De dieren die bijna niemand wil hebben in de schijnwerpers

Siri is een nieuwsgierige Syrische hamster. „Hoe aandoenlijk ook, we geven hamsters niet mee aan mensen die graag zo’n diertje voor hun kind willen, daar zijn ze gewoon echt niet geschikt voor. Een hamster slaapt overdag, die wordt dan wakker gemaakt als een kindje wil spelen, bijt dan uit chagrijn in een vingertje en voor je het weet wordt de hamster bestempeld als rotbeest en zit hij of zij hier in de opvang.”
Foto Peter Lipton
Kalina is een kleine, bescheiden herdershond die haar linkervoorpoot mist. „Als ze je kent is ze heel lief. En als ze je lief vindt, wijkt ze niet van je zijde. Het is echt een schat.”
Foto Peter Lipton

Konijnen Bodhi en Mindy verloren hun partner, maar vonden elkaar.⁠ Bodhi kwam eerder in het asiel dan Mindy en was diep ongelukkig. „We zagen hem transformeren van een teruggetrokken mannetje naar een vrolijke knul die van puur plezier vreugdesprongetjes maakte.”⁠

Foto’s Peter Lipton

Het slimme duo Alfredo en Augusto zijn “de leukste dieren van het asiel”, zegt vrijwilliger Sylvia bij Het Knaagspoor in Ridderkerk. In haar handen heeft ze twee tamme ratten. Ze zijn ongeveer zeven maanden oud en aan het asiel afgestaan door hun eerste baasje. De staarten van Alfredo en Augusto laat Sylvia om beurten door haar vingers glijden. „Het is de staart waar de meeste mensen bang voor zijn, maar het is het allerlekkerste deel, ze zijn zó zacht!”
Foto Peter Lipton

Alexander heeft kattenaids en kan daarom niet bij andere katten. Zijn nieuwe baasje moet geduld met hem hebben. Alexander is niet vlot van vertrouwen. „Maar hij trekt al bij, hoor. Als wij binnenkomen, schiet hij al niet meer zijn ton in. We denken dat er een heel leuke kat in hem zit.”

Foto’s Peter Lipton

De reusachtige Petri zit er al een tijdje.Niet het grootste konijn dat ze in de opvang hebben gehad, maar met bijna 6 kilo is Petri toch wel aan de flinke kant. Ze is een kruising tussen een Vlaamse reus en een Franse hangoor. Ze is mogelijk gedumpt, of ontsnapt, zeker is dat ze door een kat is aangevallen in de tijd dat ze buiten heeft geleefd. „Ze kwam helemaal onder de wonden binnen.”
Foto Peter Lipton
Nanook en Suka, broer en zus, zitten al anderhalf jaar in het asiel. Hoe kan dat? „Ten eerste zijn ze onafscheidelijk. Het zijn echt roedeldieren. En ten tweede zijn het husky’s – althans, husky’s waar wat bordercollie doorheen zit. Ze hebben ontiegelijk veel beweging nodig. Je moet eigenlijk echt met ze gaan sporten.”
Foto Peter Lipton

„Hendrik had een goede band met zijn eigenaar, maar toen kwam diens zoon weer thuis wonen en die enorme Hendrik vloog de zoon steeds aan. Heel tragisch, want toen moest Hendrik weg. En nu loopt hij hier kiploos rond, „pok pok pok pok pok” met af en toe een welgemeend „kukeleku” ertussendoor.” Iedereen hoopt dat hij snel weer ergens ruimer kan wonen, met wat leuke kippetjes erbij. Ook omdat er dan weer plek is voor de volgende haan.

Foto’s Peter Lipton


Met een oproep tot ‘zoete revolutie’ zijn de Paralympische Spelen geopend

„Welkom in het land van de revolutie”, zei Tonny Estanguet, voorzitter van het Paralympische organisatiecomité, woensdagavond. Frankrijk zou Frankrijk niet zijn als het de vier uur durende openingsceremonie van de Paralympische Spelen niet zou doorspekken met historie en symboliek. En dus had Estanguet op het Place de la Concorde, het plein waar tijdens de Franse Revolutie honderden executies met de guillotine werden voltrokken, het over „de mooiste aller revoluties”. Daarmee doelde hij op de Paralympische Spelen: „Het is een zoete revolutie die ons allemaal zal veranderen. Wat jullie, sporters, revolutionairen maakt, is dat toen ze ‘nee’ tegen jullie zeiden, jullie doorgingen.”

Vijftigduizend toeschouwers zagen onder de noemer ‘van onenigheid naar eendracht’ 168 delegaties paralympiërs over de Champs-Élysées naar het Place de la Concorde trekken. Zanger Christine and the Queens bracht een versie van Edith Piaf’s ‘Je ne regrette rien’. Dansers en andere artiesten, veelal met een beperking, verbeeldden hoe ook in een wereld die inclusiviteit voorstaat, nog altijd vooroordelen zijn.

De obelisk op het Place de la Concorde vormde het middelpunt van de openingsceremonie.
Foto Gonzalo Fuentes/ REUTERS

De Nederlandse vlag werd gedragen door rolstoelbasketbalster Carina de Rooij en wielrenner Daniel Abraham Gebru. De Nederlandse delegatie op de Paralympische Spelen bestaat uit 86 sporters.

Het eerste goud voor Team NL is al binnen. Baanwielrenster Caroline Groot won donderdag op de tijdrit over 500 meter de gouden medaille.

Verdeeld over 22 sporten nemen meer dan vierduizend atleten deel aan deze Paralympische Spelen.
Foto Enniio Leanza/EPA

Het was, net als de Olympische Spelen, de eerste editie waarvan de opening in de buitenlucht werd gehouden.
Foto Bertrand Guay/AFP

De Duitse atleet Markus Rehm was een van de dragers van de olympische vlam.
Foto Michel Euler/AP

De Nederlandse delegatie bestaat uit 86 atleten.
Foto Dimitar Dilkoff/AFP
Eritrea, Kiribati en Kosovo nemen voor het eerst deel.
Foto Gonzalo Fuentes / POOL / AFP

Bij het taekwando zijn de eerste wedstrijden al gespeeld.
Foto Maja Smiejkowska / Reuters
Ook de eerste zwemwedstrijden zitten er al op.
Foto Emilio Morenatti/AP

Hosiana Mulisa, volleybalster voor Rwanda, in actie tegen Brazilië.
Foto Maria Abranches/REUTERS
Pamela Pereir, volleybalster voor Brazilië, in actie tegen Rwanda
Foto Maria Abranches/REUTERS

De Nederlandse baanwielrenners Patrick Bos en Tristan Bangma rijden donderdag de 4000 meter.
Foto Thibault Camus/AP
De eerste gouden medaille van de Paralympische Spelen voor Nederland was voor baanwielrenster Caroline Groot op de tijdrit over 500 meter.
Foto Gonzalo Fuentes/REUTERS


Inpakken en wegwezen!

De kofferbak vol vakantiespullen, de kinderen of nog meer bagage op de achterbank én nog een verdiepinkje bovenop de auto. Handige uitvinding, die imperiaal. Koffers of tent op het metalen rek dat vastgezet werd in de gootjes van het dak – luxe dakkoffers waren een halve eeuw geleden nog toekomstmuziek, net als de suv’s die ze tegenwoordig meetorsen. Stuk plastic of bouwzeil eroverheen, stevig vastgebonden met snelbinders en touw. ,,Hebben we de paspoorten?” Nog even zwaaien naar de buren en rijden maar. Aanvankelijk nog zonder gordels – het dragen daarvan werd voorin de auto in 1975 verplicht, op de achterbank pas in 1992.

Op de grens met West-Duitsland, bij Beek (Gelderland), zag de toen 23-jarige fotograaf Bert Verhoeff, op pad gestuurd door het fotopersbureau Anefo waar hij drie jaar eerder als stagiair was begonnen, Nederlandse vakantiegangers op vier wielen aan zich voorbijtrekken. Opels, vooral Kadettjes, Fords, Simca’s , Peugeots, een enkele Japanner – met af en toe een caravan erachter. Campers zag je toen nog niet zoveel als nu, en vaak waren dat Volkswagenbusjes. En van een tekort aan stallingsruimte voor caravans en campers, zoals nu, was al helemaal geen sprake.

Begin jaren zeventig. Deze mannen zijn bijna klaar voor vertrek naar hun vakantiebestemming. Een stationcar heeft als voordeel dat er veel in én op kan.
Foto Bert Verhoeff / Anefo Nationaal Archief

Wie zelf geen auto had, en dat was in de jaren zestig en zeventig echt geen uitzondering, liet zich door familieleden of vrienden die wel een auto hadden wegbrengen naar de vakantiebestemming, als de afstand niet al te groot was. Van de ene kant van de provincie, of van het land, naar de andere kant.

Lifters zijn een vrijwel uitgestorven reizigerssoort geworden, nog geen halve eeuw geleden zag je ze vooral in vakantieperiodes bij uitvalswegen van steden. Met de duim omhoog en stukken papier of kartonnen bordjes met de handgeschreven bestemming erop. En buiten de vakanties waren het vooral studenten die aan het eind van de week liftend naar hun ouders gingen, en op zondagavond weer met de duim omhoog terug.

Waar zijn ze gebleven? Lifters zijn een vrijwel uitgestorven reizigerssoort geworden, nog geen halve eeuw geleden zag je ze vooral in vakantieperiodes bij uitvalswegen van steden. Parijs was een bestemming die voor een lifter best haalbaar was, Kenia was wat lastiger.

Foto’s Bert Verhoeff / ANP / ANEFO Collectie Stadsarchief

Vliegen naar vakantiebestemmingen is voor heel veel Nederlanders de gewoonste zaak van de wereld geworden. Inchecken doe je nu al jarenlang online, nog niet zo lang geleden moest je naar de balie, zoals hier op Schiphol in 1985, ook als je geen bagage had.
Foto Rob Croes / Anefo Nationaal Archief

Op de eerste dag van de ‘bouwvak’ – de bouwvakvakantie van drie weken die een begrip is sinds werkgevers in de bouwsector collectief afspraken wanneer ze in de zomer gesloten zouden zijn of wanneer het hun het beste uitkwam als hun werknemers vakantie zouden opnemen. Die periode valt altijd samen met de schoolvakanties – voorheen was de bouwvak in het hele land in dezelfde periode, nu verschilt die net als de schoolvakanties per regio (zuid, midden en noord). Aanvankelijk duurde de bouwvak twee weken; een logisch vervolg van de beslissing van de Tweede Kamer, eind 1966, om het recht op vakantie wettelijk te regelen en werkgevers op te dragen hun werknemers twee vakantieweken lang hun loon door te betalen. Het zou nog even duren voordat toerisme massatoerisme werd.

Gijsbert van Es schreef vorig jaar in NRC in zijn artikel over de opkomst van het (massa)toerisme dat de vakantiebeurs die de Jaarbeurs in Utrecht in december 1970 voor het eerst wilde organiseren, op het laatste moment niet doorging wegens gebrek aan belangstelling van reisorganisaties en de vrees dat er weinig bezoekers op af zouden komen. Ruim vijftig jaar later gaan ongeveer 85 van de 100 Nederlanders gemiddeld twee à drie keer met vakantie. In totaal zijn ze dan 20 tot 25 dagen van huis. En wie klachten over zijn (meestal buitenlandse) vakantieverblijf heeft, bijvoorbeeld over oplichterspraktijken van de autoverhuurder in Spanje of de kakkerlakken in de douche van het buitenlandse hotel, kan die achteraf al decennia in tv-programma’s met het hele land delen.

Wie een halve eeuw geleden niet met de auto of het vliegtuig met vakantie ging, of te oud was om te liften, pakte de trein. Zoals deze reizigers die op Centraal Station in Amsterdam op het punt staan om met de internationale trein naar Italië te reizen.
Foto ANP
Wie vroeger vlak voor vertrek met de trein nog even naar de achterblijvers wilde bellen, kon op het perron nog even de telefooncel in, zoals die nog net te zien is rechts op de foto die vanuit een coupé is gemaakt. Kwartje uit de zak, kwartje in het toestel, met de draaischijf het nummer draaien en nog even gedag zeggen. ,,Ik bel wel weer als ik aangekomen ben.”
Foto Ruud Hoff / ANP

Foto Provinciale Planologische Dienst in Zeeland (PPD), fotoarchief 128
Foto Hans Peters / Anefo Nationaal Archief

Een eenvoudige camping aan zee en een camping met basale voorzieningen in een bosachtige omgeving, enige tientallen jaren geleden.

Met toestemming van de boer of de gemeente werden ooit tentjes in een weiland gezet, dat werden er steeds meer, er kwamen toercaravans bij, dagjesmensen uit nabije provincies kwamen er recreëren en na enige tijd was er op die plek een heuse camping geboren, zoals op de camping in Zeeland op de kleurenfoto. Op die camping staan nu veel toercaravans en er zijn vaste plaatsen met stacaravans en chalets – waar meer sprake is van recreëren dan kamperen. Er is een zwembad, een kinderboerderij, een restaurant en een speeltuin, en in de zomermaanden is er een animatieteam dat activiteiten voor kinderen begeleidt. Zoals het er op heel veel campings in Nederland aan toe gaat.

Op veel plaatsen aan de Nederlandse kust zijn de afgelopen jaren campings van de oude stempel omgetoverd tot luxe vakantieparken, en in handen van ketens van vakantieparken. Niet zelden mochten mensen die daar soms al tientallen jaren met hun caravan stonden hun biezen pakken.

Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat er na een dip in de coronaperiode steeds meer vraag is naar een verblijf op kampeer- en huisjesterreinen, zoals het CBS dat zelf omschrijft. Het aantal gasten op kampeerterreinen steeg vorig jaar naar 5,2 miljoen (in 2022 nog 5 miljoen), op huisjesterreinen waren dat er 10,4 miljoen (in 2022 10,15 miljoen).

Eind jaren zestig: de Vakantieschool in het Amsterdamse Bos draait op volle toeren: 1.100 kinderen uit de hoofdstad krijgen hier volgens het originele fotobijschrift van ruim vijftig jaar geleden ,,de kans het zonovergoten asfalt te verruilen voor gras en heesters. De dorst is groot, met deze warmte, de wasbakken hebben dan ook niet te klagen over klandizie….!!”
Foto Ben Hansen / ANP

Kampeerterrein De Duinhoeve in Haamstede, op Schouwen-Duiveland, in 1958. Boer en boerin Pimmelaar ontvingen de kampeergasten op een ongerepte duinhoeve. De centrale boomgaard was nog intact, en langs de buitenranden werd gekampeerd. Melkboer Boot kwam elke dag op een vaste tijd naar de camping om zijn flessen- en ‘losse’ melk te slijten; ook bakker Geleijnse kwam iedere dag met de bakfiets over de toen nog onverharde weg naar de camping.
Foto Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland
De enige voorziening in 1958 op kampeerterrein De Duinhoeve in het Zeeuwse Haamstede was deze waterpomp, die lichtbruin, naar roest smakend water produceerde. Geen waterleiding, geen elektriciteit, geen sanitair (een jaar later, in 1959, kwam er een toiletgebouw). Tussen 1964 en 1990 was de camping in handen van de gemeente Rotterdam, nu is de familiecamping eigendom van de familie Boot.
Foto Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland

Het stralende lenteweer verleidde deze bouwvakkers in Diemen tijdens hun lunchpauze verkoeling te zoeken in de Weespertrekvaart.
Foto Ruud Hoff / ANP

Waterland Nederland heeft veel water en aangezien de zeespiegel blijft stijgen dreigt – zonder ingrijpende maatregelen – ongeveer de helft van het land in de toekomst onderwaterland te worden. Maar zolang het water nog niet in onrustbarende hoeveelheden naar ons toekomt, zoeken mensen in grote hoeveelheden het water op. En dan is het wel zo prettig als zij ook kunnen zwemmen. Toch zijn er met name in de zomermaanden nog veel mensen die verdrinken, vooral kinderen en jongeren uit migrantengezinnen. Zwemles – ooit vast onderdeel van het lesprogramma op de basisschool én gratis – is al lang geen vanzelfsprekendheid meer, en duur. Meer dan ook is het daarom belangrijk dat naast badmeesters en strandwachten ook recreanten langs in en om het water een beetje op elkaar letten.

Wie de mooie en ongecompliceerde kant van waterland Nederland wil zien, moet De stem van het water van Bert Haanstra nog eens (op YouTube) bekijken. Gedateerd, want uit 1966, maar het plezier dat mensen in die documentaire aan het water beleven is onveranderd gebleven. Het mooie van open water is ook ruim een halve eeuw later nog steeds dat het er simpelweg is. En, of het nou het zoute water van de Noordzee, de Oosterschelde of de Waddenzee is, of het brakke of zoete water van meren, plassen of rivieren, voor iedereen vrij toegankelijk.

Pootje baden in de Lek.
Foto Arthur Bastiaanse / ANP
Scheveningen 1975
Foto Bert Verhoeff, / Anefo Nationaal Archief
Tropische warmte op de eerste julidag van 1968 aan het Frederiksplein in Amsterdam.
Foto Ron Kroon / Anefo

Zomerdrukte ruim een halve eeuw geleden bij het Brediusbad in Amsterdam en aan de Kralingse Plas in Rotterdam.

Foto’s Ben Merk / Anefo / Collectie Ary Groeneveld Vervaardiger: Ary (A.) Groeneveld Gemeente Rotterdam (Stadsarchief)

Dagjesmensen kijken van onder een parasol naar de drukke recreatiescheepvaart op het Sneekermeer.
Foto Vincent Jannink / ANP


Dit waren de hoogtepunten van de Olympische Spelen

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Om dit formulier te kunnen verzenden moet Javascript aan staan in uw browser.


Maximaal 120 woorden a.u.b.

Vul je naam in

Op zoek naar groene edelstenen in afgedankte Colombiaanse bodem

In beeld Een rivier in Colombia – de Las Animas – trekt ieder jaar honderden smaragdzoekers. Hier liggen de beste varianten van deze groene edelstenen ter wereld, die meer geld kunnen opleveren dan diamanten. Als de grote, commerciële mijnbouwbedrijven weg zijn, zoeken mensen naar de glimmende stenen in de ‘resten’ grond.

De beste beelden van de Olympische Spelen tot nu toe

Een cliché dat je deze weken vaak hoort: de Spelen zijn maar één keer in de vier jaar. Het maakt wel dat vrijwel iedere sporter in Parijs, of elders in Frankrijk of op Tahiti, op en top voorbereid aan de start verschijnt. Duizenden, zo niet tienduizenden trainingsuren staken zij stuk voor stuk in de vervolmaking van een techniek, een beweging, een oefening, een handeling. Elke sport, elke discipline heeft z’n eigen geheimen en wie die het best weet te ontcijferen, heeft de meeste kans op succes.

De Chinese Zhang Qiongyue legt aan in de wedstrijd op het onderdeel ‘klein kaliber geweer 50 meter in drie houdingen’.
Foto Alain Jocard/AFP
Lucia Moris, een sprintster uit Zuid-Soedan, haalt de finish niet in een van de series op de 100 meter.
Foto Petr David Josek/AP
De Griekse superster Giannis Antetokounmpo weet de Australiër Nick Kay niet te ontwijken in het basketbaltoernooi.
Foto Thomas Coex/AFP
Een klap in het gezicht voor de Mongoolse boksster Yesügen Oyuntsetseg in de klasse -50kg.
Foto Mohd Rasfan/AFP
Dressuuramazone Becky Moody met haar paard Jagerbomb in Versailles.
Foto John MacDougall/ AFP
De triatletes duiken de Seine in bij de start van hun olympische wedstrijd onder Pont Alexandre III.
Foto Jeff Pachoud/AFP
Een broekwissel tussen de Amerikaanse rugbyer Steve Tomasi (rechts) en de Argentijn Rodrigo Isgro.
Foto Tsvangirayi Mukwazhi/AP
De Spaanse tennisser Carlos Alcaraz in zijn halve finale op de Court Central van Roland Garros.
Foto Edgar Su/Reuters
Olga Kharlan uit Oekraïne is blij met haar bronzen medaille bij het sabelschermen.
Foto Maye-E Wong/Reuters
Atleet Ayden Owens-Delerme uit Puerto Rico met de kogel van ruim zeven kilogram.
Foto Kirill Kudryavtsev/AFP
De Zwitserse Zoé Claessens (links) en Molly Simpson uit Canada in de kwartfinale van het BMX-toernooi.
Foto Julien de Rosa/AFP
De Braziliaanse surfer Gabriel Medina viert een hoge score in het water bij Teahupo’o, Tahiti.
Jerome Brouillet/AFP
Het Britse duo Noah Williams (links) en Tom Daley bij het synchroonspringen vanaf de tienmetertoren.
Foto Sebastien Bozon/AFP
De Argentijnse BMX’er José Torres Gil tijdens een freestyle-training op Place de la Concorde.
Foto Jeff Pachoud/AFP
Olympisch kampioenen 49er FX Annette Duetz (links) en Odile van Aanholt uit Nederland.
Foto Andrew Boyers/Reuters
Judoka’s Mbagnick Ndiaye uit Senegal (rechts) en Bubacar Mane uit Guinee-Bissau.
Foto Kim Kyung-Hoon/Reuters
De Amerikaanse turnster Simone Biles trekt in Parijs alle aandacht.
Foto Athit Perawongmetha/Reuters


Ooit waren er rond de miljoen humboldtpinguïns. Nu nog ruim twintigduizend. In Chili en Peru proberen ze de soort te behouden

Tot in de negentiende eeuw moeten er meer dan een miljoen exemplaren zijn geweest van deze vogel: de humboldtpinguïn. Het dier dankt zijn naam aan de Duitse natuurvorser en ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt (1769-1859). De humboldtpinguïn (gemiddeld 68 centimeter en 4 kilo) leefde in grote kolonies op eilandjes voor de kust van Peru en Chili. Hun leven werd wreed verstoord door de jacht naar vogelmest. De pinguïnkak werd afgegraven om te dienen als mest. De pinguïns hebben ook erg te lijden onder de visserij en industriële activiteiten langs de kust.

Verlaten pinguïnnesten op het eiland Cachagua, Chili.
Twee eieren van humboldtpinguïns op het eiland Cachagua.

Foto’s Ivan Alvarado/Reuters

Biologen in een vogelopvangtehuis in de Chileense stad Rancagua onderzoeken een pinguïn.
Foto Ivan Alvarado/Reuters
Onderzoeker Maximiliano Daigre inspecteert pinguïnnesten op Cachagua-eiland bij Chili.
Foto Ivan Alvarado/Reuters

Dierenarts Diego Penaloza haalt bij lijkschouwing van een gestorven pinguïn een vishaak uit de maag van de vogel.
Biologen in een vogelopvangtehuis in de Chileense stad Rancagua onderzoeken een pinguïn.
Via een röntgenfoto wordt vastgesteld dat de humboldtpinguïn een vishaak heeft ingeslikt.
Een close up van de ingeslikte vishaak

Foto’s Ivan Alvarado/Reuters

De humboldtpinguïn, een van de achttien verschillende soorten, is in Zuid-Amerika ook bekend als pajaro niño, ‘peutervogel’, door zijn waggelende gang. De populatie telt nog zo’n 23.800 volwassen dieren, verspreid over zo’n 60 kolonies, en is dalende. De humboldt schiet snel in de stress als mensen in de buurt komen. Het kan wel een halfuur duren voordat de hartslag na het zien van een mens weer normaal is. De kans is groot dat deze pinguïn voor het eind van deze eeuw niet meer in het wild bestaat.

Islote Pajaros Niños is beschermd en afgesloten natuurgebied.
Foto Ivan Alvarado/Reuters

Gewonde pinguïn wordt gewogen in een vogelopvangtehuis in de Chileense stad Rancagua.
Humboldtpinguïns op weg naar zee op Islote Pajaros Niños.

Foto’s Ivan Alvarado/Rreuters

Luchtfoto van Cachagua-eiland.
Foto Ivan Alvarado/Reuters
Humboldtpinguïns in de zee bij Islote Pajaros Niños.
Foto Ivan Alvarado/Reuters

Lees ook

Hun vlees, hun eieren, hun poep, hun leven – alles van de pinguïns wordt geroofd

De Zuid-Afrikaanse hulporganisatie SANCCOB behandelt zieke pinguïns.


Elke hijs is anders, zegt kraanmachinist Kees de Bruin

‘De Cooltoren in Rotterdam is 154 meter, daar heb ik twee jaar aan mogen werken. En zeven maanden aan De Rotterdam op de Wilhelminapier. Die is 145 meter en mijn cabine zat op 165 meter hoogte. Ik moet zorgen dat zo’n gebouw de lucht in gaat.

„Toen ik net begon als torenkraanmachinist was er een oudere collega die zei: ‘Ik moet dingen aan je leren maar ik kan niet precies vertellen hoe ik het doe.’ Pas nu, achttien jaar later, begrijp ik wat hij bedoelde.

„Elke hijs is anders. Een kubel met betonspecie moet je heel anders draaien dan elementen voor een gevel die je laat zakken in een smalle spelonk tussen twee gebouwen. Dat kan alleen als je je rust bewaart, de last rustig houden. Rekening houden met de wind. En door teamwerk met je rigger onder de kraan. Die pikt dingen aan, geeft aanwijzingen via de portofoon. Soms heb je er een hijsje tussen waarvan je denkt als je van boven kijkt: dat is onmogelijk. Maar dan lukt het toch en dat is kicken.

„Mijn foto’s maak ik meestal aan het begin van de dag, als het net licht is, het blauwe uurtje, of als ik iets anders moois zie, een zonsopgang, een regenboog boven zee toen ik in Scheveningen draaide, mist, de Erasmus-brug, gebouwen boven de wolken. Gewoon klik-klak. Boven in de foto zie je altijd wel de giek van de kraan, ik probeer zo min mogelijk in te zoomen. Dit is wat ik zelf ook zie uit de cabine. Vroeger postte ik op Facebook, en nu op Instagram, maar ik post lang niet alles. En ik bewerk niks.

Scheveningen haven
Scheveningen haven
Ridderkerk
Ridderkerk

Foto’s: Kees de Bruin

„Ik zit nou op een klein bouwputje in Sassenheim, op een kraantje van dertig meter, maar de giek is toch zestig meter lang en het wordt nooit routine, want elke hijs is anders. Ik heb hier ook weinig tijd om te fotograferen omdat een last meteen boven is.

„Je bent lang alleen boven, daar moet je wel tegen kunnen. Als je naar beneden moet klimmen om te schaften is het schaften alweer bijna voorbij, dan maak ik liever een wandelingetje naar het contragewicht. Hoogtevrees heb ik niet. Ja, een keer in de kabelbaan van Plopsaland, toen overviel het me. Want dan heb je geen controle.

„Dit werk is echt een soort verslaving. Op mijn vakantiefoto’s staan ook veel torenkranen. En ik was laatst in Dortmund met mijn zoon en hij zei: ‘Ik weet hoe jij de weg terugvindt naar het hotel, aan de hand van bouwputten en steigers.’ Dat klopte.

„Ik zou heel graag nog eens naar 200 meter-plus willen. Dat is wel een droom. Het maakt niet uit waar, maar het mooiste zou zijn in Rotterdam. Als ik er niet meer ben staan die gebouwen er nog steeds. En op de kraan ben ik zelf een deel van de skyline.”

Cooltoren Rotterdam
Foto Kees de Bruin

Scheveningen haven
Rotterdam
Scheveningen haven
Oosterhout

Foto’s: Kees de Bruin