‘Look Back’: adembenemende anime over obsessieve scheppingsdrang

De jonge Fujino tekent fanatiek, haar mangabijdrages aan de schoolkrant vallen dan ook in goede aarde bij haar klasgenoten. Totdat ze concurrentie krijgt van Kyomoto. Omdat zij bang is voor mensen komt ze nooit naar school, ze maakt haar huiswerk thuis. Haar tekeningen zijn veel mooier, dus gaat Fujino nog meer haar best doen.

Als de twee elkaar uiteindelijk ontmoeten, duurt het niet lang voordat ze gaan samenwerken. Al snel krijgen ze een contract bij een manga-uitgever. Maar als deze een wekelijkse serie wil, haakt Kyomoto tot verdriet van Fujino af. Kyomoto gaat liever naar de kunstacademie in Yamagata, ondertussen dreigt Fujino vermalen te worden door de commerciële eisen van de manga-industrie.

Naast kunst versus commercie gaat de fraaie Japanse anime Look Back over vriendschap, zielsverwantschap en passie. De karakters van Fujino en Kyomoto worden met veel psychologisch inzicht geschetst. Ze zijn verschillend in temperament maar vullen elkaar desondanks uitstekend aan. Hun vriendschap ontroert, waarbij hun handen een opvallende rol spelen. Ze hebben deze figuurlijk ineengeslagen, maar terugkerende close-ups van hun verstrengelde handen tonen ook hun hechte relatie.

Maar Look Back, naar de manga van Tatsuki Fujimoto (zijn achternaam keert terug in die van de personages), is in de kern een verhaal over obsessieve scheppingsdrang en grenzeloze creativiteit. Een film over het vak zelf, het maken van manga (strips) en anime (animatie).

Niet voor niets laat maker Kiyotaka Oshiyama, die een eigen animestudio opzette, Kyomoto het boek De wereld van de achtergrondkunst uit de kast pakken. Het zegt iets over haar karakter, ze blijft het liefst op de achtergrond, maar vooral over de intentie van deze anime. Het laat twee personages zien die aandachtig hun omgeving observeren. Vervolgens worden hun waarnemingen door eenzelfde obsessieve maker als de twee scholieren vertaald naar adembenemende beelden. Waarbij de natuur een dankbare inspiratiebron is, van verschillende natuurverschijnselen tot de wisseling van de seizoenen. Dit aspect van verglijdende tijd zit ook in montagesequenties die het verstrijken van minuten, uren en dagen en zelfs jaren tonen.

Geheel in lijn met het boek over achtergrondkunst dat Kyomoto inspireert, is Look Back een anime waarin deze achtergronden op gedetailleerde wijze getoond worden, de personages zelf zijn eenvoudiger getekend – maar nog steeds heel expressief. Look Back zit dan ook vol sprekende momenten, van het nerveus op-en-neer bewegen van Fujino’s onderbeen als ze tekent tot een sequentie zonder beweging, zoals in een echte manga. Maar het mooist zijn de prachtige details, zoals het zonlicht dat over de coupés glijdt van een voorbijrijdende trein.


Met haar eerste hoofdrol is Mikey Madison al op weg naar een Oscar

Het is bijna onmogelijk om geen zwak te ontwikkelen voor de selfmade Assepoester Anora, het hoofdpersonage van de gelijknamige film. Mikey Madison speelt een sekswerker die – tegen een riante betaling – het nieuwste speeltje wordt van het Russische miljardairszoontje Ivan én tijdens een trip naar Las Vegas met hem trouwt. In andere handen was Ani, zoals ze zichzelf noemt, mogelijk een eenvoudige ‘golddigger’ geworden. Maar als je Madison ziet vechten als een straatkat voor haar sprookjes-einde, gun je haar dat volledig.

De tragikomedie won de Gouden Palm in Cannes en zette Madison op de kaart als potentiële Oscarkandidaat. Wat het bijna onmogelijk maakt haar nog uitgebreid te interviewen, de 25-jarige werd zo veelgevraagd dat zelfs na aandringen ons Zoom-gesprek maximaal 10 minuten mag duren.

Regisseur Sean Baker (The Florida Project, Red Rocket) schreef zijn prijswinnende film met Madison in het achterhoofd. De regisseur die bekendstaat om zijn castingvaardigheden, vroeg Madison al voor de hoofdrol vóór hij aan het script was begonnen. Hij had haar in Scream (2022) gezien, de remake van de ironische slasherfilm uit 1996 waarin ze een doorgedraaide horrorfanaat speelde. Maar Baker herinnerde zich ook Madisons eerdere rol in Tarantino’s Once Upon a Time… in Hollywood (2019), waarin ze een moordlustig lid van de Mansonfamily is.

De combinatie van Madisons lieve-meisjeslooks – donkere reeënogen, grote mond en lach – met het irritante, narcistische en moordlustige gedrag van haar personages werkt in beide films geestig. De actrice stal ook in zeer fysieke scènes de show met heerlijk over the top spel en luid gegil. Zowel in Scream als in Once Upon a Time… wordt haar vileine personage luid krijsend in brand gestoken.

Het hoofdpersonage dat Baker – met hulp van Madison – in zijn script creëerde, slacht niemand af, noch wordt ze geflambeerd. Wel weigert ze resoluut in een slachtofferrol te kruipen. In een van de beste momenten van Anora zien we hoe ze – 1,61 meter groot – twee handlangers van Ivans ouders die het huwelijk willen laten annuleren, tot bloedens toe trapt en bijt. De knullige spierbundels weten uiteindelijk niet meer wat ze met haar aan moeten.

De scène is een opmerkelijke combinatie van tragiek, absurditeit en humor, net als wel meer scènes waarin Madisons personages woedend worden. Hoe creëert ze die verschillende lagen, of gedraagt ze zich echt zo buitensporig dat het grappig wordt als ze kwaad is? Madison, ernstig: „Ik verschil enorm van alle personages die ik speel. Alles wat je mij op het scherm ziet doen, is gebaseerd op hun persoonlijkheid. Als actrice die Ani speelt, ben ik me er op zo’n moment bewust van dat zo’n scène er chaotisch en absurd uit moet zien, maar mijn personage zelf niet. Zij gelooft echt dat ze vecht op leven en dood. Dat is dus hoe ik haar speel.”

Lees ook

de recensie van ‘Anora’

Ani (Mikey Madison) en Ivan (Mark Eydelshteyn) vinden elkaar in ‘Anora’.

Onuitstaanbaar én aandoenlijk

De ironieloosheid waarmee Madison ruziemomenten neerzet, maakte haar ook al zo goed in Better Things, de serie waarmee ze haar carrière begon als zestienjarige. De puber die Madison daar speelde, nam banale zaken vaak bloedserieus – zoals pubers vaak doen – wat haar tegelijkertijd onuitstaanbaar, aandoenlijk én herkenbaar maakte.

Madison noemt tijdens ons korte gesprek Better Things haar „introductie in alles wat met de film- en tv-wereld te maken heeft”. Ze speelde vijf seizoenen mee in de serie en groeide er naar eigen zeggen op tot de actrice die ze nu is. Het lag immers niet voor de hand dat Madison al op jonge leeftijd zou gaan acteren. Haar beide ouders zijn psycholoog en ze kenden niemand in de filmindustrie. Tijdens haar jeugd in een meer landelijk deel van LA reed ze op hoog niveau paard – net als haar moeder en grootmoeder. Ze kreeg zelfs thuisonderwijs om meer tijd met haar paarden te kunnen doorbrengen.

’s Avond keek ze vaak films en op haar veertiende besliste ze dat ze liever wilde acteren dan paardrijden. „Hoewel ik geen idee had hoe ik hierin zou kunnen slagen, raakte ik geïnteresseerd in hoe het moet voelen om acteur te zijn.” Madison, die naar eigen zeggen enorm introvert is, was geïntrigeerd door „de intimiteit en connecties” die ze zag op het scherm en wat acteurs allemaal ervaren „binnen een verhaal”. Ze nam acteerlessen. Twee jaar later, op haar zestiende, werd ze gecast voor Better Things. Nog eens drie jaar later belandde ze na een auditie in de film van Tarantino.

Anora is Madisons eerste hoofdrol én de eerste film waarvoor ze werd gevraagd zonder auditie. Ze ging er volledig voor: nog voor Bakers script af was, begon ze aan haar research. Ze maakte ‘moodboards’ – collages met filmstills, maar ook met foto’s van kleding, kapels, of de lange acrylnagels die bij Ani passen. Ze leerde het accent van Brighton Beach in New York, waar haar personage woont, én Russisch, omdat Ani dat gebrekkig spreekt. Ze nam danslessen, leerde twerken en paaldansen. En dompelde zich via biografieën en locatiebezoeken onder in de wereld van sekswerkers.

Het resultaat van Madisons research komt onder meer tot uiting in de schijnbaar achteloze, maar indrukwekkende eerste minuten van de film. In de seksclub waar Anora werkt, zien we haar lapdances geven alsof ze het al jaren doet, de zaal scannen op potentiële klanten, flirten en mensen richting de bankautomaat dirigeren. Baker nam de scène op zonder de camera stop te zetten, alsof het een documentaire in een echte club betrof. Maar volgens Madison was het door alle research naar Ani’s wereld „helder” wat moest gebeuren. „Het was een vrij ongewone ervaring als filmacteur, het is nooit zo immersief. Ik kreeg een microfoon opgetaped en wandelde ongeveer dertig minuten van klant naar klant, stelde mezelf voor en probeerde uit te zoeken of ze een dans wilden en zo ja, nam ik hen mee naar de achterkamertjes.”

Geen intimiteitscoördinator

De scène bevat, net als op veel andere momenten in Anora, veel expliciet naakt. Madison, die alle dans- en vechtscènes in de film zelf speelde, maakte geen gebruik van een body double en vond een intimiteitscoördinator op set niet nodig. Opmerkelijk vandaag de dag?

„Het was de eerste keer dat ik zulke scènes deed. Maar ik speel een sekswerker, ik wist dat dit deel zou uitmaken van het verhaal en wilde haar leven zo accuraat en eerlijk mogelijk portretteren.

„Sean en ik hadden voor de opnames startten een jaar om elkaar te leren kennen, we hadden tegen die tijd een vriendschap opgebouwd en vertrouwden elkaar. We beslisten gezamenlijk dat we het aangenamer en efficiënter vonden met alleen Sean en Samanta Quan (Bakers producent en echtgenote) op set.” Volgens Madison moet je als acteurs en regisseur bij ieder project afwegen wat het prettigste werkt.

Op haar IMDb-pagina worden opmerkelijk genoeg geen aankomende projecten vermeld. Voor vragen over wat de toekomst brengt, is helaas geen tijd. De tien minuten zitten erop.


Misdaadkomedie ‘Anora’: deze nachtvlinder is geen gewone Assepoester

Kauwgombellen blazend werkt Anora, bijgenaamd Ani, in de naar haar genoemde film van Sean Baker, haar klanten af. Ze geeft lapdances, en soms krijgt ze mannen mee naar de viproom van de stripclub in Midtown Manhattan waar ze bakken met geld lijkt te verdienen. Maar op een of andere manier is het nooit genoeg. Ze heeft niet eens een eigen woning. Geroutineerd praat ze het geld uit de zakken van huisvaders en jonge bankiers die niet eens bijzonder genieten van het ritueel. Alles is hier transactioneel.

En dan is er op een avond een jonge Rus. Hij huurt haar in om een week lang zijn vriendin te spelen. Het zou het begin van een sprookje kunnen zijn. Het is onmogelijk om niet aan Assepoester of Pretty Woman (1990) te denken, waarin Julia Roberts als escort het hoofd van Richard Gere op hol bracht. En Ani en Vanya zijn zo mooi en zo jong en daardoor zo tragisch dat je ze graag hun sprookje gunt. Maar daar neemt deze film een paar onverwachte afslagen. Het sprookje is misschien ouderwets, Anora is een heldin van onze tijd. Goedgebekt, gepokt en gemazeld en daardoor voor de duvel niet bang. Maar het zit allemaal goed verstopt onder bravoure en de ongrijpbaar fotogenieke verschijning van actrice Mikey Madison (onlangs nog te zien in de geweldige Apple TV+ serie Lady in the Lake). Of het nou extreme close-ups van haar gezicht of verre totalen zijn, ze is en blijft ongenaakbaar.

Anora is niet de eerste film die Sean Baker (1971) in een milieu van sekswerkers situeert. Het is een wereld die hem mateloos interesseert sinds hij met zijn vader, die advocaat was, van New Jersey naar New York reed en op de toen nog tamelijk verloederde 42nd Street de ene na de andere neonreclame voor goedkope pornobioscoopjes zag opflitsen. Nergens liggen klatergoud en misère zo dicht bij elkaar. Op Willem Dafoe in The Florida Project (2017) na werkt hij zonder uitzondering met onbekende en vaak amateur-acteurs uit de gemeenschappen die hij portretteert. Er is waarschijnlijk geen mainstream Amerikaanse film waarin zo veel echte erotische danseressen een rol spelen als in Anora.

Het grootste gedeelte van Anora is onvervalste slapstick. Vanya blijkt de zoon van een schimmige oligarch. Op een dag staan de handlangers van zijn vader op de stoep. Hij smeert hem en Anora zet met een Armeense priester en twee zachtmoedige trawanten de jacht op hem in. Opnieuw voert hun tocht langs de locaties waar Vanya en Anora eerst bandeloos feestten en gelukkig leken, maar die nu hun troosteloze gezicht laten zien. Niets zo triest als Brighton Beach, de van origine Russische en Oost-Europese wijk van New York, in de winter.

Lees ook

een interview met hoofdrolspeelster Mikey Madison over ‘Anora’

Ani (Mikey Madison) met haar Russische beau Ivan (Mark Eydelshteyn) in Las Vegas, in ‘Anora’.

Zoek in Anora niet naar diepgang in de personages of beweegredenen. Eigenlijk komen we niets van ze te weten en dat is misschien ook wel de bedoeling. Alles gaat over schone schijn en oppervlak, en hoe we daarnaar kijken.

Baker is een geweldige filmmaker door de menselijke, oordeelloze manier waarop hij je uitnodigt een tijdje met zijn personages op te trekken. Maar je kunt zijn films niet waarderen zonder over de stijl, en het gebruikte filmmateriaal, te praten. Over hoe hij soms met iPhones werkt (zoals in transgendersekswerkdrama Tangerine uit 2015), of op gruizig 16mm draait (zoals Red Rocket uit 2021, met pornoster Simon Rex). Dat is wat ze zo bijzonder maakt. Films, voor het grote doek, vol shots die op een klein scherm niet werken. Voor Anora (dat, zoals we op een gegeven moment in de film horen, zowel ‘eer’ als ‘licht’ betekent) kozen Baker en zijn vaste cinematograaf Drew Daniels voor 35mm, voor widescreen, voor rode en roze accenten in de winterse kou. Voor kleine sliertjes glitter in haar haar. Omdat soms alles klatergoud is wat blinkt.


Column | Timothée Chalamet bij de Timothée Chalamet-wedstrijd

Het is zo’n beroemd wetenswaardigheidje dat je eigenlijk niet wilt factchecken: Charlie Chaplin deed ooit mee aan een Charlie Chaplin-lookalikewedstrijd. Hij won niet en werd derde. Of, wacht, twintigste? Een zoektocht naar het definitieve antwoord leverde een teleurstellend resultaat op. Verschillende variaties van het verhaal gaan al sinds 1920 rond, maar bronnen spreken elkaar tegen en daarom heeft de bewering de stempel ‘onbewezen’ gekregen op factcheckplatform Snopes. Jammer.

Ik moest aan Chaplin denken toen er berichten verschenen over het bezoek van filmster Timothée Chalamet aan een Timothée Chalamet-lookalikewedstrijd. De 28-jarige Chalamet (Dune, Wonka) liet zondag kort zijn gezicht zien tussen de duizenden studenten die zondag waren afgekomen op de wedstrijd in New York. Er liepen Timothées rond die pogingen hadden gedaan om zijn look te kopiëren: halflang golvend haar, nonchalante blik, stijlvol. Anderen verschenen als de Chalamet-versie van Willy Wonka, met paars pak en een grote hoed. Er liepen zelfs een paar jonge Bob Dylans rond, een verwijzing naar de aankomende biopic A Complete Unknown, waarin Chalamet de hoofdrol heeft. Een vrouw had visitekaartjes meegenomen om uit te delen aan vrijgezelle Timothées. „Het is zo zeldzaam dat alle slanke mannen van New York op één plek zijn”, vertelde ze tegen lifestylesite The Cut.

De 21-jarige Miles Mitchell, een van de deelnemers in een Wonka-outfit, werd uitgeroepen tot winnaar.

Iets verderop was de sfeer minder gezellig. In het stadion Madison Square Garden hield Donald Trump een verkiezingsrally waar racistische grappen werden gemaakt die zelfs sommige fans van de presidentskandidaat te ver gingen. Een veelbesproken grap waarin komiek Tony Hinchcliffe Puerto Rico een „drijvende hoop afval” noemde, sloeg bijvoorbeeld dood.

Nee, dan liever wat lichtzinnigheid. Het evenement kwam uit de koker van YouTuber Anthony Po. Hij heeft al vaker malle grappen bedacht die viraal gaan. Eerder at hij als de gemaskerde Cheeseball Man een pot met kaasbalchips terwijl 3.000 toeschouwers toekeken. Zoiets smaakt natuurlijk naar meer en met de lookalikewedstrijd heeft hij nog veel meer aandacht weten te genereren: deze actie ging de hele wereld over. Po gaf uiteindelijk 50 dollar aan iedere deelnemer. Hij sloot de middag in stijl af door weg te rijden op een penny-farthing (een ouderwetse fiets met een groot voorwiel en een klein achterwiel).

Uit de reportage van The Cut blijkt wel dat de lookalikewedstrijd een ongeorganiseerde bedoening was: de politie moest vanwege de drukte ingrijpen en minstens één Timothée werd gearresteerd. Ik zou nu kunnen schrijven dat het een ondoordachte actie was van iemand die bezig is met roem op internet en likes binnenharken. Dat valt wel mee.

Po had de opkomst misschien onderschat, maar verder lijken zijn intenties onschuldig, zeker als je het vergelijkt met de narigheid die iets verderop werd gebracht door de Trump-komiek. Op X liet Po nog weten dat hij een boete van 500 dollar heeft gekregen. „Het leven is mooi”, schreef hij.

Thijs Schrik is film- en serierecensent.


Een terugblik op de Tsjechoslowaakse nieuwe golf: zwarte humor, maatschappijkritiek en extatisch genot

De plaatselijke vrijwillige brandweer geeft zijn jaarlijkse feest. Terwijl de feestcommissie zich al kibbelend buigt over een missverkiezing, verdwijnen een voor een alle prijzen vóór de tombola. Tot overmaat van ramp breekt er een brand uit, maar het blussen ervan lukt niet omdat de nieuwe brandweerauto vastloopt in de sneeuw. Dit is de samenvatting van de beroemde Tsjechoslowaakse film The Firemen’s Ball (Milos Forman, 1967), onderdeel van het programma Czechoslovak New Wave, dat filmtheater Kino in Rotterdam organiseert.

Met milde spot bekijkt Forman een opeenstapeling van menselijk onvermogen. In de eerste helft van zijn film moet je lachen om de man die vergeefs de tafel met prijzen bewaakt en de bokkigheid van de jonge vrouwen die meedoen aan de missverkiezing. De toon verandert met de brand. Eventjes is de sfeer melancholiek, waarna de humor alsmaar zwarter en wranger wordt. Iemand die toekijkt bij de brand stelt voor om de oude man die uit zijn brandende boerderij is gered dichter bij het vuur te zetten omdat het zo koud is. En dan moet de hilarische finale nog komen.

Praagse Lente

Het is niet moeilijk om de subtekst van The Firemen’s Ball te decoderen, met de incompetente brandweer als communistische machthebber en de vooral met zichzelf bezig zijnde feestcommissie als het Politburo. De film kwam uit in juli 1968, een paar weken later werd de Praagse Lente door troepen van het Warschaupact neergeslagen. De periode van dooi onder de hervormingsgezinde president Dubcek (‘socialisme met een menselijk gezicht’) was voorbij. Formans film werd voorgoed verboden, een lot dat meer films trof. Zo vertoont Kino ook de indertijd verboden film The Ear (1970) van Karel Kachyna, die pas na de val van de Muur werd vrijgegeven. Hierin ontdekt een ruziënd echtpaar, de man een hooggeplaatste minister, dat zij afgeluisterd worden in hun huis, maar waarom? Het grimmige The Ear maakt de gevoelens van paranoia en politieke willekeur goed invoelbaar.

De Tsjechoslowaakse nieuwe golf ontstond begin jaren zestig als reactie op de doctrine van het socialistisch realisme, waarin films in een toegankelijke stijl optimistisch of zelfs utopisch moesten zijn over het communisme. Wat de werkelijkheid was, werd door de Partij bepaald. Deze ideologie veranderde toen Chroesjtsjov de periode van destalinisatie inluidde en er iets meer ruimte ontstond voor artistieke experimenten.

In Milos Formans klassieker The Firemen’s Ball gaat alles mis in de aanloop naar het jaarlijkse feest van de brandweer.

Bijna alle Tsjechoslowaakse regisseurs werden opgeleid aan de fameuze filmschool FAMU in Praag, waar ze onder meer kennis maakten met westerse filmstromingen als het Italiaanse neorealisme (met zijn aandacht voor de ‘gewone man’), cinéma vérité (waarheid onthullende, observationele documentaires) en de Franse nouvelle vague (spelen met filmische middelen). De Tsjechoslowaakse nieuwe golf combineerde elementen uit deze drie stromingen tot een uniek geheel, waarbij (zwarte) humor en lyriek een belangrijke rol speelden, evenals hun eigen kunstgeschiedenis, met name literatuur en de beeldende kunsten.

Tussen ongeveer 1963 en 1970 bloeide de Tsjechoslowaakse cinema, ook wereldwijd. Films van nieuwe golf-regisseurs wonnen prijzen, waaronder Oscars voor The Shop on Main Street (Ján Kadár en Elmar Klos, 1965) en Closely Watched Trains (Jirí Menzel, 1966) – beide meesterlijke films maken onderdeel uit van het retrospectief in Kino. Ook artistiek gezien gooiden ze hoge ogen, zoals te zien is in de anarchistische feministische klassieker Daisies (Vera Chytilová, 1966) en het imposante middeleeuwse epos Marketa Lazarová (Frantisek Vlácil, 1967), beurtelings bruut en poëtisch. De twee films hebben een vertelling die associatief is, bij vlagen zelfs onbegrijpelijk. Maar de visuele stijl van beide is elk op hun eigen manier onvergetelijk. Vlácil wisselt schitterende breedbeeldcomposities vol wreedheid af met scènes van extatische schoonheid, Chytilová experimenteert naar hartelust met kleurenfilters, botsende collages, anarchistische slapstick en een vervreemdende geluidsband.

Na het neerslaan van de Praagse Lente was het snel voorbij met de pret. Veel films werden verboden en verdwenen in de kluis. Gelukkig niet voorgoed.

Czechoslovak New Wave. Van 2 november 2024 t/m 4 januari 2025 in Kino Rotterdam. Info: kinorotterdam.nl


‘Des Teufels Bad’: kindermoord als achterdeurtje naar de hemel in de 18de eeuw

Ze zeiden het in 2015 al: in hun volgende film zouden „de hoofden heel organisch over de keien rollen”. En wel op basis van degelijk historisch onderzoek over depressieve vrouwen die in het 18de-eeuwse Oostenrijk een kind om het leven brachten om op het schavot te eindigen. Zelfmoord voerde katholieken immers direct naar de hel, maar bij een executie waren er biecht en absolutie. Sacramenten die uitzicht boden op de hemel na een gepaste strafperiode in het vagevuur.

Veronika Franz (59) en Severin Fiala (39) debuteerden in 2014 zeer succesvol met het Ich Seh, Ich Seh, een sfeervolle horrorfilm die een Amerikaanse remake kreeg. Toch bleek het lastig om het op zich vrij goedkope historische drama Des Teufels Bad in Oostenrijk gefinancierd te krijgen: pas tien jaar later zag dit duistere, schokkende en trieste verhaal het daglicht. De film gaat over de Oostenrijkse boerendochter Agnes, die in haar wanhoop een kind vermoordt. Het begint hoopvol als ze trouwt met de goedige boerenzoon Wolf, maar hij is vermoedelijk homoseksueel en wil niets weten van seks. Wolfs moeder geeft Agnes de schuld, die verzinkt in een depressie.

Ik spreek Franz en Fiala in februari in hotel Hyatt in Berlijn. Het duo blijkt nog steeds elkaars zinnen af te maken. Bij een vraag of de macabere openbare executie in de film historisch verantwoord is, klinkt het antwoord zo:

Franz: „Ja, omstanders dronken indertijd bloed van een pas onthoofde misdadiger als medicijn tegen depressie en melancholie…”

Fiala: „…wat best ironisch is. Dat is nu juist wat Agnes op het schavot bracht.”

Franz: „Zo laten we ook zien hoe Agnes een wondje in haar nek vies maakt. In de jaren zestig verwondden Oostenrijkse boeren nog steeds hun koeien en smeerden vuil in de wond…”

Fiala: „…zodat er pus uit kwam. Dat was een lichaamssap dat eruit moest…”

Franz: „…om ziekte te genezen.”

Veronika Franz en Severin Fiala doen alles samen. Franz: „Vroeger schreven we aan dezelfde tafel en ging de laptop heen en weer. Google Docs is een zegen voor ons.” Hun samenwerking gaat zo’n twintig jaar terug. Fiala studeerde en paste op de twee kinderen van Veronika Franz en haar echtgenoot, regisseur Ulrich Seidl. Franz: „Severin was minder geïnteresseerd in geld dan in film, dus ik huurde videobanden voor hem. Als ik thuiskwam keek ik soms een film mee. We realiseerden ons al snel dat we van precies hetzelfde hielden.” Fiala: „Alsof we één brein delen. We zijn het altijd met elkaar eens. En samen op filmavontuur gaan is leuk. Een regisseur voelt zich vaak eenzaam op de set.”

Zonde en ellende

Agnes is een van vele tientallen vrouwen die in de 18de eeuw via een gruweldaad in de hemel hoopten te komen. De film is gebaseerd op research van historicus Kathy Stuart, in Berlijn te gast op de rode loper. Franz: „Die verhoorprotocollen zijn een van de weinige bronnen over het vrouwenleven in dorpjes van toen. Dat ze zo vaak een kind doodden, is deels praktisch: die zijn weerlozer dan grote kerels. Maar ze troostten zich ook met de gedachte dat ze engeltjes maakten. Kinderen werd een leven van zonde en ellende bespaard.”

Fiala: „Bovendien was kindermoord zo’n zware misdaad tegen God dat er automatisch de doodstraf op stond. De autoriteiten wisten ook wel dat het als achterdeurtje naar de hemel werd gebruikt en probeerden dat minder aantrekkelijk te maken door foltering voor de executie. Dat hielp niet, de praktijk stopte pas toen in de 19de eeuw de doodstraf werd afgeschaft.”

Des Teufels Bad wekt een harde wereld tot leven. Franz en Fiala filmden in een armoedige grensstreek met Tsjechië in ruïnes en krotten die vaak uit de 18de eeuw stamden. Het moest echt ogen. Franz: „Elk kostuum moest fouten en beschadigingen bevatten. Het was immers handwerk dat van moeder op dochter en zus tot zus overging. Kleren waren te strak of te wijd, zaten vol gaatjes en lapjes. Maar het was best veel werk, die imperfectie.”

Duister en koud

Duister is hun film ook. Franz: „In zo’n vallei zie je in de winter nauwelijks zonlicht. In die huisjes met dikke muren en piepkleine ramen was het haardvuur vaak de enige lichtbron.” Fiala: „We filmden op 35mm, dat is veel minder lichtgevoelig dan digitaal. Als de lichtmeter van de cameraman de melding ‘error’ gaf, was het goed.”

Opvallend is ook dat de dorpelingen vissers zijn die een linie in een meertje vormen en de vis dan richting de netten drijven. Die techniek wordt nu met kaplaarsen bedreven, maar stamt zeker uit de 12de eeuw. Fiala: „Het idee was eerst dat het verhaal zich in de zomer afspeelt en iedereen op het land werkt. Maar dat ziet er vaak slecht uit in historische films, de acteurs hebben niet genoeg geoefend om geloofwaardig te zijn als boeren die hooien of de oogst binnenhalen. Dat vissen is onverwachts en voegt een laagje documentaire textuur aan de film toe.”

Het was wel afzien voor de cast, die vaak tot hun middel door het water waadde. Franz: „Soms lag er zo’n dun vliesje ijs op, maar wij gingen er uit solidariteit ook in. We waren gezegend met een cast die echt het 18de-eeuwse leven in wilde duiken, [hoofdrolspeler] Anja Plaschg voorop. We bedachten een scène waarin ze door een veld rende, maar de cameraman zei: onmogelijk, veel te veel distels. Anja stortte zich er enthousiast in.”

Fiala: „We maakten ons wel zorgen om de kou, Anja is vrij fragiel en mager. Maar ze vertelde ons dat ze al weken voor de opnames dagelijks een ijsbad nam om eraan gewend te raken.” Franz: „We hebben samen echt geleden. Dat maakt deze film best een emotionele ervaring.”

Praten over zelfdoding kan gratis, anoniem en 24/7 bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of chat op 113.nl.


De jaarlijkse anatomieles in de bioscoop: welke horror kijk je deze Halloween?

Het is Halloween, ofwel de jaarlijkse anatomieles in de bioscopen. Horror wordt steeds populairder. En steeds smeriger, blijkt uit het aanbod dit jaar. Sinds het hoogtij van de martelporno, met Saw en Hostel, waren er niet zoveel organen in beeld.

De succesvolste horrorfilm in de bioscoop wordt vermoedelijk Smile 2. Deel één was de horrorhit van 2022. Een demon liet mensen glimlachen van oor tot oor voordat ze zelfmoord pleegden voor de ogen van een toeschouwer die dan het volgende slachtoffer is. Simpel en daarom juist effectief: kijkers konden niet wachten om glimlachend achter hun partner te verschijnen als die voor de spiegel stond. Glimlachen bleek echt aanstekelijk.

Smile 2 is dezelfde film als de eerste, maar groter en ambitieuzer. Popster Skye Riley ligt nu op de haktafel. Zij zag haar drugsdealer zelfmoord plegen, en nu ziet ze overal glimlachende griezels.

Het grotere budget van het tweede deel betaalt zich uit. Shots zijn magistraal. Scènes waarin Riley haar dansroutine oefent met achtergronddansers zijn een macaber ballet en doen denken aan Dario Argento’s arthorror Suspiria. In andere scènes glijden camera’s ondersteboven door New York, een grot met wolkenkrabbers als stalactieten. Die shots betoveren, verdoven, zodat je het niet verwacht als er weer een spook in je blikveld springt. In geen film schrik je meer dan Smile 2. Voor 12 euro zeker tien hartverzakkingen.

Ook het thema is ambiteuzer: niemand gelooft Riley omdat ze denken dat het de kapsones van een ster zijn. Een hele industrie rekent erop dat zij haar verplichtingen nakomt, ongeacht de gevolgen.

Maar Smile 2 is ook saai. Alle stadia van de bezetenheid worden traag afgewerkt: van ongeloof, via acceptatie, tot verzet. Gen Z zat zeker 30 procent van de speeltijd op hun telefoon in de bioscoop waar ik zat. Ik nam het ze niet kwalijk.

Voor een horrorfilm zonder enig ontwarbaar verhaal moet je naar Terrifier 3. Volledig samen te vatten als: Art the Clown houdt van moorden; liefst zo misselijkmakend mogelijk. Deze lowbudgethorror is een nog groter succes dan deel twee. Terrifier 3 verslaat momenteel zelfs die andere clown, Joker: Folie à Deux, in de Amerikaanse bioscopen.

Terrifier 2 eindigde met de onthoofding van Art. Onverklaarbaar staat hij in het derde deel op uit de dood en gaat hij zitten in een schommelstoel. Om vervolgens vijf jaar lang griezelig te wiegen, tot hij verstoord wordt en zijn moordlust hervindt.

Daarna volgt twee uur lang (!) gruwelijke moord. Met kerstthema. Art the Clown blaast kinderen op in een kerstmannenpak. Hij behangt de kerstboom met darmen. En uiteindelijk richt hij zich op final girl Sienna, de enige die hem overleefde.

De lol? De moorden zijn altijd net iets gruwelijker, net iets ranziger dan je kunt bedenken. Je ziet ze al zitten in de schrijfkamer: ‘Iets met ratten en een slokdarm, daar móét wat in zitten.”

Het werkt omdat Art the Clown zo’n grappig, doodeng cultmonster is. Hij haalt een kinderlijk geluk uit moorden. Achteraf wijst hij naar zijn slachtoffers en lacht hij ze uit, wrijvend over zijn buik als een mimespeler.

Er zit wel een grens aan hoe lang dit grapje leuk is. En de grootste gruwel is de gedachte dat er waarschijnlijk nóg een twee uur lang deel aankomt. Alhoewel, zonder de Terrifier-franchise stort vermoedelijk de Noord-Amerikaanse nepbloedmarkt in.

In Azrael wordt maar één persoon ontdaan van ingewanden. De jonge Azrael (betekenis: engel des doods) wordt opgejaagd door een sekte die mensen offert aan bosmonsters. Praten hebben ze ongoddelijk verklaard, dus de film bevat bijna geen dialoog. Die stilte laat veel onduidelijk: wat wil de sekte, wie is hier de goeierik? Dat geeft de film mysterie en spanning, die aan het einde grandioos wordt ingelost. Mede dankzij een brommend geluidsontwerp en het hoge tempo blijft Azrael spannend als de hoofdpersoon van de ene naar de andere kant van het bos wordt gejaagd. Toch laten de personages je grotendeels onberoerd. Samara Weaving speelt elke emotie ongeloofwaardig hevig. En de sekte is zó generiek dat je je interesse verliest: pijen, kerkjes, enge tekeningen en bouwseltjes van twijg.

Voor degenen zonder sterke maag is er nog Venom: the Last Dance. Het laatste deel van superheldenfabriek Marvels antiheldenserie is strikt genomen geen horror, maar er worden genoeg hoofden afgebeten om toch een Halloween-gevoel te krijgen.

In eerdere delen zagen we Eddie Brock (Tom Hardy) kennismaken met Venom: een alien die in zijn lichaam komt wonen. Venom is barbapapa uit de hel, en kan veranderen in alles, van paarden tot monsters met grote rijen tanden.

De plot van het derde deel uitleggen is doelloos. Alien Knull zit vast op Klynta. Zijn enige hoop op vrijlating is de codex, die alleen te zien is in een volledige symbioot. Exact het soort sciencefictionnonsens waar superheldenfans zo moe van zijn: portalen, non-descripte monsters. Alleen de naam van de slechterik is ditmaal goed gekozen: Knull, koning van de leegte.

Het dreigt een invuloefening te worden – nog eenmaal cashen voor alle betrokkenen – maar Tom Hardy sleept er nog wat lol uit. In The Last Dance heeft hij zijn Jekyll and Hyde-routine geperfectioneerd. Hij kibbelt met de alien in zijn hoofd, wandelt als kind aan de anabolen door een wereld die hij niet begrijpt. En als hij wordt overgenomen door Venom zwiept hij heen en weer als een gebroken marionet. Dat is een echte ster: een totaal mislukte film nog enigszins leuk maken.


Clint Eastwoods laatste (?) film is een heerlijke maar middelmatige rechtbankthriller

Met weinig tot geen publiciteit gaat deze week Clint Eastwoods (vermoedelijk) laatste film uit. In weinig theaters, ook nog, schreven Amerikaanse media vorige week. Warner Bros. zou weinig vertrouwen hebben in goede commerciële resultaten. Dat de film überhaupt in de bioscoop uitkomt is „een gebaar van dankbaarheid”, zeiden medewerkers tegen Variety. Dus, hoewel Eastwood (94) zijn vertrek al zeker sinds 2004 (Million Dollar Baby) aankondigt, lijkt het dit keer definitief.

Rechtbankthriller Juror #2 zou een toepasselijke afscheidsfilm zijn. De afgelopen vijftien jaar was Eastwood verzot op gewone mannen die Het Juiste doen, ongeacht de prijs die ze ervoor moeten betalen. Juror #2 gaat daar ook over, alleen is het nu niet helemaal duidelijk wat het juiste is.

Justin Kemp (Nicholas Hoult) wordt opgeroepen om in de jury van een moordzaak plaats te nemen. Een drugscrimineel met nek-tatoeages wordt beschuldigd van de brute moord op zijn vrouw. Een makkelijke veroordeling, denken de juryleden. Lekker terug naar huis, voor de kinderen zorgen, naar de bloemenzaak en wat gewone Amerikanen nog meer doen. Op één jurylid na: Kemp. Tot zover is het 12 Angry Men. Maar er is een twist: Kemp is overtuigd van zijn zaak, omdat hij het slachtoffer zélf heeft doodgereden. Hoe meer hij zijn medejuryleden overtuigt, hoe meer het bewijs naar hemzelf wijst. Wat is Het Juiste hem waard?

Het is een leuke twist op Eastwoods thematiek, en op de klassieke Amerikaanse rechtbankfilm (waar niet alleen de verdachte, maar ook ‘de waarheid’ terechtstaat). En Eastwood speelt mooi met de clichés. Warm licht valt door luxaflex in de ogen van ruwe, broeiende mannen. Glazen whisky lokken dilettanten in snelwegbarretjes vol countrymuziek. En de gepensioneerde politie-agent tikt zo nostalgisch aan zijn hoed. Soms wordt het bijna ironisch: als Kemp en zijn vrouw verkleed gaan als het echtpaar uit Grant Woods American Gothic. Dit is het Amerika dat Clint Eastwood in zijn carrière van zeventig jaar bij elkaar sprokkelde, en je zou er wel veertig films in willen doorbrengen.

Soms schiet de film door in zijn Norman Rockwell-gehalte. De meeste personages zijn stereotypes. Kemps vrouw (Zoey Deutch) is de perfecte, geduldige, zorgzame vrouw; ze heeft dan wel een „risico-zwangerschap” maar ze doet niet lastig. En de jury zit vol typetjes: een lieve ouwe bes, een stoner die iedereen dude noemt, een boze zwarte man, brutale zwarte vrouw, Aziatische dokter, tuttebel. Het maakt de film soms onbedoeld grappig, wat afbreuk doet aan de spanning en emotionele complexiteit. Zeker tijdens de juryberaden waaruit de film voor een groot deel bestaat.

Onbedoeld grappig is de plot ook. De incompetentie van iedereen – lijkschouwer, rechter, openbaar aanklager, wie dan ook – is soms ridicuul. Eén personage verdwijnt middenin de film zonder goede reden. En soms lijkt het alsof Eastwood plotseling een re-make van 12 Angry Men begint te maken. Het is dat Nicholas Hoult je telkens weer naar binnen trekt met zijn waterige, schuldbewuste ogen.

Juror #2 is geen meesterwerk. Maar het is sfeervol, spannend en behoeft niet te veel aandacht (sterker nog: liever niet). Eastwood vraagt zich nog één keer af: is het nog mogelijk het juiste te doen in deze complexe tijd? Het antwoord zal je niet shockeren, maar prettig is het wel.


Wat hebben nierstenen te maken met de ecologische crisis? In docu ‘Apple Cider Vinegar’ van alles

Je herkent misschien m’n stem, zegt de verteller van Apple Cider Vinegar aan het begin van de film. En dat is het nou juist. Haar stem klinkt bekend. Maar herkennen? Hij stond jarenlang bekend als ‘de stem van onze planeet’, zegt ze. Wacht. Was er nog een vrouwelijke pendant van natuurfilmer David Attenborough?

Na jarenlang natuurdocumentaires gemaakt te hebben, gaat ze nog een keer op pad, de vrouw van de stem. Ze maakt inderdaad natuurdocumentaires. Ze heeft nierstenen en bekijkt ze met dezelfde nieuwsgierigheid als ze onze natuurlijke wereld bekijkt. Ze raakt geïnteresseerd in stenen en mineralen, ziet allerlei parallellen tussen wat er in het menselijk lichaam groeit en wat er daarbuiten gebeurt. Nierstenen zijn een soort koraalriffen, betoogt ze, alarmsystemen van lichaam en aarde. En flits. Daar bevinden we ons in gezelschap van forensisch detective Lorna Dawson, die sporenonderzoek doet. En hop. Daar staan we in een steengroeve in Palestina. Of bovenop een vulkaan in Kaapverdië. „Net als vulkanen had ik nieuwe landmassa gemaakt”, zegt ze.

Als er een vrouwelijke David Attenborough was dan had ze precies het soort films gemaakt als Apple Cider Vinegar van de Belgische cineast Sofie Benoot (1985): zorgvuldig in elkaar gepuzzelde mozaïeken van bizarre toevalligheden, ongewone hoofdpersonen en grillige associaties. Apple Cider Vinegar is een essayistische documentaire. Alles is waar, behalve het begin. Dat is verdichting. De documentairemaker is een fictieve stand-in voor Benoot. Ze heeft de stem van actrice Siân Phillips, een van de grande dames van het Britse theater. Daarom klinkt ze natuurlijk zo hypnotiserend. De niersteen is een excuus om een poëtisch-ecologisch onderzoek te doen naar stenen en gesteenten. Het is het kiezeltje dat in de vijver wordt geworpen. De film volgt de kringen. En geeft gelegenheid om na te denken over geopolitieke en ecologische vragen.

Benoot heeft deze manier van filmmaken niet bedacht. De Franse filmmaker Agnès Varda was er meesterlijk in. Geestig en lichtvoetig begon zij bijvoorbeeld met afgedankte hartvormige aardappels op het land, en maakte dan een film over kunst en armoede (Les glaneurs et la glaneuse, 2000). Benoot reist als een dochter van Werner Herzog de wereld rond met haar niersteen in de hand. Herzog is waarschijnlijk de enige andere filmmaker die een film over sedimenten en erosie zo grappig en zo spannend kan maken als Benoot doet.

Voor een toeschouwer heeft die manier van filmmaken iets heilzaams. Je leert allerlei dingen. En je gaat er beter door kijken. De verteller is bijvoorbeeld dol op wildcam-filmpjes (camera’s gericht op dieren en natuurgebieden). Namelijk omdat er zomaar iets kan gebeuren, een leeuw kan bij wijze van spreken plotseling het beeld binnenlopen. Terwijl ze dat zegt zien we een besneeuwde spoorwegovergang. Een kleine tijgerkat springt over de rails. En weg is ze weer. En zo zit dit bijzondere filmische kleinood vol met allerlei onverwachte cadeautjes.


Regisseur Ali Abbasi over ‘The Apprentice’ en de jonge Donald Trump: ‘Bijna elke Amerikaan die ik ken is een sjacheraar’

De Deens-Iraanse regisseur Ali Abbasi (43) oogt opvallend monter als ik hem 14 oktober via Zoom een half uur spreek in Londen. Zijn vileine, biografische film The Apprentice, over de verwording van de jonge Donald Trump is net uit in de VS en stelde daar afgelopen weekeind teleur met een recette van 1,7 miljoen dollar. Gelukkig draagt Trump eindelijk wel zijn steentje bij aan de marketing. Op zijn medium Truth Social spreekt hij van goedkope, smaakloze laster. „Zo triest dat TUIG als de mensen achter dit hopelijk geflopte project zomaar mogen zeggen wat ze willen om een politieke beweging te beschadigen.”

Abbasi is niet bang uitgevallen. Hij ontriefde in 2022 de ayatollahs met Holy Spider, over de jacht op een religieus geïnspireerde seriemoordenaar in Iran. Toen The Apprentice in Cannes in première ging, dreigde Trumps team met een rechtszaak. Kom maar op, reageerde Abbasi. „We weten allemaal hoeveel processen Trump begint, maar hoeveel wint-ie er?”

De juridische dreigementen waren altijd bluf, veronderstel ik. Trump wil niet dat de presidentscampagne gaat over zijn liposuctie of haaroperatie, amfetaminegebruik of de verkrachting van zijn ex Ivana, zoals The Apprentice toont – en Ivana in 1990 onder ede verklaarde, voordat ze het weer introk.

Abbasi: „Ik heb een appartement van 200.000 euro in Kopenhagen met een toiletdeur die niet goed sluit, en tegenover mij staat een machtige miljardair met een enorme aanhang. Ik ben niet in staat me te verweren met een slimme juridische strategie, maar ik heb ook weinig te verliezen naast mijn integriteit en waardigheid.”

The Apprentice verwijst naar de realityshow die de failliet verklaarde Donald Trump in de 21ste eeuw een nieuw leven gaf als reality-ster en verondersteld zakelijk genie. In de film is hij 26 jaar, een niet onaantrekkelijke blonde deegbal onder de plak van papa Fred, projectontwikkelaar en huisjesmelker uit Queens. Donald Trump is onzeker maar ambitieus, wil meedoen met de grote vastgoedjongens van Manhattan. En zo wordt hij tovenaarsleerling van de beruchte fixer Roy Cohn, een reactionaire, zelfhatende homo die in de jaren vijftig rechterhand was van senator Joseph McCarthy in diens heksenjacht op alles wat links of homoseksueel was. Cohn, een beetje verliefd, brengt de jongeman zijn drie beginselen bij: 1) Aanvallen, aanvallen, aanvallen. 2) Ontken alles. 3) Geef nooit verlies toe, claim de overwinning. Ethiek doet er niet toe, alles draait om winnen.

Was het altijd al het idee deze film uit te brengen tijdens de verkiezingsrace?

„Toen ik in 2018 voor de film tekende was Donald Trump nog president. Ik grapte met (scriptschrijver) Gabe Sherman dat het leuk zou zijn de film vlak voor de verkiezing van 2020 te droppen. Maar eerst was er Covid en na de Capitoolbestorming van 6 januari wilde niemand het even over Trump hebben. Later zorgde de acteursstaking nog voor uitstel. We hadden kunnen wachten tot na de presidentsverkiezingen, maar ik pushte voor deze datum. Je wilt deel uitmaken van de verkiezingskoorts, zelfs al is dat commercieel niet ideaal omdat de mensen politiek oververzadigd zijn.”

Het bleef lang een vraagteken of uw film überhaupt in de VS uitging. Knielde Hollywood al bij voorbaat voor de nieuwe keizer?

„Het was echt bizar. The Apprentice was al vroeg aan zo’n beetje de hele wereld verkocht, maar er was een contractueel probleem: hij kon pas elders uitgaan als hij in de VS werd vertoond. Zonder release daar waren wij totaal verneukt.”

In Cannes was het verhaal dat miljardair Dan Snyder ‘The Apprentice’ wilde torpederen, een grote donateur van Donald Trump die geld in uw film had gestoken.

„Dan Snyder was niet direct bij de film betrokken. Hij investeerde in Kinematics, het filmproductiebedrijf van zijn schoonzoon Mark Rapaport, als een soort huwelijksgeschenk. En aanvankelijk zei Mark tegen mij: ik weet dat je geen middle of the road-filmmaker bent, gooi je kont maar tegen de krib, ik steun je door dik en dun. Maar tijdens de opnames veranderde Trump van een marginale en vagelijk belachelijke ex-president tot straks wellicht de machtigste man op aarde. De vriendschappelijke feedback van Kinematics kreeg geleidelijk een meer juridische toon.

„Wat Dan Snyder betreft: ik hoorde dat hij een ruwe versie van de film zag [met een later gesneuvelde droomscène waarin Roy Cohn het bed deelt met Donald Trump] die hij vreselijk vond. Maar volgens mij wilde hij mijn film niet zozeer torpederen op politieke gronden, maar omdat hij bang was voor financiële represailles van Trump. Dat gold ook voor de filmdistributeurs. Ik was zo naïef. The Apprentice is een spraakmakende film, dacht ik. Actueel, geselecteerd door Cannes, met filmsterren, redelijk goed ontvangen. Warner Bros en Netflix stonden in de rij om hem uit te brengen! Maar na de juridische dreigbrief van Trumps team was het heel lastig een distributeur te vinden met de ballen om de film uit te brengen. Ik ben heel blij dat het alsnog lukte en Kinematics zich liet uitkopen.”

Amerikaanse critici klaagden dat uw film ‘niks nieuws brengt’. Vreemd, dit is toch de eerste biopic over Trump.

„Ik ben een buitenstaander, dus ik mis vast een hoop nuances. Maar zo ingewikkeld is Amerika nu ook weer niet. Iedereen probeert elkaar geld uit de zak te kloppen, daar word je van jongs af aan in getraind, bijna elke Amerikaan die ik ken is een sjacheraar. Iets is waardevol als het geld opbrengt, populair is. Die logica werd nog versterkt in de jaren tachtig, toen Trump opkwam. De wereld is een zero sum game, het is alles of niets, winnen of verliezen. Het middenklasse-ideaal van een prima leven met een bescheiden inkomen kan je doel niet zijn. Dan ben je een loser.”

U zou Trump ‘humaniseren’, is een ander verwijt. Links lijkt bang hem als mens te zien of zelfs zijn naam te noemen. Alsof hij heer Voldemort is.

„Als Europeaan heb ik vermoedelijk meer emotionele afstand, en ik groeide op in een humanistische traditie die altijd iemands menselijkheid zoekt. Trump lijkt me zowel qua demonisering als heldenverering gecoverd toch? Wat ontbreekt, is de mens, hoe een jongeman verandert in wat hij nu is. Het zal voor velen geen nieuws bevatten, maar hé, Ridley Scott krijgt 300 miljoen dollar voor een film over Napoleon die evenmin iets nieuws beweert. Dat is ook niet het punt van speelfilms. Die zijn er om je iets te laten ervaren.”

Ik zag de miniserie ‘Angels in America’ terug, waarin Al Pacino fixer Roy Cohn speelt, stervend aan aids. Bij Pacino is hij een brullende patriarch, uw acteur Jeremy Strong treft beter zijn dode ogen en toonloze dreiging, dat reptielachtige…

„Ik vind beide vertolkingen van Roy Cohn geweldig. Weet je dat ik me onlangs aan tafel wist te wurmen bij een diner van Al Pacino en Jeremy Strong, die al heel lang zijn grootste fan is? Dat was me wat zeg… Maar inderdaad, Roy Cohn was geen schreeuwer maar een fluisteraar. Zeer reptielachtig, soms zie je zijn tong zelfs tussen zijn tanden flitsen.”

Na het festival in Cannes heeft u nog een en ander aan de film veranderd, lees ik. Met name die verkrachting van Ivana.

„Die verkrachting had ik afgezwakt als slap compromis. Toen Kinematics eenmaal was uitgekocht, heb ik de scène weer aangescherpt. Sowieso heb ik me meer gefocust op Donalds emotionele boog. Zo sneuvelde ook een op feiten gebaseerde scène waar maffiosi brand stichten in de Trump Tower als hij niet over de brug komt. Die leidde af.”

‘The Apprentice’ zou een trilogie moeten worden. Deel 2: Trump gaat failliet en herrijst als reality-ster. Deel 3: Trump wordt president.

„Maar dat zou zonder zijn mentor Roy Cohn zijn. Zonde. Misschien kan Cohn dan als spook Donald Trump advies in het oor fluisteren, of als die papegaai op de schouder van de schurk Jafar in tekenfilm Aladdin. Maar alleen winstgevende films krijgen een vervolg. En dat valt bij deze nog te bezien.”