Column | Censuur en zelfcensuur zijn tweelingbroers

Voor de zekerheid schrapt het Art Museum of the Americas in Washington de tentoonstelling over kunst, activisme en homoseksualiteit. Dit museum voor Latijns-Amerikaanse en Caribische kunst zit per definitie in Trumps gevarenzone, het zag ook al af van een expositie rond Afro-Caribische en Afro-Amerikaanse kunstenaars.

De Amerikaanse kunst en cultuur kruipen in hun schulp, daar weten ze dat het recht van de rijkaard met de grootste bek (de sterkste? nu ja, mentaal is hij de zwakste) altijd geldt. Wij in Europa weten dat ook, we kennen het uit de Hollywood highschool-films. Wij zagen Carrie, wij kennen Grease, wij weten: in de VS heeft de machtigste bink de coolste kleren, het mooiste meisje en de macht. Gesteund door zijn bereidwillige onderknuppels grijpt hij de zwakkelingen, en dat wordt door iedereen normaal gevonden. De bink is Trump, de VS zijn de highschool en president Zelensky is de buitenstaander die wordt verondersteld zich in elkaar te laten slaan alsof het een natuurwet is.

Censuur en zelfcensuur zijn tweelingbroers. Hollywood weet wat het te doen staat, dat rolt mee met de macht. Vanaf 1934 voegde het zich een kleine dertig jaar lang braaf naar de zelfcensurerende zedigheidsvoorschriften van de zogeheten Motion Picture Production Code. Het hield zich afgelopen weekend om te beginnen koest bij de uitreiking van de Oscars. Was er vorig jaar nog ruimte voor een roze extravaganza met een vracht woke mannen die ‘I’m Just Ken’ zongen en presentator Jimmy Kimmel die de blinde woede wekte van „our Kentucky Fried Former President” omdat hij zijn grappen niet bij zich had gehouden. Dit jaar beperkte een makke presentator zich tot gemenigheidjes, bijvoorbeeld ten koste van trans actrice Karla Sofia Gascón (genomineerd voor haar rol in Emilia Pérez en onderuit getrold). Zonder haar te sparen had hij ook kunnen mikken op de haat van Amerikaans-extremisten jegens de transgemeenschap. Maar op de Oscar-nacht ontbrak elk plaagstootje naar de regering-Trump – ziehier een collectieve schrikreactie, à la dat grote museum dat op stel en sprong maar liefst twee exposities bij het grofvuil zette.

Karla Sofia Gascón tijdens de uitreiking van de Oscars in Los Angeles op 2 maart
Foto Richard Harbaugh/ AMPAS/ AFP

Inhoudelijk liep deze Oscaruitreiking achter. De prijzen gingen niet naar de uitgestreken Bob Dylan-biopic (Bob en de betraande meisjes), wel in overvloed naar Anora, een weerbarstige satire op verwaten Russische oligarchen in conflict met een eerlijke sekswerkster. Niet naar een animatiefilm als Disney’s behaagzieke Inside Out 2, maar naar de Letse klimaatfilm Flow. Hoe snel de filmindustrie zich zal voegen naar de ideologische voorschriften van heilstaat Trumpanië kan en wil ik niet voorspellen, maar de Oscars zullen snel gelijkgeschakeld zijn. Dune deel zoveel kan gewoon nog – wint die ook eens wat. Maar een film als The Substance, geniale afrekening met beauty-industrie en vrouwenhaat onder regie van een Franse cineaste – bestaat dan niet meer.

De Oscars prijzen zichzelf uit de markt en wij hebben geen keus, wij richten ons dan eindelijk eens op de Europese filmprijzen. Grote winnaar van december 2024? Emilia Pérez.


Robert Pattinson komt uit de 3D-printer in Bong Joon-Ho’s langverwachte sciencefictionfilm ‘Mickey 17’

‘Geschiedenis herhaalt zichzelf steeds”, stelt de Zuid-Koreaanse filmmaker en scenarist Bong Joon-Ho (1959) tegen ons groepje journalisten op het filmfestival van Berlijn. Het is volgens hem de reden dat zijn nieuwe sciencefictionfilm Mickey 17 soms zo akelig actueel voelt. En sinds zijn première afgelopen maand zelfs elke dag profetischer lijkt te worden.

In de film geeft schlemiel Mickey (Robert Pattinson) zich op voor een buitenaardse kolonisatie-missie, omdat hij op aarde achternagezeten wordt door een sadistische schuldeiser die hem wil laten bewerken met een kettingzaag. Hij gaat in de ruimte klusjes uitvoeren met zeer hoge sneuvelkans. Omdat Mickey’s data zijn opgeslagen in een futuristische 3D-printer, wordt elke keer dat hij sterft simpelweg een nieuwe versie van hem geprint.

Het verhaal voelt vooral actueel door de vele parallellen tussen de dictatoriale politicus die de kolonisatiemissie leidt, Kenneth Marshall, en Donald Trump. Mark Ruffalo speelt Marshall met Trumpiaanse mimiek, spierwitte tanden en gebronsd gezicht. Zijn volgers dragen rode petjes, er scheert een kogel langs zijn wang bij een moordaanslag en hij is meer geïnteresseerd in hoe hij overkomt op camera dan in nadenken over zijn beleid. Met mogelijk desastreuze gevolgen voor de schattig-enge wezentjes op de planeet die hij wil koloniseren.

De opnames van Mickey 17 werden al afgerond in 2022, de post-productie in 2023. „De release van de film werd vervolgens uitgesteld wegens de stakingen in Hollywood en distributieproblemen”, vertelt Bong. „Maar er gebeurde zo veel in de tussentijd. Een groot deel van de satire in de film zit samengebald in het personage van Ruffalo. Hij is een samensmelting van alle slechte leiders uit de geschiedenis, in talloze landen. Ik wilde tonen wat er in het verleden is gebeurd, wat resulteerde in dat ik iets maakte over het heden en mogelijk over wat er aan zit te komen.”

De vraag of de Amerikaanse president echt geen inspiratiebron was voor Ruffalo’s personage, ontwijkt Bong vakkundig. Lachend: „Ik wil niemand tegenhouden om die associatie te maken, maar eerlijk: ik deelde als referentie met Mark een foto van een grappige Koreaanse politicus uit het verleden. En zelf kwam Mark ook met Amerikaanse politici die niet meer actief zijn als voorbeeld.”

Zuid-Koreaanse Spielberg

Los van de link met de actualiteit was Mickey 17 al een van de films waarnaar het meest werd uitgekeken dit jaar. Bong schreef in 2020 Oscargeschiedenis door met zijn klasse-satire Parasite (2019) als eerste niet-Engelstalige film het beeldje voor beste film binnen te slepen. Maar ‘de Zuid-Koreaanse Spielberg’ had daarvoor al talloze kassuccessen die ook door critici werden omarmd, zowel in zijn geboorteland als internationaal. In zo goed als al zijn films vermengt de als socioloog opgeleide Bong genrefilmconventies met sociaal commentaar en zwarte humor. Soms op meer subtiele wijze, zoals in Parasite. Soms liggen de metaforen en maatschappijkritiek er dikker bovenop, zoals in zijn Engelstalige dystopie Snowpiercer (2014), waarin tijdens een nieuwe ijstijd de klassenstrijd plaatsvindt in een trein. Of in Okja, over een gigantisch genetisch gemanipuleerde supervarken en de gruwelijkheden van de vleesindustrie.

Mickey 17 maakt deel uit van die minder-subtiele Bongfilms. Zo zijn er expliciete statements over kolonisatie. De planeet die de expeditie wil ‘bevolken’, wordt al lang bewoond: door wezens waarvan Marshall en de zijnen de intelligentie onderschatten. Maar ook over het behandelen van testdieren: verschillende versies van Mickey sneuvelen bij vaccinexperimenten. Bong noemt de korte sequentie hierover belangrijk. „Het toont echt de essentie van zijn werk. Als je nadenkt over wat robots en machines niet kunnen vervangen, kom je uit bij deze gevaarlijke biologische experimenten. Het publiek herkent het ook, omdat we zo recent de pandemie hadden.”

Lees ook

‘Mickey 17’: Een absolute must see én een ongemakkelijke zit (●●●●)

‘Mickey 17’: Een absolute  must see  én  een ongemakkelijke zit

Het door Bong Joon-Ho geschreven scenario is gebaseerd op de roman Mickey7 van Edward Ashton, al paste de regisseur het verhaal aan: hij laat zijn hoofdpersoon bijvoorbeeld vaker sneuvelen en herprinten dan in het boek. In Berlijn vertelt Bong dat Marshalls expeditie in zijn film ook is geïnspireerd door een gigantische religieuze sekte die vroeger in Korea bestond en die „eveneens een zakelijke onderneming was die bijvoorbeeld drankjes verkocht”. „Ik las hierover en vroeg me af hoe het er zou uitzien als dit soort religieuze/zakelijke instanties buitenaardse kolonisatieprojecten gaat doen.” Maar de film probeert geen diepte-analyse te maken van dit soort systemen, benadrukt de regisseur. Zijn focus ligt op „een individu, een arme, aardige knul die erin vastzit”.

Al bij het schrijven wist de regisseur dat deze aardige ‘loser’ Mickey 17 én zijn meer zelfverzekerde dubbelganger Mickey 18, die ontstaat door een printfoutje, moesten worden gespeeld door Pattinson. „Ik schrijf altijd met acteurs in gedachten. Toen ik klaar was met het bewerken van de roman, had ik mijn zinnen al gezet op Rob. In het alledaagse leven, als hij niet zijn best doet om een stoer personage te spelen, heeft hij iets heel schattigs en zots. Hij ziet er uit alsof hij aardiger is dan goed voor hem is. Perfect voor Mickey 17. Ik raakte overtuigd dat hij ook Mickey 18 aankon, een complete gek, door zijn spel in The Lighthouse”.

Militaire dictatuur

Bong maakte deel uit van een generatie filmmakers die zorgden voor een renaissance van Zuid-Koreaanse films vanaf de late jaren negentig. In de late jaren tachtig en vroege jaren negentig kwam er een einde aan drie decennia militaire dictatuur in Zuid-Korea, na een intense strijd voor meer democratie. Bong: „Ik groeide deels op onder de militaire dictatuur, tijdens mijn middelbare schooljaren en nog een paar jaar op de universiteit. Iedere dag zag ik gevechten en demonstraties.” Tegelijkertijd vond er volgens de regisseur een soort popculturele explosie plaats en doken er in hoofdstad Seoul overal arthouse bioscopen op. Er ontstonden ook clubjes waar studenten samen filmklassiekers bestudeerden. Bong, een sociologiestudent die altijd al regisseur had willen worden, maakte deel uit van zo’n groepje. Op Netflix staat een amusante docu over het clubje, Yellow Door: ’90s Lo-fi Film Club, waarin ook de eerste ‘monsterfilm’ te zien is die Bong maakte samen met enkele leden.

Hoe staat het er cultureel gezien voor in het huidige Zuid-Korea, afgelopen jaar weer vaak in het nieuws? Bong: „Het jaar dat Zuid-Korea een Nobelprijs wint, pleegt de president een staatsgreep. Dat is surreëel. Gelukkig komen we daar nu weer bovenop via gerechtelijke procedures.” De huidige Koreaanse cultuur noemt Bong „dynamisch en eng” tegelijkertijd. „Waar andere landen doorheen moeten in een paar eeuwen, gaat Korea doorheen in tien of twintig jaar. Elke week gebeurt er te veel om op te noemen. Als je het positief omschrijft, zou je het dynamische van de Koreaanse cultuur inspirerend kunnen noemen, maar de realiteit is dat het vooral moeilijk en heel vermoeiend voelt.” Lachend: „Vooral voor iemand als ik, die tegenwoordig van middelbare leeftijd is.”

Hoe ziet de regisseur de toekomst? Gelooft hij, zoals sommigen in zijn film, dat de toekomst van de mens zich buiten de aarde bevindt? „Alle geld dat wordt gespendeerd aan de verkenning van de ruimte kan volgens mij beter geïnvesteerd worden in het herstellen van de aarde. Ik zou het liefst films blijven maken op aarde. Ik wil best even op locatie gaan filmen op Mars, maar ook terug kunnen komen op aarde.”


‘Mickey 17’: Een absolute must see én een ongemakkelijke zit

Eigenlijk is de politiek-satirische sciencefictionfilm Mickey 17 twéé films. Één waarin Robert Pattinson de show steelt als het titelpersonage, in een dubbelrol van een ‘vervangbare’. Dat is een biokloon met geheugenimplantaat van iemand die zich tegen betaling beschikbaar stelt voor wetenschappelijke tests, en gevaarlijke ruimtemissies omdat hij in geval daarbij het loodje legt makkelijk gereproduceerd kan worden.

En dan is er de extravagante ruimteopera waarin Mark Ruffalo de show steelt als de gestoorde fascistische dictator Marshall. Die laat zich nog het beste omschrijven als een angstaanjagende, volwassen liefdesbaby van Trump en Musk die na een paar verloren verkiezingen op aarde verre planeten wil koloniseren. Als die toevallig bewoond blijken door intelligente wezens die niet per se zijn hoogstpersoonlijke, solipsistische logica volgen, deinst hij niet terug voor een volbloed genocide. Ook als daarbij zijn eigen crew en mogelijk zijn eigen voortbestaan gevaar lopen.

Omdat Mickey 17 na de Oscarzege van regisseur Bong Joon-ho in 2020 met Parasite een van de films is waar wereldwijd het meest naar werd uitgezien, ook maar meteen dit: Parasite 2 is het niet. Wel een uitbundige cocktail van Bongs eerdere monster- en scifi-films The Host, Snowpiercer en Okja.

Mickey 17 is gebaseerd op een sciencefictionroman van Edward Ashton uit 2022 (toen nog Mickey7 geheten). Het boek was nog niet uitgekomen of Bong Joon-ho verkreeg de filmrechten en begon al in de nazomer van dat jaar met de opnames. Maar door de Hollywoodstakingen van 2023 werd de releasedatum flink verschoven. Daardoor zit je nu naar een mix van een visionaire en een historische film te kijken. Zou Bong zich voelen als Charlie Chaplin, toen die in 1940 The Great Dictator maakte? Chaplin vertelde in een autobiografie in de jaren zestig zijn film nooit te hebben kunnen verzinnen als hij van de nazi-gruwelen had geweten. In de twee weken na zijn wereldpremière is Mickey 17 alweer door zoveel krankzinnige nieuwsfeiten uit de Verenigde Staten ingehaald, dat de film zowel een absolute must see als een ongemakkelijke zit is.

Lees ook

Bong Joon-ho: „Ik groeide deels op onder de militaire dictatuur. Iedere dag zag ik gevechten en demonstraties.”

Robert Pattinson als Mickey 17 en Mickey 18. Onder: Mark Ruffalo  en Toni Collette als Kenneth Marshall en Ylfa in ‘Mickey 17’.

Er zitten ontroerende filosofisch-poëtische scènes in de film, waarin de komisch-onnozele Mickey steeds maar weer de vraag moet beantwoorden hoe het is om zijn vorige dood te herinneren. Op die momenten doet de film denken aan intieme scifi-films als Moon en Source Code (beide van David Bowies zoon Duncan Jones) waarin het ook ging over de vraag in hoeverre menselijk bewustzijn was over te zetten naar een artificiële omgeving. Maar in handen van Bong werd Mickey 17 uiteindelijk een grotesk angstvisioen over ‘de dictator in het tijdperk van zijn mechanische reproduceerbaarheid’. Je ziet de AI-memes al voor je. Misschien niet de origineelste, wel de meest noodzakelijke versie van dit verhaal.

<dmt-util-bar article="4885190" headline="‘Mickey 17’: Een absolute must see én een ongemakkelijke zit” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2025/03/04/mickey-17-een-absolute-must-see-en-een-ongemakkelijke-zit-a4885190″>

Shreks terugkeer was onvermijdelijk: hij is de held van onze eeuw (en lijkt op Donald Trump)

In 2001 raakte de wereld in de ban van een groene trol met een Schots accent. Shrek debuteerde in de hoofdcompetitie van Cannes, won een Oscar en nam in 2011 afscheid na vier films. Afgelopen week kwam studio Dreamworks met een ‘teaser trailer’ voor zijn comeback in de bioscoop op 23 december 2026, een kwart eeuw na zijn debuut. Wat we weten: zijn kinderen zijn nu tieners en Zendaya doet de stem van zijn dochter. Verveeld? Rebels? Shrek zal wel in midlifecrisis zijn.

De ‘teaser’ van Shrek 5 werd slecht ontvangen: fans klagen over de animatie. Maar Shreks terugkeer was onvermijdelijk: hij is de held van onze eeuw. Schrijver Edward Docx’ vergelijking tussen Shrek en Donald Trump in The Guardian laat mij niet los. Zag film de toekomst weer eens eerder dan wij? Dat een boeman, een trol, onze koning zou worden?

Docx wijst erop dat bijna elke mythologie een variant kent op de trol: groteske, vagelijk menselijke reuzen die aan de rand van de beschaving wonen – een moeras, een eiland, een kale berg. Zo’n trol is een woeste, maar sluwe bruut, een gulzige, bandeloze, hebzuchtige, gewelddadige en solitaire dief. Hij spot en dreigt en schoffeert, sociale normen betekenen niks voor hem. Hij is het ongetemde Id, een en al impuls en begeerte.

https://www.youtube.com/watch?v=KbiwL74KyJQ

Die destructieve, egoïstische attitude wordt aantrekkelijk als mensen het gevoel krijgen te leven onder Lord Farquaad. Herinnert u zich nog waarom Shrek de wijde wereld introk? We treffen de dikke groene trol in 2001 tevreden in zijn moeras, douchend in modder, met zijn scheten vissen dodend. Shrek heeft genoeg aan zichzelf, tot hij last krijgt van vluchtelingen: sprookjesfiguren die het ideaal van eenvormigheid van zijn buurman Lord Farquaad in de weg staan. De getergde Shrek reist naar diens stad Duloc om verhaal te halen. Dat blijkt een verkrampt, aangeharkt en onecht Disneyland: „Duloc is a perfect town/ though we got some rules / let us lay them down for you”, zingt men bezoekers toe. De zalvende autocraat Lord Farquaad houdt van rust, reinheid en regelmaat. Ridders stuurt hij op missie met de woorden: „Sommigen van u zullen niet overleven, maar dat is een risico dat ik bereid ben te nemen.”

Duloc en Lord Farquaad waren een parodie op Disney en diens baas Michael Eisner, maar Edward Docx heeft een punt: zien kiezers het establishment als Lord Farquaad – arrogant, vreugdeloos, bemoeizuchtig, alles in regeltjes smorend – dan staat de trol voor vrijheid. Hij zegt: eet zo vet, zout en veel als je wilt, grab ’em by the pussy en drill, baby drill. Geef toe aan je instincten, beledig, treiter, heb lak aan alles. En dans, juist als dat er onbeholpen uitziet. Want dat is authentiek. Donald Trumps favoriete danspas lijkt op ‘The Donkey’ uit Shreks dansvideo.

Shrek heeft dus wat gemeen met Trump, die inmiddels zijn eigen ezeltje vond in JD Vance – Elon Musk lijkt wat te onafhankelijk voor een sidekick. Hoe dat afloopt? In de films vindt Shrek liefde bij prinses Fiona. Zij wordt een trol die trollendingen met hem doet, zoals boeren laten en zangvogeltjes opblazen. Zo temt zij Shrek tot een burgerman die alleen doet alsof hij nog die asociale hufter van weleer is. Vanaf deel 2 gaan Shrekfilms over zijn futiele verzet tegen domesticatie. In deel 3 is Shrek benauwd over zijn vader- en koningsschap, in deel 4 wenst Shrek, nu vader van drie, weer één dag lang een onbezorgde trol te zijn en belandt hij zo in een It’s a Wonderful World– scenario waarin hij nooit heeft bestaan.

Bij Shrek wordt het Id getemd, zoals dat hoort. En vermoedelijk gaan veel kiezers er vanuit dat zulks met Trump ook gebeurt. In december 2026 zien we hoe het Shrek verder verging in Shrek 5. Tegen die tijd weten we ook meer over Trump 2. En of we nog lang en gelukkig leven.


Mike Leigh: ‘In ‘post-Brexit’-films ben ik niet geïnteresseerd’

Als de Britse regisseur Mike Leigh (1943) verlegen zit om ideeën, hoeft hij alleen maar een rondje door Londen te lopen. „Ik kan niet over straat wandelen zonder meerdere mogelijke films te zien”, zegt hij in het Corinthia hotel in de hoofdstad, tijdens het BFI London Film Festival. „Mijn personages zijn daar buiten, overal! Mijn films draaien niet om plot en het zijn geen ‘films over films’. Ik maak films over mensen en het leven.”

Met zijn nieuwe film Hard Truths keert Leigh na vijftien jaar (en twee historische drama’s) terug bij het genre dat hem zo’n geliefde filmmaker maakte: hedendaags sociaal realisme. Sinds de jaren zestig is Leigh een van Europa’s voornaamste observanten van ‘gewone mensen’ en hun ‘gewone’ tragedies. Leigh vindt de waardigheid van mensen die je anders mogelijk voorbijloopt op straat. In films als Naked, All or Nothing en Secrets & Lies levert dat intieme en liefdevolle portretten op. Zo toonde hij herkenbare gevoelens van miskenning en onbenut potentieel bij de nietsnuttige taxichauffeur in All or Nothing.

En hij slaagt er wonderlijk genoeg ook in je te laten houden van Pansy, de hoofdpersoon van Hard Truths. Op het eerste oog is zij een weinig aimabel personage. Ze is iemand met wie je ruzie krijgt in de supermarkt, een vrouw die haar eigen ongeluk botviert op kassières, passanten en familieleden. Toch ga je Pansy begrijpen, zelfs om haar geven. Zo vindt Leigh humor in de originele scheld-tirades die ze houdt.

Misschien is het geen toeval dat Leigh Hard Truths maakte om weer te kunnen samenwerken met een actrice op wie hij zelf gek is: Marianne Jean-Baptiste. Dertig jaar eerder maakten ze samen Gouden Palm-winnaar Secrets and Lies – ze werden beiden genomineerd voor een Oscar. In ons gesprek refereert hij naar haar als „geweldig”, „fantastisch” en „met een geweldig gevoel voor humor”. Leigh: „We hadden zo’n lol bij het verzinnen van al Pansy’s beledigingen.”

Wekenlang werkte Leigh één-op-één samen met Jean-Baptiste voordat er één letter op papier stond: dat is de methode-Leigh. Langzaam bouwden ze Pansy op, door lijsten te maken met iedereen die als inspiratie kon dienen – bekenden, kennissen. „Op een gegeven moment stonden er wel honderd mensen op. Het was mijn taak dat terug te brengen tot slechts enkele namen waarmee we konden werken.” Daarna vormden Leigh, zijn cast en vaste cinematograaf Dick Pope door improvisatietheater een scenario en beeldtaal.

Brexit

Hard Truths wordt ontvangen met lof, maar kreeg ook kritiek: kan een witte tachtiger wel een film maken over een zwarte vrouw? Leigh kan weinig met die vraag. „Ik heb films gemaakt over arbeiders en de hogere klasse. Films in Noord-Ierland over Republikeinen en Loyalisten. Ik heb een toneelstuk gemaakt over Griekse Australiërs, een toneelstuk over Joden. Historische films… Vera Drake gaat over illegale abortussen in de jaren vijftig. Het zijn films over mensen. Zulke kritiek, al heb ik ’m niet veel gehoord, vind ik irrelevant en beledigend.”

Leigh is een spraakzame en onderhoudende gesprekspartner. Af en toe drijft hij af met grappige anekdotes. Over de eerste keer dat hij een Bergman-film zag in de jaren zestig. „Over een ridder die schaak speelt! Fucking hell. Ik was weggeblazen.” Maar over Hard Truths wil hij weinig kwijt. Vragen over de betekenis van zijn verhaal wuift hij weg of stuurt hij terug naar „mensen”. Bevat Hard Truths socialistische zweepslagen over Brexit of de pandemie? „Al mijn films zijn politiek, in de zin dat ze over mensen gaan en hun levens. Maar in ‘post-Brexit’-films ben ik niet geïnteresseerd. Dat is voor academici.” Of: Waarom richt Leigh zich nu weer op sociaal realisme? „O, dát is écht een vraag zonder interessant antwoord. Het voelde als de natuurlijke volgende stap.

„Een kleine, secundaire reden is dat dit een low-budget film is. Als ik geldschieters benader, zeg ik: ‘Er is geen script, ik kan je niet vertellen waar het over gaat, ik overleg niet over de cast – en laat me alsjeblieft met rust!’ Daar ben ik lang mee weggekomen. Maar dat wordt steeds moeilijker. Vooral streamingdiensten willen overal inspraak hebben.”

En Leigh houdt niet van kapitalistische compromissen. In hem waart de geest van de zestiger jaren nog rond: authenticiteit is een groot goed, inschikkelijkheid een doodzonde. Als je Leigh vraagt waarom hij niet gewoon wat controle opgeeft in ruil voor een zak geld van een streamingsdienst, reageert hij verbolgen. „Nooit! Waarom niet? Om dezelfde reden dat ik niet oefen om piloot te worden, of verpleegkundige.”

In zijn carrière deed Leigh slechts één ding voor het geld. „Ik heb wat reclames gemaakt. Dat wilde ik eerst niet, ik vond het verkeerd. Maar mijn agent zei: ‘Ken Loach maakt ook reclames!’ Dus ik belde Ken. Hij zei: ‘Doe het! Pak dat geld van die kapitalisten. Voed je kinderen!’” Stoppen is ook geen optie. „Ik heb nooit iets anders willen doen dan films en theater maken. Het is belangrijk om films te maken. Europese films, in een Europese context, met een Europese crew. Stoppen, of alleen nog theater maken, betekent opgeven.”

Catharsis

Slechts twee weken na ons gesprek overlijdt cinematograaf Dick Pope. Hard Truths was de laatste film van een spectaculaire 35-jarige samenwerking tussen Leigh en Pope. Maar ook zonder die wetenschap, gaat het gesprek op het Londens filmfestival over ouderdom, nalatenschap. Voor aanvang van het gesprek laat Leigh twintig minuten op zich wachten, wegens „een ongelukje” van een „badkamer-achtige aard”. Tijdens de begroeting leunt hij op zijn wandelstok.

„Leeftijd is geen probleem bij het filmmaken”, zegt Leigh desgevraagd. „Ik heb een degeneratieve spieraandoening. Díé zorgt voor problemen. Maar ik heb jonge mensen om me heen op de set die me helpen. Het verandert mijn films niet.”

Toch weet Leigh: „Ik ben nu 81, ik zal geen vijftien films meer maken.” De filmwereld moet zich voorbereiden op een wereld zonder Leigh. De 88-jarige Ken Loach, de andere steunbeer van het sociaal realisme, maakte zijn laatste film in 2023. Wie neemt het stokje over?

„Dat is iets waar ik mij zorgen over maak. Ken en ik – en anderen – maakten die films in een Gouden Eeuw. Bij de BBC was er een enorme vrijheid. Je liep binnen en ze zeiden: ‘Hier heb je je budget, dit is de deadline. Doe wat je wilt!’ Als beweging bestaat dat sociale engagement in de filmindustrie niet meer. Al maken mensen hier en daar nog wel films die anders naar de maatschappij kijken.”

Loach sloot zijn carrière af met bitterzoete hoop. Aan het einde van The Old Oak was het kapitalisme allerminst verslagen, maar het geknevelde proletariaat stond weer op. Er waren nieuwe generaties, vluchtelingen, om door te vechten en te verenigen.

Leighs Hard Truths is daarentegen slopend somber. Zonder catharsis, zoals in veel van zijn eerdere films. Er is weinig hoop voor Pansy (die best een beetje op Leigh lijkt). Eindeloos zal ze strijd met zichzelf leveren. „De film eindigt zoals hij moet eindigen”, zegt Mike Leigh. „Elke film heeft zijn eigen raison d’être. Hard Truths bestrijkt een voortdurende situatie. „Maar het is niet aan mij de film te analyseren. Ik geef ’m door aan jullie. Werk jij er maar mee, geef er maar om, denk er over na. Of leg het naast je neer.”


Je moet de feiten in de films van Miguel Gomes niet doodchecken

Het klinkt een beetje als een mop. Ken je die van die Britse diplomaat in Birma (het huidige Myanmar) die toen hij hoorde dat zijn verloofde eraan kwam op de vlucht sloeg? En waar hij ook aankwam, werd hij door een telegram van haar opgewacht?

Zo vat de Portugese regisseur Miguel Gomes (1972) een verhaal samen dat de Engelse auteur William Somerset Maugham (1974-1965) opschreef in zijn dagboeken en dat hij uitwerkte tot de plot van zijn film Grand Tour. Gomes: „Ik weet niet of het waar is. Maar het is in ieder geval een goed verhaal.” Grand Tour werd mede om z’n veelzijdige en gelaagde vertelling vorig jaar in Cannes bekroond met de grote juryprijs.

Gomes is zelf ook een beetje een Somerset Maugham die feiten verwerkt in zijn films die je beter niet helemaal doodcheckt. Hij doet het zo dat het verschil tussen documentaire en fictie minimaal is. Voor zijn driedelige verfilming van Arabian Nights (2015) trok hij met een team journalisten door Portugal om hedendaagse pendanten te vinden van de Verhalen van duizend-en-een-nacht. Het werd een Sjeherazade na de economische crisis. Tijdens een Zoomgesprek mijmert Gomes of het verschil tussen fictie en feiten er over honderd jaar nog toe zal doen: „Is film soms niet ook gewoon het echte leven?”

Hij is dan ook een enorme cinefiel. Zijn films zitten vol verwijzingen. In de loop van drie kwartier komen naast Somerset Maugham ook Apocalypse Now Redux (de lange versie van Francis Ford Coppola’s Heart of Darkness-verfilming) en de Braziliaanse auteur Joaquim Maria Machado de Assis voorbij, die ruim honderd jaar geleden een fictieve memoir vanuit het perspectief van een onbetrouwbare verteller schreef. „Laten we in het algemeen wantrouwend tegenover vertellers staan”, meent Gomes, die gefascineerd is door deze literaire stijlfiguur. „Ze zijn traditioneel altijd de boodschappers van de waarheid. En soms zijn ze het niet.” Het zijn hints bij het relaas van Edward en zijn verloofde Molly in Grand Tour.

Eerst volgen we Edward anno 1917 dwars door Zuidoost-Azië, van Myanmar naar China. En dan Molly. Die ook diezelfde reis maakt, waardoor we een heel andere kijk op Edward krijgen. Er zitten fictieve zwartwitscènes in die in een Portugese studio zijn gedraaid, en hedendaags documentairemateriaal uit onder meer Vietnam, de Filippijnen en Japan. Uiteindelijk is het allemaal heel melancholisch en überromantisch. Maar Grand Tour zit ook vol wervelende levenslust, maffe grappen en gekke vormexperimenten. Saai wordt het in elk geval nooit.

Zodra Gomes over het maakproces begint te praten, heb je het gevoel zelf ook in een ‘grand tour’ van verhalen te zijn terechtgekomen. Soms zijn de anekdotes nog mooier dan de film zelf. Een van de meest memorabele scènes in de film toont een man in een karaokebar die Frank Sinatra’s ‘My Way’ zingt en dan boven zijn soep in huilen uitbarst. Een verrassend, echt documentaire-moment dat Gomes opnam tijdens zijn research.

Gomes: „Jaren geleden vertelde mijn cameraman Rui Poças, die de studioscènes van Grand Tour heeft gedraaid, hoe er in Manilla in een bar een groepje mannen met getrokken pistolen op hem afkwam. Ze dwongen hem ‘My Way’ te zingen. Anders zouden ze hem neerschieten. Ik dacht dat dit een onzinverhaal was. Mensen die in film werken hebben een bovengemiddelde fantasie.”

„Een paar jaar later las ik in een Portugese krant dat in Manilla een bende was gearresteerd die zichzelf de ‘My Way’-gang noemde. Ze hadden naar verluidt mensen beroofd en in enkele gevallen vermoord. Naar het scheen waren ze geobsedeerd door de karaokeversie van ‘My Way’.”

„Ik denk niet dat de man die wij hebben gefilmd tot die bende behoorde, maar er is schijnbaar iets met dit nummer dat mensen in de Filippijnen diep ontroert. Geen idee wat, maar ik heb het met eigen ogen gezien.”

Hoewel de hoofdpersonen van Grand Tour Brits zijn, spreken ze Portugees. Het blijkt een praktische én een politieke keuze, legt Gomes uit. „Sommige van de producenten drongen erop aan het in het Engels te doen, dan zouden we grotere namen kunnen casten, meer geld vinden enzovoorts. Dat begon een beetje op m’n zenuwen te werken, dus toen zei ik: ‘Alle talen zijn toegestaan, behalve Engels’. Het is tijd voor revanche. Al die Hollywoodfilms waarin Cleopatra en Caesar met een accent spreken alsof ze zo uit Brooklyn komen, genoeg! Natuurlijk, de VS zijn het ‘mainstreamland’, de culturele kolonisator van de 20ste en 21ste eeuw. Laten we dat eens omdraaien.”


My Sunshine: Subtiele adoratie en afwijzing op een Japanse schaatsbaan

In plaats van naar de honkbal die zijn kant op komt, kijkt scholier Takuya gebiologeerd omhoog, waar sneeuwvlokjes door de lucht dwarrelen. Het betekent niet alleen dat op het Japanse eiland Hokkaido de winter is aangebroken, maar ook dat honkbal plaats maakt voor ijshockey bij de gymlessen op school.

De stotterende Takuya is in beide sporten niet zo goed, maar raakt gefascineerd door het meisje Sakura dat dagelijks sierlijk over de ijsbaan glijdt. Het magische moment waarop Takuya haar voor het eerst ziet schaatsen, wordt door regisseur Hiroshi Okuyama gemarkeerd met zonlicht dat door de ramen van de schaatshal valt en het vertragen van Sakura’s gracieuze schaatsbewegingen. Haar trainer Arakawa ziet hoe Takuya naar zijn pupil kijkt. De voormalig olympische kunstschaatser krijgt het idee beiden te koppelen en mee te laten doen aan ijsdanswedstrijden.

De Japanse film My Sunshine houdt alles heel klein. In het eerste uur observeren we de drie personages, zowel op de schaatsbaan als thuis. Zo woont Arakawa samen met een jongeman en blijkt hij van Tokio naar Hokkaido te zijn verhuisd. Maar we zien vooral Takuya oefenen, eerst bakt hij er weinig van, maar zijn bewegingen worden steeds eleganter. Okuyama, die in zijn tienerjaren ook aan kunstschaatsen deed, filmt de schaatsscènes in vloeiende takes en baadt alles in zacht licht. Zijn terugkerende shots van de winter op het eiland zijn een fraai rustpunt. Het hoogtepunt vormt een sequentie met de drie personages die naar een bevroren meer reizen om daar te repeteren voor de eerste ijsdanswedstrijd. Het is een choreografie voor vier mensen, want Okuyama hanteerde zelf de camera en schaatste mee – naast regie, scenario en camera deed hij ook de montage.

Langzaam sijpelt er drama in de film, hoewel veel vragen bewust onbeantwoord blijven: waarom verhuisde Arakawa naar Hokkaido? Is de dromerige Takuya nu verliefd op Sakura of eerder op de schoonheid van het kunstschaatsen? En hoe zit het met de mysterieuze Sakura? Heeft zij gevoelens voor haar trainer?

Uiteindelijk is My Sunshine een film over adoratie en afwijzing, waarbij de seksuele geaardheid van Arakawa een rol speelt. Dat ligt moeilijk in het conservatieve Japan, zeker op een geïsoleerd eiland. Daarnaast gaat het om het niet kunnen uitdrukken wat je voelt, wat gesymboliseerd wordt door het stotteren van Takuya. Het j-poplied waaraan de film zijn titel ontleent en dat tijdens de aftiteling te horen is, gaat daar over: „Wanneer ik je iets belangrijks wil vertellen, blijven de woorden in mijn keel steken.”


Scheffers shots ademen in zijn muziekdocumentaires, ook de niet-muzikale

Na documentaires over westerse muziek, met portretten van onder meer Varèse, Stockhausen en Frank Zappa, is Frank Scheffer de laatste jaren bezig met een vierluik over niet-westerse muziek. Iraanse en Chinese musici/componisten heeft hij al behandeld, nu is het de beurt aan Syrische/Arabische muziek – het slotdeel van zijn vierluik zal over India gaan.

Scheffers avontuurlijke én aangrijpende muziekfilm Half Moon voert de Syrische componist en klarinettist Kinan Azmeh (1976) op. In 2010 vluchtte hij uit zijn geboorteplaats Damascus en sindsdien resideert hij in New York en geeft hij concerten over de hele wereld. We zien hem onder meer optreden in Hamburg, Amsterdam en Beiroet. In Damascus speelt hij samen met de beroemde cellist Yo-Yo Ma op het terras van een kapotgeschoten gebouw. De met een 8mm-Bolexcamera gedraaide shots van kogelgaten keren meermaals terug in de film. Prachtige beelden van de zee en enkele havensteden symboliseren de nooit ophoudende migratie van ontheemden, ondanks Trumps reisverbod uit 2017 – deze ‘Muslim ban’ flitst in een scène eventjes op CNN voorbij.

Het idee ondanks zijn ballingschap toch op verschillende plekken ‘thuis’ te zijn, vormt de rode draad van Half Moon. Azmeh vertelt er eloquent over, net als over identiteit en het verleden, maar het is vooral zijn muziek die spreekt en verschillen overbrugt (dat zijn huis in New York uitkijkt op een brug is treffend toeval.) Volgens Azmeh kun je troostende kunst maken over de duistere tijden waarin we leven. Zijn muziek kan klaaglijk klinken, vol weemoed, maar eveneens energiek en vol levenslust. Want ondanks dood en verderf is er ook altijd schoonheid.

In al zijn muziekfilms is Scheffer op zijn best als hij de vreugde van het muziek maken in beeld brengt, en dat is hier niet anders. De kijker wordt met zinderende close-ups deelgenoot van Azmehs scheppingsdrang, hem en andere musici geconcentreerd zien spelen is een genoegen. Scheffers shots ademen, ook de niet-muzikale. Zijn beelden zijn even gelaagd als de composities van Azmeh.

Kinan Azmeh combineert westerse (ook jazz) en niet-westerse muziek tot een betoverend geheel dat aan het slot van Half Moon tot een ontlading komt in het lied waaraan de film zijn titel ontleent. Zangeres Dima Orsho vertelt dat het gedicht dat aan de basis van het lied staat, over kinderen gaat die onder de wassende maan vredig naar bed worden gebracht én kinderen die op hetzelfde moment begraven worden als gevolg van de bloedige burgeroorlog in Syrië. De uitvoering van ‘Half Moon’ en het verhaal over de opera waar het uitkomt zijn hartverscheurend. En om te huilen zo mooi.


Gary Oldmans ontboezeming: ‘Ik was iemand die na een werkdag de minibar leegdronk’

Op een winderig hotelterras, tijdens het filmfestival van Cannes, citeert acteur Gary Oldman (1958) uit het werk van John Cheever (1912-1982), de melancholische, alcoholistische schrijver die hij speelt in Parthenope. „Ik zoek het nummer van Anonieme Alcoholisten op. Dan beginnen mijn handen te beven, open ik de bar en drink ik de resten whisky, gin en vermout op – alles wat mijn bevende handen maar kunnen vinden.”

De Britse acteur weet als ex-alcoholist hoe treffend het beeld is dat Cheever schetst; toen hij zelf nog excessief dronk was stoppen altijd iets wat hij de volgende dag zou doen. „Iemand gaf me ooit een boek waarop ‘Nuchter !’ stond”, zegt de opmerkelijk spraakzame Oldman, „Ik keek ernaar en dacht: ‘Dat lees ik láter.’”

De gelauwerde Brit speelde gedurende zijn carrière de meest uiteenlopende rollen; hij werd meerdere keren genomineerd voor een Oscar en won in 2018 voor zijn Winston Churchill-incarnatie in Darkest Hour. Daarnaast speelde hij rollen in populaire franchises zoals Harry Potter en Christopher Nolans Batman-trilogie.

In Parthenope, de nieuwe speelfilm van de Italiaanse regisseur Paolo Sorrentino (La grande bellezza), die zojuist in Cannes in première is gegaan, heeft Oldman slechts een bijrol. De Amerikaanse auteur Cheever is in de film een van de vele mannen in het leven van de bloedmooie en door iedereen aanbeden Parthenope. Een personage dat ook een reflectie is van de stad Napels en al zijn tegenstrijdigheden. Cheever, weleens de ‘Tsjechov van de Amerikaanse buitenwijk’ genoemd, is een van de passanten in Parthenopes zoektocht naar zichzelf. Hij is een van de weinigen die niet met haar naar bed wil, omdat hij niet op vrouwen valt.

Ondanks zijn kleine rol in de film, hangt het groepje journalisten dat Oldman te woord staat aan zijn lippen. Het personage blijkt een aanleiding om het te hebben over Oldmans voormalige verslaving, hij is nu 28 jaar nuchter. Dat blijkt al snel interessanter dan de film van Sorrentino.

Innerlijke criticus

Cheever was een „wat gekwelde ziel”, licht Oldman toe. Hij leidde een dubbelleven. „Hij had een familie, was getrouwd, maar leefde hoofdzakelijk als homoseksueel, in een tijd dat je nog niet uit de kast kon komen.” Oldman begreep instinctief waarom zijn personage een alcoholverslaving had. „Schuldgevoel, schaamte en geheimen knagen aan iemand.” En daar komt nog bij dat je als „maker” of kunstenaar gekweld wordt door „onrust, twijfel en zelfhaat – een criticus die altijd op je schouder zit. Ik denk dat hij daarom dronk. Althans, dat waren de redenen dat ik dronk.”

Oldman wijst erop dat de film geen poging is Cheever historisch correct neer te zetten. „Toen ik het script las, besefte ik meteen dat het geen biografie is, maar een romantische, melancholische constructie van een geïsoleerde, drinkende schrijver met writer’s block. De woorden die ik uitspreek in de film zijn van Paolo, niet van Cheever.”

Hoe overwon Oldman zijn eigen innerlijke criticus? „Hij is er nog steeds. Maar ik heb heel bewust besloten om zaken niet langer te overanalyseren en te accepteren dat dingen en mensen zijn zoals ze zijn. Ik reageer niet meer overal op. En als ik dan toch reageer, probeer ik niet meer overal een drama van te maken. Dat is een neiging die je hebt als je drinkt. En om niet meer ieder excuus aan te grijpen om te drinken: ‘O, het is een mooie dag, laten we een drankje doen. O, het regent, laten we een drankje doen. O, het is Kerstmis, laten we een drankje doen.’”

Cruciaal is dat Oldman niet alleen privé, maar ook op werkvlak leerde loslaten. „Dat als de opnames van een film zijn afgelopen, hij is gemonteerd en het geluid toegevoegd, ik er geen controle meer over heb. Ik liep soms zes maanden later nog op straat met de gedachte: ‘Dát is hoe ik die zin had moeten uitspreken!’ Dat at me dan op.” Ouder worden hielp hierbij. „Zoals in de film wordt gezegd: ik zie dingen nu een beetje helderder.”

Voordat Oldman nuchter werd, dronk hij zo’n twee flessen wodka per dag. Stoort het hem niet dat zulk excessief alcoholgebruik in films vaak wordt geromantiseerd? „Dat gebeurt inderdaad en ik heb dat ook gedaan. Al mijn helden als kind waren dronkaards, mensen als de Ierse dichter Brendan Behan en schrijvers als Hemingway.”

Zelf heeft hij de afgelopen tijd ook de ene na de andere geniale alcoholist gespeeld, voegt hij schuldbewust toe. Behalve als Cheever in Parthenope, was hij te zien in de veelgeprezen serie Slow Horses (Apple TV+) als de misantropische meesterspion Jackson Lamb, die rookt, drinkt en leeft op afhaalmaaltijden. En dan was er natuurlijk ook nog zijn Oscar-genomineerde hoofdrol in Mank (2020), over de drankverslaafde schrijver Herman Mankiewicz en de totstandkoming van Citizen Kane. Er was een tijd dat hij vooral snoodaards speelde, vertelt Oldman, maar nu zijn het voornamelijk dronkaards, „net zoals Picasso een blauwe periode had”.

Oldmans leven is nu beter dan ooit tevoren, zegt hij. Hij doet alles samen met zijn familie. Zijn echtgenote Gisele Schmidt, die foto’s maakte op de sets van Darkest Hour, Mank en Slow Horses, kwam mee naar Cannes, samen met Oldmans stiefzoon. Wroeging over dingen die hij heeft gedaan of gezegd in de tijd dat hij dronk, heeft hij niet. „Er zijn periodes geweest waarin ik creatiever had kunnen zijn, maar liever dronken werd. Maar het pad waar ik toen op zat, is deel van wie ik nu ben. Misschien moest ik dat bewandelen om te komen waar ik nu ben.”

Het spelen van al die dronkaards brengt bij de acteur ook geen vervelende herinneringen naar boven. „Ik was sowieso niet het type dat naar clubs ging, gekke dingen deed of begon te vechten. Er bestaan geen paparazzi-foto’s waarop ik uit een nachtclub strompel en in een taxi val. Ik was meer een Cheever-achtig figuur. Iemand die na een werkdag naar mijn hotelkamer ging, daar de whisky uit de mini-bar opdronk, vervolgens overschakelde op de gin, de wijn opentrok en eindigde met de champagne.” Met een kwinkslag: „Ik trok de grens altijd bij Tia Maria. Dan belde ik naar de receptie en vroeg ik om mijn mini-bar aan te vullen.

Het grote AA-boek

„Er zijn wel kleine dingen die soms terugkomen tijdens het spelen, waarbij ik even met mijn ogen rol. Ik woonde in die tijd in New York en ik hield ervan om in te checken in een hotel en voor drie dagen te verdwijnen, terwijl ik gewoon een appartement had. Ik begon dan telefoontjes te plegen naar de Westkust en had achteraf geen idee meer met wie ik had gesproken, tot ik de rekening kreeg. Dit is in de tijd voor mobieltjes: drie uur van New York naar LA bellen kostte een fortuin. Maar dat is nou niet het soort herinneringen dat ervoor zorgt dat ik een glas achterover wil slaan.”

Bijna alle antwoorden van de acteur over hoe je stopt met drinken, komen neer op acceptatie: „zoals ze dat noemen in het grote AA-boek.

„Als je het doet om je familie te redden of je baan, dan blijf je nooit nuchter. Al die mensen die ‘interventies’ doen en iemand richting een ontwenningskliniek duwen, moeten begrijpen dat de kans dat het dan lukt één op negenhonderdmiljoen is ofzo. Dat mag je aan iedereen vragen die in de verslavingszorg werkt. Het moet uit jezelf komen. Ik was gewoon moe van altijd ziek en moe te zijn. Een Oscar helpt er niet bij. Al is de erkenning uiteindelijk wel erg fijn.”

Parthenope. Regie: Paolo Sorrentino. Met: Celeste Dalla Porta, Gary Oldman. Lengte: 136 min.


‘Patsers’: cokehandel in een actiefilm aan de crystal meth

Het Vlaamse Patser kwam uit in 2018, het jaar dat in Nederland de serie Mocro Maffia zijn zegetocht begon. Onderwerp waren de overwegend Marokkaanse bendes die de coke-import via de havens van Rotterdam en Antwerpen hadden overgenomen; Taghi zat toen nog in Dubai.

Mocro Maffia was een misdaad-melodrama, Patser een uitzinnige actiekomedie. De flair van het regisseurduo Adil en Bilall bleef in Hollywood niet onopgemerkt: ze mochten twee zeer succesvolle actiekomedies regisseren met de overjarige ‘bad boys’ Will Smith en Martin Lawrence. Dat Warner Bros. in 2022 hun superheldenfilm Batgirl als afschrijfpost gebruikte, doet weinig aan dat succes af.

In Patsers maakt het duo opnieuw een actiekomedie met de trukendoos wijd open: flashback en -forward, slowmo en versnelling, animatie en droneshot. Een onbetrouwbare verteller legt uit, personages zijn stripfiguren, er is sadisme en lompe seksuele exploitatie. Alles oogt digitaal en vies, buldert en davert, zoomt en zwiept. Het is Guy Ritchie aan de crystal meth. Bij mindere talenten leidt dat tot hoofdpijn, maar Adil en Bilall zijn meesters van de chaos. Zie een volstrekt onoverzichtelijke schietpartij in een hotel voor criminelen, gerund door Evita (Yolanthe Cabau). Men schiet zich een weg omhoog en dan weer omlaag, lichamen stuiteren van trappen, de zwaartekracht is tijdelijk opgeheven. Het is zo opwindend dat je zelfs even denkt dat Yolanthe Cabau kan acteren.

In Patsers keren we terug bij de vier jeugdvrienden uit de Antwerpse wijk het Kiel. In deel één willen ze ‘patsers’ worden, echte gangsters: ze overleefden op het nippertje. In deel twee is de hoofdrol – en vertelstem – opnieuw voor de half Italiaans-half Marokkaanse bluffer Adamo (Matteo Simoni) die nu „100 procent legaal” is: „Ik ben een ondernemer, gij weet”. Dat blijkt al snel 85 procent of minder te zijn. Met zijn neus voor criminele hightech en slimme uithaalmethodes voor cokecontainers willen twee rivaliserende bendes Adamo inlijven: een Vlaamse van Tante Mounja en een Nederlandse van Dzjengis Khan, een toffe Jordanees die een terreurcampagne begint als Adamo zich niet direct laat ronselen.

Die bendes dienen tegen elkaar te worden uitgespeeld, maar eerst belandt Adamo’s familie in „fokking next-level kankershit”, alsmede zijn oude vriendengroep Junes (Junes Lazaar), nu straatdansend tieneridool, Badia (Norah Gharib), die een sportschool voor vrouwen beheert, en Volt (Saïd Boumazoughe), een straatcoach met een cokeverslaving. Running gag zijn een engel en een cokeduiveltje die Volt in Suske en Wiske-stijl van advies dienen. Soms loont het om gewoon een snuif te nemen, zo blijkt.

Het recept is bekend. Maar Patsers brengt het met aanstekelijk enthousiasme: dit is hyperkinetische cinema zonder controleverlies. Best knap.