‘Het is een historische dag”, zei PVV-leider Geert Wilders woensdagavond. Helaas heeft hij gelijk, het ís een historische dag geworden. Het historische karakter van woensdag 15 mei zit hem erin dat Nederland – althans, de fracties van VVD, NSC en BBB – het ondenkbare heeft laten gebeuren: de sleutel van de macht is in handen gegeven van de PVV. En daarmee dragen de drie fracties waarmee Wilders nu gaat regeren bij aan een verdere normalisering van een manier van politiek bedrijven die grote risico’s met zich meebrengt voor de toekomst van Nederland.
In de eerste analyses over het coalitieakkoord klinkt opvallend genoeg vooral door hoe „normaal” het eigenlijk allemaal lijkt te zijn. En zo op het oog valt daar ook best wat voor te zeggen. Er ligt na een half jaartje formeren een behoorlijk gedetailleerd coalitieakkoord met de titel Hoop, lef en trots. Met weliswaar vergaande plannen, maar geen flagrante schendingen van de rechtsstaat. Er ligt zelfs een tot op de miljoen euro afgeronde doorrekening van de plannen, een financiële paragraaf van twaalf kantjes, die de ideeën van de vier aan een economische basis helpt. En – ook zo normaal – na een paar uur vergaderen stemden alle vier de beoogde coalitiefracties woensdagavond uiteindelijk unaniem vóór het onderhandelaarsakkoord en dus voor de volgende fase van de formatie: het samenstellen van een nieuw kabinet. Daarbij sluit Nederland zich met dit kabinet aan bij een treurige Europese trend. Overal komen rechts-radicale partijen aan de macht door hun scherpste randjes op het oog bij te vijlen. Hier zijn grotere krachten aan de gang dan alleen Wilders.
Wie beter kijkt, ziet onder dat laagje normaal een wereldbeeld schuilgaan dat niet past bij hoe Nederland zich de afgelopen decennia nationaal én internationaal heeft geprofileerd. De ‘trots’ uit de titel lijkt vooral te duiden op een Nederland dat zich angstig in zichzelf keert, niet meer over de dijken heen wil kijken. Een Nederland dat vluchtelingen en internationale studenten het liefst buiten de deur houdt, en dat binnen de landsgrenzen met 130 kilometer per uur op een klimaatcrisis wil afscheuren. Wel op tijd remmen graag. Een land waarin de kiezer zich opgejut door de politiek vol wantrouwen (Toeslagenaffaire, Groningen) afkeert van de eigen overheid (een bezuiniging van 22 procent op het ambtelijk apparaat) en waarin blikverruimende sectoren als cultuur en toerisme gestraft worden met hogere BTW-tarieven (behalve natuurlijk kamperen, liefst bij de boer). Elke partij heeft een paar punten gescoord, maar is daarbij vergeten naar het geheel te kijken.
Want de scherpste randjes van het PVV-programma mogen dan afwezig zijn in het programakkoord, de rancunepolitiek waarmee Wilders zichzelf tot grootste partij van het land heeft weten te maken sijpelt nog wel steeds door. De ‘gewone’ Nederlander wordt op alle fronten ontzien, de lasten worden gelegd bij asielzoekers, moslims, de natuur, Europa, de culturele sector. Het meest extreme standpunt (grenzen dicht, weg met de NPO, moskeeënverbod) mag dan van tafel verdwijnen, de milder ogende alternatieven die overblijven (strengste asielbeleid ooit, 100 miljoen eraf bij de NPO, regulering oproepen tot gebed) zijn nog steeds vergaand. Deze club van vier partijen laat een rauw rechts-conservatisme neerdalen op Nederland. Dat is wat een meerderheid van de kiezers, die op deze partijen gestemd heeft, kennelijk wil.
Wie dit in zichzelf gekeerde land moet gaan vormgeven, is intussen nog ongewis. Anders dan anders hebben de vier partijleiders afgesproken dat zij zelf niet zullen plaatsnemen in een kabinet en dat dus ook de premier van buiten zal komen. Wie dat moet gaan doen is nog onzeker, de naam van oud-informateur Ronald Plasterk doet in elk geval de ronde. Hoop, lef en trots zijn wel nodig om dit akkoord, dat een vat vol tegenstrijdigheden is, op een nationaal en internationaal podium uit te voeren.
De grote vraag is: hoe heeft dit zo kunnen gebeuren? Dat zit hem vooral in het politiek strategische talent van Geert Wilders zelf. Hij rook de kans op daadwerkelijke macht en kieperde nog op verkiezingsdag 22 november zijn hele partijprogramma in de prullenbak. Daarmee ontnam hij de andere partijen de kans om op de inhoud met hem te breken. Een uiterst gewiekste zet, die alleen maar kan omdat de PVV geen interne partijdemocratie kent. Om zijn kiezers is het Wilders al jaren niet te doen, die heeft hij slechts nodig voor zijn politieke lijfsbehoud. Zelfs het feit dat hij geen premier kan worden, kan hem van pas komen. Nu kan hij ook de komende jaren kritiek blijven leveren op het kabinet, al is dat door hemzelf geïnstalleerd.
Dat is in essentie wat VVD, NSC en BBB zich het meest moeten aanrekenen: dat zij er – overigens samen met informateurs Elbert Dijkgraaf en Richard van Zwol, en eerder Plasterk en Kim Putters – aan hebben bijgedragen dat de radicaal-rechtse politiek van de ondemocratische eenmanspartij van Geert Wilders erin geslaagd is zich middenin het door hem verfoeide centrum van de macht plaats te nemen. Ingekapseld in de bestaande structuren, wellicht, maar zeker ook in staat die structuren vanaf nu meer naar zijn hand te zetten. Het is met recht een historische dag.
Klik op het vinkje naast ‘Ik ben geen robot’