Steffen Haars en Flip van der Kuil zijn terug om te schofferen. Hun frikandel kauwende, hangende, zuipende viespeuken uit New Kids waren een fenomeen, dertien jaar geleden. Messenslijpende recensenten konden ruim anderhalf miljoen bezoekers er niet van weerhouden de twee New Kids-films (Turbo en Nitro) te bezoeken. Ook hun andere films, Bro’s Before Ho’s en in mindere mate Ron Goossens, low-budget stuntman, verdeelden critici, maar vulden zalen. Ik zat er ook. Haars en Van der Kuil spraken de taal van mijn generatie jongeren, die opgroeiend op het internet leerde dat in komedie niets heilig was, en iets pas écht grappig werd als het volmaakt ironisch was.
Nu is er Krazy House, de nieuwste zwarte komedie van Haars en Van der Kuil, zeven jaar na Ron Goossens. In veel opzichten gaan ze door waar ze zeven jaar eerder waren gebleven. Nog steeds eindigt een grap vaak in ultrageweld of explosie. Nog steeds is niks heilig – zelfs Jezus himself wordt op grove wijze onteerd. En waarom niet? Het gevoel voor humor van Haars en Van der Kuil is meer salonfähig dan ooit. Het is niet voor niks dat Gen-Z-idool Joost Klein New Kids-hoofdrolspeler Tim Haars rekruteerde om mee te schrijven aan zijn ‘Europapa’.
Maar Krazy House probeert iets meer te zijn dan hetzelfde trucje in een nieuwe film. Krazy House is ambitieuzer en grootser dan wat Haars en Van der Kuil eerder maakten. Qua productie: de film bevat de buitenlandse sterren Nick Frost (Hot Fuzz, Shaun of the Dead) en Alicia Silverstone (Clueless, The Killing of a Sacred Deer). En qua thema: Krazy House is een parodie op Amerikaanse sitcoms, gefilmd op een replica van de set van beroemde jarentachtigshow Married with Children. Het had niet gehoeven.
Vaste rollen
De opzet van de fictieve sitcom is welbekend. Er is een dommige vader, Bernie Christian (gespeeld door Frost), die goed bedoelt maar nooit goed doet. Er is zijn veel te knappe echtgenote Eva (Silverstone), die Bernie op zijn plek zet en vergeeft. Er is een sukkelige zoon (Walt Klink), een kauwgum kauwende dochter (Gaite Jansen). En aan het einde van elke aflevering is er een zoete, christelijke boodschap voor de hele familie thuis op de bank.
Maar niet in deze aflevering. Bernie sloopt per ongeluk de kraan en huurt een groep Russische monteurs in. Zij bezwangeren zijn dochter, maken zijn zoon verslaafd aan de crack en verleiden zijn vrouw. Elke christelijke levensles die Bernie wil leren komt keihard in zijn gezicht terug. Steeds meer worstelt hij met zijn geloof, letterlijk, en met een duistere, moordlustige kant van zijn persoonlijkheid.
Pijnlijk oppervlakkig
Amerikaanse critici sabelden de film neer, na de première op het Sundance festival vorig jaar. En het is begrijpelijk waarom: als satire schiet de film tekort. De Amerikaanse, christelijke voorbeeldfamilie is mikpunt. Daardoor verwacht je dat er ergens een argument in de film schuilt. Dat er een hypocrisie in de omgang van Amerikanen met hun geloof zal worden geopenbaard. Het gebeurt niet. Het is pijnlijk oppervlakkig. Inhoudelijk leeg. Alsof de makers niet genoeg van hun onderwerp wisten om de sitcom-setting écht invulling te geven.
Maar hoeft een film als deze wel een boodschap te hebben? Het doel van Krazy House is om je gevoel voor fatsoen te testen. Steeds gewelddadiger, steeds grotesker, totdat je denkt dat het niet erger kan, en dan komt er nóg een schepje bovenop. Dat klinkt plat, maar het is knap. Feilloos doseert de film kleine beetjes chaos, zodat ze telkens nét te groot zijn om te slikken.
Het is heiligschennis, niet om een taboe te doorbreken, niet om een punt te maken, maar gewoon, omdat het zo leuk is. Daar kun je schande van spreken. Mijn generatie zal er vermoedelijk van smullen.
Vorige week stapte ik in Amsterdam de trein uit achter een kordate jonge vrouw die op haar rugzak een plakkaat had vastgespeld dat mensen opriep stil te staan bij de doden in Gaza. Terwijl ze in de mensenmassa verdween las ik nog net: ‘Educate yourself. Research. Speak out.’ Vandaag staken mijn studenten aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Ik sympathiseer met hun engagement. En tussen al het demonstreren en debatteren door doe ik ook onderzoek. Op de dag dat deze krant uitkomt is het namelijk 15 mei, de dag waarop de Nakba wordt herdacht, de ‘catastrofe’; de verdrijving van 700.000 Palestijnen na de stichting van de staat Israël in 1948. Ter gelegenheid van die herdenking zijn in het Eye Filmmuseum deze week elke avond films te zien waarin Palestijnse filmmakers reflecteren op hun land en geschiedenis onder de noemer ‘Songs and Scenes from Palestine.’
Larissa Sansour is waarschijnlijk de beroemdste. Ze maakt sciencefiction. Niet van het soort met aliens en laserwapens, maar speculatieve fictie met een flinke dosis zwarte humor. In haar korte film Nation Estate (2012) blijkt de ‘Palestijnse kwestie’ opgelost doordat alle overgebleven Palestijnse gebieden in een hightech wolkenkrabber zijn ondergebracht. Clean, luxe, minimaal grondoppervlak. De Dode Zee bevindt zich in de kelder, de ngo’s op de derde verdieping en vanuit Gaza-stad op de 16de en Rafah op de 25ste verdieping heb je een geweldig uitzicht. In A Space Exodus uit 2008 (op YouTube te zien) stapt ze in een ruimtepak om de ruimtevaartgeschiedenis te herschrijven. „A small step for a Palestinian, a giant leap for mankind”, zegt ze, terwijl ze de Palestijnse vlag in het zand plant.
In Eye is nu In vitro (2019) te zien, dat ze samen met haar creatieve partner Søren Lind voor de Biennale van Venetië van 2019 maakte. Weer scifi maar dan meer dystopisch: een klimaatramp heeft de aarde onbewoonbaar gemaakt. Sansour omschrijft scifi als haar toevluchtsoord, omdat „problemen naar de toekomst verplaatsen een manier kan zijn om uit een ideologische impasse te komen”.
Naar het verleden kan ook. Veel Palestijnse makers houden zich bezig met het feit dat er nauwelijks een archief en beeldgeheugen is. Kunstenaar Noor Abed noemt haar werk daarom een vorm van „omgekeerde antropologie”. „Ik wil een beeld maken ván Palestina, niet óver Palestina door iemand anders.”
Hoe ‘anderen’ hebben gekeken wordt duidelijk in het blok historische films, bijvoorbeeld op een newsreel die een treinreis van Caïro naar Jeruzalem laat zien. Het stuk film is honderd jaar oud. Het is nostalgisch en ontroerend optimistisch. Maar onschuldig is het niet. De tussentitels hebben het over pelgrims, Joodse emigranten en Engelse troepen, maar naar de rest van de mensen moeten we gissen. Palestijnen hebben in het filmpje alleen op de plattegrond een naam.
Ik mail Noor Abed en vertel haar dat ik mijn eigen blik aan het onderzoeken ben. Vindt zij dat er in haar beelden plaats is voor mijn associaties? Mag ik bij de vrouwen die in de droogstaande Romeinse putten dansen in our songs were ready for all wars to come (2021) denken aan beelden die ik ken uit de Griekse tragedie? Wat zou zij liever voor referenties zien? Dat is een goeie vraag, mailt ze terug. Ze denkt er nog even over na.
Ik ook. Het „educate yourself” begint ook in de bioscoop.
Dana Linssen is filmrecensent, en vervangt deze week Sabeth Snijders.
Amat Escalante kan best ‘naar Hollywood’. Hij struint met elke film de festivals af. Hij regisseerde acht afleveringen van hitserie Narcos: Mexico voor Netflix. Hij is nota bene half Amerikaan. En toch: „Ik neem al mijn films op rond mijn huis in Guanajuato, Mexico.”
Het is niet dat Narcos hem niet beviel. „Een fijne hybride: een Spaanstalige serie met Amerikaans budget. Ik hoefde geen scenario te schrijven, of geld te verzamelen. Het makkelijkste en leukste deel blijft over: filmen.”
Het heeft meer te maken met de manier waarop hij zijn films maakt. „Ik doe lange wandelingen, met notitieblok, en dan word ik geïnspireerd door wat ik zie. Vaak film ik dan ook op de locaties die me inspireerden.”
Escalantes films zijn gewelddadig, seksueel, provocatief en absurd. Niet direct de verwachte oogst van een wandeling. Of van deze stille man, die vragen soms beantwoordt alsof hij door de politie verhoord wordt. Toch is het logisch, zegt Escalante: „Guanajuato is binnen tien jaar van een van de veiligste, naar een van de gevaarlijkste staten van Mexico gegaan: bende-geweld, mensensmokkel, ontvoeringen. En de overheid kijkt weg omdat de staat geregeerd wordt door de oppositie. Ik woon en werk daar. Dat sijpelt naar binnen.”
Escalantes nieuwste film zit vol met de sociale problematiek die hij om zich heen ziet. Hoofdpersoon Emiliano gaat op zoek naar zijn moeder, die ‘verdwenen’ is nadat ze had geprotesteerd tegen een vervuilende mijn. Zijn zoektocht brengt hem naar een rijke familie. Zij wonen aan het meer waar zijn moeder verdween. De familie is seksueel pervers en misbruikt het leed in Guanajuato voor kunst en roem. Emiliano wringt zich het gezin in, vooral via de dochter van het beroemde stel.
Voelt het als een verantwoordelijkheid om de problemen die je om je heen ziet in je films te verwerken?
„Een beetje. Het is moeilijk voor mij om het er níét over te hebben, omdat ik er middenin woon. Mexico is een gevaarlijk land voor journalisten. En dus komt veel niet in het nieuws: uitbuiting van internationale bedrijven, ‘verdwijningen’, corruptie… Je ziet één bericht, ‘activist vermoord’, daarna niks meer. Ik wil geen journalist zijn, maar met mijn films dichterbij de slachtoffers én daders komen.”
Alles in de film draait om de mijn in het dorp, maar we zien nooit de buitenlandse eigenaren van de mijn.
„Vaak – niet alleen in Mexico – worden de mensen en het land uitgebuit, terwijl de winsten vooral naar de eigenaren gaan. Zij houden de handen schoon – ze zíén de consequenties niet eens – terwijl de lokale bevolking vecht over achtergebleven winsten.
„In mijn film zien we alleen de consequenties, en niet de eigenaren. We zien hoe iedereen een rol speelt; zo’n kleine rol, dat ze allemaal kunnen volhouden dat ze onschuldig zijn. ‘Iedereen is onschuldig’, zeggen ze, en daarna zeggen ze: ‘Iedereen is corrupt’.”
Er is in uw film ook een kunstenaar die het land uitbuit, vooral het leed, voor zijn werk. Bent u niet bang dat dat is wat u doet?
„Dat is wel het gevaar als je verhalen vertelt over de problemen in Mexico. Maar ik wóón er. Ik vertrek niet met de verhalen. En ik ben niet op zoek naar de glamour, van de rode loper.
„Daarnaast zijn de acteurs in mijn films ook lokale mensen die vaak nog nooit geacteerd hebben. Zij zitten soms in kwetsbare situaties. En zij reizen óók mee naar de festivals. Toen we met Los Bastardos (2008) naar Cannes gingen werd een van de hoofdrolspelers tegengehouden bij de grens. De festivaltop moest erbij betrokken worden om hem het land in te krijgen. Dat is de wereld waarin we leven, ook in Cannes.”
In het begin van je film zien we al wat er met Emilliano’s moeder gebeurt. Waarom liet je de kijker niet in spanning?
„Omdat mensen niet verdwijnen. Ze worden gegrepen, pijn gedaan. Ik wilde die magische connotatie van het woord ‘verdwijnen’ oplossen en laten zien hóé zo’n verdwijning plaatsvindt. Zelfs als het mijn verhaal schaadt.”
Er zit veel seksuele spanning in deze film en je vorige films. Waarom?
„Als ik dicht bij een personage wil komen, beland ik onvermijdelijk bij seksualiteit.”
Je denkt altijd aan seks?
„Ja, ik en de rest van de wereld ook. Het is zó’n belangrijk deel van het leven van mensen. Nu krijg ik er meer vragen over dan ooit: doordat de maatschappij is veranderd, springt het er meer uit. In Lost in the Night is die erotiek vooral bedoeld om te laten zien hoe mensen bezig zijn met uiterlijk, met het beeld van zichzelf dat ze de wereld tonen. We leven steeds meer in een virtuele werkelijkheid. Het is makkelijk om je foto’s aan te passen, je kiest op datingapps de foto die je het meest aanstaat. Er sluipt een nepheid in. Dat wilde ik laten zien: de rijke familie leeft via het scherm, wat ze de wereld in sturen naar onbekenden.”
Tijdens de pandemie werkte je vooral aan ‘Narcos’, heb je daarvan iets meegenomen voor je nieuwe film?
„Voor Narcos werkte ik voor het eerst met professionele acteurs. Dat deed ik nu weer. Het geeft andere mogelijkheden: ik kon de film bijvoorbeeld grappiger maken, omdat de acteurs technisch meer onderlegd zijn.
„Bij Narcos werkte ik voor het eerst met beroemde mensen. Roem interesseert me. Het geeft macht, tilt je op, boven echte gevoelens en echte problemen uit. Maar het is ook een illusie. Het komt alleen voort uit de manier waarop anderen naar je kijken.”
Waarom verwerkte je dat óók?
„Reclames voor luiers tonen altijd witte baby’s, terwijl de meeste Mexicanen niet blond met blauwe ogen zijn. Klassendiscriminatie en racisme zitten diep in de Mexicaanse cultuur, sinds de Spanjaarden aankwamen en de inheemse bevolking onderworpen. Deze rijke, beroemde familie was daar een makkelijke representatie van.”
De Marokkaanse filmmaker Asmae El Moudir groeide op in een huis zonder foto’s. Volgens haar grootmoeder was het een zonde om foto’s van jezelf te hebben. Alleen een portret van koning Hassan II prijkte aan de muur. Maar langzamerhand kwam de in 1990 geboren El Moudir erachter dat er tussen die lege muren veel meer aan de hand was. Trauma. Repressie. Het kwam wel goed uit dat er geen foto’s waren, dan kon ook niemand vragen waar de mensen op die foto’s gebleven waren. Als tienermeisje besloot El Moudir stiekem een portret van zichzelf te laten maken. Als volwassen filmmaker besloot ze een film over de geheimen in haar familie te maken.
Dat werd The Mother of All Lies, die vorig jaar samen met Four Daughters de prijs voor Beste Documentaire won op het filmfestival van Cannes. Het was opmerkelijk dat twee vrouwelijke filmmakers uit de Maghreb in de prijzen vielen met films op het snijvlak van het politieke en persoonlijke. Nog opmerkelijker was de innovatieve vorm van hun films. De Tunesische Kaouther Ben Hania liet het verhaal over een moeder die twee van haar dochters kwijtraakt aan IS deels door acteurs naspelen. El Moudir reconstrueerde de Marokkaanse broodrellen van 1981, waarbij tientallen mensen overleden of gemarteld werden, met maquettes en kleipoppetjes. Zo kreeg ze haar familieleden en hun buurtgenoten aan het praten. Door een mix van persoonlijk trauma en politieke paranoia hadden ze afgeleerd elkaar en anderen te vertrouwen. Met name de nogal onverzettelijke grootmoeder hield als een kleine despoot de familie onder de duim. De microkosmos in huis weerspiegelde de dictatuur buiten.
Lees ook het interview met Kaouther Ben Hania, de regisseur van ‘Four Daughters’
In het Arabisch heet haar film Kadib abyad, vertelt El Moudir tijdens een videogesprek: ‘leugentje om bestwil’. Volgens haar zijn leugentjes om bestwil „de moeder van alle leugens”, zoals de internationale titel luidt. „Tien jaar geleden vroeg ik waarom we thuis geen foto’s hebben. Dat was het startschot van mijn film. Een paar jaar later leidde dat tot de ontdekking dat ik ben opgegroeid in de buurt in Casablanca waar de broodrellen plaatsvonden; de opstand tegen het harde bewind van de koning en de buitensporige voedselprijzen. Zo ontdekte ik dat mijn familiegeschiedenis deel uitmaakte van een grotere politieke en verzwegen geschiedenis. De titel verwijst daarnaar. Eerst zegt iemand dat die iets niet meer weet; later blijkt-ie het actief te verzwijgen.”
Het maken van haar film was een langdurig proces. Soms wist ze niet eens precies waar ze naar op zoek was. De doorbraak kwam toen ze zich realiseerde dat ze het verleden moest ‘activeren’. Alleen met haar familieleden praten leverde niet genoeg op. Haar vader, die al tijdens haar kindertijd een grootleverancier van kartonnen speel- en poppenhuizen voor zijn dochter was, stelde voor de locaties na te bouwen en ze met herinneringen te vullen. „Dat was aanvankelijk heel speels. Daardoor kon ik soms ook provocerende vragen stellen. Maar een bijkomend effect is ook dat ik daarmee zeg: ‘Wij, mensen, zijn geen poppen. We hebben een ziel, wij zijn aanspreekbaar op onze daden, wij zijn zelfs tot vergeving in staat.’”
Bemoeizuchtige oma
El Moudir ziet dat haar generatie anders omgaat met het verleden dan de generatie van haar grootmoeder, of zelfs die van haar ouders: „Wij zwijgen niet meer. En ook in Marokko verandert er veel. Anders hadden ze mijn film niet ingestuurd voor de Oscars.”
Toch was niet alles bespreekbaar. Ze verplaatste de set van Casablanca naar Marrakesh, waar minder ogen op hen gericht waren. Op het laatst bracht ze hele dagen met haar ouders door in haar atelier – vader maquettes bouwend, moeder kleertjes voor de poppen naaiend. Hartverscheurend is de scène waarin moeder dochter in vertrouwen neemt over de bemoeizucht van oma, en dan de oma-pop buiten beeld legt, zodat zelfs haar miniatuurversie niet te veel impact zal hebben. Maar uiteindelijk laat ook oma zich overhalen om te praten.
El Moudir: „Het was bijna therapeutisch. Toen de film klaar was sprak ik een psychiater die me vertelde dat sommige scènes erg lijken op traumatherapie. Voor mij was het simpelweg een methode om een gesprek te kunnen voeren met mijn familie.”
De omstandigheden mogen nu dan wel een stuk vrijer zijn in Marokko, mensenrechten zijn nog steeds een ingewikkeld onderwerp, en de mensenrechtenschendingen onder de vorige koning zijn nog verre van onderzocht. El Moudir zegt het zo: „Ik heb me niet als journalist opgesteld die alle feiten moet weten, maar dat onderzoek moet ook nog gedaan worden, alleen niet per se door mij. Ik heb er een artistieke vorm voor gevonden.”
Het is een taakstraf waar Alex (Finnegan Oldfield) niet echt op zit te wachten. Hij wordt tewerkgesteld in een instelling voor de opvang van lhbtiq’ers die op hardvochtige wijze door hun ouders uit huis zijn gezet. Een homoseksuele jongen vertelt dat zijn ouders zijn kleding apart wasten, uit angst voor besmetting. Ook enkele jongeren die in transitie zijn hebben er tijdelijk onderdak, evenals een misbruikte jongen. Ze kunnen maximaal zes maanden in het huis blijven, krijgen een baantje en aan het eind van het halfjaar hopelijk een eigen woning. De instelling heeft weinig middelen, het dak lekt en de wachtlijst is lang.
De daadkrachtige directrice Noëlle (Valérie Lemercier) heeft uit zelfbescherming een muur van cynisme rond zichzelf opgetrokken. Desondanks is ze ook nog steeds idealistisch. Als één op de honderd van deze kwetsbare jongeren uiteindelijk gered wordt, is het haar alle tegenslag en ontberingen waard.
L’arche de Noé (De ark van Noach) toont de onderlinge ruzies, de opstootjes én de saamhorigheid, enkelen worden zelfs verliefd. Allen zijn ze wanhopig op zoek naar een plaats in de maatschappij, naar acceptatie van hun geaardheid of nieuwe gender. Maar (voor)oordelen zijn hardnekkig. De meest schrijnende scène is die waarin een trans personage haar net gekochte tweedehands auto niet meekrijgt omdat de garagist op haar rijbewijs ziet dat ze geboren is als Thomas. Een auto die ze heel graag wil omdat ze in het openbaar vervoer uitgescholden en bespuugd wordt.
Debuterend regisseur Bryan Marciano baseerde zijn scenario op waargebeurde verhalen, en roept daarbij de vraag op hoe zinvol en succesvol de instelling is: maken ze verschil? Uiteindelijk lukt het niet elk personage voldoende uit te diepen, wat meeleven soms lastig maakt. Ook is het traject van Alex, van onverschillig tot zeer betrokken, een tikje voorspelbaar.
Naast de iets bekendere acteurs, zoals Oldfield en Lemercier, spelen onbekende acteurs de bijrollen, en dat doen ze indrukwekkend – al had je enkelen meer schermtijd gegund.
Bert Wagendorps Ventoux begon ooit als een filmscript, werd een vakantiebestseller en in 2015 alsnog een film waarin mamils hun plek onder de zon verdienden. ‘Middle aged men in lycra’; elke zondag razen ze in kuddes over de fietspaden. Opzij, opzij, en na afloop een iets te luidruchtig biertje op het terras.
Die mamils hebben het nog wat moeilijker in vervolgfilm Laatste Ronde. Kinderen uit huis, eega eveneens, carrière in het slop en niemand die nog naar ze luistert. Voor de bloeddruk is het dan beter troost te zoeken bij elkaar dan op Twitter.
In Ventoux bracht een jeugdliefde een kwartet vrienden na dertig jaar bijeen op de helling van de legendarische fietsberg: cokedealer André (Wilfried de Jong), frauderend hoogleraar Joost (Leopold Witte), gemoedelijke reisbureauhouder David (Wim Opbrouck) en zorgelijke journalist Bart (Reinout Bussemaker). Al flashbackende keken ze terug op hun leven en herstelden ze de oude vriendschap.
In Laatste Ronde treft het kwartet elkaar weer tien jaar grijzer opnieuw in een haveloos Vlaams boerderijcafé die ex-professor Joost tot bistro wil opknappen. Ditmaal draait het niet om terugkijken maar om anticiperen: op het pensioen en op de dood. Er wordt maar weinig gekoerst in lycra, wel blijven het reclame-mannetjes. Ofwel: eeuwige knullen, speels, onhandig, direct en een beetje kinderachtig. Vrouwen zijn in dat schema de saaie volwassene, een rol die hier voor Anna (Rosa Keulen) is weggelegd, de dochter van journalist Bart die op het platteland komt repeteren met haar cello. Als biechtmoeder, explicateur en stem van rede en gevoel is ze aan- of afwezig al naar gelang de scène dat vereist: een functioneel personage.
Want het draait om mannen met dalende testosteronspiegel en wat nu. „Ruk je nog wel eens”, vragen ze elkaar. Joost heeft te weinig geld voor de verbouwing, de vriendenclub klust erop los maar heeft er een hard hoofd in. Hun onhandigheid – „tegenwoordig vind je alles op YouTube joh!” – leidt tot komische momenten, maar onder het drinken en moppentappen duiken langer sudderende conflicten op. Joost heeft Andrés criminele geld nodig voor de verbouwing, maar is te trots om erom te vragen. Gescheiden Bart zit op een dood spoor.
Dat is klein bier naast het zwaard van Damocles dat de kijkers al vrij snel zien hangen: de dood. Komt die aap op driekwart van de film dan eindelijk uit de mouw, dan volgt een teder grafmaal met tranen en berenknuffels. Teneur: je moet het leven omarmen zonder de dood te ontkennen. Waarvan akte: in de zonovergoten epiloog beginnen de resterende vrienden een nieuw avontuur met skinny dippen, want jongens blijven het.
Een blijde boodschap na anderhalf uur innemende groepstherapie volgens het scriptboekje: een tinkelende piano kondigt behulpzaam emotionele momenten aan, scheve ‘dutch angles’ geven aan dat het nu grimmig wordt. Het is niet slecht, Laatste Ronde, maar voorspelbaar en ontroerend als een IKEA-kast.
Alleen Bruce Willis (dementie) en Quentin Tarantino (druk) ontbraken medio april bij de grote Pulp Fiction-reünie in Hollywoods Chinese Theater. Wellicht wilde Tarantino (61) lastige vragen vermijden. Hij had net laten weten dat The Movie Critic toch niet zijn tiende en laatste film werd.
Tien films, dan stopt hij. Sinds 2014 gaan er al geruchten over Tarantino’s apotheose: Kill Bill 3, een woeste Star Trek-film, een buddymovie met Django en Zorro. Niet grandioos genoeg, zo lijkt het, maar dat gold ook voor The Movie Critic. Dat ging volgens Tarantino over de tweede filmcriticus van het seksblaadje Hollywood Press uit de jaren zeventig, de bittere, sarcastische Jim Sheldon. Tarantino in Deadline: „Cynisch als de neten, een mix van vroege Howard Stern en Travis Bickle [de antiheld van Taxi Driver]. Hij schold, ook racistisch. Maar zijn shit was enorm grappig en grof.”
Tarantino vergeet nooit een idool, bovendien klinkt dit als een mooi excuus voor een laatste ronde provocerend vuilbekken, Tarantino’s hobby. En ging The Movie Critic misschien stiekem over de sneue, verloederde en teleurgestelde man die Tarantino was geworden als Hollywood zijn van spelfouten vergeven scripts was blijven negeren? In Tarantino schuilt een tegendraadse, erudiete en geestige filmcriticus, bewees hij onlangs met zijn boek Cinema Speculation.
Tarantino morste hier en daar wat feitjes over het script van The Movie Critic. Dat de held schrijft voor het imaginaire The Popstar Pages in punkjaar 1977, toen Rocky, Jaws en Star Wars het Nieuwe Hollywood van Coppola en Scorsese nekten. Brad Pitt zou al zijn gecast, maar dan toch zeker als stuntman Cliff Booth uit zijn hitfilm Once Upon a Time in Hollywood? Tarantino zou tevens Olivia Wilde hebben benadert als Pauline Kael, godin van de Amerikaanse filmkritiek.
The Hollywood Reporterspeculeerde dat The Movie Critic zich in een soort Tarantino-metaversum zou wagen, met bijrollen voor personages uit Pulp Fiction, Reservoir Dogs en Kill Bill en misschien zelfs een jonge Tarantino zelf, als zaalwacht in een porno-bioscoop.
Enfin, dat wordt het dus niet. Of toch wel? Tarantino zou eerder The Hateful Eight niet verfilmen toen het script op straat belandde, maar deed het alsnog.
Wie weet hoeveel van The Movie Critic alsnog in zijn zwanenzang belandt. Pulp Fiction was dertig jaar geleden een uitgebeende collage van de beste scènes en dialogen uit oude misdaadscripts van Tarantino en zijn vriend Roger Avery.
2 Heroïne en mayo in Amsterdam
Het lijkt ‘product placement’ als Uma Thurman zich in Pulp Fiction als gangsterliefje Mia Wallace opmaakt om een overdosis heroïne te snuiven. De camera daalt dan tot bijtafelniveau naar een pakje halfzware shag van het merk Drum op de voorgrond.
Daar is niets voor betaald: het is een gimmick die de ‘Dutch connections’ van Tarantino accentueert. Gefinancierd door filmbedrijf TriStar – dat het script van Pulp Fiction „too demented” achtte en afstond aan Harvey Weinsteins Miramax – huurde Tarantino in maart 1992 een eenkamerappartement aan een Amsterdamse gracht en verkaste later naar een ander adres. Het was zijn eerste verblijf in het buitenland.
In mei 1992 veroverde zijn debuut Reservoir Dogs Cannes; was Tarantino niet op Europese tournee met die film dan schreef hij tot augustus aan Pulp Fiction in zijn Amsterdamse onderduikadressen zonder fax of telefoon. Schrijfpartner Roger Avery bezocht hem om de drie kruisende gangsterverhalen in te dikken.
Pulp Fiction bevat meer sporen van dat Amsterdamse verblijf. Filmgangster Vincent Vega (John Travolta) – op vitale momenten altijd op het toilet – woonde drie jaar in Amsterdam; hij rolt sjekkies en legt onderweg naar een moordpartij zijn sceptische partner Jules de nuances van het Nederlandse gedoogbeleid uit, en dat ze hier frites in mayonaise „verdrinken”. Zijn dealer is licht beledigd als Vega de kwaliteit van Amsterdamse heroïne prijst.
Veel sporen liet Tarantino in Amsterdam niet na. Zelf zegt hij dat hij laat opstond, door de stad wandelde, sloten koffie dronk en schreef in bruine kroegen – het bleek nog een hele klus de dichtbeschreven vellen vol hanepoten en spelfouten te ontcijferen. Tarantino prees later de Amsterdamse bioscoopcultuur, met name het toenmalige Filmmuseum in het Vondelpark waar hij herrie zou hebben geschopt – „weet je wie ik ben?” – toen hij niet in een lopende voorstelling werd toegelaten.
Vrienden maakte hij niet: vermoedelijk had hij genoeg aan Vincent, Jules, Butch, Mia en Marcellus. Platenzaak Concerto wist zich te herinneren dat hij de single ‘Little Green Bag’ van George Baker kocht, de intro van Reservoir Dogs – maar die film ging al in januari 1992 in première. Wel gaf Tarantino bij zijn recente bezoek aan Amsterdam in Het Parool toe dat hij twee videotapes had gestolen uit de roemruchte Cult Videotheek: een Italiaanse wraakfilm met Alain Delon en Sette notte in nero van giallo-grootheid Lucio Fulci. Hij had ze nog steeds, maar de Cult Videotheek was nu dicht. „De staarwedstrijd is voorbij en ik heb gewonnen.”
3 ‘Pulp Fiction’ adrenaline in het hart
Op 21 mei 1994 draaide het filmfestival van Cannes Pulp Fiction. Twee dagen later overhandigde juryvoorzitter Clint Eastwood de 31-jarige Quentin Tarantino de Gouden Palm. Er klonk woest gejuich. Een „schandaal!” roepende dame kreeg vanaf het podium de vinger van de giechelende Tarantino. Pulp Fiction werd een wereldwijde sensatie; een kleine film van 8 miljoen dollar leverde 213 miljoen dollar op.
Echt controversieel was Pulp Fiction nooit; de bezwaren klonken nuffig. Te gewelddadig, een viering van wansmaak, vermenging van genre en kwaliteit: so what? De ironische begintitels vierden pulp – a soft, moist, shapeless mass of matter – zelf op ironische wijze. Was Jean-Luc Godards À Bout de Souffle in 1960 ook geen satirische, iconoclastische misdaadfilm? Nou dan. Net als die mijlpaal in de nouvelle vague – of Citizen Kane – had Pulp Fiction direct iets monumentaals. Vrijwel iedereen ervoer de film als verfrissend, opwindend en cool, vergelijkingen met het shot adrenaline in het hart dat gangsterliefje Mia Wallace in de film krijgt na een overdosis waren niet van de lucht.
Waarom was Pulp Fiction dan zo’n sensatie? Je kan wijzen op Tarantino’s vele talenten. Voor casting: zijn herontdekking van has been John Travolta als verslaafde gangster Vincent Vega. Voor ‘needle drops’: niemand had zo’n oor voor obscure nummers die scènes lieten resoneren, zoals ‘Misirlou’ van surfrocker Dick Dale in Pulp Fiction. Voor dialogen: er wordt oeverloos maar in levensechte spreektaal geouwehoerd en dat maakt twee gangsters gekleed als Blues Brothers die op weg naar een drievoudige moord keuvelen over cheeseburgers en voetmassages ook geloofwaardig. Het schelden hielp ook: in Pulp Fiction klonk 265 keer fuck, 72 keer shit, 47 keer ass, 16 goddamn, 13 keer bitch, 14 keer het n-woord.
Quentin Tarantino is ook direct herkenbaar. Dat slungelige lijf met banaanhoofd, de enthousiaste snavelmond die staccato de orgineelste ideeën afvuurde: de fan werd een beroemdheid. Zijn achtergrond was een verhaal op zich. De slonzige baliemedewerker van filmverhuurder The Video Archives die ’s werelds filmcultuur als een spons opzoog. Pulp Fiction was een grabbelton vol filmcitaten, een feest voor cinefielen. Dat malle dansje van gangsterliefje Mia Wallace en Vincent Vega verwees naar Bande à Part én Fellini’s 8 ½, naar Adam West als Batman én naar Travolta zelf als disco-idool in Saturday Night Fever.
Quentin Tarantino wierp zich verbaal op als vaandeldrager van het postmodernisme. Zijn films gingen niet over de realiteit maar over andere films. Hij bracht hiphops sample-cultuur naar de film en jatte alles bij elkaar, schepte hij op. Zoals Pablo Picasso zei: „Goede artiesten kopiëren, grote artiesten stelen.” Ofwel: stelen zaken uit hun context en maken het zich eigen. Originaliteit ligt in oneindige recycling en recombinatie.
Tarantino was plots voorman van ‘nouvelle violence’
Die houding typeerde de ironisch knipogende Generatie X: ook filmmakers als Danny Boyle, Steven Soderbergh en de gebroeders Coen – in 1994 óók in Cannes met The Hudsucker Proxy – waren dol op pastiche en speelden giechelig met genre, fopgeweld en filmcitaten. Maar de bijpassende onthechte houding – jezelf sardonisch boven pulp en trash plaatsen – was Tarantino vreemd. Zijn enthousiasme was oprecht en aanstekelijk. Hij was geen ironicus maar een fan, een millennial-type. Een fanboy zonder kudde, dat wel. Maar evengoed avant-garde.
Ziet Gen X’er Vincent Vega het creepy jaren-50-themarestaurant Jack Rabbit’s Slim in Pulp Fiction, met zijn imitatie-Buddy Holly en Marilyn Monroe, dan wuift hij dat vermoeid weg als „een wassenbeeldenmuseum met polsslag”. Wildebras Mia Wallace maakt een feest van dit spiegelpaleis, ze krijgt zelfs Vincent aan het dansen. Mia is Tarantino.
De jonge Tarantino suggereerde graag dat de filmindustrie in 1994 gereanimeerd moest worden, of in de greep was van een halfdode ‘cinema du papa’. Bij een vertoning van Pulp Fiction verzocht hij fans van het beschaafde Merchant-Ivory-drama The Remains of the Day ‘de fuck’ de zaal te verlaten. Maar de Amerikaanse film knetterde van leven door de Indie-beweging en de New Queer Cinema en Cannes had in 1994 een line-up om van te watertanden.
4 De nasleep Aronofsky en Nolan
Na Pulp Fiction werd ‘Tarantino-esque’ een lemma in Engelse woordenboeken: ‘grafisch en gestileerd geweld, nonlineaire verhaallijnen, cinegeletterde referenties, satirische thema’s en scherpe dialogen’.
Tarantino werd gebombardeerd tot voorman van ‘nouvelle violence’, filmstudenten wereldwijd schreven stapels scripts met asynchroon plot, goedgebekte gangsters en terloops bloedvergieten. Dat ontaardde in epigonisme en sarcastische, nihilistische exploitatie, maar Tarantino’s invloed op filmmakers als Darren Aronofsky en Christopher Nolan was onmiskenbaar. En tot de dag van vandaag worden overgemonteerde, asynchrone, verbale misdaadfilm gemaakt met hoofdstukken, vertelstem, slomo, freeze frame, flashbacks die je als Tarantino-esque herkent.
Maar ‘nouvelle violence’ klonk al snel oubollig. In Europa gingen met name Franse filmmakers van het ‘nieuwe extremisme’ – Claire Denis, Gaspard Noé – nog verder in gedeconstrueerde plots, extreem geweld en pornografie. Tarantino deed in 1997 met Jackie Brown zelf juist een stapje terug: een nostalgisch, introspectief misdaaddrama met helden van middelbare leeftijd. Pulp Fiction overtreffen zou een sprong in de leegte worden.
Tegenbewegingen waren er ook al snel. In 1995, een jaar na Pulp Fiction, lanceerden Lars von Trier en Thomas Vinterberg Dogme, een speelse kuisheidsgelofte. Overdaad werkte luie films in de hand, beperking scherpte de geest. Dogme daagde filmmakers uit te filmen zonder muziek, belichting, filters, special effects of statief; ook genre, moorden en vuurwapens waren uit den boze.
Eind jaren negentig was er een markante sociaal-realistische trend van semi-documentaire films uit de onderlaag van de samenleving: in 1999 wonnen de broers Dardenne hun eerste Gouden Palm. Na 9/11, toen de realiteit opeens best weer relevant bleek, groeide de behoefte aan echte verhalen, vaak ‘straight from the headlines’.
Uiteraard bleef er ruimte voor postmodern escapisme, zeker als de auteur de nu iconische Tarantino was. Hij begon de 21ste eeuw uitstekend met een tweeluik wraakfilms: Kill Bill. Een trendsetter was hij niet langer.
De onlangs overleden apenexpert Frans de Waal was zeer te spreken over de nieuwe lichting apenplaneet-films. Dawn of the Planet of the Apes noemde hij in 2014 „indrukwekkend”, de apenpolitiek en het chimpanseegedrag oogde levensecht. De chimpansee is territoriaal en agressief, aldus De Waal: geef hem een pistool en hij gebruikt het.
Apenplaneet-films maken zich van oudsher geen illusie over primatengedrag, of dat nou mensen of apen betreft. Anno 2024 zijn we toe aan een nieuwe serie. De buzz rond Kingdom of the Planet of the Apes was matig, met de hooguit competente Wes Ball (Maze Runner) aan het roer als regisseur. Maar het resultaat verrast aangenaam: een ongehaaste avonturenfilm met een klassieke hero’s journey, dubieuze personages, heldere actie en fraaie staaltjes wereldbouwen: de steden overwoekerd door oerwoud ogen adembenemend.
Ruim twee eeuwen na het eind der mensheid leven apen een idyllisch bestaan van primitieve landbouwers. Chimp Noa’s dorp legt zich toe op het temmen van adelaars, en al blijft het nut raadselachtig, het levert wel direct duizelingwekkende scènes op als drie jonge chimps naar adelaars-eieren zoeken.
Gorilla’s te paard
Helaas brandschatten gemaskerde gorilla’s te paard het dorp, voeren de clan af voor slavenarbeid en laten Noa voor dood achter. De boerenjongen moet de wijde wereld in om zijn clan te bevrijden uit de klauwen van apen-farao Proximus Ceasar en krijgt reisgezellen: een wijze orang-oetan-mentor en een jonge vrouw, die vreemd genoeg praat.
In dit achtste deel zijn we namelijk terug bij het begin: de film Planet of the Apes uit 1968, die vaak wordt geciteerd – zie de scène waarin apen te paard met netten op mensen jagen. Indertijd landde astronaut Charlton Heston op een planeet waar apen de baas zijn en mensen vee. In de finale blijkt dat onze eigen toekomst na een atoomoorlog te zijn. De apenwereld is al net zo verrot als de onze, met conservatieve oude orang-oetans die met brute gorilla-kracht idealistische jonge chimpansees eronder houden.
De apenwereld is al net zo verrot als de onze, met conservatieve oude orang-oetans die idealistische jonge chimpansees eronder houden
In de filmserie die in de jaren zeventig volgde, tijdreizen die brave chimps naar onze wereld, waar ze worden gediscrimineerd en tot slaaf gemaakt tot de revolutionaire chimpansee Ceasar ze uit hun ketens bevrijd. Nogal zwaarmoedige scifi; na een remake van Tim Burton uit 2001 die iedereen maar liever vergeet, zette Rise of the Planet of the Apes in 2011 die serieuze traditie met succes voort. Een designvirus tegen Alzheimer roeit de mensheid uit maar maakt apen intelligent. Held is de bij de mensen opgroeiende, intelligente chimp Caesar die in de dierentuin belandt: acteur Andy Serkis die eerder Gollem en King Kong Speelde, verbeeldde het dankzij motion capture-technologie zeer geloofwaardig. Er volgden twee knappe vervolgen onder regisseur Matt Reeves. In Dawn of … (2014) wil Ceasar als nieuwe apenkoning samenleven met de restanten der mensheid, maar ontketent de onverzoenlijke bonobo Koba een oorlog. In War of … (2017) sluit een halfkrankzinnige kolonel de apen op in een concentratiekamp, maar vaagt een sneeuwlawine gelukkig de gedegenereerde mensenlegers van de kaart.
Lees ook De aap wordt mens, de mens een beest
Apenpolitiek
In Kingdom of the Planet of the Apes lijkt de mens geen rol meer te spelen: het afgezwakte virus maakte hem dom, er is alleen apenpolitiek. Held Noa belandt aan het hof van koning Proximus Ceasar, een ambitieus demagoog. Apen – ook Noa’s clan – onderwerpen zich aan zijn gezag, want Proximus heeft visie. Hij beseft dat de verdwenen menselijke beschaving met zijn radio, auto’s en vliegtuigen superieur was en verzamelt boeken en intelligente mensen, want die zijn er toch ook nog. Zijn project: een kluis vol menselijk wapentuig openen.
Het verhaal – verlossing uit slavernij – lijkt een rechtlijnig Mozesverhaal, maar handelt bullebak Proximus Ceasar op de keper beschouwd niet meer in het apenbelang dan de nobele Noa? En is Noa’s pittige menselijke metgezel Mae niet de vijand? Is het toch weer opnieuw aap versus mens? Die ambivalentie is in de beste apenplaneet-traditie: een prima hoeksteen voor een nieuwe filmserie.
Welke film wordt de nieuwe Anatomie d’une chute, de rechtbankthriller die afgelopen jaar zorgde voor verhitte discussies tussen bioscoopbezoekers en later vijf Oscarnominaties binnensleepte? De film van Justine Triet begon in mei 2023 aan zijn wereldwijde zegetocht na het winnen van de felbegeerde Palme d’Or op het filmfestival van Cannes. Volgende week begint een nieuwe editie van het beroemdste filmfestival ter wereld. De verwachtingen bij talloze titels en makers zijn hooggespannen.
Veel Engelstalige films
Zo ligt de lat hoog voor de nieuwe Yorgos Lanthimos. Zijn koninklijke driehoekskomedie The Favourite sleepte in 2019 tien Oscarnominaties binnen, zijn bizarre sciencefiction Poor Things werd dit jaar elf keer genomineerd. Kind of Kindness zou bestaan uit drie afzonderlijke verhalen met een eigen protagonist. Lanthimos’ film is mogelijk duisterder en killer dan zijn eerder genoemde publieksfavorieten. Co-scenarist is opnieuw Efthimis Filippou, die onder meer meeschreef aan Lanthimos’ vroege films als The Lobster (2015).
De hoofdcompetitie van Cannes bevat dit jaar opmerkelijk veel Engelstalige films, ook van enkele niet-Angelsaskische makers; zo’n 10 van de 22 – afgelopen jaar waren het er 7. Het maakt de kans nóg groter dat het festival dit jaar hofleverancier wordt voor de komende Oscars. Een titel die intrigeert is bijvoorbeeld The Apprentice, een biopic over de jonge Donald Trump. Sebastian Stan (serie Pam & Tommy) speelt de oud-president terwijl hij zijn vastgoedimperium opbouwt in de jaren zeventig en tachtig. Regisseur is de Iraans-Deense Ali Abbasi, van de in 2022 voor een Gouden Palm genomineerde thriller Holy Spider.
De verwachtingen zijn ook hoog bij Bird van Andrea Arnold. De Britse filmmaakster is al jarenlang een ster in het festivalcircuit dankzij energieke pareltjes over jongeren aan de randen van de samenleving. Na de documentaire Cow, over de melkindustrie, keert ze terug naar dit onderwerp. Belangrijke rollen worden gespeeld door twee van de hipste acteurs van het moment: Barry Keoghan en Franz Rogowski. Breekt Arnold door bij het brede publiek?
Lanthimos, Abbasi en Arnold zijn allen oudgedienden in de hoofdcompetitie, Cannes is zeer loyaal aan regisseurs die eerder werden genomineerd. De vernieuwing zit in Cannes in de andere competities zoals ‘Un Certain Regard’.
Extra goodwill is er dit jaar voor David Cronenberg, die al zeven maal kans maakte op de Palme d’Or, maar de prijs nooit naar huis mocht nemen. Lukt het de 81-jarige koning van de body-horror ditmaal met The Shrouds? Hierin speelt Vincent Cassel een zakenman en rouwende weduwnaar die een apparaat heeft ontwikkeld om contact te leggen met doden in hun tombe en in real time te volgen hoe geliefden ontbinden.
De film die voorafgaand aan het festival het meeste aandacht trok, is eveneens van een Cannes-veteraan: Francis Ford Coppola. Het sciencefiction-epos Megapolis wordt het meest ambitieuze project van de Godfather-regisseur sinds Apocalypse Now genoemd. Een anonieme bron die de film had gezien omschreef hem als een surrealistische mix van „schrijver Ayn Rand, Metropolis en Caligula”. In de eerste trailer zet Adam Driver, een van de vele sterren die meespeelt, de tijd stil. Maar zowel financiers als distributeurs wilden hun handen er niet aan branden. Kortom, een controversiële film die iedereen wil zien.
Weinig vrouwen
In de hoofdcompetitie zitten dit jaar weer weinig vrouwelijke regisseurs, slechts 4 van de 22, nadat er afgelopen jaar een ‘record’ werd bereikt met 6 vrouwelijke genomineerden. Er zal menig gesprek gevoerd worden over seksisme in de filmwereld.
Debutant Agathe Riedinger wist de programmeurs te overtuigen met een debuut over een coming-of-age in de reality-tv-wereld. Haar Diamant Brut moet dus indrukwekkend zijn. Ook nieuwsgierig maakt de tweede film van Coralie Fargeat, die doorbrak met de rape-revenge-thriller Revenge (2017). Haar body-horrorfilm The Substance zou zo bloederig zijn dat de festivaldirecteur aanraadde een paraplu mee de zaal in te nemen. Dat doet natuurlijk denken aan de verrassende Palme d’Or-winnaar van 2021: horrorfilm Titane.
Filmevenement ‘Furiosa’
Ook buiten de hoofdcompetitie wekken veel films hoge verwachtingen, zoals Furiosa: A Mad Max Saga. De nieuwe ‘road war’-film van Australiër George Miller belooft een waar film-evenement te worden; fans wachten al negen jaar op de opvolger van zijn laatste Mad Max-film. The Surfer (Lorcan Finnegan) met Nicolas Cage als vader die weigert om zich te laten wegjagen van zijn favoriete baai door enkele kwaadaardige surfers, klinkt dan weer als de zoveelste potentiële cultfilm van de Amerikaanse acteur.
Ook talloze minder commerciële, maar mogelijk des te interessante titels zijn veelbelovend. Zoals de nieuwe documentaire van Raoul Peck (I Am Not Your Negro) getiteld Ernest Cole: Lost and Found. De film belicht het werk van fotograaf Cole (1940-1990) die onder meer het leven van zwarte Zuid-Afrikanen vastlegde ten tijde van de apartheid.
Ook de tweede film van Noémie Merlant, Les femmes au balcon, oogt belangwekkend. Het scenario van deze „feministische komedie” werd geschreven met Céline Sciamma, de regisseur van Portrait de la jeune fille en feu waarin Merlant een hoofdrol had. Net als Viet and Nam, maar om andere redenen.De speelfilm van Minh Quý Truong werd geïnspireerd door de gruwelijke dood van 39 illegale Vietnamese migranten in een koeltruck in Engeland in 2019.
Aan mogelijke filmparels dit jaar dus geen gebrek.
Het blockbusterseizoen is officieel begonnen: Hollywood brengt deze zomer weer de meest luidruchtige spektakelfilms van het jaar naar de bioscopen. Lang domineerden de superhelden, maar we zitten nu in een ander, onzeker tijdperk. Ditmaal trapte Hollywood de festiviteiten af met The Fall Guy, een actiekomedie waarin Ryan ‘Ken’ Gosling een uitgerangeerde stuntman speelt die een comeback maakt op de filmset van zijn regisserende ex-vriendin. De recensie van collega Coen van Zwol was niet zo positief, al vermaakte ik me er meer mee dan hij. Sinds het ondergewaardeerde The Nice Guys heb ik een zwak voor Gosling in klunzig-komische modus. De zaal waar ik zat leek ook tevreden, er werd op het eind zelfs voorzichtig gejuicht.
In de VS ging The Fall Guy dit weekend in première, een week na Nederland. Vooraf werd al gevreesd voor tegenvallende opbrengst. De film heeft zo’n 130 miljoen dollar gekost en moet dus echt scoren. Waar men bang voor was gebeurde: de weekendopbrengst was slechts 27,7 miljoen dollar (wereldwijd staat de teller op 65,4 miljoen). Een slechte uitslag, ondanks indrukwekkende pr-activiteiten van Gosling, die na zijn rol in Barbie op het hoogtepunt van zijn roem zit. De 43-jarige Canadees liep de ene na de andere talkshow af. Bij Jimmy Kimmel deed hij zelfs een kleine actiescène met zijn stuntmannen („Ik kan niet stoppen met stunten, Jimmy”).
Het lukte zelfs om een grote internethit te scoren met een sketch in het befaamde Saturday Night Live (SNL). Gosling speelde daar een man die verdacht veel lijkt op Beavis uit de tekenfilm Beavis and Butt-Head en daarmee een discussieprogramma ontregelt – zeker wanneer een andere man in het publiek een kloon van Butt-Head lijkt. Een typische SNL-sketch die één grap te lang duurt. Maar in dit geval werkte het, omdat de andere spelers in de sketch hun lachen niet konden inhouden.
Op de rode loper van The Fall Guy werd de grap nog een keer uitgemolken: Gosling en komiek Mikey Day (Butt-Head) liepen ook daar ‘verdwaald’ rond als de figuren, iets wat weer massaal werd gedeeld op de socials. Geinig, maar het vertaalde zich niet in meer verkochte bioscoopkaartjes. Het grote publiek voelde niet de drang om naar de film zelf te gaan.
Het succes van Barbenheimer vorig jaar en Dune: Part Two dit jaar bewijst dat mensen echt nog wel naar de bioscoop willen. Maar het moet dan wel voelen als een must see en dat was bij The Fall Guy niet het geval. „De trailer schreeuwde Netflix”, schreef iemand op Threads. „Glanzend streamingvoer voor een dinsdagavond, niet iets voor een bioscoop.”
Een kleine blik op de blockbusteragenda stemt niet meteen hoopvol voor de rest van de zomer. Deze week verschijnt Kingdom of the Planet of the Apes, later deze maand Furiosa: A Mad Max Saga. En daarna? Bad Boys: Ride or Die, Twisters, A Quiet Place: Day One, Alien: Romulus, Deadpool & Wolverine en een vervolg op jarentachtighit Beetlejuice.
Gosling zal zich vast afvragen of het tijd wordt om die live action-versie van Beavis and Butt-Head te maken.