Politiek fotograaf Han Singels (1942-2025) vond rust in lege landschappen

Han Singels bewoog zich met zijn camera moeiteloos tussen de politieke macht en persoonlijke verhalen van gewone mensen. Hij fotografeerde op het Binnenhof en in het drukke stadsleven, en vond later rust in het lege landschap. Op 10 mei 2025 overleed hij onverwachts.

Singels werd op 5 mei 1942 geboren in interneringskamp Brastagi op Noord-Sumatra, als derde kind van een Nederlandse planter en zijn Friese vrouw. Hij studeerde fotografie en grafisch ontwerp aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en de Rijksakademie in Amsterdam. In de vroege jaren zeventig werkte hij als grafisch ontwerper, al snel legde hij zich toe op fotografie.

Amsterdam en omgeving werd zijn biotoop. Op het Waterlooplein was hij een vertrouwd gezicht; hij voelde zich thuis in de stad en was sterk verbonden met de buurt. Als je hem tegenkwam was hij nooit te beroerd om stil te staan voor een goed gesprek, zegt Boudewijn Bakker, voormalig conservator van het Stadsarchief. Hij noemt Singels een echt „mensenmens, oprecht belangstellend. Hij stopte meteen zodra hij je zag. Het was een vreugde hem tegen te komen.”

Vanaf 1974 tot eind jaren tachtig werkte Singels als fotograaf voor De Groene Amsterdammer. Daar ontwikkelde hij zijn signatuur: maatschappelijke betrokkenheid met een voorkeur voor de rafelranden van de samenleving. Hij volgde de politiek van nabij, werkte voor de vakbeweging, bladen als De Nieuwe Linie en het Nieuw Israëlitisch Weekblad, en tal van culturele instellingen.

Leden van het sport- en fitnesscentrum Stoker op het strand van Hoek van Holland, 1983.

Foto Han Singels

In zijn politieke fotografie zat hij er vaak bovenop en kwam hij dicht bij zijn onderwerpen. Hij bewoog zich vrij tussen de politieke hoofdrolspelers binnen het parlement, de vakbonden en werkgeversorganisaties. Bekend is zijn foto uit 1977 van een woedende Joop den Uyl tijdens een opname van Den Haag Vandaag. Er was afgesproken dat de lijsttrekkers elkaar niet zouden onderbreken, Wiegel deed dat toch. Toen Den Uyl daarop wilde reageren, werd hij terechtgewezen. Singels legde precies dat moment vast: Den Uyl vol frustratie, Wiegel die kalm bleef.

„Han noemde zichzelf politiek fotograaf”, zegt Boudewijn Bakker „Hij was iemand die werkte door zich in te leven en echt één te worden met zijn onderwerp. Dit deed hij door lang met mensen te praten. Hij speelde met zijn werk een rol in de maatschappelijke en politieke geschiedenis. Zijn foto’s stonden in de krant en bepaalden mede hoe we die tijd zagen.”

Heldere, open blik

De foto’s van Singels verschenen ook in Vrij Nederland en Ons Amsterdam. Binnen de GKf, Beroepsvereniging van Fotografen, waarbij hij zich in deze periode aansloot, vond Singels geestverwanten die net als hij hun fotografie als maatschappelijk instrument zagen. Hij behoorde tot een belangrijke geëngageerde groep fotografen, onder wie Oscar van Alphen, Willem Diepraam, Bert Nienhuis en Maya Pejic die de heftige sociale en politieke ontwikkelingen van die periode vastlegden.

Singels kreeg tweemaal een documentaire opdracht van het Rijksmuseum (‘Verkiezingen en kabinetsformatie’ in 1977 en ‘Jongeren’ in 1984). Bijzonder was ook de spraakmakende serie over mensen met hiv en aids, die hij begin jaren negentig maakte in opdracht van het Stadsarchief Amsterdam en het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Hier slaagde hij erin om dicht bij de emoties van de mensen te komen, met zichtbaar wederzijds vertrouwen. Het Stedelijk Museum in Amsterdam kocht tien foto’s uit deze serie aan.

Singels was nooit een afstandelijk observator. „Hij zocht het vertrouwen en was gelukkig als hij dat vond”, zegt zijn vriendin Greetje van der Werf. „Je kunt niet fotograferen als er geen vertrouwen is. En dat vertrouwen is bij zijn aids-serie (1990-1993) uitzonderlijk sterk voelbaar.” Een voorbeeld is het portret van Henk Koers (1949-1992), één van de hoofdpersonen uit de serie. Singels volgde Koers in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam . Op een van de foto’s zit Koers op bed, het gezicht getekend door ziekte, maar met een heldere, open blik.

De thema’s van Singels ontwikkelden zich geleidelijk van politiek en maatschappij naar natuur en landschap. In de drukte van de stad voelde hij zich steeds minder op zijn gemak. Hij leed aan claustrofobie, voor hem was de buitenlucht letterlijk een verademing.

„Hij was elke dag uren op pad”, zegt Greetje van der Werf. Vanaf de jaren negentig trok hij er steeds vaker op uit met zijn brommer of fiets, vaak vanuit Amsterdam naar de polders, de uiterwaarden langs de Vecht of richting Muiden.

Foto Han Singels

Wat begon met het fotograferen van mensen in hun sociale context, verschoof naar koeien in het weiland, beelden waarin hij kon blijven zoeken naar vorm, rust en betekenis. Greetje van der Werf: „Hij keek eindeloos naar kunst, vooral naar zeventiende-eeuwse schilderkunst. Hij dacht lang na over wat een beeld tot een goed beeld maakt. Hij kon eindeloos koeien fotograferen, bracht soms zes weken in een weiland door tot hij de perfecte compositie had gevonden.” Het was belangrijk voor Singels dat bij de kijker ruimte bleef voor eigen interpretatie.

Uiteindelijk werd zijn werk nog verstilder: abstracte foto’s van water, steen en ijs. In zijn laatste project, de Waterfoto’s, waaraan hij ruim acht jaar werkt, legde hij de focus op spiegeling en water. Je zou de bijna abstracte beelden kunnen interpreteren als een visueel afscheid: sereen en verstild.


Opinie | Wie is de machthebber en wie de underdog? Veel begint met die vraag

‘Ook gij, Arjen Fortuin?”. De reprimande was niet mis te verstaan en kwam een paar dagen nadat ik in het openbaar iets aardigs had gezegd over het Bluesky-account ‘Koppen verklapt’. Dat strijdt al tijden tegen een van de ergerlijkste kenmerken van de tegenwoordige digitale journalistiek: de artikelkop waarin iets wordt gesuggereerd, zonder dat de bijbehorende vragen worden beantwoord. Vaak gaat het om eenvoudige kwesties, zoals: Dierenwinkel Lochem ontsnapt aan ramp: ‘Waren er geen minuut te vroeg bij’. Aan een screenshot van die kop uit AD Utrechts Nieuwsblad voegde Koppen verklapt even hulpvaardig als onderkoeld toe: „Er stond een papiercontainer in brand.”

NRC is geen hofleverancier van Koppen verklapt, maar immuun voor de verleiding van de lokkop is de organisatie niet: Kan Van Eerd de pakken cash verklaren? („Nee”); Maakt Brussel een einde aan duurdere boodschappen in Nederlandse supermarkten? („Mogelijk, er zijn plannen voor”). En dus, van eigen ombudsmakelij: Dit leek wel de uitkomst van de jaarvergadering van Canadese zetduivels, waar Koppen verklapt over verklapte: „Het aantal te rectificeren fouten in het 66 jaar oude artikel Zes mannen, waarschijnlijk Nederlanders, in Canada bij instorting gedood”.

Ergerlijk kopgebruik stond lang op mijn lijstje te behandelen onderwerpen in deze rubriek. Over de lokkop in het algemeen, over de permanente ergernis die de vraagtekenkop uitlokt (het antwoord is vrijwel altijd ‘nee’), de eigenlijk even onuitstaanbare ‘deze-kop’ (Deze twee processen in je brein zijn beide nodig voor verandering – voor de liefhebber: self-efficacy en respons-efficacy) en over de achtergrond van dit alles: hoe de moderne kop het hoofd boven water moet houden in de permanente strijd om online aandacht. Boven de rubriek had kunnen staan: Drie jaar ombudsman, maar dit onderwerp bleef al die tijd liggen.

Want inderdaad, dit is de laatste, onder diepe dankzegging aan de lezers voor alle opbouwende (alsmede minder opbouwende) kritiek. Tegenwoordig kan een krant als NRC het online gedrag van de lezer met uiterste precisie volgen. Welk artikel u aanklikt, hoe lang u vervolgens leest (of luistert), waar u stopt, of bepaalde artikelen verhoudingsgewijs veel mensen aanzetten tot het nemen van een abonnement – het wordt bijgehouden. Al die kennis over de meetbare lezer is nuttig, maar kan zomaar het zicht ontnemen op de pratende, schrijvende, denkende, de onmetelijke lezer.

Lees ook

Herman Staal nieuwe ombudsman bij NRC, volgt Arjen Fortuin op

Links Arjen Fortuin, rechts zijn opvolger Herman Staal.

Onmetelijke lezer

Welaan, onmetelijke lezer, ik heb u luid en duidelijk gehoord. Met als hoogtepunt de volharding van de lezeres die tien zaterdagen achter elkaar meldde dat er op zaterdag in de Primera van winkelcentrum Middenhoven in Amstelveen-Zuid slechts een halve NRC (zonder de katernen Leven en Wetenschap) te koop werd aangeboden. Meer in het algemeen de talloze correcties en opmerkingen over fouten en slordigheden in de krant, soms met de ernstige toelichting: „Ik mail u, omdat de krant mij ter harte gaat.”

Over de onwenselijkheid van fouten zijn we het eigenlijk altijd eens. Dat ligt soms al anders bij de nieuwswaarde van verhalen over ‘lichte’ onderwerpen, de hoeveelheid advertenties, persoonlijke details in artikelen, de overtuigingskracht van een recensie. De belangrijkste alarmberichten zijn die waarbij lezers vinden dat NRC journalistiek tekort is geschoten: van de berichtgeving over de vermeende verrader van Anne Frank, tot onderzoeksjournalistieke projecten over politici of organisaties en de verslaggeving over oorlog en populisme.

Wat mij steeds meer aan die brieven opviel, was niet de inhoud van de kritiek, maar het verklaringsmodel dat meegestuurd werd. Dat ging, zogezegd, meestal uit van moedwil en slechts zelden van misverstand. Terechte kritiek werd gevolgd door de suggestie van een (dubbele) agenda; de gedachte dat NRC de lezer een bepaald standpunt wilde opdringen. (Ik ga proberen het eind van deze rubriek te halen zonder ‘Gaza’ te schrijven.)

Natuurlijk hebben we hier te maken met een teken van de opgewonden tijd waarover u dagelijks in de krant kunt lezen. Feiten worden gelezen als argumenten, argumenten geduid als bewijs voor een kwade inborst. Dat is lastig manoeuvreren voor een organisatie die zich, heel klassiek, voorstaat op het scheiden van feiten en meningen. Intussen zijn er ook morele beginselen die NRC aanhangt – democratie, rechtsstaat, gelijkwaardigheid tussen mensen – die niet feitelijk zijn, maar wel doorklinken in de verslaggeving.


Deze maand verscheen het manifest Alle journalistiek is activisme van journaliste Fréderike Geerdink, waarin zij een lans breekt voor journalistiek die stelling neemt. ‘Activisme’ geldt in de journalistiek vaak als scheldwoord, voor het ondergeschikt maken van de feiten aan de boodschap. Maar de objectiviteit van nieuwsmedia als NRC is wat Geerdink betreft gewoon „een witte bril”. Ze haalt onderzoek aan over hoe journalisten zichzelf zien, op een spectrum dat loopt van „ondersteuner van de macht”, via „ongebonden waakhond” naar „pleitbezorger voor sociale verandering”. Verreweg de meeste journalisten plaatsen zich in de middelste categorie, maar wat Geerdink betreft lopen ze zozeer in de pas met de bestaande machtsstructuren dat ze de facto de macht ondersteunen. Wat Geerdink betreft kun je pas een waakhond zijn als je je rekenschap geeft van wie de machtelozen zijn in de maatschappij en je vervolgens aan hun kant opstelt en probeert die onderwerpen en invalshoeken te kiezen die ‘sociale verandering’ stimuleren.

Hier valt heel veel over te zeggen – ruwweg anderhalve eeuw aan gedachtevorming over de maatschappelijke rol van de journalistiek – maar ik vond de gedachte van de journalist als ‘pleitbezorger van sociale verandering’ vooral interessant in het licht van de lezersbrieven die ik noemde. Want welke verwachtingen van NRC spreken daaruit? Feiten en informatie, uiteraard – maar in toenemende mate ook betrokkenheid. Niet in het uitventen van concrete opvattingen, maar wel in het engagement met gedeelde democratische waarden. Precies die beginselen staan onder druk; in de democratische rechtsstaat gaat steeds minder vanzelf. Dat roept voor journalisten de vraag op waar het verhaal moet beginnen: bij het gevaar of bij de gebeurtenissen?

Gewenningsdier

Ik denk dat Geerdink een punt heeft met de nadruk die ze legt op de macht – en in het verlengde daarvan komt de vraag wie in een bepaalde situatie de machthebber is en wie de underdog. Complicatie: dat is vaak moeilijk te bepalen. Een van de interessantste kwesties waar ik het afgelopen jaar over schreef was de verslaggeving over de Maccabi-rellen in Amsterdam. Daarbij werd NRC (net als rest van de pers) gehinderd door een gebrek aan aanwezigheid op straat, maar vervolgens ook doordat politiek opportunisme de feiten bedekte onder een deken van analyses, stellingnames en manipulaties. Aanvankelijk was het perspectief – in lijn met dat van de Amsterdamse autoriteiten – dat van een pogrom tegen Israëlische voetbalsupporters; later kwam daar het beeld tegenover te staan van „genocide verheerlijkende fans” (formulering van Geerdink) die de stad onveilig maakten en zo een reactie uitlokten. Elk zijn underdog. Na zes weken publiceerde NRC een imposante reconstructie, die duidelijk maakte dat die nacht zich niet leende voor een schematische indeling.

Achterhalen wie de macht is (en wie het slachtoffer van andermans machtsvertoon), is misschien wel de eerste stap op weg naar ‘sociale verandering’. Tegelijkertijd moet de journalistiek zich rekenschap geven van het feit dat belangrijke zaken vaak ingewikkeld zijn. En dat het dus noodzakelijk is om tegen jezelf in te denken. Nu is dat laatste formeel verankerd bij NRC, in een van mijn favoriete passages uit ‘Onze beginselen’, waarin „ook waakzaamheid jegens onszelf” wordt gepropageerd, „want de mens is een gewenningsdier, dat moeilijk afstand doet van vertrouwde gewoontes en denkpatronen – en niets menselijks is ons vreemd”. In de praktijk kan die waakzaamheid niet zonder de kritische zin van de lezer. Daar zal ook de volgende ombudsman zijn voordeel mee doen.

Arjen Fortuin

Dit was de laatste bijdrage van ombudsman Arjen Fortuin. Per 1 september neemt Herman Staal het stokje over. Reacties: [email protected]


Waar ik fout zat: mijn stondpunt

Het is een menselijke neiging waarvan we allemaal last hebben: we bevestigen graag ons eigen gelijk. Psychologen noemen dat een ‘confirmation bias’. We filteren informatie zodat die past in de overtuigingen die we al hebben. Wat ermee in tegenspraak is, dringt vaak niet echt tot ons brein door.

Ik ben daar bang voor. En probeer er op te letten. Want oogkleppen passen niet bij goede journalistiek. Die vereist een open geest.

Dus heb ik me voorgenomen tegen de confirmation bias in mijn brein te strijden. Onder andere door me elk jaar voor de zomer af te vragen: waar zat ik fout? Wat zijn mijn stondpunten? Een prachtig woord van taalkundige Wim Daniëls voor standpunten die je hebt verlaten.

Dit jaar heb ik niet een echt stondpunt, maar een hard binnengekomen besef. Namelijk: de handelsoorlog van Trump ondermijnt de Amerikaanse democratie. We besteden veel aandacht aan de economische gevolgen van Trumps handelstarieven, maar wie louter economisch kijkt, heeft oogkleppen op.

Laat me dat uitleggen.

Het is maar een handelsoorlog, dacht ik de eerste maanden na Trumps aantreden vaak. Hoe heftig en schokkend ook, bijvoorbeeld voor Canada en Mexico en voor getroffen Amerikaanse bedrijven die plots met hoge kosten en grote economische schade werden geconfronteerd. Toch leek de rest van Trumps beleid me zorgelijker, belangrijker, juist omdat het de Amerikaanse democratie aantast. Bijvoorbeeld hoe Trump advocaten, rechters, politici, en groepen als transgenders, immigranten en mensen die protesteren onder druk zet, met het volle gewicht van de staat.

Wat ik die eerste maanden niet besefte: de handelsoorlog zelf was ook een ondermijning van de Amerikaanse democratie. Dus toen Trump op 2 april met torenhoge importheffingen op meer dan zestig landen kwam, ging ook ik uitleggen hoe moeilijk te begrijpen die handelsoorlog was, hoe raar de berekening van de tariefpercentages.

Op de knieën

Een senator van de Democraten, Chris Murphy, en Volkskrant-columnist Kustaw Bessems haalden mijn oogkleppen weg. Je moet niet aan economen vragen om een aanval op de democratie te analyseren, schreef Bessems.

Met de hoge heffingen kan Trump macht uitoefenen over Amerikaanse bedrijven, ze tot loyaliteit dwingen. Bedrijven moeten op de knieën bij Trump om te vragen of hij de hoge heffingen voor hen wil verlagen. Landen idem dito. Wie Trump gunstig stemt, de juiste offers brengt, krijgt verlichting. Voor hoe lang is onduidelijk.

Trump heeft zich de macht toegeëigend om van het ene op het andere moment winnaars en verliezers in de Amerikaanse economie aan te wijzen. Dat zijn ondernemers die met pijn en moeite een bedrijf hebben opgebouwd en de levensvatbaarheid van hun werk met een gril van de president zien verschrompelen. Dat zijn werknemers die daaraan hebben meegebouwd.

Open, democratische samenlevingen hebben een overdaad aan wetten en regels én de meeste welvaart

Die macht over handelstarieven heeft een Amerikaanse president normaal gezien niet, die ligt bij het Congres. Trump moet er uitzonderingsclausules voor inroepen, waaronder een vermeende noodtoestand. Een president die hogere importheffingen wil, stelt die in normale tijden voor aan het Congres, na onderzoek en openbare inspraak. Logisch. Beleid dat zo ingrijpend is, wordt in een democratie goed onderzocht, mét inspraak van getroffenen.

De grote kwestie in Trumps handelsbeleid is dus niet of de economische groei lager uitvalt, maar: mag de president zich de macht toe-eigenen om van het ene op het andere moment op deze schaal winnaars en verliezers aan te wijzen? Nee, zei het Amerikaanse Hof van Internationale Handel eind mei, de president heeft geen ‘onbegrensd gezag’ om heffingen op te leggen. De zaak is nu in hoger beroep.

Vriendjeskapitalisme

Alleen al de veranderlijkheid van Trumps handelsbeleid is ondermijnend voor de Amerikaanse democratie. Het ene moment zijn er hoge heffingen, het andere moment worden die gepauzeerd of verlaagd, het volgende moment zijn er uitzonderingen voor bepaalde productgroepen. Wie het oor heeft van Trump kan een uitzondering bedingen. Vriendjeskapitalisme.

„Bescherming tegen willekeur van de macht is wezenlijk voor een open democratische samenleving”, zegt historicus Bas van Bavel. Hij onderzoekt de wisselwerking tussen „economie, samenleving en instituties” en schreef een boek over hoe markteconomieën opkomen en neergaan. „Regels, wetten en gedragsnormen zijn in een democratie stabiel en moeilijk te veranderen. Dat geeft zekerheid en bescherming aan 99 procent van de samenleving. Juist ook aan degenen die geen toegang hebben tot de president. Het maakt voor die bescherming niet uit of Jantje of Marietje rechter of president is. Het gaat om de functie, niet om de persoon.”

Open, democratische samenlevingen hebben een overdaad aan wetten en regels én de meeste welvaart, zegt Van Bavel. „Zo wordt eigendom gerespecteerd. Dat geeft de zekerheid om te investeren. In niet-democratische samenlevingen draait bescherming tegen willekeur van de macht juist wel om persoonlijke banden met de macht. Dat ontmoedigt investeringen en remt welvaart.”

„Er is een smalle corridor tussen anarchie en het recht van de sterkste waarin samenlevingen vrij te noemen zijn”, zegt Van Bavel, verwijzend naar onderzoek van economen Daron Acemoglu en James Robinson. „Vereist is dat de macht van de sterksten, waaronder de Amerikaanse president, kan worden betwist en gecontroleerd.”

Over Trumps handelsbeleid klinkt vaak de verwachting dat de economische pijn hem terug zal fluiten, terwijl het de democratie, in dit geval de rechterlijke macht en het Congres, zou moeten zijn. „Het gaat hier niet over economisch gewin of economisch verlies. Het gaat om de houdbaarheid van de democratische rechtsstaat.”


‘Mijn hel, mijn regels’, roept Pussy Riot de dag na de NAVO-top op het podium in Den Haag

De dag nadat wereldleiders in Den Haag vergaderden op de NAVO-top in die stad, staat de Russische feministische protest- en punkgroep Pussy Riot er op het podium in het Paard met de protestshow Riot Days. Al veertien jaar voert het collectief met protestacties en kunstperformances strijd tégen het regime van Poetin, en vóór vrijheid van meningsuiting, vrouwenrechten en lhbti-rechten.

Terwijl de eerste vioolklanken worden ingezet door bandlid Alina Petrov verschijnen achter op het podium beelden van de Russische president Vladimir Poetin. Twee vrouwen betreden het podium, de een draagt een gele, de ander een roze bivakmuts, de rest van hun kleding is zwart. Zodra de maskers van bandleden Taso Pletner en Maria Aljochina af gaan, schieten er vuisten in het publiek omhoog.

Pussy Riot trekt deze zomer door Europa met de protestvoorstelling ‘Riot Days’. De opbrengsten van deze optredens schenken ze aan goede doelen in Oekraïne, als directe steun in de strijd tegen het Russische regime. De zaal in Den Haag is gevuld met trouwe activisten met kefiyyehs, jonge bezoekers vergezeld door hun ouders en punk- en rockliefhebbers. In muziek en beeld vertelt Pussy Riot het verhaal van hun protestbeweging sinds 2011, opgebouwd in hoofdstukken die samen de geschiedenis en identiteit van de groep vormen.

Pussy Riot op het podium in Paard in Den Haag. Foto Parcifal Werkman

Beruchte protestactie

„Verban Poetin, verban hem!”, roepen en zingen de leden van Pussy Riot in het Russisch (met Engelse vertaling op het scherm), begeleid door stevige gitaarakkoorden. Op het scherm zie je vrouwen gekleed in roze, gele en blauwe jurken, panty’s en balaclava’s voor een gouden altaar met schilderijen van Maria. Het zijn beelden van Pussy Riots beruchte protestactie van 21 februari 2012 in de grootste kerk van Moskou, de Christus-Verlosserkathedraal. Daaronder verschijnt de Engelse ondertiteling: „Mother of God, chase Putin away.”

Met het veertig seconden durende optreden in 2012 uitte Pussy Riot destijds verzet tegen de aangekondigde herverkiezing van Poetin en de banden tussen de seculiere staat en de Russisch-orthodoxe kerk. De actie kreeg wereldwijde aandacht en bleef voor de leden niet zonder gevolgen: drie deelnemers werden gearresteerd, waarvan twee werden veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf in een strafkamp.

Pussy Riot draait niet om vaste, bekende leden, maar is een flexibele groep van vrouwelijk verzet tegen autoritair gezag. Tegenwoordig voeren de leden hun activisme voornamelijk uit in ballingschap, via verschillende kunstvormen. Met muziekoptredens, een kunsttentoonstelling (nog een paar dagen in München te zien) en protestacties wereldwijd probeert de groep hun verzet tegen het regime van Rusland onder de aandacht te houden.

Pussy Riot op het podium in Paard in Den Haag. Foto Parcifal Werkman

Op het scherm achter het podium in Den Haag verschijnen de portretten uit een lijst van meer dan 1.300 politieke gevangen in Rusland. „My hell, my rules: freedom to political prisoners!”, roepen de leden terwijl ze op het podium headbangen op de drummuziek. De boodschap is helder: Poetin heeft Pussy Riot ondanks de zware straffen voor sommige groepsleden niet het zwijgen kunnen opleggen.

Op het scherm flitsen beelden voorbij van gevangenissen en strafkampen, waar twee oprichters Aljochina en Tolokonnikova bijna twee jaar opgesloten zaten. Daarna volgen beelden van hun protestnummer ‘Putin will teach you how to love the Motherland’, dat ze buiten het stadion tijdens de Olympische Winterspelen in Sotsji uitvoerden als het eerste publieke verzet sinds hun vrijlating. Deze actie leidde opnieuw tot arrestaties en korte veroordelingen. De beelden van activiste Irina Slavina, die zichzelf uit wanhoop in brand stak, en fragmenten van oppositieleider Navalny maken het publiek stil. Alles wordt begeleid door slogans en opgejaagde muziek, terwijl de leden roepen: „Riot in Russia, go out on the streets. Show the freedom of civic anger!

Pussy Riot: Riot Days tourt door Nederland: Grenswerk, Venlo (27/6), Mezz, Breda (28/6), Metropool, Hengelo (29/6).


Is een 13-jarige messentrekker rijp genoeg voor de cel?

Eind mei stak een dertienjarige jongen in de Berlijnse wijk Spandau een twaalfjarige klasgenoot neer bij de gymzaal van hun basisschool. De twaalfjarige raakte zwaargewond, de dertienjarige werd later door de politie aangehouden op een metrostation.

Het steekincident in Spandau was niet het eerste in zijn soort in Duitsland: in 2023 vermoordden twee meisjes van twaalf en dertien een leeftijdsgenoot. Vorig jaar doodde een dertienjarige een dakloze in Dortmund.

Na dergelijke geweldplegingen laait in Duitsland steeds weer een debat op over verlaging van de leeftijd waarop kinderen strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. In Duitsland is dat nu veertien jaar. In Nederland vallen jongeren tussen de twaalf en achttien onder het jeugdstrafrecht. In Spandau behandelde de politie de daad van de dertienjarige als een poging tot moord, maar een straf krijgt de dader niet; hij krijgt psychiatrische zorg en het gezin krijgt begeleiding.

Volgens een rapport dat deze week gepubliceerd werd door de Konrad Adenauer Stiftung (KAS), het wetenschappelijk bureau van de christendemocraten, is het aantal geweldsdelicten door kinderen tussen 2022 en 2023 met 17 procent toegenomen. In Berlijn is het aantal steekincidenten door kinderen onder de veertien tussen 2020 en 2023 bijna verdrievoudigd naar 142.

Voor de toename van geweld onder kinderen en jongeren wijzen onderzoekers vrij eensgezind naar één oorzaak, aldus het rapport: door de coronapandemie is de sociale ontwikkeling van sommige kinderen verstoord. In een interview in weekblad Die Zeit zegt criminoloog Gina Wollinger: „Kinderen die nu tien tot veertien jaar oud zijn, hebben een groot deel van hun kindertijd in een crisissituatie geleefd.” De coronacrisis werd bovendien opgevolgd door oorlog, waardoor kinderen van nu angstiger zijn dan andere generaties, volgens onderzoeken die de KAS citeert.

Voorstanders van een verlaagde leeftijdsgrens voor strafrechtelijke vervolging stellen dat kinderen door het internet, via schietspelletjes en gewelddadige video’s, vroeger met geweld in aanraking komen en daardoor zelf vroeger dan voorheen gewelddadig worden. Kwetsbare kinderen verruwen door het zien van expliciete beelden, is de gedachte, ook al bestaat daarvoor geen duidelijk bewijs.

‘Mes in buik’

Veel politici van de CDU zijn voor een leeftijdsverlaging. De minister van Binnenlandse Zaken in Noordrijn-Westfalen, Herbert Reul (CDU), zei vorig jaar: „Als steeds meer kinderen en jongeren bommen bouwen of iemand een mes in de buik rammen, dan kan je niet zeggen: ‘Hij is niet verantwoordelijk’.” In Noordrijn-Westfalen is relatief veel drugscriminaliteit.

Voorstanders zoals Reul redeneren dat kinderen van twaalf die zich gedragen als iemand van zestien en geweld gebruiken, kennelijk eerder ‘rijp’ zijn, dus verantwoordelijk moeten worden gehouden voor hun daden. In het rapport van de KAS wordt met die redenering de vloer aangeveegd. De kinder- en jeugdpsychiaters die aan het woord komen wijzen erop dat kinderen van dertien niet ‘rijper’ zijn dan een aantal jaar geleden. Bij dertien- en veertienjarigen zijn de cognitieve capaciteiten juist ietwat beperkt door de puberteit, morele afwegingen maken zij maar mondjesmaat. Als zij met meer geweld worden geconfronteerd, zijn ze gebaat bij een veilige gezinssituatie, stelt het rapport.

De KAS en ook criminoloog Wollinger vinden dat de overheid meer zou moeten doen aan preventie, en psychologische en sociale hulp op scholen zou moeten aanbieden voor kinderen die thuis tekort komen. Kinderen jonger aansprakelijk maken vindt de KAS een slecht idee: „De waarschijnlijkheid dat kinderen zich in de gevangenis pas echt tot criminelen ontwikkelen, is groot.”


Waarom je op vakantie beter wat minder drugs kunt gebruiken

We hebben het vaak niet door, maar de omgeving waarin we ons bevinden heeft een enorme invloed op wat we denken, voelen en doen. Je voelt je anders in een maatpak dan in een joggingbroek. Je praat zachter in een kerk dan in een kroeg. En – nog veel gekker – het effect van drugs hangt sterk samen met de plek waar je bent. Hoe werkt dat?

Wie regelmatig drugs gebruikt, traint zijn brein om te anticiperen op wat komen gaat. Dit zorgt ervoor dat je steeds meer drugs moet gebruiken om hetzelfde effect te bereiken. Anders gezegd: je bouwt tolerantie op. Opmerkelijk is dat die tolerantie gekoppeld is aan de omgeving waarin je doorgaans gebruikt. Wie altijd thuis drugs consumeert, heeft alleen thuis steeds meer nodig. Op een andere plek – bijvoorbeeld op vakantie – is de tolerantie veel minder groot.

Tolerantie

Onderzoekers noemen dit ‘geconditioneerde tolerantie’. Vanaf eind jaren 70 wordt, om hier meer over te leren, geëxperimenteerd op ratten met onder meer heroïne, morfine en ketamine. De resultaten zijn consistent. Wanneer de pijnstiller of drug herhaaldelijk wordt toegediend in dezelfde specifieke omgeving, neemt de tolerantie snel toe. Heel snel zelfs. Voorbeeld: in een proef met morfine hadden ratten bij de achtste dosis 5,7 keer zoveel nodig van het middel als bij de eerste, om hetzelfde pijnstillende effect te bereiken.

Dodelijk

In een heroïne-experiment begin jaren 80 kregen de ratten – beetje zielig – opzettelijk aan het einde een extra grote dosis. Van de ratten die deze injectie kregen in hun vaste omgeving stierf 32 procent. Van de ratten die de dosis kregen in een nieuwe omgeving stierf 64 procent. Onderzoekers vermoeden op grond van dit soort studies dat geconditioneerde tolerantie ook een belangrijke rol speelt wanneer menselijke drugsgebruikers overlijden door een overdosis. Wat thuis een ‘normale’ hoeveelheid is, kan op een andere plek dodelijk zijn.

180.000

Recent onderzoek van de Pennsylvania State University ondersteunt dit idee. Psychologen analyseerden ruim 180.000 sterfgevallen door drugsgebruik in grote Amerikaanse steden, van 2001 tot 2020. De onderzoekers keken onder meer of de persoon in zijn eigen omgeving verkeerde of bezoeker was van de stad waar hij overleed. Ze constateerden dat bezoekers significant vaker overlijden aan een overdosis. Naast andere verklaringen, zoals de mogelijkheid dat mensen bewust naar steden reizen om daar drugs te gebruiken, wijzen de onderzoekers op een grotere gevoeligheid voor drugs in een nieuwe omgeving.

En dus?

Interessant: geconditioneerde tolerantie doet zich ook voor bij alcohol, nicotine en cafeïne. Maar goed, van een kopje koffie extra gaat niemand dood. Drugsgebruik op reis – denk ook aan de lange lijst popartiesten die tijdens een tour overdoseerden – is echter wél behoorlijk link. Tegelijk is het een bizar, fascinerend voorbeeld van hoe krachtig ons leven wordt bepaald door onze omgeving.

Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.


Opinie | Handig woord, ‘radicaal’

In The Office, de oorspronkelijke Britse versie welteverstaan, reflecteert kantoordirecteur David Brent op het motto live fast, die young. Brent, gespeeld door Ricky Gervais, wil graag radicaal zijn, maar ook weer niet zó radicaal, dus hij weet ‘t goed gemaakt: „Live fast, sure, live too bloody fast sometimes, but die young? Die old!”.

Daar moest ik aan denken toen ik donderdag het bericht las dat er toch geen CO2-heffing voor de industrie komt. Het inmiddels demissionaire kabinet riep vorig jaar een minister van Klimaat en Groene Groei in het leven. Groei? Zeker. Te veel groei zelfs soms, maar vervuilend? Nee, juist ook groen!

Maar het groene is er nu wel af en de klimaatdoelen raken verder uit zicht. Dat is ook niet zo verrassend, want met het motto ‘groene groei’ gedroeg het kabinet zich als David Brent. Ze wilden ‘en, en’, zoals minister Sophie Hermans (VVD) het altijd formuleert. Maar groene groei blijkt nu dan toch een paradox. Hoofdeconoom Hans Stegeman van de Triodos Bank heeft dan ook nooit iets met het concept gehad, vertelde hij deze week in NRC: „Het is techno-optimisme en wensdenken dat we kunnen blijven groeien én de milieudruk verlagen”. Het is een utopie waarin je wel de lusten hebt, maar niet de lasten. Het is als live fast, die old, het kan niet allebei.

En dus moest er gekozen worden. Dat de CO2-taks verdwijnt, komt door een draai van de VVD. Zo ontstaat een niet al te verrassende meerderheid van PVV, BBB, FVD, SGP, JA21 en – misschien een beetje verrassend – CDA. Volgens de Volkskrant een „mes in de rug van minister Hermans”. Dat doet vast even pijn, maar ik denk dat ze het wel overleeft. Op de sociale media van haar partij kunnen we lezen dat de partij „radicaal kiest voor groei” en dus niet voor groen. Daar kun je het mee oneens zijn, maar het is tenminste wel duidelijk en eerlijk.

Het valt op dat de VVD met enige trots het woord „radicaal” gebruikt, want dat wordt de laatste tijd vooral gebruikt in een poging concurrent GroenLinks-PvdA te diskwalificeren. Zeker na de op het partijcongres aangenomen motie-Piri, waarin wordt opgeroepen tot een volledig wapenembargo tegen Israël, inclusief materiaal voor zelfverdediging. De argumentatie is steeds dat de PvdA van Timmermans zich heeft uitgeleverd aan het ‘radicale’ GroenLinks. Die hebben „totaal geen respect voor het verleden van de PvdA”, zei hoofdredacteur Kamran Ullah van De Telegraaf bij WNL. Terwijl hij de neiging tot handen wrijven nauwelijks kon bedwingen, noemde hij „het pijnlijk om te zien”.

De partij is definitief een „links-radicale partij” geworden, stelde Rutger Castricum bij De Oranjezomer en dat bedoelde hij als diskwalificatie. Dilan Yesilgöz ging een stap verder, zij beweerde dat de partij „uit het midden van de Nederlandse politiek is gerukt” door het „extreme, links-radicale en activistische deel van de achterban”.

Het is een gek woordenspel. Noemt de concurrent jou radicaal, dan is het altijd negatief bedoeld. Maar de term wordt in de marketingwereld niet voor niets te pas en te onpas gebruikt, want hij is ook aantrekkelijk. Radicaal komt van het Latijnse radix, dat ‘wortel’ betekent. Wie radicaal is, weet waar hij vandaan komt; hij is gegrond. Radicaal is duidelijk, daadkrachtig en vastberaden. Daar wil je bij horen. Zelfs het CDA wilde in 2012 profiteren van de kracht van de term, ze moesten een beetje creatief zijn, maar dat lukte knap met een „keuze voor het radicale midden”.

In Nederland is de grootste partij nog steeds radicaal-rechts (op z’n minst) en aan de andere zijde van het spectrum won deze week de socialist Zohran Mamdani de Democratische voorverkiezingen voor het burgemeesterschap van New York. Vooral door politieke tegenstanders en media werd hij radicaal-links genoemd, maar kiezers roemden hem juist om zijn ‘ideologische helderheid’. Hoe graag Klaas Dijkhoff en zijn kompanen ook willen dat het vage, milde midden een stem krijgt; kiezers deinzen niet meer terug van het stickertje ‘radicaal’. Live fast, die young: wel zo duidelijk. Of live slow, die old, natuurlijk.

Als politieke tegenstanders elkaar in campagnetijd verwijten radicaal te zijn, zou het dus zomaar kunnen dat ze eropuit zijn om samen zo groot mogelijk te worden.


Opinie | We lijden aan natuurblindheid, maar gelukkig valt die te genezen

Stel je een hypermoderne stad voor: de gevels van gebouwen veranderen van kleur met het licht, schermen volgen je blik, slimme lenzen projecteren je agenda. Alles is op jou afgestemd, want aandacht is geld. Maar dan zie je plots, in je ooghoek, iets onverwachts: een boom. Geen idee wat voor een. Je lenzen geven geen info, er zit geen tag op de boom. Even later schuift een schaduw over je heen, maar die is alweer verdwenen voor je het doorhebt. Je hoorde ook niets, want je noise cancelling stond aan en je was in ‘werkmodus’. De wind, vogels, het geritsel van bladeren: allemaal weggefilterd.

Misschien merk je het niet eens, maar je bent blind geworden. Niet voor kleur of vorm, maar voor de natuur. Je neemt haar nog wel waar, maar je ziet haar niet echt. Ze is decor geworden. Kortom: je bent natuurblind. En niemand merkt het, want iedereen is het.

Klinkt dit als een Black Mirror-aflevering? Zeker. Maar hoe ver ligt het af van de wereld waarin we nu al leven? Hoeveel zien, horen en voelen we nog werkelijk van wat er om ons heen allemaal leeft, beweegt en groeit? Natuurblindheid is geen toekomstig spookbeeld, maar een sluimerende realiteit waarin we allang zijn beland.

Zo vreemd is dat misschien niet. Nederlanders brengen gemiddeld 90 procent van hun tijd in binnenruimtes door, waarvan 70 procent in de eigen woning. En áls we dan naar buiten gaan, is dat zelden in natuurrijke omgevingen. Volgens een rapport van Natuur & Milieu uit 2024 is de verstening in de dertig grootste gemeenten de afgelopen vijf jaar fors toegenomen. In veel stadswijken is het aantal vierkante meter groen per bewoner inmiddels uiterst beperkt.

Mentale vervreemding

Maar de vervreemding van de natuur is niet alleen ruimtelijk, ze is ook mentaal. Internationaal onderzoek naar ‘natuurverbondenheid’ laat zien dat welvarende, sterk verstedelijkte landen – met hoge consumptie en veel technologie – doorgaans laag scoren. Ook Nederland hoort daarbij.

En die verwijdering begint al vroeg. Uit een studie in opdracht van IVN Natuureducatie blijkt dat veel basisschoolkinderen (uit groep 7 en 8) zich slechts beperkt verbonden voelen met de natuur. Slechts 45 procent voelt een sterke band, terwijl bijna een kwart zich nauwelijks verbonden voelt. Hun natuurbeeld is bovendien smal: natuur staat voor bloemen en dieren, maar niet voor een woeste zee – die wordt door 42 procent niet of nauwelijks als natuur herkend.

Dat patroon zet zich voort bij jongeren. In tegenstelling tot oudere generaties herkennen zij steeds minder veelvoorkomende soorten, zo blijkt uit onderzoek van Natuurmonumenten. Wat ouderen nog benoemen als ‘merel’, heet nu simpelweg ‘een vogel’. En wat vroeger bekendstond als ‘fluitenkruid’ – een tenger, wit bloemetje dat liefkozend ‘Hollands kant’ werd genoemd – wordt vandaag vaak afgedaan als ‘onkruid’.

Zo bouwen we, onbewust, een muur tussen onszelf en de levende wereld. Een technologische cocon van schermen, schema’s en algoritmes, waarbinnen de natuur nog slechts als achtergrondruis fungeert of als spektakel in een natuurdocumentaire.

In de ochtend- en avondschemering krijgt het bestaan van gierzwaluwen een bijna mythische dimensie

Elk wezen leeft in een eigen zintuiglijke bubbel. Voor een hond is geur leidend, voor een vleermuis echo’s. De Duitse bioloog Jakob von Uexküll introduceerde hiervoor ooit het begrip Umwelt: de zintuiglijke leefwereld van een organisme, die dus voor elk organisme anders is en mede afhangt van zijn dominante zintuig(en). Om dat te verduidelijken gebruikte hij de metafoor van een huis met uitzicht op een weelderige tuin. Elk raam toont een ander zintuiglijk perspectief: geur, kleur, geluid. Maar nooit zie je het geheel.

Ook wij leven in een zintuiglijke bubbel, met één verschil: dankzij verbeelding en wetenschap kunnen we een idee vormen van die van anderen. Zo ontdekten we dat bomen via schimmeldraden communiceren, en dat walvissen liederen delen over enorme afstanden.

En toch voltrekt zich, dwars door al die inzichten heen, dus een omgekeerde ontwikkeling: onze Umwelt verschraalt juist. Niet alleen omdat de natuur steeds meer uit ons leven verdwijnt, maar ook door afleiding, schermen, gebrek aan aandacht en kennis. Dat ondermijnt niet alleen onze mentale gezondheid – sommige wetenschappers spreken zelfs van een ‘natuurtekortsyndroom’ – maar ook ons vermogen te voelen dat we ergens deel van uitmaken. Zo verliezen we méér dan alleen contact. We verliezen betekenis, verwondering en het besef verbonden te zijn met een wereld groter dan wijzelf.

Hoe genezen we van onze natuurblindheid? Wat is het tegengif? Een simpel antwoord bestaat niet. Natuurblindheid is geen individuele aandoening, maar een systeemziekte, diepgeworteld in hoe we de wereld zien en vormgeven.

De remedie ligt dus op meerdere niveaus: in beleid, in educatie, en in collectieve verbeelding. Maar er zijn geen quick fixes. We kunnen ons ook niet verschuilen achter de vertrouwde reflex ‘we moeten het de kinderen leren’. Daarvoor is het probleem te urgent. De genezing moet bij ons volwassenen beginnen. Als wij opnieuw leren kijken, kunnen we iets van waarde doorgeven.

Jedi-ridders

Gelukkig kun je, zo heb ik gemerkt, vandaag al beginnen. De wereld maakt het je misschien niet gemakkelijk, maar bevrijding begint altijd van binnenuit. Terwijl ik dit schrijf, vliegen er gierzwaluwen door de lucht. Vanuit mijn zolderraam volg ik hun acrobatische toeren. Als Jedi-ridders in hun ruimteschepen scheren ze behendig door het kleinschalige berglandschap dat de daken van mijn dorp voor hen vormen. Ze doen bijna alles vliegend: eten, paren en zelfs slapen.

In de ochtend- en avondschemering krijgt hun bestaan een bijna mythische dimensie. Dan stijgen ze op tot grote hoogte – soms wel tot tweeënhalf of drie kilometer – om zich daar in het vochtige, heiige deel van de atmosfeer te begeven. Onderzoekers vermoeden dat ze daar, waar ze worden blootgesteld aan windstromen die niet door het landschap daaronder worden beïnvloed, informatie verzamelen om de koers van grootschalige weersystemen te kunnen lezen. Ze voorspellen dus het weer.

Sinds ik dat weet, is mijn Umwelt veranderd. Alleen al het opmerken van de aanwezigheid van de zwaluwen verrijkte mijn blik. En toen ik ze niet langer zag als vluchtige silhouetten, maar als wezens met een geheel eigen, luchtgebonden wereld die zich een deel van de dag vlak boven mij voltrekt, begon ook mijn eigen waarneming te kantelen. Mijn dorp is sindsdien geen verzameling huizen, maar een gelaagd landschap vol luchtwegen, voedselbanen en nesten. Dat is de schoonheid van het leren over de meer-dan-menselijke wereld: je eigen wereld wordt er groter door.

Lees ook

Soms ligt die depressie ook aan de buurt

Illustratie Myrthe van Heerwaarden


Linkin Park is herrezen met nieuwe zangeres, maar geeft wat wisselvallige show in Gelredome

‘Craaaaaawling in my skiiiin, These wounds, they wiiill not heaaal” – maar dan uit de duizenden kelen in het zo goed als uitverkochte Gelredome in Arnhem. Het is vanaf het begin af aan hét kenmerk geweest van rockband Linkin Park: strak geproduceerde raprock, met bombastische, gepijnigde teksten. Persoonlijk en doorleefd, maar heerlijk mee te brullen door gekwelde zielen.

De band was begin deze eeuw een ware sensatie met hun bijzondere mix van hoekige gitaarriffs, rap en brulpartijen en goed geplaatste scratch-effecten van de draaitafels. Na het succesvolle debuutalbum Hybrid Theory (2000) volgde het minstens zo scherpe Meteora (2003) en een prima Minutes to Midnight (2007) – waarna de band langzaam steeds meer de kant van de vlakke, inwisselbare pop op ging. In 2017 kwam de band door de zelfdoding van zanger Chester Bennington abrupt tot stilstand. Tot de groep in september vorig jaar tijdens een strak-geregisseerde livestream plotseling een nieuw album, een wereldtournee én een nieuwe zangeres aankondigde: Emily Armstrong, van de veel minder bekende groep Dead Sara.

In het Gelredome blijkt nogmaals wat een meesterzet de keuze voor Armstrong is. Haar overweldigende stemgeluid is het niet-zo-geheime-wapen van Linkin Park in deze bezetting. Net als Bennington schakelt ze met gemak van een intense diepe brul (ontzagwekkend is die secondenlange schreeuw in ‘Heavy is the Crown’) naar meer melodieuze, cleane zangpartijen. Het nieuwe album kent zwakke momenten, maar op de beste nummers klinkt de groep in het Gelredome als een eigentijdse versie van de formule die in de begindagen zo goed werkte.

Mike Shinoda van Linkin Park, donderdag in Arnhem. Foto Andreas Terlaak

Linkin Park in het Gelredome in Arnhem. Foto Andreas Terlaak

Wisselvallig

De show in het Gelredome leunt sterk op de eerste twee albums en op het nieuwe album. Dat zorgt ervoor dat het nooit echt nostalgisch wordt. Toch haalt de show ook niet het niveau van een onvergetelijke avond: daarvoor halen de instrumentale intermezzo’s te veel vaart uit de (met twee volle uren sowieso best wel lange) show. Tijdens de minder sterke nummers verliest de band de focus van een deel van het publiek – die het dan weer oppakt met bijvoorbeeld een vlammend uitgevoerde versie van ‘Up from The Bottom’ (van het nieuwe album). Zo blijft het een wat wisselvallige avond.

Tussen de boze songs door mag het vooral best leuk en gezellig zijn: Mike Shinoda neemt de tijd om een tattoo te ontwerpen voor een fan die daarom vraagt en een andere fan krijgt een gesigneerde pet cadeau, mega-hit ‘Numb’ krijgt na een spelletje met het publiek een Johnny Cash-achtig intro, en de band is op tournee met een limited edition Linkin Park snoepmix van Haribo.

Lees ook

Albumrecensie: Linkin Park probeert het weer vanaf nul

Linkin Park met nieuwe zangeres vanaf nul - Cappella Amsterdam brengt eerbetoon aan boezemvrienden

Shinoda is ondertussen het type gastheer dat met glundering in zijn ogen via het beeldscherm het hele publiek bereikt. Armstrong treedt iets minder naar de voorgrond, maar heeft naast de stem ook zeker het charisma om dit soort megashows te dragen. Tijdens de vlammende finale, met onder meer ‘In the End’, ‘Faint’ en tenslotte ‘Bleed it Out’ voel je de energie. Vanaf het podium richt Armstrong ondertussen gul de microfoon op het publiek, zodat de teksten weer uit duizenden kelen klinken. „Don’t turn your back on me, I won’t be ignored!


Tv-recensie | Wat héb je veel knappe jongens verzameld in je talkshows, Talpa-daddy John!

Mark Rutte domineerde het wereldnieuws. Met die zin opende donderdagavond de uitzending van RTL Boulevard, dus dan weet je dat het klopt. Als RTL Boulevard opent met politiek weet je trouwens ook dat er iets niet helemaal goed gaat in de wereld; dat de balans der dingen op z’n minst een beetje verstoord is. Maar de oplettende tv-kijker wist dat al een tijdje. Die kijkt het murw aan en mompelt tegen haar kat: ze gaan bij RTL Boulevard nu ook de politiek duiden. Zullen we het maar een kans geven?

Mijn kat mompelt zelden iets terug, en onder het credo ‘zwijgen is toestemmen’ heb ik die kans dus gegeven. Een belangrijk aspect van de huidige tv-werkelijkheid is bovendien dat bij een programma als RTL Boulevard dezelfde Amerika-correspondent aanschuift die ook geregeld opduikt bij de latenighttalkshows van RTL 4 en bij diverse praatprogramma’s van WNL: Michiel Vos. Qua toon ontloopt het elkaar allemaal steeds minder – politiek wordt ook behandeld als een vorm van showbizz. Zo bezien was het logisch dat het gesprek over Ruttes wereldnieuwsdominantie werd voortgezet in RTL Boulevard.

De aanleiding was nog steeds Ruttes verbijsterende charmeoffensief bij Donald Trump, waarbij vooral zijn ‘daddy’-uitspraak veel los bleek te maken. Het inspireerde het Witte Huis tot het plaatsen van een videoclipje met de titel ‘Daddy’s home’, waarin Trumps thuiskomst in de VS te zien was terwijl het nummer ‘Hey daddy’ op de achtergrond klonk. Daddy had zijn nieuwe koosnaam omarmd en uitgebuit; de wereld keek massaal toe met de gebruikelijke mix van afgrijzen en nieuwsgierigheid.

„Nou zei jij op voorhand: in de VS zijn we helemaal niet met die NAVO-top bezig”, zei presentatrice Vivienne van den Assem. Op de schermen achter haar waren roze collages te zien van Rutte en Trump, met hartjes en lachende mondjes om hen heen. „En nú heb ik toch wel het idee je overal ziet: oh, we hebben zo’n belangrijke meeting gehad…” „Ik had het dus vollédig verkeerd”, zei Vos vermaakt. „Iedereen is nu dus bezig, vanwege daddy – wel alléén vanwege daddy – met de NAVO-top.” Dat had onze Mark toch maar mooi voor elkaar gekregen. Daarnaast: wie met Trump zaken wil doen, kan de stroop beter rijkelijk smeren, had Vos een dag eerder uitgelegd bij Humberto (RTL 4). „Iedereen wordt een beetje een ass kisser, anders krijg je met deze man niks gedaan.”

Die lezing hoor je de afgelopen dagen vaker. Aanvankelijk dacht ik heel principieel: ook als je bang bent kun je nog graag genoeg aan de goede kant van de geschiedenis willen staan om te besluiten geen kusjes te geven aan gevaarlijke manbaby’s, die trouwens een paar uur na die kusjesregen alweer zo veel aandacht tekort kunnen komen dat hun humeur radicaal omslaat. Maar nu, zo vlak voor mijn extra lange zomerstop, denk ik: misschien moet ik die strategie toch ook maar een kans geven, en wel binnen mijn eigen vakgebied. Het is namelijk mijn droom om bij terugkomst weer eens iets positiefs over talkshows te kunnen schrijven. En aangezien principes me vooralsnog weinig concreets hebben opgebracht, kan ik het in deze voorlopig laatste column net zo goed over een andere boeg gooien.

Zonder dalen geen pieken

Dus hallo, lieve, knappe, sterke WNL-daddy Kees Berghuis! Ik heb me er helemaal bij neergelegd dat jouw omroep nu vier talkshows maakt en ik vind ze stuk voor stuk zó gezellig. Het enige dat me zorgen baart is dat als het áltijd feest is, je er uiteindelijk niet meer van kunt genieten. Zonder dalen geen pieken, snap je wel? Dus vanuit die grote liefde voor rechtse gezelligheid zou ik willen voorstellen om de zendtijd voor WNL iets terug te schroeven en ruimte te geven aan een ander geluid. Alleen maar zodat Sven en Rick dan nóg beter uit de verf komen, natuurlijk.

En hallo, mooie, slimme, geweldige Talpa-daddy John de Mol! Wie is een knappe jongen? Jij! Ja, jíj! En wat héb je veel knappe jongens verzameld in je talkshows, Papa John. Waar haal je ze toch allemaal vandaan? Al die alwetende Wierds en Victors en Raymonds? En wat zal ik ze missen, de komende drie maanden: Wilfred en Johan en die derde van wie ik de naam altijd moet opzoeken, maar die ik desalniettemin heel hoog heb zitten. Hij heeft namelijk zulke interessante gedachtes over welke vrouwelijke BN’ers waarschijnlijk goed zijn in orale seks, en spreekt daar zo gloedvol over. Het enige waar ik me zorgen over maak is dat de interessante gedachtes van al deze daddy’s niet genoeg ruimte krijgen in talkshows van een uur. Is het misschien een idee dat ze die gedachtes allemaal bewaren voor een mooi, dik boek, waarin ze veel beter tot hun recht komen? Dan is het op korte termijn wat stiller op tv, maar op lange termijn hebben we er allemaal veel meer plezier van.

Denk er maar eens rustig over na, lieve daddy’s. Ik zie in oktober wel of er iets van terecht is gekomen. Kusjes!