Column | Jongeren willen minder seks in films

Van voorspel tot climax: ik erger me vaak aan seksscènes in films en series. Vaak gaat het als volgt. Een man en vrouw bieden elkaar lang weerstand. Maar dan wordt het ondraaglijk. Ze klappen op elkaar. Eén zoen wekt de lust op, en de kleren moeten afgescheurd worden alsof er pestdragende vlooien in zitten. Ondertussen beukt de man al friemelend met de vrouw tegen ladekasten en keukentafels. En vervolgens deinen de geliefden een halve minuut voordat ze zich voldaan achterover laten vallen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Maar te vaak zijn seksscènes clichématig, onrealistisch en onnodig.

Steeds meer jongeren hebben die indruk. Uit een onderzoek van de universiteit van Californië bleek afgelopen week dat een meerderheid van (Amerikaanse) jongeren liever geen films en series met seks kijkt.

Het jaarlijkse Teens and Screens-rapport onderzoekt de mening van tieners en adolescenten, van 10 tot 24 jaar oud, over het televisie- en filmaanbod. Positief: film blijft het favoriete vermaak van de jeugd. Maar het aanbod vindt men teleurstellend. Verbeeldingen van social media-gebruik in films en series vindt men cringe (tenenkrommend). En belangrijker: van de ondervraagden zei 62,4 procent seks niet nodig te vinden voor de plot van films. Veel meer dan vorig jaar, toen het nog 51,5 procent was. 63,5 procent van de jongeren vindt romantiek überhaupt niet zo interessant (47,5 in 2023); ze zien liever films over vriendschap. En 46 procent wil zelfs meer aseksuele personages zien – mensen die weinig of helemaal geen seksuele gevoelens hebben.

46 procent van de Amerikaanse jongeren wil meer aseksuele personages zien

Overbekende clichés zijn daar grotendeels verantwoordelijk voor, volgens de onderzoekers. Jonge mensen zijn klaar met „gedateerde en onherkenbare tropes op het scherm”, schreef hoofdonderzoeker Alisha J. Hines in een persbericht. Ook hebben tieners het gevoel dat Hollywood ongezonde en onrealistische romantiek opdringt. „Wat we echt nodig hebben is tijd en ruimte om erachter te komen wie we zijn en wat we willen”, zegt tiener Sarina Marzbani, lid van het Youth Media Representation-programma van de universiteit.

Dit betekent niet per se dat de tieners preutser worden. The New York Times merkte op dat sommige films over seks wél veel jongeren aantrekken. Yorgos Lanthimos’ Poor Things, een triptiek over machtsverhoudingen in (romantische) relaties, trok disproportioneel veel jongeren. Net als Andrew Haighs meesterwerk All of Us Strangers, over twee eenzame homoseksuele mannen in Londen. Dat komt, speculeerden de onderzoekers, omdat dit nu eenmaal het aanbod is. Ze hebben geen keus! Mij viel op dat dit films zijn over problemen die veel jongeren herkennen: eenzaamheid, het gevoel van onmacht. In plaats van films waarin seks een verplicht zijpaadje is.

Het is de vraag of deze onderzoeksresultaten overdraagbaar zijn naar Nederlandse tieners. Maar het is een interessant signaal naar Hollywood. Lang eindigden de meeste publieksfilms – of het nu over moord of tuinieren ging – met een kus. Dat deed men om een zo breed mogelijk publiek in de bioscoop te krijgen, van jonge vrouwen tot oude mannen. Maar nu iedereen gewend is aan specifieke, gepersonaliseerde content via sociale media is die filosofie misschien verouderd.

Tristan Theirlynck is filmrecensent.


Ralph Fiennes over pausthriller ‘Conclave’: ‘Jezus’ liefde is een onthutsend simpel voorstel als wij ervoor openstaan’

Sede vacante! De paus is dood, zijn troon vacant, 108 kardinalen worden van heinde en verre naar gastenverblijf Casa Santa Marta van het Vaticaan gesommeerd. Vijftien dagen na het pauselijk overlijden klinkt ex omnes – iedereen eruit – en gaat het college van kardinalen cum clave (met sleutel) in isolatie.

Van de buitenwereld afgesloten stemt het ‘conclaaf’ tweemaal daags over een opvolger, net zolang tot er een tweederde meerderheid is. De gelovigen op het plein van de Sint-Pieter zien zwarte rook na elke mislukte stemronde. Is er een opvolger, dan gaan de laatste stembiljetten in de kachel met kalium, melksuiker en vioolhars: witte rook. En volgt de proclamatie habemus papam: we hebben een paus.

Het conclaaf is een archaïsch ritueel met regels die teruggaan tot de 12de en 13de eeuw, toen pausverkiezingen zich soms jaren voortsleepten. In 1241 werden de kardinalen voor het eerst zonder enig comfort opgesloten en op water en brood gezet om een beslissing te forceren. In 1269 sloopten ongeduldige burgers na een impasse van bijna twee jaar zelfs het dak van het pauselijk paleis te Viterbo om de prelaten tot een keus te dwingen. In 1294 staakten de kardinalen hun taaie verzet tegen het conclaaf, dat voortaan regel was.

Wat gebeurt er achter die gesloten deuren en luiken? Het gaat om gewichtige zaken: dogma en doctrine, geld en macht. In de thriller Conclave overlijdt een vrij progressieve paus. Iemand als de huidige paus Franciscus, die we tegenwoordig vaak in een rolstoel zien. „Het is helder dat onze overleden paus op hem is geïnspireerd”, zegt regisseur Edward Berger via Zoom vanuit Los Angeles. „Hij woont niet in het luxueuze pauselijke paleis maar in het gastverblijf. Hij leeft sober en heeft verlichte denkbeelden. Maar de rest is verzonnen.”

Vier Oscars

Berger, die vorig jaar vier Oscars won met All Quiet on the Western Front, verfilmde een script naar de bestseller Conclave van Robert Harris, een Britse auteur aan wiens boeken je doorgaans weinig hoeft te veranderen voor een spannende film. Ook hier, al stijgt Conclave door zijn setdesign, timing en een briljante cast ver boven een routine-thriller uit. Hij geldt als serieuze Oscarkandidaat.

In Conclave heeft deken Lawrence (Ralph Fiennes) van het college van kardinalen de leiding over het conclaaf. Tegen heug en meug: Lawrence bevindt zich in een geloofscrisis en wil zich liever in een klooster terugtrekken. Maar zonder twijfel geen geloof, en de plicht roept: de progressieve Lawrence moet een politiek proces vol achterbakse trucs en schokkende onthullingen in goede banen leiden.

De Britse acteur Ralp Fiennes is indrukwekkend als Lawrence. Hij voelde zich aangetrokken door zijn twijfel, zegt Fiennes vanuit LA. „Lawrence is in een geloofscrisis én in rouw, want hij was een vertrouweling van de Heilige Vader. Maar hij ziet het als zijn plicht het conclaaf te runnen en door ethische dilemma’s en zijn eigen ambitie te navigeren.”

Fiennes speelde vaker goede, getroebleerde mannen, maar nog vaker monsters. Wat vindt hij moeilijker, wat leuker? Fiennes: „Schurken zijn leuk, neem ik aan. Maar ook lastig, want Heer Voldemort is maar één ding. Hij twijfelt niet, hij stelt geen vragen, heeft alleen die nare, fascistische drijfveer. Nu ik ouder word, haal ik meer plezier uit rollen van mensen die met zichzelf in gevecht zijn. De uitdaging is om Lawrence tot een levend mens te maken. Op een zeker glorieus moment voel je instinctief wat zo’n personage voelt, welke interne strijd en onderhandelingen er in zijn hoofd gaande zijn.”

Ralph Fiennes is in vrome modus, hij noemt Jezus’ liefde „uiteindelijk een onthutsend simpel voorstel als wij ervoor openstaan”. Van moederszijde – de in 1993 overleden schrijver Jennifer Lash – stamt hij uit een katholiek geslacht. Zelf liet hij de kerk als tiener achter zich, als zijn moeder voor hem. „Maar zij bleef altijd gelovig. Toen zij begin jaren negentig de diagnose borstkanker kreeg, maakte ze in tijdelijk remissie een reis langs Franse pelgrimoorden en Santiago de Compostella. Ze schreef een prachtig boek, On Pilgrimage, over de zoektocht naar spirituele betekenis. Daaruit put ik nog steeds veel inspiratie.”

Paranoiathriller

Regisseur Edward Bergers inspiratie voor Conclave waren eerder politieke paranoiathrillers uit de jaren zeventig, zegt hij. „Films van Alan Pakula. All the Presidents’ Men of The Parallax View voelen heel fris, misschien omdat we opnieuw in een heel gepolitiseerde tijd leven. Conclave speelt zich af in het Vaticaan, maar in wezen kan zo’n schaakspel om een machtsvacuüm te vullen zich overal afspelen: in Washington DC, Downing Street, bij een multinational.”

Al stemmen ze daar niet in witte soutanes met vermiljoenrode schoudermantels – symbool voor het bloed der martelaren – onder een plafond geschilderd door Michelangelo. Edward Berger, ongelovig opgevoed, zegt dat een katholieke mis die hij als negenjarige jongen bijwoonde hem is bijgebleven vanwege die theatraliteit. „Dat knielen, zegenen, handen vouwen, met hosties, zilveren bekers, wierook: het ritueel drukt als een loodzwaar gewicht op je schouders.”

Dit katholieke ritueel kan ook op de lachspieren werken, zoals in 2011 in Nanni Moretti’s komedie Habemus Papam, waar de nieuwgekozen paus het in paniek op een hollen zet. Bejaarde prelaten in jurken met rolkoffertjes en paraplu’s ogen daar als een koddige pinguïnkolonie. Zulke grappige momenten heeft Conclave ook, maar daar wordt de sfeer gespannen. De koers van een wereldreligie staat op het spel. De film staat in een traditie van broeierige Vaticaanthrillers vol gefluisterde geheimen in oeroude corridors en intriges over macht, geld en ook seks – al zijn de pedofiele misbruikschandalen in de kerk over hun hoogtepunt, het celibaat blijft een heikel punt.

Berger: „Alles wat zich achter gesloten deuren afspeelt, voelt sowieso als een samenzwering. Ik zag beelden van de kardinalen in hun soutanes op een binnenplaats bij de verkiezingen van Benedictus XVI. Ze maakten gebaren, fluisteren in groepjes met elkaar. Dat zag er zo antiek uit, als Romeinse senatoren die elkaar zomaar een mes in de rug kunnen steken.

Aan de macht ruiken

„Ik was op zoek naar een bedrukte sfeer van gluren, duisternis en claustrofobie, dat je alleen je eigen adem nog hoort en het zoemen van de tl-buis. En dan is er een nieuwe paus! De ramen zwaaien open, het zonlicht stroomt binnen, klokken luiden, vrouwen lachen op de binnenplaats!”

Conclave behandelt grote kwesties: ambitie, corruptie, gender, seks, terrorisme. Maar daar gaat de film niet echt over. Berger: „Personages drijven een film, niet issues. Een kardinaal komt op, maar er is een kwestie die hem kan beschadigen. Het gaat erom dat we zien hoe hij aan de macht ruikt en dan verkruimelt. Die kwestie is slechts een struikelblok.”

De koers van de kerk, progressief of conservatief, is ook niet allesbepalend voor katholieken, denkt Isabella Rossellini, die in Conclave de non Agnes speelt, de stille kracht binnen dit patriarchaat. Rossellini: „Een van mijn beste vrienden is gay en getrouwd met de man met wie hij al veertig jaar samenwoont. Een halve heilige, een specialist in infectieziekten. Hij gaat elke dag naar de kerk. Als ik hem vraag: hoe rijm je dat geloof met je levensstijl, dan zegt hij: ach, de kerk is één ding, God een ander. Hij leeft gewoon met alle contradicties, zoals de meeste katholieken.”


‘Andy, bloed en blond haar’: deze cultfilm uit de jaren 70 heeft niets aan kracht ingeboet

Filmblad Skrien repte eind 1978 over „een van de interessantste Nederlandse speelfilms van de laatste jaren”, NRC-filmcriticus Hans Beerekamp voorspelde dat het wel eens de eerste Nederlandse cultfilm zou kunnen worden. Wie Andy, bloed en blond haar (1978) van Frank Wiering anno 2024 ziet, kan constateren dat Wierings debuutfilm ruim 45 jaar na zijn première niets aan kracht heeft ingeboet, integendeel. Hij past prima in het actuele debat over een achtergesteld, miskend platteland versus de elitaire, rijke Randstad.

Andy, bloed en blond haar, komende week in Amsterdam te zien in het aan producentenpaar Matthijs van Heijningen en Guurtje Buddenberg gewijde retrospectief in Eye Filmmuseum, is een indertijd voor 150.000 gulden gemaakte film. Wiering (1947) voert Andy op, die in zijn geboorteplaats Hengelo ontslagen wordt. Vervolgens reist hij naar Amsterdam, met een kaasbijltje in zijn binnenzak. Bij het minste geringste slaat de agressieve Andy toe. Vooral van homoseksuelen moet hij weinig hebben: „Ben jij soms lid van de club?”. Bij toeval ontmoet hij Ella, een op Marilyn Monroe lijkend fotomodel die gefascineerd raakt door zijn brute directheid. Ella neemt hem op sleeptouw, zo gaan ze onder meer naar een decadent feestje waar verveelde kunstenaars cocaïne snuiven en elkaar vliegen afvangen. Andy’s oordeel, „Ik vind het maar een maf zootje”, klinkt Ella als muziek in de oren, zij voelt zich ook niet echt thuis in deze hautaine kunstscene.

Als Andy zijn kaasbijltje op fatale wijze gebruikt, vlucht hij met Ella naar Hengelo, waar de tweede helft van de film zich afspeelt. Ella ontmoet zijn ouders, waarbij een shot van een blinde muur aangeeft dat Andy daar absoluut geen toekomst heeft. Een burgermansbestaan, zoals de meeste van zijn vrienden inmiddels hebben, wil hij niet, eigenlijk heeft hij geen ambities.

Als Ella aandringt en hem naar zijn droom vraagt, antwoordt hij in sappig Twents dialect: „een autokerkhof, dat lijkt mij wel wat”. Leuk detail: bij de scènes in Amsterdam klinkt muziek van Herman Brood & His Wild Romance, bij die in Hengelo muziek van plattelandsrockers Normaal.

Andy, bloed en blond haar is een geweldig tijdsdocument over de ‘no future’-generatie, die met apathie, onverschilligheid, cynisme en geweld reageert op hun gebrek aan toekomstperspectief. Amsterdam is verloederd en Hengelo is wel mooi maar dodelijk saai. „Ik wil leven, ik wil bruisen”, zegt de immer opgefokte Andy, wiens agressie een vlucht naar voren is.

Op 12 november leidt regisseur Frank Wiering zijn (cult)film in. Info: eyefilm.nl
Jonna Koster als Ella in ‘Andy, bloed en blond haar’.
Foto Eye Film Instituut


‘Piece by Piece’ is spectaculair en baanbrekend, én hippe reclame voor Pharrell

Waarom hiphopproducer Pharrell Williams écht een Legodocumentaire over zijn leven liet maken doet er eigenlijk niet toe. Het idee is zo groots, zo geniaal, zo grensverleggend uitgewerkt, dat zelfs als het alleen maar was om heel veel geld te verdienen, het resultaat elk bezwaar omver blaast. Feit is dat studio Universal na twee succesvolle Legofamiliefilms dankzij Pharrell de filmrechten wist te behouden voor het Deense plastic constructiespeelgoed. En dat hij zélf een kleurrijk product kon toevoegen aan zijn catalogus van beroemde merken waarvoor hij collecties en promotiejingles maakte, van Adidas tot McDonald’s. En natuurlijk Louis Vuitton, waar hij zijn zonnebrillen voor ontwierp. En nu maakt hij met behulp van Lego ook nog eens hip en baanbrekend reclame voor zichzelf.

Hoe dan ook. Nu is-ie er. Piece by Piece. Een animatiedocumentaire die gebruikmaakt van Lego om het leven van Pharrell Williams (1973) te vertellen. Ondanks de vorm niet per se voor kinderen, maar wel volkomen kindvriendelijk. Over zijn kinderjaren in de wijk Atlantis in Virginia Beach. En zijn ontmoeting met Chad Hugo op zomerkamp, met wie hij vele jaren producersduo The Neptunes zou vormen, dat rond 2000 verantwoordelijk was voor de hits van zowel rappers als popsterren, van Jay-Z en Snoop Dogg tot Gwen Stefani en Justin Timberlake. En voor wie nu nog denkt Pharrell Wie: tien jaar geleden domineerde hij in één zomer alle muzieklijsten met Daft Punks ‘Get Lucky’, het nummer ‘Happy’ uit animatiefilm Despicable Me 2 en ‘Blurred Lines’ van zanger Robin Thicke. Met name ‘Happy’ werd groter dan de film waarvoor het geschreven was. In Piece by Piece vertelt Pharrell (die doorgaans met alleen zijn voornaam door het leven gaat) hoe in 2013 wereldwijd mensen fanvideo’s voor het nummer op sociale media postten waarop ze op zijn muziek door de straten dansten.

Wat de keuze voor Lego zo fantastisch maakt, is dat Pharrell als kind ontdekte dat hij kleuren ziet als hij muziek hoort. Die synesthesie is waarschijnlijk de sleutel tot de flow van zijn kunstenaarschap. Er is geen betere manier om dat vorm te geven dan met op elkaar gestapelde legoblokjes die de bouwstenen van zijn muziek symboliseren. Ze lichten fluorescerend op als hij weer een beat met hitpotentie gevonden heeft.

Aan het begin van de film legt Pharrell zijn filosofie uit: je kunt het universum nog het beste vergelijken met een Legoset, een eindeloze combinatie van bestaande bouwstenen. Dat is niet alleen een creatieve manier om de samplecultuur van de hiphop uit te leggen, maar heeft ook ongewild iets spiritueels en diepers. Op kwantumniveau is ons hele universum immers ook een geweldige deeltjesspeeltuin.

Onconventioneel

Regisseur Morgan Neville heeft een flinke staat van dienst met (prijswinnende) muziekfilms. Hij maakte portretten van Johnny Cash en Keith Richards. In het jaar dat Pharrell zijn hattrick aan hits scoorde, maakte Neville zijn Oscarwinnende documentaire 20 Feet from Stardom, een eerbetoon aan achtergrondzangers in de Amerikaanse popgeschiedenis. Piece by Piece is echter verreweg zijn meest onconventionele film. Hij doet denken aan de hallucinante Beatles-films of Sun Ra’s Afrofuturistische scifi-musical Space is the Place (1974). Ook Pharrell is geobsedeerd door de ruimte. Hij wijdt dit aan het feit dat hij in de crashzone van de nabijgelegen Oceana-basis opgroeide en dagelijks triomfantelijke luchtschepen zag overvliegen. Maar dat is ook typisch Pharrell. Hij smeedt uit zijn jeugdherinneringen een mythisch rijk, dat niet onderdoet voor de kosmische fantasieën van Sun Ra of de dromen van het verloren land Atlantis.

Geen wonder dat de ter gelegenheid van de film gelanceerde nieuwe Legoset ‘Over the Moon’ bestaat uit een goudglanzende raket met een regenboogkleurige rookpluim uit z’n staart. En een telraam met 49 nieuwe gekleurde legohoofdjes, zodat het bouwspeelgoed nog inclusiever wordt. Het blijft een huwelijk van tegencultuur en big business natuurlijk. En terwijl Piece by Piece eerlijk is over Pharrells faalangst en eerzucht, en hier en daar best kritisch is op de momenten waarop hij zich dreigde uit te verkopen aan succes en commercie, mystificeert hij de materialistische kant van de hiphop ook. Toen de film afgelopen nazomer op het filmfestival van Toronto in première ging, zat Pharrell in een nieuwe pastelgele Vuitton-look zijn promotie-interviews te geven.

We zijn overigens voorlopig nog niet klaar met biopics over Pharrell. De Franse regisseur Michel Gondry (bekend van onder meer Eternal Sunshine of the Spotless Mind) is ook bezig met een musical over het muzikale wonderkind. Zijn Atlantis is gesitueerd in de zomer van 1977 en wordt volgend jaar zomer in de bioscopen verwacht. De plot is nog geheim, maar één ding is zeker. Ook nu zit Pharrell er weer bovenop.


Steve McQueens WOII-drama ‘Blitz’ is provocatief conventioneel

‘Schokkend conventioneel!” Het was wat ironisch dat zoveel recensenten ditzelfde cliché gebruikten na de première van Blitz op het London Film Festival. Maar ook begrijpelijk. De nieuwe film van Steve McQueen is inderdaad een heel conventioneel en sentimenteel WOII-drama. En dat verwachtte men niet van de regisseur die vorig jaar nog De bezette stad maakte, een compromisloze, vier uur durende documentaire over de bezetting van Amsterdam vol kale feiten. Maar wie beter kijkt, ziet onder de clichés van Blitz iets nieuws en provocatiefs.

Tijdens het negen maanden lange bombardement van Londen, van september 1940 tot mei 1941, wordt George (Elliott Heffernan) met bijna een half miljoen andere kinderen geëvacueerd. Hij wil niet weg van zijn moeder (Saoirse Ronan) en opa (rockster Paul Weller). Begrijpelijk: in flashbacks zien we het gezin met plezier zingen rond de piano. In de trein wordt George racistisch bejegend, zijn vader was zwart. De maat is vol, hij springt van boord. Op naar Londen. Terug naar zijn moeder.

Vanaf dat moment voert de tocht van George ons langs een reeks bekende beelden. Kinderen reizen als verstekelingen in de goederentrein. Mensen schuilen in de metrotunnels. George is op avontuur door de Britse oorlogsgeschiedenis. De obstakels zijn bombardementen, racisme en criminaliteit. Maar een oplossing is nooit ver weg. Zit George in de put over zijn plek in Engeland als jongen van kleur? Dan treedt op het juiste moment een mannelijk rolmodel uit de schaduwen.

De ambitie is geen realisme, maar sentiment: een sprookje. Dat maakt Blitz af en toe bijna tot een kinderfilm. Met archetypes in kostuums voor het heldenkind om te slim af te zijn.

Chaos van bombardementen

Dat is niet erg. Londen in oorlogstijd is prachtig nagebouwd, de acteurs zijn goed – je glijdt er vanzelf in weg. En op het moment dat het al te zoet en huiselijk wordt, laat McQueen razendsnel de chaos van de bombardementen overnemen. Het geluidsontwerp schuift dan plots van stil naar oorverdovend luid. Sirenes loeien, en brandende huizen gloeien in Halloween-oranje. Eén sequentie, met een balzaal vol doden, blijft je verontrustend bij. De balans tussen lyriek en horror is perfect.

En voor wie goed oplet, zijn er genoeg van de virtuoze poëtische beelden die McQueen uniek maken. Een brandslang zwiept stuurloos rond voor een brandend gebouw. Beelden van bommenwerpers die aankomen over het water verglijden langzaam in een beeld van een veld bloemen.

Ook die conventies en clichés hebben iets radicaals. Want dit verhaal draait om een jongetje van kleur tijdens de Tweede Wereldoorlog: een onderbelichte ervaring. Juist daarom werken alle clichés. McQueen toont ons de mythe dat Engeland helemaal ‘één werd’ tijdens de blitz, en plaatst daar vervolgens een verhaal van racisme en uitsluiting naast. Als George hongerig voor de broodjeszaak staat, wordt híj weggejaagd. In advertenties ziet hij zwarte mensen als hulpjes of monsters. Subtiel is het niet, maar dat wás het vermoedelijk ook niet.

‘Schokkend conventioneel’ is onjuist, het is eerder provocatief conventioneel. McQueen vertelt niet alleen een vergeten deel van de geschiedenis, hij giet het in de beeldtaal waarmee Engeland zijn oorlogstrauma heeft verwerkt.

Blitz is zeker geen meesterwerk. De overdaad aan Britse (oorlogs)folklore maakt ’m soms onbedoeld komisch. Zo valt George in de handen van een schizofrene crimineel met alpinopet, die gebombardeerde huizen doorzoekt voor kostbaarheden – meer Dickens dan Dickens. En er zijn wel erg veel dappere koortjes die de oorlog van zich afzingen.

Het voelt daardoor af en toe als opsomming. De vele zijpersonages gaan nooit leven. Moeder Rita heeft haar eigen odyssee, langs jazzclubs, bomfabrieken, socialistische speeches en schuilkelders. Maar ze voelt meer als museumgids dan als personage. En Harris Dickinson loopt louter rond op de achtergrond. Pas bij de credits merk je zijn aanwezigheid.

Blitz is niet zo experimenteel als andere recente WOII-films van topregisseurs, zoals Jonathan Glazers The Zone of Interest. Maar McQueen maakte een opzwepend, mainstream oorlogsdrama. Met genoeg nieuws om geen pastiche te worden.


‘Look Back’: adembenemende anime over obsessieve scheppingsdrang

De jonge Fujino tekent fanatiek, haar mangabijdrages aan de schoolkrant vallen dan ook in goede aarde bij haar klasgenoten. Totdat ze concurrentie krijgt van Kyomoto. Omdat zij bang is voor mensen komt ze nooit naar school, ze maakt haar huiswerk thuis. Haar tekeningen zijn veel mooier, dus gaat Fujino nog meer haar best doen.

Als de twee elkaar uiteindelijk ontmoeten, duurt het niet lang voordat ze gaan samenwerken. Al snel krijgen ze een contract bij een manga-uitgever. Maar als deze een wekelijkse serie wil, haakt Kyomoto tot verdriet van Fujino af. Kyomoto gaat liever naar de kunstacademie in Yamagata, ondertussen dreigt Fujino vermalen te worden door de commerciële eisen van de manga-industrie.

Naast kunst versus commercie gaat de fraaie Japanse anime Look Back over vriendschap, zielsverwantschap en passie. De karakters van Fujino en Kyomoto worden met veel psychologisch inzicht geschetst. Ze zijn verschillend in temperament maar vullen elkaar desondanks uitstekend aan. Hun vriendschap ontroert, waarbij hun handen een opvallende rol spelen. Ze hebben deze figuurlijk ineengeslagen, maar terugkerende close-ups van hun verstrengelde handen tonen ook hun hechte relatie.

Maar Look Back, naar de manga van Tatsuki Fujimoto (zijn achternaam keert terug in die van de personages), is in de kern een verhaal over obsessieve scheppingsdrang en grenzeloze creativiteit. Een film over het vak zelf, het maken van manga (strips) en anime (animatie).

Niet voor niets laat maker Kiyotaka Oshiyama, die een eigen animestudio opzette, Kyomoto het boek De wereld van de achtergrondkunst uit de kast pakken. Het zegt iets over haar karakter, ze blijft het liefst op de achtergrond, maar vooral over de intentie van deze anime. Het laat twee personages zien die aandachtig hun omgeving observeren. Vervolgens worden hun waarnemingen door eenzelfde obsessieve maker als de twee scholieren vertaald naar adembenemende beelden. Waarbij de natuur een dankbare inspiratiebron is, van verschillende natuurverschijnselen tot de wisseling van de seizoenen. Dit aspect van verglijdende tijd zit ook in montagesequenties die het verstrijken van minuten, uren en dagen en zelfs jaren tonen.

Geheel in lijn met het boek over achtergrondkunst dat Kyomoto inspireert, is Look Back een anime waarin deze achtergronden op gedetailleerde wijze getoond worden, de personages zelf zijn eenvoudiger getekend – maar nog steeds heel expressief. Look Back zit dan ook vol sprekende momenten, van het nerveus op-en-neer bewegen van Fujino’s onderbeen als ze tekent tot een sequentie zonder beweging, zoals in een echte manga. Maar het mooist zijn de prachtige details, zoals het zonlicht dat over de coupés glijdt van een voorbijrijdende trein.


Met haar eerste hoofdrol is Mikey Madison al op weg naar een Oscar

Het is bijna onmogelijk om geen zwak te ontwikkelen voor de selfmade Assepoester Anora, het hoofdpersonage van de gelijknamige film. Mikey Madison speelt een sekswerker die – tegen een riante betaling – het nieuwste speeltje wordt van het Russische miljardairszoontje Ivan én tijdens een trip naar Las Vegas met hem trouwt. In andere handen was Ani, zoals ze zichzelf noemt, mogelijk een eenvoudige ‘golddigger’ geworden. Maar als je Madison ziet vechten als een straatkat voor haar sprookjes-einde, gun je haar dat volledig.

De tragikomedie won de Gouden Palm in Cannes en zette Madison op de kaart als potentiële Oscarkandidaat. Wat het bijna onmogelijk maakt haar nog uitgebreid te interviewen, de 25-jarige werd zo veelgevraagd dat zelfs na aandringen ons Zoom-gesprek maximaal 10 minuten mag duren.

Regisseur Sean Baker (The Florida Project, Red Rocket) schreef zijn prijswinnende film met Madison in het achterhoofd. De regisseur die bekendstaat om zijn castingvaardigheden, vroeg Madison al voor de hoofdrol vóór hij aan het script was begonnen. Hij had haar in Scream (2022) gezien, de remake van de ironische slasherfilm uit 1996 waarin ze een doorgedraaide horrorfanaat speelde. Maar Baker herinnerde zich ook Madisons eerdere rol in Tarantino’s Once Upon a Time… in Hollywood (2019), waarin ze een moordlustig lid van de Mansonfamily is.

De combinatie van Madisons lieve-meisjeslooks – donkere reeënogen, grote mond en lach – met het irritante, narcistische en moordlustige gedrag van haar personages werkt in beide films geestig. De actrice stal ook in zeer fysieke scènes de show met heerlijk over the top spel en luid gegil. Zowel in Scream als in Once Upon a Time… wordt haar vileine personage luid krijsend in brand gestoken.

Het hoofdpersonage dat Baker – met hulp van Madison – in zijn script creëerde, slacht niemand af, noch wordt ze geflambeerd. Wel weigert ze resoluut in een slachtofferrol te kruipen. In een van de beste momenten van Anora zien we hoe ze – 1,61 meter groot – twee handlangers van Ivans ouders die het huwelijk willen laten annuleren, tot bloedens toe trapt en bijt. De knullige spierbundels weten uiteindelijk niet meer wat ze met haar aan moeten.

De scène is een opmerkelijke combinatie van tragiek, absurditeit en humor, net als wel meer scènes waarin Madisons personages woedend worden. Hoe creëert ze die verschillende lagen, of gedraagt ze zich echt zo buitensporig dat het grappig wordt als ze kwaad is? Madison, ernstig: „Ik verschil enorm van alle personages die ik speel. Alles wat je mij op het scherm ziet doen, is gebaseerd op hun persoonlijkheid. Als actrice die Ani speelt, ben ik me er op zo’n moment bewust van dat zo’n scène er chaotisch en absurd uit moet zien, maar mijn personage zelf niet. Zij gelooft echt dat ze vecht op leven en dood. Dat is dus hoe ik haar speel.”

Lees ook

de recensie van ‘Anora’

Ani (Mikey Madison) en Ivan (Mark Eydelshteyn) vinden elkaar in ‘Anora’.

Onuitstaanbaar én aandoenlijk

De ironieloosheid waarmee Madison ruziemomenten neerzet, maakte haar ook al zo goed in Better Things, de serie waarmee ze haar carrière begon als zestienjarige. De puber die Madison daar speelde, nam banale zaken vaak bloedserieus – zoals pubers vaak doen – wat haar tegelijkertijd onuitstaanbaar, aandoenlijk én herkenbaar maakte.

Madison noemt tijdens ons korte gesprek Better Things haar „introductie in alles wat met de film- en tv-wereld te maken heeft”. Ze speelde vijf seizoenen mee in de serie en groeide er naar eigen zeggen op tot de actrice die ze nu is. Het lag immers niet voor de hand dat Madison al op jonge leeftijd zou gaan acteren. Haar beide ouders zijn psycholoog en ze kenden niemand in de filmindustrie. Tijdens haar jeugd in een meer landelijk deel van LA reed ze op hoog niveau paard – net als haar moeder en grootmoeder. Ze kreeg zelfs thuisonderwijs om meer tijd met haar paarden te kunnen doorbrengen.

’s Avond keek ze vaak films en op haar veertiende besliste ze dat ze liever wilde acteren dan paardrijden. „Hoewel ik geen idee had hoe ik hierin zou kunnen slagen, raakte ik geïnteresseerd in hoe het moet voelen om acteur te zijn.” Madison, die naar eigen zeggen enorm introvert is, was geïntrigeerd door „de intimiteit en connecties” die ze zag op het scherm en wat acteurs allemaal ervaren „binnen een verhaal”. Ze nam acteerlessen. Twee jaar later, op haar zestiende, werd ze gecast voor Better Things. Nog eens drie jaar later belandde ze na een auditie in de film van Tarantino.

Anora is Madisons eerste hoofdrol én de eerste film waarvoor ze werd gevraagd zonder auditie. Ze ging er volledig voor: nog voor Bakers script af was, begon ze aan haar research. Ze maakte ‘moodboards’ – collages met filmstills, maar ook met foto’s van kleding, kapels, of de lange acrylnagels die bij Ani passen. Ze leerde het accent van Brighton Beach in New York, waar haar personage woont, én Russisch, omdat Ani dat gebrekkig spreekt. Ze nam danslessen, leerde twerken en paaldansen. En dompelde zich via biografieën en locatiebezoeken onder in de wereld van sekswerkers.

Het resultaat van Madisons research komt onder meer tot uiting in de schijnbaar achteloze, maar indrukwekkende eerste minuten van de film. In de seksclub waar Anora werkt, zien we haar lapdances geven alsof ze het al jaren doet, de zaal scannen op potentiële klanten, flirten en mensen richting de bankautomaat dirigeren. Baker nam de scène op zonder de camera stop te zetten, alsof het een documentaire in een echte club betrof. Maar volgens Madison was het door alle research naar Ani’s wereld „helder” wat moest gebeuren. „Het was een vrij ongewone ervaring als filmacteur, het is nooit zo immersief. Ik kreeg een microfoon opgetaped en wandelde ongeveer dertig minuten van klant naar klant, stelde mezelf voor en probeerde uit te zoeken of ze een dans wilden en zo ja, nam ik hen mee naar de achterkamertjes.”

Geen intimiteitscoördinator

De scène bevat, net als op veel andere momenten in Anora, veel expliciet naakt. Madison, die alle dans- en vechtscènes in de film zelf speelde, maakte geen gebruik van een body double en vond een intimiteitscoördinator op set niet nodig. Opmerkelijk vandaag de dag?

„Het was de eerste keer dat ik zulke scènes deed. Maar ik speel een sekswerker, ik wist dat dit deel zou uitmaken van het verhaal en wilde haar leven zo accuraat en eerlijk mogelijk portretteren.

„Sean en ik hadden voor de opnames startten een jaar om elkaar te leren kennen, we hadden tegen die tijd een vriendschap opgebouwd en vertrouwden elkaar. We beslisten gezamenlijk dat we het aangenamer en efficiënter vonden met alleen Sean en Samanta Quan (Bakers producent en echtgenote) op set.” Volgens Madison moet je als acteurs en regisseur bij ieder project afwegen wat het prettigste werkt.

Op haar IMDb-pagina worden opmerkelijk genoeg geen aankomende projecten vermeld. Voor vragen over wat de toekomst brengt, is helaas geen tijd. De tien minuten zitten erop.


Misdaadkomedie ‘Anora’: deze nachtvlinder is geen gewone Assepoester

Kauwgombellen blazend werkt Anora, bijgenaamd Ani, in de naar haar genoemde film van Sean Baker, haar klanten af. Ze geeft lapdances, en soms krijgt ze mannen mee naar de viproom van de stripclub in Midtown Manhattan waar ze bakken met geld lijkt te verdienen. Maar op een of andere manier is het nooit genoeg. Ze heeft niet eens een eigen woning. Geroutineerd praat ze het geld uit de zakken van huisvaders en jonge bankiers die niet eens bijzonder genieten van het ritueel. Alles is hier transactioneel.

En dan is er op een avond een jonge Rus. Hij huurt haar in om een week lang zijn vriendin te spelen. Het zou het begin van een sprookje kunnen zijn. Het is onmogelijk om niet aan Assepoester of Pretty Woman (1990) te denken, waarin Julia Roberts als escort het hoofd van Richard Gere op hol bracht. En Ani en Vanya zijn zo mooi en zo jong en daardoor zo tragisch dat je ze graag hun sprookje gunt. Maar daar neemt deze film een paar onverwachte afslagen. Het sprookje is misschien ouderwets, Anora is een heldin van onze tijd. Goedgebekt, gepokt en gemazeld en daardoor voor de duvel niet bang. Maar het zit allemaal goed verstopt onder bravoure en de ongrijpbaar fotogenieke verschijning van actrice Mikey Madison (onlangs nog te zien in de geweldige Apple TV+ serie Lady in the Lake). Of het nou extreme close-ups van haar gezicht of verre totalen zijn, ze is en blijft ongenaakbaar.

Anora is niet de eerste film die Sean Baker (1971) in een milieu van sekswerkers situeert. Het is een wereld die hem mateloos interesseert sinds hij met zijn vader, die advocaat was, van New Jersey naar New York reed en op de toen nog tamelijk verloederde 42nd Street de ene na de andere neonreclame voor goedkope pornobioscoopjes zag opflitsen. Nergens liggen klatergoud en misère zo dicht bij elkaar. Op Willem Dafoe in The Florida Project (2017) na werkt hij zonder uitzondering met onbekende en vaak amateur-acteurs uit de gemeenschappen die hij portretteert. Er is waarschijnlijk geen mainstream Amerikaanse film waarin zo veel echte erotische danseressen een rol spelen als in Anora.

Het grootste gedeelte van Anora is onvervalste slapstick. Vanya blijkt de zoon van een schimmige oligarch. Op een dag staan de handlangers van zijn vader op de stoep. Hij smeert hem en Anora zet met een Armeense priester en twee zachtmoedige trawanten de jacht op hem in. Opnieuw voert hun tocht langs de locaties waar Vanya en Anora eerst bandeloos feestten en gelukkig leken, maar die nu hun troosteloze gezicht laten zien. Niets zo triest als Brighton Beach, de van origine Russische en Oost-Europese wijk van New York, in de winter.

Lees ook

een interview met hoofdrolspeelster Mikey Madison over ‘Anora’

Ani (Mikey Madison) met haar Russische beau Ivan (Mark Eydelshteyn) in Las Vegas, in ‘Anora’.

Zoek in Anora niet naar diepgang in de personages of beweegredenen. Eigenlijk komen we niets van ze te weten en dat is misschien ook wel de bedoeling. Alles gaat over schone schijn en oppervlak, en hoe we daarnaar kijken.

Baker is een geweldige filmmaker door de menselijke, oordeelloze manier waarop hij je uitnodigt een tijdje met zijn personages op te trekken. Maar je kunt zijn films niet waarderen zonder over de stijl, en het gebruikte filmmateriaal, te praten. Over hoe hij soms met iPhones werkt (zoals in transgendersekswerkdrama Tangerine uit 2015), of op gruizig 16mm draait (zoals Red Rocket uit 2021, met pornoster Simon Rex). Dat is wat ze zo bijzonder maakt. Films, voor het grote doek, vol shots die op een klein scherm niet werken. Voor Anora (dat, zoals we op een gegeven moment in de film horen, zowel ‘eer’ als ‘licht’ betekent) kozen Baker en zijn vaste cinematograaf Drew Daniels voor 35mm, voor widescreen, voor rode en roze accenten in de winterse kou. Voor kleine sliertjes glitter in haar haar. Omdat soms alles klatergoud is wat blinkt.


Column | Timothée Chalamet bij de Timothée Chalamet-wedstrijd

Het is zo’n beroemd wetenswaardigheidje dat je eigenlijk niet wilt factchecken: Charlie Chaplin deed ooit mee aan een Charlie Chaplin-lookalikewedstrijd. Hij won niet en werd derde. Of, wacht, twintigste? Een zoektocht naar het definitieve antwoord leverde een teleurstellend resultaat op. Verschillende variaties van het verhaal gaan al sinds 1920 rond, maar bronnen spreken elkaar tegen en daarom heeft de bewering de stempel ‘onbewezen’ gekregen op factcheckplatform Snopes. Jammer.

Ik moest aan Chaplin denken toen er berichten verschenen over het bezoek van filmster Timothée Chalamet aan een Timothée Chalamet-lookalikewedstrijd. De 28-jarige Chalamet (Dune, Wonka) liet zondag kort zijn gezicht zien tussen de duizenden studenten die zondag waren afgekomen op de wedstrijd in New York. Er liepen Timothées rond die pogingen hadden gedaan om zijn look te kopiëren: halflang golvend haar, nonchalante blik, stijlvol. Anderen verschenen als de Chalamet-versie van Willy Wonka, met paars pak en een grote hoed. Er liepen zelfs een paar jonge Bob Dylans rond, een verwijzing naar de aankomende biopic A Complete Unknown, waarin Chalamet de hoofdrol heeft. Een vrouw had visitekaartjes meegenomen om uit te delen aan vrijgezelle Timothées. „Het is zo zeldzaam dat alle slanke mannen van New York op één plek zijn”, vertelde ze tegen lifestylesite The Cut.

De 21-jarige Miles Mitchell, een van de deelnemers in een Wonka-outfit, werd uitgeroepen tot winnaar.

Iets verderop was de sfeer minder gezellig. In het stadion Madison Square Garden hield Donald Trump een verkiezingsrally waar racistische grappen werden gemaakt die zelfs sommige fans van de presidentskandidaat te ver gingen. Een veelbesproken grap waarin komiek Tony Hinchcliffe Puerto Rico een „drijvende hoop afval” noemde, sloeg bijvoorbeeld dood.

Nee, dan liever wat lichtzinnigheid. Het evenement kwam uit de koker van YouTuber Anthony Po. Hij heeft al vaker malle grappen bedacht die viraal gaan. Eerder at hij als de gemaskerde Cheeseball Man een pot met kaasbalchips terwijl 3.000 toeschouwers toekeken. Zoiets smaakt natuurlijk naar meer en met de lookalikewedstrijd heeft hij nog veel meer aandacht weten te genereren: deze actie ging de hele wereld over. Po gaf uiteindelijk 50 dollar aan iedere deelnemer. Hij sloot de middag in stijl af door weg te rijden op een penny-farthing (een ouderwetse fiets met een groot voorwiel en een klein achterwiel).

Uit de reportage van The Cut blijkt wel dat de lookalikewedstrijd een ongeorganiseerde bedoening was: de politie moest vanwege de drukte ingrijpen en minstens één Timothée werd gearresteerd. Ik zou nu kunnen schrijven dat het een ondoordachte actie was van iemand die bezig is met roem op internet en likes binnenharken. Dat valt wel mee.

Po had de opkomst misschien onderschat, maar verder lijken zijn intenties onschuldig, zeker als je het vergelijkt met de narigheid die iets verderop werd gebracht door de Trump-komiek. Op X liet Po nog weten dat hij een boete van 500 dollar heeft gekregen. „Het leven is mooi”, schreef hij.

Thijs Schrik is film- en serierecensent.


Een terugblik op de Tsjechoslowaakse nieuwe golf: zwarte humor, maatschappijkritiek en extatisch genot

De plaatselijke vrijwillige brandweer geeft zijn jaarlijkse feest. Terwijl de feestcommissie zich al kibbelend buigt over een missverkiezing, verdwijnen een voor een alle prijzen vóór de tombola. Tot overmaat van ramp breekt er een brand uit, maar het blussen ervan lukt niet omdat de nieuwe brandweerauto vastloopt in de sneeuw. Dit is de samenvatting van de beroemde Tsjechoslowaakse film The Firemen’s Ball (Milos Forman, 1967), onderdeel van het programma Czechoslovak New Wave, dat filmtheater Kino in Rotterdam organiseert.

Met milde spot bekijkt Forman een opeenstapeling van menselijk onvermogen. In de eerste helft van zijn film moet je lachen om de man die vergeefs de tafel met prijzen bewaakt en de bokkigheid van de jonge vrouwen die meedoen aan de missverkiezing. De toon verandert met de brand. Eventjes is de sfeer melancholiek, waarna de humor alsmaar zwarter en wranger wordt. Iemand die toekijkt bij de brand stelt voor om de oude man die uit zijn brandende boerderij is gered dichter bij het vuur te zetten omdat het zo koud is. En dan moet de hilarische finale nog komen.

Praagse Lente

Het is niet moeilijk om de subtekst van The Firemen’s Ball te decoderen, met de incompetente brandweer als communistische machthebber en de vooral met zichzelf bezig zijnde feestcommissie als het Politburo. De film kwam uit in juli 1968, een paar weken later werd de Praagse Lente door troepen van het Warschaupact neergeslagen. De periode van dooi onder de hervormingsgezinde president Dubcek (‘socialisme met een menselijk gezicht’) was voorbij. Formans film werd voorgoed verboden, een lot dat meer films trof. Zo vertoont Kino ook de indertijd verboden film The Ear (1970) van Karel Kachyna, die pas na de val van de Muur werd vrijgegeven. Hierin ontdekt een ruziënd echtpaar, de man een hooggeplaatste minister, dat zij afgeluisterd worden in hun huis, maar waarom? Het grimmige The Ear maakt de gevoelens van paranoia en politieke willekeur goed invoelbaar.

De Tsjechoslowaakse nieuwe golf ontstond begin jaren zestig als reactie op de doctrine van het socialistisch realisme, waarin films in een toegankelijke stijl optimistisch of zelfs utopisch moesten zijn over het communisme. Wat de werkelijkheid was, werd door de Partij bepaald. Deze ideologie veranderde toen Chroesjtsjov de periode van destalinisatie inluidde en er iets meer ruimte ontstond voor artistieke experimenten.

In Milos Formans klassieker The Firemen’s Ball gaat alles mis in de aanloop naar het jaarlijkse feest van de brandweer.

Bijna alle Tsjechoslowaakse regisseurs werden opgeleid aan de fameuze filmschool FAMU in Praag, waar ze onder meer kennis maakten met westerse filmstromingen als het Italiaanse neorealisme (met zijn aandacht voor de ‘gewone man’), cinéma vérité (waarheid onthullende, observationele documentaires) en de Franse nouvelle vague (spelen met filmische middelen). De Tsjechoslowaakse nieuwe golf combineerde elementen uit deze drie stromingen tot een uniek geheel, waarbij (zwarte) humor en lyriek een belangrijke rol speelden, evenals hun eigen kunstgeschiedenis, met name literatuur en de beeldende kunsten.

Tussen ongeveer 1963 en 1970 bloeide de Tsjechoslowaakse cinema, ook wereldwijd. Films van nieuwe golf-regisseurs wonnen prijzen, waaronder Oscars voor The Shop on Main Street (Ján Kadár en Elmar Klos, 1965) en Closely Watched Trains (Jirí Menzel, 1966) – beide meesterlijke films maken onderdeel uit van het retrospectief in Kino. Ook artistiek gezien gooiden ze hoge ogen, zoals te zien is in de anarchistische feministische klassieker Daisies (Vera Chytilová, 1966) en het imposante middeleeuwse epos Marketa Lazarová (Frantisek Vlácil, 1967), beurtelings bruut en poëtisch. De twee films hebben een vertelling die associatief is, bij vlagen zelfs onbegrijpelijk. Maar de visuele stijl van beide is elk op hun eigen manier onvergetelijk. Vlácil wisselt schitterende breedbeeldcomposities vol wreedheid af met scènes van extatische schoonheid, Chytilová experimenteert naar hartelust met kleurenfilters, botsende collages, anarchistische slapstick en een vervreemdende geluidsband.

Na het neerslaan van de Praagse Lente was het snel voorbij met de pret. Veel films werden verboden en verdwenen in de kluis. Gelukkig niet voorgoed.

Czechoslovak New Wave. Van 2 november 2024 t/m 4 januari 2025 in Kino Rotterdam. Info: kinorotterdam.nl