Tv-recensie | Tom Egbers leeft steeds meer in zijn eigen werkelijkheid

In werkelijkheid duurde de NAVO-top amper twee dagen, maar op tv duurde de NAVO-top bijna twee jaar. Dat was althans mijn ervaring, en ik vermoed dat NOS-presentator Albert Bos er hetzelfde over denkt. Sterker nog: ik denk dat de NAVO-top zich nog steeds afspeelt in zijn hoofd. Nadat hij de eerste avond van de conferentie had moeten verslaan vanuit Madurodam, mocht hij de tweede dag terugkeren naar de NOS-studio. Daar moest hij wel uren achter elkaar interviews met studiogasten afwisselen met commentaar bij beelden vanuit het World Forum. Dan verscheen zijn hoofd in een vierkantje links onder in het scherm, wat deed denken aan het type content waarin YouTubers hun live reactie op een raar filmpje vastleggen.

In het geval van Bos laveerde die reactie vaak ergens tussen ergernis, schaamte en verslagenheid, want de uitzending verliep niet soepel. Op momenten dat het beeld niet klopte met het geluid of er te snel van de ene naar de andere zaal werd geschakeld, was daar telkens zijn afkeurende blik. „Het is even chaos”, zei hij dan. Of: „Even rust in de tent.” Of, als de camera een wel heel interessante hoek koos: „Ja, dat is het plafond van het World Forum.”

Maar er waren ook momenten dat de aanleiding voor Bos’ grimassen hem waarschijnlijk zat in de teksten die hij de hele dag moest aanhoren. Hij schudde zijn hoofd toen Donald Trump CNN en The New York Times „fake news”, „disgusting” en „terrible groups of people” noemde. Onze huidige premier zat intussen stilzwijgend naast de Amerikaanse president; onze oud-premier had eerder op de dag naar hem verwezen als „daddy”. Ik was blij dat er tenminste nog íémand was die hoodschuddend reageerde op daddy’s aanvallen op de pers, maar dat dat van de pers zelf moet komen en niet van onze politiek leiders kun je best zorgwekkend noemen.

Het tijdsbesef van Dick Schoof is overigens radicaal anders dan dat van mij als tv-kijker. Toen hem ’s avonds in Nieuwsuur (NOS/NTR) werd gevraagd hoe hij het had ervaren dat Trump zich in zijn bijzijn zo uitliet over journalisten, antwoordde hij: „Het duurde gelukkig niet te lang.” Verder wist hij in dit specifieke geval niet wie er gelijk had, zei Schoof. De reden voor Trumps woede was de berichtgeving van CNN en The New York Times over de Amerikaanse bommen in Iran; Schoof beschikte niet over de nodige informatie om daar „een oordeel over te vellen”. Wees dan liever eerlijk en zeg gewoon dat je daddy niet boos wilde maken.

Geel autootje

Zonder de live reacties van Bos werd het interview ondraaglijk, dus schakelde ik voor de afwisseling maar over naar een andere man die in toenemende mate in zijn eigen werkelijkheid leeft: Tom Egbers. Egbers mag sinds vorig jaar weer wat programma’s maken voor de NOS en kiest vooralsnog consequent voor titels die klinken als boekjes voor kinderen in de leeftijdscategorie acht tot tien jaar. Het eerste programma heette Toms sportverhalen, maar de nadruk lag meer op Tom dan op de sportverhalen. Memorabele televisie was het wel. Zo was er een fragment waarin Egbers in zijn gele autootje een lied zong dat ‘I’m scum’ heette en sloot hij het eerste (en enige) seizoen af door heel ‘Sonnet 18’ van Shakespeare te reciteren.

Toms sportverhalen wordt nu opgevolgd door Toms derby’s. Zoals de titel doet vermoeden gaat Tom in Toms derby’s langs bij derby’s, omdat Tom van derby’s houdt. In aflevering twee ging Egbers langs bij een derby op de Schotse Hebriden. Een mooie derby, oordeelde Egbers. „Mooier dan hier is eigenlijk niet mogelijk.” Terwijl hij die conclusie trok keek hij uit op de Atlantische Oceaan. „En dit is waarom ik van voetbal houd”, zei hij, wat me deed afvragen of hij hetzelfde zag als ik. Ik zag namelijk alleen maar water. Maar misschien speelt zich in het hoofd van Egbers altijd een potje voetbal af. Je kunt het erger treffen.


Wat vindt NRC | Na deal over nieuwe NAVO-norm moeten er nu echte keuzes gemaakt worden

Een top met „historische beslissingen”, zei NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte. „Europa’s moment”, sprak demissionair minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC), die voorspelde dat over tien of vijftien jaar gezegd zal worden dat de Europese NAVO-landen eindelijk verantwoordelijkheid namen voor hun eigen defensie. Het zijn grote woorden, maar het is ook echt een krachtig signaal aan Rusland dat de NAVO-landen het de afgelopen dagen in Den Haag eens konden worden over een nieuwe NAVO-norm van 5 procent van het bruto binnenlands product. Een belangrijke principe-afspraak die eenheid uitstraalt, en de individuele NAVO-landen nu verplicht uitgaven aan defensie de komende jaren ook daadwerkelijk snel te verhogen.

Het akkoord is tot stand gekomen onder grote druk van de Amerikaanse president Donald Trump, die al jaren met recht zegt dat de andere NAVO-bondgenoten, vooral de Europese, financieel en militair meer moeten doen. De deal over de 5 procent is ook een knap staaltje politiek vakmanschap van Rutte, die alle NAVO-partners aan boord kreeg door het percentage op te splitsen in 3,5 procent harde defensie-uitgaven, en 1,5 procent ‘weerbaarheid’, zoals de aanleg van essentiële infrastructuur. Hoewel de percentages willekeurig aanvoelen, laten de Europese lidstaten hiermee duidelijk aan Moskou zien dat ze militair niet volledig afhankelijk willen blijven van een grillige regering-Trump maar zelf serieus gaan bijdragen aan de verdediging van het eigen continent.

Belangrijker nog dan het akkoord over de norm zijn de concrete vervolgstappen die nu overal in Europa nodig zijn. Na de NAVO-top in 2014, waarin de huidige verplichte 2 procent van het bbp werd afgesproken, duurde het te lang – ook in Nederland – voordat regeringen het geld ook echt in defensie gingen investeren. De politieke urgentie is nu hopelijk groter: op de NAVO-top is afgesproken dat lidstaten de 5 procent in 2035 moeten hebben gehaald. Voor Nederland betekent dat dat binnen tien jaar 16 tot 19 miljard extra per jaar aan defensie moet worden besteed, bleek uit eerdere berekeningen. Dat is om van 2 naar 3,5 procent van het bbp te gaan. Nog eens 1,5 procent betekent een vergelijkbaar bedrag erbij.

Scherpe en moeilijke politieke keuzes zijn hiervoor onvermijdelijk. Het is positief dat partijen van links tot rechts zich onlangs in een Kamerdebat achter de nieuwe NAVO-norm schaarden. Maar met een verkiezingscampagne op komst is het nu zaak dat politieke partijen tegenover kiezers eerlijk en duidelijk zijn over hoe ze dit geld op de begroting willen vinden. Linkse partijen hebben op voorhand elke bezuiniging op zorg, onderwijs of sociale zekerheid taboe verklaard, daarmee de suggestie wekkend dat fors hogere defensie-uitgaven mogelijk zijn zonder daarvoor enige maatschappelijke pijn te nemen. GroenLinks-PvdA wil al het benodigde geld ophalen via leningen of belastingverhogingen, wat niet zonder financiële en economische risico’s is.

Rechtse partijen zijn dan veelal weer mordicus tegen lenen of hogere belastingen, maar maken ook nog niet duidelijk waar zij miljarden op de begroting denken te kunnen bezuinigen. De suggesties van VVD-leider Dilan Yesilgöz in het NAVO-debat dat het geld wel gevonden kan worden bij de overheid of het resterende budget van ontwikkelingshulp lijken onrealistisch en vooral onvoldoende. Laat partijen in de komende campagne eerlijker tegen de kiezer zijn. Nu links en rechts elkaar vinden in de noodzaak van een hogere NAVO-norm, zou het verstandig zijn politieke taboes om die te halen te doorbreken.


Column | Boomstamkano eindelijk erkend

‘Spektakel” had archeoloog Nils Kerkhoven vooraf beloofd. En inderdaad, rijdend langs de uiterwaarden van de Maas is het schouwspel niet te missen. Een dertig meter hoge hijskraan torent uit boven het rivierenland en aan de voet van de kraan applaudisseren tientallen mensen voor mannen met helmen op. Die hebben zojuist een lange kist uit een oude, buitendijkse koeienstal gereden en op een oplegger getakeld.

„Geeft niet dat je de praatjes hebt gemist”, zegt Kerkhoven, nog wat hyper. „Wáánzinnig toch? Ik ben supertrots. Wacht, dit is ook mooi beeld. Mag ik even een foto maken?”

En dan te bedenken dat hij deze tien meter lange Romeinse boomstamkano, de best bewaarde van Nederland, nee, Europa, zeg maar gerust wereld – „héél veel verder dan Europa strekte het Romeinse rijk toch niet…” – eigenhandig heeft opgegraven. Dat was in 2017, nadat een van zijn werkgroepleden met een metaaldetector op een spijker in de romp was gestuit. Is nog een filmpje van: Kerkhoven roept „wow!” terwijl iemand met een schep de contouren blootlegt.

Maar daarna begon het gedonder. Want deze kano was niet de enige vondst die bij een zandwinningsproject hier in het Gelderse Dreumel werd gedaan. Terwijl in dit stroomgebied van rivieren zandzuigers sinds 2010 hun werk deden, hebben Kerkhoven en vrijwilligers van Expeditie over de Maas op eigen houtje zo’n 250.000 vondsten gedaan. Romeinse zwaarden, munten, scherven, prehistorische botten, 25 rivierschepen. De kano als pièce de résistance.

Alleen, wat moet je met een kwart miljoen vondsten? De Provincie Gelderland had vooraf weinig archeologische waarde aan het gebied toegekend en trok zijn handen ervan af. Want als je formeel eigenaar bent moet je het hele spul registreren en conserveren. Elk botje apart. En ook de werkgroep, een stel vrijwilligers onder leiding van Kerkhoven, had niet bepaald trek in zo’n dure, omvangrijke klus.

De juridische strijd die volgde ging onder meer over de definitie van ‘toevals-’ en ‘opgravingsvondst’ en leidde tot een jarenlange impasse. Romeinse topstukken werden noodgedwongen geconserveerd in de koelkast bij werkgroepleden thuis en in de voormalig koeienstal stonden honderden bigshoppers en kratten met labels als ‘Holo’, ‘Pleisto’, ‘Mammoet’. En toen een collega en ik voor het eerst deze schuur bezochten, in 2022, was Kerkhoven radeloos. Ook omdat de kano, in een bak met water, nog altijd geen bestemming had.

Maar deze vrijdag is alles anders. De provincie heeft in 2023 alsnog het eigenaarschap van de schepen erkend, laat ook de andere vondsten in kaart brengen en bekostigt het transport van de boomstamkano naar het Archeon in Arnhem, voor onderzoek en conservering.

En dus ontkurkt het gezelschap nu de champagne – „zand erover” – terwijl aan de takels van de hijskraan prominent de driekleur van Provincie Gelderland hangt. Opgehangen door een communicatiemedewerker van de provincie die ook roomboterkano’s heeft meegebracht – „toevallig in de bonus”.

„Kun je het je voorstellen”, zegt Kerkhoven terwijl de oplegger de dijk opdraait. „Tweeduizend jaar onder de grond en zo over de A2.” Wat de Romeinen daarvan zouden denken? „Ja, gaaf! Koekwaus!”

Freek Schravesande doet elke donderdag ergens vanuit Nederland verslag.


Zwarte bladzijdes weggemoffeld in nieuwe kijk op de geschiedenis van Indonesië, vrezen critici

Hij beloofde Indonesië al een ‘gouden toekomst’ toen hij aantrad. Maar de regering van de Indonesische president Prabowo Subianto, oud-generaal en schoonzoon van autocraat Soeharto, wil ook het verleden hervormen, door dat in een „positiever licht” te zetten, aldus de Indonesische minister van Cultuur Fadli Zon.

De minister wil op 17 augustus bij de viering van tachtig jaar onafhankelijkheid een tiendelig boekwerk over de Indonesische geschiedenis presenteren. De serie moet het nationale bewustzijn aanwakkeren. In januari zijn ruim honderd historici aan het werk gezet om de gewenste geschiedenis in de boeken te krijgen.

Bij een deel van de historici gingen direct alarmbellen rinkelen. Ze vrezen dat misstanden uit het verleden zullen worden uitgewist en autocratische tijden verheerlijkt. Volgens de minister zijn zorgen niet nodig. Het wordt „een correcte versie,” lichtte Zon in mei in een interview met persbureau Reuters toe.

Zo vond hij de omschrijving ‘driehonderd jaar Nederlandse koloniale overheersing’ overdreven. Koloniale heersers waren immers niet continu en niet overal aan de macht. Het boekwerk zal meer nadruk leggen op het verzet, zoals de heldendaden van de Javaanse prins Diponegoro die vanaf 1825 een militaire campagne tegen het Nederlands-Indische regime leidde.

Zon, vertrouweling van Prabowo en prominent van diens partij Gerindra, steunt plannen om ook oud-president Soeharto uit te roepen tot nationale held. Zijn regime wordt beschouwd als een van de meest corrupte ter wereld. Volgens schattingen van de organisatie Transparency International had de familie in 1998 dertig miljard dollar verzameld. Tegenstemmen werden niet geduld. Media stonden onder zijn controle.

Eerste versie

Sinds recent een eerste versie naar buiten is gekomen, is de vrees dat het boekwerk een propaganda-instrument zal worden, toegenomen. Indonesische machthebbers willen het zwarte verleden witwassen, stelde mensenrechtenadvocaat Marzuki Darusman tijdens een actie van de Alliantie voor Transparantie van de Geschiedschrijving (AKSI).

Eind mei spraken leden van de gelegenheidsalliantie tijdens een parlementaire sessie hun zorgen uit over het boekproject. Zo worden vermoedelijke oorlogsmisdaden van Prabowo in Oost-Timor en zijn rol bij de moord en verdwijning van activisten tijdens de val van Soeharto in 1998 niet genoemd.

Ook wordt niet ingegaan op de vermoedelijke betrokkenheid van Safrie Sjamsoeddin, de huidige minister van Defensie. Daarbij blijft de nog altijd onverwerkte geschiedenis van de massamoorden van 1965-66 onbeschreven. In deze periode zijn tussen de vijfhonderdduizend en één miljoen Indonesiërs die van communistische sympathieën werden verdacht vermoord door lokale milities, geleid door militaire en islamitische leiders.

De moordpartijen vonden plaats na 30 september 1965. Op die dag werden zes generaals, verdacht van een coupcomplot, ontvoerd en vermoord. In de chaos die volgde nam generaal Soeharto de leiding, waarna hij 32 jaar aan de macht bleef. De couppoging werd toegeschreven aan de Indonesische Communistische Partij, destijds een van de grootste communistische bewegingen ter wereld. Nog altijd is de exacte toedracht van de gebeurtenissen, zoals de rol van de Amerikaanse CIA, niet opgehelderd.

Lees ook

Lees ook: De geschiedenis van Indonesië: tussen taboe en trauma

Soeharto in 1978

Minister Zon heeft al aangegeven dat betrokken historici van het boekwerk geen pogingen zullen doen om de ware toedracht te achterhalen. Volgens AKSI-lid en historicus Asvi Warman Adam is het tevens omineus dat de rol van president Soekarno, die in 1966 het veld moest ruimen voor Soeharto, weinig ruimte krijgt in het boekwerk. Ook ontbreekt vermelding van de vermaarde Bandung Conferentie uit 1955, waar Indonesië onder Soekarno’s leiding een belangrijke rol speelde in antikoloniale bewegingen op het wereldtoneel.

„Dit project is een herhaling van de Nieuwe Orde (zoals de dictatoriale periode van Soeharto wordt genoemd), toen geschiedschrijving in dienst stond van de verheerlijking van Soeharto en de verworvenheden van Soekarno werden geminimaliseerd,” zei Adam, terwijl hij samen met AKSI-leden een kritisch manifest aan de parlementariërs overdroeg. „Het boekwerk is een historische manipulatie. Een selectieve geschiedenis die wordt geschreven om het Nieuwe Orde-regime te bewieroken.” AKSI-voorzitter Darusman waarschuwde voor verder afglijden naar een dictatuur. „Een eenvormige staatsgeschiedschrijving is typisch iets van een totalitair regime. Dit project is een gevaarlijke stap in de richting van een autocratie.”

Verleden onderzoeken

Ook mensenrechtenorganisaties, waaronder Amnesty International, hekelen het project. „Een democratie moet haar verleden onderzoeken. Onrecht en onderdrukking erkennen. Als je dat verzuimt, dan is er geen rechtvaardigheid,” aldus Amnesty directeur Usman Hamid tijdens de presentatie van het manifest.

Een pijnpunt van het project is het verbloemen van de vervolging van de Chinees-Indonesische gemeenschap, waaronder een massaverkrachting van zeker tachtig vrouwen tijdens rellen in mei 1998 bij protesten tegen Soeharto. De verkrachtingen zijn in 2003 bevestigd door een officiële Indonesische onderzoekscommissie. Vermoedens dat de aanvallen op de Chinees-Indonesische gemeenschap werden aangewakkerd door elementen binnen het leger die anti-Chinese sentimenten koesterden en hun eigen rol wilden legitimeren, zijn nooit onderzocht.

In een podcast van het nieuwsmedium IDN Times trok minister Zon afgelopen week in twijfel dat er überhaupt verkrachtingen hadden plaatsgevonden. „Het zijn slechts geruchten,” stelde hij. „Nooit bewezen.”

Lees ook

Lees ook: Deze boeken tonen de lange schaduw van de oorlog in Indonesië

Nederlandse militaire colonne op de oostelijke helling van de Gunung Slamet op Midden-Java, Indonesië, 27 juli 1947.

Andere versies illegaal?

Bonnie Triyana, historicus en lid van oppositiepartij PDI-P, is bezorgd over de gevolgen op de lange termijn als het boekwerk als officiële versie van de geschiedenis zal worden gedoceerd. „Een officiële geschiedschrijving ontmoedigt kritisch denken,” licht hij toe aan de telefoon. „Andere historische interpretaties kunnen worden weggezet als illegaal.” En dan kan tegenspraak moed vergen.

Afgelopen week bleek dat sommige critici al te maken hebben met intimidatie. Activist Ita Fatia Nadia, die de verhalen van de verkrachtingsslachtoffers documenteert en in 1998 lid was van de officiële onderzoekscommissie, sprak minister Zon in verschillende media aan op zijn ontkenning. Donderdag berichtte The Jakarta Post dat de activist dreigtelefoontjes had ontvangen. „Precies zoals ik destijds dreigementen ontving. Het geeft aan dat dezelfde machten deze verkrachtingen in de doofpot willen stoppen.”

Lees ook

Lees ook: In deze Indonesische klassieker symboliseert een jonge vrouw de ware geschiedenis van het land

Traditionele Javaanse Wajang-poppen.


Regisseur Eric de Vroedt is geen controlfreak meer: ‘Kunnen veranderen, durven veranderen, is het antwoord op de verrotte wereld van nu’

Nee, Eric de Vroedt, artistiek leider van het Nationale Theater, zag niet meteen een theaterstuk voor zich bij het lezen van de vier romans van de Britse auteur Ali Smith: Herfst, Winter, Lente, Zomer. „Ik las ze in de zomers dat ze uitkwamen, vanaf 2016. In vakanties, wanneer je tijd hebt voor dat soort ingewikkeld proza. Ik bewonderde het bouwwerk, het over alles tegelijk willen hebben.”

Dat alles tegelijk was wel de trigger om met de boeken aan de slag te willen, want dat wil De Vroedt ook graag: theater over alles tegelijk, alle grote onderwerpen van deze tijd.

En dus gaat komend weekend, na een seizoen dat hij helemaal inrichtte op het maken van deze productie, de zeven uur durende theatermarathon De seizoenen in première op het Holland Festival. Een voorstelling gebaseerd op die schitterende boeken van Smith, met hun talloze personages en losjes aan elkaar verknoopte verhalen. Waarom toch? En hoe?

In zijn kantoortje in het pand van Het Nationale Theater, naast de Koninklijke Schouwburg in Den Haag, begint de 53-jarige theatermaker aan een antwoord, bij het begin: „In mijn megalomanie bedacht ik vijf jaar geleden dat ik in 2025, dat toen klonk als een magisch jaar, een voorstelling over alles zou maken. Ik wilde een Toren van Babel bouwen in het theater.”

Zelfspot is De Vroedt niet vreemd, maar met die ‘megalomanie’ refereert hij in eerste instantie aan eerdere marathonprojecten, zoals het legendarische The Nation in 2017, De eeuw van mijn moeder in 2021 en de Leedvermaak-trilogie in 2023. Hij denkt graag in het groot. Zijn Mightysociety-project, waarmee hij zijn naam vestigde, was een reeks van tien voorstellingen in bijna tien jaar tijd (2004-2012). In 2016 werd hij in Den Haag artistiek leider naast Theu Boermans en toen die vertrok in 2018 werd hij artistiek directeur: als het aan hem lag zou „het hele bedrijf, alle acteurs en alle regisseurs” aan die Toren meewerken.

Hij vertelt: „In brainstormsessies werd het plan een steeds veelkoppiger monster. Dan denk je: jezus, hoe kunnen we hier ooit toneel van maken? Dan moest klimaatverandering er opeens in, weer duizend invalshoeken. Ali Smith was een van de inspiratiebronnen, tot ik dacht: waarom doen we die boeken zelf niet? Daar staat alles al in.”

Ik dacht: oké, ik regisseer nu 25 jaar, ga ik de komende 20 jaar zo door? Het was een artistieke midlifecrisis

Eric de Vroedt
regisseur

Maar waarom zou iemand een voorstelling over ‘alles’ tegelijk willen maken? „Omdat ik vijf jaar geleden dacht: we hebben zo’n megabedrijf, en zoveel talent, zoals destijds regisseurs Eline Arbo, Erik Whien en Noël Fischer, terwijl ik steeds in mijn eentje marathonvoorstellingen maak. Laten we dat talent bundelen.”

Maar, belangrijker, voegt hij er in zijn typerende, jachtige spreekstijl aan toe, is de vraag waarom Smith over alles tegelijk schrijft. „Om dezelfde reden dat ik The Nation maakte: in de werkelijkheid komt het ook allemaal tegelijk op je af. Al die lagen wilde ik tonen. Dat zag ik bij Smith: én vluchtelingenproblematiek én populisme én klimaatcrisis én Brexit. Dat is de drang die ik als maker heb: wat we op het toneel zetten, moet de gekte waarin we leven reflecteren. De gekte én de schoonheid.”

Met ‘alles’ kun je ook een bruine brij krijgen. Hoe blijf je gefocust?

„Als je de boeken verspreid over jaren leest, kun je de onderlinge verbanden misschien over het hoofd zien. Maar die zijn er wel degelijk. Op het toneel, in de vier delen achter elkaar, zie je ze duidelijk voorbijkomen.”

Bewerkers die gevraagd waren een toneeltekst te maken op basis van de romans, gaven de opdracht terug, omdat de opgave te complex was.

„Ze zeiden: prachtig, maar niet voor toneel. Ze waarschuwden ons: doe het niet. Als je de boeken eer wil aandoen, kan het inderdaad niet. Maar ik dacht: ik haal brutaal alleen eruit wat ik mooi vind. Gewoon aanstrepen: wat raakt me, wat doet me niks. Spelenderwijs. Wat de vraag opbracht: vindt Ali Smith dit goed?”

En?

„Haar agent liet weten dat ze vereerd met ons plan was, maar er over wilde praten. Afgaand op de foto leek het me een strenge vrouw, serieus, ik had allerlei vooroordelen. Maar ze bleek warm en open. En doordat ze zo levendig en fantasievol sprak, begreep ik haar ook beter. Ze is iemand die spelenderwijs materiaal creëert, niet intellectualistisch of vanuit een doorwrochte structuur. Dat gaf me het vertrouwen ook zo vrij de bewerking te doen. Ze zei: ‘Eric, ik snap niet hoe je het wil doen, maar ik ben benieuwd.’ Ze gaf me carte blanche.”

Heb je gezegd hoe rigoureus je haar boeken wilde bewerken?

„Nee, ik zei eufemistisch dat er veel zou moeten sneuvelen. Maar ze heeft zelf toneel geschreven, dus ze weet wat theater is, en hoe het werkt.”

Wat is de lijn geworden die je aansprak?

„Ali Smith wilde oorspronkelijk sensitieve, poëtische boeken schrijven over de seizoenen, de blaadjes, de bomen, en over haar herinneringen. Maar toen ze begon met schrijven, in 2014-2015, raakte haar land in de meest hysterische fase van de laatste decennia: de Brexit-discussie en alle shit die volgde. Ze dacht: waar ben ik mee bezig, de wereld stort in, dat moet ik gebruiken. Maar haar oorspronkelijke idee zit nog in de boeken: de cyclus van de natuur als tegenwicht voor de actualiteit. Dat ontroert en raakt me.”

Wat zeggen die romans ten tijde van de Brexit over Nederland in 2025?

„Veel. De Brexit staat symbool voor een complottheorie die politiek wordt. Het idee was dat de EU regels oplegde aan het Verenigd Koninkrijk waar het land aan ten onder ging. En dat het zonder de EU veel rijker zou worden. In die onwaarheid leven we hier nu ook. De duizenden nareizigers, de tsunami aan migranten: niet aan de hand, complottheorie. Wat in het VK gebeurde, is wereldwijd verspreid.

„Smith beschrijft een kapotte wereld, waar de politieke discussie gepolariseerd is, waar een surveillancesamenleving wordt opgetuigd, waar de vluchteling wordt opgesloten, dan wel met angst en argwaan wordt bekeken. Impliciet is haar vraag: hoe kun je menselijk blijven, en hoe hou je jezelf mentaal gezond? En haar antwoord is: door open te staan voor de onverwachte ontmoeting. In al die boeken vinden ontmoetingen plaats tussen mensen uit totaal verschillende bubbels. Die praten met elkaar en veranderen daarmee elkaars leven, soms een beetje, soms heel erg.”

Hoe kan een toevallige ontmoeting dat doen?

„Wat een grote rol speelt, is dat veel personages uit het buitenland komen. De een is een Joodse migrant uit de jaren dertig, de ander een meisje uit Kroatië of een kersverse vluchteling. Het zijn buitenstaanders, die mensen die vastgeroest zitten in beweging brengen.

„Om die ontmoeting, dat openstaan, gaat het voor mij. Kunnen veranderen, durven veranderen, is het antwoord op de verrotte wereld van nu, met dat frame van links tegen rechts en met steeds dezelfde discussies.

„Ik herken het uit mijn eigen leven. Ik heb cruciale ontmoetingen en gesprekken gehad die mijn leven een bepaalde richting hebben opgedreven. Zoals ooit met een docent bij wie ik een toneelcursus had gedaan. Na een etentje – ik waste af, hij droogde – vroeg hij wat ik later wilde worden. Ik zei: ‘Politicus: met idealen de wereld veranderen’. Hij vroeg wat ik met politiek had. Ik was een groot fan van Joop den Uyl, zei ik: hoe hij een zaal stil kreeg en kon opzwepen. Hij zei: dat is toneel. Politiek is draagvlak vinden, compromissen sluiten, vergaderen. Het was geen toevallige ontmoeting, maar hij voerde het gesprek dat mijn ouders eigenlijk met me hadden moeten voeren. Het bracht me bij wie ik wilde zijn.”

Eric de Vroedt (rechts) met acteurs van het Nationale Theater.

Scènefoto van ‘De seizoenen’.

Midlifecrisis

Over durven veranderen gesproken: wie De Vroedt als regisseur wilde zijn veranderde het afgelopen jaar, vertelt hij. In 2018 volgde ik hem maandenlang tijdens repetities. De kop van de reportage, ‘Ze worden wel eens gek van me’, was een opmerking waarmee hij erkende te beseffen hoe intens zijn manier van regisseren voor zijn acteurs was: veel pratend, veel onderbrekend, veel voordoend, totale controle. Hij zegt: „Mensen lezen dat stuk nog steeds ter voorbereiding op werken met mij, zoals nu weer gastacteur Nur Dabagh. En dan is er altijd de grap, omdat dit voorkwam in het artikel: ‘Je mag zelfs niet gaan plassen tijdens het repeteren.’ Maar vorig jaar raakte ik met die werkwijze op een eindpunt, tijdens het maken van Brown Sugar Baby. Dat stuk ging over de jazzbands van mijn opa en dat wilde ik zó perfect brengen, dat ik bijna al het leven eruit had gezogen. Ik wist zó precies wat ik wilde, dat het voor mijzelf voorspelbaar werd. Ik dacht: oké, ik regisseer nu 25 jaar, ga ik de komende 20 jaar zo door? Het was een artistieke midlifecrisis.” En in één adem door: „O, dat wordt zeker de kop straks?”

Waaruit maar weer eens blijkt dat die controledwang nog niet helemaal is gesleten. Hij koos dit seizoen wel een andere aanpak.

„De wens om te veranderen kwam ook van de acteurs. Omdat ik mijn acteurs goed ken, kunnen we snel werken. Maar dat ging ten koste van hun spontaniteit en eigenaarschap. Ik laat acteurs ter inspiratie de eerste week van de repetities acht documentaires zien en maak een reader met artikelen. Maar dat was niet hun manier van geïnspireerd raken.”

Wat was hun manier?

„Op hun verzoek gingen we wandelen in het bos, naar het museum. En na zo’n eerste week zijn we elk van de vier delen meteen met een doorloop begonnen, met het script in de hand. Heel anders dan wat jij destijds zag, waarbij ik op de vierkante centimeter werkte.

„Op een gegeven moment vroegen ze alsnog of ik een scène kon indelen. Ik ging aftasten waar ze structuur nodig hadden. En toen merkte ik: waar ik soms weken aan werk kunnen ze, als ze het zelf doen, binnen drie dagen.

„Ook bij de montage, waarbij licht en decor normaal gesproken minutieus zijn voorbereid, werkte ik intuïtief en liet ik impulsen toe, om maar tot beelden te komen die ik niet vooraf zou hebben bedacht. En dat werd heel mooi, met dank aan scenograaf Julian Maiwald.”

Het klinkt als de werkwijze van een collectief.

„Het was open en vrij. Met elkaar. Maar we merken, nu we nog maar enkele weken hebben, dat we toch ook precies moeten zijn. Maar de basis is anders, omdat de acteurs zich eigenaar voelen van het materiaal. Ze weten waar het vandaan komt. Mijn oude methode kan ik alsnog inzetten, en dan is de controlfreak er weer, en dat mag ook van de acteurs, maar die staat naast een nieuw ontdekte wereld. Ik kan schakelen tussen die rollen.”

Actrice Mariana Aparicio zei vanmiddag dat ze de Eric terugzag met wie ze vijftien jaar geleden bij Mightysociety werkte. Alsof je jezelf hebt teruggevonden.

„Maar toen was het onkunde. Ik moest me nog ontwikkelen als regisseur en dus liet ik de regie soms open. Dat was fijn voor acteurs: een regisseur die het even niet weet. Want dan kunnen zij hun gang gaan. Nu weet ik het, tussen aanhalingstekens, ‘heel goed’, maar kan ik die openheid bewust opzoeken en toelaten.”

Nog een vraag over de complexiteit van de romans van Smith. De surrealistische wendingen die ze toepast: hoe breng je die op het toneel?

„Het makkelijke antwoord is: Shakespeare. Smith baseert zich op Shakespeare. En in zijn werk barst het van de rare, magische momenten: geesten, heksen, betoveringen. Omdat het zo sprookjesachtig is, kan publiek daar goed in mee, zeker als je dat openlijk doet, met lichtheid en ironie.”

Hoe openlijk doe je dat?

„De acteurs spelen dat ze spelen. Samen fantaseren ze dit verhaal, als het ware. ‘Stel je voor dat jij een man bent, een filmregisseur, dat je op een perron staat. Stel je voor dat ik een meisje ben dat jou kan betoveren.’ Zo komt het stuk tot stand. Eigenlijk is het de basis van toneel: elkaar een verhaal vertellen.”


Slijmen door de eeuwen heen: Europese landen zetten alles op alles om de VS te paaien

Van president Macron kreeg Trump een diner op de Eiffeltoren.

Bondskanselier Merz bracht hem de geboorteakte van zijn Duitse grootvader.

En premier Starmer kwam naar Washington met een uitnodiging van koning Charles op zak.

Nederland gaf andere pluimstrijkers gisteren het nakijken met een appje. Daarin overlaadde Mark Rutte Trump met lof voor de vrede die hij in het Midden-Oosten had gebracht en de discipline waar de NAVO zo naar snakt. En daarna mocht hij bij de koning en koningin thuis logeren; AI heeft de beelden al gegenereerd.

Hoe spontaan Rutte dat bericht op zijn mobieltje had getikt valt te bezien, al was het alleen al om het bijna foutloze Engels. En of hij de enige auteur was, is ook de vraag. Hoe dan ook is het een knappe tekst met sublieme timing die precies de goede genotsknoppen indrukt, niet te kort, niet te lang, met eenvoudige zinnen en door het subtiel spiegelen van Trumps stijl met hier en daar een WOORD in kapitalen. Hoe kon Trump dat bericht niet op zijn Truth Social zetten?

Toch is het op zichzelf weinig nieuws onder de zon. Lord Ismay, de eerste secretaris-generaal, zei al dat de NAVO was opgericht „to keep the Soviet Union out, the Americans in, and the Germans down.” De Duitsers zijn intussen iets minder timide, het rode gevaar is weer springlevend, maar de Amerikanen aan boord zien te houden is een vaste waarde.

De Amerikaanse president Wilson, aanvankelijk isolationistisch en neutraal, won in 1916 nog verkiezingen met de slogan ‘He Kept Us Out Of The War’. Mede onder Brits-Franse druk en smeekbeden stapten de VS in 1917 alsnog in de Eerste Wereldoorlog en maakten aan het westelijke front wel het verschil.

Een wereldoorlog later moest Churchill weer hemel en aarde bewegen om de Amerikanen duidelijk te maken dat hij het niet alleen met hun economische steun afkon. ‘Pug’ Ismay had volkomen gelijk dat de NAVO, opgericht in 1949, de Amerikaanse betrokkenheid institutionaliseert.

President Franklin D. Roosevelt en premier Winston Churchill praten op het gazon van de villa van de president tijdens de conferentie van Casablanca in 1943.

Foto Bettmann Archives/Getty Images

Special relationship

Individueel hebben Europese landen altijd alles op alles gezet om de betrekkingen met de VS goed te houden. Voor Britse regeringen, ongeacht hun kleur, is de special relationship het belangrijkste politieke kapitaal. Sir Christopher Meyer, Brits ambassadeur in Washington van 1997 tot 2003, schrijft in zijn memoires: „[Premier] Tony Blair gaf mij te verstaan dat het mijn werk was to get up the President’s arse and stay there.” De huidige ambassadeur, Lord Peter Mandelson, heeft ongetwijfeld – zij het in andere bewoordingen – eenzelfde instructie gekregen.

Toch kraakt de transatlantische brug af en toe. Denk Suezcrisis (1956), Vietnam (vanaf 1964), de Falklandoorlog (1982) en Irak (2003). Of de ‘kwestie’ Nieuw-Guinea (1962), waarin president Kennedy Nederland de facto dwong die kolonie aan Indonesië af te staan.

Maar de eenheid van de NAVO stond op zulke momenten nooit ter discussie. Sinds generaal De Gaulle in 1966 eenzijdig de liefde opzegde en nucleair een eigen weg ging, is het bondgenootschap nooit zo overgeleverd aan de grillen van één man.

De top in Den Haag is, in tijd en breedte van de agenda, toegesneden op Trumps aandachtsspanne en zijn belangrijkste eis: Europa moet een groter deel van de militaire lasten dragen. En nu dat gebeurt, om dat resultaat als puur en alleen Trumps verdienste te presenteren. In Rutte-Engels, dinsdag op een persconferentie: „And let me be clear, I do not want to slime. But I do want to sincerely thank the United States and President Trump for their leadership and for pushing us to do more.”

Secretaris-generaal van de NAVO Mark Rutte samen met president Trump bij het NAVO-diner in Huis ten Bosch.

Foto Remko de Waal/ANP

Geslijm of niet, ook dat is op zichzelf geen heel nieuwe gedachte. De prijs van invloed is dat we de VS de lastige dingen niet alleen laten opknappen, zei Tony Blair in 2003. Lastig betekent: „Dingen waarvan mensen willen dat de VS ze oplost, en tegelijkertijd de luxe wensen om de VS daar kritiek op te geven.”

Toen ging het om Irak, de vermeende massavernietingswapens van Saddam Hussein en diens eveneens vermeende connectie met het internationale terrorisme. Steun de VS in het openbaar, in de hoop dat je achter de schermen invloed hebt, was toen in elk geval de Britse (en Nederlandse) houding, die misschien niet goed heeft uitgepakt, zonder dat je het alternatief hebt kunnen testen.

De grootste olifant in de kamer is nu wat Artikel 5 uit het NAVO-handvest waard is als het erop aankomt. Een iets kleinere slurfdrager is Oekraïne, een dossier waarop Trump niet beweegt. Hem nu een goed gevoel bezorgen is misschien de enige hoop om daarin iets te veranderen. Diplomaten hebben er een uitdrukking voor: hug them close.

Lees ook

Lees ook: Treed Trump niet als smekeling tegemoet

Treed Trump niet als smekeling tegemoet


Opinie | Die crisis op de woningmarkt bestaat niet

Een oplossing voor het tekort aan betaalbare woningen staat al jaren hoog op onze verlanglijst. Het woningaanbod blijft achter bij de vraag. Volwassen kinderen moeten noodgedwongen thuis blijven wonen. De markt heeft gefaald. ‘Bouwen, bouwen, bouwen’ is het devies. Tegelijkertijd worden huisjesmelkers slapend rijk. Ook hier faalt de markt. Dus moeten de huurstijging aan banden worden gelegd.

Deze diagnose wordt in Nederland bijna door iedereen gedeeld, ook door veel economen. Aan politieke beloften is er daarom geen gebrek. Toch gebeurt er weinig, en wat er gebeurt moet vaak snel weer worden teruggedraaid, zoals de huurwet van oud-minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, CDA) of de huurbevriezing van het kabinet-Schoof.

Dat is niet verrassend, want hoe breed de diagnose dat de markt heeft gefaald ook wordt gedeeld, zij is onjuist. Wat gepercipieerd wordt als een crisis is namelijk een vanzelfsprekende uitkomst: wonen is nu eenmaal duur, zeker in het volle Nederland. Bouwkosten zijn hoog en grond is schaars. De voorspelbare politieke beloften in de komende verkiezingscampagne voor de oplossing van het woningtekort zullen niet worden ingelost. Zij ondergraven daarmee slechts het toch al broze vertrouwen in de politiek.

Niet goedkoper

Waarom zal ‘bouwen, bouwen, bouwen’ wonen niet goedkoper maken? Daarvoor moeten we naar huizenprijzen en bouwkosten kijken. De 25 goedkoopste gemeenten van Nederland liggen vooral in Noord-Oost-Groningen en Zuid-Limburg, maar ook een forse stad als Almelo staat op die lijst. De prijzen liggen in die gemeenten onder 2.500 euro per vierkante meter; dat zijn de bouwkosten van een standaardwoning van twee verdiepingen, inclusief BTW, maar exclusief grond. In deze gemeenten kan dus niet winstgevend gebouwd worden, zelfs als de ontwikkelaar de grond gratis krijgt. Er is daar simpelweg onvoldoende vraag. Alleen als de overheid er belastinggeld bijlegt, kan nieuwbouw betaalbaar worden.

Wie wil bouwen, kan dus beter aan de andere kant beginnen, bij de 25 duurste gemeenten. Amsterdam staat daar met kop en schouders bovenaan: zevenduizend euro per meter. De Amsterdamse woningmarkt kookt bovendien over. De hoge prijzen in de hoofdstad stuwen in de omliggende gemeenten de prijzen op: 16 van de 25 duurste gemeenten liggen in de regio Groot-Amsterdam. De rest ligt rondom Utrecht of langs de Noordzee-kust.

De hoge woningprijs is geen teken van crisis, maar van de aantrekkelijkheid van de stad

Op het eerste gezicht klinkt dit kansrijk, de woningprijzen in Amsterdam liggen immers ver boven de bouwkosten. Er zijn echter twee problemen: ten eerste willen mensen in Amsterdam binnen de ring A10 wonen, niet in de Bijlmer of Nieuw-West. Vanwege die populariteit ligt de woningprijs daar nog hoger, negenduizend per meter. Dat leidt daar niet tot veel nieuwbouw, omdat bijna alle grond al is volgebouwd. De laatste lege kavels worden nu bebouwd. Vanwege de grote vraag gebeurt dat in een voor Nederland ongekende bebouwingsdichtheid: acht hoog en meer. Aan de grens van de stad, waar wel grootschalige gebouwd kan worden, liggen de prijzen een stuk lager, rond vijfduizend euro.

In andere succesvolle steden – Utrecht, Groningen, Zwolle, Nijmegen, Maastricht of Eindhoven – is het beeld niet anders.

Het tweede probleem is dat de grond rond deze steden schaars is en er dus in hoge dichtheid moet worden gebouwd. Hoe hoger de bebouwing, des te hoger de bouwkosten. Zo is vanaf vier verdiepingen een lift verplicht, wat de bouwkosten opdrijft. Waar je bij Almelo bij een woningprijs van 2.500 euro per meter al aan de slag kunt, heb je onder de rook van Amsterdam duizend euro meer nodig. Bovendien: waar vrije grond bij Almelo nagenoeg gratis is, daar maakte schaarste de grond rond Amsterdam duur.

Lees ook

Een op vijf verkochte woningen afgelopen kwartaal was een huurwoning. Starters profiteren: ‘Het ging razendsnel’

Lisa Ruiter en haar vriend Rick Schuijt bij hun nieuwe huis.

Er zijn vele concurrerende maatschappelijke nuttige bestemmingen. Grondeigenaren wachten af. Grote kans dat er later een beter renderende optie langs komt. Het private winstbejag is hier leidend, maar dat is ook vanuit maatschappelijk oogpunt wenselijk. Grond die eenmaal is volgebouwd, kan daarna niet meer voor iets anders worden gebruikt.

De hoge bebouwingsdichtheid van steden is merkwaardig genoeg precies de reden waarom mensen daar graag wonen. Veel mensen dicht bij elkaar bieden het draagvlak voor allerlei voorzieningen, zowel publiek, als privaat: speciaalzaken, uitgaansgelegenheden, horeca, culturele voorzieningen, hoger onderwijs, goed betaalde banen en openbaar vervoer. De prijs die de stadsbewoner voor de beschikbaarheid van al die voorzieningen betaalt is dat hij kleiner woont zonder tuin, want juist dit kleinere ruimtebeslag maakt die hoge dichtheid mogelijk. Daarom leidt nieuwbouw aan de stadsrand niet tot lagere prijzen in het centrum: hoe groter de stad, des te aantrekkelijker worden de voorzieningen in het centrum. Dat drijft daar de woningprijzen op. Dat is geen teken van crisis, maar een uiting van de aantrekkelijkheid van de stad.

Onvoldoende draagvlak

Niet iedereen deelt die voorkeur. Veel mensen prefereren juist rust, ruimte en een weids uitzicht. De prijs die zij voor deze voorkeur betalen is dat er onvoldoende draagvlak is voor de voorzieningen die de stad te bieden heeft. Vandaar dat het voorzieningenniveau in veel landelijke gebieden zo is verschraald.

De aardigheid van een markteconomie zoals Nederland is dat mensen zelf kunnen kiezen waar ze zich het meest op hun gemak voelen. Die voorkeuren voor platteland versus stad zijn de afgelopen decennia fors verschoven. De stad wint aan populariteit: de bevolking van Utrecht en Groot Amsterdam is sterk gegroeid. Dat is deels het gevolg van de stijging van het gemiddelde opleidingsniveau. Gemiddeld genomen prefereren hoger opgeleiden de stedelijke voorzieningen boven de ruimte van het platteland. Dit is een internationaal verschijnsel. De woningprijzen in Amsterdam zijn vergelijkbaar met die in Stockholm, Kopenhagen of München. Parijs, Londen en veel Zwitserse steden zitten daar ruim boven.

Kunnen we dan helemaal niets doen om wonen in Utrecht en Amsterdam beter betaalbaar te maken? Zeker wel. Ten eerste: bouw kleinere woningen. Mensen die voor de stad kiezen en dus hogere woonlasten per vierkante meter hebben, nemen graag genoegen met een kleinere woning. In Amsterdam bestaat een grote markt voor appartementen van dertig meter en minder. Ten tweede: stop met de grootschalige subsidie voor bewonersparkeren. Door de grond-schaarste is een parkeerplaats in de stad duur, rond de drieduizend euro per jaar. Nu geeft een woning automatisch recht op een parkeerplaats die nagenoeg gratis is. Daar hebben mensen zonder auto niets aan. Door de parkeerplaats los te koppelen van de woning kunnen de woonlasten van mensen zonder auto omlaag.

Markt faalt niet

De markt faalt dus niet bij de bouw van woningen. Hij brengt slechts kosten in rekening. Meer bouwen kan de woningprijs alleen verlagen als Nederland massaal belastinggeld in woningbouw investeert. Wonen wordt daardoor niet goedkoper, we betalen dan slechts op een andere manier. De kans dat dit gebeurt is overigens nul. De overheid zal de komende jaren alle zeilen moeten bijzetten om de rekening van de NAVO te betalen. Voor wonen zal geen geld overschieten. Voor alle partijen die beloven de ‘wooncrisis’ aan te pakken is dit een vervelende boodschap. Maar die boodschap negeren zal het wantrouwen tegen de politiek slechts verder voeden, omdat de belofte van lagere woonlasten niet kan worden waargemaakt.


Wat vindt NRC | Groenere steden: goed idee dat in een hogere versnelling mag

Londen gaat een van zijn drukste winkelstraten autovrij maken. Oxford Street, bekend van de vele dubbeldekkers en taxi’s, wordt ‘zo snel mogelijk’ vergroend en autovrij gemaakt, kondigde de Londense burgemeester Sadiq Khan (Labour) afgelopen week aan. Parijs maakte vorige maand al bekend dat het extra vaart maakt met ‘rues jardins’, parkstraten. Er zijn er al 300 aangelegd sinds 2020 en bewoners stemden net in met nog eens 500. Ook in Nederland maken steden van Arnhem tot Leiden tot Maastricht de laatste jaren tempo met het scheppen van meer ruimte voor groen, voetgangers en fietsen, en minder voor autoverkeer.

Zelfs autostad Rotterdam begon dit voorjaar aan een grote herinrichting van een van de drukste pleinen van de stad: het Hofplein krijgt meer bomen, planten en verschillende waterpartijen. Dit ziet er niet alleen mooi uit, het draagt volgens het gemeentebestuur ook bij aan klimaatadaptatie: „Het helpt bij de opvang van regenwater bij stortbuien en zorgt voor verkoeling in de zomers die door klimaatverandering steeds vaker heet zullen zijn.”

Het blijkt niet altijd makkelijk om de balans te vinden tussen bereikbaarheid, parkeren en voldoende mobiliteitsopties aan de ene kant, en vergroening en klimaatadaptatie aan de andere kant – maar deze ontwikkeling is in vrijwel alle grote Europese steden in een hogere versnelling beland. Dat is bovenal hoopvol: het laat zien dat betekenisvolle en snelle maatschappelijke en ruimtelijke veranderingen mogelijk zijn. En tot verbazing van veel stedenplanners krijgen de vergroeningsambities ook opvallend veel steun van bewoners. Londen nam het besluit na een consultatie waarbij een grote meerderheid van winkeliers positief was over het plan. In een recent Parijs’ referendum stemde 66 procent voor verdere vergroening van de stad.

Natuurlijk heeft vergroening ook nadelen voor sommige groepen. Niet iedereen kan zomaar verderop parkeren: vooral ouderen, mensen met beperkte mobiliteit en ondernemers kunnen daarvan last ondervinden, waar beleidsmakers ook serieus naar moeten luisteren. Maatwerk is vaak mogelijk. Maar het is ook een terechte vraag of de auto nu niet wel érg centraal staat in de publieke ruimte: die is immers niet alleen van automobilisten.

Ook is het oppassen dat deze stedelijke vergroening niet leidt tot nog grotere ongelijkheid: midden- en lagere inkomensgroepen wonen minder vaak in stadscentra en zijn dus vaker auto-afhankelijk. Ook werkt vergroening gentrificatie in de hand, doordat de huizenprijzen stijgen waardoor de oorspronkelijke bevolking verdrongen wordt. Autoloze of -luwe stadsontwikkelingen kunnen daardoor bijvoorbeeld nooit zonder fatsoenlijk en frequent ov.

Maar de opbrengsten zijn zo groot dat het de inzet meer dan waard is. Groenere straten zijn in de zomer makkelijk tien graden koeler. Het bewijs groeit dat groen in de buurt bijdraagt aan betere mentale en fysieke gezondheid van bewoners, en de sociale cohesie. In Parijs is de luchtvervuiling in de laatste 20 jaar gehalveerd, mede dankzij de stadsvergroening. Mits goed aangeplant kan stadsgroen zorgen dat steden meer functioneren als ‘sponssteden’: waar een gezondere waterhuishouding ervoor zorgt dat de onderhoudskosten van het groen paradoxaal genoeg láger kunnen uitvallen omdat het gezonder is dan verspreide plukjes ‘architectenpeterselie’. Stadsvergroening is gewoon een goed idee, en mag graag in een nog hogere versnelling.


Column | Boor, kindje, boor

Er was geen ad hoc aangeplant bos, geen hardloopwedstrijd. Zelfs geen burgemeester die mensen op het gloeiende asfalt in de echt verbond. Maar verder was de situatie in het Friese Zurich zaterdag gelijk aan die in Amsterdam: tientallen kilometers afgesloten rijksweg. De A7 net zo autovrij als de A10.

Ik zat op de veerboot vanaf Terschelling toen ik het hoorde. 48 uur had ik doorgebracht in een vogelwachtershut op de Boschplaat, omringd door wulpen en bruine kiekendieven. Nu zat ik naast uitgebluste Oerolgangers die dingen zeiden als „tot straks, mooie zielen” en „louter liefde voor deze powersmoothie”. Het was gek hoe snel je de mensheid kon ontgroeien.

Toen kwam het ANWB-bericht: Extinction Rebellion blokkeerde de Afsluitdijk. Al het verkeer moest omrijden via Flevoland. De mooie zielen vloekten hartgrondig; direct verdween mijn gevoel van vervreemding. Geen emotie zo verbindend als frustratie. We waren moe, oververhit, we wilden naar huis. Waarom konden die demonstranten niet gewoon alvast een snelweg bij Den Haag bezetten?

Eenmaal in Harlingen, in de pendelbus naar het parkeerterrein, bleek de flitsbezetting alweer voorbij. De demonstranten waren ter hoogte van Den Oever met eieren bekogeld en bliezen de aftocht. Net toen ik ter hoogte van Zurich reed ging de Afsluitdijk weer open – helaas gelijk met de brug voor de pleziervaart. Wachtend op de zeiljachten vol gebruinde torso’s die tergend traag voorbijtrokken las ik waarom Extinction Rebellion juist naar de Afsluitdijk getrokken was.

Terwijl Donald Trump in rap tempo zijn nieuwe motto kill, baby, kill aan de wereld oplegt, blijft Nederland – als zo vaak spuit elf op het wereldtoneel – nog hangen bij die ándere slogan. Boor, kindje, boor: een wiegelied voor VVD-zuigelingen.

Eind april al liet de toen nog niet demissionaire klimaatminister Sophie Hermans weten dat er gezocht zou worden naar méér plekken om naar aardgas te boren. Een gevoelig thema, niet alleen vanwege de Groningse gasbevingen maar ook vanwege het gedraai rondom de Waddenzee.

De Nederlandse Aardolie Maatschappij staat te popelen om naar gas te boren bij het Friese Ternaard – een dorpje vlak bij Holwerd, waar de veerboot naar Ameland vertrekt. Een gasboring onder de Waddenzee welteverstaan, met mogelijk risico op bodemdaling en daarmee verstoring van het kwetsbare ecosysteem. Een slecht idee, volgens het Staatstoezicht op de Mijnen én het Werelderfgoedcomité van de Verenigde Naties. Die instantie dreigt zelfs de beschermde Unesco-status in te trekken als de winning doorgaat, waarmee Nederland op een kort maar notoir lijstje werelderfgoed-losers zou belanden (met onder andere het Belgische Aalst, afgevallen vanwege antisemitische praalwagens op het jaarlijkse carnaval). Intussen blijft de minister de beslissing uitstellen. Keuzestress, een gevallen kabinet: er is altijd wat. En dus liet Extinction Rebellion zaterdag van zich horen.

Of er iemand luisterde? Ik betwijfel het. Nadat de laatste zeilboot was gepasseerd, namen de automobilisten met 130 kilometer per uur de Afsluitdijk weer in.

Boor, kindje, boor – we rijden plankgas door.


Hoe in ‘F1 The Movie’ de belangen van Hollywood, Formule 1 én Apple samenkomen

Alle hoop is gevestigd op een zestigplusser in een race-auto. Dat is de plot van F1 The Movie. De 61-jarige Sonny Hayes (Brad Pitt) moet afscheid nemen van zijn leven als racende invalkracht om een noodlijdend Formule 1-team te redden. Maar het is ook het verhaal áchter de film. F1 The Movie is een co-productie tussen het establishment van Hollywood, de autosport én een van de grootste bedrijven ter wereld: Apple. Allemaal rekenen ze op Brad Pitt in een F1-wagen. Wat willen al die partijen met deze film? En levert dat wel een goede film op?

Hollywood: een ouderwetse hit

Regisseur Todd Krasinski heeft deze film al eens gemaakt. In Top Gun: Maverick (2022) keert oud-piloot Maverick (Tom Cruise) terug om een noodlijdend, jong straaljagerteam te redden. Je hoeft alleen de F16 door F1 te vervangen.

Gek is het niet dat hij die film nog eens mag maken. Top Gun: Maverick was een succes bij zowel recensenten als publiek. De film bewees tijdens de pandemie dat de bioscoop nog leefde, dat streaming niet álles was. En dat op de manier die Hollywood het liefst wil: met praktische effecten en filmsterren – Hollywood bleek nog niet volledig overgenomen door computertechnologie en nerds achter tekentafels.

Toen bekend werd dat het Top Gun: Maverick-team samen met Brad Pitt aan F1 werkte, begon een biedingenoorlog. Apple won. Brad Pitt kreeg een ouderwets filmsterrensalaris: 30 miljoen voor zijn hoofdrol.

En dat is niet het enige dat Pitt krijgt: hij krijgt ook de kans te bewijzen dat hij nog steeds een filmster is, die wereldwijd zalen vol kan spelen Tegenspeler Damson Idris kan met een hit zijn reputatie als ster vestigen. Momenteel is hij een van de namen die mogelijk de nieuwe 007 wordt. Deze film kan hem in de juiste richting duwen. Daarvoor moet F1 wel een hit worden. Hollywood helpt hem hopen.

Apple: een cultureel Pavlov-effect

F1 is de eerste film van Apple die écht gepromoot wordt. Het studiobeleid van Apple+ verbijsterde de filmwereld de afgelopen jaren. Films van tientallen, zelfs honderden miljoenen werden op streaming gegooid zonder enige ruchtbaarheid. Neem Wolfs, een crimikomedie van boezemvrienden Brad Pitt en George Clooney – wekenlang streelden de twee elkaar op persconferenties en tijdschriftcovers, maar de film kreeg niet eens een bioscooprelease. Apple lijkt niet te produceren met winstoogmerk. Zelfs aandeelhouders stelden onlangs gefrustreerde vragen.

In F1 The Movie ligt het tweevoudige antwoord. Ten eerste: de film is een paspop voor Apple-producten, voornamelijk camera’s. Nieuwe technologie werd ontwikkeld voor de racescènes: nog nooit zag je Formule 1 zo dichtbij. Apple maakt er een punt van: diezelfde technologie zit tegenwoordig in de iPhone. Daarnaast wedt Apple op Formule 1; naar verluidt is het bedrijf in de race voor de Amerikaanse tv-rechten volgend jaar. Op deze manier bouwen ze alvast aan een F1-imperium.

Ten tweede is het bedrijf uit op het vergroten van zijn soft power. In een interview van Variety legt Apple-ceo Tim Cook de streamingstrategie uit: „Wij willen dat Apple de plek is waar fantastische verhalenvertellers hun beste verhalen vertellen.” Doel is het merk Apple in het hoofd van de consument te verbinden aan kwaliteit en kunst. Aan alles wat snel is, knalt en glimt. Apple bouwt een cultureel Pavlov-effect.

Nieuwe technologie werd ontwikkeld voor de racescènes: nog nooit zag je Formule 1 zo dichtbij

Formule 1: markten veroveren

Na 75 jaar zijn er nog steeds markten te veroveren voor ‘de koningsklasse van de autosport’. De Verenigde Staten waren lang buiten bereik voor de Formule 1; ondergeschikt aan lokale autosporten als NASCAR. De afgelopen vijf jaar nam de populariteit er gestaag toe met races in Miami en Las Vegas. Dat kwam met name door successen op het scherm. Netflix-serie Drive to Survive documenteerde vanaf 2019 de crashes, zeges en drama van de Formule 1.

F1 The Movie is de nieuwe veldslag in de strijd om Formule 1 wereldwijd (maar vooral in de VS) populairder te maken. De FIA (de organisatie achter de Formule 1) gaf ongekende toegang tot races. Zo had het productieteam bij de races een eigen garage tussen Ferrari en Mercedes. Spil in dit web is Toto Wolff, de Duitse teambaas van Mercedes, en de legendarische Britse courreur Lewis Hamilton, producent van de film.

Hamilton heeft zo zijn eigen redenen aan de film mee te werken. Hij behaalde zeven wereldtitels, maar is ook al veertig. Hij zoekt een nieuw imperium. De coureur is influencer, heeft een kledinglijn, en organiseerde het MET-gala. Nu wil hij de filmindustrie in. Voor Variety werd hij geïnterviewd samen met Apple-ceo Tim Cook. De foto’s van de twee onder een zonsondergang in Los Angeles kondigden aan: Hollywood heeft een nieuwe bons.

Ondertussen is F1 The Movie promotie voor alles wat bij de Formule 1 hoort. Het is geniale ‘product placement’: geen kijker zal zich storen aan het Mercedes-logo dat bijna altijd in beeld is, net als de reclame voor Honda en zelfs Pirelli. En de andere F1-courreurs die langskomen profiteren er ook van: elke topsporter is nu toch een beetje influencer.

Viervoudig wereldkampioen Max Verstappen wilde niet echt meewerken. Hij kwam niet naar de première, waarvoor andere courreurs werden ingevlogen. Toch zien we hem soms met stalen blik op de paddock staan, in een auto plaatsnemen.

Het resultaat: enerverende onzin

Wat is het resultaat van al die belangen? F1 The Movie is een hele grote, lekkere, domme mannenfilm.

De plot is tot op de seconde voorspelbaar. Sonny Hayes is een man zonder toekomst, familie, vrienden, baan of woonplaats. Maar mét een missie: racen. Hayes is een huurling in de race-wereld. Wil je de 24 uur van Daytona winnen? Bel Hayes. Hij stapt in je auto, wint en verdwijnt daarna in de zonsondergang. Als je goed luistert kun je mannen met midlife-crisis horen snikken.

Zo komt hij ook in het noodlijdende F1-team van zijn vroegere racemaatje terecht. Er volgt een reeks geruststellende clichés. Hayes ruziet met coureur Joshua, die eigenlijk een jongere versie van hemzelf is, maar er nog niet achter is wat er echt toe doet: racen. En om het team te redden buigt Hayes alle regels om.

De tweëenhalf uur zijn een waas. Auto’s vliegen brandend door de lucht. Er zijn penthouses en sinistere zakenmannen. Mannen grappen over de leeftijd van Brad Pitt terwijl vrouwen zwijmelen bij zijn sixpack. En er is het ophemelen van het ouderwetse. Terwijl Joshua in een hightech-simulator zit, doet Hayes nog een paar pull-ups.

Maar dan zijn er die race-scènes. Zo enerverend is Formule 1 nog nooit vastgelegd. Adrenaline-editing snijdt tussen drones, boardcamera’s, perspectiefshots, groothoeklenzen. Beelden zoeven tussen auto’s, langs de chaos op de weg, het juichende publiek en natuurlijk de mensen die versteld staan van Sonny Hayes. Het is virtuoos sportfilmmaken.

Meermaals vraagt men Sonny Hayes waarom hij racet. Als hij het niet voor het geld doet, waarvoor dan? Hayes heeft geen antwoord, alleen een zelfvoldane grijns. Tijdens de racescènes van F1 The Movie weet je precies wat hij bedoelt.