In zijn thuisland werden de films van Akira Kurosawa (1910-1998), een van de invloedrijkste regisseurs aller tijden, niet altijd met open armen ontvangen. Critici vonden zijn werk te westers, te weinig authentiek Japans. En een jongere generatie Japanse regisseurs verweet hem met ‘sentimenteel humanisme’ een knieval te maken naar een westers publiek. Hoe westers is Kurosawa’s oeuvre, dat in 1990 bekroond werd met een ere-Oscar?
Kurosawa groeit op in een Japan dat na tweeënhalve eeuw isolationisme weer open staat voor het Westen. In de Meiji-periode (1868-1912) verandert Japan van een feodale samenleving, met rigide kastenstelsel, naar een moderne natiestaat. Westerse invloeden sijpelen het land binnen, van honkbal tot buitenlandse cinema. Samen met zijn vader en cinefiele broer ziet Kurosawa op jonge leeftijd diverse Europese en Amerikaanse films die diepe indruk op hem maken. Met name de westerns van Howard Hawks en John Ford zijn bepalend voor zijn beroemde samoeraifilms, met de eerzame samoerai als eenzame cowboy die stoffige stadjes bevrijdt van gespuis, zoals in Yojimbo (1961). Kurosawa’s filmstijl, een amalgaam van westerse en oosterse invloeden, is dynamischer dan gebruikelijk in Japan, met vloeiende camerabewegingen en virtuoze montage. Daarnaast adapteert Kurosawa meermaals niet-oosterse literatuur, zoals Shakespeare, Dostojevski en Gorki, zo bewerkte hij Shakespeare’s King Lear tot een verhaal over een keizer in feodaal Japan voor de film Ran (1985).
Voor ‘Ran’ (1985) bewerkte Kurosawa Shakespeare’s ‘King Lear’.
Star Wars
Op zijn beurt beïnvloedt Kurosawa westerse regisseurs die in hem een vernieuwer van de filmtaal zien. In die zin is Kurosawa een echte filmmakers filmmaker, al wordt zijn toegankelijke werk zoals Seven Samurai (1954) in Japan en daarbuiten goed bezocht en hogelijk gewaardeerd.
Als de Japanse filmindustrie instort, helpen bewonderaars Francis Ford Coppola en George Lucas – wiens Star Wars leentjebuur speelt bij Kurosawa’s The Hidden Fortress (1958) – om het historische epos Kagemusha (1980) te financieren, Steven Spielberg doet hetzelfde bij Dreams (1990), een verzameling van acht dromen. In één ervan speelt een andere Kurosawa-adept, Martin Scorsese, de rol van Vincent van Gogh. Kurosawa’s ode aan Van Gogh zegt veel over de invloed die de westerse cultuur op hem had. In zijn jeugd wilde hij kunstschilder worden en was hij diep onder de indruk van het Franse impressionisme.
Toch is dit niet het hele verhaal. Net als Van Gogh was Kurosawa idolaat van de traditionele Japanse kunsten, van folklore tot kalligrafie en kabuki, een traditionele theatervorm over historische gebeurtenissen. Op de kritiek dat hij zich te veel aanpaste aan de westerse smaak, reageerde Kurosawa steevast ontstemd: hij maakte films die juist voor een Japans publiek betekenisvol moesten zijn. Al zijn films reflecteren op de snelle veranderingen in naoorlogs Japan. Van de (morele) chaos na het eind van de Tweede Wereldoorlog, met gebombardeerde steden en illegale zwarte markten, tot de latere corruptie van de grote Japanse bedrijven die met de al even corrupte overheid in bed liggen.
Kurosawa kijkt in Seven Samurai (1954) nostalgisch terug op de bushido-code van de samoerai, waarin rechtvaardigheid, loyaliteit, respect en eer belangrijk zijn.
Economisch wonder
In zijn eerste films is Kurosawa optimistisch over de democratisering van Japan, deels afgedwongen door de Amerikaanse bezetter (1945-1952). De gedachte dat je verantwoordelijk bent voor je eigen daden spreekt Kurosawa aan. Maar het optimisme en geloof in vooruitgang maakt gaandeweg plaats voor teleurstelling over de morele neergang van een eens zo trotse natie en de onwil het klassensysteem achter zich te laten. Zo kijkt Kurosawa in Seven Samurai (1954) nostalgisch terug op de bushido-code van de samoerai, waarin rechtvaardigheid, loyaliteit, respect en eer belangrijk zijn. Eeuwenoude idealen die dreigen te verdwijnen. Met zijn films houdt Kurosawa Japanners een spiegel voor: willen we echt het kind met het badwater weggooien?
Het ‘economisch wonder’ van de jaren vijftig en zestig brengt ongebreideld kapitalisme voort, waarin hebzucht, egoïsme en gewetenloosheid de boventoon voeren en iedereen vroeg of laat gecorrumpeerd wordt. Het is volgens Kurosawa aan integere individuen daar iets tegenover te stellen: zijn helden worstelen met het idee dat je bent wat je doet. Juist de morele dimensie – hoe goed te leven en ethisch te handelen – maakt zijn oeuvre herkenbaar voor westerse kijkers.
Kurosawa wachtte soms dagenlang op de juiste wolkenpartijen. Deze aandacht voor de natuur – zijn films zitten vol slagregens, mist en stormen – is dan weer typisch Japans en refereert aan zowel de oorspronkelijke Shinto-religie als de haiku: de traditionele Japanse poëzievorm met verwijzingen naar natuurverschijnselen.
Ook stilistisch verwijzen zijn films naar traditionele Japanse kunstvormen. Wie Throne of Blood (1957) kijkt, een adaptatie van Shakespeares Macbeth, zal verrast zijn door het trage, gestileerde spel en ondoordringbare maskerachtige gezicht van Isuzu Yamada als Lady Asaji (Lady Macbeth). Die zijn geïnspireerd door het traditionele Noh-theater, waarvan Kurosawa een groot liefhebber was. De oorlogsscènes citeren dan weer uit oude musha-e rolprenten. Waarmee Throne of Blood een mooi symbool is van Kuroswa’s gehele oeuvre: een beetje westers en heel erg Japans.
Lees ook
Wat maakte de legendarische regisseur Akira Kurosawa zo goed? Zijn leven en werk in vijf films
Als ze vanaf de andere kant van de wereld contact met hem maakten op zijn privé-eiland in Polynesië, noemde hij, zoals het hoort, eerst zijn call sign, „FO5GJ”, en dan zijn naam, „Marty”. Dat is wie je bent op de korte golf: je roepletters, je voornaam en een plaats. Dan wisten ze niet dat ze even met Marlon Brando hadden gepraat, acteur uit The Godfather en Apocalypse Now, die een parallel leven leidde als zendamateur. „Daarin kan ik mezelf zijn”, zei Brando in 1994.
De vorige koning van Jordanië was JY1 en ‘Hussein’. En Priscilla Presley vond haar liefhebberij „verslavend”, maar liet haar zendmachtiging verlopen wegens een te druk leven. Zij was altijd N6Y0S, nooit de vrouw van.
„Onder radioamateurs is iedereen gelijk”, zeggen de mannen die elke donderdag bijeenkomen in een zaaltje in Sassenheim. De afdeling Hollands Midden van de Vereniging van Radio Zend Amateurs (VRZA), is met 137 leden een van de grootste.
In 1901 verzond Guglielmo Marconi het eerste transatlantische draadloze bericht (de letter ‘s’ in morsecode). Hij had twintig zendmasten nodig. Precies honderd jaar geleden bewees de Poolse ingenieur Joseph Tykocinski-Tykociner dat je op de korte golf even ver of verder kon zenden met één mini-antenne.
De mannen in Sassenheim zijn hun erfgenamen. Ze kennen elkaars call sign beter dan hun echte namen. Ze praten over golflengtes, frequentiebanden, signaalsterkte en storingen, en over van alles en niks, behalve politiek. Wat niet erg verschilt van hoe veel van hen ooit begonnen, met een illegaal ‘27Mc bakkie’.
‘Als je contact legt met, zeg, Australië, daar kun je een week op vooruit’
Daar raakten ze op uitgekeken, gingen studeren voor het zendexamen, soldeerden een zendontvanger in elkaar, zetten een antenne in de tuin of op het dak, en nu zitten ze elk vrij ogenblik achter microfoon of morsesleutel om „te werken” met een zielsverwant in de wereld. In een schuurtje dat ze shack noemen, op zolder of in de huiskamer.
Zoals Gert de Jonge (60), voorzitter van de afdeling en met vroegpensioen, omdat hij na een leven op de ambulance „genoeg heeft gezien”. „CQDX”, zegt hij in de microfoon, thuis in Hillegom. „This is PD0CT from the Netherlands.” CQ is ‘seek you’. En DX is ‘lange afstand’. Radiosignalen kunnen via de ionosfeer rond de wereld stuiteren, maar de ionosfeer is al dagen van kaas. „Drama”, zegt hij.
Maar als je dan contact hebt gelegd met, zeg, Australië, liefst met zo min mogelijk vermogen op de antenne, want dat is de sport, „ja, daar kun je een week op vooruit, dan ben je het ventje”. Maar je weet het nooit. Opeens gaat een band open, alsof wolken voor de zon wegschuiven. Of je hebt een prachtige DX en, pats, klapt-ie dicht. „Dat zijn de grillen van de korte golf.”
Er zijn ook vrouwen bij zijn afdeling en twintigers, maar die zijn er die avond in Sassenheim niet bij. De verenigingswebsite heeft een bladzijde die ‘silent key’ heet, naar de morsesleutel die niet meer bediend wordt.
„Ik roep niet vaak zelf, want dan moet je de hele tijd antwoorden”, zegt hij. Gert is iemand die zelf liever reageert, liefst intercontinentaal. En natuurlijk kun je ook bellen of mailen, maar, „het gaat om de ether, dat hij je hoort en dat je dat kunt loggen.”
Hans Steketee doet elke maandag ergens vanuit Nederland verslag.
Het witgepleisterde kerkje aan de voet van de Golden Gate-brug in San Francisco completeert een perfect Amerikaans plaatje. Links de erebegraafplaats met eindeloze rijen witte kruizen, waar dertigduizend soldaten en hun familieleden begraven liggen. Rechts de gemanicuurde grasvelden van het paradeveld van de voormalige legerbasis, waar gezinnen picknicken en frisbeeën. Het Presidio heet het ruim zeshonderd hectare grote Nationale Park – de Spanjaarden bouwden hier eind achttiende eeuw een gelijknamige militaire buitenpost.
Maar binnen in de Presidio Chapel overheersen de zorgen. „We moeten dit gebied verdedigen tegen de grijpgrage handen van projectontwikkelaars”, zegt Peg DiGiammarino, voordat ze een benefietconcert van een blues- en folktrio in de kapel aankondigt. DiGiammarino is bestuurslid van het historisch genootschap van het Presidio, dat al zeventig jaar strijdt voor het behoud van het gebied – inmiddels een van de drukst bezochte en meest geliefde parken van Californië.
De aanval op het Presidio kwam krap een maand na de inauguratie van president Donald Trump. Op 19 februari tekende de Amerikaanse president een decreet waarin hij het Presidio, in één adem met drie organisaties die vrede in Afrika en Latijns-Amerika propageren, als „overbodig” bestempelde. Trump schreef dat hij de organisatie die het park beheert, wil ontdoen van „alle overbodige taken” en zoveel mogelijk personeelsleden wil ontslaan.
Protestlied
„We weten niet wat ons overkomt”, zegt secretaris Samantha Davis van het historisch genootschap nadat de circa vijftig aanwezigen in het kerkje – de meesten wit en op leeftijd – ter afsluiting gezamenlijk ‘This land is your land’ hebben gezongen, een hit uit de jaren veertig over de ongelijkheid van inkomen en grondbezit in de VS. Sinds artiesten als Bob Dylan en Bruce Springsteen eigen versies van het nummer opnamen geldt het protestlied als een alternatief volkslied – voor progressief Amerika wel te verstaan.
De strijd om het Presidio is geen politieke strijd, zegt Davis, in het dagelijks leven vastgoedadviseur, terwijl ze na afloop de concertbezoekers taartjes en limonade serveert. „Het is een symbolische aanval, het gaat over iets groters”. Bovendien, zegt ze: het Presidio bedruipt zichzelf, door de oude barakken en militaire gebouwen op het terrein te verhuren. Van de opbrengsten worden het groenonderhoud en de salarissen van de parkwachten (rangers) betaald.
Betogers lopen op 1 maart in een protestmars in het Presidio in San Francisco, tegen de achtergrond van de Golden Gate Bridge. Foto Dan Hernandez / San Francisco Chronicle / Polaris
Al even wonderlijk, zegt zij, is dat Trump aanstuurt op een botsing met de Presidio Trust, de door het Congres in het leven geroepen stichting die het gebied beheert. In het bestuur daarvan zit een aantal Republikeinse kopstukken en zeer vermogende inwoners van San Francisco die Trump tijdens zijn eerste termijn als president nota bene zelf heeft benoemd.
Haar analyse: „Het is een gevaarlijk spel. Als Trump de Presidio Trust weet te kraken, dan kan hij bij wijze van spreken alle nationale parken van de VS opheffen en de grond aan de hoogste bieder verkopen. Want de meeste parken hebben helemaal geen geld of een sterk bestuur, zoals hier.”
Democratisch bolwerk
Ook schrijver en docent aan Columbia University Lincoln Mitchell zegt dat de aanval op het Presidio meer is dan pesterij door Trump, die zijn afkeer van het Democratische bolwerk San Francisco nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. Mitchell groeide op vlakbij het Presidio, toen nog militair terrein. Nadat het Amerikaanse leger in 1989 de legerbasis verliet, speelde hij op de grasvelden honkbal en American football met zijn kinderen.
De eerste reden voor de aanval, zegt Mitchell, is een persoonlijke. Dat het Presidio een Nationaal Park werd, is de verdienste van het Democratische kopstuk Nancy Pelosi – met wie Trump hevig overhoop ligt. Pelosi ijverde vanaf de jaren negentig met succes voor een publieke bestemming van het militaire terrein. Als extraatje regelde zij in 2023 een injectie van 200 miljoen dollar in het Presidio.
Als dank daarvoor is de rotonde naast het bezoekerscentrum omgedoopt in het ‘Speaker Nancy Pelosi Plaza’. Daar herinnert een plaquette bezoekers eraan dat de voormalige Huis-voorzitter „het Amerikaanse Congres en de buurt verenigde om het Presidio te redden als nationaal park”. En dat „haar leiderschap” ervoor heeft gezorgd dat het park „vandaag, morgen en voor altijd mooi en open zal zijn voor iedereen”.
Dat het Presidio een Nationaal Park werd, is de verdienste van het Democratische kopstuk Nancy Pelosi
Politicoloog Mitchell zegt dat zelfs de meest uitgesproken tegenstanders van de inmiddels 85-jarige Pelosi – en dat zijn er nog al wat – haar roemen om haar bemoeienis met het gebied. Maar dat geldt niet voor een aantal haviken uit de zakelijke achterban van Trump. Die hebben hele andere ideeën, zegt hij. „En Trump laat ze hun gang gaan.”
De plannen van die haviken werden medio januari uit de doeken gedaan in Palladium, een conservatieve glossy uit San Francisco. In het blad bepleitten twee prominente libertaire activisten voor het volbouwen van het park, dat zou moeten plaatsmaken voor de zogeheten ‘Presidio Freedom City’ – een vrijhaven voor vastgoedontwikkelaars en techondernemers, met eigen wetten en regels en zo laag mogelijke belastingen.
Wandelaar in het Presidio-park in San Francisco. Foto Adam C Bartlett
Zo’n nieuwe wijk is de gedroomde leefomgeving voor gezinnen en bedrijven, onder meer vanwege een „hogere dichtheid” aan gebouwen, „effectiever politie-optreden” en een betere „handhaving van de openbare orde”, betuigen de auteurs. Hun voorbeeld: China, waar grootschalige bouwprojecten zonder noemenswaardige inspraak van de bewoners worden gerealiseerd.
Trump zelf sympathiseert met deze ideologie. In het voorjaar van 2023 schaarde hij zich achter een plan om tien van zulke ‘vrijheidssteden’ te stichten, door de hele VS. De aanhangers van Freedom Cities hebben ook sterke morele ideeën: binnen de grenzen van deze economische vrijhavens is geen plek voor lastige buren, daklozen of progressieve Amerikanen die de libertaire toekomstdromen in de weg staan.
„Ik heb vaak gehoord dat ik overdrijf”, zegt Lincoln Mitchell. „Maar we moeten dit soort wilde plannen helaas uiterst serieus nemen. Stuk voor stuk lijken het wellicht losse flodders, maar alles bij elkaar opgeteld staat er niets minder dan de toekomst van de democratie op het spel.”
Techbro’s
Aan de andere kant van de baai van San Francisco maakt ook Jeremy Mack zich zorgen. De stedenbouwkundige zit in de achtertuin van Xochi the Dog – een alternatieve koffiebar in Oakland, waar hondenbezitters hun havermelk-latte komen halen en een vrouw haar kind borstvoeding geeft.
Mack is een van de drijvende krachten achter het in 2023 opgerichte Phoenix Project, een organisatie die de lobby van de vastgoed- en techbedrijven in San Francisco probeert bloot te leggen. Dat is een flinke klus, zegt hij. Rechtse lobbyorganisaties in de regio zijn volgens hem de voorgaande jaren onder de radar sterk in aantal gegroeid en naar elkaar toe gekropen.
Hun krachtenbundeling begon volgens Mack als een reactie op het strenge ruimtelijke ordeningsbeleid dat ontstond nadat progressieve politieke kandidaten tussen 2015 en 2020 veel lokale verkiezingen wonnen. Vooral vastgoedpartijen hadden last van alle extra regelgeving die daarna werd geïntroduceerd. Gaandeweg sloten diverse techondernemers die fortuin hadden gemaakt in de nabij gelegen Silicon Valley – Elon Musk van Tesla en X, de libertaire durfinvesteerder Pieter Thiel – zich bij hen aan.
Zij bestrijden het progressieve stadsbestuur niet openlijk, zegt Mack, maar via maatschappelijke organisaties met onschuldig klinkende namen zoals ‘Buren voor een beter San Francisco’, ‘SF verbonden’, ‘Stop Misdaad in SF’ en de ‘SF Coalitie van ouders’. En via tijdschriften zoals Palladium, waarin de plannen voor de vrijheidsstad Presidio uit de doeken werden gedaan. „Als je de financiële en bestuurlijke achtergronden van deze organisaties in kaart brengt, ontdek je dat ze worden gerund door professionele lobbyisten en worden betaald door vastgoedmannen en techbro’s op zoek naar politieke invloed”, zegt Mack.
Progressieve buurtinitiatieven
De naar rechts neigende organisaties zijn succesvoller dan veel progressieve buurtinitiatieven, zegt hij. „Traditionele, links georiënteerde clubs zijn vaak onderling verdeeld en hebben weinig budget.” Bovendien hameren de conservatieve organisaties op thema’s die veel inwoners aanspreken. Mack: „Zij hebben het narratief veroverd.”
Want inderdaad: de stad kampt met een aantal in het oog springende problemen, zoals grote aantallen verslaafde daklozen. In het centrum van San Francisco zijn ze niet te missen, de tientallen junkies die onder invloed van onder meer fentanyl als zombies op straat staan te trippen, hun knieën gebogen en hun broek op hun knieën. Ook de daklozencampings onder de spoorbaan aan de rand van de stad zijn onontkoombaar.
Een ander probleem: het wegkwijnende downtown, waar de huren van kantoren torenhoog hoog zijn, terwijl de meeste werknemers sinds corona het liefst vanuit huis werken. Het gevolg: uitgestorven straten, lege wolkenkrabbers en horeca zonder gasten.
De discussie in San Francisco had moeten gaan over de kwaliteit van leven en het revitaliseren van de binnenstad, zegt Mack. Maar in plaats daarvan werd het één grote klaagzang over drugs, daklozen en huisvesting, breed uitgemeten in de conservatieve media. Mack: „De rechtse zender Fox News besteedt elke week aandacht aan de problemen in San Francisco. Hun boodschap: dit is wat je krijgt als een stad jarenlang door de progressieven wordt bestuurd.”
Parken zijn helemaal niet links of rechts – iedereen houdt van ze
Mack probeert met zijn Phoenix Project aan te tonen dat deze verhaallijn geregisseerd is – en dat de conservatieven in de lobbyclubs en burgerinitiatieven in werkelijkheid een hele andere agenda hebben, zoals het volbouwen van het Presidiopark. „Onze gulste donors zijn progressieve mensen uit de techhoek”, zegt hij. „Die vinden het verschrikkelijk dat hun bedrijfstak zich zo identificeert met de conservatieve agenda.”
De onderzoeken van het Phoenix Project slaan aan, zegt hij. „Veel mensen vroegen zich al af waar al die maatschappelijke organisaties zoals ‘Buren voor een beter San Francisco’ vandaan kwamen? Nu ze weten dat die in het leven zijn geroepen door rechtse stichtingen en ondernemers, kijken ze op een hele andere manier tegen hun pleidooien aan.”
Alcatraz
Terug in het bezoekerscentrum houdt parkwachter John Osborne, die al vrijwel zijn hele leven in het Presidio werkt, de moed erin. Achter hem worden documentaires vertoond over de benarde positie van Japans-Amerikanen in de Tweede Wereldoorlog. Hij deelt buttons en kaarten van het gebied uit.
De aanval van Trump op het park is de afgelopen weken ingehaald door nieuwe decreten en proefballonnetjes. Onder meer over de voormalige gevangenis Alcatraz – een eilandje vlak voor de kust van San Francisco, dat net als het Presidio de status van nationaal park heeft. Trump wil de gevangenis heropenen, liet hij begin mei weten via sociale media. Alcatraz zou opnieuw „een symbool moeten worden van wet, orde en rechtvaardigheid”.
„Als ambtenaar hoor ik me bescheiden op te stellen”, zegt park ranger Osborne. Toch mogen nationale parken zoals het Presidio en Alcatraz geen speelbal van politieke belangen worden, vindt hij. „Rechts houdt nou eenmaal niet van regulering en de beschermende status van parken. En Trump is ook een beetje een pestkop. Maar kijk om je heen, naar alle bezoekers hier. Parken zijn helemaal niet links of rechts – iedereen houdt van ze.”
Daar zit verdachte Tariq (35), een gedrongen man in een lichtgroen poloshirt, met zijn advocaat. Een ‘stekende beweging’ maken met een mes onder de uitroep ‘ik ga je vermoorden’. Plus een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dus, ofwel mishandeling. Het slachtoffer stuurde ook een advocaat. Diens eis zit Tariq vooral hoog. Ruim 11.000 euro wil de andere deelnemer aan de vechtpartij ontvangen, die de politierechter vandaag probeert te reconstrueren.
Dat geld is vooral compensatie voor het „doen opleven” van een eerder trauma waarvoor Tariq’s tegenstander in behandeling was. Volgens z’n advocaat is z’n cliënt mentaal beschadigd. Hij zag op kantoor een ‘gebroken vogeltje’ tegenover zich. De openingsvraag van de politierechter „Wat is er op die dag gebeurd”, negeert Tariq. Hij legt via de tolk uit dat „ieder toch in z’n eigen onderhoud moet voorzien”. En dat zo’n eis „geen bedoeling heeft”. Zo gaat het de hele zitting. De rechter stelt een vraag, Tariq begint over iets anders. Hij is bitter en boos. Het was juist zijn tegenstander die begon, die hém sloeg, voor wie híj vluchtte, die hem bespuugde, die hem achtervolgde.
Vragen ontloopt hij. De tolk verontschuldigt zich soms voor Tariqs teksten. Een vraag van de officier of hij het achteraf misschien anders had kunnen doen, komt helemaal niet over. Hij vertelt liever over het gedrag van z’n tegenstander. De politierechter, onder tijdsdruk, kapt hem af, waarop de advocaat protesteert. En de rechter hem toch maar laat uitpraten. Hoewel „meneer wel veel ruimte inneemt”.
Op het bureau bleken beiden letsel aan het hoofd te hebben.
Het slachtoffer blijkt de ex van Tariqs vrouw met wie zij één kind heeft. Gaandeweg wordt duidelijk dat er grote spanningen zijn. Dat het kind mishandeld zou worden. En over geld. Bij de laatste overdracht voor de omgangsregeling zou de biologische vader Tariq met een ‘ijzeren staaf’ hebben bedreigd en hem vanuit z’n auto hebben bespuugd. Waarna Tariq met z’n eigen auto op hoge snelheid de ex achtervolgde. Daarna was het vechten, waarbij Tariq met een grote moersleutel ‘bovenhands’ zou hebben geslagen. En met een mes hebben gedreigd.
Op het bureau bleken beide mannen letsel aan het hoofd te hebben. Schrammen, bulten, een snee. Maar het was de ex die aangifte deed. Uit het onderzoek zou een hoofdrol voor Tariq zijn gebleken. Er waren getuigen, een vaag gsm-filmpje, met ‘duwende mannen’, slaan met ‘gereedschap’, een ‘mogelijk mes’ waartegen ‘man 2’ zich moest verdedigen. Tariq schudt heftig ‘nee’ en citeert een Arabische uitdrukking „Darabani wa-bakā, wa-sabaqani wa-ishtakā”. Hij sloeg me, huilde, en was me voor met klagen.
Als de politierechter vraagt of hij zich aan een contactverbod kan houden, zegt hij „dat niks mij met hem verbindt”. Tariq blijkt te zijn afgekickt „van de drugs” en te zijn behandeld door een psycholoog. Hij is ooit vrijgesproken wegens huiselijk geweld. Z’n relatie met z’n vrouw is verbeterd, volgens het dossier ook volgens haar. Werk en gezin, daar draait z’n leven nu om.
De officier constateert dat Tariq geen overlast geeft en dat zijn leven nu beter verloopt dan eerder. Dat Tariq in woede ontstak wil het OM zien als iets „dat ons allemaal wel kan gebeuren”. Maar dat hij achter de ex-man aan scheurde, dat is dus wél mis. De getuigen ondersteunen het relaas van de ex-man: diens feiten kloppen dus. Niet de versie van Tariq. Nu moet er rust komen, „ook in het belang van het kind”. Dat de verdachte op zitting „nooit een direct antwoord” geeft, valt hem tegen.
Verder betwijfelt hij of de mentale terugval van het slachtoffer echt door Tariq is veroorzaakt. 1.000 euro lijkt hem redelijker. De officier eist een contactverbod van twee jaar en een werkstraf 120 uur, waarvan 60 uur „op de plank” (voorwaardelijk). Beide met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat ziet vooral een incident waar „over en weer is gevochten”. Waar ook Tariq „nogal wat letsel” aan overhield – de advocaat maakte er op het bureau zelf foto’s van. Of er een mes in het spel is geweest, bleef onduidelijk. Achteraf had ook zijn cliënt aangifte moeten doen. Dat volgens de reclassering er „geen structurele agressie-problematiek” speelt bij Tariq is belangrijk. „Meer balans” in deze zaak graag, ook met oog voor het uitdagende gedrag van de ex. Wat was nou ieders precieze aandeel? Bij zoveel twijfel hoort de verdachte daarvan het voordeel te krijgen: „in dubio pro reo”.
Het oordeel
De politierechter constateert dat „beide verhalen” recht tegenover elkaar staan. En dat beide vechters er met letsel uit zijn gekomen. Maar ze kiest voor de versie van de ex-man, vooral omdat de vier getuigen diens versie ondersteunen. Die verdedigde zich tegen de klappen met de baco-sleutel door Tariq, wat slecht had kunnen aflopen. Ook vindt de politierechter dat er voldoende aanwijzingen zijn voor het „maken van stekende bewegingen”, die ook zijn gezien. Dat staat daarmee „buiten redelijke twijfel”. Ze betreurt het dat Tariq zijn „aandeel niet erkent”. De impact van de vechtpartij, op straat, is heftig geweest, meent ze. Dat rechtvaardigt de straf die de officier eiste: 120 uur werkstraf, waarvan 60 uur voorwaardelijk. Daar komt een locatie- en contactverbod bij. De vergoeding stelt ze vast op 1.000 euro aan immateriële kosten. Ze ziet geen verband tussen het incident en de verergerde traumaproblematiek van het slachtoffer. Wel rekent ze nog 446,25 euro aan vergoeding van eigen risico en reiskosten van de ex-man.
Eindelijk is er weer eens een nieuwe naam tussen de grote pop- en rockveteranen die Pinkpop al zo lang afsluiten en bezoekers de nacht insturen. De 22-jarige Olivia Rodrigo komt maar net kijken, maar wringt zich naadloos tussen de Bruce’s, Eddie’s, Mick’s, Billie Joe’s en Dave’s in deze categorie acts. Rodrigo’s balanceeroefening tussen volvette pop en springerige punkrock kwam geen moment over als vreemde eend of wild experiment, maar als logische en sterke headliner.
En dat terwijl ze nog maar net komt kijken. Ze stond ineens op één met de onweerstaanbaar goeie hit ‘Driver’s License’, ging snel door naar de Afas Live in 2022, verkocht vorig jaar twee keer de Ziggo Dome uit. Nu speelde ze haar eerste show van haar eerste Europese festivaltour met de energie, passie en het enthousiasme van iemand die héél erg blij is dat ze daar mag staan – ze zei het meerdere keren zaterdagavond. Maar wel zelfverzekerd, geloofwaardig, volledig live én met een verzameling nummers waar veel van de geijkte rockheadliners jaloers op zouden moeten zijn: ‘So American’, ‘Traitor’, ‘Bad Idea Right?’, ‘All-American Bitch’, ‘Good 4 U’, nogal een oogst met slechts twee albums.
Ze rende heen en weer tussen rock en pop. Soms kon ze zoet en klein ballads brengen, zoals die superhit ‘Driver’s License’, het aansluitende ‘Traitor’ of later het door haarzelf op piano begeleide ‘Happier’. Vaak liet ze die dan mooi opbollen tot knallende rocksongs die een groot deel van het publiek uitstekend kon meebrullen, tot ver op het veld. Olivia werd met open armen ontvangen.
Tate McRae en The Last Dinner Party.
Foto Andreas Terlaak
Toekomst
Zonder meer een dappere boeking van Pinkpop, dat afgelopen jaar veel kritiek te verduren kreeg. Onder meer van mij, in een essay in deze krant („De vinex-wijk onder de festivals”), maar ook intern waren ze niet blij. Dat blijkt wel, want het management is op de schop en de directeur van Down the Rabbit Hole, Ide Koffeman, is nieuw in de Pinkpop-directie. Het terrein is een beetje onder handen genomen (de fastfoodketen met de grote gele M is alweer vertrokken) met betere looproutes en minder foodtrucks, en bij de boekingen lijkt er dus ook iets in beweging te zijn.
En ja, met Olivia Rodrigo zul je wat minder tickets verkopen dan met Bruce Springsteen of Eddie Vedder. Misschien was het inderdaad wat rustiger op het terrein. Maar inhoudelijk is dit wel de toekomst, en dat zag je vrijdag en zaterdag helder terug: ontzettend veel jonge meiden. Vaders met meiden, moeders met meiden, grote zussen en broers met meiden en meiden met meiden. En dan ook nog veel jongens. Ze kwamen niet alleen voor Rodrigo, maar ook voor Tate McRae, The Last Dinner Party, Hannah Mae, Girl in Red, Hiqpy, Joost en Ronnie Flex, en konden en passant kennis maken met Weezer, Amyl & the Sniffers en oudgediende Sticks, die allemaal met sterke concerten ongetwijfeld nieuwe fans hebben gemaakt.
De meegereisde ouders konden op vrijdagavond wegdromen bij de fijne, zwoele show van Justin Timberlake. „Nog een liedje? Ik weet niet of ik er wel zoveel heb hoor!” Ha, in tegendeel: indrukwekkend om weer even te beseffen hoeveel hits die gozer in anderhalf uur uit z’n koffer kan trekken, en ook hoe achteloos en relaxt hij zo’n showtje geeft. Nee, de 44-jarige Amerikaan is niet de meest vloeiende danser meer, en hij liet het zware werk soms over aan zijn band. Maar dat was niet zo erg want die was geweldig: de extra lagen die ze met de blazers en vier stemmen toevoegden aan nummers als ‘Sexy Ladies’ en ‘Sexyback’ was buitengewoon, nou ja, sexy. Je zou ’m alleen kunnen kwalijk nemen dat er in het begin van de set wel erg veel hits uitvlogen, waardoor het midden een beetje inzakte. Maar dan aan het einde stuurt hij met ‘Until the End of Time’ toch iedereen zwijmelend de tentjes in.
De meegereisde ouders konden op vrijdagavond wegdromen bij de fijne, zwoele show van Justin Timberlake.
Foto’s Andreas Terlaak
Een paar uur eerder stonden veel jonge fans al lang klaar voor Tate McRae, het vanilleijsje van het moment. Sterker nog, omdat ze bij het opengaan van het terrein om elf uur in de ochtend al naar dat podium waren gerend, stonden ze eerst ook nog vooran bij Pommelien Thijs, het heerlijk eigenzinnige Weezer en de meeslepende show van Mika met z’n enorme blauwe vogelvleugels. Het waren fans die niets wilden missen van de indrukwekkende choreografie van de 21-jarige Canadese McRae die in veel doet denken aan Britney Spears. „Haar muziek is misschien niet geweldig, maar kijk gewoon naar de show, ok?”, bezweert een van de jonge fans haar vader. Een heel redelijke inschatting: de dans is goed, muziek en zang minder spannend. En dat terwijl ze soms zelfs zónder microfoon bleek te kunnen zingen…
Veel jong publiek ook bij de Britse barokpopgroep The Last Dinner Party op zaterdag, die tegelijk intellectueel en frivool klinken, uitdagend en catchy – zo’n beetje tussen Black Country, New Road en Wet Leg in. Een band, zou je denken, die veel beter past op een connaisseursfestival als Best Kept Secret, maar dat kon dus ook in Landgraaf, waar het veld vol bleef meewiegen met deze intrigerende groep. Óók zonder meer een dappere boeking, en dat uit de koker van de mensen die Radiohead vorig jaar in Oor nog ‘te moeilijk’ zeiden te vinden voor Pinkpop.
Bezoekers van Pinkpop 2025 zoeken schaduw.
Foto’s Andreas Terlaak
Hitte
Maar wacht, er is best wat te zeuren. Vrij veel veilige, beetje gezapige ‘Mannen Met Gevoelens’ bijvoorbeeld: Nick Mulvey, Tom Odell, Mark Ambor, Inhaler van Bono-zoon Elijah Hewson en Matt Hansen. Veel rimpelloze folkrock, gaap. We hoopten meer van de terugkeer van Faithless, maar die viel volledig in het water. De band die in 1998 nog de videoclip voor monsterhit ‘God is a DJ’ deels in Landgraaf opnam, kwam veel te laat op (Sister Bliss: „Because of Brexit, which is shit!”) en hun verwaaiende kabbelhouse steeg vervolgens totaal niet op. Het helpt niet dat frontman Maxi Jazz in 2022 overleed, en zijn gezicht op groot scherm met invalstemmen echt geen (vol)waardige vervanger is. De leuke Noorse zangeres Sigrid moest haar zondagsshow helemaal afzeggen vanwege een geannuleerde vlucht. En ook technische problemen bij het begin van de show van Cypress Hill („When the shit goes down, better be ready!”), om vervolgens een lekker doorrollende hiphopshow te geven, met DJ Lord van Public Enemy achter de draaitafels.
De echte publieke vijand was de hitte: 32 graden werd het zaterdag. Pinkpop had wat schaduwplekken gemaakt met een aantal tarps, gespannen doeken die beschutting boden, in het veld, maar dat was niet genoeg en de EHBO had het druk. Er waren wel genoeg (gratis) drinkwaterplekken, maar nergens zonnebrandcrème terwijl smeerpalen tegenwoordig zo alomtegenwoordig zijn bij stranden en parken. Volgens nieuwe directeur Ide Koffeman is de „Pinkpopbezoeker een beetje een bikkel”, zo zei hij in de Volkskrant. Maar hoeveel bikkels blijven er over als ze ook door de bomen en langs het water van Best Kept Secret en Down the Rabbit Hole kunnen wandelen, of vlinderend tussen de film- theater- en danstenten van Lowlands?
MIKA op Pinkpop 2025.
Foto Andreas Terlaak
Nou ja er is nog wat te winnen. Maar toch, je moet het Pinkpop nageven: er is echt wel wat veranderd. Het oudste, onafgebroken gehouden festival van de wereld kan de toekomst optimistisch tegemoet zien. Wie op zondag wakker werd met de stervormige confetti van Olivia nog in het haar weet: deze frisse douche had het festival echt even nodig.
Op de dag dat de wereld veranderde, 9/11, legde de toenmalige Nederlandse minister-president, Wim Kok (PvdA), een opmerkelijke verklaring af. Na zijn blijk van betrokkenheid bij het lot van de Amerikaanse slachtoffers, sprak hij in 2001 de vurige wens uit „dat het Amerikaanse volk in waardigheid zal reageren”. Hij kreeg van alle kanten kritiek. Oud-VVD-voorman Frits Bolkestein sprak van „gemekker aan de zijlijn”.
Tien jaar later vertelde de oud-premier in een vraaggesprek met NRC-redacteur Juurd Eijsvoogel wat hem destijds bewoog. Een artikel waarvan je hoopt dat alle lijsttrekkers bij de komende Kamerverkiezingen er kennis van nemen. Want Kok had achteraf gelijk. Maar hij kreeg het destijds niet.
„Het is moeilijk voorstelbaar hoe zo’n groot en machtig land, zo’n schier onaantastbaar land, op zo’n vernederende aanval zal reageren”, zei Kok in dat interview. „Het was een enorme slag in het gezicht. Mijn intuïtie zei me dat het heel moeilijk zou zijn de reactie specifiek te richten op de plegers van de aanslagen, en niet onnodig te verbreden.”
„Terugkijkend moet je vaststellen dat de Amerikanen de proportionaliteit, vooral met de invasie van Irak, uit het oog hebben verloren. En de VS hanteerden argumenten die later onjuist bleken, met name dat Irak massavernietigingswapens had.”
Catastrofe
Nuttige waarnemingen over de rol van Nederlandse politici op momenten van internationaal conflict. Ook gezien de opstelling van GL-PvdA inzake Israël-Iran, afgelopen week, en de verkiezingscampagne, de komende maanden.
Want het geopolitieke tumult van dit moment is niet los te zien van de Amerikaanse overreactie, destijds, op 9/11. Toenmalig president George W. Bush, overigens een wonder van subtiliteit vergeleken met de huidige president, deelde de wereld op in good guys en bad guys: „Je bent voor of tegen ons.”
Hij wees de landen aan die de As van het terroristische Kwaad vormden, inclusief Irak en Iran. Hij zette in Afghanistan de Taliban af, gastheer van Al-Qaeda, de terreurgroep achter 9/11. Hij zette in 2003 Saddam Hussein in Irak af, gebaseerd op de foutieve inlichtingenanalyse dat hij massavernietigingswapens bezat waarmee hij terroristische aspiraties had.
Hierna liep Bush’ Global War on Terror vast: zijn regime-change in Irak creëerde meer terrorisme dan het bestreed, en eindigde ruim tien jaar later in de vorming van een Iraaks-Syrisch kalifaat, geleid door ISIS. Het hele concept van oorlog tegen terrorisme was uitgelopen op een catastrofe.
Irak all over again?
Zodoende sluimert in Amerikaanse media sinds de Israëlische aanvallen op Iran de vrees dat de VS betrokken raken bij een herhaling van het Irak-debacle.
Om te beginnen is er de gelijkenis met het enthousiasme in eigen land over de door de regering gerapporteerde successen van de eerste aanvallen op Irak. Enthousiasme dat destijds ook Nederland bereikte, waardoor de militaire bijdrage in Afghanistan ook hier op brede steun kon rekenen. (In Irak was Nederland later betrokken bij een – militaire – wederopbouwmissie.)
Pas veel later drong tot de VS, en daarmee het Westen, door dat de Amerikaanse militaire successen in Irak weinig weerklank vonden bij de lokale bevolking. Een herinnering die in de VS terugkeerde toen deze week bleek dat Donald Trump enthousiast reageerde op de successen die Israël rapporteert over zijn bombardementen op Iran.
Er is meer reden voor ongemak. CNN zette op een rij wat de Israëlische premier Benjamin ‘Bibi’ Netanyahu al dertig jaar beweert over Irans ambities inzake de ontwikkeling van een nucleair wapen.
1996: „De deadline om dit doel te bereiken is extreem dichtbij.” 2002: „Iran hoopt de Amerikaanse Oostkust binnen vijftien jaar te kunnen bereiken.” 2012: „Na [komende zomer] is het een kwestie van maanden, mogelijk weken, dat [Iran] over genoeg verrijkt uranium voor de eerste bom beschikt.” 2015: „Dit militante islamitische terreurregime kan weken verwijderd zijn (…) van een volledig arsenaal atoombommen.”
Het roept logischerwijs aarzelingen op over Netanyahu’s claim van eerder deze maand: „Als Iran niet wordt gestopt, kan het op zeer korte termijn een nucleair wapen produceren.”
Torpederen
Ook Nederlandse politici mogen wel eens vragen bij de woorden van de Israëlische premier stellen. Laatst gaf ik in deze nieuwsbrief op basis van de archieven een overzicht van de toezeggingen die vooral ministers van Buitenlandse Zaken de afgelopen decennia van Netanyahu of zijn kabinetsleden kregen.
Bottom-line: ze werden bijna allemaal – van Hans van Mierlo (D66) tot en met Maxime Verhagen (CDA), van Frans Timmermans (PvdA) tot en met Mark Rutte (VVD) – om de tuin geleid met toezeggingen over zijn steun aan een tweestatenoplossing met de Palestijnen. Een oplossing waarvan Netanyahu achteraf zelf verklaarde dat hij er altijd op uit was die te torpederen.
Frans Timmermans (Groenlinks/Pvda) en Dilan Yesilgoz (VVD) tijdens een debat over de NAVO-Top.
Foto Bart Maat
Leg dit naast het genocidale Israëlische optreden in Gaza: deze premier gaat voortdurend vergaande militaire confrontaties aan, maar telkens blijkt dat hij begint zonder eindspel in gedachten. Met zijn eigen machtsbehoud, zijn gevoel voor politiek van de onderbuik, zit het steeds wel snor. Met het behoud van Israëls geloofwaardigheid in de wereld is het door zijn gedrag minder gunstig gesteld.
Die Rode Lijn-protesten in Nederland worden wat dit betreft, vermoed ik, ook in Den Haag onderschat. Het Israëlische recht op zelfverdediging na de aanslagen van 7 oktober is door de meeste politici luidruchtig gesteund. Maar invloedrijke partijleiders – Dilan Yesilgöz, Caroline van der Plas – hadden daarna veel te lang moeite om in te zien dat Israël de Amerikaanse fout van de oorlog tegen terreur aan het herhalen was.
Want wie denkt nou dat Palestijnen die uiteindelijk de nachtmerrie in Gaza overleven, stuk voor stuk de zelfbeheersing zullen hebben om hun trauma’s niet op Israël af te reageren?
Roekeloze beslissingen
Aan het einde van de week leek de Trump-regering voorlopig geen militaire steun te geven aan de Israëlische aanval op Iran. Trump schortte de beslissing twee weken op.
De Amerikaanse inlichtingendiensten, die eerder dit jaar al zeiden dat Iran niet werkt aan een nucleair wapen, herhaalden die conclusie in hun laatste analyse. Pas als de VS doet wat Israël vraagt, deelname aan de gewapende strijd, zal het regime daartoe overgaan, aldus de diensten.
Zodat ook nu weer de vraag is of Netanyahu een eindspel voor ogen staat. Iran-kenner Carolien Roelants schreef: „Mij zou het niet verbazen als een of andere ambitieuze generaal zich (..) aan de macht meldt. Een autoritair regime maar dan zonder ayatollahs. Iemand daar blij mee?”
En zo tekent zich een periode met talloze sluimerende conflicten af – handelsoorlogen, Israël, Iran, Gaza, Rusland, Oekraïne, China, NAVO-bestedingen – die de Nederlandse stembusstrijd elk moment kunnen raken. Met als ongemakkelijk uitgangspunt dat de regering van Nederlands voornaamste bondgenoot, de VS, amper is voorbereid op crises, zoals David Rothkopf, oud-directeur van het adviesbureau van Henry Kissinger, deze week beschreef in The New Republic.
Bijna alle waarschuwingsmechanismen binnen de federale overheid zijn afgeschaald of afgeschaft. Trump zelf werkt al bijna twee maanden zonder nationaal veiligheidsadviseur. Op papier vervult Marco Rubio die rol tijdelijk, maar die moet dit combineren met drie andere functies, waaronder minister van Buitenlandse Zaken. Trumps minister van Defensie Pete Hegseth heeft ook bij de Republikeinen de reputatie van een klungel. Trumps relatie met zijn inlichtingenchef is getroebleerd.
Dit terwijl de president zelf, aldus Rothkopf, bekendstaat om zijn „roekeloze” beslissingen.
Onderbuik
En dus kun je ervan uitgaan dat Nederlandse politici zich, veel vaker dan normaal in een campagne, zullen moeten verhouden tot geopolitiek tumult. Bondgenootschappen zoeken waarmee een klein land wereldmachten op andere gedachten kan brengen. Posities innemen over conflicten waarvan de afloop onhelder is.
De ene leiderschapstest na de andere: niet de onderbuik maar het verstand laten spreken.
Wim Kok liet op de dag van 9/11 zien dat leiderschap vaak neerkomt op afzien van korte termijnpopulariteit. Niet de korte klap maar de weidse blik. De meeste politici zouden er nu voor terugschrikken. De moed om impopulaire posities in te nemen is vrijwel uit de politiek verdwenen, maar meer dan eens gewenst.
Onder de lijsttrekkers heeft Timmermans (GL-PvdA) op afstand de meeste ervaring in buitenlandpolitiek. Hij kent de spelers en het spel. Daarom was het wel verrassend dat zijn fractie donderdag in de Kamer een boycot van Nederlandse leveranties aan de Israëlische luchtverdediging voorstelde: het Kamerlid Piri wilde „de gek” Netanyahu zo van verdere aanvallen afhouden.
Maar zoals Kamerleden als Eric van der Burg (VVD) en Jan Paternotte (D66) opmerkten: een gat in de Israëlische luchtverdediging kan ook inwoners van Israël treffen die Netanyahu’s oorlogen afwijzen. Weinig tegenin te brengen. Een ondoordacht idee. Niet goed te begrijpen dat Timmermans dit heeft laten passeren.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Het gaat om veiligheid en het gaat om geld, komende week op de NAVO-top in Den Haag. Maar het gaat inmiddels ook om waardigheid en fatsoen. Vanaf het begin van zijn presidentschap heeft Donald Trump laten zien dat er weinig is waaraan hij als staatshoofd van het belangrijkste land ter wereld géén lak heeft. Diplomatieke mores, gerechtelijke uitspraken, basale burgerrechten, internationale akkoorden, militaire toezeggingen, adviezen van de eigen inlichtingendiensten: het gaat allemaal in rap tempo overboord. Behalve voor zijn eigen ego en voor politieke bullebakken – ‘sterke leiders’ als de Russische president Vladimir Poetin – lijkt Trump voor weinig respect te hebben.
Regeringsleiders uit de hele wereld wringen zich al maanden in allerlei bochten om de Amerikaanse president niet tegen zich in het harnas te jagen en, idealiter, te bewegen tot verstandig en redelijk beleid op het internationale toneel. Het enige wat ze er tot nu toe voor hebben teruggekregen zijn klappen in het gezicht. Trump legde hoge handelstarieven op aan bevriende naties. Rusland werd hierbij juist ontzien. De Oekraïense president Volodymyr Zelensky werd in het Witte Huis vernederd. Trump en zijn entourage proberen actief en openlijk verkiezingen in Europa te beïnvloeden, ten faveure van populisten en nationalisten. Er wordt geflirt met territoriale expansie. En de NAVO, ooit opgericht als afschrikking van een externe vijand en om vrijheid en democratie te beschermen, wordt nu van binnenuit bedreigd door het machtigste lid van het militaire bondgenootschap.
Ook afgelopen week liet Trump weer zien dat hij bondgenoten naar believen schoffeert en negeert. Hij vertrok voortijdig van de G7-top in Canada, zonder oog voor gastheer, gasten of de enorme thema’s die op tafel liggen, zoals, om maar wat te noemen, een wereldwijde handelsoorlog. Een G7-verklaring over Iran werd op zijn aandringen gewijzigd en aangescherpt, maar dat leverde geen bonuspunten op: de Amerikaanse president vertrekt wanneer het hem behaagt. Op weg naar Washington volgde een denigrerende sneer naar de Franse president Macron die er niets van zou begrijpen. „Emmanuel zit er altijd naast.” Trump riep, via sociale media, ook op tot een volledige evacuatie van Teheran, alsof hij op het punt stond om een stad van 9 miljoen mensen in de as te laten leggen. En dit was nadat Trump al had gezegd dat Rusland weer tot de G7 toegelaten zou moeten worden, alsof Poetin een beste kerel is.
Dit is niet het gedrag van een wereldleider, maar van een geopolitieke pyromaan. Eentje die in Den Haag met alle egards zal worden ontvangen, de stad gaat er om veiligheidsredenen zelfs vergaand voor op slot. Met het risico dus dat Trump het na een halve dag welletjes vindt en het vliegtuig naar huis neemt. Hoe om te gaan met zoveel politiek-diplomatieke vernielzucht?
Trump wil graag de geschiedenis ingaan als de man die minder oorlog bewerkstelligde. „De nalatenschap die mij het meest met trots vervult, zal die van een vredestichter en vereniger zijn”, zei hij tijdens zijn inaugurele speech in januari. Hij zal echter de boeken ingaan, die conclusie kan nu al worden getrokken, als de president die de internationale orde vernielde en daarbij weinig maalde om mensenlevens. Het stilzetten van USAID leidt tot tienduizenden extra doden. Het matigen van de steun aan Oekraïne op een cruciaal moment in de oorlog kost extra mensenlevens, omdat Poetin het gevoel heeft gekregen dat hij straffeloos zijn gang kan gaan. De aanvallen op Oekraïne, en vooral ook op burgerdoelen in het land, gaan onverminderd door. De Israëlische premier Benjamin Netanyahu heeft het door Trump beleden isolationisme als groen licht geïnterpreteerd om verder zijn gang te gaan in het Midden-Oosten, na eerder al in Gaza, Libanon en Syrië, nu ook in Iran. Het leger dat Trump naar eigen zeggen niet langer in de wereld wenst in te zetten, wordt intussen in stelling gebracht tegen de eigen Amerikaanse bevolking.
De vraag is natuurlijk of dat isolationisme ooit wel heeft bestaan, want ook dat is Trump: onvoorspelbaarheid. „Misschien doe ik het, misschien niet. Niemand weet wat ik ga doen”, reageerde hij deze week op de vraag of de VS mee gaan doen met de oorlog tegen Iran. Zijn inaugurele woorden blijken niets waard. Dat wil zeggen: deze week. Volgende week is het weer anders. De wens van Westerse leiders om Trump te plezieren en aan boord te houden is begrijpelijk, gezien de dominante rol van de VS in militaire en economische zaken. Tegelijkertijd kan de zelfvernedering ook niet oneindig doorgaan. Meelachen is één, kruipen voor de grote baas is van een andere orde. De NAVO-top is kortom ook een diplomatiek examen voor de aanwezige leiders. Zij moeten laten zien, ook richting de eigen landgenoten, dat ze er zelf ook nog toe doen.
Deze week was het weer zover: ik stelde mezelf teleur. Ik realiseerde me dat ik niet ben wie ik wil zijn, of zou moeten willen zijn, volgens mijn eigen idealen.
Ik heb hier vaker last van. Zo hecht ik aan spontaniteit en avontuur, althans op papier. In werkelijkheid ben ik niet echt flexibel en eet ik al zeven jaar lang zeven ochtenden per week hetzelfde op mijn brood. Wat moet ik hiermee? Moet ik het accepteren? Of moet ik mezelf dwingen meer te leven naar mijn ‘waarden’, zoals dat tegenwoordig heet?
Het inzicht van deze week is erger dan het broodbeleg-issue, omdat het gaat om iets groters, met meer morele lading. Het gaat over mijn favoriete onderwerp, de democratie. Die behelst meer dan alleen de politiek, stelde bestuurssocioloog Mark van Ostaijen deze dinsdag in zijn Volkskrant-column. Voor de democratie is onderling vertrouwen nodig, en dat ontstaat in verenigingen, vakbonden en andere vormen van civil society, aldus Van Ostaijen. „Zodoende is niet de grootste uitdaging om onze partijpolitiek te professionaliseren maar om onze democratie beter te vermaatschappelijken.”
Het donderdag verschenen SCP-rapport over sociale cohesie in Nederland sloot hierbij aan. Hoewel het sociaal vertrouwen in Nederland stabiel hoog is, is „de manier van samenleven” onder respondenten het meest genoemde maatschappelijke probleem. Als negatief punt noemen mensen onder andere „ik-cultuur en individualisering”.
Ik was het er helemaal mee eens. Ja, dacht ik, we moeten elkaar ontmoeten in de publieke ruimte, gedachten uitwisselen, ons verenigen, waar nodig in actie komen.
En toen kwam het inzicht: hoewel ik dit allemaal echt vind, heb ik er zelf geen zin in. Ik ben nogal individualistisch ingesteld en heb een hekel aan samenwerken en verplichtingen. Ik probeer heus wel een goede burger te zijn: de buschauffeur, de caissière en de wegwerker te groeten, deuren open te houden, omgevallen fietsen recht te zetten. Ik heb wel eens een burenborrel georganiseerd, en boodschappen gedaan voor een zieke buurvrouw. Maar dit zijn eenmalige of tijdelijke dingen, met een gunstige verhouding tussen moeite en beloning. Zou ik bereid zijn om voor onbepaalde tijd te koken voor een eenzame buurman? Zou ik vrijwilligerswerk willen doen in het buurthuis? In theorie heel graag, maar in de praktijk…
Het inzicht van deze week is erger dan het broodbeleg-issue
Ook over burgerparticipatie, zoals burgerberaden en buurtbudgetten, heb ik een dubbel gevoel. Ik geloof erin dat burgers meer vertrouwen hebben in de politiek, en misschien zelfs meer zin in het leven, als ze handelingsvrijheid hebben. Maar zelf moet ik er niet aan denken om op een vrije middag te delibereren met een groepje land- of buurtgenoten. Het lijkt me inefficiënt, frustrerend en ronduit irritant. Daar is de politiek toch voor, denk ik: zodat wij níét hoeven kissebissen over waar ons geld naartoe gaat.
Kortom: ik mag dan wel instemmend knikken bij pleidooien voor meer gemeenschapszin, in de praktijk wil ik iets anders. Ik gedij goed in onze anonieme, bureaucratische verzorgingsstaat. Ik betaal belasting, breng mijn stem uit, en in ruil daarvoor kan ik mijn gang gaan en met rust gelaten worden. Het systeem heeft absoluut nadelen, maar niet voor mij, althans niet direct. En mijn maatschappelijke betrokkenheid, die ik wel degelijk voel, kan ik uiten via mijn werk: als journalist kan ik met precies de gewenste afstand met mensen praten, demonstraties bijwonen, burgerberaden observeren. Zolang ik maar één voet buiten de deur heb.
Dit is natuurlijk een typisch voorbeeld van privilege. Het comfort van iemand met een goede baan, een groot netwerk en een prima gezondheid. De civil society is er voor wie niet genoeg heeft aan de staat: mensen die zorg, hulp of gezelschap nodig hebben die de overheid niet biedt, of mensen die via een vakbond of brancheorganisatie iets van de staat gedaan willen krijgen. Voor mij geldt dit allemaal niet. Ik kan mij met een relatief schoon geweten terugtrekken in mijn eigen kring: ik betaal toch belasting? Ik houd mij toch aan de regels?
Maar ook voor mij houdt dat ooit op. Als ik zelf hulpbehoevend word, natuurlijk, maar mogelijk al eerder. Het punt is: mijn vorm van leven veronderstelt vrede en democratie. Als de democratie wordt aangevallen, zoals in de VS, of als je land wordt binnengevallen, zoals in Oekraïne, kun je je zulk individualisme niet meer permitteren. Ik moet nog vaak denken aan een Volkskrant-column waarin Kustaw Bessems schreef dat „je aan anderen verbinden” het beste tegengif is tegen buitenlandse dreiging en onderlinge vijandschap. „Het klinkt gek, maar je aansluiten bij een coöperatie met zonnepanelen, als vrijwilliger meehelpen met ouderenvervoer, een buurtmoestuin oprichten, jongeren uitnodigen op de sportvereniging of stukken schrijven in de buurtkrant: dat zijn allemaal dingen die je kunt doen om ons als land sterker te maken.”
Ik denk dat hij gelijk heeft. Ik denk ook dat veel mensen hier net zo weinig zin in hebben als ik. Zal ik, zullen zij, die tegenzin op tijd overwinnen?
Geld verdienen is geen handboek met tips en trucs om rijk te worden, maar een roman. Haar tiende. Ze vindt het een grappige titel, zegt Hanna Bervoets (41). Want het gaat niet alleen over personages die beleggen, het draait ook om de vraag: wie verdíént het om geld te verdienen?
Ze komt aanfietsen met een petje op haar hoofd en een gedateerde bril op haar neus. Oogontsteking, verklaart ze, waardoor ze haar lenzen niet verdraagt en haar middelbareschoolbril moest opdiepen.
Sinds haar debuut in 2009 publiceert ze bijna jaarlijks een roman of verhalenbundel. Ze is een zeer gedisciplineerde schrijver met dagelijkse to-dolijstjes – „een nieuwe bril kopen staat nu vrij hoog”. Maar die discipline, zegt ze, kost haar helemaal niks. „Ik vind schrijven heel leuk, ik vind een nieuw boek bedenken heel leuk. En het is ook gewoon mijn baan.”
Een nieuw boek begint bij haar altijd met een nieuwe fascinatie. Nu was dat het besef dat ze, als veertigjarige zzp’er, niets geregeld had voor haar pensioen. „Wil ik met pensioen, en wanneer? Ik had opeens ook heel veel zin in pensioen.” Ze ging op onderzoek uit: hoeveel moest ze per jaar verdienen, hoeveel moest ze opzijzetten? Ze luisterde naar financiële podcasts, bekeek filmpjes over beleggen en raakte gefascineerd, „héél erg gefascineerd”, door de wereld van financiële influencers, finfluencers.
Wat vond je zo fascinerend?
„Ik kijk altijd naar onuitgesproken vanzelfsprekendheden. Eén daarvan is, bij die finfluencers: jij verdient het om geld te verdienen. Zo spreken ze je aan. Maar wie bepaalt of jij iets verdient? Waarschijnlijk verdien je het volgens een soort geloofssysteem dat je voor jezelf hebt opgetuigd: ik verdien een taartje, want ik heb hard gewerkt. Ik verdien een taartje, want ik ben zielig. Allemaal best willekeurige redenen om te besluiten dat jij iets verdient.”
Je bent zelf ook gaan beleggen.
„Ik ben gaan indexbeleggen, dat adviseerde de podcast die ik erover luisterde. Voor een potje waarvan ik hoop dat ik het over vijfentwintig jaar kan aanspreken. Als ik daarnaast elk jaar een bepaald bedrag verdien, kan ik op mijn 65ste met pensioen.
Stop je dan met boeken schrijven?
„Nee, anders wordt het saai. Maar ik houd in mijn som rekening met de vraag: hoelang verdien ik daar nog geld mee? Zitten mensen over 25 jaar nog op literatuur te wachten? En: zitten ze dan nog op míjn literatuur te wachten? Dat zijn twee hele grote onzekerheden.”
Voor de research voor het boek ging ze ook daytraden op de manier waarop haar personages dat doen. Daytraden is het kopen en verkopen van aandelen binnen één dag, een zeer actieve handelsstrategie. „Maar daar raakte ik teleurstellend snel op uitgekeken, want ik was er heel slecht in.” In haar boek doen de personages het via de app Matador, die is gebaseerd op het bestaande eToro en beleggen combineert met sociale media. Gebruikers zien wat anderen kopen en kunnen elkaars portefeuilles één op één kopiëren. „Echt een gevaarlijk speeltje.”
De taal van de beleggers biologeerde haar. „Echte Reddit-taal: een stock gaat to the moon.” Reddit is een internetforum dat bestaat uit duizenden subfora. „En natuurlijk ‘HODL’, dat zit ook in het boek.” HODL was ruim tien jaar geleden een typefout van een belegger op een bitcoin-forum: hij schreef ‘hodl’, in plaats van ‘hold’ – vasthouden, niet verkopen. De waarde van bitcoins daalde nadat die eerst explosief gestegen was. Maar vasthouden bleek een gouden zet: de huidige waarde van bitcoin is bijna 91.000 euro per aandeel. HODL werd daardoor een grap en advies in één. „Dat vind ik geweldig, ik lééf daarvoor. Want daarmee schep je een gemeenschap. Als een ander ook weet wat HODL betekent, dan weet je: wij begrijpen elkaar. Ik ben altijd geïnteresseerd in de ongeschreven regels van gemeenschappen.”
De hoofdpersoon in Geld verdienen is de 35-jarige Ellie. Na haar ontslag bij een e-bikefabrikant zit ze thuis met burn-outachtige klachten. Ze belegt 15.000 dollar in één bedrijf, in de hoop genoeg geld te verdienen om 350 gram aan goudstaven te kopen en die te begraven onder het schuurtje in haar tuin. Als Ellie vervolgens in de ban raakt van survivalvlogger BushcraftBonnie, begint ze met het aanschaffen van spullen die haar helpen overleven in het geval van een apocalyps-achtige toekomst.
Dat doe jij zelf ook.
„Nou ja, apocalyps… Ik ben wel voorbereid op disruptie. Misschien wordt me in de toekomst het werken onmogelijk gemaakt. Misschien komt er een regime dat onprettig is, misschien staan we tot onze knieën in de blubber. Beter mét geld die onzekere toekomst ingaan dan zonder. En ik houd rekening met die drie dagen zonder stroom. Ik heb dit boek vorige zomer geschreven, het advies om een noodpakket in huis te hebben kwam pas daarna. Ik hád mijn pakket al. Nu zijn alle opwindradio’s uitverkocht, maar Ellie en ik hadden ’m al. Als de blikjes tonijn in de aanbieding zijn, dan koop ik er drie. Een watervoorraad had ik al tijdens de pandemie. Toen de overheid adviseerde om water in huis te hebben, keek ik eens hoe het met mijn tien liter water gaat. Bleek de datum alweer te zijn verlopen, het was tot 2023 goed.”
Maakt dat uit?
„Misschien vanwege die microplastics? Nou ja, wie geeft er om microplastics als we in een stresssituatie zitten. Ik koop er nu soms wel wat water bij. En ik heb mijn waterzuiveraar, waarmee je zogenaamd grachtwater kan drinken. Nou, we gaan het zien! Ik vind het gewoon fijn om een plan te hebben.”
Volgens je vriendin, Inge de Frank, begon je met preppen nadat je je postcode had ingevoerd op de website Overstroomik.nl.
„Ik weet niet meer zo goed wanneer ik ermee begon. Er zijn natuurlijk veel dingen die mis kunnen gaan. Klimaatverandering is er één van, er kómt een overstroming. Kijk, we zitten hier aan het IJ,” ze wijst naar buiten, we zitten in het restaurant van filmmuseum EYE, „mijn huis is iets verderop, dat gaat een keer mis.”
Hoe hoog komt het water volgens die site?
„Bij mijn postcode tot een halve meter. Dat is nog te overzien en ik woon éénhoog. Maar de opgang is van mij, het is mijn halletje. Dus ik heb slurpzakken. Zakken die zichzelf volzuigen met het water zodat het halletje, hoop ik, niet onder water komt te staan. Of het werkt weet ik niet, het gaat uiteindelijk natuurlijk vooral om het idéé van controle.”
Je hebt je ook verdiept in kernexplosies.
Ze grinnikt betrapt. „Toen na de invasie in Oekraïne de wapenwedloop intensiveerde en Poetin ging dreigen, was ik erg met de kernbom en de fall-out bezig. Ik ging BBC-podcasts luisteren over het MAD-scenario [Mutual Assured Destruction]. Uit nieuwsgierigheid, maar ook omdat ik vind dat ik me dan net zo goed kan voorbereiden.”
Wat is je plan?
„Als de bom is ontploft, duurt het vijftien minuten voordat de fall-out het land bereikt. Ik vind het tricky om erop te gokken dat ik binnen vijftien minuten in een parkeergarage kan zijn. Het alternatief is een middenverdieping opzoeken, weg van de grond en weg van het dak. Maar eerst ga ik onder een tafel zitten, want de ramen exploderen. Je moet je huid beschermen met veel kleding. En een zwembril opzetten. Niet naar de flash kijken. Ik denk altijd dat ik meteen naar die flash ga kijken. Dan ben ik blind en is het óók voorbij, hoor. Ik denk in scenario’s, rampscenario’s zou je kunnen zeggen.”
Wat dacht je toen de overheid adviseerde om een noodpakket in huis te halen terwijl jij nét je boek had afgerond?
„Ja, dámn. Nu lijkt het boek een suffe reactie. Dat risico zou ik als schrijver niet zo snel nemen, want dan wordt je boek veel te actueel.”
Ellie worstelt met het besef dat beleggen bijdraagt aan de uitputting van de aarde. Ze financiert de overstromingen en tornado’s die ze juist zo vreest. En zelfs al zou ze alleen nog investeren in groene beleggingen, zegt ze in het boek, dan nog zou ze bijdragen aan een praktijk die de kloof tussen arm en rijk vergrootte.
In een eerder interview zei je dat jij geen morele agenda hebt in je werk.
„Dit boek gaat over hoe Ellie denkt én over hoe ze haar daden goedpraat. We doen dingen waarvan we weten dat ze moreel niet in de haak zijn. En dan ga je een denksysteem optuigen, regels verzinnen, voor jezelf en voor elkaar, om het goed te praten. Ja, ik vind dat Ellie feiten presenteert als ze stelt dat beleggen ongelijkheid vergroot. Maar die zijn met dit boek niet mijn boodschap. Ik wil begrijpen, niet met een vingertje heffen. En ik vind het ook vervelend als mijn werk zo wordt opgevat, want dat reduceert mij tot een hele saaie schrijver.”
Als voorbeeld noemt ze Efter, een eerdere roman. Daarin beschouwen artsen en wetenschappers verliefdheid als een psychische aandoening. „In Efter wordt veel gebruik gemaakt van sociale media. En er waren recensenten die dat boek opvatten als techkritiek. Dan denk ik: huh? Ja, ik schrijf over tech, want ik ben geïnteresseerd in menselijke verhoudingen en dat hangt samen met hoe we online communiceren. Mensen zijn snel geneigd om te denken: Hanna Bervoets is hoogopgeleid, links, vrouw, schrijver. Als zij schrijft over tech, zal het wel kritiek zijn. Maar ik heb he-le-maal geen interesse in jou vertellen wat je moet denken. Ik wil gewoon begrijpen.”
Hoe houd je je opvattingen gescheiden van wat je schrijft? Je demonstreert voor Gaza, voor klimaat.
„Ik voel me daarin ook altijd conflicted. Als ik naar een demonstratie ga, bedenk ik uitvoerig: ben ik het écht eens met wat hier wordt gezegd? Ik begrijp vaak de andere kant ook wel een beetje. Maar ja, zo’n Rode Lijn-demonstratie voor Gaza, daar kun je bijna niet níét heen. En ik raak erg geroerd van het idee dat we samen sterk staan. Al in de trein voelde ik me verbonden met alle mensen die ook rode kleren droegen. Iedereen, jong en oud, ging met elkaar praten. De sociale codes veranderden omdat we allemaal in het rood waren. Zo kijk ik er dan ook naar, met een antropologisch oog. Maar als je een standpunt hebt, past dat op een spandoek. Een boek is daar niet voor. Literatuur past veel beter bij me dan activisme.”
Je vorige boek, ‘Leer me alles wat je weet’, kreeg een paar slechte recensies. Laat je daarom Inge altijd eerst de recensies lezen?
„Oooh nee, Inge ziet het gewoon eerder. Zij googlet mij zodra ik een nieuw boek uitbreng. Ik ga niet op zoek naar recensies, nee, nee.”
Waarom niet?
„Als ik mezelf google, zie ik te veel negatieve berichten. Ik ben al zestien jaar in het publieke domein. Dus dan zou ik zestien jaar aan nare dingen lezen. Er is ook lof, en prijzen, maar ik haal de nare dingen eruit. Het internet was in de jaren nul best wel hard. Als ik als twintiger ‘Hanna Bervoets’ intikte als zoekopdracht, kreeg ik als eerste suggestie ‘lelijk’ erachter.”
Beïnvloeden kritische recensies je tijdens het schrijven van een nieuw boek?
„Nee. Juist omdat ik daar bang voor ben, lees ik ze niet goed. Ook de positieve recensies niet. Ik scan ze alleen.”
Wie nu ‘Hanna Bervoets’ intikt in Google, krijgt ‘ziekte’ gesuggereerd als zoekopdracht. Bervoets heeft het Ehlers-Danlos syndroom, een genetische bindweefselaandoening waardoor ze extreem snel blessures oploopt. Ze schreef een roman over chronisch ziek-zijn, Welkom in het rijk der zieken (2019), waarna ze zich ook over haar eigen ziekte uitsprak. Maar ze vindt het te persoonlijk om in de krant te vertellen hoe het nu gaat. „Het gaat over iets wat in mijn lichaam gebeurt.”
Je goede vriendin Alma Mathijsen denkt dat jij haast voelt door je ziekte.
„Eerder onrust. Maar dat is nu wel minder geworden. Ik kan nu denken: oké, tien romans, vier verhalen- en columnbundels, er hóéft niet volgend jaar weer een boek te zijn. En stel, ik kan op mijn vijftigste niet meer schrijven. Maakt het dan uit of ik zestien of twaalf boeken heb geschreven?”
Wel als je veel plannen hebt.
„Ik heb altijd maar één plan. Eén plan voor het volgende boek. Er is ook niet een boek dat ik ooit nog wil schrijven, want dan zou ik het nu maken. En ik denk niet: ik móét sterven met een heel groot oeuvre. Het wordt gewoon per ongeluk steeds groter. Het gaat mij om van de straat blijven en bezig zijn.”
Jouw boeken zijn vaak beklemmend, een beetje oncomfortabel.
„Ik neig naar een duister tintje, dat klopt.”
Alma zei: ‘Het leven ís ook hartstikke eng en gevaarlijk, en mensen lijken dat weleens te vergeten of weg te drukken. Hanna is een schrijver die de wereld laat zien zoals die is.’
„Ik vind het heel normaal dat die enge dingen er zijn. Maar ik bedoel mijn verhalen vaak grappiger dan ze worden opgevat. Ik vind het leuk om te spelen met horrorclichés of tropes. Een duister randje sparks me joy. Ik vind het leuk, speels, om te verwijzen naar hele niche gemeenschappen en niche verteltechnieken en genres. Ik wilde Geld verdienen een komisch boek noemen in de promotiefolder van de uitgeverij. Tot mijn verbazing begreep mijn redacteur daar niks van. Als er opeens iets heel heftigs gebeurt in een verhaal, is dat bij mij vaak onderdeel van een intertekstueel spel. Maar ik weet dat de meeste lezers het anders zien en mijn verwijzingen niet herkennen.”
Is dit de nerd in jou?
„Ook. Maar misschien is het ook een vorm van queerness. Leer me alles wat je weet, bijvoorbeeld, zit vol met verwijzingen naar lesbische clichés en hoe lesbiennes zijn geportretteerd vanaf de jaren dertig tot de jaren nul. Het is hélemaal Xena: Warrior Princess, een Amerikaanse televisieserie uit de jaren negentig. Hollywood mocht in de jaren daarvoor geen queers laten zien. Dat was heel streng, maar het werd vaak omzeild. Batman en Robin, gay as fuck, als je erover nadenkt. Op een gegeven moment woonden ze samen. Er zijn comics dat Batman de krant zit te lezen en Robin uit bed komt. Vúl maar in. Het was nu juist het masculiene superheldengenre met een held en een sidekick waarin werd gespeeld met een queer ondertoon. Ook bij Captain America en Bucky, en heel erg in Xena. Daar zijn boeken vol over geschreven. Bóéken. Mijn hele studie media en cultuur draaide erom. Mijn werk zit vol verwijzingen naar popcultuur en internetcultuur. Soms haalt iemand dat eruit, maar ik vind het niet erg als dat niet gebeurt. Ik geniet er enorm van tijdens het schrijven. Wetende dat ik het voor mezelf doe, voor mijn vriendin en vijf andere lesbiennes met interesse in popcultuur.”
Het zijn de ijzeren waarheden uit de standaard tekstboeken economie. Marktinteractie zal huishoudens en bedrijven naar de optimale oplossingen voor problemen leiden. Economische groei is goed. Als het bruto binnenlands product (de optelsom van wat iedereen verdient) groeit, wordt dat door economen, maar ook journalisten en beleidsmakers gezien als een succes.
Hans Stegeman, hoofdeconoom van Triodos Bank, stelt die basale economische wetenschap ter discussie. In zijn proefschrift Transforming Economics for Sustainability waarschuwt Stegeman dat de politiek en economische wetenschap te veel hoop vestigen op markten, met het idee dat zij tot oplossingen komen voor grote vraagstukken. Terwijl in werkelijkheid de markt vooral stuurt op efficiëntie en het behalen van winst, niet op duurzaamheid.
Stegeman geeft een indringende waarschuwing: als we ons economisch systeem niet veranderen, komt het einde vanzelf. Dan stort het systeem in elkaar.
U vindt ons economisch systeem bij een andere tijd horen. Hoe zit dat?
„De macro-economische theorie die we nu hebben is een weerspiegeling van hoe mensen tijdens de diepe recessie in de jaren dertig nadachten over de belangrijkste problemen van toen: hoge werkloosheid en grote armoede. Te weinig huizen, voedsel, spullen. Het idee was dat ondernemers zorgen voor vooruitgang en dat meer productie altijd beter is. De overheid hoefde alleen de randvoorwaarden te bepalen.
„Economie gaat uit van markten die efficiënt werken. Ondernemers die vooruitgang teweegbrengen. In die tijd, een enorme economische crisis, was dat prima. Natuurlijk moesten we veel produceren. Dat zijn we ook gaan meten. En dan hadden we het over economische groei. Hartstikke belangrijk. Alleen: we zijn op een gegeven moment vergeten daarmee te stoppen.”
Waarom is het nu anders?
„De problemen zijn heel anders: klimaatverandering, de aantasting van biodiversiteit, structurele ongelijkheid. Maar ze worden toch als externe factoren behandeld in de economische wetenschap. Terwijl, om klimaatverandering als voorbeeld te nemen: dat is een ecologisch probleem, dat leidt tot voedseltekorten, wat weer een economisch en sociaal probleem is.”
U pleit voor grondige aanpassingen van macro-economische modellen. Hoe moet dat eruitzien?
„Waar ik achter kwam, is dat in economisch beleid de volgorde van argumenten vaak verkeerd ligt: eerst moet iets geld opleveren of efficiënt zijn, pas daarna kijken we naar het eigenlijke doel – zoals het terugdringen van broeikasgassen. Bijna alle scenario’s voor CO2-reductie gaan uit van blijvende economische groei, terwijl dat juist een belangrijke oorzaak van de uitstoot is.
„We moeten modellen maken die niet alleen naar productie en consumptie kijken, maar ook naar hoeveel materialen daarvoor nodig zijn. Economische activiteit koppelen aan fysieke grenzen, zoals de beschikbaarheid van metalen. Daarnaast neem je sociale samenhang mee: bijvoorbeeld of welvaart niet te sterk geconcentreerd raakt. Zo maak je het model realistischer – minder abstract, meer in lijn met hoe de wereld werkt.”
U noemt in uw proefschrift voorbeelden van dat duurzaamheidsbeleid vaak ook over economische groei gaat. Zoals dat Comissievoorzitter Ursula von der Leyen de Green Deal een ‘nieuwe groeistrategie’ noemde. Waarom halen politici steeds groei bij duurzaamheid?
„Groei is de oplossing voor een heleboel kortetermijnproblemen. Als een economie groeit, hoeft een politicus minder moeilijke dingen uit te leggen. De koek wordt groter, die is dus makkelijker te verdelen. Groei levert bijvoorbeeld meer belastinginkomsten op, banen, winst voor ondernemers. Als je iets wat krimpt moet verdelen, heb je een probleem, ook naar je kiezers. Niemand zegt: goh, laten we het eens even met minder doen. Terwijl we op de lange termijn niet anders kunnen.”
Veel mensen zijn overtuigd van het groeidenken. We hebben zelfs een ministerie van ‘groene groei’. Waarom noemt u het concept groene groei nauwelijks in uw proefschrift?
„Ingaan op de argumenten van groene groei vind ik niet zo superinteressant. Want die zijn ook niet zo sterk. Het is techno-optimisme en wensdenken dat we kunnen blijven groeien én de milieudruk verlagen.
Ik denk echt wel dat marktprikkels helpen. Maar de overheid moet veel meer doen
„Ik denk echt wel dat de markt een rol heeft, en dat marktprikkels helpen. Maar ik geloof ook dat de overheid veel meer moet doen. Niet alleen marktprikkels gebruiken, maar ook actief sturen op publieke doelen. Zoals bij de energietransitie de aanpassingen aan infrastructuur publiek financieren, en dan pas kijken naar marktoplossingen. Ik denk ook dat burgers meer moeten doen. Maar daar moeten ze wel de ruimte voor krijgen. Bijvoorbeeld voor coöperaties die zich bezighouden met voedselbossen. En er moet een financieel systeem komen dat langetermijnwaarde meer beloont, in plaats van snelle winst.”
Dat zijn grote stappen voor een samenleving om te zetten. Is het niet net zo ‘utopisch’ als groene groei?
„Het systeem houden zoals het nu is en denken dat dat goed gaat, wordt niet gezien als een utopie. Terwijl het dat wel is. We zien elke dag in de krant signalen dat dit niet gaat.
„Wat ik met mijn proefschrift wil doen, is het gesprek over de onderliggende waarden op gang brengen. We hebben ons huidig economisch systeem na de Tweede Wereldoorlog opgebouwd. Dus twee generaties, zeker de laatste, zijn opgegroeid in dit systeem. Voor ons is het normaal. Op scholen wordt economie gepresenteerd als een neutrale, vrij technocratische wetenschap. Als een soort natuurkunde van de samenleving. Met wetten die altijd geldig zijn. Nou, dat is echt niet zo. En daar wil ik het over hebben. Dat gesprek biedt de kans om het anders te doen.”
Het bruto binnenlands product is een definitie van welvaart die in grote mate over materiële dingen gaat. Zijn de beperkingen die u ziet bij de economische wetenschap op te lossen door welvaart breder te definiëren?
„Er is al tien, vijftien jaar een hele industrie bezig met allerlei alternatieve welvaartsmaatstaven. Daar ben ik het hartstikke mee eens. Toen ik bij Rabobank werkte begonnen we een bredere welvaartsindex, die ook kijkt naar bijvoorbeeld gezondheid, baanzekerheid en milieu. Die produceren ze nog elk jaar.
We moeten minder afhankelijk worden van economische groei
„Maar, en dat heb ik bij dit proefschrift pas echt ontdekt, je kan dingen wel anders meten, maar dan zitten we nog steeds vast in dezelfde structuur. In een systeem dat afhankelijk is van materiële groei, van het bbp. Ik dacht: als we anders gaan meten wat welvaart is, gaan we ons ergens anders op richten. Maar dat gebeurt niet.”
U noemt het de ‘groeidwang’: onze samenleving is afhankelijk van economische groei voor onze welvaart. Waar zien we dat terug?
„Groeidwang is een eigenschap die we alleen op macroniveau zien. In mijn boek heb ik het over mieren. Een individuele mier heeft niet zoveel intelligentie. Maar een mierenkolonie wel, die kan de kortste weg naar voedsel vinden, ingewikkelde nesten bouwen. Dat is hetzelfde met economische groei. Wat heeft een individueel mens daar nou mee? Die wil gewoon zelf vooruitkomen in het leven. Maar het systeem heeft economische groei nodig om alles stabiel te houden. Zo kunnen we onze pensioenen betalen, de zorg, de werkloosheid laag houden, kunnen bedrijven winst maken. We kunnen onze samenleving wel anders meten, maar zolang die groeidwang ons stuurt, hebben we de hele tijd meer productie nodig.”
Hoe komen we er weer van af zonder onze welvaart te verliezen?
„Dan moeten we nadenken over waar die groeiprikkels zitten. We kunnen toe naar andere eigendomsstructuren van bedrijven, zodat ze minder afhankelijk zijn van winst. Zoals steward-owned bedrijven, niet in handen van aandeelhouders die op winstmaximalisatie gericht zijn. Of een belasting heffen op grondstoffen in plaats van op inkomen, waardoor we minder grondstoffen verspillen.
„Tegelijkertijd moeten we mensen minder afhankelijk maken van economische groei voor hun bestaanszekerheid. Dat kan door voorzieningen zoals zorg, onderwijs, energie en huisvesting goed te organiseren. Als de basis op orde is, kunnen we met minder groei tóch een hoge mate van welvaart behouden.”
U omschrijft in uw boek hoe onze samenleving erg is gaan leunen op transacties en rendement. Waar zien we dat concreet terug?
„Wij hebben in Nederland bijvoorbeeld een vrij groot pensioenstelsel. Dat is helemaal gefinancialiseerd. Het gaat eigenlijk over rendement dat wij met onze inleg kunnen maken voor onze oude dag. We hebben daarmee onze oude dag tot iets financieels gemaakt. Waarmee we precies rendement maken, daar letten we niet zo op. Pensioenbeheerders beleggen veel in vermogensbeheerders zoals Blackstone, die bijvoorbeeld op grote schaal huizen opkopen en de huren verhogen. Dus: iets wat nu schadelijk is voor mensen, wordt gepresenteerd als iets goeds voor de toekomst.
„We kunnen ook anders nadenken over pensioenen. Wat we opzij leggen bijvoorbeeld in goede zorg stoppen. In sociale woningbouw. Daarmee bouw je de infrastructuur van een waardige oude dag. Waardoor we minder financieel rendement nodig hebben.”
Triodos ging toevallig deze week met de certificaten naar de beurs. Gaat dat niet juist tegen deze denkwijze in?
„Het laat ten eerste zien dat het systeem heel sterk is: er is een dwang om alles via markten en geld te doen. Voor Triodos Bank was deze stap op dit moment belangrijk om onze handel in certificaten toegankelijker te maken. Maar het is al 45 jaar de missie van Triodos om van binnenuit het financiële systeem te veranderen. Nu is de opgave om dat ook te doen als beursgenoteerd bedrijf. Ik denk dat het kan.”
Uw proefschrift zet zich af tegen het huidig economisch denken. Was uw promotie omstreden binnen de academische wereld?
„Er ontstonden wel discussies met andere economen. Kijk, als je constateert dat verduurzaming niet lukt, kan je zeggen dat het niet aan economen of aan hun theorie ligt. Maar aan beleidsmakers die gewoon advies niet opvolgen. Die verdediging hoor ik veel. Economen zeggen: op ongewenste effecten van economische groei, zoals de uitstoot van broeikasgassen, moet je gewoon een prijs plakken, en dan lost de markt het wel op.”
Dat is een belangrijke beleidsmaatregel tegen klimaatopwarming: CO2-emissiehandelsystemen (die grenzen stellen aan hoeveel CO2 bedrijven mogen uitstoten). Naast de EU maakt bijvoorbeeld ook China gebruik van zo’n systeem. Waarom is het niet genoeg?
„Beprijzing lijkt aantrekkelijk: het laat de markt het werk doen. Maar in de praktijk werkt het vaak niet krachtig genoeg. Prijzen zijn te laag, schommelen, of worden beïnvloed door lobby en politiek. Als de economische groei tegenvalt, wordt de druk door bedrijven opgevoerd om die vervelende regels te versoepelen. Dat zien we nu in Europa.
„Het meest succesvolle voorbeeld van ingrijpen in de markt is het Montreal Protocol, tegen voor de ozonlaag schadelijke cfk’s (chemische stoffen). Maar dat was geen beprijzing, dat was simpelweg een verbod. Gewoon de overheid die zei: we gaan dit niet meer doen.”
U citeert in uw proefschrift een denker die stelt: dit economisch systeem kan niet binnen de planetaire grenzen ( ecologische grenzen die nog als duurzaam en veilig worden gezien, zoals biodiversiteitsverlies) blijven. Waarom niet?
„Als je naar de ecologische kant kijkt, zien we dat zeven van de negen planetaire grenzen zijn overschreden. De redenen daarvoor zijn volstrekt helder: landgebruik, grondstoffengebruik, uitstoot. Ze hebben allemaal te maken met economische activiteit.”
U zegt: als we niks doen, komt het einde van het economische systeem vanzelf. Want dan stort het in elkaar. Dat is best een stevige uitspraak.
„Mensen vinden dat vervelend om te horen. Maar er is natuurlijk wel genoeg bewijs voor. Je zou zelfs kunnen zeggen: we zien het voor een deel al gebeuren. We krijgen steeds meer moeite in Europese landen om regeringen bij elkaar te houden. We zien polarisatie toenemen. We zien de ecologische problemen toenemen. Maar we doen niks. Ook in de geschiedenis zien we voorbeelden waar beschavingen uiteindelijk instorten omdat ze op een gegeven moment de complexiteit niet meer aankunnen, terwijl de ecologische ondergrond verkruimelt. Denk aan de ondergang van de Maya’s. Meestal was dat…”
Op een kleinere schaal.
„Ja. Maar als je van een afstandje kijkt naar waar we nu staan, is het niet zo’n heel verrassende constatering dat het al gebeurt.”
Maar als we er al in zitten, zijn we dan niet te laat?
„Dat weet ik niet. Ik vind dat we moeten hopen van niet.
„Hier zie ik een groot verschil met klimaatwetenschappers, biologen, ecologen. Zij waarschuwen hiervoor. Ik vind het ook de plicht van economen om hierover na te denken. Mijn oproep is: aangezien dit niet houdbaar is, welk verstandig advies gaan we geven? Hoe gaan we de samenleving inrichten? En dan is hopelijk niet het antwoord: wij nemen aan dat technologie en bedrijven ons redden.”
U noemde groene groei eerder als uit een vliegtuig springen zonder te weten of de parachute open zal gaan.
„Ik zou niet uit dat vliegtuig willen springen.”
In uw boek wijst u een paar keer op de naderende kantelpunten. Heeft u het idee dat deze serieus genoeg worden genomen?
„Mensen kunnen slecht omgaan met niet-lineaire systemen. Dat hebben we ook bij corona gezien. We denken heel lang: het valt wel mee. En dan zijn we te laat. Zolang verandering klein is en systemen nog niet instorten, handelen we niet. Terwijl we nu wel in aanraking komen met allemaal kantelpunten in ons ecologisch systeem. Laatst ook weer bij de oceanen.”
Dat zij minder CO2 opnemen?
„Ja. Ik ben natuurlijk een econoom, ik lees alleen wat andere mensen erover schrijven. Maar we moeten dat serieus nemen, en dat doen we niet.”
U heeft twee tieners. Maakt u zich zorgen over hun toekomst?
„Ja. Zijzelf niet. Ze zijn er niet mee bezig. Maar het is om depressief van te worden. Als je de rapporten van klimaatwetenschappers echt leest. Dus niet alleen maar de krantenkoppen, maar ook de rapporten die er aan ten grondslag liggen.”
Nu heeft u uw denken wetenschappelijk gemaakt, en ligt er hier een proefschrift op tafel. Wat zou dat kunnen veranderen?
„Ik hoop in ieder geval dat zo’n gesprek meer mainstream wordt. In de wetenschap, maar ook de politiek. Dat mensen die twijfelen aan het economisch systeem niet alleen een paar randfiguren zijn die heel hard roepen in de woestijn. Dat we gaan beseffen dat alles maar laten zoals het is, geen oplossing is. Dat hoop ik. Misschien tegen beter weten in.”