Digitale film en tv dreigen in een zwart gat te verdwijnen

Film viert dit jaar zijn 130ste verjaardag: een eeuw daarvan was analoog, de afgelopen dertig jaar werd digitaal de norm. Dat lijkt een vooruitgang: celluloid is immers vergankelijk en brandbaar. Maar hoe veilig en duurzaam is digitaal?

Sinds 2012 worden met digitale camera’s opgenomen films in Nederlandse bioscopen digitaal geprojecteerd vanaf harde schijven: zogenaamde DCP’s (digital cinema package). Dertien jaar filmgeschiedenis is dus alleen nog digitaal beschikbaar. Is dat over tien, twintig jaar nog steeds zo, of verdwijnt er dan van alles in ‘het digitale zwarte gat’ dat Vint Cerf, destijds vicepresident van Google, in 2015 voorzag?

Cerf waarschuwde dat digitale data door software-upgrades en nieuwe hardware in de toekomst nauwelijks meer toegankelijk zijn, zoals de huidige computer geen gleuf meer heeft voor floppy disks. En als we ze al kunnen uitlezen, zijn de data vaak gecorrumpeerd door zogenaamde bit rot. Om maar te zwijgen over meer apocalyptische scenario’s. In de sciencefictionfilm Blade Runner 2049 is sprake van de ‘Blackout’: een elektromagnetische puls die de meeste digitale gegevens voorgoed wist. Een dergelijke ‘digitale amnesie’ is niet helemaal ondenkbaar.

Data kunnen gegijzeld worden: door hackers, maar ook door legitieme partijen. Ernst van Velzen, informatiemanager bij Eye Filmmuseum in Amsterdam, spreekt uit ervaring: „We hadden vroeger een dienst in de VS. Opeens moesten we twee ton betalen om toegang tot ons materiaal te krijgen. Wilde je het heel snel, dan werd het duurder. Gelukkig hadden we back-ups van het materiaal dat bij hen in de cloud zat. Voor erfgoed kan afhankelijkheid van dit soort private bedrijven rampzalig uitpakken.”

Gooische Vrouwen

Hoe zit het met de bescherming van filmerfgoed van ná de digitale revolutie? Is dat nog toegankelijk en wordt het veilig opgeslagen? Dat hangt er vanaf. Een rijk westers archief zoals Eye Filmmuseum slaat met overheidgeld digitaal gemaakte Nederlandse producties duurzaam op, maar dit betreft alleen films die met steun van het Filmfonds gemaakt zijn. Onafhankelijk gemaakte films vallen buiten de boot; zowel kleine, artistieke producties als de Gooische Vrouwen-films. Hetzelfde geldt voor het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, dat het omroep-archief beheert. Dat slaat alleen programma’s van de publieke omroepen op, commerciële omroepen moeten hun eigen verleden bewaren. Dat gebeurt niet altijd; volgens Van Velzen heeft SBS6 hoogstwaarschijnlijk een deel van zijn actualiteitenrubriek Hart van Nederland weggegooid. Dat herinnert aan Hilversums oude praktijken om uit zuinigheid magnetische banden uit te wissen voor hergebruik; daardoor gingen vrijwel alle uitzendingen van de befaamde tv-serie Ja zuster, nee zuster verloren.

Bij digitale files dreigt iets soortgelijks, en dat is best zorgelijk. Anne Gant, sectormanager collecties van Eye Filmmuseum, adviseert daarom filmmakers die de afgelopen kwart eeuw een digitale film maakten zelf kopieën te bewaren en cadeau te doen aan vrienden of collega’s. Hierdoor wordt het gevaar kleiner dat de film verdwijnt. Daarnaast spoort Gant makers aan hun digitale films tijdig af te staan aan het filmarchief, voordat de indertijd gebruikte digitale technologie obsoleet is, zoals videoformaten als quick time, avi en real video. Nu wachten filmmakers vaak tot ze met pensioen zijn alvorens hun (digitale) materiaal af te staan aan het filmarchief.

Geen geld

Regionale en niet-westerse filmarchieven hebben meestal geen geld of (dure) apparatuur om digitaal filmerfgoed op te slaan. Digital born-films moeten eigenlijk om de vijf à zes jaar omgezet worden, vertelt Ernst van Velzen. „Tegenwoordig is digitale duurzaamheid de norm. Het beleid is om bestanden om de zoveel jaar te migreren naar een nieuwe gegevensdrager.” In Eye gebeurt dat vrijwel volautomatisch. Van Velzen legt uit: „Wij hebben een certificering voor het archief, het CoreTrustSeal. Aan die certificering voor ‘digitale toegankelijkheid’ van je archief worden strenge eisen gesteld, zoals back-up procedures, migratiebeleid, voldoende financiële capaciteit en genoeg gekwalificeerd personeel. Maar omdat de collectie groeit, moet je steeds meer data migreren. Je systemen moeten dit aankunnen. En je moet in de gaten houden wanneer hardware niet meer ondersteund wordt door de fabrikanten ervan.”

Het onderhoud van dit ‘digitale ecosysteem’ gaat onophoudelijk door, de zorg voor digitale bestanden houdt nooit op. „Het monster moet constant gevoed worden”, grapt Van Velzen.

Je zou bijna denken dat je van digitale films maar beter een kopie op celluloid kan maken. Dat is prijzig, rekent Anne Gant voor. „Een nieuwe, analoge filmkopie kost zo’n vijftienduizend euro, maar die blijft wel tweehonderd jaar goed. Bij digitale files moet je om de vijf tot tien jaar een nieuwe kopie maken.”


Marvels ‘Thunderbolts*’ tekent de tijdgeest met nihilistische superhelden met een burn-out

Of de hoofdpersonen van de nieuwe Marvelfilm Thunderbolts* superhelden of superschurken zijn, of iets ertussenin, is nog maar helemaal de vraag. Dat is niet alleen een knipoog naar de fans van het in 1997 in een stripverhaal over de Hulk gelanceerde team van antihelden. Die voorkennis heeft niet iedereen. Het maakt Thunderbolts* ook tot een lange teaser voor tweede deel Doomsday dat op de rol staat voor volgend jaar (de betekenis van de asterisk in de titel volgt tijdens de aftiteling). Naar te hopen worden daarin dan de nodige losse eindjes aan elkaar geknoopt uit deze nieuwe verwikkelingen in het nog immer uitdijende Marvel-filmuniversum.

Centraal staat dit keer de ontmanteling van een illegaal CIA-laboratorium waar nog volop aan transhumane superwezens wordt gesleuteld. De natte droom van de techbro’s in de VS anno nu. Maar het gaat bij de Marvelfiguren allang niet meer om maatschappijkritiek, zoiets ‘eenvoudigs’ als goed en kwaad, of moreel inspirerend gedrag. Grote commerciële entertainmentfilms als deze zijn weliswaar ingetuned op een restantje mythologie en tijdgeest, maar dan zo dat iedereen er iets uit kan halen.

Belangrijker nog is dat sinds Christopher Nolan en Todd Phillips uit het concurrerende DC Comics-imperium met Batman en Joker aan de haal gingen, een beetje superheld per definitie een getroebleerde figuur is. Hij sleept z’n eigen identiteitscrisis als een zwart gat achter zich aan. Meer verwoestend dan verlossend. Maar nog steeds met dat messiaanse aura. Ook de nieuwe superheldschurk The Sentry in Thunderbolts* heeft zo’n vleesgeworden schaduw die zijn donkere kant blootlegt.

Florence Pugh als Yelena Belova in de Marvelfilm ‘Thunderbolts*’.

Beeld Marvel Studios

Hoopvol

Na het eindspel van de Avengers in hun imploderende multiversum in 2019 was er behoefte aan nieuw bloed. En je zou hoopvol kunnen zeggen dat Thunderbolts* niet alleen een van de betere Marvelfilms van de afgelopen tijd is, maar ook genoeg nieuwe figuren introduceert (en een paar onbekendere outcasts en bijfiguren naar het hoofdtoneel promoveert) om weer even mee voort te kunnen.

Het nieuwe wrekersteam wordt aangevoerd door twee Russen: Yelena en haar vader Alexei, die een Sovjet-tegenhanger is van de terugkerende uitgebluste supersoldaat Captain America. Tekenend voor de ironische toon van de film is een gesprekje tussen Alexei en Bucky – Winter Soldier – Barnes over met welk superserum zij ooit behandeld zijn. Ook deze alliantie tussen de klassieke Koude Oorlog-vijanden sluipt als teken des tijds de film binnen, zonder daar vooralsnog consequenties aan te verbinden.

Voor wie het nu duizelt: duizelen hoort erbij in de hedendaagse superheldenfilm. De strips ontstonden ooit om via populaire cultuur commentaar te leveren op de wapenwedloop en doorgeschoten technologisering en vervreemding van de Koude Oorlog. Maar die subversieve functie hebben de verhalen allang niet meer. Daarvoor zijn de financiële belangen inmiddels te groot. Thunderbolts* had een budget van minstens 200 miljoen dollar, waar de kosten voor promotie en marketing nog bij komen.

Scène uit de Marvelfilm ‘Thunderbolts*’.

Beeld Marvel Studios

Spekkoper

De stand van zaken in de superheldenfilm bepaalt zo al twintig jaar de dagkoersen in Hollywood: Disney is spekkoper met Marvel, na wat mindere jaren na de pandemie beleefde de studio vorig jaar dankzij de meesmuilende mopperspot van Deadpool & Wolverine weer een gouden jaar. Hun marktaandeel steeg in 2024 naar 25 procent.

Disney heeft Thunderbolts* via filmfluencers de markt in gefluisterd als „een mix van Marvel en de hippe productiemaatschappij A24”, onder meer omdat regisseur Jake Schreier voor het toonaangevende A24 eerder afleveringen regisseerde van Netflix-serie Beef. De grootste cross-over is waarschijnlijk actrice Florence Pugh (uit Midsommar, een van de films die A24 op de kaart zette) in de hoofdrol. Zij is het echte ‘marvel’ – wonder – van deze film. Dat haar personage Yelena levensmoe is of op z’n minst een stevige burn-out heeft en geplaagd wordt door trauma en schuldgevoel, zoals al meteen in de eerste scène wordt gesuggereerd, geloof je zo. Maar van films die alleen maar opgebrande en verwarde superhelden neerzetten, kun je steeds minder coherente en empathische verhalen verwachten. Hoe meer chaos en ambiguïteit hoe beter lijkt het devies, maar het verhaal wordt er alleen maar verwaterder door. Die mix van nihilisme en cynisme maakt wel dat je er van alles in kunt lezen, maar het uiteindelijk ook precies niets zegt. Dat is pas echt een teken van deze tijd.


Gillian Anderson: ‘De kou die wij voelden tijdens de opnames, stelt niets voor bij die van de hoofdpersonen’

In veel wandelfilms is de fysieke tocht die hoofdpersonen afleggen vooral een metafoor. Ontberingen en obstakels onderweg staan voor mentale hindernissen die overwonnen moeten worden. Maar met zulke verhalen mag ik The Salt Path, over de tocht van vijftigers Raynor en Moth Winn langs het meer dan duizend kilometer lange Britse South West Coast Path, niet vergelijken, zo benadrukken acteurs Gillian Anderson en Jason Isaacs via Zoom. Isaacs: „De hoofdpersonen van veel wandelfilms vertrekken omdat ze iets willen ontdekken of zichzelf zoeken.” Raynor en Moth wandelen volgens hem uit wanhoop. „Ze waren in een afgrond gegooid.”

The Salt Path is gebaseerd op Raynors gelijknamige memoires uit 2018, waarin ze de wandeltocht beschrijft waaraan zij en haar echtgenoot beginnen nadat ze uit hun huis zijn gezet – een zakelijke deal met een vriend is desastreus afgelopen. Moth is recent ook gediagnosticeerd met een terminale hersenziekte waardoor hij fysiek en mentaal aftakelt. Omdat ze geen woonplek en inkomen meer hebben – ze runden een soort B&B – besluiten ze te wandelen, ondertussen wild te kamperen en te overleven op goedkoop eten als noodles en rijst. Isaacs: „Hun eigen toekomst en de toekomst die ze wilden voor hun kinderen is hun afgenomen. Ze hadden het gevoel dat ze hun kinderen in de steek lieten en elkaar teleurstelden. Langzaam veranderen er dingen vanbinnen en vanbuiten, niet omdat ze op zoek zijn naar spirituele verlichting, maar omdat ze proberen te overleven.”

The Salt Path is het filmregiedebuut van Marianne Elliott, daarvoor gerenommeerd theaterproducent en -regisseur. Tijdens de coronapandemie werd ook de Broadwayproductie waaraan Elliott werkte stilgelegd. Op een zomerdag zat ze in een park in Engeland en dacht ze na „over de ervaring buiten in de natuur te zijn in tijden van gigantische tegenslagen – voor de theaterindustrie was de pandemie catastrofaal”. Ze herinnerde zich toen het boek van Winn, dat ze las toen het uitkwam. „Het gaat over iemand die zich in een nog veel ergere situatie bevindt en troost en kracht vindt in de natuur. Ik bedacht toen dat dit een geweldige film zou kunnen opleveren.

„Moth kreeg een terminale diagnose en zou langzaam al zijn lichaamsfuncties verliezen. Hij kreeg het advies thuis te blijven en te rusten, maar hij en Raynor deden precies het tegenovergestelde. Het is een heel zware tocht, maar wel door mogelijk het mooiste deel van de Britse eilanden. Zelf hadden ze het gevoel geen andere keuze te hebben: het was passief wachten op de dood, in een opvang van de gemeente, of opstaan en bewegen. Pas later merkten ze de effecten daarvan.”

Moth leeft nog steeds, ondanks zijn terminale diagnose. Volgens Raynor doordat ze zo veel tijd in de natuur doorbrachten, vertelt Elliott. „Ze hadden een paar ontmoetingen met mensen tijdens de wandeling, die waren meestal niet erg positief.” Hun ervaringen in de natuur vonden ze daarentegen ‘voedend’ en ‘helend’. Elliott: „Ook interessant is dat ze eigenlijk niet praatten over Moths ziekte of hoe ze dakloos waren gemaakt. Ze probeerden hun trauma niet te verjagen via woorden, maar op een andere, fysieke manier.”

Gillian Anderson en Jason Isaacs in ‘The Salt Path’.

Oordelen

De film gaat niet erg diep in op de redenen waarom Raynor en Moth dakloos werden. Dat doet ze bewust niet, vertelt Elliott. „Wat mij raakte in het verhaal, was dat je het gevoel krijgt dat het iedereen kan overkomen. Ze behoorden tot de middenklasse, deden het vrij goed, woonden in een vrij schattig huis, hadden twee kinderen op de universiteit. En toch belandden ze in deze hachelijke situatie. Ik heb mensen ontmoet die het boek hebben gelezen en snel een oordeel klaar hadden en zeiden: ‘Waarom lieten ze dit gebeuren?’” Deze houding – waarbij de schuld van dakloosheid bij degenen zonder vaste verblijfplaats wordt gelegd – is volgens de regisseur een manier hoe mensen dakloosheid wegzetten als iets wat niets met hen te maken heeft. Zelf wilde ze vooral focussen op hóé Raynor en Moth omgaan met hun situatie.

The Salt Path is gebaseerd op de memoires van Raynor Winn, een vrouw van middelbare leeftijd. Die zag je tot een paar jaar geleden zelden in een dragende filmrol en al helemaal niet als ze volstrekt niet-glamoureus zijn, zoals hier. Gillian Anderson speelt Raynor ongewassen, verbrand en met een uitgroei. Dit verhaal dankt zijn relevantie volgens Elliott juist aan de leeftijd van de hoofdpersonen. „Als ze twee twintigers zouden zijn geweest, was het niet interessant: er zijn zo veel mensen die het South West Coastpad bewandelen. Het gaat om de situatie waarin Raynor zit: ze had geen huis, geen inkomen, waarschijnlijk binnenkort geen man meer en geen enkele kans om een baan te vinden vanwege haar leeftijd. Ze voelde zich een nobody, een wegwerpobject. Ik denk dat heel veel vrouwen dit gevoel hebben. Wat ik zo onvoorstelbaar aan Raynor vind, is dat ze zo staalhard en ondernemend bleef, hoewel de wereld zei dat ze onzichtbaar en onbruikbaar is.”

Zowel de regisseur als de acteurs spraken ter voorbereiding een paar keer met de echte Raynor en Moth. Het zorgde er mede voor dat Jason Isaacs en Gillian Anderson terughoudend zijn om te praten over zware momenten tijdens de opnames langs de zuidwestkust van Engeland, zoals de openingsscène waarin we zien hoe de tent van Raynor en Moth volloopt met ijskoud water. Anderson: „Bij producties zoals deze verander je tussen scènes door van kleding, spring je even achter een verwarming of ga je terug naar je hotel. Een totaal andere ervaring dan die van hen. Als zij doorweekt waren of het ijskoud hadden, bleven ze koud en hadden ze bovendien honger. Dus ja, sommige scènes waren wat ongemakkelijk, maar aan het einde van de dag hadden wij een dak boven ons hoofd en eten in onze buik.” Isaacs: „Sommige dagen waren fysiek uitputtend. Maar tijdens het filmen dacht ik al: ik ga hier nooit over klagen in interviews.”

De acteurs Gillian Anderson en Jason Isaacs als Raynor en Moth Winn in ‘The Salt Path’.


Wie vijf kilometer per uur loopt, wordt als vanzelf gedwongen tot reflectie

Filmmakers houden van personages die slenteren, kuieren, flaneren of wandelen, al was het maar omdat van A naar B gaan structuur geeft aan een verhaal. Mensen die zich voortbewegen geven dynamiek aan je film én de mogelijkheid visueel uit te pakken met prachtige landschappen of desolate stadsgezichten.

Naast de fysieke verplaatsing heeft reizen altijd een spirituele dimensie, de reiziger komt onderweg tot inzichten. Dit gebeurt al in de road movie, die vooral over deze mentale reis gaat. In de wandelfilm, zoals deze week The Salt Path, staat die diepe reflectie zelfs voorop. Dat heeft met tempo te maken. Wie vijf kilometer per uur loopt, wordt als vanzelf gedwongen tot reflectie en het beschouwen van je omgeving.

De laatste jaren worden er veel wandelfilms gemaakt waarvan het merendeel middelmatig is, denk The Unlikely Pilgrimage of Harold Fry (2023). Wat zijn de voorwaarden voor een goede wandelfilm? Het antwoord is relatief simpel. De maker dient onderweg een aantal thema’s aan te stippen.

In ‘Cléo de 5 à 7’ in Parijs 1961 van Agnès Varda slentert actrice Corinne Marchand als Cléo twee uur door Parijs, in afwachting van het antwoord op de vraag of ze al dan niet ongeneeslijk ziek is.
Foto Alain Adler/Roger-Viollet

1Pijn/trauma

In Cléo de 5 à 7 (Agnès Varda, 1961) slentert Cléo twee uur door Parijs, in afwachting van het antwoord op de vraag of ze al dan niet ongeneeslijk ziek is. Net als in wandelfilm Wild (2014) begint de reis in The Salth Path vanuit een traumatische gebeurtenis. In Wild gaat de hoofdpersoon de Pacific Crest Trail lopen om in het reine te komen met de vroege dood van haar moeder. In The Salt Path raakt het echtpaar Raynor en Moth hun huis kwijt, bovendien wordt Moth gediagnosticeerd met een terminale hersenziekte Hij sleept met zijn been, wat de wandeltocht langs het South West Coast Path extra compliceert. Desondanks vermijdt The Salth Path sentimentaliteit, mede dankzij de nuchtere personages die sterk worden neergezet door Gillian Anderson en Jason Isaacs.

Reese Witherspoon in ‘Wild’.
Foto Anne Marie Fox

2Tegenslag

De tocht die ondernomen wordt, moet niet van een leien dakje gaan. Er moeten ontberingen zijn. Niet voor niets heeft wandelen iets religieus, van pelgrimages tot de 14 staties van Jezus op weg naar zijn kruisiging. In de openingsscène van The Salt Path dreigt de tent van Ray en Moth weg te spoelen als het vloed wordt. De verplaatsing van de tent wordt bovendien bemoeilijkt door noodweer. Dit soort tegenslag geeft drama aan wandelfilms en dient overwonnen te worden.

3Ontmoetingen

In wandelfilms moeten de hoofdrolspelers tijdens de tocht vol ontberingen twee types tegenkomen. In The Salt Path zijn dit enerzijds oude bromberen die het echtpaar toebijten dat ze op een plek staan waar ze niet mogen kamperen. Anderzijds hoort de wandelaar inspirerende mensen te ontmoeten, mensen die de reiziger bevestigen in vooral hun spirituele zoektocht. In The Salt Path is dat de vrouw die vindt dat Ray en Moth ‘gezouten’ zijn: een met de natuur.

4Natuurlyriek

In haar essaybundel Wanderlust haalt Rebecca Solnit een keur aan figuren aan voor wie wandelen gelijk staat aan denken of creativiteit. Zo schrijft ze ook over de dichter William Wordsworth, die met zijn zus door het Engelse Lake District wandelt. Onderweg maken ze graag een omweg om prachtige watervallen te bewonderen.

Die romantiek en zoektocht naar het Sublieme zit ook in goede wandelfilms. Het landschap mag in al zijn pracht en praal getoond worden. In Wild gebeurt dit meermaals om te benadrukken hoe nietig de mens is. In The Salt Path is die schoonheid vaak ruig, met glibberige paden, regen en mist. Ook zit de schoonheid in details, zoals opnames van vogels die boven het pad cirkelen en het echtpaar lijken te volgen. Andersom mag ook: in de Nederlandse wandelfilm Boven de bergen (Digna Sinke, 1992), die over het beroemde Pieterpad voert, passeren de wandelaars enkele lelijke, typisch Nederlandse dorpjes, een contrast met de mystieke ervaring die hun wacht als ze aankomen in de Limburgse heuvels.

Het is daarbij zaak mooifilmerij te vermijden, de grote valkuil van de wandelfilm. In The Salt Path zit een prettige balans, claustrofobische opnamen van het echtpaar in hun krappe tentje worden afgewisseld met fraaie landschappen. Maar dan wel natuurschoon met uitdagingen – steile paden, gladde stenen – voor iemand die mank loopt, zoals Moth.

‘La notte’ uit 1961 van de Italiaanse regisseur Michelangelo Antonioni met een van elkaar vervreemd echtpaar, gespeeld door de Italiaan Marcello Mastroianni en Française Jeanne Moreau.
Foto Kappa

5Loutering

Na diverse ontberingen en tegenslagen komt altijd een moment van loutering. Personages krijgen een epifanie, een moment van diep inzicht in hun (innerlijke) levens. Dat kan negatief zijn, zoals de afsluitende wandeling van het van elkaar vervreemde echtpaar in Antonioni’s La notte (1961), waarbij ze ver uit elkaar over het gazon lopen. Maar meestal is het positief, zoals in Before Sunrise, waarin de hoofdpersonen na een nacht kuieren door Wenen beseffen dat zij verliefd zijn. The Salt Path is ook louterend: geluk is niet afhankelijk van materiële zaken. Als dit inzicht indaalt, zijn Ray en Moth voorgoed thuisgekomen.


De voortanden van Aimee Lou Wood

April was de maand van Trumps heffingen en van Aimee Lou Woods gebit. Op 12 april kwam dat samen in een Saturday Night Live-satire op de veelbesproken hitserie The White Lotus, waarin ze doorbrak. Wood (31) speelt de aanbiddelijke Chelsea, vriendin van zenuwpees Rick die in het Thaise White Lotus-resort uit is op wraak. Het loopt – spoiler! – niet goed met ze af.

In de SNL-sketch is de familie Trump op vakantie in dat resort: vader Donald verbergt voor zijn gezin krampachtig dat thuis de economie is ingestort door zijn heffingen. Chelsea, gespeeld door actrice Sarah Sherman, is nu de vriendin van wappie Robert F. Kennedy jr., die raaskalt over mazelen en drinkwater zonder fluor. Waarna Chelsea met ogen op steeltjes haar absurd grote, matig onderhouden voortanden blootlegt en vraagt: „Fluor? Wat is dat?”

Een naar moment in een leuke sketch. Aimee Lou Wood noemde het achteraf „niet grappig en gemeen”. Paparazzi filmden haar maandag snikkend op straat, die avond was ze sneu aan het posten. Sociale media vielen over SNL heen. Sherman stuurde Aimee Lou Wood bloemen. SNL maakte excuus.

Het geval wil dat Aimee Lee Wood inderdaad vrij forse voortanden heeft. Die overbeet geeft haar iets vertederends. Als Chelsea werd ze door haar warmte, loyaliteit en vrolijke gekwetter over liefde en astrologie ieders favoriete White Lotus-personage. Maar in de media ging het in april alleen over haar tanden. Hoe verfrissend haar overbeet is tussen alle door orthodontie gelijkgeschakelde en witgewassen Hollywoodgebitten. Of juist dat haar casting en volkse Manchester-accent een Amerikaans vooroordeel weerspiegelt over slechte Britse tandzorg. Nu is Wood wel wat gewend, op het schoolplein werd ze met haar tanden gepest. Maar de lawine aan verhalen en clips gingen hun tol eisen. In een interview met GQ vertelde ze hoe Mike White, showrunner van The White Lotus, haar „met de beste bedoelingen ter wereld” vertelde dat hij bij studio HBO als een leeuw had gevochten om haar te mogen casten. En dat zij toen dacht: HBO wilde mij niet omdat ik te lelijk ben. In The Sunday Times zei ze: „Kunnen we het nu asjeblieft hebben over mijn personage, niet over mijn voortanden?” Het voelde bizar steeds te horen: „wow, ik ben dol op je tanden!”

En toen kwam Saturday Night Live. En nu heb ik het ook over haar voortanden, sorry Aimee Lou. Door haar overbeet wordt ze vergeleken met de Amerikaanse actrice Shelley Duvall (1949-2024). U weet wel, moeder Wendy in Kubricks horrorfilm The Shining. Duvalls nerveuze vibe is totaal anders dan Woods vrolijke aardsheid, maar het punt is nu juist dat men zelden verder kijkt dan zo’n overbeet. In komische strips is dat het attribuut van een nerd of domkop. (Kom er maar in, DirkJan!)

Aimee Lou’s overbeet lijken haar tot zekere rollen te veroordelen: goedhartig, grappig of onbenullig, eerder slachtoffer dan dader. Een femme fatale casten ze wél met een spleetje tussen de voortanden – dat geldt nu als zo sexy dat ze het kunstmatig aanbrengen. Maar niet met grote voortanden. Naast Chelsea maakte ze veel indruk als de doodgoeie Margaret in de film Living. De hitserie Sex Education speelde interessant met vooroordelen. Als scholier Aimee Gibbs is ze een lieve, onzekere ziel die erop leert vertrouwen dat ze niet dom is.

Aimee Lou Wood is ons lief. Nu moeten we haar nog voor vol aanzien. Maar vooroordelen zijn taai. Zeker over voortanden.


Drie films over de Tweede Wereldoorlog: twee collaborateurs en één verzetsheld

In een paar weken tijd komen er drie filmportretten uit van belangrijke WOII-figuren. Twee collaborateurs: Leni Riefenstahl en Vidkun Quisling. En één verzetsheld: Dietrich Bonhoeffer. Alle drie gaan de films meer om de (collectieve) herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, dan over de periode zelf.

‘Riefenstahl’

Riefenstahl draait om nazi-propagandist Leni Riefenstahls strijd tegen de geschiedenis. Voor de documentaire kreeg regisseur Andres Veiel voor het eerst toegang tot haar persoonlijke archief. Het bleek een selectieve collectie, die reflecteert hoe Riefenstahl zichzelf probeerde te rehabiliteren na de oorlog.

Riefenstahl was „Hitlers favoriete regisseur”. Ze maakte invloedrijke propagandafilms als Olympia en Triumph des Willens. „Documentaires”, zoals zij ze noemde, maar zéér geënsceneerd. Na de oorlog afficheerde ze zichzelf als een naïeveling. Ze wist van niks, was slechts filmmaker die geen opdracht kon weigeren, Goebbels haatte haar! Enzovoorts. Dat werkte deels: Riefenstahls stijl en foto’s van de Soedanese Nuba raakten in de jaren zeventig kortstondig in zwang in Amerikaanse kunstkringen.

In het archief vond Veiel ‘niet eerder vertoonde’ interviewfragmenten waarin Riefenstahl „nein!”-roepend opspringt als ze de controle over haar verhaal verliest. En gruwelijk nieuws: Riefenstahl zou zelf verantwoordelijk zijn geweest voor een massa-executie in Polen. Een ‘regie-aanwijzing’ („haal die Joden weg”) zou geïnterpreteerd zijn als doodsvonnis.

Het overtuigendste aan Riefenstahl is echter de montage. Veiel laat Riefenstahl zichzelf tegenspreken. Opgenomen telefoongesprekken suggereren dat haar verdedigers vooral hun eigen oorlogsverleden probeerde weg te verklaren. Als Riefenstahl beweert dat ze slechts kunstenaar was, snijdt de film naar beelden uit haar propagandafilms. Onmiskenbaar is dit de esthetiek van het fascisme, zoals Susan Sontag dat in Fascinating Fascism omschreef. Hitler als God tussen joelende, geometrische menigten; de verheerlijking van het lichaam in Olympia; zelfs de ‘nobele wilde’ die Riefenstahls de Nuba maakte in de jaren zeventig. Je kunt niet anders dan concluderen: degene die dit maakte, móét erin geloofd hebben.

‘Quisling: The Final Days’

Quisling: The Last Days is de beste film van de drie. Kapitein Vidkun Quisling is na Judas de beruchtste verrader uit de geschiedenis. Hij omarmde de nazi’s in 1940, en voerde vanaf 1942 de bevelen van het Derde Rijk uit als minister-president. Deze Noorse film richt zich op zijn laatste dagen, als pastor Olsen de taak krijgt hem spirituele rust te bieden tijdens zijn rechtsgang.

Het verhaal wordt wat werktuigelijk verteld, met stukjes rechtbank, celgesprekken en familiebezoekjes die elkaar afwisselen. Maar in de gesprekken tussen Quisling en Olsen ontstaat grote emotionele en filosofische diepgang. Kapitein Quisling beweert dat hij het juiste deed: hij beschermde Noorwegen tegen de bolsjewieken. Het was oorlog „en in oorlog sterven mensen”. Dat is niet simpelweg een verdediging, het is zijn rotsvaste geloof. Pastoor Olsen priemt en hakt daar in, maar het confronteert hem ook: is zijn eigen geloof ook zo absoluut? En heeft hij wel het juiste gedaan door zijn gezin koste wat kost te beschermen tijdens de oorlog?

Hierin ontstaat een beeld van de traumaverwerking van Noorwegen. Iedereen moet erkennen dat hij fouten gemaakt heeft, dat hij „de farizeeër” is en niet „de tollenaar”. Alleen zo vindt Noorwegen genade. Wat Olsen scheidt van Quisling – en ‘de goeden’ van de nazi’s – is niet de zuiverheid van zijn overtuigingen, maar het feit dat hij twijfelt aan zijn geloof. Een zeer krachtig geacteerd slot laat ook de kijker niet wegkomen met een moreel zuiver einde.

‘Bonhoeffer: Pastor, Spy Assassin’

In Bonhoeffer: Pastor, Spy Assassin bestaat er juist geen twijfel. De nazi’s zijn duivels.. Pastoor en (geestelijk) verzetsleider Dietrich Bonhoeffer is een superheld: de Jezus van WOII.

Dietrich Bonhoeffer was een geestelijk leider die vanaf het kansel tegen de nazi’s oreerde. Hij leidde de Bekennende Kirche, die in opstand kwam tegen de inschikkelijke Duitse Protestantse Kerkconfederatie. En hij zwoer samen met de Abwehr om Adolf Hitler te doden. In 1945, drie weken voor het einde van de oorlog, werd hij opgehangen in een concentratiekamp. Hij liet tientallen geschriften na: pleidooien tegen geloof in „valse idolen”, kerkpolitiek, de noodzaak tot offers.

Maar Bonhoeffer is niet echt geïnteresseerd in zijn theologie. Regisseur Todd Komarnicki (scenarist van Sully) maakte een chaotische, chronologisch verwarrende en platte avonturenfilm van Bonhoeffers leven. Christelijke collaborateurs zijn in die wereld reliëfloos fout, waardoor de film automatisch diepgang verliest.

Het is ook nog slecht geacteerd. Duitse accenten klinken Muppet-achtig, Bonhoeffer kijkt bijna psychotisch dromerig, Adolf Hitler, de herkenbaarste man uit de wereldgeschiedenis, lijkt totaal niet. En dan de actiefilmdialogen. Bij een verwoeste brug: „Bridges don’t like bombs”. Er is weeskinderenfilosofie. „Vader zegt: „Ik begrijp vliegers niet: al die moeite en het brengt je nergens!” Bonhoeffer: „Ik denk dat het idee is dat je erdoor naar boven gaat kijken.” En de twijfelachtige geschiedkundige scènes: Churchills sigaar en mollenbril vallen bijna van zijn gezicht als hij leest wat Bonhoeffer schrijft. Inspireerde Bonhoeffer het Britse verzet?

Aan het eind wordt Bonhoeffer zélf een heilige. Hij bestijgt het schavot, de wolken breken open. Hij gaat Jezus niet slechts achterna, hij wordt Jezus. Een soort verafgoding waar de echte Dietrich Bonhoeffer ongetwijfeld tegen zou zijn.


Riefenstahl: de nazi-propagandist die zich verkocht als een Insta-girl

Leni Riefenstahl (1902-2003) ziet het scherp als een SS- veteraan haar in 1976 telefonisch complimenteert om haar ‘idealisme’. We waren vroeger toch allemaal idealisten, antwoordt ze. Alleen mogen we daar niet meer over praten. Maar wacht nog één of twee generaties, dan zal men weer trots op Duitsland zijn zoals wij dat waren.

„Je ziet nu een president praten over immigranten die het Amerikaanse bloed bezoedelen, AfD-leiders die zonder schaamte nazi-termen bezigen. Ook Riefenstahls totalitaire esthetiek is terug: zie de opening van de Olympische Winterspelen in Beijing of Poetins mei-parade in Moskou.”

Aan het woord is de Duitse regisseur Andres Veiel, die ik in Gent spreek over zijn documentaire Riefenstahl. Hij kreeg toegang tot Riefenstahls in zevenhonderd dozen opgeslagen, zorgvuldig aangeharkte archief van brieven, documenten, geluidsbanden en films. Leni Riefenstahl was een gevierd visueel stilist die twee van de invloedrijkste propagandafilms aller tijden maakte. Triumph des Willens (1935) over de nazi-partijdag in Neurenberg waar Hitler uit de wolken neerdaalt in een siegheilende menigte die daarna in geometrische vormen over een marsveld marcheert. En Olympia (1938), een verslag van de Olympische Spelen in 1936 in Berlijn en een hoogtepunt van nazistische Körperkultur.

Riefenstahl, opgeklommen van danseres en actrice in atletische Alpenfilms als Die weiße Hölle vom Piz Palü tot regisseur, presenteerde zich na de oorlog met succes als meeloper. Ze was politiek naïef, zei ze, een pure kunstenaar. Nazisme, rassenleer of antisemitisme waren haar vreemd, van concentratiekampen wist ze niets. Hitler had haar verleid en misleid.

Regisseur Andres Veiel kreeg toegang tot Riefenstahls in zevenhonderd dozen opgeslagen archief.

Mein Kampf

Daarvan blijft weinig overeind in de documentaire Riefenstahl. Zo vond Veiel een oud interview in The Daily Express waar ze zegt dat al in 1931 door het lezen van Mein Kampf een fanatieke nazi werd. „Het was mijn bijbel.” Maar zijn documentaire richt zich vooral op haar naoorlogse, verbeten rehabilitatiecampagne met hulp van haar jonge geliefde Otto Froitzheim en adviseur Albert Speer, Hitlers huisarchitect en organisator van de wapenindustrie die zichzelf een make-over gaf als naïeve jonge technocraat die was verblind door Hitler.

Riefenstahl had altijd kampioenen als regisseur Jean Cocteau, die regelde dat haar tijdens de oorlog opgenomen film Tiefland in 1954 in Cannes vertoond werd. Maar pas in de jaren zeventig – toen fascisme een modegril werd – was ze echt salonfähig, met fotoreporages van rijzige, gespierde Afrikaanse Nuba-krijgers. Riefenstahl was eregast op de Olympische Spelen van 1972 en 1976, portretteerde Mick Jagger en Siegfried & Roy. George Lucas gebruikte haar totalitaire beeldtaal in Star Wars.

Tot er op haar oude dag toch weer skeletten uit de kast rolden. Zo beweerde ze dat de minderjarige Roma-en Sinti-figuranten die haar film Tiefland een Spaans tintje gaven de oorlog hadden overleefd – het merendeel bleek vergast in Auschwitz. Volgens een overlevende had Riefenstahl die kinderen zelf ‘gecast’ in concentatiekamp Marzhan. Andres Veiel produceert een tape waarin de stokoude Riefenstahl snauwt: „wie zal een zigeuner geloven?” Veiel tegen NRC: „Huiveringwekkend, maar zelfs toen bleef ze mensen om haar vinger winden. Dan vertelde ze als 98-jarige dat ze ging scubaduiken op de Malediven en in een helikopterongeluk belandde. Wow, zag je mensen denken. Tot haar dood verkocht ze zichzelf met de schwung van een Instagram-girl, een influencer.”

Veiel vond ook een nieuwtje. Op 12 september 1939 filmde Riefenstahl de Duitse invasie in Polen en was ze in het stadje Konskie getuige van moordpartijen op dertig Joden. In haar memoires beweert ze dat ze wilde ingrijpen, Veiel vond in haar archief drie andere versies. Eerst gaf Riefenstahl toe dat ze erbij was, na 1951 dat ze er via via van hoorde. Maar volgens een brief van een Duitse officier was zij de katalysator. De Joden verrichten op een plein waar ze wilde filmen dwangarbeid. Toen Riefenstahl zei dat ‘die Joden weg moeten’ werden ze vermoord.

Leni Riefenstahl claimde dat Hitler haar had verleid en misleid. Maar van die claim blijft in de documentaire weinig over.

Wrede vader

Opmerkelijk dat ze die brief niet vernietigde. Veiel, die eerder kunstgoeroe Joseph Beuys en RAF-terrorist Gudrun Ensslin portretteerde, was vooraf zeer sceptisch over Riefenstahls archief. Buren zagen haar voor de capitulatie nachtenlang documenten verbranden in de tuin van haar villa bij Kitzbühel, zegt hij. Haar vooroorlogse archief is verdacht arm aan correspondentie of dagboekaantekeningen.

Wat hij wel aantrof, was een kladversie van haar memoires vol details die ze later weer schrapte. Over de echtgenoot die haar sloeg, Goebbels die haar verkrachtte en haar vader – in de memoires streng maar rechtvaardig – die haar als kind bruut afranselde en twaalf uur in een kelder opsloot toen ze een stukje chocolade stal. Waarna ze schrijft die diefstal nooit te hebben toegegeven. Veiel: „Die verbetenheid om niets toe te geven zat kennelijk diep. Steeds je onschuld belijden tot je het zelf bijna gelooft.” Die volharding zie je ook als Riefenstahl in talkshows in het defensief raakt. Dat slaat haar charme pijlsnel om in schel, metalig snauwen: ‘het is een heksenjacht!’

Uit honger naar zelfbevestiging bewaarde Riefenstahl tientallen uren aan complimenteuze telefoontjes, ontdekte Veiel. Die halen haar zaak eigenlijk onderuit: ze omringde zich met ex-nazi’s en SS’ers. De tapes illustreren ook hoe oppervlakkig de West-Duitse denazificatie was, en háár denazificatie. Veiel: „Riefenstahls zelfmedelijden sloeg aan bij oudere Duiters wier kinderen in de jaren zestig vragen gingen stellen. Had Hitler ze niet allemaal misleid? Hadden ze niet genoeg geleden?”

In Veiels documentaire zien we Leni Riefenstahl in 1992 voor de televisie zitten als Oost-Duitse skinheads een asielzoekerscentrum in brand steken. Och, die arme mensen, zegt ze. Korte pauze. „Onder Hitler was zoiets nooit gebeurd.” Haar interviewer komt niet op het idee de Kristallnacht te noemen. Typerend.


Als autistische actieheld in ‘The Accountant 2’ valt voor Ben Affleck alles op z’n plek

In The Accountant 2 speelt Ben Affleck wederom Christian Wolff, een penningmeester voor de onderwereld. Hij is Rain Man met een kogelgordel: zijn autisme maakt hem een reken- en krijgskundig wonder. Met mathematische precisie slacht hij hordes naamloze mensensmokkelaars af om één (eveneens autistisch) jongetje te redden. Maar met vrouwen praten? Ho maar!

Het is zo kolderiek (en borderline ongevoelig) als het klinkt, deze actiekomedie, maar deel één maakte honderd miljoen dollar winst, dus is er negen jaar na The Accountant een vervolg. En gek genoeg is dit niet alleen best een lollige film, maar ook de perfecte rol voor de 52-jarige Ben Affleck, de wereldster die maar geen actieheld werd.

Afflecks carrière verliep schokkeriger dan die van andere acteurs uit zijn generatie. Hij werd in 1998 met Good Will Hunting plotseling wereldberoemd als jongste winnaar van de Oscar voor beste scenario ooit, samen met boezemvriend Matt Damon. Maar waar Damon gevraagd werd door Steven Spielberg en Martin Scorsese, moest Affleck het doen met Michael Bay, ‘meester van de domme explosie’. Tegen 2003 was hij geflopt. Criticus Roger Ebert schreef over „schokkende banaliteit” in Pearl Harbor. Over romkom Gigli schreef Rolling Stone „Carrières zijn verwoest door minder.” En over zijn superheld Daredevil schreef recensent Shawn Levy: „Affleck worstelt als yogi om zijn gezicht tot menselijke emotie te vervormen.”

Pas na 2010 repareerde hij zijn carrière, grotendeels met films die hij zelf regisseerde. Voor Argo won hij zelfs zijn tweede Oscar, voor beste film. Maar een actieheld werd hij nooit. Zelfs als de duistere Batman stelde hij teleur; in Batman v. Superman (2016) speelde hij met „zijn kaken zo strak als een notenkraker”, zo schreef een recensent destijds.

Mastiff

Affleck is geen traditionele actieheld. Hij mist het jongensachtige charisma van Matt Damon, de moeiteloze coolheid van Brad Pitt. Affleck oogt als een hond die te lang in het asiel heeft gezeten: afstandelijk, ietwat vals, een beetje zielig.

Deels komt dat door zijn voorkomen. In ruststand staat zijn gezicht droevig: zijn mondhoeken hangen als die van een mastiff. Hij heeft een scherpe, „schurkachtige kin” – zoals die in de film Gone Girl beschreven wordt. En in zijn smuilende glimlach lees je evenveel arrogantie als blijdschap.

Dat imago wordt versterkt door het roddelcircuit. Zijn (Grieks tragische) privéleven wordt sinds zijn Oscarwinst bruut ontleed. Affleck werd door zijn scheidingen (van Jennifer Lopez, Jennifer Garner, en nogmaals Jennifer Lopez), zijn film flops en zijn herhaaldelijk afkicken van alcohol een man die de voorpagina’s al haalt wanneer hij boos wordt op de parkeermeter. Een foto waarin hij koffie morst werd een wereldwijde internetgrap: sad Affleck.

Dat maakt Affleck een ideale acteur voor films die inspelen op dat imago. Hij is perfect als criminele Bostonse patser in The Town (2010), die hij zelf regisseerde. Of als man die (misschien?) zijn vrouw vermoord heeft, in Gone Girl (2013) – een rol die was geschapen voor Affleck. In de film stuntelt Nick Dunne zich door het mediacircus dat ontstaan is door de verdwijning van zijn vrouw. Hij is altijd ‘te’: te arrogant, te lui, te glad, te zielig – knipoogjes naar Afflecks eigen worstelingen met de pers.

Affleck spiegelt onvolmaaktheid en tekortkomingen. De kijker moet moeite doen hem te begrijpen, eer hij met hem kan sympathiseren. Dat is geen beste kwaliteit voor een traditionele actieheld. Zelf heeft hij dat ook wel door, zei hij vorige maand in een interview met; zijn ambitie voor een „oudere, gebroken, beschadigde” Batman, matchte niet bij de jongere doelgroep die men bij de film wilde aanspreken. Daarvoor is een ander soort acteur nodig: het type dat je direct toejuicht, het voordeel van de twijfel geeft.

Maar The Accountant 2 is een uitzondering. Christian Wolff is tot komische proporties onhandig, tactloos en afstandelijk. Waar deel één nog bloedserieus was, legt regisseur Gavin O’ Connor nu de nadruk op de ridiculiteit van een franchise rond een gewelddadige ‘superautist’. Affleck ‘maximaliseert’ op zoek naar een vriendin een dating-algoritme en vindt wiskundige perfectie tijdens het line-dancen in een honkytonk. The Accountant 2 is effectief omdat hij zich niet meer zo serieus neemt, net zoals Affleck zichzelf.


Op hondenjacht in een surrealistisch mooie Chinese western

Black Dog opent met het eerste van talloze surrealistische, maar beeldschone beelden die baden in afgewassen kleuren. Een krakkemikkige bus die door een woestijnlandschap rijdt, belandt op zijn zij als uit het niets een enorme horde honden opduikt. Een van de passagiers die uit de zwaar beschadigde bus kruipt, is Lang (Eddie Peng).

Via de enkelingen die tegen of over hem praten in het stadje aan de rand van de Gobi-woestijn waar hij naar op weg is, krijgt de kijker spaarzame informatie over deze stugge, zwijgzame figuur. Hij blijkt teruggekeerd naar zijn geboorteplaats na een verblijf in de gevangenis. Ooit was hij een beroemde motorstuntman en muzikant, maar hij raakte betrokken bij de moord op het neefje van een crimineel, met de bijnaam ‘de slager’.

Je verwacht dat een westernnarratief vol wraak en geweld zal volgen, maar wie of wat Lang echt is, doet er weinig toe, besef je na een tijdje. Guan Hu (1968), wiens laatste twee films The Eight Hundred en The Sacrifice blockbusters waren in China, bespeelt de kijker vakkundig met genreverwachtingen. Black Dog speelt in 2008: via radio’s op de achtergrond horen we hoe in Beijing iedereen zich voorbereidt op het begin van de Olympische Zomerspelen. Het echte verhaal van de film, die in Cannes de Un Certain Regard-competitie won, zit in het contrast tussen de gigantische bouwwoede en veranderingen in de Chinese hoofdstad in die periode en de desolate stedelijke omgeving waardoor Lang zich beweegt.

Woestijnzand

Zijn geboortestad is grotendeels leeggelopen; de plekken waar hij ooit optrad worden afgebroken en overgenomen door zwerfhonden en woestijnzand. Het levert een aaneenschakeling van iets te veel bevreemdende, tragische en vaak geestige momenten op. De achterblijvers in de stad blijken soms crimineel, mentaal beperkt of destructief.

Om geld te verdienen sluit Lang zich aan bij een team dat zwerfhonden uit de stad moet verdrijven omdat er fabrieken worden gebouwd voor de toekomst van de stad die „niet achter mag blijven”. Het meest gezocht blijkt een zwarte windhond die hondsdolheid zou hebben. Het dier blijkt voor Lang – zoals Variety het treffend noemde – een chien fatale, een geestige woordspeling op de verleidelijke vrouwen die mannen in het ongeluk stortten in film noir.

De vaak met wantrouwen benaderde Lang voelt zich meer thuis bij het gevreesde dier dan bij zijn ambitieuze of gretig honden mishandelende landgenoten. Peng is goed gecast als de enigmatische Lang en windhond Xin kreeg in Cannes de Grand Jury Prize tijdens de Palm Dog Award, de competitie met een knipoog voor beste viervoeter.

Ook de bijrollen zijn goed gekozen. Zo duikt Jia Zhang-ke op, de gerenommeerde regisseur die net als Hu deel uitmaakt van ‘de zesde generatie’ filmmakers in China, bekend om hun kritiek op de snelle industrialisering van hun geboorteland. In Black Dog verpakt Hu scherpe maatschappijkritiek elegant in een vorm die tegelijkertijd bevreemdend en toegankelijk voelt. Dat werkt verrassend goed.


Documentaire ‘The Bibi Files’ laat zien hoe de Israëlische premier Netanyahu werkelijk alles doet om de macht te behouden

Sommige films zijn een film op zich. Begin 2023 ontving filmmaker en producent Alex Gibney – bekend van onderzoeksdocumentaires over ondermeer het Enron- energieschandaal en de rol van de farmaciedynastie Sackler in de Amerikaanse opioïdencrisis – via Signal duizend uur beeldmateriaal.

Het bleken de gelekte politieverhoren uit het onderzoek naar drie corruptiezaken tegen de Israëlische premier Benjamin Netanyahu. Omdat Gibney geen Hebreeuws spreekt en leest, vroeg hij onderzoeksjournalist Raviv Drucker het audiovisuele materiaal te bekijken. Alexis Bloom maakte er een film van, met minder van die tapes dan je zou verwachten. Maar wat je ziet is onthutsend en schaamteloos. Experts en getuigen doen ook on the record hun verhaal. Een tijdbom.

Alles moest in het diepste geheim. De aanval van Hamas op een kibboets in Zuid-Israël op 7 oktober 2023 en de daarop volgende oorlog met genocidale kenmerken die Israël tegen de burgers in Gaza begon, bemoeilijkten de productie. Terwijl Bloom en haar team aan het monteren waren, vaardigde het Internationaal Strafhof een arrestatiebevel tegen Netanyahu uit. Geldschieters en mogelijke distributeurs waren zenuwachtig. En in Israël zou de film sowieso nooit uitkomen; privacywetgeving verbiedt het openbaar maken van dergelijke beelden.

Corruptieschandalen

Dat ‘Bibi’ Netanyahu achtervolgd wordt door corruptieschandalen is geen nieuws. Net zomin als de stelling van The Bibi Files dat hij geen enkel belang heeft bij het beëindigen van de oorlog in Gaza. Dat is immers zijn troefkaart om uit de gevangenis te blijven. Drucker: „Hij heeft ons allemaal gegijzeld.”

Wat de film echter zo ijzingwekkend goed maakt, is de ontmaskering van de, bij gebrek aan een beter woord, banaliteit en onbeschaamdheid van deze politici. Daar heeft de journalist een verklaring voor: „Als je iets illegaals doet en je komt ermee weg, dan ga je geloven dat je onaantastbaar bent.” Nimrod Novid, voormalig adviseur van oud-premier Shimon Peres wijt het aan „karakterzwakte”. „Macht doet iets met het ego.”

Als kijker ben je voortdurend op zoek naar dat soort verklaringen. Anders moet je geloven dat het inderdaad om zoiets triviaals gaat als de kratten champagne die filmproducent Arnon Milchan gekoeld en wel voor Bibi’s echtgenote Sara Netanyahu moest aanvoeren uit de VS. Deze Lady Macbeth lust wel een slokje, aldus betrokkenen. Maar in ruil voor wat precies? Of had Netanyahu nog wat juice over Milchan uit de tijd dat die spion en wapenhandelaar was en Israël hielp met z’n kernwapenprogramma? Elke keer als er The Bibi Files een dubbele bodem onthult, schuift er ergens anders wel weer een rookgordijn dicht.

Jeugdvriend Uzi Beller heeft nog een theorie. Netanyahu verloor in 1976 als jonge man zijn broer Yonathan tijdens een poging Israëlische gijzelaars te bevrijden uit een gekaapt vliegtuig op het vliegveld van Entebbe in Oeganda. Sindsdien is Netanyahu een terroristenvreter met een tunnelvisie.

Het gaat natuurlijk om meer dan alleen Netanyahu. Het gaat om de mechanismen van politici zoals hij, die de rechtsstaat ontmantelen en er een maffiastaat van maken. De tapes zijn een aanleiding dat alles nog een keer op een rijtje te zetten. Een wake-up call. Het doel van de makers: niet alleen de mensen aanspreken die al weten dat Netanyahu een schurk is, maar ook degenen die nog twijfelen. Hun grootste concurrent, vertelde regisseur Bloom in een interview, is de concurrentie met true crime-documentaires. Want dat is The Bibi Files : onvervalste true crime. Nu al beter dan de fictiefilm die er ooit van gemaakt zal worden.