Amerikaanse media zijn dol op vermiste kinderen en vrouwen. Zeker als die laatste jong en aantrekkelijk zijn. Op politieke rellen, natuurrampen en celebrity-roddels na, krijgt weinig méér aandacht. Lezers kunnen er vaak geen genoeg van krijgen. Ook in het populaire true crime genre leveren dode of vermiste vrouwen geregeld clickbait op.
Toch kwam het voor Hollywoodster Anna Kendrick als een verrassing dat er zoveel geld werd verdiend aan haar op waar gebeurde feiten gebaseerde Netflix-film Woman Of The Hour, over slachtoffers van seriemoordenaar Rodney Alcala. Dat vertelde ze recentelijk in de populaire true crime-podcast Crime Junkie. Kendrick is producent, regisseur en hoofdrolspeelster van de film die al drie weken in de top-5 staat van de streamingdienst in Nederland. Netflix kocht de film na een biedingsstrijd op het filmfestival van Toronto; de streamer wist wél waar zijn abonnees naar snakken.
In true crime staan echt gebeurde misdaden centraal – vooral moorden, zoals in Woman of The Hour. Research wordt vermengd met intieme details en het geheel in een spannend narratief gegoten. Die combinatie is niet nieuw – denk aan Truman Capotes In Cold Blood (1966), of als je het genre breed interpreteert Shakspeare’s Richard III. Maar het genre kreeg een immense boost in 2014 door de misdaadpodcast Serial. Ook op streamingdiensten floreren true crime-films en -series.
Met de hausse zwol de kritiek aan. Zo blijkt uit onderzoek naar enkele populaire Amerikaanse crime-podcast dat deze net als reguliere media een markante voorliefde hebben voor misdaden met witte, vrouwelijke slachtoffers en zo het discriminerende idee bevestigen dat sommige slachtoffers meer medeleven en aandacht verdienen dan andere. True crime die focust op daders dreigt ze soms indirect te vergoelijken. Luisteraars worden soms aangemoedigd om zelf detective te spelen, waardoor mensen onterecht worden gelabeld als dader. En al vestigt sommige true crime aandacht op vastgelopen zaken of misstanden tijdens politie-onderzoeken, vaak wordt ook in overbekende moordzaken leed opgerakeld als entertainment. True crime draait vaak uit op trauma porn.
Kendrick is zich zoals veel andere recente true crime-makers duidelijk bewust van de kritiek op het genre en probeert op talloze manieren exploitatie te vermijden in Woman of the Hour. Zo voorziet ze alle slachtoffers van een achtergrond, maar presenteert de dader als een leeg blad; sympathie met de gladde psychopaat Rodney Alcala wordt zo onmogelijk. Ook brengt ze het seksuele, dodelijke geweld tegen slachtoffers nooit te expliciet in beeld. Kendrick wil iets groters aankaarten: de alomtegenwoordigheid van misogynie. Ieder mannelijk personage in Woman of the Hour is een engerd, vooringenomen of simpelweg een lul. Dat doet ze iets te expliciet, maar wat spannend is het wel: blijft Kendricks personage – een beginnende actrice die Alcala ontmoet tijdens een datingshow op tv – in leven?
Toch deed Kendrick óók iets wat mogelijk een grotere verandering in het genre teweegbrengt. Ze maakte bekend al haar winst aan instellingen te schenken die slachtoffers van (seksueel) geweld helpen. Omdat Kendrick een filmster is, genereerde dat veel aandacht. En zo zet ze mogelijk ook haar publiek aan het denken. Wie verdienen er eigenlijk allemaal geld aan lugubere reconstructies van moorden op vrouwen?
Witbrood met speculaasjes, stamppot en filterkoffie: de cultuurschok is groot voor de Italianen die anno 1960 naar Oldenzaal reizen. De jonge vrijgezellen zijn onderdeel van de eerste golf gastarbeiders uit het arme Zuid-Italië die naar Nederland komt om te werken in de Twentse textielindustrie. Dat vergt verregaande aanpassing. In een scène uit Ben Sombogaarts Tegendraads krijgen de Italiaanse broers Francesco en Alberto tot hun ontzetting van hun Twentse hospita te horen dat het avondeten om zes uur wordt opgediend. En een keer per week douchen is wel genoeg.
Sombogaart (1947) heeft dan al duidelijk gemaakt dat de Twentse jongens die bij de plaatselijke nylonkousenfabriek Brinks werken slechte manieren hebben. Eentje slaat een jonge vrouw op haar billen, waarna een ander lachend zegt „wat een boer hè”. Beetje bij beetje worden de mores van die tijd onthuld. Tegen je ouders zeg je U, vrouwen worden geacht jong te trouwen en kinderen te krijgen en tegen de rijke fabriekseigenaar met een enorme villa wordt kritiekloos opgekeken.
Net als het recente toneelstuk Spaghettirellen is de historische film Tegendraads gebaseerd op de ‘spaghettirellen’ van 1961, de botsing tussen Twentenaren en Italianen die flink uit de hand liep. Aanleiding was een bordje op een dancing waarop stond dat die verboden was voor Italianen. Vervolgens sloeg de vlam in de pan. De Italianen voelden zich gediscrimineerd („spaghettivreters”) en werden bijgestaan door Spaanse arbeidsmigranten die de vreemdelingenhaat ook niet meer pikten, met knokpartijen tot gevolg (Tegendraads laat die Spanjaarden weg). Hoofdpersoon van Tegendraads is Johanna, een jonge vrouw die droomt van een carrière als modeontwerper. Haar autoritaire vader moet daar niks van hebben, ze wordt geacht te trouwen met Andries, een niet al te snuggere nozem. Als Johanna de knappe Francesco ontmoet, is dat het begin van een persoonlijke evolutie.
Dat het scenario van Jacqueline Epskamp zich anders ontwikkelt dan je op grond van deze schets verwacht, valt te prijzen. Evenals de regie van oudgediende Sombogaart (De tweeling, De Storm), die werkt met vrij lange takes waarin weinig gemonteerd wordt. Een mobiele camera volgt de personages en zwenkt van de een naar de ander. Ook gebruikt hij het verschuiven van de focus binnen één beeld, waardoor subtiel de psychologische reacties van personages worden vastgelegd. Daarnaast bevat de film leuke details: zo leert Francesco Nederlands door Jip en Janneke te lezen. Via Johanna’s sympathieke broer die bij de vakbond zit, smokkelt scenarist Epskamp het thema uitbuiting de film in.
Tegendraads is een publieksfilm, wat een zekere versimpeling van het verhaal met zich meebrengt. Zo zijn de parallellen tussen Johanna en Francesco net iets te sterk aangezet, beiden zijn ambitieus en hebben een vrijheidsdrang. Maar verder is het een bewonderenswaardige film over arbeidsmigratie, uitbuiting, vreemdelingenhaat en (vrouwelijke) emancipatie, met bovendien zeer sterke hoofdrollen.
Elke scène in Gladiator II is maximaal het Romeinse Rijk. Gestoorde keizers installeren vee in de Senaat. Mannen met oogschaduw schreeuwen over ‘de droom van Rome’. Over de markt loopt een olifant en er is neushoorn bij het buffet.
Ridley Scotts Rome heeft net zo veel met de oudheid te maken als de caesarsalad. Het is eerder een concentraat van het anything goes-beeld dat Hollywood van de Romeinen schilderde. Het wekt nog altijd een kinderlijk enthousiasme bij mij op. Is dit de terugkeer van het Romeinse epos?
Het begon ooit in Italië, zoals zoveel ideeën van het oude Hollywood. Giovanni Pastrones Cabiria (1914), en met name de gespierde held Maciste, werd zó succesvol dat er een heel genre uit groeide. Kenmerken: oudheid en schaars geklede mannen in de opperste vorm, opgepompt en ingevet met olijfolie. Henri Vidal was bijna naakt in Fabiola. Franse critici bestempelden het genre de ‘peplum-film’, naar het onderrokje.
Terwijl in Italië talloze peplums verschenen, diende het genre in Hollywood als inspiratie voor populaire Bijbel-epossen, zoals D.W. Griffiths Intolerance en Cecil B. Demilles Samson and Delilah. Na de ongekende populariteit van Hercules, met Mister Universe Steve Reeves en zijn spieren, begon Hollywood ‘het epos’ te vervolmaken. Voor Ben-Hur (1959) werden de grootste sets tot dan toe gemaakt, in één paardenracescène zaten 15.000 figuranten.
Maar binnen 15 jaar raakte het genre al uitgeput. De Romeinse sets van Cinecittà, de grote Italiaanse filmstudio, waren een niemandsland in het midden van de jaren zestig. Al kwam Godard nog langs om Le mépris te maken: een film óver het maken van een zwaarden-en-sandalen-film. Dan weet je dat het over is. Spaghettiwesterns namen over. En ook New Hollywood was onderweg.
Quo Vadis?
„Alleen de Amerikanen kunnen films over de Romeinen maken”, zei de Britse acteur Peter Ustinov (Quo Vadis?) over die tijd. „De culturen hebben dezelfde wansmaak.” Cultuurwetenschappers brachten het subtieler: Amerika ziet zich terug in de Romeinen. Het Romeinse Rijk werd in de jaren zestig gebruikt als metafoor voor Amerika als opkomende supermacht, met een lucullische weelde die voor elke consument in het verschiet lag. Tegelijkertijd waren de films ook waarschuwingen: voor tirannie, dictatuur, en perversiteit. Veel filmgangers denken nog steeds dat Rome ten onder ging aan ‘decadentie’.
Dertig jaar later trok juist dat Ridley Scott aan: de mogelijkheid iets over de huidige tijd te zeggen met een Romeins epos. Dreamworks-baas Walter Parks en Steven Spielberg vroegen hem Gladiator te maken. Parks had de successen van Braveheart en Titanic gezien, en dacht dat de historische film een comeback zou kunnen maken. Hij toonde Scott het schilderij Pollice Verso, waarin een gladiator opkijkt naar een bloeddorstig publiek, zijn voet op een kermend slachtoffer. Scott was om.
Gladiator was een jarenzestigfilm met digitale technologie. Het combineerde het beste uit de epossen van de jaren zestig: de intrige op de hoogste niveaus van het rijk en de opkomst van een gespierde (en schaars geklede) held à la Spartacus. Maximus (Russell Crowe) is een voormalige Romeinse generaal die in het Colosseum niet alleen zijn vrouw, zoon en boerderij wreekt, maar ook Rome.
Het scenario was een reflectie van een nieuw Amerika, eind jaren negentig op het hoogtepunt van zijn macht. In Gladiator had Rome alles veroverd wat er te veroveren valt. De echte vijand zat nu binnenin: er woedt een strijd tussen Rome als tirannie en Rome als vredelievende republiek.
Het was een succes, en leidde tot een nieuwe peplum-golf: Troy, 300, Clash of the Titans. Maar van een Gladiator-vervolg kwam het niet. Onenigheid over het scenario brak het project op. Eén vervolgscenario werd geschreven door rocker Nick Cave. Hij liet Maximus uit de dood terugkeren om Jezus Christus te doden, waarna hij zijn eigen zoon vermoordt en als halfgod eeuwig leeft, tot aan het heden, waar we leren dat hij bij de Amerikaanse defensie werkt. Dat leek de studio geen goed idee. Het project stagneerde.
De golf historische films kwam al weer ten einde. Superheldenfilms namen het over en het historische epos was de laatste jaren eerder middeleeuwse fantasy, denk aan Game of Thrones. Of in de sciencefiction-oudheid van The Hunger Games, waar een decadente bourgeoisie geniet van gladiatorenspelen tot de dood.
Gladiator II
Nu is er dan toch Gladiator II. Het superheldentijdperk komt ten einde, studio’s zoeken wat nieuws. Scott probeerde vorig jaar al het historisch epos te reanimeren met zijn Napoleon. Dit is poging twee.
Nostalgie bewees goed te verkopen bij Top Gun: Maverick. En daarom is ook Gladiator II meer van hetzelfde, met wat extra. We volgen nu Maximus’ zoon Lucius, die neushoorns, schepen en bavianen bevecht in het Colosseum, en uiteindelijk ook de tirannie van Rome. Zoals zijn vader wil ook Lucius liever boeren, maar heeft hij een vrouw te wreken. Paul Mescal vervangt Russell Crowe verdienstelijk als spierman met trieste ogen.
Ridley Scott zei vooral ‘groter’ te willen, dit keer. Hij bouwde een enorm Colosseum op Malta, de vechtscènes zijn grootser dan deel één. Een bloeddorstige baviaan, een zeeslag, het slotgevecht – op wat verrassend houterige computereffecten na is het grandioos. Verhaal en geschiedenis doen er minder toe dan vorige keer, het gekonkel in de kerkers voelt doelloos. Maar er zijn nu twee gestoorde caesars voor de prijs van één, en Denzel Washington smeert elke lettergreep secondenlang over de set. Gladiator II omarmt de essentie van de peplum-film, en dat is heerlijk.
De tijd lijkt ook rijp voor een nieuwe film over het Romeinse Rijk. Op sociale media was het een meme om aan je partner te vragen hoe vaak ze aan het Romeinse Rijk denken. Het antwoord: heel vaak. Maar ook als metafoor voor Amerika is het Romeinse Rijk weer in trek. Nu de hegemoniale macht van Amerika slinkt en de wereldorde bipolair of multipolair is geworden, is de val van het Romeinse Rijk weer een populaire metafoor. Vooral onder conservatieven. De rechtse denktank The Heritage Foundation (verantwoordelijk voor Project 2025) schreef een stuk onder de naam: „Is Amerika begonnen aan de val van het Romeinse Rijk?” Met argumenten als: „Belasting dreef commercie uit het Romeinse Rijk…” Maar ook Time zag een parallel tussen de rechterlijke onderzoeken naar Trump en Biden en de Romeinse onderzoeken naar Julius Caesar. Het vindt ook zijn weg naar de kunst. Francis Ford Coppola’s Megalopolis is een vrij letterlijke analogie; mannen in toga’s proberen een classicistisch ‘New Rome’ (New York) te redden van verval.
Het stervende Rome van Gladiator II past in die context. De burgers worden verdoofd met brood en spelen terwijl de keizers bezig zijn om Perzië te veroveren. Centraal staat echter ‘De droom van Rome’. Rome als republiek voor het volk, in plaats van als dictatuur. Twee gestoorde keizers en een immorele zakenman (snap je?) staan in de weg van wat Rome eigenlijk zou moeten zijn. Volgens de makers van de film dan. Dat mogen geschiedenisleraren de komende twintig jaar weer corrigeren.
Een paar jaar geleden aten we nog pizza in Amsterdam ter gelegenheid van de Nederlandse première van hun regimekritische Ballad of a White Cow (2020), over een weduwe die rehabilitatie zoekt voor haar ten onrechte ter dood veroordeelde man. Nu zit ik voor een videogesprek tegenover het Iraanse regisseurskoppel Maryam Moghadam en Behtash Sanaeeha op een computerscherm met 5.000 kilometer ertussen.
Toen de Iraanse overheden lucht kregen van hun nieuwe film My Favourite Cake, werden hun paspoorten ingenomen en kregen ze een reisverbod opgelegd. Bij de wereldpremière eerder dit jaar op het filmfestival van Berlijn waren ze afwezig. Dat kon niet voorkomen dat het romantische drama over een alleenstaande, oudere vrouw die op zoek gaat naar een man voor kameraadschap en seks een publiekslieveling werd en de prijs van de internationale filmkritiek kreeg. Terwijl het tweetal zich in Teheran voorbereidt op een rechtszaak over de film, is My Favourite Cake nu te zien in de Nederlandse bioscopen. De geschiedenis rondom deze in het geheim gedraaide film is wrang, het resultaat teder en geestig.
Filmverbod
Dat regisseurs in Iran problemen hebben met de overheid, is niet nieuw. Jafar Panahi heeft al jaren een reis- en filmverbod, en wisselt gevangenisstraffen af met huisarrest. Desondanks kreeg hij het voor elkaar internationaal vertoonde en succesvolle films als Taxi Teheran (2015) en No Bears (2022) te maken, vaak met zichzelf in de hoofdrol. Afgelopen voorjaar vluchtte regisseur Mohammad Rasoulof zijn land uit – zo hij in Cannes de première van The Seed of the Sacred Fig bijwonen. Hij vroeg asiel aan in Duitsland.
Maryam Moghadam en Behtash Sanaeeha vertellen dat ze zichzelf met My Favourite Cake geen restricties hebben opgelegd. Ze wisten waar ze aan begonnen en waren bereid de consequenties te dragen.
Hun tragikomische film volgt de zeventigjarige Mahin op zoek naar de liefde. Ze vindt die, misschien eerder verliefd op de liefde dan op het object van haar verlangen, in veteraan en taxichauffeur Faramarz. Er volgt een romantische nacht. Er wordt gedanst, gedronken, Mahins hoofddoek gaat af. Allemaal zaken die verboden zijn in Iran.
Ook voor een actrice is het spelen van een rol als Mahin niet zonder risico. Moghadam en Sanaeeha: „Lili Farhadpour speelde een nieuwsgierige buurvrouw in Ballad of a White Cow en we hebben dit script voor haar geschreven. Ze is eigenlijk schrijver en journalist en was daarom minder bang voor professionele repercussies. Ze zei: ‘Ik ga deze rol in als activist.’”
Zou je kunnen zeggen dat ze een oudere versie is van Mina uit Ballad? Het tweetal begint te lachen: „Ja, inderdaad.” Sanaeeha: „Beide films zijn gebaseerd op Maryams moeder. Ballad is heel letterlijk wat zij heeft meegemaakt. In Cake hebben we haar verhalen en die van andere vrouwen in die leeftijdsgroep tot één geheel vermengd om iets te vertellen over de eenzaamheid van weduwen en ongetrouwde vrouwen op leeftijd in een islamitische samenleving. Zij kunnen zich vaak nog een tijd herinneren waarin er meer vrijheid was.” Moghadam: „Mijn moeder is intussen tachtig jaar oud, en de laatste tijd vertelt ze me steeds meer verhalen van vroeger in de hoop dat er nog een derde film in zit.”
Binnenshuis
My Favourite Cake speelt zich vooral binnenshuis af, gefilmd met schitterende kaders en composities. Op het moment dat Mahin besluit zich te bevrijden, bezoeken we met haar restaurants en cafés, waarin ze als oudere vrouw zo goed als onzichtbaar is. En een park, waar ze het opneemt tegen de politie die jonge vrouwen arresteert die te veel hoofdhaar laten zien of stiekem met hun vriendjes hebben afgesproken. Het is een hommage aan Jafar Panahi’s destijds met een Gouden Leeuw bekroonde The Circle (2000), een van de eerste films waarin vrouwenonderdrukking in Iran expliciet aan de kaak werd gesteld.
Lees ook
Hoe lukte het in Iran om films te maken ondanks censuur en restricties?
En dan zijn er de scènes in Mahins tuin, een utopische tussenruimte. Moghadam: „De tuin is een symbolische plek. Hij staat voor het paradijs, voor de vrijheid, maar ook voor de aarde, waar wij als mensen aan toebehoren. Het is een metafoor voor de dood, voor het stof waaruit we bestaan en waarin we terugkeren.” Sanaeeha: „Stof is een van de meest voorkomende thema’s in de Perzische literatuur en poëzie.” Moghadam: „De film gaat over het leven, maar evenzeer over vergankelijkheid. Het is een aansporing om nu te leven en daar niet mee te wachten tot het hiernamaals.”
Gelaten wachten ze nu hun rechtszaak af. Sanaeeha somt de aanklachten op: „De film is verboden en onze situatie is ingewikkeld, want er hangt ons mogelijk een gevangenisstraf boven het hoofd wegens propaganda tegen het regime, het breken van de islamitische regels en het aanmoedigen van prostitutie en corruptie.”
Intussen circuleren digitale kopieën onder Iraanse filmliefhebbers en krijgen ze veel steunbetuigingen. Moghadam zegt dat ze daar wel hoop uit put. „Aan de ene kant ligt er door de digitalisering meer druk op mensen, alles wat je doet kan viral gaan. Maar daardoor zijn mensen ook dapperder.” De dag na ons gesprek gaan er beelden de wereld over van een Iraanse studente die in haar ondergoed protesteerde tegen de „grove handhaving van de regels voor hoofdbedekking”. Het had zo een scène uit de film kunnen zijn.
Je gelooft nauwelijks dat de Ierse actrice Saoirse – uitspraak: Sursja – Ronan nog máár dertig jaar oud is. En eigenlijk ook niet dat ze ál dertig jaar oud is. Ze is bekend van jonge rollen: prepuber, tiener, jongedame. Dit jaar timmert ze aan de weg met twee opvallende vertolkingen als late twintiger, jonge dertiger: moeder in Steve McQueens oorlogsdrama Blitz, afkickend alcoholist in The Outrun.
Ronan is ontspannen, alert en zelfbewust in de Berlijnse hotelkamer waar we haar in februari over The Outrun spreken. Wat zijn de do’s and don’ts van dronkenschap acteren, vraag ik. Ronan: „Je moet heel bewust nadenken over hoe je dronken praat en beweegt, ik werkte met een choreograaf. Dronkenschap is niet zozeer lallen en met dubbele tong praten. [Regisseur en actrice] Greta Gerwig vertelde me toen ik een dronken scène in Lady Bird speelde: ‘Vergeet nooit dat dronken mensen juist een nuchtere indruk willen maken.’ De truc is een iets te trage en nadrukkelijke dictie en overbewust bewegen.”
Haar grootste inspiratie was acteur Stephen Graham in BBC-serie The Virtues, zegt ze. „Dat is de beste dronkenlap die ik ooit zag. Hij herinnerde me eraan dat ik in The Outrun niet gezellig dronken ben op een avondje uit, ik drink uit medische noodzaak. Mijn systeem is zo gewend aan ethanol dat ik door moet drinken. Zonder drank word ik ziek en raak ik uit evenwicht.”
Vier Oscarnominaties
Saoirse Ronan werd in 1994 geboren in de Bronx als enig kind van Monica en Paul Ronan, een Ierse acteur die zijn geluk tevergeefs beproefde in New York. Ze groeide op in Ierland, waar haar vaders acteerloopbaan wel van de grond kwam. Zelf was ze op haar negende al op televisie. Op haar dertiende volgde de eerste Oscar-nominatie als de kordate, artistieke Briony in Atonement, levenslang getraumatiseerd door haar eigen kinderlijke jaloezie. Een jaar later droeg ze Peter Jacksons spookfilm The Lovely Bones als vermoorde tiener, twee jaar later deed ze hetzelfde als tienermoordenaar in Joe Wrights Hanna.
Er volgden zeventig filmprijzen en drie Oscar-nominaties voor fiere jonge vrouwen in Brooklyn (2015), Lady Bird (2017) en Little Women (2019). Met haar knalblauwe ogen en scherp getekende gezicht is Ronan te alert en energiek voor languissante rollen. Lady Macbeth, koningin, een vampier: dat is haar bereik. Zelf pitchte Ronan zichzelf deze week gekscherend als schurk in de volgende James Bond-film wanneer haar echtgenoot, de Schotse acteur Jack Lowden, de nieuwe 007 wordt – hij geldt als een topkandidaat sinds zijn optreden als Sauron in de fantasy-serie The Rings of Power. Ronan leerde Lowden in 2017 kennen op de set van Mary, Queen of Scots, ze trouwden deze zomer in Edinburgh zonder poespas.
Lees ook
De superheld worstelt, 007 wacht zijn tijd af
Als alcoholist Rona in The Outrun heeft Saoirse Ronan sterke papieren voor een vijfde Oscar-nominatie, al is de concurrentie dit jaar moordend. The Outrun is gebaseerd op de autobiografie van schrijver Amy Liptrot over haar herstel van tien jaar excessief drank- en drugsmisbruik in Londen. Puur uit lijfsbehoud keert Rona terug naar de gure, rotsige Orkney-eilanden waar ze vandaan komt, kickt daar af en verzoent zich met haar verleden. Met haar vader, een bipolaire schapenboer die dronk als zelfmedicatie. En haar moeder, die troost zoekt in religie. Rona vindt werk bij de vogelbescherming en trekt zich na een terugval nog verder terug uit de bewoonde wereld, op het verre eiland Papa Westray.
Pitch-sessies
Als producer was Saoirse Ronan betrokken bij het hele filmproces, zegt ze. „Ook bij de gestresste telefoontjes als de financiering niet rond kwam, de pitch-sessies, de tientallen nee’s die je krijgt voordat iemand ja zegt. Heel uitputtend, maar daardoor ben je des te dankbaarder dat het lukt en je de film met de wereld mag delen.”
Begin 2020 las zij het boek The Outrun samen met haar man Jack Lowden. Lowden, die een tijd op de Orkneys leefde, sloeg aan op de natuurweetjes en lokale folklore van heksen en selkies waarmee Amy Liptrot haar relaas doorweeft. Ronan: „Jack kent het isolement dat de identiteit van eilandbewoners definieert. Iedereen kent iedereen en het is flink aanpoten, ze hebben drie baantjes om de zaken draaiend te houden. Maar het viel me op hoe snel je went aan zo’n supertrage omgeving met vier auto’s en één winkel die een paar uur per dag open is.”
Saoirse Ronan werd op een nog persoonlijker niveau geraakt door The Outrun: ze heeft pijnlijke herinneringen aan de drankverslaving van een naaste, ze wil niet zeggen wie. „Dat is absoluut de reden dat ik deze rol beslist wilde. Ik had alleen negatieve gevoelens over alcoholisme: depressie, agressie, afkeuring, verwarring. Waarom stoppen ze niet gewoon, waarom is die substantie belangrijker dan wij? Maar als je intiem met alcoholisten praat en leert over wat alcohol met het brein doet, verandert je attitude. Dat wil niet zeggen dat ik geen rancune meer voel, maar ik simplificeer alcoholisme nu minder.”
De lockdown maakte The Outrun extra actueel, vervolgt Ronan. „Thema’s als isolatie, samenzijn, de natuur en geestelijke gezondheid voelden extra relevant. Alles werd anders, en vreemd helder.” Ze haalde er een bevriende producer bij, een jaar later kwam de Duitse regisseur Nora Fingscheidt aan boord, bekend van de speelfilm System Crasher. Ronan: „Het duurde voor mijn gevoel eeuwen om uit te puzzelen hoe je The Outrun in een film kon vertalen. Dat was best lastig.”
Fingscheidt zwoer bij improvisatie, niet bepaald de favoriete aanpak van Ronan. „Ik kom uit de Britse school van accuratesse en helderheid. Ik hou van dialogen en ben gewend teksten uit mijn hoofd te leren. Improvisatie eiste veel overleg vooraf over de focus en emotie van scènes. Het gevaar is dat acteurs het doel uit het oog verliezen en dialogen rommelig worden. Maar nu ik het resultaat zie, moet ik toegeven dat mijn spel een vrije, ongefilterde kwaliteit heeft die ik nog niet eerder zag.”
The Outrun flashbackt frequent terug naar de Londense jaren, waar vrolijk hedonisme omslaat in gênant en agressief gelal. De drankscènes werden achter elkaar opgenomen. „Alle chaotische en hectische scènes waren in het begin. We putten onszelf daar enorm uit, ook emotioneel. De rust en vrede op de Orkneys waren een opluchting, ook voor de crew.”
Zelf trekt Ronan zich na drukke weken soms ook een tijdje terug met haar hond, ze kocht onlangs een huis bij het Zuid-Ierse Cork. Ze zwemt er graag in zee. „In de film huiver ik van de kou als ik de branding inloop. In het echt ben ik een fanatiek wildzwemmer, het zeewater kan mij niet koud genoeg zijn.”
Contact met zeehondjes
Maar de nerdy aspecten van haar rol vond ze het lastigst, zegt ze. Haar stugge, introverte leven weggedoken in haar koptelefoon op Papa Westray, waar ze mensen afhoudt en alleen contact zoekt met zeehondjes. „Dat vereiste sociaal ongemak en zo ben niet. Ik verkeer graag onder de mensen en ben een heel zelfverzekerd persoon. Anders dan Rona dus, die ook drinkt om haar stugheid te overwinnen.”
Schrijver Amy Liptrot heeft een cameo in The Outrun: ze waadt met haar moeder de zee in. Familieleden duiken als figuranten op. Amy’s naam werd veranderd in Rona om meer dramatische vrijheid te scheppen. „Het is een hele verantwoordelijkheid om een bestaand persoon te spelen, maar je moet nog meer rekening houden met de familie. Die koos er niet voor om in een boek voor te komen, laat staan een film. We moesten hun grenzen respecteren en toch zo authentiek mogelijk blijven. Dat was balanceren.”
In de film twijfelt Rona lang of ze nuchter wel gelukkig kan zijn. Saoirse Ronan: „En dat is meteen punt van The Outrun. Het leven is voor iedereen een strijd, geluk zit in korte momenten van overgave. Zulke geluksmomenten kan je met en zonder drank beleven.”
Van voorspel tot climax: ik erger me vaak aan seksscènes in films en series. Vaak gaat het als volgt. Een man en vrouw bieden elkaar lang weerstand. Maar dan wordt het ondraaglijk. Ze klappen op elkaar. Eén zoen wekt de lust op, en de kleren moeten afgescheurd worden alsof er pestdragende vlooien in zitten. Ondertussen beukt de man al friemelend met de vrouw tegen ladekasten en keukentafels. En vervolgens deinen de geliefden een halve minuut voordat ze zich voldaan achterover laten vallen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Maar te vaak zijn seksscènes clichématig, onrealistisch en onnodig.
Steeds meer jongeren hebben die indruk. Uit een onderzoek van de universiteit van Californië bleek afgelopen week dat een meerderheid van (Amerikaanse) jongeren liever geen films en series met seks kijkt.
Het jaarlijkse Teens and Screens-rapport onderzoekt de mening van tieners en adolescenten, van 10 tot 24 jaar oud, over het televisie- en filmaanbod. Positief: film blijft het favoriete vermaak van de jeugd. Maar het aanbod vindt men teleurstellend. Verbeeldingen van social media-gebruik in films en series vindt men cringe (tenenkrommend). En belangrijker: van de ondervraagden zei 62,4 procent seks niet nodig te vinden voor de plot van films. Veel meer dan vorig jaar, toen het nog 51,5 procent was. 63,5 procent van de jongeren vindt romantiek überhaupt niet zo interessant (47,5 in 2023); ze zien liever films over vriendschap. En 46 procent wil zelfs meer aseksuele personages zien – mensen die weinig of helemaal geen seksuele gevoelens hebben.
46 procent van de Amerikaanse jongeren wil meer aseksuele personages zien
Overbekende clichés zijn daar grotendeels verantwoordelijk voor, volgens de onderzoekers. Jonge mensen zijn klaar met „gedateerde en onherkenbare tropes op het scherm”, schreef hoofdonderzoeker Alisha J. Hines in een persbericht. Ook hebben tieners het gevoel dat Hollywood ongezonde en onrealistische romantiek opdringt. „Wat we echt nodig hebben is tijd en ruimte om erachter te komen wie we zijn en wat we willen”, zegt tiener Sarina Marzbani, lid van het Youth Media Representation-programma van de universiteit.
Dit betekent niet per se dat de tieners preutser worden. The New York Times merkte op dat sommige films over seks wél veel jongeren aantrekken. Yorgos Lanthimos’ Poor Things, een triptiek over machtsverhoudingen in (romantische) relaties, trok disproportioneel veel jongeren. Net als Andrew Haighs meesterwerk All of Us Strangers, over twee eenzame homoseksuele mannen in Londen. Dat komt, speculeerden de onderzoekers, omdat dit nu eenmaal het aanbod is. Ze hebben geen keus! Mij viel op dat dit films zijn over problemen die veel jongeren herkennen: eenzaamheid, het gevoel van onmacht. In plaats van films waarin seks een verplicht zijpaadje is.
Het is de vraag of deze onderzoeksresultaten overdraagbaar zijn naar Nederlandse tieners. Maar het is een interessant signaal naar Hollywood. Lang eindigden de meeste publieksfilms – of het nu over moord of tuinieren ging – met een kus. Dat deed men om een zo breed mogelijk publiek in de bioscoop te krijgen, van jonge vrouwen tot oude mannen. Maar nu iedereen gewend is aan specifieke, gepersonaliseerde content via sociale media is die filosofie misschien verouderd.
Sede vacante! De paus is dood, zijn troon vacant, 108 kardinalen worden van heinde en verre naar gastenverblijf Casa Santa Marta van het Vaticaan gesommeerd. Vijftien dagen na het pauselijk overlijden klinkt ex omnes – iedereen eruit – en gaat het college van kardinalen cum clave (met sleutel) in isolatie.
Van de buitenwereld afgesloten stemt het ‘conclaaf’ tweemaal daags over een opvolger, net zolang tot er een tweederde meerderheid is. De gelovigen op het plein van de Sint-Pieter zien zwarte rook na elke mislukte stemronde. Is er een opvolger, dan gaan de laatste stembiljetten in de kachel met kalium, melksuiker en vioolhars: witte rook. En volgt de proclamatie habemus papam: we hebben een paus.
Het conclaaf is een archaïsch ritueel met regels die teruggaan tot de 12de en 13de eeuw, toen pausverkiezingen zich soms jaren voortsleepten. In 1241 werden de kardinalen voor het eerst zonder enig comfort opgesloten en op water en brood gezet om een beslissing te forceren. In 1269 sloopten ongeduldige burgers na een impasse van bijna twee jaar zelfs het dak van het pauselijk paleis te Viterbo om de prelaten tot een keus te dwingen. In 1294 staakten de kardinalen hun taaie verzet tegen het conclaaf, dat voortaan regel was.
Wat gebeurt er achter die gesloten deuren en luiken? Het gaat om gewichtige zaken: dogma en doctrine, geld en macht. In de thriller Conclave overlijdt een vrij progressieve paus. Iemand als de huidige paus Franciscus, die we tegenwoordig vaak in een rolstoel zien. „Het is helder dat onze overleden paus op hem is geïnspireerd”, zegt regisseur Edward Berger via Zoom vanuit Los Angeles. „Hij woont niet in het luxueuze pauselijke paleis maar in het gastverblijf. Hij leeft sober en heeft verlichte denkbeelden. Maar de rest is verzonnen.”
Vier Oscars
Berger, die vorig jaar vier Oscars won met All Quiet on the Western Front, verfilmde een script naar de bestseller Conclave van Robert Harris, een Britse auteur aan wiens boeken je doorgaans weinig hoeft te veranderen voor een spannende film. Ook hier, al stijgt Conclave door zijn setdesign, timing en een briljante cast ver boven een routine-thriller uit. Hij geldt als serieuze Oscarkandidaat.
In Conclave heeft deken Lawrence (Ralph Fiennes) van het college van kardinalen de leiding over het conclaaf. Tegen heug en meug: Lawrence bevindt zich in een geloofscrisis en wil zich liever in een klooster terugtrekken. Maar zonder twijfel geen geloof, en de plicht roept: de progressieve Lawrence moet een politiek proces vol achterbakse trucs en schokkende onthullingen in goede banen leiden.
De Britse acteur Ralp Fiennes is indrukwekkend als Lawrence. Hij voelde zich aangetrokken door zijn twijfel, zegt Fiennes vanuit LA. „Lawrence is in een geloofscrisis én in rouw, want hij was een vertrouweling van de Heilige Vader. Maar hij ziet het als zijn plicht het conclaaf te runnen en door ethische dilemma’s en zijn eigen ambitie te navigeren.”
Fiennes speelde vaker goede, getroebleerde mannen, maar nog vaker monsters. Wat vindt hij moeilijker, wat leuker? Fiennes: „Schurken zijn leuk, neem ik aan. Maar ook lastig, want Heer Voldemort is maar één ding. Hij twijfelt niet, hij stelt geen vragen, heeft alleen die nare, fascistische drijfveer. Nu ik ouder word, haal ik meer plezier uit rollen van mensen die met zichzelf in gevecht zijn. De uitdaging is om Lawrence tot een levend mens te maken. Op een zeker glorieus moment voel je instinctief wat zo’n personage voelt, welke interne strijd en onderhandelingen er in zijn hoofd gaande zijn.”
Ralph Fiennes is in vrome modus, hij noemt Jezus’ liefde „uiteindelijk een onthutsend simpel voorstel als wij ervoor openstaan”. Van moederszijde – de in 1993 overleden schrijver Jennifer Lash – stamt hij uit een katholiek geslacht. Zelf liet hij de kerk als tiener achter zich, als zijn moeder voor hem. „Maar zij bleef altijd gelovig. Toen zij begin jaren negentig de diagnose borstkanker kreeg, maakte ze in tijdelijk remissie een reis langs Franse pelgrimoorden en Santiago de Compostella. Ze schreef een prachtig boek, On Pilgrimage, over de zoektocht naar spirituele betekenis. Daaruit put ik nog steeds veel inspiratie.”
Paranoiathriller
Regisseur Edward Bergers inspiratie voor Conclave waren eerder politieke paranoiathrillers uit de jaren zeventig, zegt hij. „Films van Alan Pakula. All the Presidents’ Men of The Parallax View voelen heel fris, misschien omdat we opnieuw in een heel gepolitiseerde tijd leven. Conclave speelt zich af in het Vaticaan, maar in wezen kan zo’n schaakspel om een machtsvacuüm te vullen zich overal afspelen: in Washington DC, Downing Street, bij een multinational.”
Al stemmen ze daar niet in witte soutanes met vermiljoenrode schoudermantels – symbool voor het bloed der martelaren – onder een plafond geschilderd door Michelangelo. Edward Berger, ongelovig opgevoed, zegt dat een katholieke mis die hij als negenjarige jongen bijwoonde hem is bijgebleven vanwege die theatraliteit. „Dat knielen, zegenen, handen vouwen, met hosties, zilveren bekers, wierook: het ritueel drukt als een loodzwaar gewicht op je schouders.”
Dit katholieke ritueel kan ook op de lachspieren werken, zoals in 2011 in Nanni Moretti’s komedie Habemus Papam, waar de nieuwgekozen paus het in paniek op een hollen zet. Bejaarde prelaten in jurken met rolkoffertjes en paraplu’s ogen daar als een koddige pinguïnkolonie. Zulke grappige momenten heeft Conclave ook, maar daar wordt de sfeer gespannen. De koers van een wereldreligie staat op het spel. De film staat in een traditie van broeierige Vaticaanthrillers vol gefluisterde geheimen in oeroude corridors en intriges over macht, geld en ook seks – al zijn de pedofiele misbruikschandalen in de kerk over hun hoogtepunt, het celibaat blijft een heikel punt.
Berger: „Alles wat zich achter gesloten deuren afspeelt, voelt sowieso als een samenzwering. Ik zag beelden van de kardinalen in hun soutanes op een binnenplaats bij de verkiezingen van Benedictus XVI. Ze maakten gebaren, fluisteren in groepjes met elkaar. Dat zag er zo antiek uit, als Romeinse senatoren die elkaar zomaar een mes in de rug kunnen steken.
Aan de macht ruiken
„Ik was op zoek naar een bedrukte sfeer van gluren, duisternis en claustrofobie, dat je alleen je eigen adem nog hoort en het zoemen van de tl-buis. En dan is er een nieuwe paus! De ramen zwaaien open, het zonlicht stroomt binnen, klokken luiden, vrouwen lachen op de binnenplaats!”
Conclave behandelt grote kwesties: ambitie, corruptie, gender, seks, terrorisme. Maar daar gaat de film niet echt over. Berger: „Personages drijven een film, niet issues. Een kardinaal komt op, maar er is een kwestie die hem kan beschadigen. Het gaat erom dat we zien hoe hij aan de macht ruikt en dan verkruimelt. Die kwestie is slechts een struikelblok.”
De koers van de kerk, progressief of conservatief, is ook niet allesbepalend voor katholieken, denkt Isabella Rossellini, die in Conclave de non Agnes speelt, de stille kracht binnen dit patriarchaat. Rossellini: „Een van mijn beste vrienden is gay en getrouwd met de man met wie hij al veertig jaar samenwoont. Een halve heilige, een specialist in infectieziekten. Hij gaat elke dag naar de kerk. Als ik hem vraag: hoe rijm je dat geloof met je levensstijl, dan zegt hij: ach, de kerk is één ding, God een ander. Hij leeft gewoon met alle contradicties, zoals de meeste katholieken.”
Filmblad Skrien repte eind 1978 over „een van de interessantste Nederlandse speelfilms van de laatste jaren”, NRC-filmcriticus Hans Beerekamp voorspelde dat het wel eens de eerste Nederlandse cultfilm zou kunnen worden. Wie Andy, bloed en blond haar (1978) van Frank Wiering anno 2024 ziet, kan constateren dat Wierings debuutfilm ruim 45 jaar na zijn première niets aan kracht heeft ingeboet, integendeel. Hij past prima in het actuele debat over een achtergesteld, miskend platteland versus de elitaire, rijke Randstad.
Andy, bloed en blond haar, komende week in Amsterdam te zien in het aan producentenpaar Matthijs van Heijningen en Guurtje Buddenberg gewijde retrospectief in Eye Filmmuseum, is een indertijd voor 150.000 gulden gemaakte film. Wiering (1947) voert Andy op, die in zijn geboorteplaats Hengelo ontslagen wordt. Vervolgens reist hij naar Amsterdam, met een kaasbijltje in zijn binnenzak. Bij het minste geringste slaat de agressieve Andy toe. Vooral van homoseksuelen moet hij weinig hebben: „Ben jij soms lid van de club?”. Bij toeval ontmoet hij Ella, een op Marilyn Monroe lijkend fotomodel die gefascineerd raakt door zijn brute directheid. Ella neemt hem op sleeptouw, zo gaan ze onder meer naar een decadent feestje waar verveelde kunstenaars cocaïne snuiven en elkaar vliegen afvangen. Andy’s oordeel, „Ik vind het maar een maf zootje”, klinkt Ella als muziek in de oren, zij voelt zich ook niet echt thuis in deze hautaine kunstscene.
Als Andy zijn kaasbijltje op fatale wijze gebruikt, vlucht hij met Ella naar Hengelo, waar de tweede helft van de film zich afspeelt. Ella ontmoet zijn ouders, waarbij een shot van een blinde muur aangeeft dat Andy daar absoluut geen toekomst heeft. Een burgermansbestaan, zoals de meeste van zijn vrienden inmiddels hebben, wil hij niet, eigenlijk heeft hij geen ambities.
Als Ella aandringt en hem naar zijn droom vraagt, antwoordt hij in sappig Twents dialect: „een autokerkhof, dat lijkt mij wel wat”. Leuk detail: bij de scènes in Amsterdam klinkt muziek van Herman Brood & His Wild Romance, bij die in Hengelo muziek van plattelandsrockers Normaal.
Andy, bloed en blond haar is een geweldig tijdsdocument over de ‘no future’-generatie, die met apathie, onverschilligheid, cynisme en geweld reageert op hun gebrek aan toekomstperspectief. Amsterdam is verloederd en Hengelo is wel mooi maar dodelijk saai. „Ik wil leven, ik wil bruisen”, zegt de immer opgefokte Andy, wiens agressie een vlucht naar voren is.
Op 12 november leidt regisseur Frank Wiering zijn (cult)film in. Info: eyefilm.nl
Waarom hiphopproducer Pharrell Williams écht een Legodocumentaire over zijn leven liet maken doet er eigenlijk niet toe. Het idee is zo groots, zo geniaal, zo grensverleggend uitgewerkt, dat zelfs als het alleen maar was om heel veel geld te verdienen, het resultaat elk bezwaar omver blaast. Feit is dat studio Universal na twee succesvolle Legofamiliefilms dankzij Pharrell de filmrechten wist te behouden voor het Deense plastic constructiespeelgoed. En dat hij zélf een kleurrijk product kon toevoegen aan zijn catalogus van beroemde merken waarvoor hij collecties en promotiejingles maakte, van Adidas tot McDonald’s. En natuurlijk Louis Vuitton, waar hij zijn zonnebrillen voor ontwierp. En nu maakt hij met behulp van Lego ook nog eens hip en baanbrekend reclame voor zichzelf.
Hoe dan ook. Nu is-ie er. Piece by Piece. Een animatiedocumentaire die gebruikmaakt van Lego om het leven van Pharrell Williams (1973) te vertellen. Ondanks de vorm niet per se voor kinderen, maar wel volkomen kindvriendelijk. Over zijn kinderjaren in de wijk Atlantis in Virginia Beach. En zijn ontmoeting met Chad Hugo op zomerkamp, met wie hij vele jaren producersduo The Neptunes zou vormen, dat rond 2000 verantwoordelijk was voor de hits van zowel rappers als popsterren, van Jay-Z en Snoop Dogg tot Gwen Stefani en Justin Timberlake. En voor wie nu nog denkt Pharrell Wie: tien jaar geleden domineerde hij in één zomer alle muzieklijsten met Daft Punks ‘Get Lucky’, het nummer ‘Happy’ uit animatiefilm Despicable Me 2 en ‘Blurred Lines’ van zanger Robin Thicke. Met name ‘Happy’ werd groter dan de film waarvoor het geschreven was. In Piece by Piece vertelt Pharrell (die doorgaans met alleen zijn voornaam door het leven gaat) hoe in 2013 wereldwijd mensen fanvideo’s voor het nummer op sociale media postten waarop ze op zijn muziek door de straten dansten.
Wat de keuze voor Lego zo fantastisch maakt, is dat Pharrell als kind ontdekte dat hij kleuren ziet als hij muziek hoort. Die synesthesie is waarschijnlijk de sleutel tot de flow van zijn kunstenaarschap. Er is geen betere manier om dat vorm te geven dan met op elkaar gestapelde legoblokjes die de bouwstenen van zijn muziek symboliseren. Ze lichten fluorescerend op als hij weer een beat met hitpotentie gevonden heeft.
Aan het begin van de film legt Pharrell zijn filosofie uit: je kunt het universum nog het beste vergelijken met een Legoset, een eindeloze combinatie van bestaande bouwstenen. Dat is niet alleen een creatieve manier om de samplecultuur van de hiphop uit te leggen, maar heeft ook ongewild iets spiritueels en diepers. Op kwantumniveau is ons hele universum immers ook een geweldige deeltjesspeeltuin.
Onconventioneel
Regisseur Morgan Neville heeft een flinke staat van dienst met (prijswinnende) muziekfilms. Hij maakte portretten van Johnny Cash en Keith Richards. In het jaar dat Pharrell zijn hattrick aan hits scoorde, maakte Neville zijn Oscarwinnende documentaire 20 Feet from Stardom, een eerbetoon aan achtergrondzangers in de Amerikaanse popgeschiedenis. Piece by Piece is echter verreweg zijn meest onconventionele film. Hij doet denken aan de hallucinante Beatles-films of Sun Ra’s Afrofuturistische scifi-musical Space is the Place (1974). Ook Pharrell is geobsedeerd door de ruimte. Hij wijdt dit aan het feit dat hij in de crashzone van de nabijgelegen Oceana-basis opgroeide en dagelijks triomfantelijke luchtschepen zag overvliegen. Maar dat is ook typisch Pharrell. Hij smeedt uit zijn jeugdherinneringen een mythisch rijk, dat niet onderdoet voor de kosmische fantasieën van Sun Ra of de dromen van het verloren land Atlantis.
Geen wonder dat de ter gelegenheid van de film gelanceerde nieuwe Legoset ‘Over the Moon’ bestaat uit een goudglanzende raket met een regenboogkleurige rookpluim uit z’n staart. En een telraam met 49 nieuwe gekleurde legohoofdjes, zodat het bouwspeelgoed nog inclusiever wordt. Het blijft een huwelijk van tegencultuur en big business natuurlijk. En terwijl Piece by Piece eerlijk is over Pharrells faalangst en eerzucht, en hier en daar best kritisch is op de momenten waarop hij zich dreigde uit te verkopen aan succes en commercie, mystificeert hij de materialistische kant van de hiphop ook. Toen de film afgelopen nazomer op het filmfestival van Toronto in première ging, zat Pharrell in een nieuwe pastelgele Vuitton-look zijn promotie-interviews te geven.
We zijn overigens voorlopig nog niet klaar met biopics over Pharrell. De Franse regisseur Michel Gondry (bekend van onder meer Eternal Sunshine of the Spotless Mind) is ook bezig met een musical over het muzikale wonderkind. Zijn Atlantis is gesitueerd in de zomer van 1977 en wordt volgend jaar zomer in de bioscopen verwacht. De plot is nog geheim, maar één ding is zeker. Ook nu zit Pharrell er weer bovenop.
‘Schokkend conventioneel!” Het was wat ironisch dat zoveel recensenten ditzelfde cliché gebruikten na de première van Blitz op het London Film Festival. Maar ook begrijpelijk. De nieuwe film van Steve McQueen is inderdaad een heel conventioneel en sentimenteel WOII-drama. En dat verwachtte men niet van de regisseur die vorig jaar nog De bezette stad maakte, een compromisloze, vier uur durende documentaire over de bezetting van Amsterdam vol kale feiten. Maar wie beter kijkt, ziet onder de clichés van Blitz iets nieuws en provocatiefs.
Tijdens het negen maanden lange bombardement van Londen, van september 1940 tot mei 1941, wordt George (Elliott Heffernan) met bijna een half miljoen andere kinderen geëvacueerd. Hij wil niet weg van zijn moeder (Saoirse Ronan) en opa (rockster Paul Weller). Begrijpelijk: in flashbacks zien we het gezin met plezier zingen rond de piano. In de trein wordt George racistisch bejegend, zijn vader was zwart. De maat is vol, hij springt van boord. Op naar Londen. Terug naar zijn moeder.
Vanaf dat moment voert de tocht van George ons langs een reeks bekende beelden. Kinderen reizen als verstekelingen in de goederentrein. Mensen schuilen in de metrotunnels. George is op avontuur door de Britse oorlogsgeschiedenis. De obstakels zijn bombardementen, racisme en criminaliteit. Maar een oplossing is nooit ver weg. Zit George in de put over zijn plek in Engeland als jongen van kleur? Dan treedt op het juiste moment een mannelijk rolmodel uit de schaduwen.
De ambitie is geen realisme, maar sentiment: een sprookje. Dat maakt Blitz af en toe bijna tot een kinderfilm. Met archetypes in kostuums voor het heldenkind om te slim af te zijn.
Chaos van bombardementen
Dat is niet erg. Londen in oorlogstijd is prachtig nagebouwd, de acteurs zijn goed – je glijdt er vanzelf in weg. En op het moment dat het al te zoet en huiselijk wordt, laat McQueen razendsnel de chaos van de bombardementen overnemen. Het geluidsontwerp schuift dan plots van stil naar oorverdovend luid. Sirenes loeien, en brandende huizen gloeien in Halloween-oranje. Eén sequentie, met een balzaal vol doden, blijft je verontrustend bij. De balans tussen lyriek en horror is perfect.
En voor wie goed oplet, zijn er genoeg van de virtuoze poëtische beelden die McQueen uniek maken. Een brandslang zwiept stuurloos rond voor een brandend gebouw. Beelden van bommenwerpers die aankomen over het water verglijden langzaam in een beeld van een veld bloemen.
Ook die conventies en clichés hebben iets radicaals. Want dit verhaal draait om een jongetje van kleur tijdens de Tweede Wereldoorlog: een onderbelichte ervaring. Juist daarom werken alle clichés. McQueen toont ons de mythe dat Engeland helemaal ‘één werd’ tijdens de blitz, en plaatst daar vervolgens een verhaal van racisme en uitsluiting naast. Als George hongerig voor de broodjeszaak staat, wordt híj weggejaagd. In advertenties ziet hij zwarte mensen als hulpjes of monsters. Subtiel is het niet, maar dat wás het vermoedelijk ook niet.
‘Schokkend conventioneel’ is onjuist, het is eerder provocatief conventioneel. McQueen vertelt niet alleen een vergeten deel van de geschiedenis, hij giet het in de beeldtaal waarmee Engeland zijn oorlogstrauma heeft verwerkt.
Blitz is zeker geen meesterwerk. De overdaad aan Britse (oorlogs)folklore maakt ’m soms onbedoeld komisch. Zo valt George in de handen van een schizofrene crimineel met alpinopet, die gebombardeerde huizen doorzoekt voor kostbaarheden – meer Dickens dan Dickens. En er zijn wel erg veel dappere koortjes die de oorlog van zich afzingen.
Het voelt daardoor af en toe als opsomming. De vele zijpersonages gaan nooit leven. Moeder Rita heeft haar eigen odyssee, langs jazzclubs, bomfabrieken, socialistische speeches en schuilkelders. Maar ze voelt meer als museumgids dan als personage. En Harris Dickinson loopt louter rond op de achtergrond. Pas bij de credits merk je zijn aanwezigheid.
Blitz is niet zo experimenteel als andere recente WOII-films van topregisseurs, zoals Jonathan Glazers The Zone of Interest. Maar McQueen maakte een opzwepend, mainstream oorlogsdrama. Met genoeg nieuws om geen pastiche te worden.