar behoefte aan, terwijl jongeren dus liever overdag werken. Daar zou ik tegenin kunnen gaan, maar ik kijk liever naar hoe die verschillen elkaar aanvullen. Uiteindelijk levert dat meer werkplezier op voor iedereen.”
De voorkeur voor flexibele werkregelingen en een betere werk-privébalans interpreteren critici soms als een teken van verminderd incasseringsvermogen. Voorstanders zien het juist als een gezonde ontwikkeling, waarbij mensen beter voor zichzelf opkomen. Hoe het ook zij: dat generatie Z voorwaarden stelt aan de manier van werken, is goed te verklaren vanuit haar positie. In 2022 gaf een op de vier 18- tot 35-jarige werknemers aan burn-outklachten te ervaren. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van TNO en het CBS blijkt bovendien dat de ernst van die klachten onder jonge werkenden toeneemt. Wilthagen: „Uit enquêtes onder studenten van Tilburg University blijkt dat veel jongeren in hoge mate beducht zijn voor werkdruk en eventueel stress. Niet omdat ze weinig willen werken, maar omdat ze problemen op mentaal gebied willen voorkomen.”
Nog zo’n verklaarbare ontwikkeling is volgens Wilthagen de behoefte van Generatie Z om te leren en zich te ontwikkelen. „Jongere medewerkers weten dat ze niet lang bij dezelfde werkgever blijven, dus ze denken vooruit. Als ik straks bij deze werkgever wegga, welke vaardigheden heb ik dan voor een nieuwe stap? Om groeimogelijkheden of een leercurve vragen kun je zien als veeleisend, maar vanuit hun positie is het logisch”, zegt Wilthagen.
Door jongere collega’s dacht ik ineens: een dag minder werken, waarom niet?
Lessen van een jongere generatie
De manier van werken van haar jongere collega’s heeft marketeer Ruth Rottiné geïnspireerd. „Mijn hele werkende leven, ook toen ik in loondienst was, heb ik lange dagen gemaakt. Vorig jaar ben ik voor het eerst in mijn leven een week op vakantie geweest zonder mijn laptop mee te nemen. Dat was een verademing, ik kwam terug van vakantie vol ideeën en energie”, vertelt ze.
Dat zette haar aan het denken. „Een dag minder werken was nooit bij mij opgekomen, maar door mijn jongere collega’s dacht ik ineens: waarom niet? Misschien kan dit stapje terug me ook veel opleveren.”
Inmiddels neemt Rottiné twee middagen in de week vrij. „Daardoor merk ik dat ik sneller ontspan en meer energie heb voor werk en hobby’s.”
Volgens Jansen is dat de waarde van al die verschillende perspectieven op werk. „Jongeren zijn cultuurvernieuwers. Zij voelen heel goed aan wat bij de tijd is en wat niet. Oudere generaties hebben de neiging te blijven hangen in een oud paradigma, omdat ze dat nu eenmaal gewend zijn. Maar zodra je je als oudere werknemer laat inspireren door jongeren, zie je vaak dat hun wensen eigenlijk heel goed passen bij wat jij zelf wil.”
In afwachting van een nieuwe roman van Elena Ferrante kan de lezer tv-kijker zijn en zich, met dank aan de NPO, verliezen in reeks 4 van De geniale vriendin. Dat zal de tv-kijkende lezer niet spijten, want de serie is weer puik en eindelijk valt er te genieten van de actrice die tot nu toe alleen vertelstem was. Ze heet Alba Rohrwacher en ze is een wonder van acteertalent. Mocht u Maria hebben gezien, denk dan even terug aan hoe Callas’ huishoudster stoïcijns een eitje bakt terwijl haar bazin vergeefs hengelt naar een complimentje voor haar, niet meer zo gouden, keel. Rohrwacher speelde die huishoudster: een eitje bakken zal nooit meer hetzelfde zijn.
Het is ook een goede gelegenheid om weer even Ferrantes enorme prestatie vast te stellen. Met het vierluik De geniale vriendin, maar in feite met al haar romans, beschrijft ze wat het betekent om vrouw te zijn in een patriarchale samenleving, als moeder, dochter, partner, minnares. Als creatieve professional, burger, intellectueel en arbeidster. Maar er is toch veel veranderd? Ferrante ziet vooral schone schijn: „…we zitten nog altijd muurvast in de regels van de mannen, in hun dagelijkse onderdrukkingen”, oordeelde ze in 2021 in haar Belle van Zuylenlezing. Maar, zo zegt ze ook: „Een opgeleide vrouw bewijst dag na dag dat het mogelijk is om de wijde wereld die de mannen zich hebben toegeëigend binnen te dringen en hetzelfde te doen als zij en vaak nog beter ook.”
En dan haar literaire kwaliteiten: sluier na sluier trekt ze weg van de levens van twee jeugdvriendinnen, met daaronder de ontwikkeling van Italië van dorps naar modern geïndustrialiseerd. Daarin kiest de ene hoofdpersoon (Elena) voor de intellectuele toplaag en de andere (Lila) voor hun beider wortels in de onderklasse. Die ‘geniale vriendin’ uit de titel, dat zijn ze allebei.
Maar er is nog een doorslaggevend kenmerk en dat geldt meer als een rariteit: ‘Elena Ferrante’ is een pseudoniem. Wie de schrijfster is, is onbekend. Ja, het personage Elena voelt autobiografisch, maar is ze dat ook? Hm. Een goeie auteur kan je alles wijsmaken. En te checken valt het niet. In een e-mail aan The New York Times verklaarde ze dat haar anonimiteit cruciaal is voor haar schrijven. Ze kan niet werken zonder autonomie en rust. „[Mijn anonimiteit] opgeven zou erg pijnlijk zijn.”
‘De verborgen naam’ – het zou de titel kunnen zijn van een Ferrante-roman, over een vrouw op wie gejaagd wordt. Vanaf het moment dat haar boeken bestsellers werden, is er heftig gezocht en gespeculeerd. Ik speelde vrolijk mee en beweerde dat Sophia Loren Elena Ferrante was. Dat neem ik terug, ook al zie ik aanwijzingen dat Lila op Loren geïnspireerd is: wat als Sophia Loren niet ontdekt was door filmstudio Cinecittà? Dan had ze Lila kunnen worden.
Wereldvreemde kluizenares
Elena Ferrante tartte met haar koppige anonimiteit de religieuze overtuiging in de boekenindustrie dat een auteur moet investeren in uiterlijk, persoonlijkheid en mediavaardigheid. Die zijn van doorslaggevend belang, anders kom je niet op tv en wie niet op tv komt, verkoopt geen boeken. Zie hoe er met Anjet Daanje is omgesprongen. Deze schrijfster overtuigde op de kracht van haar boek Het lied van ooievaar en dromedaris, en ontkwam er vervolgens niet aan dat ze door de media werd gepositioneerd als wereldvreemde kluizenares. Zo beantwoordde ze alsnog aan het idee dat niet wie goed schrijft van lezers verzekerd is, maar wie een plek in de schijnwerpers verovert.
Behalve die duivelse Elena Ferrante. Die bereikte miljoenen lezers zonder ook maar de mouw van haar vest te laten zien. Hoe groter haar succes, des te virulenter de klopjacht. Er rolden namen uit die niet bevestigd konden worden. Nog altijd weet niemand zeker wie zij is. De enige harde aanwijzing voor haar identiteit is die voornaam: Elena. Een vrouwennaam – meer geeft ze niet. Daar moeten we het mee doen. Maar gaandeweg vernauwde de speculatie zich tot de veronderstelling dat Elena Ferrante geen vrouw zou zijn maar een man. Het argument? Er is er maar één. Haar personages zijn zo, nu ja, mannelijk. En dan wordt bedoeld onbuigzaam. Lief noch zorgzaam. Hardvochtig. Ambitieus. Alsof vrouwen dat niet kunnen zijn – tenzij je vindt dat vrouwen niet zo mógen zijn.
En andersom? De hoofdpersoon van Het Bureau is nogal nerveus. Hij roddelt en manipuleert, is chronisch onzeker, schuwt elk avontuur en heeft migraine – allemaal traditioneel vrouwelijke zaken. Maar beweerde er ooit iemand dat niet J.J. Voskuil die boeken schreef maar zijn echtgenote? Natuurlijk niet. Gelukkig weten we wie Renate Dorrestein was, anders was ze allicht voor een man versleten, met al die grandioze jongensachtige meisjes in haar romans.
‘Ik lees geen vrouwen’
Of steekt de bijna rituele mening dat Ferrante een man kan zijn door iets anders de kop op? Betekent het: tja, die boeken van Ferrante zijn zo goed, ze moeten wel van een man zijn?
Zou kunnen. Schrijvende vrouwen zijn er altijd geweest en deden niet onder voor de mannen, maar hoe beter ze waren des te harder ze voor hun werk moesten vechten – lees Marita Mathijsens emobiografie (haar woord) van de 18e eeuwse Betje Wolff maar (lees ‘m sowieso, het is een prachtig boek). Ik herinner me dat ik in een radioprogramma de lof zong van Janet Frame, de vrouw die het meesterwerk An Angel At My Table schreef. De vermaarde literair criticus naast me zei dat hij dat best wilde aannemen, maar: „Ik lees geen boeken van vrouwen” – dat is twintig jaar geleden maar het blijft me choqueren. Recent stelde ik in een column vast dat het tijd was om Manon Uphoff te pushen voor de Nobelprijs voor Literatuur. Er werd alleen maar meesmuilend op gereageerd.
Ferrante gaat daar tegenin. Haar persoonlijke reden om zich verborgen te houden is haar gegund. Maar het feit van haar consequent verborgen naam is in ruim dertig jaar vergroeid met haar oeuvre en van literaire betekenis.
Door onverbiddelijk haar identiteit voor zichzelf houden, legt ze de vooringenomen vrouwenvrees in de literatuur bloot. Haar keuze voor een zelfontworpen naam is nikab noch bivakmuts, ze verhult niet, ze onthult. Ze bevestigt haar zelfbeschikkingsrecht. Ik ben die ik ben, ik denk wat ik denk en ik doe wat ik doe, dat ventileert ze ermee – in stijl met de antiseksistische teneur van haar romans. En ik denk: ze had ’t niet beter kunnen doen, voor de vrouwen.
Na moord en doodslag is verkrachting de zwaarste misdaad, zegt de man van de Zeeuwse zedenpolitie. En het komt veel vaker voor dan moord: bijna een kwart van de vrouwen in Nederland is ooit verkracht. Tegelijk leidt dit slechts in 0,4 procent van de gevallen tot een veroordeling. Sunny Bergman onderzoekt in Blauwe ballen en andere verkrachtingsmythes (NPO 2) hoe dat komt.
Bergman is vooral bekend van Zwart als roet, haar documentaire over Zwarte Piet en racisme. Maar seks en seksisme vormen eigenlijk de rode draad door haar oeuvre. Eerder maakte ze bijvoorbeeld Man Made over mannelijkheid, Sletvrees over de dubbele seksuele moraal, en Beperkt houdbaar over het schoonheidsideaal. Hopelijk wordt Blauwe ballen en andere verkrachtingsmythes net zo invloedrijk als Zwart als roet want wat Bergman hierin neerzet is schokkend en verontrustend.
De hoofdmoot vormen de interviews met gewone burgers die Bergman interviewt in een soort biechtstoel: een mobiele cabine van spiegelend metaal aan de buitenkant, en warm gebeitst hout aan de binnenkant. Verder filmt ze bij de Zeeuwse zedenpolitie, in een schoolklas, een politieklas en een praatgroep voor verkrachte vrouwen.
De vrouwen vertellen over hun verkrachtingen, hoe het hun leven heeft beïnvloed, de schaamte, de frustratie dat de dader vrijuit ging. Bergman licht er twee vrouwen uit: Lydia die werd gedrogeerd in een club. Ze werd slecht behandeld door de politie die haar weigerde te onderzoeken met een rape kit. Nu zoekt ze alsnog recht bij een strafadvocaat en een privédetective. Ook vertelt ze aan een politieklas hoe schadelijk dit is voor het recht; weinig vrouwen durven aangifte te doen. „Er zijn twee daders hier: de verkrachter en de politie.”
Kimberly werd gedrogeerd en verkracht door een collega. Tijdens het politieonderzoek moest ze naakt op een tafel liggen terwijl mannen in pakken met wattenstaafje dna-materiaal op haar lichaam verzamelden. „Ik vond dat heftiger dan die hele verkrachting.” Ondanks veel forensisch bewijs – ze krabde de dader en had zijn dna onder haar nagels – werd de dader vrijgesproken.
De slechte behandeling door de politie van verkrachtingsslachtoffers komt steeds terug. Wanneer Bergman filmt bij de zedenpolitie krijg je al snel een indruk hoe dat komt. Wanneer Bergman hun vertelt over de verkrachting die ze zelf meemaakte als zeventienjarige op een Grieks feesteiland – waarbij de dader eerst haar tampon verwijderde – reageren de mannelijke rechercheurs door hun luide afkeer te laten blijken van seks tijdens de menstruatie. „Hartstikke smerig.”
In de nieuwe Wet seksuele misdrijven is de juridische omschrijving van verkrachting verruimd. Geweld of dreiging met geweld is niet langer een noodzakelijk onderdeel. Alle seks zonder expliciete toestemming is nu strafbaar. Gezien de verhalen in deze documentaire is dat een broodnodige aanpassing. Veel verkrachtingen worden niet als zodanig erkend en herkend. Geweld is er vaak niet bij omdat de slachtoffers bevriezen of meewerken, uit doodsangst. De meeste verkrachtingen geschieden niet door onbekende, gewelddadige psychopaten, maar door bijvoorbeeld goede vrienden. Een onderzoeker zegt: „Meestal zijn het relatief normale mannen die onder invloed van drank en drugs een fatale fout maken.”
De mannen van de zedenpolitie vinden de nieuwe wet „lastig” en „ingewikkeld”. Op Bergmans suggestie om de slachtoffers op hun woord te geloven, zeggen ze: „Dan zijn de mannen vogelvrij.” Bergman reageert met: „Maar nu zijn wij vogelvrij.” Strafadvocaat Spong hekelt ook de nieuwe wet: „Eén verkeerde aanraking en je bent de lul.” Spong speelt sowieso de schurk in dit verhaal want meteen hierna zegt hij: „Het valt me op dat vrouwen zich snel laten verkrachten.” Vrouwen, zo poneert hij, zouden zich meer moeten verzetten: „Een goed weerbare vrouw zou het aantal verkrachtingen enorm doen afnemen.”
Lacherige sfeer
Hier komen we bij het pijnlijkste deel van de documentaire: de reacties van de mannen. Vrijwel alle mannen zeggen dat ze niemand kennen die ooit iemand verkracht heeft. Terwijl één op de vijf mannen dit doet, zo stelt een onderzoeker. De sfeer onder de geïnterviewde mannen is vaak lacherig. Twee oudere mannen, ooit enthousiaste deelnemers aan de seksuele revolutie, vinden de huidige aandacht voor seksueel geweld überhaupt opgeblazen onzin.
Jonge jongens in een les maatschappijleer stellen dat een vrouw die zich sexy kleedt of gedraagt er zelf om vraagt. De schuld leggen bij het slachtoffer zit er dus al jong in. De juf corrigeert ze. Zij gaat op een tafel staan en zegt: „Zelfs als ik naakt op een tafel ga staan, heeft niemand het recht om mij aan te raken.”
Mannen denken recht te hebben op seks, stelt een onderzoeker. In een interview met DocTalks (NPO Start) zegt Bergman: „Heel lang werden vrouwen verantwoordelijk gemaakt voor het orgasme van de man.” Net als Gisèle Pelicot, de Franse vrouw die werd gedrogeerd door haar man en door vijftig mannen werd verkracht, zegt Bergman: „Ik wil de schuld en schaamte leggen bij diegene bij wie ze horen.” Dat zijn wij, de mannen.
Onder wereldleiders is de president van Indonesië, generaal b.d. Prabowo Subianto, een bijzonder specimen. Hij begon enige maanden terug zijn presidentschap met het uitrollen van een kostbaar, en terecht zeer bekritiseerd, populistisch programma om gratis maaltijden te verstrekken aan scholieren. Alsof hij de oude wijsheid, there is no such thing as a free lunch (voor niets gaat de zon op) wilde logenstraffen. Maar deze afleidingsmanoeuvre kon afgelopen week niet de echte agenda verhullen van de ex-schoonzoon van autocraat Soeharto (1966-1998). Die agenda is: de restauratie van de militaire greep op de Indonesische samenleving.
Het voltallige Indonesische parlement heeft, onder druk van Prabowo, een wet op de interne structuur van de strijdkrachten (TNI) aangenomen die neerkomt op de terugkeer van de beruchte ‘dwifungsi’ of dubbele functionaliteit van het leger, niet alleen militair maar ook bestuurlijk. Dat was een pilaar onder de militaire dictatuur van Soeharto, want zo had het leger toegang tot de belangrijkste bestuurlijke posten. Dankzij deze zogenaamde ‘sociaal-politieke’ rol kon het leger ook economische bedrijvigheid ontplooien en zat er bovendien een ongekozen fractie van militairen in het parlement.
Corruptie, nepotisme en economische samenspanning waren het gevolg. Maar daaraan maakte de studentenbeweging van 1998 een einde. Het leger keerde uiteindelijk weer terug naar de kazerne. En dat betekende een grote overwinning voor de burgerlijke samenleving. Dit keer gaat de machtsgreep niet met een militaire coup maar gewoon via parlementaire verkiezingen. Een mensenrechtenactivist noemde het nieuwe Indonesische bestuursmodel in NRC treffend een „electorale autocratie”.
Dat Prabowo de geschiedenis nu probeert terug te draaien heeft grote gevolgen. Sociaal-maatschappelijk, kijk alleen naar de ongeregeldheden die overal in de archipel zijn losgebarsten uit protest tegen het besluit van het parlement. Maar, mogelijk veel ernstiger, ook economische gevolgen. The Jakarta Post waarschuwt in een commentaar dat Prabowo niet alleen het vertrouwen van de kiezers maar ook dat van de markt aan het verspelen is. Gewezen wordt op de koers van de roepia die nu ten opzichte van de dollar is gekelderd tot hetzelfde dieptepunt als ten tijde van de economische crisis die in 1998 mede de oorzaak was van de val van Soeharto. De koersval wordt, behalve uit geopolitieke oorzaken zoals de tarievenoorlog van Trump, verklaard uit de grillige economische koers die Prabowo vaart met zijn reusachtig uitgedijde kabinet, zijn kostbare gratis lunch-programma en nu dus die mogelijke terugkeer van het leger in de economische verhoudingen.
Voor Indonesië dat onder Prabowo een meer internationale koers wil varen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de toetreding van het land tot het blok van de BRICS in januari, is een terugkeer van het leger als politiek orgaan een anachronisme.
De politiek bestuurlijke constellatie in het land heeft zich na de Reformasi, het democratiseringsproces na Soeharto, meer en meer ontwikkeld tot een oligarchie waarbinnen Prabowo op zoek is naar de macht. Het is nu aan de in de afgelopen dertig jaar in Indonesië gegroeide civil society om de politieke klasse in Jakarta tot de orde te roepen. De 280 miljoen veelal jonge inwoners van de archipel, die geopolitiek midden in de spanningsboog ligt tussen de VS en China, moeten nu alles op alles zetten om de nalatenschap van de generatie van 1998 overeind te houden.
Lees ook
Door wetswijziging verdelen militairen in Indonesië straks de rijst
Een warme persoonlijkheid met een prachtige, kenmerkende stem. Zo herdenkt de hoofdredactie van RTL Nieuws presentatrice Loretta Schrijver die woensdag 26 maart op 68-jarige leeftijd overleed aan darmkanker: „Ze informeerde miljoenen mensen over het wereldnieuws, op haar eigen toegankelijke manier. We zijn Loretta ontzettend dankbaar voor alles wat ze voor RTL Nieuws heeft betekend.” De RTL-directie voegde daar nog aan toe: „Met haar onovertroffen, unieke lach kon ze iedereen in het hart raken.”
Loretta Schrijver was een van de boegbeelden en pioniers van RTL. Ze werkte vanaf de allereerste uitzending in oktober 1989 voor de commerciële omroep; met onderbrekingen een periode 35 jaar. Naast nieuwslezer van RTL Nieuws (1989-2007) was Schrijver vooral bekend van Koffietijd (2010-2023), de ochtendtalkshow die ze presenteerde met haar vriendin Quinty Trustfull.
Schrijver was in december voor het laatst te zien in The Masked Singer, een RTL-show waarin ze als panellid bekende mensen in vermommingen moest herkennen. Naar eigen zeggen was ze erg slecht in het raden wie er in de pakken zat, maar brachten de uitzinnige creaties haar in sprookjesachtige sferen. Omdat ze al geruime tijd ziek was, nam ze een verpleegkundige mee naar de opnames. In de kleedkamer stond een bed waarop ze kon rusten. Dat bed was nog van Hennie Huisman geweest.
Loretta Schrijver werd in 1956 geboren in New York, kwam als kleuter naar Amsterdam en verhuisde sindsdien als kind nog verschillende keren, onder meer naar Venlo, Zandvoort en Hollywood. Haar moeder Aletta Visser was schoonheidsspecialist, haar vader Max Schrijver was een Joodse textielhandelaar die zijn oorlogsstrauma’s onderdrukte met humor. Hij overleed in 1989 en maakte het succes van zijn enige dochter niet meer mee. Als tiener werd ze verliefd op een vriend van haar vader, de twee keer zo oude Lou Vaz Diaz. Nadat ze het huis uit ging, hadden de twee een korte, geheime affaire. Twintig jaar later kwam ze Vaz Diaz opnieuw tegen. Dit keer bleef hij dertig jaar bij haar, tot het einde. Schrijver woonde tot ze ziek werd apart van haar geliefde, was bewust kinderloos en stapelgek op haar honden.
Schrijver samen met Jeroen Pauw. Foto RTL
Ze wilde wc-juffrouw worden, of actrice. Voor de schoolkrant interviewde ze acteurs als Piet Römer en Lex Goudsmit. Op school las ze graag toneelstukken van Miller en Shakespeare. Actrice Ank van der Moer was haar grote voorbeeld. Ze werd twee keer afgewezen voor de toneelschool. Toen ze een relatie kreeg met acteur Dick Nooij werkte ze wel een tijdje als rekwisiteur bij het Amsterdams Volkstoneel van diens moeder Beppie Nooij. Ook kreeg ze eind jaren zeventig een rolletje als sekswerker in de film Rooie Sien.
Ze ging vertaalkunde en geschiedenis studeren, werkte daarna op de ondertitelingsafdeling van de NOS, en vanaf 1982 als radiopresentator bij de Wereldomroep. Daar ontmoette ze Jeroen Pauw, met wie ze een relatie kreeg. Pauw reageerde woensdag op Instagram op haar overlijden: „Ach Loret [hartje] de kleine optimist, tijdens haar ziekte nog altijd blij met de goede dagen. We waren de jonkies van de Wereldomroep, verliefd op elkaar en het werk, variërend van nieuws tot Ponypark Slagharen.” Later trof hij haar opnieuw bij RTL Nieuws: „De relatie was over, maar de liefde gebleven.”
Duo-presentatie
In 1988 kwam Schrijver bij Veronica. Oud-collega Jan de Hoop zegt daarover in het AD: „We vonden het zo’n deftige dame. Een beetje bekakt zelfs. Maar al snel konden we ook letterlijk over de grond kruipen van het lachen.” Omroepveteraan Jaap van Meekren haalde haar over om zich aan te sluiten bij RTL Veronique, de eerste commerciële omroep van Nederland die toen nog in oprichting was. Hier kwam ze bij het RTL Nieuws terecht. Het nieuwe programma kreeg een duo-presentatie. Schrijver en Pauw, om het te onderscheiden van het concurrerende NOS Journaal en om het een Amerikaans gevoel te geven. Toen de duo-presentatie na enig oefenen vlotjes verliep, bleek deze vooral praktisch bij grote gebeurtenissen als de Eerste Golfoorlog.
Loretta Schrijver en Quinty Trustfull tijdens de laatste aflevering van het programma ‘Koffietijd’. Foto ANP / Robin van Lonkhuijsen
Afgezien van een uitstapje naar de AVRO bleef Schrijver tot 2007 het nieuws presenteren. Toen stapte ze over naar Omroep MAX waar ze een eigen talkshow kreeg, MAX en Loretta. Het combineren van eindredactie en presentatie viel haar echter zwaar, Schrijver kreeg een burn-out en vertrok weer. In 2010 keerde ze terug bij RTL om Koffietijd over te nemen.
In 2016 werd Schrijver geridderd, onder meer voor haar inzet voor het milieu en voor de stichting AAP, een Europese dierenwelzijnsorganisatie. Ze was ook ambassadeur voor het Wereld Natuur Fonds en World Animal Protection. In een reactie op haar dood noemde de directeur haar een van de grootste dierenvrienden van Nederland. „Ze schuwde het niet om zich uit te spreken tegen dierenleed. Of het nu ging om wilde dieren in gevangenschap, zwerfhonden of dieren in de vee-industrie: ze stond pal voor alle dieren en hun leed raakte haar diep.”
Eigenlijk vond Schrijver zichzelf totaal ongeschikt voor het televisieleven. „Ik ben best wel verlegen” zei Schrijver in november in De Telegraaf. Ze vertelde dat ze de laatste tijd het tv-werk niet meer zo leuk vond. Sinds het MeToo-schandaal bij The Voice, zo stelde zij, was Hilversum in een kramp geschoten en waren daardoor juist angstculturen ontstaan: „De laatste jaren heb ik op mijn tenen gelopen in een wereld die niet meer de mijne is.”
Wat is een betere plaats om te praten over het herstel van de dominantie van de strijdkrachten in Indonesië dan een vijfsterrenhotel in Jakarta, buiten het zicht van de media? Waarschijnlijk om die reden stuurde president Prabowo Subianto zijn afgezanten recent naar een bijeenkomst met leden van de Commissie-I van het Huis van Afgevaardigden (DPR) in een van de meest luxueuze hotels in de hoofdstad. Volgens Indonesia Corruption Watch (ICW) kostte deze vergadering maar liefst 1,2 miljard roepia (ca. 65.000 euro). Wat is tenslotte een betere manier om te praten over herzieningen van de Wet op het Indonesische leger (UU TNI), het wettelijke kader dat de rol en het gezag van de strijdkrachten regelt, dan vanuit de comfortabele bedden van zo’n hotel?
Het zorgvuldig geregisseerde plan van de volksvertegenwoordigers stuitte op een hobbeltje. Activisten van de ‘burgercoalitie’ (Koalisi Masyarakat Sipil) drongen de bijeenkomst binnen en eisten een einde aan de discussie die ze afwezen als ondoorzichtig en als directe poging om de dubbelfunctie van het leger (Dwifungsi TNI) te doen herleven – een restant van de Soeharto-dictatuur dat allang begraven had moeten zijn.
IJzeren vuist
Generaal Soeharto kwam midden jaren zestig aan de macht en regeerde als president dertig jaar met ijzeren vuist. De huidige president Prabowo was diens schoonzoon, is ook een generaal b.d. en hij is duidelijk bezig met een restauratie van het bewind van zijn ex-schoonvader. Internationaal mede mogelijk gemaakt door het opnieuw aantreden van president Donald Trump in de VS, die zoals bekend weinig op heeft met universele mensenrechten en een zwak heeft voor sterke leiders. Indonesië trad overigens in januari toe tot het economische machtsblok BRICS.
Kort na hun protest bij het hotel werden de activisten op beschuldiging van anarchie bij de politie aangegeven. Hun kantoren werden door de autoriteiten aangevallen en geterroriseerd. Wranger kan het niet: de verdedigers van de democratie worden als criminelen gebrandmerkt terwijl de slopers van de democratie worden beschermd door de staat.
Nu barsten er overal in het land protesten los en de repressie wordt steeds akeliger
En alsof dit nog niet genoeg was, gaf de voorzitter van de parlementaire commissie die het geheime overleg had georganiseerd geen antwoord op vragen. Deze Utut Adianto is lid van de Strijdende Democratische Partij van Indonesië (PDIP). Dat is de grootste oppositiepartij onder leiding van oud-president Megawati Soekarnoputri, dochter van de eerste president van Indonesië Soekarno.
Utut draaide om de zaken heen, dat er wel vaker in hotels wordt vergaderd. En hij stelde de activisten de wedervraag: „Waarom hebben jullie niet eerder geprotesteerd?” Dit niveau van stompzinnigheid is gebruikelijk bij politici die niet het volk, maar oligarchen dienen. Want bijna dertig jaar na de val van Soeharto heeft de democratie plaatsgemaakt voor een onderonsje tussen oligarchen die de macht uitoefenen in Indonesië.
Generaal wordt topambtenaar
Intussen gaat de herziening van de TNI-wet door – niet om de professionaliteit van het leger te vergroten, maar om de greep op de samenleving te versterken. Door deze herziening kunnen nog meer actieve officieren bij strategische ministeries, diensten en staatsbedrijven burgerposities bekleden, met als onzinnig excuus dat zij zo het welzijn van militairen verbeteren. In de ogen van deze regering is hun welzijn alleen te bereiken door incompetente ambtenaren van hen te maken.
Kijk maar eens: een landmachtmajoor is nu Kabinetssecretaris, alsof zijn deskundigheid in volmaakt gepoetste laarzen en ochtendexercities juist hem geschikt maakt om het nationale beleid te bepalen. Een generaal-majoor is opeens directeur van BULOG, de Indonesische staatsdienst die verantwoordelijk is voor de nationale voedsellogistiek en stabilisatie van de rijstprijs. Een andere generaal-majoor is benoemd tot inspecteur-generaal van het ministerie van Transport omdat kennis van marcheren in formatie veel wezenlijker is dan een diepgaande kennis van de wegeninfrastructuur. En dat gaat zo door. Een generaal wordt topambtenaar op het ministerie van Landbouw, een admiriaal gaat de organisatie leiden die de jaarlijkse hadj organiseert. Dan is er nog een generaal die toezicht gaat houden op de defensie-industrie en een admiraal die hetzelfde gaat doen bij de maritieme industrie.
Zet deze situatie af tegen dat wat Mohammad Hatta in 1948 deed, de man die in 1945 samen met Soekarno de vrije republiek Indonesië had uitgeroepen. Hatta moest ook het leger herstructureren, dat op dat moment in oorlog was met het Nederlandse leger dat tevergeefs probeerde de kolonie te heroveren. Hatta vergrootte niet de invloed van de nationale strijdkrachten op de samenleving. Hij verkleinde het leger juist. Hij zag dat veel hoge officieren eigenlijk geen troepen onder hun bevel hadden, maar toch door de overheid werden doorbetaald. Een van zijn eerste besluiten was het ontslag van negen admiraals zonder duidelijke taken en de degradatie van generaals die geen actieve opdrachten hadden.
En wat doet Prabowo nu? Precies het tegendeel. Hij heeft Hatta’s erfenis teruggedraaid door het leger niet te stroomlijnen, maar door de aanwezigheid ervan in het burgerleven op te blazen. Het gaat niet alleen meer om een leger met een ‘dubbelfunctie’, dus in het bestuur zoals onder Soeharto, maar om een multifunctionele dictatuur. Als dit zo doorgaat, duurt het niet lang meer of we zien militairen alles bestieren, tot in de slaapkamer van mensen aan toe.
Maar dat zal Prabowo natuurlijk een zorg zijn. Toen hij kritiek kreeg, wuifde hij die weg: „Laat de honden maar blaffen”. En een week geleden heeft het parlement de herziening van de TNI-wet officieel goedgekeurd.
Strijd gaat door
Nu barsten er overal in het land protesten los. En de repressie wordt steeds akeliger. Die voltrekt zich niet meer in de schaduw, maar wordt openlijk en met trots tentoongespreid. Ik heb met eigen ogen gezien dat studenten in Bandung door veiligheidstroepen grof werden afgetuigd. Er waren ook vrienden van mij bij – genadeloos geschopt, geslagen en mishandeld. Ook ingehuurde schurken zorgden ervoor dat niemand zich durfde te verzetten. Op de daken van omliggende gebouwen waren sluipschutters gestationeerd – dreigend, in afwachting.
Elders werden journalisten geterroriseerd die kritisch waren over de herziening van de TNI-wet. Verslaggevers van het gerenommeerde tijdschrift Tempo kregen een afgehakte varkenskop toegestuurd, een boodschap die even smerig als onmiskenbaar was. De volgende dag kregen ze een doos met dode ratten, rechtstreeks bezorgd bij het kantoor van de redactie.
Maar de strijd is nog niet afgelopen. Prabowo wordt dan misschien brutaler en schaamtelozer, maar zolang de democratie wordt gekaapt, moeten we blijven blaffen.
„Laten we feesten alsof het 1999 is.” Fred Durst (54) zegt het zo’n vijf keer, woensdagavond in de Amsterdamse Ziggo Dome, en geef hem eens ongelijk. Zesentwintig jaar geleden veranderde alles wat hij aanraakte in goud en deed de wereld wat hij wilde. Met zijn band Limp Bizkit vormde Durst het epicentrum van de (nu)metal en verkocht hij tientallen miljoenen platen. En als hij tegen de tierende kudde buffels voor het podium het bevel „GIMME SOMETHING TO BREAK!” brulde, bijvoorbeeld op het festival Woodstock, dan brak ook daadwerkelijk de pleuris uit.
Dus ja, waarom zou hij geen heimwee hebben naar zulke gloriedagen?
Hetzelfde geldt voor alle vaders (en in mindere mate: moeders) die toen – net als Durst nu nog steeds – een korte broek in maatje XXXL droegen omdat ze nu eenmaal schijt hadden aan alles en iedereen. Om die oude rebellie te herdenken, hebben ze nu hun zonen (en in mindere mate: dochters) meegenomen om samen op en neer te springen – het liefst met hetzelfde rode baseballpetje dat Durst vroeger steevast droeg achterstevoren op hun headbangende hoofden.
Dus ja, feesten alsof het 1999 is? Natúúrlijk willen ze dat!
Het maakt van ‘Loserville’, zoals de tournee van Limp Bizkit anno 2025 heet, een nostalgisch allemansfeest, een soort nu-metal-editie van Vrienden van Amstel of zo je wilt: Heel Holland Host (of Mosht). Daarin is iedere sprong of opgestoken vuist een uiting van een diep verlangen naar betere en onbezorgde tijden, toen er nog geen Derde Wereldoorlog of verwoestende klimaatapocalyps dreigde, en er eigenlijk maar één wereldprobleem leek te bestaan: teenage boredom.
Dus ja: „Let’s party like it’s 1999!”
En toch is het zeker géén ouwelullenreünie.
Lees ook
Vloeiende rap, keiharde metal, poep-en-plashumor en ongeleide woede: ineens is Limp Bizkit terug, maar waarom?
Wederopstanding
Dat lijkt het wél als je naar Durst kijkt. Hij is – net als de overige bandleden – een paar pondjes zwaarder, heeft een pluizige, grijswitte sinterklaasbaard, oogt vermoeid, sjokt loom over het podium en gaat soms zelfs zitten. Wanneer een op het podium gehesen fan mag meeschreeuwen in ‘Full Nelson’ doet hij dat eigenlijk … beter en met meer overtuiging.
Maar: wie naar de voorste rijen kijkt, ziet bijna niemand die in 1999 al was geboren. Als Durst vraagt voor wie dit de eerste Limp Bizkit-show is, vliegen tot zijn eigen verbazing zo’n beetje alle handen in de Ziggo Dome (waar de bovenste ring leeg bleef) de lucht in. „Allemaal maagden”, meesmuilt hij.
Die wonderbaarlijke wederopstanding is best begrijpelijk als je de doodeenvoudige effectiviteit van ‘Break Stuff’ hoort waarin gitarist en verkleedmuppet Wes Borland (dit keer vermomd als een uit de dood herrezen Romeinse centurion) met welgeteld één (of hooguit anderhalf) akkoord een onweerstaanbare groove weet te bouwen. Het is zowel de opener áls afsluiter van de set. „Omdat we van jullie houden”, verklaart Durst.
Maar in ‘9 Teen 90 Nine’ hoor je toch ook hoeveel lelijkheid Limp Bizkit de wereld heeft geschonken. Het nummer is niets meer dan een gemakzuchtige blauwdruk waarin Durst zijn eigen succesformule verklapt: coupletten vol nietszeggende en wanstaltige wigger-rijmpjes hebben enkel tot doel het beukrefrein aan te kondigen: „But who really cares where we’re heading? ‘Cause now you motherfuckers got a reason to jump.”
De Ziggo Dome vindt het allemaal prachtig en zet zich schrap om voor de zoveelste keer terug in de tijd te springen. Op naar 1999.
Sinds Josh Cavallo vier jaar geleden bekendmaakte dat hij homoseksueel is – als eerste actieve mannelijke profvoetballer sinds Justin Fashanu in 1990 – kreeg hij een stortvloed aan positieve reacties. „Moedig” noemde de Britse kroonprins William hem. „Inspirerend” reageerde oud-voetballer Robin van Persie. Trainer Jürgen Klopp kwalificeerde Cavallo als „sterke, slimme jongeman”. En ook presentatrice Ellen DeGeneres stuurde hem „veel liefde” na zijn onthulling.
Prachtig, al die reacties, zegt Cavallo (25) in een videogesprek vanuit Australië, waar hij voor Adelaide United speelt, een profclub uit de hoogste divisie. Maar mensen zien wel graag de mooie kant van een verhaal. In dit geval: het verhaal van een relatief onbekende voetballer die uitgroeide tot invloedrijk homo-icoon met één miljoen Instagram-volgers. „Ze zien niet dat er ook types zijn die mij het liefst van de aardbodem zien verdwijnen vanwege mijn geaardheid. Ze denken dat alles na zo’n statement ten goede verandert.”
Mede om die reden zocht Cavallo, die weinig interviews geeft, vorige week de publiciteit in een podcast van spelersvakbond Fifpro. „Voor openlijk homoseksuele spelers is en blijft de voetbalwereld een héél giftige plek”, zei hij. „Dat is niet iets wat iedereen zomaar aankan. We zijn nog zéér, zéér ver verwijderd van acceptatie en normalisatie op het gebied van homoseksualiteit in het voetbal.”
Hij zou andere profvoetballers niet per se aanmoedigen zijn voorbeeld te volgen, zei hij, al had hij geen spijt van zijn beslissing om zijn seksuele geaardheid via een post op Instagram met de wereld te delen, omdat hij het zat was zich anders voor te doen dan hij is.
Je uitspraken halen media wereldwijd, net als je coming out-video in 2021 deed. Had je dat verwacht?
„Ik wist dat het nog steeds een hot topic is, want ik word al drieënhalf jaar lang benaderd door mensen uit de hele wereld. In de supermarkt of op straat door jongens en meisjes die lang met hun geaardheid hebben geworsteld en me bedanken voor mijn openheid. Door ouders van homoseksuele kinderen. Door medewerkers van bedrijven waar ik workshops geef over inclusie. Maar ook door profvoetballers – of andere profsporters – die me een bericht sturen omdat ze zich herkennen in mijn verhaal.”
Een groot blijk van vertrouwen, zeker voor profvoetballers.
„Absoluut.”
Zitten er spelers tussen wier coming-out een grote maatschappelijke impact zou kunnen hebben?
„Het is uiteraard niet aan mij om namen te noemen, maar ja, dat denk ik wel. Ik heb contact met een paar spelers in de Engelse Premier League. We schrijven of bellen. Sommigen zullen hun geaardheid waarschijnlijk altijd verborgen houden, anderen hebben meer tijd nodig. Het is een heel persoonlijke zoektocht.”
We zijn nog zéér, zéér ver verwijderd van acceptatie en normalisatie op het gebied van homoseksualiteit in het voetbal
Waar zijn ze het meest bang voor?
„Voor de giftige berichten op sociale media over andere bekende homo’s. Dan stellen ze zich voor dat ze zélf het mikpunt van haat worden. Voetbal is de grootste sport, fans zitten in alle uithoeken van de wereld. Ik probeer heel realistisch te blijven in onze gesprekken. Het is fijn om jezelf te kunnen zijn, zeg ik, maar je krijgt ook met een donkere kant te maken.”
Klopt het dat de FIFA nooit contact met je heeft gezocht na die wereldwijde aandacht?
„Dat klopt.”
Wat vind je daarvan?
„Ik vind dat ingewikkeld. Ook omdat de FIFA eindtoernooien in landen organiseert waar homoseksuelen niet voor hun geaardheid uit kunnen komen. De bondscoach heeft mij niet opgeroepen voor het WK van 2022 in Qatar, maar ik zou ook niet zijn gegaan als dat was gebeurd. Ik zet mijn veiligheid niet op het spel om mijn land te vertegenwoordigen. Terwijl ik niets liever zou willen dan spelen voor mijn land.”
Je was ook kritisch op het feit dat sommige landen de OneLove-aanvoerdersband tijdens het WK in Qatar niet wilden dragen, omdat dragers een gele kaart riskeerden.
„Omdat het veel impact heeft als tv-kijkers bekende heteroseksuele spelers die band zien dragen. Dat betekent namelijk dat iederéén zichzelf mag zijn. Vergelijk het met islamitische spelers die tijdens de Ramadan naar de kant mogen om water te drinken. Daar houden we toch ook rekening mee? Waarom willen captains dan geen solidariteit tonen met de LHBTI-gemeenschap door zo’n band te dragen? Want meer is het niet hè? Het is niet alsof je met het dragen van die band bekent homo te zijn.”
Ook Nederland zag af van het dragen van de band. Wat vind je daarvan?
„Ik vind het heel treurig dat zo’n progressief land als Nederland dat besluit. Dat doet mij, en miljoenen anderen, pijn.”
Cavallo groeide op in een traditioneel Italiaans-Maltees gezin in Adelaide. Het was niet makkelijk, zegt hij, toen hij er in zijn puberteit achter kwam dat hij op jongens viel. Al helemaal niet omdat hij vanaf zijn elfde op voetbal zat. Homoseksuele rolmodellen in het voetbal, zoals hij, bestonden niet. Hij kon zich alleen spiegelen aan lesbische speelsters als Sam Kerr en Jess Fishlock. „Sterke, inspirerende vrouwen die voor hun geaardheid uitkwamen en daar trots op waren. Dat heeft me erg geholpen.”
Cavallo vroeg zich af waarom dat bij de mannen niet mogelijk was. Ergens wilde hij zich wel uitspreken, maar vreesde voor de reacties van trainers, ploeggenoten en voetbalfans. Zeker nadat hij op zijn zestiende zijn eerste profcontract had getekend – bij Melbourne City – en zijn naam in positieve zin begon rond te zingen. Er zat maar één ding op: hij moest zich conformeren. Of, plat gezegd: liegen.
Waar loog je zoal over?
„Ik deed alsof ik een vriendin had met wie ik leuke dingen deed. En daar vertelde ik mijn teamgenoten over – áls ik hen buiten de trainingen en wedstrijden om zag, want ik liet steeds vaker verstek gaan bij etentjes en teamuitjes. Sommige ploeggenoten toonden zich na mijn coming-out teleurgesteld over al die leugens [hij lichtte hen kort voor het delen van zijn veelbesproken video in]. Dat geldt ook voor mijn familie en vrienden, die was opgevallen dat mijn verhalen niet klopten, dat ik mezelf tegensprak. Ik heb ze uitgelegd dat ik bang was, verstrikt raakte in mijn leugens en in een isolement terechtkwam.”
Cavallo, hier gefotografeerd in 2021, speelt als middenvelder voor de Australische profclub Adelaide United. Foto Daniel Pockett / Getty
Weet je nog wanneer je dacht: dit kan zo niet langer?
„Dat was in 2020, nadat ik de prijs voor beste jeugdvoetballer van Adelaide had gewonnen. Terwijl ik die prijs in handen kreeg gedrukt, en al mijn ploeggenoten, coaches en vrienden in de zaal zag zitten, dacht ik: jullie hebben géén idee wie ik ben. Dat maakte me heel verdrietig, en ik ben naar huis gegaan en heb mezelf in slaap gehuild. Kort daarna besloot ik om mijn coaches in het nieuwe seizoen in vertrouwen te nemen.”
Die reageerden heel begripvol. Sterker: vorig jaar gaven ze je toestemming om je vriend op de middenstip ten huwelijk te vragen. Wat heeft dat jou geleerd?
„Dat ik mezelf niet zo lang had hoeven te verschuilen. Dat is een van de dingen waar ik het meeste spijt van heb. Sinds mijn coming-out is er een last van mijn schouders gevallen. Alsof de mist in mijn hoofd is opgetrokken.”
De wereld is er sinds je coming-out niet veiliger op geworden. Zelfs in de VS worden trans personen, een groep waar jij je ook zorgen over maakt, buitengesloten vanwege hun seksuele geaardheid.
Hij zucht. „Dat is waar. Ik merk het ook aan de hoeveelheid haatberichten. Sinds Trump president is krijg ik daar veel meer van. Al heb ik ook veel Amerikaanse fans, die me opbeuren als ik het moeilijk heb.”
Volgend jaar wordt het WK in de VS gehouden. Zou je erheen gaan als je wordt opgeroepen?
„Oeh, dat vind ik een hele moeilijke vraag.”
Een gewetensvraag?
Hij lacht. „Dat is wel de beste omschrijving. Daar zou ik lang op moeten kauwen.”
In de podcast zei je ook dat je veel doodsbedreigingen krijgt. Van wie komen die en doe je daar ook aangifte van?
„Mensen bedreigen me via sociale media. Soms anoniem, soms met hun naam en foto erbij. Ik heb meerdere keren aangifte gedaan en Instagram heeft me geholpen om bepaalde berichten te verwijderen, waar ik heel blij mee was.”
Tijdens een wedstrijd tegen Melbourne Victory, in 2022, werd Cavallo het mikpunt van spreekkoren. If you want to stay alive, go home’, zou er volgens een Australische krant zijn geroepen. „Ik ga niet doen alsof ik het homofobe misbruik bij de wedstrijd gisteravond niet heb gezien of gehoord”, schreef Cavallo op Instagram. „Er zijn geen woorden om te beschrijven hoe teleurgesteld ik was. Het bewijst dat we als maatschappij in 2022 nog steeds met deze problemen te maken hebben.”
Ik spiegelde me aan voetbalsters als Sam Kerr en Jess Fishlock, die hun seksuele geaardheid niet verbergen en er trots op zijn
Tijdens het gesprek blijkt het een gevoelig onderwerp, waar Cavallo zich zichtbaar onprettig bij voelt. Meerdere keren zegt hij dat de hatelijkheden hem pijn doen, online en op het veld. Hij wordt „onpasselijk” van de persoonlijke aanvallen. Maar hij wil óók „een stem geven aan mensen die monddood worden gemaakt”.
Die nu eens positieve, dan weer negatieve consequenties van zijn coming-out vallen hem „emotioneel zwaar”, geeft hij toe. „Maar goed, ik ben ook maar een mens, 25 pas, ik moet nog veel leren.”
In deze polariserende tijden moet je heel sterk in je schoenen staan om te doen wat jij hebt gedaan.
Hij knikt. „Vooral mijn ouders, die een uur vliegen bij mij vandaan wonen, hebben het er zwaar mee. Ze maken zich zorgen en willen precies weten wat er allemaal gebeurt in mijn leven, wat mensen over mij zeggen. Ook dáár moet je rekening mee houden als je als profvoetballer uit de kast komt. Het heeft niet alleen consequenties voor jezelf, maar ook voor de mensen die je lief hebt.” Hij is even stil. „Maar hé, ik wil niet negatief overkomen. Er gebeurt ook veel moois!”
Zoals je aanzoek op de middenstip.
„Ja, ik ben heel gelukkig met mijn vriend. Toen ik hem ontmoette, tweeënhalf jaar voor mijn aanzoek, wist hij niks van voetbal. Hij wist niet wie ik was. Hij viel op mijn persoon en mijn looks.”
Vlak na je coming out-out sprak je de hoop uit dat snel meer homoseksuele profvoetballers je voorbeeld zouden volgen. Binnen een jaar of drie zou het geen gespreksonderwerp meer zijn.
„Dat was een wat optimistische inschatting. We gaan momenteel achteruit in plaats van vooruit. Het liefst zou ik zeggen dat het over vijf of tien jaar de gewoonste zaak van de wereld is, een openlijk homoseksuele profvoetballer, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er nog heel veel werk te verzetten is.”
Als hij nou maar de tijd kreeg om zijn Red Bull-auto beter onder de knie te krijgen, verzuchtte Liam Lawson. De Nieuw-Zeelander had zich afgelopen zaterdag net als twintigste en laatste gekwalificeerd voor de Grand Prix van China, en stond na afloop tv-ploegen te woord. „Helaas”, ging hij verder, „heb ik die tijd niet echt.”
Het bleken vooruitziende woorden. Donderdag maakte Red Bull Racing bekend dat het met onmiddellijke ingang afscheid neemt van de 23-jarige Lawson. Hij wordt teruggezet naar Red Bulls kleinere Formule 1-team Racing Bulls, van waaruit de Japanner Yuki Tsunoda (24) naar het hoofdteam gaat. Vanaf de eerstvolgende Grand Prix is Tsunoda de teamgenoot van Max Verstappen.
Lawsons periode als directe collega van Verstappen duurde welgeteld twee races. Zijn prestaties waren niet best, maar het is vooral Red Bull dat er slecht opstaat. Na de ongekend snelle wissel rijst een beeld van een kampioensteam dat de weg kwijt is – zowel in het ontwerp van zijn auto als in de manier waarop het met zijn coureurs omgaat.
De demotie van Lawson komt niet als een verrassing. In de twintigjarige geschiedenis van het Red Bull-team deed niemand het zo slecht als hij. Achttiende in de kwalificatie in Australië; gecrasht in de race. Laatste in de kwalificaties voor de sprint en de Grand Prix in China; kleurloze optredens in beide races. Verstappen scoorde intussen genoeg punten voor de tweede plek in het kampioenschap. En bij Racing Bulls is Tsunoda ook in topvorm.
Geen partij voor Verstappen
Niet alleen Lawson had het moeilijk als nummer twee achter Verstappen. Het probleem met Red Bulls tweede rijders sluimert al veel langer, eigenlijk sinds in 2018 de Australiër Daniel Ricciardo (destijds een van de beste rijders in het veld) het team verliet. Ricciardo was goed gewaagd aan Verstappen, maar daarna kwam niemand meer bij de Nederlander in de buurt. Jonge talenten als Pierre Gasly en Alexander Albon werden in 2019 en 2020 aan flarden gereden door Verstappen en konden al snel weer vertrekken. Sergio Pérez hield het met al zijn ervaring langer vol – vier seizoenen – maar ook hij knakte uiteindelijk.
Al deze coureurs liepen tegen hetzelfde probleem op: hoe moeilijk de Red Bull-auto’s te besturen zijn voor vrijwel elke rijder die geen Max Verstappen heet.
Kort samengevat: de grip is bij de Red Bulls zodanig geconcentreerd op de voorbanden, dat de auto’s extreem scherp reageren op elke stuurbeweging. Albon vergeleek het eens met de maximale gevoeligheidsinstelling van de muiscursor op de computer: één minimale beweging, en het pijltje staat direct aan de andere kant van het scherm. Zo voelt het volgens hem ook als je aan het stuur van de Red Bull draait. De auto’s zijn bewust zo ontworpen. Hoe sneller de auto instuurt, hoe sneller de coureur weer op het gas kan voor het volgende rechte stuk.
Het lastige is alleen dat al die grip op de voorbanden ten koste gaat van grip op de achterbanden. Als de rijder dus íets te veel stuurt, gaan de achterwielen glijden, met tijdverlies als gevolg. Verstappen voelt dankzij zijn fenomenale wagenbeheersing precies aan hoe ver hij kan gaan, andere rijders missen die finesse. Met als gevolg dat de ene na de andere coureur die elders prima heeft gepresteerd, in de Red Bull mislukt.
Sinds ongeveer een jaar is daar nog een ander probleem bij gekomen. De RB20, de Red Bull-bolide van vorig jaar, was een onvoorspelbare auto. In bochten konden de achterbanden ineens wegglijden, terwijl even verderop juist de voorbanden weer geen grip hadden. Zelfs Verstappen kon die tekortkomingen niet volledig compenseren; zijn enorme winstreeks uit 2023 kwam ten einde. Ondanks vele upgrades van de RB20, en verbeteringen aan het ontwerp van de huidige RB21, is het probleem nog altijd niet opgelost.
„Het window van de auto is zo klein, dat ik het maar blijf missen”, zei Lawson in China. Waarmee hij bedoelde: je kunt met de RB21 alleen snel rijden als elke stuurbeweging, elke beroering van het rempedaal en elke bochtenlijn exact juist is. Verstappen is in staat met zulke precisie te rijden, hij niet.
Elf Grands Prix
De vraag rijst waarom Red Bull Lawson überhaupt in de Red Bull heeft gezet. Een coureur die vóór dit seizoen nog maar elf Grands Prix had gereden, in een heel moeilijke, gebrekkige auto, met één van de beste coureurs als teamgenoot. Terwijl Red Bull nota bene Carlos Sainz, een ervaren viervoudig racewinnaar die vorig jaar lang op de markt was, heeft laten lopen.
En ook Tsunoda kreeg eind vorig jaar het nakijken toen Red Bull een opvolger zocht voor Pérez. Tsunoda had zich in zijn vier jaar bij het B-team weliswaar goed ontwikkeld, hij was volgens de teamleiding ook te wispelturig en kon zijn woede te vaak niet beheersen als er iets niet goed ging in een race. Toen hij en Lawson vorig jaar een paar races teamgenoten waren, deden ze qua prestaties amper voor elkaar onder. Voor Red Bull reden om in Lawson degene met meer potentie te zien.
Nu wil Red Bull Lawson „beschermen”, zoals teambaas Christian Horner het uitdrukt, en mag de Japanner Tsunoda er vanaf volgende week – zijn thuisrace op Suzuka nog wel – voor zorgen dat hij niet het volgende Red Bull-slachtoffer wordt. Lawson kan zich intussen troosten met de gedachte dat Gasly en Albon zich na hun mislukking herpakten, en inmiddels bij andere teams floreren.
Uiteindelijk is het vooral Red Bull Racing zelf dat zichzelf een ongemakkelijke vraag moet stellen. Namelijk: waar zou het staan als Max Verstappen niet in de eerste auto zat?