Wat vindt NRC | Spreidingswet is de enige oplossing voor het opvangprobleem

Op dinsdag 1 juli treedt de spreidingswet officieel in werking: asielzoekers moeten vanaf nu eerlijker over Nederland worden verdeeld. Althans, op papier. Want hoewel de wet al sinds februari 2023 van kracht is, voldoet op de dag van invoering slechts een derde van de gemeenten aan hun taak. De centrale ambitie – structurele, eerlijke verdeling van asielopvang – blijft daarmee ver buiten bereik.

Dat is een pijnlijke constatering. De opvangcrisis is geen verrassing, maar een vertraagde ramp die al jaren zichtbaar op Nederland afkomt. Ondanks de relatief stabiele asielinstroom sinds 2022 is slechte opvang staand beleid geworden. Niet vanwege overmacht, maar door landelijke politieke keuzes.

Asielopvang is een zelfgecreëerd probleem. De spreidingswet kan daar een oplossing voor zijn: geen eindeloze smeekbedes van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) aan gemeenten, maar een wettelijke basis voor eerlijke verdeling. Daarmee kunnen de lasten én de weerstand worden gespreid. En kan Nederland eindelijk afrekenen met het structurele tekort aan opvangcapaciteit en de jaarlijkse cyclus van crisis, noodopvang en politieke paniek.

Want zo wordt het probleem nu aangepakt: telkens ad hoc opschalen en weer afbouwen. Terwijl instabiele opvang, volgens het COA zelf, „de moeder van alle knelpunten” is. Uit de jaarlijkse Stand van de uitvoering blijkt bovendien dat structurele financiering de kosten juist flink zou verlagen. Nu is de opvang onnodig duur, kwetsbaar en inefficiënt.

Maar zelfs bij zo’n zwaar instrument als wetgeving, nog ingevoerd onder Rutte IV, ontbreekt bestuurlijke daadkracht. De cijfers zijn veelzeggend: van de beoogde dertigduizend extra opvangplekken zijn er op 1 juli slechts tienduizend gerealiseerd, analyseerde NRC. De helft daarvan betreft noodopvang – duurder én instabieler dan reguliere opvang.

Er zijn gemeenten die wel leveren. Zo begon Woerden al vóór invoering met plannen, sloot tijdig een overeenkomst met het COA, en opent dit jaar een tijdelijke opvang voor 350 mensen. Toch telt de gemeente formeel niet mee, omdat de definitieve locatie pas in 2027 klaar is. Elders lopen gemeenten met goede bedoelingen vast op trage vergunningen, weerstand van omwonenden en een overvol stroomnet.

Het is de tragiek van een wet die nooit politiek werd gedragen. Vanaf het begin hing het zwaard van Damocles erboven: voormalig PVV-minister Faber werkte al aan afschaffing, en ook nu werkt het ministerie van verantwoordelijk demissionair minister Mona Keijzer (BBB) aan een voorstel om de wet in te trekken. Zo ondermijnt Den Haag de enige serieuze poging tot structurele opvang én de inzet van gemeenten die wel willen.

Dat heeft niet alleen gevolgen voor asielzoekers, die door de vaak tijdelijke aard van de opvang geregeld – en vaak halsoverkop – moeten verhuizen. Kinderen moeten van school wisselen, opgebouwde sociale contacten vallen weg, en medische zorg moet telkens opnieuw worden aangevraagd. Ook het draagvlak voor opvang in Nederland lijdt eronder: het aanhoudende beeld van een permanente crisis ondermijnt het vertrouwen in goed beleid.

Iedereen erkent dat het ingewikkeld is. Maar ingewikkeld is niet hetzelfde als onoplosbaar. De opvangcrisis is geen natuurverschijnsel, maar een bestuurlijk probleem – en dus bestuurlijk oplosbaar. De wet ligt er. Gemeenten tonen inzet. Het COA is actief. Wat rest, is politieke wil.

De spreidingswet is de beste oplossing tot nu toe. Maar dan moeten bestuurders haar wél uitvoeren.


Column | Mark Rutte keek eerst naar zijn eigen schoenen, toen naar die van Dick Schoof

De Bulgaarse premier Rosen Zhelyazkov kreeg van Mark Rutte een vriendschappelijk elleboogstootje, woensdagochtend op het podium van de NAVO-top in Den Haag. Rutte ontving de leiders van de NAVO-landen een voor een, samen met Dick Schoof. Bij de Canadese premier Mark Carney legde Rutte een arm om de schouders, premier Kristen Michal van Estland klopte hij heel even op zijn rug.

Toen keek Rutte naar zijn schoenen, en naar die van Schoof. Zelf stond hij nog steeds op de plek die ze van tevoren hadden afgesproken: midden op het podium, tussen twee witte stickers, voor het beeld de beste plek. Maar Schoof niet meer. Rutte pakte hem bij zijn arm, trok hem naar zich toe en wees: híér moet je staan. Schoof zette een stapje naar Rutte toe, hij keek hem niet aan. Daar was alweer de volgende regeringsleider: president Peter Pellegrini van Slowakije. Schoof gaf hem als eerste een hand. Daarna Rutte. Die lachte en kneep in Pellegrini’s elleboog.

Na een lezing over Europa, in Zürich in 2019, was Rutte tegen een paar journalisten begonnen over „energie en massa”, en hoe anderen de ruimte innemen die jij aan die anderen laat. „Want ruimte vult zich vanzelf.” Hij was negen jaar premier en in de EU ging zijn naam rond voor een Europese topbaan. Die wilde hij niet, zei hij. Dat hij toch lezingen hield over Europa – dit was al zijn derde in één jaar tijd – en interviews gaf aan grote Europese kranten, had te maken met de Brexit: het VK liet een gat achter in het politieke machtscentrum van de EU en Rutte vond dat hij als premier van Nederland moest proberen om een flink deel daarvan in te nemen. Anders deden andere leiders dat wel, voor hún land.

Trump was in die tijd al president, en volgens Rutte waren landen als Rusland en China er net zo goed op uit om hun land first te maken in de wereld. Als de Europese landen „naïef” bleven en hun economische macht als EU niet gebruikten, zei hij, werd Europa „aan de kant geduwd”.

Op de NAVO-top kon de hele wereld zien hoe klein Rutte zichzelf maakte naast de Amerikaanse president Donald Trump, die uit zichzelf ook al alle ruimte inneemt als iemand dat níet doet. En die Rutte daarna nog kleiner maakte met een ‘Daddy’s home’- filmpje en ‘daddy’-T-shirts.

Dat Rutte zich op de NAVO-top óók groot en breed maakte, voelde misschien alleen Dick Schoof. Al zou het kunnen dat die er nog aan gewend is. Schoof was de topambtenaar van Justitie op wie Rutte als premier altijd kon rekenen, in élke grote crisis. Rutte zei wat er moest gebeuren, Schoof ging het regelen.

In de vergaderzaal van de NAVO-top, woensdag aan het eind van de ochtend, loopt iedereen door elkaar heen: presidenten, premiers, ministers. Ze praten en lachen. De microfoons staan nog niet aan, maar soms hoor je Rutte die „heee hi” roept. En ook: „Good móóórning.” Net voor de vergadering staat Rutte bij zijn stoel. Wat verderop staat Schoof. Rutte loopt naar hem toe, hij steekt zijn wijsvinger omhoog alsof hij Schoof de les wil lezen, dan tikt hij met die wijsvinger op Schoofs onderarm. Wat te horen is: „Dus jíj begint…”

Aan het begin van de week hadden ze in de zaal al samen geoefend, met camera’s erbij. Rutte had in de microfoon „jazeker… hypotheker” geroepen en hard gelachen. En hij had gezegd dat Schoof zou beginnen. Die had geknikt: hij kreeg als eerste het woord van Rutte.

Schoof keek de zaal in. En maakte zichzelf klein. „En dan ga ik naar mijn plekje, ergens…”


Met zijn dans wil Christos Papadopoulos de sensatie dat het leven mooi is terugvinden

Op een schoen kauwen, ook dat kan dans zijn. Toen Christos Papadopoulos (1982) hoorde dat zoiets aan de School voor Nieuwe Dansontwikkeling (SNDO) acceptabel was, besloot hij in 2000 naar Amsterdam te komen. Weliswaar niet met het serieuze plan een toekomst in de dans na te streven – zijn eerste stappen in de theaterwereld zette hij tot dan toe weifelend en weinig doelbewust. Bij de toneelacademie in Athene bijvoorbeeld kwam hij, toen nog student politicologie, zonder veel ambitie of passie door de audities. Door de danslessen die hij tijdens die opleiding kreeg, nam ook dat traject een andere wending. In Amsterdam vond hij zijn koers.

Intussen is de Griek een van de smaakmakers in het internationale dansveld. Met de choreografie Larsen C (in 2022 openingsvoorstelling van Julidans) werd hij de eerste winnaar van de Rose International Dance Prize. My fierce ignorant step, dit jaar de openingsvoorstelling van Julidans, werd genomineerd voor de Fedora – Van Cleef & Arpels Dance Prize.

De voorstelling is nog vers, vertelt hij eind juni in een populair koffietentje in een stomend Marseille. Daar kreeg de voorstelling een daverend applaus in Le Criée, het theater aan de Vieux Port. „Na de première in Athene is dit pas onze tweede trip, dus er is nog wel spanning. Maar ik was heel tevreden”, zegt Papadopoulos, een sympathieke, jongensachtige veertiger met een oorbel als Vermeers Meisje met de parel.

Synchroon

De spanning is begrijpelijk: de tien dansers bewegen een uur lang synchroon, in een choreografie die zowel qua beweging van het lichaam als beweging in de ruimte steeds verder uitwaaiert. Maar de synchroniciteit is geen kwestie van streng gereguleerde kadaverdiscipline. Hun eenheid is het resultaat van onderlinge communicatie, terwijl de blik vrijwel een uur lang frontaal blijft, naar het publiek gericht. Analoog aan die uitdijende choreografie groeit de compositie van Kornilios Selamsis uit van droge tikken op het woodblock tot een geluidsweefsel waaruit ten slotte strijdlustige tromroffels en klaroenstoten opstijgen.

My fierce ignorant step, zegt de choreograaf, is zijn meest maximale stuk tot op heden. De choreografieën die hij sinds 2014 heeft gemaakt, worden vaak gekarakteriseerd als precies, analytisch en minimaal. In dit jongste werk ontbreekt echter het element herhaling. „Ik ben niet bezig met minimalisme of precisie, maar met het idee dat ten grondslag ligt aan de passen. Hiervoor heb ik choreografieën gemaakt waarbij het ensemble als een soort organisme over het toneel schuift en zweeft. Nu wilde ik juist een heel aards karakter, met mensen van vlees en bloed.”

Christos Papadopoulos Foto: Elina Giounanli

Binnen de synchroon bewegende groep zijn de dansers inderdaad herkenbaar als individu: stoer en uitdagend of juist introverter, heel netjes of losser van beweging, enzovoort. Hun energie en wil om samen te bewegen is de gemeenschappelijke factor, maar er is ruimte voor zelfstandige beslissingen, bijvoorbeeld om van plek binnen de groep te veranderen.

„In het creatieproces heb ik geëxperimenteerd met de mogelijkheid bewuste sturing te omzeilen. Een beetje zoals écriture automatique, gewoon beginnen en schrijven zonder te stoppen of analyse of oordeel. Misschien is het bullshit, misschien ook iets goeds.”

Olympische Spelen

Nadenken over de kern van een idee, zonder dwingende stijl of beperkende esthetiek, werd gestimuleerd op de SNDO. Die was ooit beroemd en berucht, als een opleiding waar vooral veel gepraat en op de grond gelegen werd. Papadopoulos voelde zich aangemoedigd om zichzelf te confronteren met zijn gangbare esthetische opvattingen, en vatte er de moed op te experimenteren.

Ook van invloed was Dimitris Papaioannou, bij wie hij na zijn opleiding een paar jaar danste, met als eerste rol de centaur in de openingsceremonie van de Olympische Spelen van 2004 in Athene. Papaioannou, toen al een grootheid, bracht hem aandacht voor het detail en het ambachtelijke van het theater bij. „Met hard werken kom je tot iets. Ik herinner me dat ik een keer precies twee minuten na mijn opkomst een beweging moest maken, tegelijk met een toing!”

Zijn vuist schiet omhoog. „Maar in het geluid van die twee minuten ervoor zat geen enkel detail of houvast. ‘Maar Dimitris, ik kan die twee minuten echt niet tellen!’ Zijn antwoord was: werken. ‘Luisteren, luisteren en luisteren. Dan voel je het in je kern.’ Uiteindelijk is het me gelukt, precies op die toing!’”

Papadopoulos is lid van de generatie Griekse dansmakers die de laatste vijftien jaar internationale furore maakt, onder wie Ioannis Mandafounis, Euripides Laskaridis en Patricia Apergi. Met hard werken heeft hij het geschopt tot een gewilde gast op de internationale podia. Vorig jaar creëerde hij zijn eerste choreografie voor het Nederlands Dans Theater. Hij beschrijft het als een oefening in efficiëntie: met dagelijks tweeënhalf uur voor repetities en in totaal twaalf uur voor toneelrepetities met licht en techniek moest hij in vier weken een werk van een half uur produceren. „Time is violent”, lacht hij.

Met zijn gezelschap Leon & the Wolf trekt hij normaal gesproken vier maanden uit voor een nieuwe creatie. „Waarvan de eerste anderhalve maand alleen maar rampen en mislukking opleveren. Elke dag denk ik het te hebben, en hop, weer gefaald. Maar op een gegeven moment komt er een glimp licht en wordt de deur opengezet. Dan heb ik de kern. Het thema ontvouwt zich tijdens het proces.”

Het denkproces voor My fierce ignorant step begon al twee jaar voor de première. Papadopoulos kampte met negatieve gevoelens, een verlies van hoop. Over de ontwikkelingen in de wereld, over zijn werk, al liep zijn carrière op rolletjes. „Bij elk nieuw stuk werd de stress groter en groter. Ik twijfelde of ik wel zou doorgaan; het is niet fijn werken als je telkens in een diepere put valt. Maar ik voelde me ook slecht over alles wat er om ons heen gebeurt. In Griekenland zie je zodra je naar buiten gaat de immigranten die op straat moeten leven. Dat is échte ellende. En dan jammer ík over stress door repetities? ‘Ach Christos, kijk om je heen, je bent hartstikke geprivilegieerd’.”

Boerengemeenschap

Het zelfinzicht bracht hem terug naar zijn gelukkige jeugd. Papadopoulos is, zegt hij zelf, een positief ingesteld mens. Hij herinnerde zich hoe hij ooit de toekomst vol vertrouwen tegemoet zag, net als zijn vrienden in de boerengemeenschap waar hij opgroeide. Hij verlangde naar het gevoel dat het leven mooi is en de toekomst vol belofte, waard om voor te vechten. „Met dit werk wil ik die sensatie tot leven wekken. Zonder nostalgie, maar met de vreugde die een gezamenlijke inspanning je geeft. Daarin zit de kracht: verbondenheid, samen-zijn. De synchroniciteit in het stuk is geen doel op zich. Die komt voort uit de wil om samen te komen.”

Vast verbonden aan de herinnering aan zijn jeugd in het dorp Nemea waren de klanken van het oratorium Axion Esti van Mikis Theodorakis, op de gedichten van Odysseus Elytis. In diens bundel worden de geschiedenis en cultuur van Griekenland in al zijn schoonheid en slechtheid bezongen. Theodorakis muziek ontpopte zich tot symbool van Griekse verzet, in de Tweede Wereldoorlog en tijdens het kolonelsregime. „Die muziek zit diep in onze genen. Wat je in de voorstelling hoort, zijn bewerkingen van samples en elementen uit zijn werk en dat van Manos Hadzidakis. De klaroenstoten in het slotdeel komen uit Monteverdi’s Orpheus.”

In het snikhete theater in Marseille is dat einde de culminatie van alle opgebouwde energie van onverzettelijke lichamen, van adem, beweging en geluid. Door het orkestgeluid dat steeds verder aanzwelt, beweegt de voorstelling zich, als de Boléro van Ravel, onstuitbaar naar de euforische ontknoping. Met een triomfantelijke kreet schieten ten slotte tien vuisten omhoog.

Christos Papadopoulos: My fierce ignorant step. ITA, 2 en 3 juli. Op Julidans, festival voor internationale hedendaagse dans. Amsterdam, diverse locaties, 2 t/m 13 juli. Info: julidans.nl


Opinie | Orbáns Hongarije is het avondland – en wij lopen er blind op af

Pride-marsAls queer maak ik me zorgen

Dit weekend was de verboden Pride in Boedapest, en wat mij opviel was het (grotendeels) ontbreken van Palestinavlaggen. Een verademing. De afgelopen jaren lijken Pride-activiteiten in Westerse landen steeds vaker ook als anti-Israëlprotest te fungeren. Dit alles onder het mom van intersectionaliteit.

Doordat er in welvarende landen ruimte lijkt voor een brede, intersectionele invulling van de queerrechtenstrijd, ontstaat de indruk dat de queeremancipatie voltooid is. Maar niets is minder waar. In heel het Westen vliegen de anti-lhbti-sentimenten je om de oren. In het progressieve Europa wordt het leven je als lhbti’er moeilijker gemaakt, niet alleen in Hongarije, ook in landen als Bulgarije.

Langzaam maar zeker waart dit anti-queer spook richting het Westen, maar in het Westen zijn we verziend: daar zien we alleen conflicten buiten onze invloedsfeer scherp. Want transgender kinderen mogen geen zorg meer krijgen in de Verenigde Staten (belangenorganisatie Transgender Netwerk raadt zelfs transpersonen af om naar dit land te reizen), zowel in Italië als het Verenigd Koninkrijk daalt de bestaanszekerheid van lhbti’ers, de nieuwe IOC-baas Kirsty Coventry is behoorlijk ‘genderkritisch’, en in ons eigen land wil de meerderheid van de volksvertegenwoordigers niets weten van de vernieuwde transgenderwet.

Zelfs GroenLinks/PvdA, de gedoodverfde favoriet onder progressieve kiezers, leek op zijn partijcongres vooral aandacht te besteden aan moties over Israël en antikapitalisme. Lang verhaal kort: als queer maak ik me zorgen over ons bestaansrecht. Lhbti’ers hebben het in het Westen nog nooit zo goed gehad, maar in Hongarije is de schemer al gevallen. Orbáns Hongarije is het avondland – en wij lopen er blind op af.

Puck Aben Amsterdam


WoningmarktDat is veel te klein

Zou Coen Teulings dat nou werkelijk menen, zijn pleidooi voor de bouw van piepkleine stadswoningen van dertig vierkante meter of minder (De woningmarktcrisis bestaat niet, 26/6)? Is dit waar een vitale stad behoefte aan heeft, zijn dit woningen met toekomstwaarde, willen mensen werkelijk zo wonen?

Als de antwoorden daarop nee zijn, waarom zou je zulke woningen dan bouwen?

Of wil Teulings met zijn opimie laten zien hoe de woningbouw ontspoort wanneer de overheid haar volkshuisvestelijke taken verzaakt?

Louise Sijbranda Purmerend


Midden-oostenWeten ze wel wat artikel 194 inhoudt?

In hun ijver een betere „geopolitieke leidraad” te verschaffen om de oorlogen in het Midden-Oosten te begrijpen, maken Beatrice de Graaf en Stefan Paas het „religieuze narratief” – voor zowel joden als soennitische en sjjitische moslims – wel héél erg belangrijk (28/6). Overtuigende argumenten dragen ze daarvoor niet in alle gevallen aan, zeker niet waar het Iran betreft omdat ook daar eerder Iraans nationalisme dan een „eschatologische mindset” de drijfveer is van buitenlandse politiek.

Daarnaast is het even manmoedig als raadselachtig wanneer ze in hun slotwoorden ervoor pleiten om „eindelijk artikel 194 van de VN serieus te nemen”. Chapeau zou je zeggen, zeker als je – zoals ondergetekende – „radicaal partij kiest” voor de Palestijnen, maar hebben de auteurs zich wel gerealiseerd wat dat artikel 194 (uit 1948) inhoudt?

De uitvoering daarvan, waar de Palestijnen al decennialang om roepen, bevat namelijk het recht op terugkeer of compensatie voor Palestijnse vluchtelingen die niet terug willen keren. Hamas is daar voor net als Iran. Israël, al dan niet met een eschatologische mindest, is daar mordicus tegen.

Paul Aarts Amsterdam


TherapieAngst is vaak de basis

Als mannelijke therapeut zie ik mannen die óf gestuurd zijn (dus bang en boos) óf mentaal volledig gesloopt (bang en beschaamd). Maar zelden omdat ze denken dat het hen verrijkt (Hoe krijg je een man in therapie?, 28/6). Mannen die we cultureel hebben geleerd dat onderdoen schaamtevol is en ‘bovendoen’ (prestatie) goed. Presteren voelt goed, schaamte doet zeer. Als er gevoelsmatig iets mis is, schaamt de man zich daarvoor en dit mag niemand weten: laten we afweren door te schreeuwen, te sporten of anderen naar beneden te drukken!

Therapie, het ontdekken van je gevoelsleven, is angstig voor een man omdat hij denkt dat er dan wat mis met hem is.

Het tegendeel is waar.

Martijn Nieuwenhuisen Houten


SpitsuurMeer compassie voor het lichaam graag

Als vader van een zoon en een aanstaande dochter las ik met groeiende verbazing de laatste aflevering van de rubriek Spitsuur (28/6), waarin een kliniek voor moeders – met plastische chirurgie én coaching –wordt geëtaleerd. De eigenaren merken droogjes op dat „in de VS dit natuurlijk al langer geaccepteerd is”. Als docent ecologische pedagogiek zie ik hoe studenten in mijn colleges openlijk bespreken voor welke behandelingen ze sparen.

Die gesprekken maken pijnlijk duidelijk hoe opgeklopte schoonheidsidealen en sociale-media-algoritmes elkaar onophoudelijk versterken Autonomie vind ik onmisbaar, maar ik zie ook de maatschappelijke druk toenemen. Ik wil daarom dat mijn pleidooi juist bijdraagt aan keuzevrijheid zonder dwang.

Ik hoop dat moeders vooral zelfcompassie, liefde en steun ervaren van hun omgeving. Laten we daarnaast onze kinderen – dochters én zonen – toerusten met zelfzorg, authenticiteit en kritische mediawijsheid, in plaats van hen schoonheidstrends na te laten jagen.

Bas van Nierop Zeist

Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’


Opinie | Industriepolitiek kan alleen nog maar Europees worden gevoerd

Kabinetten komen, kabinetten gaan, maar ondertussen dreigt de industrie langzaam te vergaan. Kleine en grotere industriële bedrijven sluiten hun deuren. Sommige staan in de uithoeken van Nederland, vanuit Den Haag gezien. Hun einde wekt alleen lokaal of regionaal beroering. Papierfabriek De Hoop (Eerbeek). Verpakkingsbedrijf Solidus (Nieuweschans). Bandenfabrikant Apollo Vredestein in Enschedé. Vijfhonderd mensen verliezen hun baan.

Meer aandacht trekken de sluitingen in het industriële cluster in Rotterdam. Chemie. Raffinage. De kabinetten Schoof en Rutte IV probeerden twee onverzoenlijke doelstellingen te verenigen, namelijk klimaatpolitiek en industriepolitiek. De naam van het ministerie van Sophie Hermans (VVD) onderstreept de ambitie: Klimaat en Groene Groei. Er is weinig fantasie voor nodig om te denken dat het volgende kabinet eenzelfde missie kiest.

Maar kijk naar de geboekte vooruitgang en je ziet: dit werkt niet. De industriepolitiek van Nederland is failliet. Waarom? Wat is er de laatste jaren gebeurd? Hoe kan het wél werken?

Kostenverschillen

De rode draad bij de sluitingen is: energiekosten liggen in Nederland zoveel hoger dan in de omringende landen. Rapporten van de industrielobby hebben de nadelige kostenverschillen keer op keer blootgelegd. De Kamermotie, vorige week, om de nationale CO2-heffing voor de industrie af te schaffen is een laatste lapmiddel. Eind april kwam minister Hermans de industrie wat tegemoet. Een inhaalactie zonder extra perspectief.

Industriepolitiek is, kort gezegd, het ingrijpen van de overheid met directe steun voor een onderneming of een bedrijfstak. Geen algemene maatregelen, zoals belastingverlagingen, maar met specifieke acties, zoals reddingsacties (KLM in de coronapandemie, 2020).

Twee grote ondernemingen staan inmiddels symbool voor ambitieuze én kostbare industriepolitiek. De een is de florerende chipmachinefabrikant ASML in Veldhoven. De ander is het verlieslatende staalbedrijf Tata Steel in IJmuiden.

Nederland is tegen een harde economische realiteit aangelopen

ASML is sinds de pandemie het paradepaardje van de Nederlandse industrie. De chipmachinefabrikant is de kern van het industrieel-technologisch complex rondom Eindhoven. De dreiging van vertrek of uitbreiding elders overtuigde het kabinet-Rutte IV om 1,73 miljard euro in de regio te steken. ASML levert waar politici blij van worden: banen, technologie én belastingbaten.

Tata Steel levert juist waar elk kabinet hoofdpijn van krijgt. Vervuiling, boze omwonenden, een krimpend aantal banen. Tata Steel is het boegbeeld van de ambitie om klimaatpolitiek (verduurzaming, einde fossiele brandstoffen) én industriepolitiek te combineren. Het kabinet-Rutte IV bedacht de zogeheten maatwerkafspraken. De twintig grootste industriële vervuilers zouden met geld van de overheid hun bedrijfsprocessen opschonen.

Er is inmiddels maar één echte afspraak gemaakt. Met zoutproducent Nobian. Eén vervuiler, papierfabriek De Hoop, is gesloten. Eén wil even niet. De peperdure oplossing voor de verduurzaming van Tata Steel, mogelijk 3 miljard euro overheidshulp, is verder weg dan ooit. Het bedrijf maakt al twee jaar verlies (een rode vlag om staatssteun te krijgen) en de omwonenden, actiegroepen en milieudienst maken het leven van de Tata-top en de ongeveer achtduizend arbeiders lastig.

Terwijl Nederland doormoddert met maatwerkafspraken, is de wereld radicaal veranderd. Energie is duurder, arbeid is duurder, de Amerikaanse handelspolitiek bederft de economische verhoudingen. Het Draghi-adviesrapport voor Europese groei heeft Europése industriepolitiek bovenaan de agenda gezet, niet mededinging of nationale industriepolitiek.

Lees ook

Draghi in langverwacht rapport: ‘enorme investeringen’ nodig om Europa concurrerend te maken

Mario Draghi bij de overhandiging van zijn rapport aan de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen.

De kans op nieuwe maatwerkafspraken is na de val van het kabinet-Schoof marginaal. Nederland is tegen een harde economische realiteit aangelopen. De overgebleven zeventien bedrijven die voor maatwerk in aanmerking komen, hebben buitenlandse eigenaren. Eerst moet de Nederlandse dochter zijn eigenaren bewijzen dat verduurzaming genoeg rendement oplevert. Vervolgens moet men laten zien dat Nederland er beter uitspringt dan dochterbedrijven van hetzelfde concern in ons omringende landen. En daar, in het buitenland, is „momenteel veelal een beter rendement te behalen”, schreef Hermans in maart.

Er is meer slecht nieuws. De zogeheten groene groei waar (toekomstige) ministers op rekenen, komt niet van de grond. Er zijn wel subsidieregelingen, investeringen „komen echter te weinig tot stand”, aldus nogmaals Hermans. „Daarbij worden in Nederland ontwikkelde technieken steeds vaker buiten de landsgrenzen tot commerciële bloei gebracht.”

Kortom: tijd om de veronderstellingen tegen het licht te houden. Zijn klimaat- en industriepolitiek wel een productieve combinatie? Maar dat is niet wat nu op tafel ligt. Het demissionaire kabinet én oppositiepartij GroenLinks-PvdA willen niet mínder beleid, maar méér beleid. Méér geld. Ook de ASML-lobby wil geld. Burgemeester Jeroen Dijsselbloem (Eindhoven, PvdA) hamert op de een overheidsbank voor de industrie. Inzet: 10 miljard euro. Nog een opmerkelijke, maar onrustbarende trend: klimaat- én industriepolitiek worden gepropageerd als bijdrage aan nationale onafhankelijkheid (staal) en weerbaarheid. Valt steun voor Tata straks onder de 5 procent NAVO-norm?

Miezemauzen

Het failliet van gecombineerde klimaat- en industriepolitiek vraagt echter niet om méér beleid en méér geld, maar om een radicale omslag. Stop met miezemauzen over steun voor multinationals die landen tegen elkaar uitspelen. Industriepolitiek op zoveel schaakborden voeren is te veel gevraagd. Accepteer dat Nederland geen vanzelfsprekende vestigingsplaats meer is. Te duur, te veel (klimaat)regels, te ver van groeimarkten, te ver weg van goedkopere én duurzame energiebronnen. Verschuivingen in de industrie zijn ook niet nieuw. De laatste vijftig jaar verloor Nederland zijn textielindustrie, scheepsnieuwbouw, vliegtuigbouw en autofabrieken.

Verder: accepteer dat Europese industriële integratie de enige oplossing is. De trend is je bondgenoot. Er is momentum voor meer economische Europese integratie als tegenwicht tegen de VS en China. Tata redt het niet solo. Overschat ondertussen de maakbaarheid niet. Integratie is geen toverformule. Air France-KLM is een bron van nationale rivaliteiten, maar vliegtuigbouwer Airbus is een geslaagd voorbeeld van Europese integratie geworden.

Bovendien: er zijn maatschappelijke problemen die nijpender zijn en óók geld vragen. Het ombuigen van het kostennadeel van Nederland in een kostenvoordeel is te duur. Denk en handel praktisch. De overgang van profijtelijke industrie naar verduurzaming mag best wat kosten, maar spendeer het geld alleen als anderen (eigenaren, werknemers, andere overheden bij nieuwe grensoverschrijdende integratie) meedoen.

Anders is het over en sluiten.


Tv-recensie | Raven van Dorst weet hoe je een goednieuwsshow maakt

Een echte goednieuwsshow op televisie, daar knapt een mens zo van op. Het is een moeizaam genre: doorgaans is het pas nieuws is als er iets opvallend misgaat. Anders is het gaapverwekkend. SBS6 heeft het geprobeerd, Sonja Barend heeft het geprobeerd. NU.nl heeft er een aparte rubriek voor. Die rubriek meldt deze week: ‘EU-websites toegankelijker’. ‘Gratis bibliotheekpas voor arme Limburgers’. Saai saai saai. Alleen van ‘Bouwvakkers Schiedam redden kat uit puin’ ging mijn hart sneller kloppen.

Gelukkig is er Raven van Dorst met haar goednieuwsshow Parels voor de Zwijnen (NPO 3) – een van de beste tv-programma’s van het jaar. Hierin stappen onbekende Nederlanders op een podium van vier strobalen en zingen of zeggen wat ze op het hart ligt. Van Dorst doet me denken aan de vroege Paul de Leeuw: ongeremd, vrolijk, de presentator maakt grappen over de rare aardappels die die ontvangt maar praat met ze zonder te oordelen en in een warm bad van empathie.

Maar eerst even het slechte nieuws. Dat kwam vooral van Argos (NPO 2) dat gedwongen uitzettingen onderzocht. Nederland zet jaarlijks 1.700 uitgeprocedeerde asielzoekers het land uit, één op de tien met geweld. Vooral schokkend: dat geweld wordt deels „preventief” gebruikt, zelfs tegen moeders en kinderen. Wanneer een kind schreeuwde van angst dan werd de „kaakfixatie” ingezet. Dit is Nederland. Mensen die niets anders misdaan hebben dan asiel aanvragen, worden daarvoor gestraft met marteling. Dit krijg je ervan als je stelselmatig asielzoekers demoniseert.

Monster

De neiging om een monster te creëren waartegen je gezamenlijk kunt strijden, werd in bredere zin behandeld in Arnon Grunbergs Het Filosofisch Kwintet (NPO 2) . Moderne monsters kunnen asielzoekers zijn, AI, of „iemand die een hele uitroeiing in gang zet”. Die behoefte tot versimpeling komt volgens de aangeschoven filosofen voort uit onze overdreven behoefte aan veiligheid.

Ze zaten wel een beetje langs elkaar heen te praten. De Vlaamse filosoof Dimitri Goossens, een Hagrid-achtige verschijning, onderzoekt horror en het abjecte. Voor hem zijn monsters vertalingen van onbewuste angsten, of ongemak met het lichamelijke. De andere filosofen waren meer thuis in de praktische, politieke betekenis. Ze waren niet zozeer bezig met monsters in de krochten van de geest, als wel met vijandbeelden, demoniseren. Over één ding waren ze het eens: wie het monster in de bek wil kijken, moet zichzelf in de bek kijken. Praat met je innerlijke Trump.

Raven van Dorst ontving een jongetje dat een vogelhuisje in elkaar zette en met een man die zijn overgewicht kwijtraakte na een maagverkleining. De gescheiden Rebecca reageerde haar huwelijksleed af op de ‘woedekamer’ waarvan ze het interieur mocht slopen („Alles gaat kapot, behalve Rebecca!”). Verder bracht de verstandelijk beperkte rapper King Stan een ode aan zijn moeder: „Kijk naar mij mama.” Een depressieve man in een rok die graag dood wil („Geef me godverdomme gewoon een spuitje”) droeg een sonnet voor dat eindige met: „Het leven is geen ponykamp.”

Het geheim van een goede goednieuwsshow: je ogen niet sluiten voor het slechte nieuws wat ermee gepaard gaat. Parels voor de Zwijnen gaat over veerkracht, de kleine mooie dingen, en dat je ellende soms zelf kan beëindigen. Een slecht huwelijk, een depressief leven, een dik lichaam – alles gaat voorbij.


In het satirische ‘Peacock’ zijn perfecte vrienden te huur – een aantrekkelijk idee?

‘Als alles naar wens was, dan ontvangen we graag een goede review op onze website.” De tot in de puntjes gestileerde Oostenrijkse satire Peacock is nog geen vijf minuten begonnen of we worden al van onze illusies beroofd. De uiterst beminnelijke en beleefde blonde jongeman die zojuist een gezelschap van culturele snobs heeft betoverd met zijn kennis van de musique concrète instrumentale van Helmut Lachenmann, is ingehuurd als date. Nou ja, niet helemaal een date, hij is een soort uncanny arm candy met hersens. Deze Matthias blijft voorkomend tot aan de voordeur. Zelfs een fooi hoeft hij niet. „Goede service is voor ons vanzelfsprekend.”

Stel je voor dat je voor elke gelegenheid je ideale partner zou kunnen casten, is dat een aantrekkelijk idee? Dat je je eigen leven kunt regisseren alsof het een film is? De vriend die alles van klassieke muziek weet. Het sportmaatje. Iemand om mee te eten die ook nog wat van tekst heeft. Het kind dat je nooit hebt gekregen.

Peacock zegt veel over hoe maakbaar we denken dat de wereld is. En hoe er wordt gekeken naar mensen die niet aan de norm beantwoorden dat je altijd met z’n tweeën moet zijn, aan een plaatje moet voldoen, in een sprookje leven. Denk ook maar aan al die panische Amerikaanse romantische komedies waarin het hoofdpersonage wanhopig op zoek is naar een nepdate om mee te nemen naar de bruiloft van die geslaagde vriend die wel alles voor elkaar lijkt te hebben.

Sociaal wenselijk gedrag

Ook het groepje mensen na het concert in Peacock kijkt meewarig naar een dame die alleen is gekomen: „Zo beschamend.” De concertgangers praten elkaar naar de mond, aanpassen is de norm. In het wereldbeeld dat het speelfilmdebuut van de Oostenrijkse filmmaker Bernhard Wenger (1992) op de hak neemt, draait alles om sociaal wenselijk gedrag. Wat dat betreft heeft hij veel gemeen met de Zweedse filmmaker Ruben Östlund, die groepsdynamieken onder de loep legde in Turist (2014) en The Square (2017). Of met de Griekse regisseur Yorgos Lanthimos. Die voerde in Alps (2011) een groepje acteurs op dat zich verhuurt als dubbelgangers voor overleden familieleden. Zijn we allemaal vervangbaar? In The Lobster (2015) dreef Lanthimos de spot met de datingindustrie en schetste hij een parallel universum waarin alleen-zijn verboden is.

Acteur Albrecht Schuch, die Matthias speelt in Peacock, lijkt zelfs wel een beetje op Colin Farrell uit The Lobster, met dezelfde radeloze blik in de ogen, niet helemaal op één lijn met de ongeschreven wetten van een kille, perfectionistische wereld.

En dan is Schuchs Matthias nog wel degene die de regels maakt. Hij blijkt mede-eigenaar van het bedrijf My Companion waar je vrienden en familieleden kunt huren voor elke gelegenheid. Het is allemaal zo clean, steriel en seksloos dat de gedachte aan een escortbureau geen seconde in je opkomt. Het kost niet veel moeite in de zwarte komedie een offline variant te zien van de manier waarop beeldvorming en cybervriendschappen op sociale media alle verschillen tussen individuen gladstrijken.

Stel je voor dat je voor elke gelegenheid je ideale partner zou kunnen casten, is dat een aantrekkelijk idee?

Pygmalion

De rent-a-friend-film is een klein maar fijn genre. Het heeft z’n wortels natuurlijk in de Griekse mythe over beeldhouwer Pygmalion. Ingewikkelde man die Pygmalion, prototype miskend mannelijk genie met een enorme hekel aan vrouwen. Tot hij op een dag een vrouw uit ivoorwit alabaster hakte die in zijn ogen zo perfect was, dat hij bad dat ze tot leven zou komen. De minnegodin Aphrodite was hem goed gezind. Ze liet zijn wens uitkomen. Pygmalion en zijn Galatea schijnen nog lang en gelukkig te hebben geleefd, met kinderen op de koop toe.

De film My Fair Lady (1964), waarin het volkse bloemenmeisje Eliza Doolittle dankzij professor Henry Higgins leert spreken en zich gedragen als een dame, is gebaseerd op dit Pygmalion-motief dat je uit elk blok ruw graniet een echte dame kunt modelleren. Gelukkig is Eliza minder plooibaar dan op het eerste gezicht lijkt.

De echte grondlegger van het genre is Eddy Terstalls Rent-a-Friend uit 2000, een lowbudget romkom die in al z’n gruizigheid terug te zien is op Prime. Heel veel internationale impact had hij waarschijnlijk niet, maar hij had de tijdgeest te pakken en de beste titel die er is. Goed te googelen. Er bestaat inmiddels zelfs een Amerikaans bedrijf met dezelfde naam.

Terstalls film volgt kunstschilder Alfred die met lede ogen moet aanzien hoe zijn scenarioschrijvende vriendin hem tot soappersonage heeft omgetoverd en vervolgens hun break-up in de serie schrijft. Omdat hij niet van zijn schilderijen kan leven besluit hij zich als vriend te verhuren. Een gat in de markt.

Overigens niet helemaal aan de fantasie van Terstall ontsproten. De eerste vriendenverhuurservices ontstonden in de jaren 1990 in Japan, als reactie op het uiteenvallen van traditionele familiestructuren.

Illusoire wereld

Werner Herzog maakte er de film Family Romance, LLC. (2019) over. Hierin volgt hij in geënsceneerde scènes de Japanse acteur Yuichi Ishii, die zich ook in werkelijkheid als vader of zoon laat verhuren. Herzog trekt deze praktijken door naar wat hij als een grotere culturele omwenteling ziet. Mensen geven steeds meer de voorkeur aan een illusoire wereld boven een tastbare werkelijkheid. Dat we rollen spelen is natuurlijk zo oud als de verhalen die we elkaar vertellen, concludeert ook Herzog. Maar door digitale mediatechnologieën wordt het wel steeds lastiger de wens van de werkelijkheid te onderscheiden. Waar ligt het omslagpunt?

Zo bezoekt hoofdpersoon Ishii een robothotel in Tokio om te onderzoeken of robots in de toekomst wellicht een rol in zijn bedrijf zouden kunnen spelen. Een toekomstbeeld dat met de hausse in persoonlijke AI’s als Replika, Kindroid of Nomi eigenlijk al is ingelost. En ook dat is door de filmgeschiedenis al eens voorspeld, bijvoorbeeld in de film Her (2013) van Spike Jonze, waarin Joaquin Phoenix verliefd werd op het AI-besturingssysteem van zijn computer. Troost in je borstzak. Een lichaam is niet eens per se meer nodig.

Peacock speelt daar handig op in doordat Matthias in een identiteitscrisis verzeild raakt. De Duitse ondertitel van de film is niet toevallig ‘Bin Ich echt?’ Als zijn relatie wegens te veel ceremoniële hoffelijkheid op de klippen is gelopen, wordt hij verliefd op een vrouw die net zoveel van componist Lachenmann lijkt te weten als hij. Maar is zíj wel echt? Net als in Family Affair, LLC. liegen niet alleen de huurvrienden maar ook hun klanten en is echte liefde verboden. Bedrijfsbeleid. Het enige wat overblijft is een stand-in voor ons verlangen. Maar wel de perfecte stand-in.


Column | Het zijn echt mensen, met echte rechten

‘Onze pubers zijn het doelwit van de lhbt-lobby; in hun meest kwetsbare fase worden ze doelbewust verslaafd gemaakt’. Deze boodschap wordt in soortgelijke bewoordingen nu al jaren verkondigd als spotje in een EU-land als Hongarije. Het heeft ertoe geleid dat de Pride in Boedapest, van afgelopen zaterdag, door Orbans regering en de nationale politie werd verboden. Hier is niet alleen het demonstratierecht in het geding, maar moeten de burgerrechten als zodanig het ontgelden. Stoer en zinnig dat ook de Amsterdamse burgemeester Halsema besloot zich aan te melden voor de mars, evenals tal van Europarlementariërs en andere niet-Hongaren.

Maar wacht even, het bedoelde spotje is van Nederlandse makelij, en kent een net iets andere woordkeuze.

„Onze pubers zijn het doelwit van de tabaksindustrie: in hun meest kwetsbare fase worden ze doelbewust verslaafd gemaakt.”

Was getekend: de campagne ‘Voor Rookvrij’, een initiatief van de Hartstichting, KWF en Longfonds. Het klinkt ongeveer hetzelfde, toch is het verschil tussen het anti-tabakspotje en de anti-lhbtiqa+-boodschap groot; het gaat er niet om of iemand voor of tegen homo’s, roken, of transmensen is, maar om de wetenschappelijke bewijzen, die aantonen dat roken de gezondheid schaadt, terwijl bijvoorbeeld de homoseksuele oriëntatie niet direct leidt tot uitputtende gezondheidsschade. De suïcidecijfers onder jonge trans- en queerpersonen, homo’s, bi’s en lesbo’s zijn hoger dan gemiddeld, maar die misère is vaak weer het directe gevolg van de maatschappelijke weerzin, die bijvoorbeeld door regeringen als de Hongaarse wordt aangewakkerd en zelfs per wet wordt afgedwongen.

Er zit, anders dan bij roken, niet intrinsiek iets ziekmakends of verslavends in die lhbtiqa+ letterreeks. Maar het refrein van kwetsbare jonge mensen, die doelbewust verleid worden tot homoseksualiteit (en nu ook gendertransformatie ) klinkt ook de wat oudere Nederlander nog vertrouwd in de oren. Was overigens homoseksualiteit besmettelijk als de mazelen, ons land zat collectief onder de vlekjes: quod non.

Ik moest grinniken toen ik de daverende openingszin las van Maxim Februari in zijn column voor NRC: „Er bestaat natuurlijk niet zoiets als een lhbt- of een lhbtiqa+-gemeenschap.”

Nee, de transmensen hebben weer andere interesses en belangen dan de seksueel actieve homoseksuele man, die rond zijn dertigste het hoogtepunt beleeft van zijn seksuele carrière. Soms komen al die verschillende letters even bij elkaar tijdens een demonstratie of in een daartoe bestemd kroegje, et voilà, daar is het gemeenschapsgevoel. Niet te lang wachten, want als het echt gezellig wordt in de gaybars veranderen lotgenoten natuurlijk in nietsontziende concurrenten, die allemaal die ene knapperd willen. Het zijn echte mensen, en die gemeenschap is er niet op afroep maar enkel op zeer gezette tijden.

Februari, nog eens: „Er zijn mensen, die elk afzonderlijk rechten nodig hebben om hun werk te doen, verbintenissen aan te gaan en hun leven te leiden.”

Die rechten heten burgerrechten, zoals de grote, Amerikaanse Civil Rights Movement zich vanaf de jaren vijftig terecht noemde, en dat ging toch om meer dan om de mens „elk afzonderlijk”. Ik betreur het nog steeds dat er over ‘trans- of homorechten’ wordt gesproken, want de burgerlijke vrijheden gelden niet per gender, seks of sekse, maar algemeen.

Maar er is een ondergrens: hoe groot het verschil tussen al die verschillende letters ook is, hun minimumeis luidt: bestaansrecht. Dat maakt die afzonderlijke mensen wel degelijk tot een politiek collectief, een gelegenheidscoalitie, zo je wilt. En hoe meer mensen er meelopen in Boedapest, die zich niet tot een l of h of b of t of i of q of a rekenen (hooguit tot de plus), hoe overtuigender het is.

Stephan Sanders is essayist.


Wat vindt NRC | De fusie DPG en RTL is niet het enige gevaar voor journalistiek, dat zijn de techreuzen ook

Van het Algemeen Dagblad, de Volkskrant en Trouw tot Donald Duck, Libelle en VT Wonen. Van regionale kranten in grote delen van het land, kinderkrant Kidsweek en nieuwssite NU.nl tot vergelijkingssites en een radiostation als QMusic. En binnenkort ook: van streamingsdienst Videoland tot populaire commerciële tv-programma’s als Lubach, Editie NL en RTL Nieuws.

Met de goedkeuring vrijdag door de Autoriteit Consument & Markt van de overname van RTL Nederland door DPG Media staat het nu al grootste mediabedrijf in Nederland op nog grotere afstand van de concurrentie. Of het nu op papier is, via de radio, tv of online – het van oorsprong Belgische concern bereikt straks vrijwel alle Nederlanders.

De toestemming van de ACM werd niet zomaar gegeven. De concurrentiewaakhond, die wettelijk moet toetsen of de markt wordt verstoord, was zich er duidelijk van bewust dat haar taakomschrijving te beperkt is. Want ja, de ACM moet naar economische effecten kijken van een fusie, en DPG en RTL zullen nu samen 98 procent van de Nederlandse inwoners bereiken. Maar zij opereren nauwelijks in dezelfde markten, wat volgens de ACM het risico op een te dominante positie voldoende beperkt.

Media zijn echter niet louter economische producten. Het maatschappelijke belang dat zij dienen, is niet in cijfers uit te drukken. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid had het vorig jaar terecht over de „cruciale rol” die media spelen in de democratie. Via media nemen burgers informatie tot zich, zien zij zichzelf terug of komen ze juist in aanraking met hoe anderen denken. Dat liet de ACM meewegen onder meer door te bedingen dat de online nieuwsredacties van RTL Nieuws en NU.nl tien jaar gescheiden moeten blijven

Zonder overnames waren er de afgelopen decennia meer media ten onder gegaan omdat ze het alleen niet konden redden. Vrijwel alle pers behoort tot een van twee Belgische uitgevers, waaronder ook NRC (eigendom van Mediahuis), of tot kleinere uitgevers als FD Mediagroep en BDU. Radio en tv worden gemaakt door onder meer RTL, Talpa en publieke omroep NOS.

Toch is deze consolidatie unheimisch. Het creëert één dominant bedrijf op de advertentiemarkt en bij de inkoop van journalistieke diensten. Ware pluriformiteit hangt bovendien niet alleen af van het voortbestaan van titels, maar ook van voldoende budget voor redacties, de mogelijkheid van journalisten om onafhankelijk te kunnen werken, en de eigenheid van de inhoud, waardoor een hoeveelheid aan stemmen blijft bestaan. Het is aan iedereen dát te blijven beschermen.

Het zou echter zeer misplaatst zijn om deze fusie te zien als het enige gevaar voor de journalistiek. Een grotere bedreiging is Big Tech. Online beheersen Google en Meta de advertentiemarkt, en de algoritmes van Google, Musk en Meta zorgen ervoor dat het aanbod van álle Nederlandse media naar de achtergrond wordt geduwd, ten faveure van minder betrouwbare informatie en influencers. AI-bedrijven hebben ongevraagd taalmodellen getraind met nieuwsartikelen – waarbij in bijna 20 procent van de AI-samenvattingen feitelijke onjuistheden ontstonden, zo bleek uit BBC-onderzoek.

Voor die artikelen waren nog journalisten, eindredacteuren, fotografen en vormgevers nodig. Maar verdringing ligt op de loer door ongefilterde, ongeïnformeerde, onjuiste en ondermijnende ‘content’. Daar kan vooralsnog geen waakhond tegen beschermen.


Is Air Canada er schuldig aan dat vreemdelingen onrechtmatig Nederland binnenkwamen?

De zaak

De zitting is maar net begonnen en de advocaat van de verdachte lijkt al geïrriteerd. Hij schudt zijn hoofd, fronst zijn wenkbrauwen. De officier van justitie heeft gezegd dat hij vlak voor de zitting nog iets heeft gewijzigd in de tenlastelegging. Daarin beschrijft de officier wat de verdachte volgens hem heeft gedaan, dat moet heel precies gebeuren. Maar daar was iets misgegaan. Het draait in de rechtbank van Haarlem om een fout van een luchtvaartmaatschappij, in de tenlastelegging leek het om een fout van reizigers te gaan.

Met die foutieve, zo blijkt nu, informatie in het achterhoofd heeft de advocaat zich voorbereid, zegt hij. De zaak is begonnen in 2023, dus dat die wijziging „nu pas” komt, vindt hij „wel erg laat”. De kantonrechter besluit dat de zaak door mag gaan. Ja, het is misschien laat, maar het mag, zegt ze. De advocaat schudt zijn hoofd nog eens.

De verdachte is dit keer dus een bedrijf: Air Canada, dat een „vreemdeling zonder geldig reisdocument” zou hebben vervoerd. Er is geen medewerker van de luchtvaartmaatschappij aanwezig. „Als je Air Canada vraagt te komen, moet je ook zorgen dat het keurig netjes in orde is”, zegt de advocaat, „en dat is niet het geval.” Hij doelt daarmee onder meer op de gewijzigde tenlastelegging, maar later blijkt dat hij vindt dat er meer slordig is verlopen.

De regels voor reisdocumenten zijn best ingewikkeld, erkent de officier van justitie

Drie keer heeft de luchtvaartmaatschappij iemand zonder alle geldige documenten naar Nederland laten reizen, zegt de officier van justitie. In één geval ging het om een achtjarige jongen die met zijn ouders meereisde en een paspoort had dat binnen drie maanden na de vlucht zou verlopen. Dat mag niet als je het Schengengebied inreist. En een reiziger uit India had een ongeldig visum bij zich, dat zou zes dagen na aankomst pas ingaan. Het derde geval ging om twee reizigers, eveneens uit India, die helemaal geen visum hadden. Medewerkers van de Koninklijke Marechaussee ontdekten bij de paspoortcontroles op Schiphol dat deze reizigers geen geldige reisdocumenten bij zich hadden.

„De vervoerder heeft niet voldaan aan de zorgplicht en daardoor zijn vreemdelingen Nederland binnengekomen”, zegt de officier. Het is belangrijk dat vervoerders goed controleren, stelt hij, „want we willen niet dat mensen onrechtmatig binnenkomen”. Ze kunnen dan bijvoorbeeld een asielaanvraag doen. „Met alle kosten van dien”, zegt de officier. „Sommigen zijn onuitzetbaar, wat zorgt voor proceskosten. Je mag vrij rondreizen binnen Europa, maar dan is het belangrijk om grenzen goed te controleren.”

Het gebeurt niet vaak dat Air Canada voor zo’n kwestie op het matje wordt geroepen, zegt de advocaat. En dat terwijl de maatschappij honderdduizenden mensen naar Nederland heeft vervoerd. Vorig jaar zelfs 130.000. Dit zijn de enige zaken die afgelopen jaren aan het licht kwamen waarbij slecht werd gecontroleerd, zegt de advocaat. „Daarmee staan de strengheid en striktheid van Air Canada vast.” Hij vindt dat bij twee van zijn cliënten – de achtjarige en die ene met het visum dat bijna zou ingaan – alles „conform de geest van de regels” is gegaan. „Verwijtbaarheid ontbreekt.” De advocaat vindt ook dat de gespreksverslagen van de marechaussee onzorgvuldig zijn, ze zijn niet in spreektaal opgeschreven en er wordt een verkeerde naam in genoemd.

Dat voor reisdocumenten „best ingewikkelde” regels bestaan, erkent de officier. Maar de Hoge Raad, de hoogste rechtsprekende instantie in Nederland, boog zich al eens over soortgelijke kwesties en concludeerde dat een vervoerder die regels nu eenmaal moet kennen en toepassen, stelt de officier. Hij verwijst naar een uitspraak van de Raad over een vergelijkbare zaak, waarbij het voor medewerkers belangrijker was om de vlucht te laten gaan dan om de documenten goed te controleren. Ook in dat geval vindt de Raad dat de luchtvaartmaatschappij haar „zorgplicht” heeft verzaakt.

De advocaat noemt de verslagen van de marechaussee onzorgvuldig: ze werden niet in spreektaal geschreven, en bevatten een verkeerde naam

De vraag is volgens de officier: wat is een „passende straf”? In dit soort situaties is het gebruikelijk dat het luchtvaartbedrijf een „transactievoorstel” krijgt. Het betaalt dan een soort boete aan het Openbaar Ministerie, waarmee de zaak buiten de rechter om wordt afgehandeld. Zo komt het niet tot een openbare zitting die het imago van de vervoerder kan aantasten.

Maar, zegt de advocaat, in deze zaken is dat voorstel niet aangeboden. „En dat is onjuist.”

Nu schudt de officier het hoofd: „Er zijn wel transacties uitgegaan”, zegt hij. Twee van 8.000 euro en één van 4.200. Het verzendadres lijkt te kloppen, maar wat er is misgegaan en bij wie de schuld ligt, dat weet niemand.

Het oordeel

Het gaat erom dat een reisdocument bij aankomst aan de eisen voldoet. De rechter houdt het daarom simpel: voor alle zaken krijgt Air Canada boetes. Voor het nog net niet geldige visum bedraagt die 4.200 euro, voor het ontbrekende visum 7.000 euro en voor het paspoort van de achtjarige 6.000 euro.

De luchtvaartmaatschappij mag in hoger beroep – de advocaat weet nog niet of dat gaat gebeuren. De rechter heeft bij de hoogte van de boetes rekening gehouden met het gedoe rondom de transactievoorstellen, die Air Canada naar eigen zeggen niet heeft ontvangen. De opgelegde boetes zijn lager dan de transactievoorstellen.