Ondertitels en Netflixen maken de Oscars een wereldfilmprijs

De Oscars worden steeds internationaler. Een doorbraak waren de vier Oscars voor de Koreaanse thriller Parasite in 2020, die onder meer de prijzen voor Beste Film en Beste Regie won. „Als u over de één inch hoge barrière van de ondertitels heen springt, maakt u kennis met zoveel verbazingwekkende films”, hield regisseur Bong Joon Ho Hollywood toen voor.

Hij was niet de eerste buitenlander die Hollywood opriep ondertitels te omhelzen. De Nederlandse regisseur Fons Rademakers sprak bij zijn Oscarspeech voor De Aanslag in 1987 namens het gouden beeldje: „Laat u niet afschrikken door ondertitels. Oscar denkt dat het de moeite waard is om soms kennis te nemen wat mensen denken en doen in andere talen.” Mike van Diem monkelde bij zijn Oscar voor Karakter in 1998: „Dit beeldje maakt duidelijk dat mijn film verdomd goede ondertitels heeft!”

De status van de Oscar, die in 1929 werd ingesteld om de louche reputatie van Hollywood op te vijzelen, is van oudsher ambivalent. Is het een Amerikaanse filmprijs of een wereldkampioenschap? Hollywood liet dat van oudsher graag in het midden: dat bestendigt je status als de berg Olympus van de filmwereld. Maestro’s als Ingmar Bergman en Frederico Fellini werden daarom negen- en twaalfmaal genomineerd, al was het natuurlijk niet de bedoeling dat ze de Oscar ook daadwerkelijk wonnen.

Buitenlanders mochten wel winnen in het getto dat in 1956 voor ze werd opgericht: ‘Best Foreign Language Film’, in 2019 omgedoopt tot het meer inclusieve ‘Internationale Film’. Maar dat overstroomt de afgelopen jaren stelselmatig: tien tot twintig ‘gewone’ nominaties voor ondertitelde films zijn het nieuwe normaal. Dit jaar werden twee films in vreemde talen genomineerd voor Beste Film: het Duitstalige The Zone of Interest (in totaal 5 nominaties) en de (overwegend) Franse Gouden Palm-winnaar Anatomie d’une chute (ook 5 nominaties). Het half Koreaans gesproken Past Lives is in de race voor Beste Film en Scenario. Dat valt nauwelijks op, want vorig jaar won het Duitstalige Im Westen Nichts Neues vier van zijn tien Oscarnominaties en in 2019 verzilverde het Mexicaanse Roma drie van zijn tien Oscarnominaties. Voorheen gebeurde dat ook wel eens: denk aan Holocaustkomedie La vita è bella in 1998 of de Chinese wuxia-film Chrouching Tiger, Hidden Dragon in 2001. Maar dat was mondjesmaat.

Het Oscarsucces van buitenlandse films hangt deels samen met de veranderde samenstelling van The Academy, de club filmprofessionals die verdeeld over zeventien beroepsgroepen stemt voor de Oscars. Toen The Academy in 2012 94 procent wit, 77 procent man en gemiddeld 62 jaar bleek te zijn, volgde een massale instroom van nieuwe leden om het gekleurder, vrouwelijker en jonger te maken. Die groei van 5.800 naar 9.500 stemgerechtigde leden bracht ook veel niet-Amerikanen aan boord: ruim 2.100. Dat betreft vooral Britten, maar dit jaar werd er vanuit 93 landen voor de Oscarnominaties gestemd. De branche van documentairemakers is nu al zo internationaal dat dit jaar geen enkele Amerikaanse documentaire werd genomineerd.

Ondertitels

Belangrijker is nog dat Amerika de ondertitels heeft omhelsd. Nasynchroniseren van films sloeg er nooit zo aan: cinefielen verkozen ondertitels, het grote publiek zag sowieso nooit iets van over de grens. Maar dat laatste is onder invloed van Neflix snel veranderd. Onlangs pochte Netflix-baas Reed Hastings bij de officiële opening van zijn Europese hoofdkwartier in Amsterdam dat zijn bedrijf een mondiale filmcultuur schept. Hij heeft een punt. Netflix’ streaming-rivalen zijn vooral Hollywoodstudio’s die hun Amerikaanse calalogus uitventen, Netflix zet wereldwijd in op lokale productie. Gevolg is dat de halve wereld nu kijkt naar het Koreaanse Squid Game, het Nederlandse The Forgotten Battle of het Spaanse La casa de papel – mét ondertitels. De VS vormen geen uitzondering: 30 procent van de kijktijd gaat daar nu op aan buitenlandse ‘content’.

Uit een peiling bleek vorig jaar dat ruim de helft van 1.200 Amerikanen inmiddels vrijwel continu ondertitels aanzet: 70 procent bij Gen Z, 35 procent bij boomers. Ook Amerikaanse films ziet men ondertiteld omdat dialogen moeilijk verstaanbaar zijn door matige audio, men via mobieltjes kijkt op plekken met veel omgevingsruis of thuis de tv zachter dan gewenst zet om huisgenoten te sparen. Ruim 62 procent klaagt bovendien over lastig te begrijpen accenten en dialecten.

Bong Joon Ho heeft dus zijn zin: ondertitels zijn een slinkend obstakel. Ben je ze eenmaal gewend op tv of tablet dan zijn ze ook in de bioscoop niet meer zo’n bezwaar. Donald Trump zag het in 2020 aankomen. Na de winst van het Koreaanse Parasite klaagde hij: „Kan Gone With the Wind niet gewoon weer winnen alstublieft?”

Gezien de kosmopolitische trend in The Academy én het kijkpubliek, houden buitenlandse films de wind vermoedelijk nog wel even in de zeilen. Dat is voor The Academy ook commercieel gunstig: het Oscargala kampt al heel lang met slinkende Amerikaanse kijkcijfers. Wellicht kan de rest van de wereld dat nu een beetje compenseren.


Fien Troch over haar nieuwste film: ‘Misschien is luisteren wel de bijzondere gave van Holly’

Hoe komt het toch dat Belgische makers veel vaker worden geselecteerd voor internationale filmfestivals dan Nederlandse? Holly van de Vlaamse Fien Troch maakte afgelopen september deel uit van de de hoofdcompetitie van het filmfestival van Venetië. Troch heeft geen antwoord op de vraag, vertelt ze na haar première op het Lido: „Ik kan alleen benadrukken dat interessante dingen ontstaan als je niet te veel wordt gestuurd en je de vrijheid hebt om te experimenteren én om te falen.”

Dat experimenteren heeft de nu 45-jarige Troch uitgebreid gedaan in haar afgelopen vier films en doet ze óók in Holly, waarin ze grauw sociaal realisme combineert met paranormale elementen.

Het leidt tot een moeilijk te categoriseren film. De vijftienjarige Holly lijkt een dodelijke schoolbrand te hebben voorvoeld. Als ze enkele maanden later vrijwilligerswerk doet met mensen die naasten hebben verloren bij de ramp, krijgen sommigen het gevoel dat Holly hen van verdriet verlost of dat ze zelfs contact heeft met het hiernamaals. Van een paria die volgens schoolgenoten stinkt, verandert ze in iemand die wordt aanbeden.

Troch werkte opnieuw met echte, onervaren pubers in plaats van de volgroeide twintigers die in Hollywoodfilms vaak tieners spelen. Kinderen zijn een rode draad in Trochs oeuvre. Zoals het uitgebeende Kid (2013), waarin je door kinderogen de financiële worsteling van een alleenstaande moeder ziet en de traumatiserende gevolgen. Of haar vorige film Home (2017), een gewelddadig relaas over conflicten tussen enkele pubers en hun ouders, die geen idee hebben hoe ze met elkaar kunnen communiceren. Die laatste film bevatte zelfs beelden die door haar tieneracteurs zelf met hun smartphones waren gemaakt.

Eigenlijk wilde ze na Home geen film meer maken met pubers, vertelt de Vlaamse. „Je bent toch bang om in herhaling te vallen. Én mijn eigen zoon is nu vijftien. Ik maakte altijd films over personages die ver afstonden van de leeftijd van mijn eigen twee kinderen omdat ik niet het gevoel wilde hebben dat ik iets over hén aan het vertellen ben.”

Maar tijdens het ontwikkelen van het script werd duidelijk dat ook Holly over pubers moest gaan. Troch schreef in eerste instantie een scenario over een gemeenschap die in rouw is, zonder al te veel narratief. Maar dat verhaal liep niet goed. Tot ze één detail uit de basisopzet uitlichtte: een jong meisje dat „als heel speciaal wordt gezien en daarom aanbeden”. Troch: „Het was een interessante combinatie, iemand met bijzondere ‘gaven’ en een getraumatiseerde gemeenschap die daar heel graag in wil geloven.”

Troch combineerde dit gegeven met een ander onderwerp dat haar fascineerde: „Waarom mensen graag goed willen doen of de wereld veranderen.” En de vraag of echt altruïsme bestaat. Holly begint in het verhaal misbruik te maken van haar talent. Troch: „Ik merkte bij het schrijven dat het personage tegelijkertijd een soort onschuld moest hebben én de verwachting oproepen dat ze enige verantwoordelijkheidszin heeft. Dan kom je uit bij iemand op een kantelpunt, van vijftien, zestien.”

Fien Troch: „Waarom mensen graag goed willen doen of de wereld veranderen, fascineert mij.”
Foto EPA/Ettore Ferrari EPA

Troch castte voor Holly, net als voor Home, tieners zonder acteerervaring. Je ziet en voelt in veel scènes het ongemak, door hun onhandige bewegingen of manier van spreken. Goed voorbeeld zijn de scènes met Holly’s beste vriend Bart, een personage dat „ergens op het spectrum zit” en waarvoor een acteur werd gecast die „neurodivers” is, een parapluterm voor mensen met bijvoorbeeld AD(H)D of autisme. Bart (Felix Heremans) ziet er niet alleen uit als een echte puber – opgeschoten lichaam, vlassig snorretje – de interacties tussen hem en anderen hebben vaak iets knullig of zijn rommelig. Troch legt uit dat ze niet wil dat iets ‘te goed’ is geacteerd. „Ik merk dat ik zelf niet altijd emotioneel betrokken ben als ik een acteur heel goed zie ‘spelen’. Geloofwaardigheid heeft bij mij ook met andere zaken te maken dan talent en goed kunnen acteren.

„Bovendien merkte ik bij Home dat ik een techniek had gevonden waarbij mensen op set gewoon zichzelf waren, maar doordat ik hen een beetje stuurde plots ‘iemand anders werden’.”

Holly vertoont lichte parallellen met films als Brian De Palma’s Carrie, over een gepeste middelbare scholier met telekinetische krachten. (Hoofdrolspeelster Sissy Spacek was in die film trouwens 26 toen ze Carrie speelde.) Maar bij Troch blijft veel meer in het midden wat er aan de hand is met de hoofdpersoon, dan in De Palma’s horrorklassieker. „Ik heb op een bepaald moment geprobeerd om het explicieter te maken, maar ik voelde dat ik dan in clichés verviel uit films die dat al eerder én beter hebben gedaan. Ik wist snel dat mijn kracht daar niet lag.” Dus liet ze alles implicieter, ze wilde het bovendien ook meer hebben over de vraag waarom iedereen zo graag wil geloven dat Holly bovennatuurlijke krachten heeft.

Wat gelooft Troch trouwens zelf, heeft Holly wel of geen ‘bijzondere gaven’? „Holly heeft voor mij zeker een kracht, maar misschien is die niet zo ‘spannend’ als wat mensen denken. Misschien is ze gewoon iemand die voor de eerste keer echt naar mensen luistert.”

https://www.youtube.com/watch?v=X__3QDL0XH4


Hoe Ava DuVernay haar dromen najaagt, ook zonder Netflix

Ze had „de tijd van haar leven”, zegt regisseur Ava DuVernay over het maken van Origin, haar vijfde lange speelfilm. En dat terwijl de aanloop stroef was: haar verfilming van Caste: The Origins of Our Discontents (2020), een lijvig non-fictieboek van journalist Isabel Wilkerson, werd aangekondigd als Netflix-productie met als werktitel ‘Caste’, maar verdween daar nog voordat de opnames waren begonnen van de agenda.

DuVernay wijdt het diplomatiek aan een timing-probleem: ze wilde deze film per se uitbrengen vóór de aanstaande presidentsverkiezingen in de VS, en bij Netflix kon dat niet. In plaats daarvan wierven DuVernay en haar zakenpartners zelf het benodigde geld: 38 miljoen dollar in totaal, van liefdadigheidsinstellingen, non-profits en andere vermogende Amerikanen, onder wie vier basketballers. Allemaal „gelijkgestemden”, licht DuVernay telefonisch toe vanuit haar woonplaats Los Angeles, die haar „totale creatieve vrijheid” gaven. „Geen verhaallijn die moest worden aangepast om mensen tegemoet te komen.” Na meer dan tien jaar werken voor grote studio’s en streamers terug naar haar ‘indie’-roots: DuVernay noemt het „fantastisch”.

Sinds ze op haar tweeëndertigste voor het eerst een camera oppakte (ze begon als journalist en had daarna haar eigen pr-bureau, waardoor ze veel op filmsets kwam) heeft Ava DuVernay zich op eigengereide manier een plek in de Amerikaanse filmindustrie verworven. Selma (2014) over Martin Luther King en de documentaire 13th (2016), over het van racisme doortrokken Amerikaanse justitieapparaat, werden beide genomineerd voor een Oscar.

13th is te zien op Netflix, net als When They See Us (2019, over de vijf tieners die in 1989 onterecht veroordeeld werden na een moord in Central Park) en Colin in Black & White (2021, over de tienerjaren van American football-speler Colin Kaepernick): alledrie typische DuVernay-producties, waarin ze schrijnende historische feiten dramatiseert zonder in bitterheid te vervallen. Uitstekend acteerwerk en soundtracks vol hiphop houden een groot publiek bij de les: voor de generatie na haar geldt DuVernay als rolmodel voor het najagen van je artistieke dromen zonder dure kunstopleiding. Haar productiemaatschappij Array richt zich vooral op verhalen van mensen van kleur. Daarbij is DuVernay een stijlicoon: een Ava-Barbie was zo uitverkocht.

100 miljoen dollar-budget

Niet alles gaat goed. Voor het Disney-actie-extravaganza A Wrinkle in Time (2018) kreeg DuVernay als eerste zwarte vrouw ooit een budget van meer dan 100 miljoen dollar, maar de film flopte jammerlijk. Haar plan om Isabel Wilkersons vuistdikke Caste te verfilmen stuitte op scepsis: het boek was een bestseller, maar bevat geen duidelijke verhaallijn.

Caste is een breed uitwaaierende analyse van drie systemen van sociale ongelijkheid: het Indiase kastenstelsel, de Jodenvervolging tijdens het nazi-regime en de positie van Afrikaans-Amerikaanse burgers in de VS. Aan alle drie ligt het idee van ‘kaste’ ten grondslag, aldus Wilkerson, in de basale betekenis van het plaatsen van de ene bevolkingsgroep boven de andere. Welke reden daarvoor bedacht wordt (religie, etniciteit, land van origine, enzovoort) doet er minder toe dan het doel: het vestigen en in stand houden van macht.

DuVernay moest het boek drie keer lezen om het echt te begrijpen: voor iemand die haar leven en werk tot dan toe primair door een ‘Afrikaans-Amerikaanse lens’ had bekeken, bood Caste een radicaal nieuw, mondiaal perspectief. Dat het racisme in de VS verband houdt met andere groepen mensen in andere tijden mag voor Europeanen dan bekend klinken, voor DuVernay was het dat niet.

Haar grootste aha-moment kwam toen ze bij Wilkerson las over de historische connectie tussen de rassensegregatie in het zuiden van de VS (de ‘Jim Crow’-wetten) en de Jodenvervolging tijdens het naziregime: in de film zijn nazi-advocaten te zien die zich lovend uitspreken over het ‘nuttige’ Amerikaanse systeem van ‘raciale inferioriteit’.

Ava DuVernay
Foto AP

DuVernay: „Ik heb een graad in African-American Studies van een grote universiteit, en ik had hier nooit over gehoord. Het maakt je nieuwsgierig naar wat er nog meer wordt achtergehouden – de verborgen lijnen in de geschiedenis waar we zoveel van zouden kunnen leren.”

U koos ervoor om auteur Isabel Wilkerson niet alleen de verteller van uw film te maken, maar ook de hoofdpersoon: haar privéleven vormt de rode draad. Wat vond ze van dat idee?

„Toen ik haar mijn visie had uitgelegd, ging ze binnen een week akkoord. Ik kon haar twee jaar lang alles vragen over kaste, maar ook over haar verliezen en haar liefdes. Ze was heel gul met haar tijd.”

Het leven van een vrouwelijke denker en schrijver is een zeldzaam gegeven in de cinema. Hoe hebt u de visualisering daarvan aangepakt?

„Er zijn inderdaad nauwelijks films over ‘a woman in thought’ – laat staan een zwarte vrouw. Maar ik ben zelf schrijver; ik leef in mijn hoofd. Denk- en onderzoekswerk is heel actief, ook al zit je voornamelijk. Een dag in de bibliotheek zit voor mij bomvol actie, dus dat moest ik zien weer te geven.”

In de film wordt Wilkerson zowat verslagen door al het achterstallig onderhoud in haar huis…

„Worden we dat niet allemaal?”

… en treft dan een loodgieter met een MAGA-pet op (Make America Great Again, de slogan van Trump). Toch komen die twee in korte tijd nader tot elkaar, als ze het over het verlies van hun ouders hebben.

„In het boek gaan ze ook nog samen meubels verschuiven en komen ze tot een echte samenwerking. Dat hebben we allemaal gefilmd, maar ik vond het waarachtiger om het eerder af te breken. Ik wilde het publiek uitdagen om te bedenken hoe ze zelf zouden handelen in zo’n situatie. Dit soort kleine momenten zijn allesbepalend voor onze ervaring met andere mensen. Onder alle verschillen, van petten tot religie tot huidskleur tot gender tot seksuele voorkeur, hebben we dingen gemeen.

„Ik las Caste aanvankelijk als een antropologische thesis, een theorie. Maar ik begreep het pas dankzij de menselijke verhalen in het boek. Deze scène bijvoorbeeld: een zwarte vrouwelijke huiseigenaar ontvangt een arbeider bij haar thuis voor een betaalde dienst. In economisch opzicht is zij zijn baas, maar toch voelt hij zich superieur. Zijn kaste leert hem dat hij boven haar staat.”

https://www.youtube.com/watch?v=mSNi-bLhPF4


Noors ‘Songs of Earth’ is een oogverblindende ode aan leven in symbiose met soms wrede natuur

‘Loop niet zo snel dat je vergeet te kijken” is de wijze raad van de 84-jarige Jørgen aan zijn dochter Margreth Olin. Met Songs of Earth maakt zij zowel een oogverblindende ode aan haar ouders als aan het imposante landschap waar zij opgroeide: de Noorse fjorden. De familie Olin woont al generaties lang in Oldedalen, een vallei in het westen van Noorwegen. Haar vader gidst haar door het landschap dat hij op zijn duimpje kent, vier seizoenen lang. Samen met een proloog en epiloog structureren de verglijdende seizoenen de natuurdocumentaire.

Net als veel hedendaagse natuurfilms bevat Songs of Earth imposante, met een drone gemaakte beelden. Hier hebben ze ook echt een vertellende functie. De fraaie panoramashots tonen de mens als nietig wezen in een overweldigende omgeving. Het is natuur die veel geeft, maar ook neemt. Naast prachtig licht, van helder blauw tot pikzwart, laat Olin sporadisch natuurgeweld zien, met lawines en water dat donderend naar beneden valt langs hoge rotsen. Een van de mooiste droneshots toont een van boven gefilmde storm die ritmisch van boomtop naar boomtop beweegt. Dat is imponerend om te zien, maar de natuur kan ook meedogenloos zijn. Zo verhaalt Songs of Earth bijvoorbeeld van rampen waarbij hele families om het leven kwamen, zoals bij een landverschuiving waarvan we ook historische beelden zien. De Olins hebben geleerd daarmee te leven. Songs of Earth is minder expliciet in het laten zien van de gevolgen van de klimaatcrisis dan menig moderne natuurfilm. De afkalvende gletsjers spreken voor zich. Jørgen praat er even kort over, waarna hij weer kordaat over glibberende rotsen stapt.

Het is Olin te doen om het persoonlijke – de geschiedenis van haar voorvaderen in Oldedalen – en het universele. Die parallel wordt fraai geïllustreerd in sequenties die bijvoorbeeld de verweerde bast van een boom vergelijken met de oude huid van haar vader: qua textuur ontlopen ze elkaar niet veel.

Het persoonlijke zit ook in de oude volksliedjes die moeder Magnhild zingt en de poëzie die Jørgen voordraagt. Diens vader plantte ooit een spar in de vallei, eentje die inmiddels enorm is geworden, waarin hij elk jaar met Kerst lichtjes hangt. Het shot van deze verlichte kerstboom in de pikdonkere vallei is esthetisch fraai, maar heeft ook symbolische betekenis. Lang nadat wij er niet meer zijn, staat deze boom er nog. Dat stemt melancholiek, een gemoedstoestand die door de stemmige muziek wordt bekrachtigd, maar leidt uiteindelijk tot berusting. Net zoals Jørgen zich al met zijn naderende dood heeft verzoend. Want zo gaan die dingen nou eenmaal.

https://www.youtube.com/watch?v=6WS6xdvHki0


Naar de frontlinie met oorlogsfotograaf Eddy van Wessel

‘Wat ben je eng rustig”, horen we al na een paar minuten buiten beeld een stem tegen oorlogsfotograaf Eddy van Wessel zeggen. De documentaire Eddy’s oorlog is amper begonnen of we bevinden ons al ergens in stukgeschoten Bachmoet in Oekraïne. Hier is Van Wessel duidelijk op zijn plaats. Hij commandeert zijn chauffeur annex fixer, banjert door het puin, roept tegen mensen die hem vragen waarom hij hun beschadigde huis fotografeert dat hij hen niet verstaat, en zet een geelfilter op zijn lens zodat de lucht blauwer uitkomt. Van binnen woelt het wel, geeft hij met een halve zin en een handgebaar aan. Maar niemand heeft er wat aan als hij in paniek raakt.

Eddy van Wessel (1965) werkt sinds begin jaren negentig als fotograaf in oorlogs- en conflictgebieden. Hij werd voor zijn werk meermaals onderscheiden met fotografieprijs de Zilveren Camera. In een interview met journalistenvakblad Villamedia vertelde hij min of meer per ongeluk in het vak te zijn gerold. Hij was – weliswaar opgeleid als fotograaf – met een vriend mee naar Bosnië, kwam aan de frontlinie terecht, en merkte dat het hem wel lag. Kalm blijven in gevaarlijke situaties, en steeds een stap verder zetten totdat hij precies voor zijn lens heeft wat hij wil.

Hij is geen thrillseeker, bevestigt zijn echtgenote. Maar in Eddy’s oorlog zien we wel dat hij een extra zintuig heeft voor waar de actie is. Dat kan ook komen door de manier waarop de film is gemonteerd: elke scène is het prijsschieten. „Je moet je altijd afvragen: is het een foto waard waar ik nu heenloop? Als ik er geen foto kan maken hoef ik er niet eens heen te lopen. Risico nul”, vertelt hij terwijl hij met zijn familie in Zweden knakworstjes roostert boven een kampvuurtje. Hier neemt zijn gezin de rol van interviewer over, een nogal onhandige poging om een ‘spontane conversatie’ te forceren. Zouden ze dit gesprek altijd bij de barbecue voeren? Of is de camera een breekijzer?

Eddy’s oorlog is een fascinerend, zij het wat haastig gemaakt portret. De figuur van de oorlogsfotograaf spreekt tot de verbeelding. De film brengt de gevolgen van de oorlog in Oekraïne weer wat dichterbij. Ondanks dat Van Wessel gedurende een jaar werd gevolgd, moet je als kijker uit de observaties zelf conclusies trekken over de meer existentiële en ethische vragen over zijn werk. Pas tegen het einde is daar een beetje ruimte voor. De camera neerleggen is voor hem nooit een optie zegt hij, maar als hij een arm vrij heeft, of al een foto heeft gemaakt die de situatie weergeeft, „dan ben je natuurlijk een enorme boerenlul als je niet een hand uitsteekt”.


Niets is toeval in fenomenaal ‘Dune: Part Two’

Twintig miljoen verkochte exemplaren. Niet slecht voor een boek dat aanvankelijk alleen een uitgeverij van autohandleidingen wilde publiceren. Toch was auteur Frank Herbert niet volledig tevreden na de publicatie van Dune in 1965. Zijn werk werd verkeerd begrepen, zei hij. Herbert bedoelde het als een analogie voor wat hij „de politiek van de mensheid” noemde. Uitbuiting, neokolonialisme, ecocide, religieus extremisme en de morele corruptie van de macht. Veel lezers lazen er overheen. Dune was voor hen een heldenverhaal. Met hoofdpersoon Paul Atreides als ware messias die de planeet Arrakis verlost van een keizerrijk dat de planeet en diens mensen verwoest om ‘spijs’ te oogsten – de belangrijkste grondstof in het universum. Herbert zag zijn visie van Atreides als valse profeet ondersneeuwen. Later zou hij Dune Messiah schrijven, om het een en ander recht te zetten.

Zestig jaar later wil regisseur Denis Villeneuve recht doen aan de intentie van Herbert, met zijn verfilming van Dune. Hij splitste het boek in twee delen. Part One ging over de complexe politiek van een toekomstig universum. Door actie met uitleg te wisselen schetste Villeneuve een beeld van een keizerlijke elite die natuur, mens en beschaving verwoest voor ‘spijs’.

Dune: Part Two gaat meer over het ‘valse heldendom’, de grotere uitdaging. Het verhaal start waar Part One eindigde. Het adellijke Huis Atreides, waar Paul (Timothée Chalamet) erfgenaam van is, is vernietigd. Huis Harkonnen, een andere intergalactische machtsfamilie, heeft mét zegen van de keizer Arrakis teruggegrepen.

De Harkonnens weten niet dat er nog leden van de familie Atreides in leven zijn. Paul Atreides en zijn zwangere moeder (Rebecca Ferguson) zijn ontsnapt. Zij leven onder de lokale bevolking, de Fremen, die Paul beschouwen als verlosser. Terwijl Paul zielen wint, gebruiken leert, en verliefd wordt op Chani (Zendaya), heeft hij visioenen: vernietiging, miljoenen doden; is dat wat er gebeurt als hij zijn status als messias omarmt?

Dune: Part Two voelt als een blockbuster van de bovenste plank. Visueel kan-ie wedijveren met Avatar 2. De woestijnen van Arrakis glooien warm en mystiek, maar zijn in hun grootsheid doods en gevaarlijk. De thuisplaneet van de Harkonnens is kleurloos en verlaten van hoop, onder hun zwarte zon.

In de ogen van Chalamet zie je onschuld plaatsmaken voor ambitie. Austin Butler is als Feyd-Rautha Harkonnen, het neefje van de baas van Huis Harkonnen, een nachtmerrie-achtige psychopaat. De actie is overzichtelijk en gedetailleerd – de aanvallen van de Fremen op de Harkonnens. Dan weer chaotisch en verwarrend – de grandioze scène wanneer Paul voor het eerst een zandworm berijdt. Zelfs als je de analogieën naar de politiek niet ziet, is Dune: Part Two vaak een verbluffende ervaring.

Maar als je het wel ziet, is Dune: Part Two een triomf. Subtiel laat Villeneuve zien dat in de wereld van Dune álles een bijbedoeling, gevolg of oorzaak heeft. Er is een heldenverhaal én een schaduwverhaal.

Zo laat Villeneuve zien hoe het wanhopige geloof in een verlosser Arrakis heeft lamgelegd. De volkeren in het zuiden van Arrakis wachten al eeuwen. En hun geloof houdt stand tegen elke tegenwerping. Als Paul Atreides zegt: „Ik bén geen messias.” Zeggen de Fremen: „Dat is precies wat een messias zou zeggen!”

Chalamets Atreides is precies het type leider dat Herbert wilde bekritiseren. Iemand die zijn autoriteit ontleent aan charisma, iets wat hem een bovenmenselijk, bijna goddelijk aanzien geeft. Ondertussen buit hij zijn status uit voor wraak, gaat hij in zichzelf geloven, en leidt hij miljoenen op een pad richting de dood.

En daaronder zit nog een laag. Achter de schermen trekt een schimmige heksenorde aan de touwtjes: de Bene Gesserit. Zij fluisteren in ieders oor, van de Fremen tot de keizer. Ook Atreides’ strijd is deel van hun plan. Het geeft de kijker het nare gevoel dat niks ertoe doet. Wie er ook wint, het ene of het andere Huis, de ware macht krijgt wat ze wil. Je kijkt niet naar de strijd om het universum. Die is al gestreden. Je kijkt naar een proxy-oorlog tussen fracties die denken te vechten voor eigen belang, maar onbewust vechten voor het belang van een andere, grotere macht. Het maakt Villeneuves Dune, naast complex en rijk, ook akelig actueel.

In 1969 publiceerde Frank Herbert vervolg Dune Messiah, om de lezer de ‘gevaren van heldenverering’ voor eens en voor altijd in het gezicht te duwen. Als Dune: Part Two succesvol is, wil Villeneuve dat ook verfilmen. Al is het eigenlijk, na deze grandioze film, niet meer nodig.

https://www.youtube.com/watch?v=86OBTRbFCV4