
Film viert dit jaar zijn 130ste verjaardag: een eeuw daarvan was analoog, de afgelopen dertig jaar werd digitaal de norm. Dat lijkt een vooruitgang: celluloid is immers vergankelijk en brandbaar. Maar hoe veilig en duurzaam is digitaal?
Sinds 2012 worden met digitale camera’s opgenomen films in Nederlandse bioscopen digitaal geprojecteerd vanaf harde schijven: zogenaamde DCP’s (digital cinema package). Dertien jaar filmgeschiedenis is dus alleen nog digitaal beschikbaar. Is dat over tien, twintig jaar nog steeds zo, of verdwijnt er dan van alles in ‘het digitale zwarte gat’ dat Vint Cerf, destijds vicepresident van Google, in 2015 voorzag?
Cerf waarschuwde dat digitale data door software-upgrades en nieuwe hardware in de toekomst nauwelijks meer toegankelijk zijn, zoals de huidige computer geen gleuf meer heeft voor floppy disks. En als we ze al kunnen uitlezen, zijn de data vaak gecorrumpeerd door zogenaamde bit rot. Om maar te zwijgen over meer apocalyptische scenario’s. In de sciencefictionfilm Blade Runner 2049 is sprake van de ‘Blackout’: een elektromagnetische puls die de meeste digitale gegevens voorgoed wist. Een dergelijke ‘digitale amnesie’ is niet helemaal ondenkbaar.
Data kunnen gegijzeld worden: door hackers, maar ook door legitieme partijen. Ernst van Velzen, informatiemanager bij Eye Filmmuseum in Amsterdam, spreekt uit ervaring: „We hadden vroeger een dienst in de VS. Opeens moesten we twee ton betalen om toegang tot ons materiaal te krijgen. Wilde je het heel snel, dan werd het duurder. Gelukkig hadden we back-ups van het materiaal dat bij hen in de cloud zat. Voor erfgoed kan afhankelijkheid van dit soort private bedrijven rampzalig uitpakken.”
Gooische Vrouwen
Hoe zit het met de bescherming van filmerfgoed van ná de digitale revolutie? Is dat nog toegankelijk en wordt het veilig opgeslagen? Dat hangt er vanaf. Een rijk westers archief zoals Eye Filmmuseum slaat met overheidgeld digitaal gemaakte Nederlandse producties duurzaam op, maar dit betreft alleen films die met steun van het Filmfonds gemaakt zijn. Onafhankelijk gemaakte films vallen buiten de boot; zowel kleine, artistieke producties als de Gooische Vrouwen-films. Hetzelfde geldt voor het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, dat het omroep-archief beheert. Dat slaat alleen programma’s van de publieke omroepen op, commerciële omroepen moeten hun eigen verleden bewaren. Dat gebeurt niet altijd; volgens Van Velzen heeft SBS6 hoogstwaarschijnlijk een deel van zijn actualiteitenrubriek Hart van Nederland weggegooid. Dat herinnert aan Hilversums oude praktijken om uit zuinigheid magnetische banden uit te wissen voor hergebruik; daardoor gingen vrijwel alle uitzendingen van de befaamde tv-serie Ja zuster, nee zuster verloren.
Bij digitale files dreigt iets soortgelijks, en dat is best zorgelijk. Anne Gant, sectormanager collecties van Eye Filmmuseum, adviseert daarom filmmakers die de afgelopen kwart eeuw een digitale film maakten zelf kopieën te bewaren en cadeau te doen aan vrienden of collega’s. Hierdoor wordt het gevaar kleiner dat de film verdwijnt. Daarnaast spoort Gant makers aan hun digitale films tijdig af te staan aan het filmarchief, voordat de indertijd gebruikte digitale technologie obsoleet is, zoals videoformaten als quick time, avi en real video. Nu wachten filmmakers vaak tot ze met pensioen zijn alvorens hun (digitale) materiaal af te staan aan het filmarchief.
Geen geld
Regionale en niet-westerse filmarchieven hebben meestal geen geld of (dure) apparatuur om digitaal filmerfgoed op te slaan. Digital born-films moeten eigenlijk om de vijf à zes jaar omgezet worden, vertelt Ernst van Velzen. „Tegenwoordig is digitale duurzaamheid de norm. Het beleid is om bestanden om de zoveel jaar te migreren naar een nieuwe gegevensdrager.” In Eye gebeurt dat vrijwel volautomatisch. Van Velzen legt uit: „Wij hebben een certificering voor het archief, het CoreTrustSeal. Aan die certificering voor ‘digitale toegankelijkheid’ van je archief worden strenge eisen gesteld, zoals back-up procedures, migratiebeleid, voldoende financiële capaciteit en genoeg gekwalificeerd personeel. Maar omdat de collectie groeit, moet je steeds meer data migreren. Je systemen moeten dit aankunnen. En je moet in de gaten houden wanneer hardware niet meer ondersteund wordt door de fabrikanten ervan.”
Het onderhoud van dit ‘digitale ecosysteem’ gaat onophoudelijk door, de zorg voor digitale bestanden houdt nooit op. „Het monster moet constant gevoed worden”, grapt Van Velzen.
Je zou bijna denken dat je van digitale films maar beter een kopie op celluloid kan maken. Dat is prijzig, rekent Anne Gant voor. „Een nieuwe, analoge filmkopie kost zo’n vijftienduizend euro, maar die blijft wel tweehonderd jaar goed. Bij digitale files moet je om de vijf tot tien jaar een nieuwe kopie maken.”
