Een uitspraak van schrijver Tommy Wieringa in een interview met NRC zorgde deze week voor gefronste wenkbrauwen: wielrenners zouden „hun met urine gevulde plaszakken” in de berm gooien, want „dan hoeven ze niet van hun fiets te stappen.” „Een abjecte mensensoort”, deze wielrenners, aldus Wieringa.
De schrijver vond de urinezakken naar eigen zeggen in de berm langs de dijk waar hij woont, in een dorpje boven Amsterdam. „Het was een plastic zak met een lange slang eraan, gevuld met urine. Eerst veronderstelde ik dat ze van minder-validen met incontinentie afkomstig waren, die hun eigen urine niet verdroegen en het uit hun scootmobiel gooiden”, legt Wieringa desgevraagd uit. In een appgroep hoorde hij dat ze van wielrenners waren. In totaal vond hij vier plaszakken in zijn omgeving.
Volgens voormalige wielrenners Laurens ten Dam en Leontien Zijlaard-van Moorsel komt het gebruik van een plaszak op geen enkel niveau voor in het wielrennen. „Van een urinezak heb ik nog nooit gehoord. Als ik train, stap ik altijd even af”, zegt Ten Dam, de bondscoach van de nationale vrouwenploeg en het gravelfietsen. Ook Zijlaard-van Moorsel stopt voor een plaspauze. „Ik fiets al ruim veertig jaar en spreek voor 95 procent van de wielrenners – amateur of professioneel: je stapt af als je moet plassen. In een restaurantje, of als dat er niet is, in de bosjes. Mannen plassen vaak tegen een boom, vrouwen gaan er achter staan.”
Oud-prof Jip van den Bos heeft wel van urinezakken gehoord. „De zak leg je in je broek en is verbonden met een slangetje. Maar ik heb nog nooit gezien dat iemand dit echt gebruikt.” Het fietst ook helemaal niet lekker, denkt ze. „Vermoedelijk is het broodjeaapverhaal.”
Vlak voor afdaling
In wedstrijden gebruiken wielrenners evenmin urinezakken. Zij hebben een aantal opties: stoppen langs de kant, al rijdend plassen, het ophouden of in de broek plassen. Al komt dit laatste nauwelijks voor, omdat het mentaal lastig is. Wat de renner doet, hangt af van het moment in de koers.
De plek van een plasstop kiest de wielrenner strategisch. Het liefst vlak voor de afdaling. Renners keren na een sanitaire stop vaak aan het begin van de afdaling via de ploegauto’s terug naar het peloton. „Stoppen onderaan een klim is ongunstig”, zegt Ten Dam. „Bergop is de steun van ploegauto’s veel beperkter.”
Een andere optie voor mannelijke fietsers is fietsend plassen. De renner fietst naar de zijkant van het peloton, draait zijn heup, gaat staan op de fiets, trekt de broek aan de voorkant omlaag en plast terwijl hij doorrijdt. Ook hiervoor is het belangrijk om een goede plek te zoeken. Het liefste een weg die licht naar beneden gaat. Als er alleen maar vlakke wegen zijn, helpen ploeggenoten soms ook door de plassende wielrenner vooruit te duwen.
Vrouwen stoppen altijd om te plassen. „Via je oortje vraag je of er een ploeggenoot is die ook moet plassen”, zegt Van den Bos. „Vervolgens zak je naar achter in het peloton en vraag je aan andere teams of zij ook moeten.”
Het lastigste aan een plasstop bij vrouwen is de radio, waarmee de wielrenners communiceren met de ploegleider. Die zit namelijk in het shirt van de renster. „Als je stopt, moet je ook je shirt uitdoen, omdat daaronder de bretels zit. Vervolgens moet de radio weer goed terug”, zegt Van den Bos, die tegenwoordig commentator is bij Eurosport. Een enkeling plast daarom door de broekspijp, die ze opzij trekt.
Sociaal ritueel
Plassen is niet alleen praktisch noodzakelijk, maar ook een sociaal ritueel in het peloton. Als de leider in het klassement stopt, volgen de andere renners. „Het is een ongeschreven regel en een teken dat we genoeg hebben gedemarreerd,” zegt Ten Dam.
Daarnaast zijn er ook officiële regels: plassen mag alleen buiten de bebouwde kom en uit het zicht van het publiek. Wie zich daar niet aan houdt, riskeert een boete. Dit komt af en toe voor, weet de bondscoach „Als je rijdend plast en de weg gaat licht naar beneden, of is bochtig, dan kun je niet zien of er verderop publiek staat.”
Wanneer Tommy Wieringa hoort dat de urinezakken waarschijnlijk niet van wielrenners zijn, reageert hij opgelucht. „Als het toch van minder-validen is die walgen van hun eigen urine, heb ik er vrede mee.”
Het was een aardig bord dat Donald Trump woensdag deze week omhooghield toen hij een drastische verhoging van Amerikaanse invoerheffingen bekend maakte. Maar de cijfers die erop stonden sloegen nergens op. Economen hoefden zich maar kort het hoofd te breken over de vraag waar de importheffingen die de Amerikaanse president bekendmaakte vandaan kwamen. Het bleek al snel een ruwe, amateuristische calculatie te zijn die, op basis van het handelsoverschot van elk land met de VS, moest aantonen welke heffingen en beperkingen er kennelijk werden losgelaten op in te voeren Amerikaanse goederen. En dáár stonden nu, op het bord, ‘wederkerige’ cijfers, door te voeren door de VS, tegenover.
Het resultaat: torenhoge heffingen voor goederen uit China van 34 procent, bovenop wat al van kracht was, Vietnam (46 procent), Thailand (36 procent), de EU (20 procent) of Japan (24 procent). Rusland werd niet genoemd. Wél een goeddeels onbewoonde eilandengroep bij Australië waar zich vooral pinguïns ophouden.
De gang van zaken zou lachwekkend zijn, als er niet zulke forse consequenties waren: duurdere goederen zorgen voor hoge inflatie, met name in de VS. Als andere landen met eigen heffingen terugslaan, verhogen ze ook de invoerprijzen in eigen gebied. De economie zal onder de maatregelen leiden, de rente wordt hoger dan voorzien en een wereldwijde recessie is niet langer ondenkbaar.
Amerikaanse aandelen verloren donderdag in totaal 5,1 procent aan waarde. Dat staat gelijk aan 2.800 miljard dollar, of ruim 2.500 miljard euro – zo’n anderhalf maal het Nederlandse pensioenvermogen. Ook in de rest van de wereld waren de verliezen omvangrijk. Op vrijdag bleven de beurzen in mineur. Niet alleen techbedrijven zakken weg. Ook, en gevaarlijker, de banken en verzekeraars.
Niets blijkt daadwerkelijk te zijn onderzocht door de regering-Trump. De meest gangbare diagnose voor het Amerikaanse handelstekort – het land geeft meer uit dan het spaart – is terzijde geschoven ten faveure van een bedacht slachtofferschap van vals spel door het buitenland. Ruimte voor snelle onderhandelingen is er nauwelijks: op deze schaal hebben de Amerikaanse autoriteiten daar simpelweg de capaciteit niet voor. Tenzij de maatregelen, wederom zonder oog voor detail, weer even makkelijk worden ingetrokken als ze zijn doorgevoerd.
Wat rest is de indruk van een bijna kwaadaardige lichtzinnigheid waarmee de VS onder Trump in luttele maanden de internationale economische orde afbreken die zij zelf na de Tweede Wereldoorlog hebben geschapen. De roekeloosheid betreft ook de internationale politieke en militai+ verhoudingen. En binnenlands is de sloop van de rechtsorde in Amerika ook in volle gang.
Wat moet, en kan, het antwoord van de rest van de wereld daarop zijn? Een afweging maken tussen incasseren, terugslaan en het zoeken naar alternatieven. Negeren zou economisch gezien de verstandigste oplossing zijn. Volgens veel economen zullen landen die erin slagen hun handel buiten de VS om in stand houden, het best af zijn.
Dat alles blijkt voor veel getroffen landen te veel gevraagd. Vrijdag kondigde China aan de Amerikaanse strafheffing van 34 procent te beantwoorden met exact datzelfde tarief voor Amerikaans producten. Canada deed donderdag hetzelfde: Amerikaanse importen worden met 25 procent extra belast. Europa en veel andere landen beraden zich nog op tegenmaatregelen. Economisch misschien niet de verstandigste route, vanuit een onderhandelingsperspectief wel te begrijpen.
Helemaal negeren is daarbij ook onmogelijk: sinds de Tweede Wereldoorlog zijn de VS, en dan met name hun munt, de dollar, het epicentrum van de wereld geworden. Maar het had ook risico’s: de Amerikaanse mondiale dominantie – die via de dollar ook diplomatiek en militair werd – werd te gemakzuchtig als vanzelfsprekend en zelfs gewenst beschouwd. Dat lijkt een misvatting. De wereld heeft te lang geleund op het idee dat de VS zich te allen tijde een betrouwbare partner zouden tonen. Waarschuwingen dat het mondiale betalingsverkeer te zeer afhankelijk was van de VS zijn genegeerd, zoals ook nu de mondiale afhankelijkheid van Amerikaanse tech-bedrijven (van Meta tot Microsoft) tegenacties nauwelijks mogelijk maakt.
Het is een harde les die Trump met zijn egopolitiek nu afdwingt, maar wellicht een die op langere termijn een evenwichtiger wereld oplevert. Te veel macht in handen van één partij is altijd verkeerd. De politieke situatie binnen de VS laat dat dagelijks zien, maar het geldt evengoed voor de rol die de VS in de wereld hebben gespeeld. Een vriend kan altijd een vijand worden. De prijs die nu voor deze naïviteit betaald wordt is hoog.
Opeens zit het bedrijfsleven vol bekeerlingen. Oliebedrijven die hun investeringen in hernieuwbare energie verminderen. Banken die uit klimaatallianties stappen. Grote bedrijven als McDonald’s, Google en Accenture die hun diversiteitsbeleid aanpassen of afschaffen. Bedrijven die de woorden diversiteit, gelijkheid en inclusie uit hun jaarverslagen schrappen. Zo plechtig als ze zich de afgelopen jaren groen en diversiteitsbewust toonden, zo snel verlaten ze die beloftes nu.
Die ‘anti-woke’-beweging begon in de VS al voor de verkiezing van Trump. Maar door Trump veranderen veel meer Amerikaanse bedrijven hun ambities. Inmiddels raakt het ook bedrijven in Europa. De Amerikaanse ambassade in Den Haag heeft zijn Nederlandse leveranciers gevraagd te verklaren dat „hun diversiteitsbeleid in lijn is met het ‘anti-diversiteitsdecreet’ van Trump”, meldtHet Financieele Dagblad. Ambassades in andere landen verstuurden eenzelfde brief.
De afgelopen maanden kwam vaak de vraag in mij op: hebben bedrijven die terugkrabbelen dan geen ruggegraat? Of waren ‘klimaatvriendelijker opereren’ en ‘inclusiever personeelsbeleid’ altijd al weinig meer dan mooie praatjes?
Niet allemaal greenwashers
Zo simpel is het niet, zeggen drie deskundigen die ik sprak. Hoogleraar Mijntje Lückerath is gespecialiseerd in goed ondernemingsbestuur. Ze schreef het boek Morele dilemma’s in de boardroom. Hoogleraar Harry Garretsen doet met Janka Stoker onderzoek naar leiderschap. Vino Timmerman was advocaat-generaal bij de Hoge Raad, gespecialiseerd in ondernemingsrecht.
Alle drie denken ze dat er een daadwerkelijke verandering bij bedrijven is ingezet die ook door Trump niet zomaar te stoppen is. De groep bedrijven die klimaatvriendelijker wil worden groeit, net als de groep die een diverser personeelsbestand wil. Uit overtuiging én vanuit zakelijk belang. Bedrijven staan te springen om personeel en er valt geld te verdienen aan de omslag naar een klimaatvriendelijker economie.
Garretsen: „Bedrijven zullen niet allemaal rainbowwashers en greenwashers blijken te zijn. De groep die het wel meent, is gegroeid.” Bij bonussen voor topmanagers spelen vaker klimaat en sociale doelen een rol, blijkt uit onderzoek van KPMG. „Dan verandert er echt iets.”
Timmerman: „Het is voor bedrijven heel onverstandig om tegen maatschappelijke trends in te gaan. Misschien doen bedrijven nu een stapje terug, maar ik kan me niet voorstellen dat de emancipatiebeweging van vrouwen, mensen van kleur en mensen met een andere seksuele geaardheid niet doorzet. Voor sommige bedrijven is het heel aanlokkelijk om nu veel geld te verdienen aan de fossiele economie, maar op lange termijn graven ze hun eigen graf.”
Wel zullen veel bedrijven zich minder uitlaten over hun ambities. Sommige Amerikaanse bedrijven geven daadwerkelijk minder geld uit aan het promoten van diversiteit, blijkt uit onderzoek van de Financial Times. Andere bedrijven veranderen louter de woorden in hun jaarverslag. In plaats van ‘te streven naar diversiteit’ willen ze een plek zijn waar iedereen floreert.
Timmerman: „Ik denk dat het verstandig is niet te veel lawaai te maken. Mij valt op dat supermarktconcern Ahold zonder veel ruchtbaarheid meer vegetarische producten aan het assortiment toevoegt. Dat roept minder weerstand op dan uitgesproken groene ceo’s als voormalig Unilever-topman Paul Polman. Die kreeg te maken met verzet van aandeelhouders. Maar ook van actiegroepen die betwijfelden of Unilever zo groen was.”
Sausje van juiste woorden gaat eraf
De brief van de Amerikaanse ambassade gaat veel te ver, vinden de drie. Timmerman: „De VS gaan zich nu met de interne gang van zaken bij bedrijven in andere landen bemoeien. Dat kan niet.” Bedrijven die in de VS én Europa zakendoen, zitten klem. Tussen Europese eisen om klimaatvriendelijker te worden en meer vrouwen in de top te benoemen en Amerikaans beleid dat zich daartegen verzet. Lückerath: „Het Amerikaanse model was altijd al meer op aandeelhouders gericht. Maar we bewogen wel dezelfde kant op. Nu is de richting tegengesteld. Niet meebewegen in de VS kan bedrijven overheidsopdrachten kosten of juridische claims opleveren.”
Er wordt volgens Lückerath te makkelijk over besluiten van bedrijven gezegd: waar was het morele kompas? „Hét morele kompas bestaat niet. Als je moet kiezen tussen je diversiteitsbeleid in woord wat afzwakken en een grote overheidsopdracht, is dat meer dan een keuze tussen principes en geld. Als er veel banen verloren dreigen te gaan, is dat ook een moreel dilemma.”
De afgelopen jaren konden bedrijven naar buiten toe maar één ding beweren
Er zijn al verschuivingen te zien van tientallen miljarden euro’s door Amerikaanse en Europese pensioenfondsen die juist niet of juist wél met oog voor klimaatverandering willen beleggen. Garretsen: „De afgelopen jaren konden bedrijven naar buiten toe maar één ding beweren: uiteraard zijn we duurzaam en divers. Nu wordt het sausje van de juiste woorden eraf geschraapt. En gaat blijken of bedrijven ruggegraat hebben. Vergis je niet: bedrijven die hun waarden laten vallen, zijn voor veel klanten en potentiële werknemers niet aantrekkelijk.”
In zijn oratie in 2020 schetste Timmerman hoe in Nederland het tijdperk van ‘de politieke onderneming’ was aangebroken waarin bedrijven maatschappelijke taken krijgen als het bevorderen van diversiteit en duurzaamheid. Maar wat als die maatschappelijke taken na verkiezingen plots sterk veranderen zoals in de VS? Krijgen we dan de windvaanonderneming? Timmerman: „In deze wereld is het ontzettend moeilijk om evenwichtig beleid te voeren. Kijk naar wapens. Daar wilden pensioenfondsen de afgelopen jaren minder in investeren, nu juist weer meer.”
Ik vermoed dat veel bedrijven minder uitgesproken worden. En we moeilijker kunnen beoordelen of bedrijven doorgaan met diverser en groener worden. Of dat dat altijd al een oppervlakkig laagje lak was.
‘De haat is terug.” Julia Ebner constateert het schijnbaar onaangedaan. De aanwezigheid van de grote Tech-bazen bij de inauguratie van Donald Trump, zegt de expert op het gebied van online radicalisering en desinformatie, had meteen effect. „We zagen hoe veel van de extremisten die eerder van de platforms waren gegooid terugkeerden, zelfs de grootste haatzaaiers. Ze waren na hun verbanning uitgeweken naar kleinere, alternatieve platforms. Die bestaan nog steeds, maar op de grote platforms zien we nu een massale toename van haat tegen minderheden, de lhbt-gemeenschap en Joodse organisaties.”
Een ander effect is volgens haar dat steeds meer mensen aarzelen om zich uit te spreken, omdat ze bang zijn doelwit te worden van georkestreerde online haatcampagnes. „Dat de Tech-bazen dit laten gebeuren uit naam van de vrijheid van meningsuiting, is volkomen inconsequent. We zijn juist voortdurend getuige van pogingen mensen het zwijgen op te leggen. Het is voor onderzoekers een stuk moeilijker geworden om uitingen op sociale media in kaart te brengen, omdat meteen gedreigd wordt met kostbare rechtszaken.”
De van oorsprong Oostenrijkse Julia Ebner (Wenen, 1991) is als onderzoeker werkzaam bij het Institute for Strategic Dialogue in Londen, waar ik haar spreek op een zonnige lentedag. Aan de Universiteit van Oxford analyseert ze de psychologie van radicalisering, „in het bijzonder de gevallen waarbij dat tot geweld leidt”.
Bij een breder publiek is ze bekend als schrijver van twee bestsellers, Going Dark (2019) en Going Mainstream (2023), waarin ze beschrijft hoe ze undercover infiltreerde in verschillende extremistische groeperingen. Lijkt de brede discussie over online-radicalisering pas goed losgekomen door het recente succes van het Netflix-drama Adolescence, over een tiener die door online indoctrinatie tot geweld overgaat, Ebner ontwikkelde al veel eerder een scherp oog voor de valstrikken van de digitale onderwereld. Voor haar onderzoek deed Ebner zich voor als geestverwant van neonazi’s, jihad-bruiden, incels, QAnon-aanhangers, anti-feministen, tradwives, antivaxxers, klimaatontkenners, transfoben, Russische propagandisten. Daardoor drong ze al vroeg door in afgesloten netwerken die voor een algemeen publiek lang schimmig en vaak ook onbegrijpelijk, bleven.
Wat bewoog u, om zich als twintiger tussen de extremisten te begeven?
„Dat ging geleidelijk. Ik volgde online al hun activiteiten. Gaandeweg kreeg ik het gevoel dat ik aan de oppervlakte bleef, niet echt begreep hoe die massale aanvallen op mensen die ze als de vijand zagen, overwegend journalisten en politici, in zijn werk gingen. In 2016 werd ik zelf doelwit, nadat de radicaal-rechtse activist Tommy Robinson met een draaiende camera op mijn werk verscheen om wraak te nemen voor een stuk van mij over hem. Dit leidde tot een haatcampagne van zijn volgers, met onder meer doodsbedreigingen en bedreiging met seksueel geweld. Mijn werkgever weigerde mijn kant te kiezen, uiteindelijk kostte het me mijn baan. Ik wilde te weten komen hoe zulke acties georganiseerd werden, wat de strategieën erachter waren. Maar ik wilde vooral ook weten wat de mensen bewoog die erbij betrokken raakten.”
Afgezien van hun hatelijke overtuigingen waren het mensen met wie ik in andere omstandigheden bevriend zou kunnen raken
Wat viel u het meest op?
„Dat ze volkomen normaal leken. Of ik nu een bijeenkomst van zogenaamde Identitairen hier in Londen bijwoonde, of een neonazi-festival in Duitsland, de meeste mensen die ik tegenkwam leken totaal niet op wat je je gewoonlijk bij een rechtsextremist voorstelt. Afgezien van hun diepgevoelde hatelijke overtuigingen, waren het mensen met wie ik in andere omstandigheden bevriend zou kunnen raken. Wat me schokte was hoeveel geradicaliseerde jongeren ik tegenkwam, veel van hen nog geen achttien. Dat zijn er de afgelopen jaren alleen maar meer geworden, geven de cijfers aan.”
Bent u erachter gekomen wat hen bewoog?
„De meesten zochten een thuis, wilden ergens bijhoren. Ze bevonden zich in een identiteitscrisis, waren op zoek naar gelijkgestemden. Vooral jongeren zijn gevoelig voor radicalisering, weten we, maar ik trof genoeg mensen die zich in een midlife-crisis bevonden. Ik kwam mensen tegen uit verschillende sociale lagen van de maatschappij. Wat ze gemeen hadden, was dat ze de wereld zoals die zich aan hen voordeed radicaal in twijfel trokken en ook de rol die ze daarin te spelen hadden. Sommigen van hen hadden ook geestelijke gezondheidsproblemen, en dan vooral degenen die uiteindelijk verder radicaliseerden naar geweldpleging.”
Aanvankelijk was er weinig aandacht voor de dreiging van extreemrechste radicalisering.
„Tijdens mijn digitale omzwervingen, zo’n tien jaar geleden, vielen me de razendsnelle veranderingen op. Enkele extremistische groeperingen bleken enorm bedreven in het mobiliseren van hun aanhang. Zij waren er als eersten bij de nieuwe technologieën naar hun hand te zetten. Ze ontwikkelden opvallend geraffineerde sociale mediacampagnes, waarmee ze veel mensen, en dan vooral jongeren, manipuleerden en lieten radicaliseren. Dat werd niet opgepikt door de traditionele media, het was echt een blinde vlek.
„Toen ik begon met mijn onderzoek beleefde [terreurbeweging] IS zijn hoogtepunt, daar ging de meeste aandacht naartoe. Dat bleef zo, ook toen IS zijn gebied kwijt was, het aantal aanslagen terugliep en de radicaliseringscijfers afnamen. Maar ik merkte dat er een enorme reactie van extreemrechts volgde, die inspeelde op de angsten voor islamitisch extremisme. Dat bracht mij ertoe mijn aandacht te verleggen.
„Extreemrechtse groeperingen werden door beleidsmakers die ik sprak niet erg serieus genomen, domweg omdat ze zichzélf niet heel serieus leken te nemen, met hun gebruik van memes, populaire cultuur en ironische humor. Dat was tactiek natuurlijk, een manier om jongeren te bereiken. Maar men wist aanvankelijk gewoon niet hoe dit fenomeen ingeschat moest worden. Die houding veranderde na de aanslagen op twee moskeeën in Christchurch, Nieuw-Zeeland, voorjaar 2019, die door de dader live gestreamd werden, in diezelfde geest van games en grapjes. Daarna werd ik ineens uitgenodigd door overheden. Ze beseften dat de scheidslijn tussen trollen en terrorisme vaag was geworden. Veel aanslagen sindsdien volgden hetzelfde game-achtige patroon.”
In Going Mainstream laat u zien hoe veel van de radicale bewegingen en groeperingen vanuit de marge naar het centrum van samenleving en politiek zijn opgeschoven. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
„Natuurlijk spelen versnelde globalisering en digitalisering een belangrijke rol in dat proces. Mensen krijgen het gevoel dat ze het slachtoffer zijn van die ontwikkelingen, achterop zijn geraakt, niet gehoord worden. Dat raakt aan hun gevoel van eigenwaarde, van identiteit. Ze gaan op zoek naar een nieuwe plek voor zichzelf in die snel veranderde wereld. Daarbij kwam de ene crisis na de andere. Eerst had je de vluchtelingencrisis, die veel losmaakte in verschillende landen, in het bijzonder Duitsland. Daarop volgde de pandemie. Daarna de hoge inflatie die het leven duurder maakte. Tegelijk kwam de bestaande wereldorde gevaarlijk onder druk te staan door de Russische invasie van Oekraïne en het Gaza-conflict. Dat alles veroorzaakt een algemeen gevoel van onveiligheid, onzekerheid en ook frustratie. Extremistische groeperingen en landen als Rusland exploiteren die emoties gretig.’’
Tijdens de pandemie kreeg online-extremisme een enorme boost.
„Door nieuwe technologie kunnen crisisgevoelens enorm snel worden verspreid en versterkt. Studies laten ook zien dat als mensen een gevoel van crisis ervaren, ze minder goed in staat zijn om te gaan met complexe situaties, wat extremistische organisaties helpt hun om zwart-witbeeld van de wereld te verspreiden, het wij tegen zij.
„Van oudsher is er een toename van samenzweringstheorieën en haat tegen minderheden in tijden van maatschappelijke onrust. Maar wat we nu zien is van een heel andere orde, omdat op de sociale-mediaplatforms de meest radicale uitingen en de ongeloofwaardigste, apocalyptische en ronduit krankjorume content de meeste aandacht genereren. Die worden dus algoritmisch gestimuleerd.”
Veel mensen vervangen vrijwel hun gehele sociale omgeving door online-gemeenschappen, dat is echt zorgelijk
Een effect van radicalisering, schrijft u, is de zogenaamde identity fusion, waarbij mensen volledig één worden met de groep waaraan ze zich gecommitteerd hebben. Is dat ook een wijdverspreid verschijnsel aan het worden?
„Dat is waar ik me in Oxford mee bezighoud. Als mensen radicaliseren, zie je dat hun persoonlijke identiteit voor een groot deel gelijk wordt aan hun groepsidentiteit. Men voelt zich verbonden met de eigen groep als in een familie, maar die sterke emotionele band met de eigen groep gaat gepaard met haat jegens andere groepen. Of men ziet die als een existentiële bedreiging. Traditioneel zie je dat het duidelijkst tijdens oorlogen. Maar doordat mensen nu zoveel tijd online doorbrengen ontstaat de neiging geestverwanten steeds meer als een soort vervangende familie te zien. Je persoonlijke situatie of gevoel van frustratie wordt gekanaliseerd naar een krachtige band met lotgenoten. Veel mensen vervangen vrijwel hun gehele sociale omgeving door online-gemeenschappen, dat is echt heel zorgelijk.”
Veel van de woede en frustratie in die gemeenschappen richt zich tegen minderheden, maar vooral ook tegen elites die hun progressieve ideeën aan burgers zouden willen opleggen.
„Donald Trump is er bij de laatste Amerikaanse presidentsverkiezingen in geslaagd verschillende groepen aan zich te binden die eerder buiten zijn bereik lagen. Door in zee te gaan met Elon Musk en ook met iemand als JD Vance bedient hij allerlei soorten mensen die ontevreden zijn met de status quo en radicale verandering eisen. Zijn kiezers wisten ook heel goed dat zijn radicale beloften geen loze praat waren; het is ook wat men van hem verlangt. Nu zie je hoe hij allerlei instituten van de rechtsstaat ondermijnt of sloopt. De manier waarop veel mensen in hem geloven heeft zeker ook sekteachtige aspecten, ze zien hem als de oplossing voor alle problemen. Je zag die religieuze bevlogenheid al bij de door Trump aangewakkerde bestorming van het Capitool.’’
Veel van de extremistische groepen waarin u bent doorgedrongen delen eenzelfde quasi-religieus narratief: we leven in een wereld die bestaat uit leugens, de waarheid wordt ons door de machthebbers onthouden, wij moeten zelf het heft in handen nemen. Het grote ontwaken zal ons bevrijden.
„Ja, dat begrip kom je vaak tegen. Er worden diepe verlangens aangesproken en de behoefte aan religiositeit en gemeenschap wordt door radicalen uitgebuit. Tegelijk zijn hun redeneringen vaak volkomen tegenstrijdig. Ze zeggen op te komen voor vrijheid en democratie terwijl ze de democratische instituties keihard aanvallen. Hetzelfde geldt voor hun gedweep met vrijheid van meningsuiting, terwijl ze voortdurend bezig zijn anderen te intimideren en het zwijgen op te leggen. Alles wordt verdraaid.
„Charismatische leiders als Trump en extremistische voormannen die ik heb ontmoet zijn uiterst bedreven in het herscheppen van de werkelijkheid, zodat die zich voegt naar jouw wereldbeeld. Als je eenmaal in dat systeem zit, lijkt zelfs de meest krankzinnige samenzweringstheorie logisch. Toen ik me voor het eerst in die kringen begaf, zeiden mensen tegen me, dit soort extremisme gaat nooit veel mensen overtuigen, het is domweg te absurd. Maar inmiddels zijn er miljoenen mensen die de idiote complottheorieën van QAnon en verwante stromingen hebben omarmd, onder wie de huidige Amerikaanse minister van Volksgezondheid Robert F. Kennedy Jr. en anderen in Trumps regering.”
Veel progressieve stemmen bedienen zich van een werkwijze die achterhaald is. Men heeft zich onvoldoende nieuwe technologieën eigen gemaakt
Was het zelfgenoegzaam om te denken dat dit soort extremisme vanzelf zou verdwijnen? Domweg omdat men de aantrekkingskracht ervan niet begreep?
„Ik denk dat we onderschat hebben in hoeverre veel van onze zogenaamde zekerheden op zand gebouwd zijn. Dat geldt zowel voor de vooruitgang die we hebben geboekt op het gebied van de mensenrechten, vrouwenrechten en rechten voor minderheden, als voor de pijlers waarop onze democratie rust. We hebben echt te lang gedacht dat het allemaal vanzelf sprak. Veel progressieve stemmen bedienen zich van een werkwijze die achterhaald is, men heeft zich onvoldoende nieuwe technologieën eigen gemaakt. Ook is men veel minder bedreven in het contact maken met en het aanspreken van een breed publiek dan radicaalrechts. Ironisch genoeg heeft radicaal rechts zich de tactieken van de burgerrechtenbeweging van de jaren zestig en zeventig eigengemaakt. In de radicale kringen die ik bezocht werden die beproefde tactieken om mensen te bereiken en te overtuigen uitgebreid besproken. Alleen dit keer om te vernietigen waar die bewegingen voor gestreden hadden. Wat natuurlijk ook meespeelt, is dat brave verdedigers van de status quo nu eenmaal weinig hartstocht losmaken.”
In Going Mainstream doet u een aantal aanbevelingen om online radicalisering tegen te gaan. Een ervan is regulering door de grote Tech-bedrijven zelf. Die hoop lijkt vervlogen.
„Ik had niet voorzien hoe snel de grote Tech-bedrijven zouden meebuigen. Waar Elon Musk ideologisch staat wisten we, maar bij de anderen is sprake van een ommezwaai. Maar laten we eerlijk zijn, het is nooit in hun belang geweest radicale content te verwijderen, want juist dat houdt onze aandacht vast. Kijk hoe YouTube mensen met steeds extremistischer clips verleidt om in het konijnenhol te verdwijnen. Nu in de zogenaamde cultuuroorlogen de radicaal-rechtse kant aan de winnende hand is, kiest men gewoon eieren voor zijn geld. Men schaart zich aan de kant van Trump en de zijnen, die een extreem sociaal conservatisme combineren met een extreem soort economisch libertarisme. Dat is een nieuwe radicale ideologie. Maar anders dan bij zijn eerste verkiezing, heeft Trump nu wel degelijk een uitgewerkt plan, en hij is vastbesloten het uit te voeren. Zijn ontmanteling van instellingen past helemaal in het draaiboek van Poetin, Orbán en anderen. Dat is uitermate zorgwekkend.”
‘Doe jij mee met het internet”, vraagt de man die naast me op een bankje zit. Hij was net nog bezig met het in elkaar trappen van fietswielen en andere metalen objecten, zodat ze beter op zijn kar passen. Straks gaat hij ze wegbrengen naar een recyclepunt, maar nu wil hij even kletsen.
Hijzelf doet niet mee met het internet, zegt de man: nergens voor nodig. „Als ik mijn meterstanden wil doorgeven, fiets ik gewoon naar Waternet. Ze willen dat we allemaal zo’n telefoon met internet nemen, maar dat is hartstikke duur. Van dat geld kun je ook broodjes eten op het strand met je vrienden. Of aardappelen poffen in het vuur. Twintig minuten, in aluminiumfolie. In het vuur. Na twintig minuten zijn ze gaar.” Ik ben ineens in een kookprogramma beland.
Het leven van deze man lijkt me onpraktisch en ongezellig (stel je voor dat je niet kunt appen!), en tegelijkertijd ben ik jaloers. Ik heb een haat-liefdeverhouding met het internet. Liefde: al dat appen dus, en hoe makkelijk je er interessante ideeën vindt. Haat: hoe de telefoon je verleidt tot frictieloos vermaak, ook als je liever iets anders zou doen, zoals die interessante ideeën daadwerkelijk van A tot Z doorlezen.
Alice Evans, een van de mensen die ik dankzij het internet volg, zei vorige week iets interessants op het online magazine Vox. Zij onderzoekt aan King’s College de dalende geboortecijfers die je over de hele wereld ziet. In januari al schreef Financial Times-redacteur John Burn-Murdoch dat die daling niet komt doordat stellen minder kinderen krijgen, maar simpelweg doordat er minder stellen zijn. Wereldwijd stijgt het aantal alleenstaanden: de „relatierecessie” is „het centrale demografische verhaal van de moderne tijd”, aldus Burn-Murdoch. Hij koppelde dat aan de opkomst van de smartphone en sociale media: volgens onderzoek hangt die samen met de verspreiding van liberale waarden en vrouwenemancipatie.
Hijzelf doet niet mee met het internet, zegt de man: nergens voor nodig
Evans voegt daar in Vox iets aan toe. Het is ook de technologie zélf die mensen ervan weerhoudt om een partner te zoeken, zegt ze. Er is zo veel online vermaak, van TikTok en Netflix tot games en porno, dat er minder reden is om überhaupt de deur uit te gaan. „Al deze technologische ontwikkelingen geven onmiddellijke toegang tot de meest charismatische, charmante content die er bestaat.” Het gevolg: jonge mensen besteden meer tijd alleen. Evans verwijst naar een rapport van Equimundo, een organisatie die onderzoek doet naar jonge mannen, waaruit blijkt dat 65 procent van de Amerikaanse mannen van 18 tot 23 zegt dat „niemand me echt goed kent”. In datzelfde onderzoek lees ik dat 48 procent van de mannen van 18 tot 45 hun online leven onderhoudender vindt dan hun offline leven.
Het internet heeft zoveel te bieden, dat de echte wereld minder trekt. De smartphone is in die zin vergelijkbaar met een sigaret. Ze bevredigen een verlangen, en staan een ander, minder urgent beleefd verlangen in de weg: naar echt contact of naar gezond zijn.
Deze week zag ik in de bioscoop On Falling, over Aurora, een orderpicker in een Schots magazijn. De film gaat over de slechte arbeidsomstandigheden van het distributieproletariaat: tegen een schamel salaris besteedt Aurora tien uur per dag aan het scannen en inladen van dildo’s, poppen en, grimmig genoeg, stukken touw. Maar het is haar vrije tijd die op mij het meeste indruk maakte. Aurora scrolt altijd door TikTok, of ze nu aan haar keukentafel zit of in de werkkantine. Haar collega’s praten in de pauze alleen over series, niet over het echte leven. Het emotionele hoogte- of eigenlijk dieptepunt van de film is het moment dat Aurora’s telefoon stukgaat, waarop ze liever 99 pond betaalt voor een snelle reparatie dan de rest van de maand te eten te hebben. Om toch te kunnen werken doet ze vier zakjes suiker in haar kantinekoffie.
Als de schadelijke effecten van smartphones en sociale media ter sprake komen, gaat het vaak over de inhoud: hoe ze meisjes onzeker maken en jongens haatdragend. Maar het probleem is niet alleen het wat, maar ook het dat: het feit dat we er de hele tijd mee bezig zijn. Niet zo lang geleden leefden we allemaal als de man die mij uitlegde hoe je aardappelen poft, inmiddels lijkt hij een andere diersoort. In korte tijd heeft de halve mensheid een verslaving opgelopen. Voor mensen die een eenzaam beroep hebben, zoals Aurora, is dat extra schadelijk. Wanneer spreekt zij nog iemand? Niet tijdens haar werk en niet daarbuiten.
On Falling eindigt met een nogal cheesy scène. Door een stroomstoring kunnen de orderpickers eventjes niet werken en niet scrollen. Wat nu? Er ontstaat een balspel, dat een voorzichtige lach op Aurora’s gezicht tovert. Nu heb ik zelf een diepe hekel aan balspellen, dus het feit dat dit het meest vreugdevolle moment van de film vormde vond ik nogal deprimerend. Maar de boodschap was duidelijk: eeuwig online zijn staat onze menselijkheid in de weg. Het is al een cliché, maar we kunnen het niet vaak genoeg horen.
Röntgenlaborant Bianca Vet (57) uit Hilversum had tijdens haar 20-jarige carrière in het Hilversumse Tergooi-ziekenhuis nooit langer dan een week vakantie genomen. Tot nu. En hoe. Liefst een jaar lang gaat ze met sabbatical. Eerst even uitrusten, daarna skiles geven in Oostenrijk, is het plan.
Pr-consultant Janneke van Kasteren (26) uit Eindhoven werkt bijna vijf jaar bij haar huidige werkgever en nam onlangs drie maanden vrij. Het liefst had ze meteen na haar studie een reis naar Azië gemaakt, nu deed ze dat alsnog.
De Drentse docent schoonheidsverzorging en reisinfluencer Imara de Jonge (33) wilde een sabbatical om een tijdlang ‘24/7’ met haar gezin te zijn. Samen reisden ze acht maanden door Turkije, Thailand, Vietnam, Australië, de Filippijnen, Indonesië, Maleisië, Singapore en Zuid-Afrika.
Juul Willems (32), adviseur bij de gemeente Amsterdam, bleef tijdens haar sabbatical liever thuis. Ze stortte zich op het schrijven van liedjes – en met succes. Aan het einde van haar zes maanden verlof bracht ze haar eerste lp uit.
Wie wil dat nou niet
Een aantal maanden of zelfs een jaar met sabbatical om de wereld rond te reizen, tijd voor je gezin en jezelf te nemen, om nieuwe inspiratie op doen, je op je hobby te storten of om uit te rusten. Wie wil dat nu niet? „Zes jaren zult gij uwen akker bezaaien, en zes jaren uwen wijngaard besnijden en de inkomst daarvan inzamelen. Doch in het zevende jaar zal voor het land een sabbat der rust zijn”, staat al in het Oude Testament te lezen.
Maar in de wet staat niets over een sabbatical. Hoewel volgens onderzoek een op de vijf Gen Z’ers (geboren tussen pakweg 1997 en 2012) een sabbatical wil en een op de drie werknemers een sabbatical belangrijker vindt dan een bonus, heeft niemand daar wettelijk recht op. Of je een sabbatical mag nemen, onbetaald of soms zelfs (deels) betaald, ligt volledig in handen van je werkgever. Werkgevers kunnen ervoor kiezen de mogelijkheid op te nemen in een cao, maar dit is meer uitzondering dan regel. Van de ruim achthonderd cao’s in Nederland noemen er volgens de FNV slechts 103 een sabbatical. Onbetaald verlof komt in 170 cao’s voor. Wel kunnen werkgevers de mogelijkheid van een sabbatical opnemen in hun eigen HR-handboek, of individuele afspraken maken per werknemer.
En een dergelijke regeling kan in deze huidige arbeidsmarkt – eind vorig jaar waren er op elke 100 werklozen 108 vacante functies – verstandig zijn. „Steeds meer werknemers willen vrijheid, en steeds meer werkgevers zijn bereid dit te faciliteren om nieuwe mensen aan zich te binden en huidige werknemers tevreden te houden”, zegt Jannes van der Velde, woordvoerder van werknemersvereniging AWVN.
Docent Imara de Jonge: „Voor onze reis dachten we nog wel eens na over een groter huis. Nu besef ik dat ik vooral vrij wil zijn.”
Luie mensen
Voor een gezonde work-life balance komt steeds meer aandacht, zéker na corona, zegt econoom en organisatiedeskundige Gyuri Vergouw. Maar de sabbatical bestaat al lange tijd. Al in de jaren 90 deed Vergouw er onderzoek naar en schreef er het boek Sabbatsverlof over. De werksabbatical vindt zijn oorsprong in de academische wereld, toen in 1880 Charles Lanman, taalwetenschapper aan Harvard, als eerste een jaar vrij kreeg voor zijn huwelijksreis én een zoektocht naar manuscripten in het Sanskriet in India. „Je vrije tijd besteden aan jezelf én je werk, dat is het oorspronkelijke idee van de sabbatical”, zegt Vergouw. Zo staat het ook nog altijd in de cao Universiteiten beschreven: ‘de sabbatical leave is een periode waarin algemeen of gericht aandacht wordt besteed aan de eigen employability’.
In de jaren 70 en 80 deed in Nederland de sabbatical voorzichtig zijn entree in grote organisaties, zoals bij techconcern IBM. In de jaren 90 gebeurde het in de bankensector, bij de Rabobank bijvoorbeeld, als alternatief voor de hoge bonussen die groeiende kritiek wekten, vertelt Vergouw. „Maar echt veel gebruik werd er nog niet van gemaakt, én: als mensen met verlof gingen, was dit maar voor enkele weken.” Ook kon de sabbatical nog op veel kritiek rekenen. „Het was voor luie mensen, luidde bij veel werknemers en werkgevers nog het vooroordeel.”
Voor onze reis dachten we nog wel eens na over een groter huis. Nu besef ik dat ik vooral vrij wil zijn
Ja, oké, natuurlijk heeft ze volop genoten, vertelt de Tilburgse docent muziekeducatie en singer-songwriter Merel Brusselers (26) over haar sabbatical. Maar nuttig was het óók. Drie maanden lang reisde ze langs de belangrijkste muzieksteden in de Verenigde Staten. „Ik ben een betere muzikant én een betere docent geworden. Zo kan ik mijn leerlingen nu beter bijbrengen hoe ze inspiratie kunnen opdoen of moeten netwerken.” Haar werkgever, hogeschool Fontys, vond het dan ook prima dat ze even in Amerika was, en niet voor de klas stond.
„Of je je sabbatical nu wijdt aan werk, ontspanning of een wereldreis, het draagt áltijd bij aan je levens- én werkgeluk”, zegt Vergouw. Ook uit onderzoek van The Academy of Management, de internationale beroepsvereniging voor management- en organisatiewetenschappers, blijkt een sabbatical het werk positief te beïnvloeden. Zo voelen mensen zich zelfverzekerder in hun werk als ze na een sabbatical terugkeren. Bovendien zijn volgens Brits onderzoek gelukkige medewerkers liefst 12 procent productiever dan niet-gelukkige medewerkers.
Het is misschien geen toeval dat bijna alle grote werkgevers in de top-10 van ‘Best workplaces’ in Nederland de sabbatical als secundaire arbeidsvoorwaarde aanbieden. Bij hotelketen Hilton (eerste) kan je zelfs een maand met betaald verlof en krijg je nog ongeveer 4.600 euro toe. Ook bij softwarebedrijf Atlassian (2), maaltijdboxleverancier HelloFresh (4), medischetechnologiebedrijf Stryker (5), pakketbezorger DHL (6) en managementconsultancy Accenture (8) zijn regels voor een sabbatical afgesproken.
Yoga-cursus in het buitenland
HelloFresh-directeur Pauwel Wiertsema ziet dat sabbaticals bijdragen aan het geluk van zijn werknemers. „Bovendien presteren ze beter én gaan ze minder snel op zoek naar een nieuwe baan.” Sinds 2021 mag daarom iedereen op onbetaald verlof; nou ja, wie minstens twee jaar in dienst is en een contract voor onbepaalde tijd heeft. Ook zit er een grens aan de duur van de sabbatical. „Drie maanden is de max, anders wordt het lastig daarna weer goed te aarden”, zegt hr-manager Rosanne Bernaert. Per jaar gaan ongeveer tien werknemers op sabbatical. „Vooral verre reizen en de yoga-cursus in het buitenland zijn populair.”
Ook HelloFresh-directeur Wiertsema (42) zelf ging drie maanden weg met zijn gezin, naar Zuid-Afrika. Hij kwam gelukkiger én productiever terug, zegt hij. „Ik heb nieuwe inzichten opgedaan die ik kan toepassen in mijn werk.” Heeft hij concrete voorbeelden? Daar moet hij even over nadenken. „Nee, dat niet”, zegt hij. „Het blijft toch meer abstract.” Wel weet hij nu dat hij meer tijd vrij wil maken voor belangrijke dingen. „Zoals sport.”
Is dit alles
Voor de 33-jarige Emma (achternaam en werkgever bij de redactie bekend) uit Amsterdam was haar sabbatical eerder een vlucht uit haar werk. Als consultant bij een zakelijk dienstverlener voelde ze zich steeds minder van waarde. Op reis hoopte ze erachter te komen wat ze wél wou. „Mijn leidinggevende hoopte dat ik na de sabbatical met frisse energie weer zou beginnen. Ik ben daar maar in mee gegaan, anders had ik misschien nooit toestemming gekregen.” Dankzij de vijf maanden in Zuid-Amerika voelt ze nu de energie weer stromen. „Sieraden maken, schrijven, of iets voor mezelf beginnen. Ik zit weer vol met ideeën waar ik blij van word.” Teruggaan naar haar oude werkgever zit daar niet bij.
Niet alle werkgevers staan dan ook positief tegenover een sabbatical. De hr-afdeling van Tergooi zei in eerste instantie tegen röntgenlaborant Bianca Vet dat ze „maar ontslag moest nemen als ze zo lang met sabbatical wou”, vertelt ze. „Gelukkig heb ik een manager die zijn best voor me heeft gedaan.”
Voor de werkgever kan het lastig zijn de sabbaticalhoudende werknemer te vervangen, zeker voor kleinere organisaties, zegt organisatiedeskundige Vergouw. „Maar de angst dat iemand niet terugkeert, speelt vaak mee.”
Ook Wouter van der Wolk (40), adviseur arbeidsmarkt bij de gemeente Amsterdam, kreeg zijn sabbatical niet een-twee-drie voor elkaar. „Er werd niet meteen begrepen waarom ik daar op mijn leeftijd behoefte aan zou hebben.” Maar een reden had hij wel. „Ik heb altijd al een lange reis willen maken. Liever had ik het veel eerder gedaan, toen ik nog jong en sneller onder de indruk was.” Daarbij haalde hij geen voldoening meer uit zijn werk. „Ik wist eigenlijk al wel dat ik wat anders wilde doen, maar wat dan? Daar hoopte ik door mijn sabbatical achter te komen.”
Nu hij terug is van zijn reis door Europa en Azië, overheerst nog steeds de twijfel. „Ik ben weer aan het werk, maar denk nog steeds: is dit het nou?”
Vrij maar eenzaam
Thomas André de la Porte, eigenaar van marketingbureau Dutch Design Agency, is een van de werkgevers die kritische kanttekeningen plaatst bij de populariteit van sabbaticals. „Het is geen goed teken dat steeds meer mensen lange periodes vrij nodig hebben om tot rust te komen of zich persoonlijk te ontwikkelen. Het is een symptoom van een werkcultuur die structureel tekortschiet.” In plaats van „al bij het sollicitatiegesprek een sabbatical te beloven” biedt hij liever zijn werknemers in de kern al voldoende ruimte, autonomie en groei, zegt hij. „Een sabbatical moet een keuze zijn, geen noodzaak.”
Organisatiepsycholoog Kilian Wawoe vraagt zich eveneens af of een sabbatical het antwoord is voor wie zoekt naar werkgeluk. „Een werkrelatie is niet anders dan een liefdesrelatie. Als het even niet werkt, kan een vakantie prettig zijn, maar het lost de onderliggende problemen niet op.” Niet voor de werknemer, die bijvoorbeeld geen verbinding voelt op het werk of te weinig mogelijkheden tot groei ervaart, en evenmin voor de werkgever die mensen aan zich wil binden. „Dan moet je mensen juist niet nóg meer vrijheid gaan geven.” Het is de paradox van deze tijd, zegt hij, mensen willen steeds meer vrijheid, maar worden hier uiteindelijk niet gelukkiger van.”
Of de sabbatical haar gelukkiger gaat maken op haar werk weet röntgenlaborant Vet nog niet. Maar nu is ze in ieder geval maar wat blij met haar tijdelijke vrijheid. In het ziekenhuis is het absoluut niet gebruikelijk om lang met verlof te gaan, maar ze raadt het iedereen aan. „Na al die jaren patiënten in hun laatste levensfase zien, wilde ik geen dag langer wachten. Ik wil nú genieten. En niet straks.”
Bij gebrek aan een fatsoenlijke metafoor karakteriseerde Mark Rutte het land eens als „een breekbaar vaasje”. Onze verworvenheden zijn niet vanzelfsprekend. Onze vrijheden, rijkdom en al die heerlijke spulletjes; we kunnen het zomaar kwijtraken.
Schoof rept niet over vaasjes, maar de boodschap van zijn kabinet is dezelfde; we hebben iets te beschermen en daarvoor rekenen we op de hardwerkende Nederlander. Dat is een breed begrip, maar ga je ’s ochtends naar je werk, stop je voor rood, rijd je door bij groen en geef je bij oranje extra gas? Dan hoor je er waarschijnlijk gewoon bij. Aan de andere kant heb je de mensen die dat vaasje kapot willen maken. ‘Woke’ bijvoorbeeld, dat alles wat leuk is wil verbieden. En criminelen, want die houden zich niet aan onze wetten. En alsof dat nog niet genoeg bedreiging is, heb je ook nog de asielzoekers.
Wil je iets gedaan krijgen in het huidige politieke klimaat, dan moet je rekening houden met die fictieve tweedeling. Je neemt het nooit op voor de vijanden van het vaasje, terwijl je altijd de belangen van de ‘hardwerkende Nederlander’ beklemtoont.
Neem het cellentekort. Er zijn te veel gevangenissen gesloten en zolang je niet Fred Teeven of Ivo Opstelten heet, kun je daar als gevangene niks aan doen. Maar je bent crimineel, dus niemand komt op voor je rechten. Er wordt voorgesteld om je met nog meer gedetineerden in een cel te zetten of om je dagbesteding maar te schrappen.
Dat is gek: we hebben als samenleving bepaald hoe we gedetineerden behandelen, maar door falen van de overheid moet het nog onaangenamer? Dat is alsof je een rode kaart krijgt omdat de scheidsrechter geen gele kaarten bij zich heeft. Als een overheid je niet kan straffen zoals we dat hebben afgesproken, dan moeten ze je maar wat eerder vrijlaten. Het zou heel normaal zijn als op die manier wordt geredeneerd, maar helaas heeft wijzen op rechten voor gevangenen iets ingewikkelds en dat past in geen enkele mediastrategie.
Gelukkig voor de gevangenen is er ook nog gevangenispersoneel en dat zijn wel hardwerkende Nederlanders. Het enige dat het schenden van rechten van gevangenen nu nog in de weg staat, is het argument dat het een te hoge werkdruk en onveilige situaties oplevert voor het personeel.
Voorstanders van een vuurwerkverbod wijzen op het jaarlijkse leed dat vuurwerk veroorzaakt voor mens en dier. Maar omdat die argumenten vooral uit de hoek van GroenLinks en Partij voor de Dieren komen, worden ze geoormerkt als ‘woke’-bezwaren van mensen die plezier haten. De morele vraag of dat plezier opweegt tegen al het leed is te ingewikkeld, ook hier hebben we de hardwerkende Nederlander weer nodig. Gooi het dus op de hulpverleners, of nog krachtiger: onze fantastische hulpverleners. Alleen zo krijg je de VVD mee en kom je dichter bij een vuurwerkverbod.
En dan de lintjesaffaire van deze week. Alle vrijwilligers krijgen zonder bezwaren een lintje, behalve de vijf die asielzoekers helpen. Dat is zeker een schoffering van die vrijwilligers, maar toch vooral van asielzoekers. Iedereen die anderen helpt krijgt een lintje, behalve als ze jou helpen, zo nadrukkelijk word je gezien als vijand. Minister Faber (PVV) werd het vuur aan de schenen gelegd over de manier waarop ze vrijwilligers behandelt, maar behalve dan dat CU-Kamerlid Mirjam Bikker opmerkte dat meervoudig Olympisch kampioen Sifan Hassan ook asielzoeker is, ging het niet over het racisme achter het besluit van Faber.
De vijanden van de huidige machthebbers moeten op dezelfde bescherming kunnen rekenen als de hardwerkende Nederlanders. Dat begint ermee dat toch in elk geval de oppositie er zo nu en dan op wijst dat rechten niet alleen gelden voor de eigen achterban. Dat gebeurt te weinig. In het huidige debat begint bijna niemand nog over moraliteit of universele rechten, het belang van de een wordt voortdurend tegenover het belang van de ander gezet, alsof de hardwerkende Nederlander niet zelf gedetineerde kan worden. Maar als niemand zich meer in een ander verplaatst, en sorry dat ik weer met die domme metafoor kom aanzetten, dan is het vaasje al gebroken.
Ze zaten tegenover elkaar in een Amerikaanse diner, maar dan wel eentje in Italië. Een Italiaanse diner die een Amerikaanse probeerde te zijn. Dat lukte heel aardig: zwart-met-witbetegelde vloer, bankjes met glanzend rode bekleding. Midden in de zaak stond een autootje met een grote hamburger op z’n dak. „Kom”, zei Yvonne (60). „We gaan dansen.” „Moet dat”, zei Gerard (73). Hij roerde in zijn vanillemilkshake. Yvonne had er één voor hen samen willen bestellen, maar Gerard had slechte ervaringen met delen. Het waren er dus twee geworden. Nu liet hij zich door haar van het bankje trekken om in de blauwige gloed van het tl-licht te dansen op muziek uit Grease. Af en toe ving de camera een andere gast, maar dat leken er niet veel. De Italiaanse Amerikaanse diner oogde grotendeels verlaten.
Het had ook best een scène uit een horrorfilm kunnen zijn, vond ik zelf, maar voor liefdeszoekers Yvonne en Gerard was het een droomdate. Kort van tevoren was Gerard nog met een andere dame op droomdate geweest: Karin (62). Met haar was hij opgestegen in een luchtballon, hij had zelfs even zijn arm om haar heen geslagen. Gerard leek een tevreden man. Hij had de zeventien vrouwen met wij hij aan dit avontuur was begonnen (meedoen aan een datingprogramma heet altijd een „avontuur”) teruggebracht tot twee blondines, zoals die dingen wel vaker gaan. Nu hoefde hij alleen nog te kiezen tussen, in zijn woorden, Kaatje en Yvonnetje. In De Golden Bachelor (Videoland) kan er maar één iemand vandoor gaan met die felbegeerde gouden roos. Gerard verwoordde dat zelf nog wat mooier: „Ik heb maar één gouden roos, maar ik heb ook maar één hart.”
Donderdag was het alweer tijd voor de finale en nog altijd begreep ik in alle eerlijkheid niet hoe Gerard die zeventien vrouwen zo wild had gekregen. Het kostte me al veel moeite om niet af te haken op het punt dat hij de ’tjes achter namen introduceerde (sinds ik „Ambertje” ben genoemd door een aardrijkskundeleraar maakt dit veel agressie in me los), en daarna werd het niet beter. Zelfs over long time favorite Yvonne bleef hij dingen zeggen als: „Ze is een ruwe bolster met een hele blanke pit.” In de diner had hij gezien „dat ze wel op het ritme kan bewegen en dat vind ik ook wel gezellig”. Alleen in de sauna ging de temperatuur even omhoog. „Ik zweet nooit in de sauna”, zei Yvonne. Waarop Gerard antwoordde: „Zal ik jou eens laten zweten?” Daar moesten ze beiden hartelijk om lachen.
Geen zwart gat
Nu Gerard zijn roos en hart aan Yvonnetje heeft uitgereikt, rest alleen nog de reünieaflevering, die volgende week donderdag op Videoland wordt gezet. Maar kijkers die op donderdagen behoefte blijven houden aan een verse dosis datingongemak, hoeven niet in een zwart gat te vallen: die kunnen (ook op Videoland) wekelijks rekenen op een nieuwe aflevering I Kissed a Girl. Daarin wordt het gebrek aan seksuele spanning dat De Golden Bachelor kenmerkte ruimschoots gecompenseerd.
Overgecompenseerd, zou je ook wel kunnen zeggen. Het eerste dat de deelnemende vrouwen dienen te doen wanneer ze elkaar ontmoeten in een villa in Zuid-Afrika, is zoenen. Eerst zoenen, dan praten. Vervolgens vormen ze koppels die bij iedere afvalronde moeten besluiten of ze samen door willen of niet. Willen ze dat wel, dan maken ze dat wederom kenbaar met een zoen. En waar de kusjes van Gerard wel erg droog leken, zie je in I Kissed a Girl wel héél veel tong. Ook zijn de makers niet zuinig met close-ups van billen in bikinibroekjes.
Gelukkig lijken de deelnemers het in ieder geval naar hun zin te hebben in de villa. „Mijn love language is physical touch”, zei de ene bovengemiddeld mooie vrouw tegen de andere. Die knikte – ze waren het helemaal met elkaar eens. Ik moest denken aan Karin; hoe die zich in de finale had voorgenomen „om Gerard ietsje meer fysiek te benaderen”. Ze had drie zoenen van hem gekregen, mwah-mwah-mwah, en ik stelde me zo voor dat ze op méér had gehoopt. Misschien geldt dat wel voor meer van Gerards dames. I Kissed a Golden Girl – is dat nog een idee?
Er valt wel wat voor te zeggen dat 2 april dit jaar 1 april heeft verslagen. Immers: de aankondiging, op die dag, van de Amerikaanse president Trump dat hij de door mensen onbewoonde Heard en McDonaldeilanden een importtarief van 10 procent zou opleggen, heeft alle trekken van de overdrijving tot in het absurde die nogal wat 1-aprilgrappen kenmerkt. Behalve dat Donald Trump en zijn beleid geen grap zijn.
De handelstarieven die de 2 miljoen pinguïns op de eilanden troffen haalden NRC niet, een ander bericht verscheen vorige week wel op de site: Alleen vrouwelijke cabaretiers welkom op het podium bij de komende editie van Cameretten. Daarin werd gemeld dat het Haagse cabaretfestival dit jaar „exclusief toegankelijk [was] voor deelnemers die zich identificeren als vrouw of als non-binair”.
Die maatregel, voorlopig voor één jaar, zou zijn genomen vanwege de overheersing van mannen in de cabaretwereld en op het festival, waar sinds de oprichting (1966) 80 procent van de deelnemers man was. Dat wil de organisatie doorbreken, zei directeur Frank Heijman in het artikel. Daarin werd ook de directeur van het Leids Cabaret Festival aangehaald die vertelde vorig jaar iets gelijksoortigs te hebben overwogen „als 1-aprilgrap”.
Tja, dat was het ditmaal dus ook.
Het persbericht van het Cameretten Festival was een van de tientallen uitingen van bedrijven en instellingen die probeerden aandacht voor zichzelf te creëren door de buitenwereld voor het lapje te houden. Doorgaans worden dergelijke grappen (een robot-wAIkagent, aangestuurd door kunstmatige intelligentie) snel doorzien. In dit geval bleek NRC onvoldoende waakzaam. Hoe haalde deze onwaarheid de krant? Het (summiere) persbericht ‘Cameretten Festival 2025 is „Woman Only”’ kwam vrijdagochtend 28 maart binnen bij de cultuurredactie, waar het werd opgemerkt door theaterredacteur Ron Rijghard. Hij vond de inhoud interessant genoeg om een stagiaire te vragen om een bericht te maken. „De mogelijkheid van een 1-aprilgrap was niet in mij opgekomen.”
De stagiaire ging aan het werk en rondde ’s middags het bericht af. Ze had geen onraad geroken „Wel verliep het gesprek met de directeur van Cameretten wat stroef, maar met 1 april was ik niet bezig. Dat er weinig vrouwelijke cabaretiers zijn, leek mij een serieus onderwerp en niet geschikt voor een grap.” Ook de opmerking over 1 april van de directeur van het Leidse festival zette niemand op het spoor van grappenmakerij.
Olijk bedoeld nepnieuws
Dat gebeurde pas toen het artikel een tijdje online stond en iemand van de avondploeg onraad rook. Cameretten werd opnieuw gebeld – desgevraagd hield men in het midden of de uitsluiting van mannen nu een grap was of niet – en de tekst werd aangepast. In een nieuwe kop toonde de gefopte kwaliteitskrant zich sportief: Gefeliciteerd Cameretten! We zijn erin getuind….. 1 april!. Uiteindelijk maakte het festival op maandag 31 maart bekend dat hun ‘Woman only’ een grap was geweest, bedoeld om een bestaande kwestie aan de orde te stellen, zij het een met „een kern van waarheid”.
Ron Rijghard houdt gemengde gevoelens. „Ik ben geen liefhebber van het genre, zeker niet als mensen blijven liegen wanneer ze door een journalist worden gebeld. Al hadden we natuurlijk alerter moeten zijn.”
Dat laatste verdient het om jaarlijks herhaald te worden. Er is meer onvrede in de journalistiek over wat er eind maart aan olijk bedoeld nepnieuws de wereld in wordt geslingerd. Katalysator was dit jaar het door de gemeente Vlaardingen verspreide bericht dat het plaatselijke café Het Mes van naam zou moeten veranderen om de aandacht te vestigen op het toenemend aantal steekincidenten.
Het leidde tot berichten in verschillende media (NRCtrapte hier dan weer niet in). Hier speelde mee dat de gemeente bij navraag expliciet ontkende dat er sprake was van een 1-aprilgrap. Bovendien werd de informele termijn voor het kikker-in-de-bilseizoen hier erg ver opgerekt: tot 21 maart. Dan is de lol er snel vanaf. Onder meer de algemeen secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, de hoofdredactie van NOS en de regiokranten van het AD stuurden een boze brief naar Vlaardingen. Ook de minister-president toonde zich verstoord. De site Villamedia herplaatste een oproep van twee jaar geleden: ‘Daar gaan we weer: stop met 1-aprilgrappen!’
Dat lijkt mij toch ook weer jammer: een goede aprilgrap verbindt, doet een beroep op de verbeelding en realiteitszin van de toeschouwer – en vestigt uiteindelijk de aandacht op het verschil tussen nieuws en nepnieuws. (Ik schreef een jaar geleden met spijt over hoe de redactie-eigen aprilgrap uit NRC verdween.)
Chardonnay-thee
Wel mogen de teugels wat worden aangehaald aangaande de eisen waaraan een goede 1-aprilgrap moet voldoen. Want een losse leugen is gewoon een losse leugen. Denk hieraan: maak ze kort voor de dag zelf, zorg voor maatschappelijke relevantie, wees verrassend en creatief (geen chardonnay-thee – om meerdere redenen), voeg aanwijzingen aan het persbericht toe, roep mensen op tot actie (waarmee ze verraden in de val getrapt te zijn) en zet de leugen niet door als je de vraag krijgt of iets wellicht een 1-aprilgrap is (kruip dan even onder het bureau).
Als deze rubriek niet vandaag was verschenen, maar op 1 april, had ik er al in kunnen aankondigen dat Nederlandse overheden, semi-overheden en bedrijven een convenant hadden gesloten met een brede vertegenwoordiging van de media, waarin de grenzen van de 1-aprilgrap voor alle partijen bindend werden vastgelegd om controversiële grappen in de toekomst te voorkomen. U bent gewaarschuwd.
Een plezierig café in Tel Aviv. De cappuccino smaakt uitstekend en de croissant is perfect. Het is haast ongelooflijk dat zeventig luttele kilometers verderop mensen dagelijks worden beschoten en gebombardeerd, terwijl nog dichter bij mensen op de Westelijke Jordaanoever uit hun huizen worden gedreven door gewapende kolonisten.
Wat niet wil zeggen dat Israëliërs geen aandacht besteden aan de oorlog in Gaza. Er worden felle discussies over gevoerd op de televisie. Het ontbreekt ook niet aan beelden van verwoeste Palestijnse steden. Overal merk je de woede over de oorlog, en over de pogingen van Benjamin Netanyahu om er eindeloos mee door te gaan, en bovendien à la Donald Trump de democratische instellingen van Israël te ondermijnen door iedereen te ontslaan die zijn autoritaire neigingen in de weg zit.
Dagelijks demonstreren burgers in Tel Aviv en Jeruzalem tegen de oorlog en tegen Netanyahu. De premier en zijn kabinet van extremisten worden door menigeen als fascisten bestempeld. Ik hoorde van een voormalige luchtmachtpiloot dat hij zou weigeren te dienen in een onaanvaardbare oorlog. Een kennis vertelde dat hij het land zou verlaten als zijn zoon zou worden opgeroepen. En een bekende schrijver wanhoopte dat zijn land zou worden verscheurd door de haat tussen Israëliërs, om nog maar te zwijgen over de haat tussen Joden en Palestijnen.
Slecht begrepen
Tegenstanders van Netanyahu en de oorlog voelen zich vaak geïsoleerd. De buitenlandse banden van culturele en academische instellingen worden dikwijls door boycots verbroken. Menig Israëliër heeft het gevoel van alle kanten te worden belaagd – thuis door Netanyahu en zijn fanatieke aanhangers, en van buiten door critici die alle Israëliërs verantwoordelijk achten voor de gruwelen in Gaza en de Westelijke Jordaanoever.
Dat veel Israëli’s zich daarom slecht begrepen voelen, is begrijpelijk. Guilt by association is nooit terecht. Culturele boycots treffen vaak juist de mensen die zich afzetten tegen de misstanden in hun land.
Toch ontbreekt er iets fundamenteels aan de vele demonstraties tegen de oorlog en voor de democratie in Israël: haast niemand heeft het over de Palestijnen. Overal hangen spandoeken en posters waarop te lezen staat dat de gijzelaars moeten worden bevrijd. Veel Israëliërs, of ze nu links zijn of rechts, dragen gele lintjes. Op het plein voor het fraaie museum van moderne kunst in Tel Aviv staan ontroerende installaties die het ijselijke lot van de gijzelaars herdenken. In praatshows op de televisie is eindeloze kritiek te horen op het regeringsbeleid, dat zou kunnen leiden tot de dood van alle gijzelaars die nog vastzitten in zompige tunnels en martelkamers.
Maar ondanks de beelden van kapotgebombardeerde steden, zie je nergens wat de Palestijnen in Gaza is overkomen; geen dode kinderen onder het puin, geen mensen die van de honger creperen, geen gezinnen zonder dak boven hun hoofd.
Deze verschrikkingen worden wel vermeld in Haaretz, maar slechts een paar procent van de Israëlische bevolking leest die uitstekende krant. De meeste mensen vinden het gemakkelijker om te doen alsof het lot van de Palestijnen hen niet aangaat. Erger nog, het is alsof de aandacht voor Palestijns leed zou getuigen van slechte smaak; het zou alleen maar meer antisemitisme kunnen aanwakkeren. Ik hoorde van iemand die tijdens een demonstratie het onderwerp probeerde aan te snijden – de microfoon werd haar ontnomen.
In Jeruzalem ontmoette ik een vrouw van een jaar of vijftig. Zij was fel tegen Netanyahu. Zij sprak Arabisch, was niet bekrompen, en was tegen de oorlog. Zij houdt zich nu voornamelijk bezig met een liefdadigheidsactie voor mensen in nood. Ik vroeg haar of ook Arabische mensen daarvoor in aanmerking kwamen. Dat was helaas niet mogelijk, zei ze zuchtend. De Palestijnen zeggen wel dat ze vrede willen, zei ze, maar ze staan als één blok achter de afschuwelijke moorden, ontvoeringen, en verkrachtingen van 7 oktober 2023. Beelden van de Holocaust kwamen bij haar op. Weer een diepe zucht: met zulke mensen kon je niet meer omgaan.
Schok van 7 oktober
Het is te gemakkelijk om dit uitsluitend toe te schrijven aan racisme of stompzinnigheid. Veel Israëliërs denken er precies zo over. Hier kun je kritiek op leveren. Gebrek aan aandacht voor het leed van de Palestijnen is niet goed te praten. Maar het is óók dwaas om de schok van 7 oktober te onderschatten. Op die dag vielen Joden ten prooi aan iets waarvan zij dachten dat het nooit weer zou gebeuren. Een eeuwenlange geschiedenis van vervolging, vernedering en moord kwam plotseling weer tot leven.
Deze reactie zou ook hebben plaatsgevonden zonder Netanyahu als cynische, oorlogszuchtige premier. Hij is bovendien niet de eerste leider die de lange Joodse lijdensweg, met de Shoah als afschuwelijke climax, voor politieke doeleinden heeft benut. Dat begon al in 1961 met David Ben Goerion tijdens het proces tegen Adolf Eichmann. Maar meer nog dan zijn voorgangers heeft Netanyahu zich opgesteld als voorvechter van het idee dat de Palestijnen een even groot existentieel gevaar vormen als de nazi’s, en dat alleen hij, Benjamin Netanyahu, de Joden kan behoeden voor een tweede Holocaust.
Hij heeft hen niet behoed voor 7 oktober. En dat wordt hem zeer kwalijk genomen. Maar veel Israëliërs delen zijn spookbeeld dat Israël in zijn bestaan wordt bedreigd, niet alleen door Hamas, maar door alle Palestijnen. In een strijd om te overleven is er weinig plaats voor compassie met de vijand. Daarom vinden veel weldenkende mensen het onmogelijk een autoritaire, zelfzuchtige leider te verafschuwen, en tegelijk weerstand te bieden aan de angsten die hij zo zorgvuldig heeft opgehitst.