Wat maakt ‘Spoorloos’ nog steeds zo goed?

Wat is de populairste Nederlandse film in het buitenland? Nee, niet Turks Fruit of Soldaat van Oranje, maar George Sluizers psychothriller Spoorloos uit 1988, op filmsite Rotten Tomatoes goed voor 96 procent ‘fresh’, ofwel: positief gerecenseerd.

Een gerestaureerde versie van Spoorloos, het grootste succes van filmmaker George Sluizer (1932-2014), is deze week terug in de bioscoop. Wat maakt hem zo goed? Het draait om een schokkende verdwijning. Saskia en Rex gaan op kampeervakantie in Frankrijk, fietsen op het dak. Er zijn omineuze voortekenen: nadat ze met een lege tank in een donkere tunnel zijn gestrand, vertelt Saskia over een droom waarin ze in een gouden ei door de ruimte zweeft, voor altijd alleen. Waarna ze op een druk tankstation bij Nîmes in het niets verdwijnt als ze blikjes fris haalt. Het wordt een duurzame obsessie voor Rex, die drie jaar na dato nog altijd stencils ophangt: wie heeft deze vrouw gezien? Op de Franse tv zegt hij dat hij de wraak voorbij is, dat hij er alles voor geeft om erachter te komen hoe het met haar afliep. Dan neemt een man contact op die beweert dat te weten.

Mogen we Sluizer geloven – soms viel er wel wat op zijn woorden af te dingen – dan was Spoorloos een triomf van doorzettingsvermogen. De film is gebaseerd op de novelle Het Gouden Ei van Tim Krabbé uit 1984, Sluizer sloeg naar eigen zeggen met een veel te krap budget aan het filmen; ’s Avonds schuimde hij nachtclubs in Nîmes af om maffiatypes geld af te troggelen voor het ontbijt van cast en crew, beweerde hij.

Eenmaal af, zagen sales agents op het filmfestival van Cannes weinig in Spoorloos. Hij ging in première op het Nederlands Film Festival in 1988, won het Gouden Kalf voor beste film, maar werd als Nederlandse inzending voor de Oscars afgewezen omdat er te veel Frans in werd gepraat. Via een omweg – de filmfestivals van Montreal en Sydney, waar Spoorloos de publieksprijs won – belandde Spoorloos als ‘geheimtip’ alsnog op de radar van de Angelsaksische filmpers en vond een Amerikaanse distributeur. De filmpers schreef hem daarna de hemel in: een „aangrijpende”, „enerverende” thriller die waarlijk „hitchcockiaans” was.

Sluizer mocht zelfs een Hollywoodversie maken met Kiefer Sutherland en Sandra Bullock als geliefden en Jeff Bridges als schurk, maar The Vanishing werd in 1992 neergesabeld omdat Sluizer zijn elegante flashbackstructuur schrapte en koos voor een happy end. Volgens Sluizer een oekaze van Rupert Murdoch, eigenaar van 20th Century Fox, maar zijn eigen dédain voor de Amerikaanse filmkijker leek toch ook een rol te spelen; Hollywood noemde hij „een onvolwassen gemeenschap van halve debielen”.

Werkt Spoorloos 36 jaar later nog steeds? En of: de suspense blijft constant door de slimme montage van flashbacks en tijdsprongen. Eerst rijden we met het plagende en kibbelende echtpaar over Franse binnenwegen, na Saskia’s zenuwslopende verdwijning zijn we plots terug in de tijd, bij het monster Raymond Lemorne die kalmpjes de ontvoering voorbereidt met stopwatch, notitieblokje en zakdoek met chloroform. Dit wordt geen whodunit, besef je dan: de suspense zit ’m in het psychologisch duel tussen dader en nabestaande. En dan zijn we opeens drie jaar later, als Raymond zich bij Rex meldt om alles uit te leggen. En ons dus ook, via flashbacks. We moeten ons alleen aan hem overgeven.

Sluizers gebruik van symbolen – zelf sprak hij liever van ‘tekens’ – is niet altijd subtiel: stuiterende pingpongballen verbeelden Rex’ groeiende paniek bij Saskia’s verdwijning, Raymons ware aard wordt helder als zijn dochter een lade vol spinnetjes open trekt. Maar de accumulatie van voortekens – de donkere tunnel, de droom van het gouden ei, twee samen begraven muntjes – werkt de gewenste omineuze anticipatie in de hand. En Sluizers keuze voor een opgewonden verslag van een bergettape in de Tour de France van 1984 als achtergrondruis wanneer Saskia zoek raakt – Fignon verslaat Hinault – onderstreept Rex’ radeloosheid knap. De wereld maalt niet om zijn paniek.

Het acteren in Spoorloos is wisselend. Johanna ter Steege sprankelt nog steeds onbevangen als Saskia: een prachtig debuut. Gene Bervoets is wat stijfjes als Rex, maar Sluizer zadelde hem ook op met een aantal malle scènes. De toen nog onbekende Franse acteur Bertrand-Pierre Donnadieu imponeert als dader Raymond Lemorne, een scheikundeleraar die met zijn kinbaardje zo’n onhandige goedzak is die Wim de Bie indertijd graag speelde. Doet geen vlieg kwaad, toch? Maar intern broeit en borrelt het; Raymond is een sociopaat, een lege huls. Als zijn dochter hem een held noemt nadat hij een meisje uit het water heeft gered, daagt hij zichzelf uit de slechtst denkbare daad te verrichten om te kijken of hij ook een monster kan zijn.

Orpheus

Over de twee mannen en hun motieven blijf je peinzen. Is Rex een Orpheus die de dood van zijn geliefde weigert te accepteren en haar wil volgen naar de onderwereld? Willem Jan Otten, die in 1991 in NRC op Spoorloos terugkeek, zag de prijs die een levende betaalt voor zijn verlangen om erachter te komen wat de dood is als een hoofdmotief van de film. Dat ontdekt iedereen ooit – of niet – maar Otten schreef dat hij zich bekocht voelde omdat Sluizer ons in wezen getuige maakt van zelfmoord.

Filmcriticus Roger Ebert stelde dat Spoorloos gaat over kennis en zelfkennis: de Franse filmtitel luidde L’homme que voulait savoir. Maar Rex’ obsessie met Saskia’s einde bevat inderdaad een element van doodsdrift, een weigering om het leven weer op te pakken. En moordenaar Raymonds verlangen naar zelfkennis – hoe monsterlijk kan ik zijn? – is een rationalisering van een machtstrip.

De drijfveren van de moordenaar boeien uiteraard het meest; Raymond herinnert aan student Raskalnikov uit Dostojevski’s Misdaad en Straf die met een gruweldaad wil bewijzen dat hij boven de conventionele moraliteit is verheven. Waar Raskalnikov na zijn dubbele moord door wroeging leert dat hij een gewoon mens is, bewijst Raymond zichzelf dat hij een nietzscheaans supermens is: een held, een monster, een psychopaat. Misschien is dat wel hetzelfde.

In het eindshot van Spoorloos mijmert Raymond kalmpjes op het gazon van zijn buitenhuisje terwijl zijn echtgenote de struikjes op de graven van zijn slachtoffer water geeft. Een seriemoordenaar aan het begin van zijn loopbaan, want de kick van dit machtspel smaakt ongetwijfeld naar meer. Als één film een vervolg had verdragen, dan was het Spoorloos.

Spoorloos. Regie: George Sluizer. Met: Gene Bervoets, Johanna Ter Steege. Lengte: 107 min. Deze week in de bioscoop.


Joan Baez: geen maagd Maria maar hip en groovy

Terugkijkend op haar leven zegt zangeres Joan Baez (1941, New York): „Als je op jonge leeftijd beroemd wordt, is het niet voorstelbaar dat die periode ooit voorbij gaat.” Uiteindelijk is die fase in Baez’ leven nooit echt voorbij gegaan. Ze werd beroemd op haar achttiende, toen ze optrad op nationale tv, en het tijdschrift Time haar op de omslag zette als: „Een van de beste zangers ter wereld.” Baez was geliefd om haar hoge ijle stem en bedachtzame gitaarspel, waardoor ze meteen werd uitgeroepen tot populairste folk-zangeres van Amerika.

Maar haar faam reikte verder: ze werd een van de gezichten van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, was activist tegen Vietnam, en speelde op Woodstock. Ze was bevriend met Martin Luther King, was geliefde van Bob Dylan en de bekende activist/journalist David Harris. Een derde van haar leven zou ze als zangeres over de wereld toeren. Op haar 78ste, als haar stem de hoge noten nog met moeite haalt, geeft ze dan toch haar laatste concert.

Dit moment, en haar worsteling met het afscheid van muzikanten en tour-crew („Ik raak mijn familie kwijt”) is te zien in de documentaire Joan Baez: I Am a Noise, gemaakt door de regisseurs Miri Navasky, Karen O’Connor en Maeve O’Boyle.

De bijna twee uur durende film zigzagt mooi door de bijna acht decennia van Baez’ bestaan. Gefilmd in haar hippie-achtige woning in Californië, tussen de kolibries in haar tuin, is de welbespraakte Baez een sjieke verschijning: fit, mooi gekleed en gekapt. Inmiddels spaart ze niemand: niet haar familie, niet Bob Dylan en vooral niet zichzelf.

Zo is de film een definitieve ontzenuwing van de mythen rond Baez. De vrouw die zich ooit modelleerde naar de maagd Maria, op blote voeten, met loshangend haar, strijdend voor de onderdrukten, bespreekt hier haar minder heilige kanten. Dat is ook waar de titel vandaan komt, de uitspraak „I’m not a saint, I am a noise”.

Want ja, ze stond graag in de belangstelling, ze wilde ‘hip en groovy’ zijn – wat leidde tot overmatig gebruik van Quaalude-pillen – en was ‘verslaafd’ aan activisme. Dus wat moest ze toen de Vietnamoorlog voorbij was? Ze zou blijven proberen de hippe scene te inspireren met politieke thema’s, maar dat lukte steeds minder.

De drie hoofdthema’s in de film zijn Dylan, pacifisme en haar psychische gesteldheid, in samenhang met het gezin. Vanaf haar zestiende bezocht Joan een therapeut, wegens terugkerende paniekaanvallen. De afwisseling tussen euforie en ‘duisternis’, zoals ze het noemt, zou haar hele leven voortduren, ook haar jongere zus en zangeres Mimi leed eraan. De zussen kwamen uit een vredelievend Quakersgezin, waar creativiteit werd gestimuleerd door een toegewijde moeder en fysicus-vader, die ooit zei: „Ik kijk voor mijn werk naar de sterren terwijl ze ook door mijn huis wandelen.”

De nog altijd alleen wonende Baez is nog steeds niet goed in „een-op-een-relaties”, zegt ze. Ironisch: „Ik ben beter in een-op-tweeduizend, zoals bij een concert. Lekker intiem.” De liefdesrelatie met Bob Dylan, begin jaren zestig, werd een nachtmerrie, ze krijgt nog steeds tranen in haar ogen als ze over hem praat: „Ik werd stoned van zijn talent.” Ze waren als kinderen samen aan het „spelen”, de tekstblaadjes van de verwoed schrijvende Dylan dwarrelden door de kamer. Zij, eerst beroemder dan hij, gaf hem alle ruimte naast zich op het podium. Tot de trip naar Londen, in 1965, waar hij plotseling de ster bleek en hij haar tegenover de buitenwereld verloochende: „Joan en ik? We zijn gewoon vrienden.” Ze was niet opgewassen tegen de drugs en zijn ‘boys club’, zegt ze nu.

Pijnlijke familierelaties

Uit haar – korte – huwelijk met David Harris werd zoon Gabriel geboren. Hun relatie was afstandelijk, vertelt hij: „Ze had het meestal druk met het redden van de wereld.” Maar ze verzoenden zich en hij speelt percussie in haar band. We zien haar zijn overhemd strijken in de kleedkamer.

De mogelijke verklaring voor de ‘duisternis’ in haar leven volgt aan het eind van de film. Zus Mimi herinnerde zich op hogere leeftijd misbruik door hun vader, en ook Joan ziet vage beelden voor zich. De verwijdering en pijnlijke familierelaties die hierop volgen, tussen zussen en ouders, krijgen veel aandacht, maar de geschiedenis blijft een beetje ambivalent.

Op haar 78ste is Baez gelukkiger dan ooit, zegt ze. Eindelijk torst ze niet meer het lot van anderen op haar schouders. Ze is geen saint, alleen maar noise. En wij blijven achter met het beeld van een vrouw die in haar leven veel overhoop durfde te halen, die zowel politieke als persoonlijke thema’s in haar liedjes verwerkte, en die de consequenties van haar acties kalmpjes onder ogen ziet.


Mooie plaatjes van mooie mensen op mooie locaties in ‘De mooiste dag’

In plaats van observant zou ze graag participant willen zijn, zegt schrijfster Jasmijn (Katja Schuurman) in haar dankwoord bij een prijsuitreiking. De film De mooiste dag voegt meteen de daad bij het woord. In de volgende scène veroorzaakt zij een dodelijk ongeluk als zij naar haar mobiele telefoon grijpt die van het dashboard is gevallen.

Uit schuldgevoel schrijft ze brieven naar de weduwnaar, die met zijn bij het ongeluk omgekomen vrouw een hotel bestierde in Marokko. Weduwnaar Wim (Hajo Bruins) leest die brieven niet maar bewaart ze wel. In een opwelling besluit Jasmijn naar Marokko te reizen, waar ze onder een andere naam de persoonlijke assistent wordt van Wim. Door de klap van het ongeluk kampt hij met geheugenverlies.

Hieromheen zijn nog verschillende andere verhaallijnen gedrapeerd, te veel om samen te vatten. Dat heeft ook geen zin, want zodra die verhaallijnen zich aandienen, weet je ongeveer hoe ze gaan lopen. De mooiste dag is tenslotte een film die netjes doet wat hij moet doen: zorgen voor een lach en een traan bij de kijker. De interne cynicus zegt dat dit lopendebandwerk is, met mooie plaatjes van mooie mensen op mooie locaties. Maar die cynicus moet ook toegeven dat het werkt, de machine loopt geolied. Zelfs de clichés – „tijd heelt alle wonden” – neem je voor lief.

Daarbij is de tweeslachtige manier waarop dit verhaal verteld wordt verrassend. De kritiek die je erop kunt hebben, zit al in de film zelf verwerkt. Zo zijn de meeste personages opvallend manipulatief, maar doen dat vrij openlijk. Jasmijns literair agent geeft onverbloemd toe dat hij geld aan haar verdient, de journalist die weet krijgt van Jasmijns bedrog vindt haar leuk maar publiceert toch een kritisch exposé: liever beroemd dan verliefd. Zelfs bij de onder schuldgevoel gebukt gaande Jasmijn voel je dat zij Wim ook helpt om er later garen bij te spinnen: in de vriendschap die ze schoorvoetend sluiten zit een bestseller. Een bestseller die vervolgens weer verfilmd zou kunnen worden door geslepen filmmakers zoals de regisseur van deze film.

Alles aan deze film is dus dubbel, misschien nog het beste verwoord door de journalist (Frank Lammers). Hij leest Jasmijns prijswinnende boek en grapt dat het „een beetje Bouquetreeks is” als zij vraagt wat hij ervan vond. Eigenlijk even Bouquetreeks als deze film, maar soms is dat fijn. Al kun je best ook even wachten tot de film op Netflix staat – en dat is snel het geval. Hij is voor die streamingdienst gemaakt, maar komt eerst in de bioscoop.


Debutant Ishana Night Shyamalan toont zich in ‘The Watchers’ een nepobaby om in de gaten te houden

Columnisten die graag schrijven over nepobaby’s – kinderen van beroemde ouders – kunnen dit jaar hun hart ophalen aan de familie Night Shyamalan. Vader M. Night Shyamalan is bekend van zijn horrorfilms vol plotwendingen, met name The Sixth Sense („I see dead people”). Eind dit jaar presenteert hij de door hem geregisseerde thriller Trap, met een hoofdrol voor zijn 27-jarige dochter Saleka, een r&b-zangeres. Voor die film, waarin zij een popster speelt, schreef zij ook de liedjes. Maar eerst is het de beurt aan dochter Ishana (24), die debuteert met het mede door haar vader geproduceerde The Watchers. Het is een folkhorrorfilm met shyamalaneske trekjes: een plottwist, bovennatuurlijke elementen en een aantal uitleggerige dialogen.

The Watchers, naar een boek van A.M. Shine, is gesitueerd in een mysterieus Iers bos. Hoofdpersoon Mina strandt er met autopech als ze vanuit Galway een gele parkiet moet afleveren in Belfast. De scènes ervoor hebben de toeschouwer dan al duidelijk gemaakt dat Mina’s moeder vijftien jaar eerder is overleden en dat er uit het bos niet te ontsnappen valt. Bovendien zitten er vreemde creaturen. Deze set-up is het beste gedeelte van de film. De situatie is nog onduidelijk, wat nieuwsgierigheid oproept over de richting die het verhaal zal nemen. Bovendien filmt Ishana het geheimzinnige woud op een sfeervolle manier, volop gebruikmakend van de filmische mogelijkheden. De met een drone gemaakte shots van boven het bos zijn fraai, maar vooral het indringende geluidsdesign en de unheimliche muziek van Abel Korzeniowski doen hun werk. Ook het middengedeelte houdt de aandacht vast. Hierin komt Mina terecht in een betonnen huis in het bos, waar al drie anderen zitten. Het huis heeft een doorkijkspiegel waar ze ’s nachts voor moeten gaan staan. Ze zijn in de nachtelijke uren een kijkspektakel voor ‘The Watchers’, de boscreaturen die er overdag voor zorgen dat ze het woud niet uit kunnen. Ishana brengt (iets te) expliciet een parallel aan met het Big Brother-huis door de personages naar dvd’s te laten kijken van een realityshow.

Verderop gaat het meer en meer mis. Het probleem is het scenario dat overvol is en aan een probleem lijdt waar wel meer horror mee te kampen heeft: naarmate er meer uitgelegd en getoond wordt, daalt de interesse. Het mysterie wordt dan (te snel) doorbroken en opgelost. In The Watchers krijgt het verhaal soms ook iets potsierlijks, met metaforische lagen, mythische elementen en hét afgekloven thema van hedendaagse horror: trauma. Maar het genadeloos neersabelen van The Watchers door de Angelsaksische pers is een beetje onterecht, want Ishana toont voldoende filmisch talent. Zij is een nepobaby om in de gaten te houden.


Cheerleadende Oekraïense zeventigers na de Russische invasie in docu ‘Nice Ladies’

‘Wat een dappere vrouwen. Zij tonen de veerkracht van het Oekraïense volk!” Applaus voor Nice Ladies: de bejaarde cheerleadersgroep uit Oekraïne, tegen het eind van de gelijknamige film. Ja, dat sentiment herken je als kijker. Zo begon je zelf ook aan de docu; met de verwachting van een opbeurend verhaal over Oekraïense vrouwen die samen de Russische invasie van zich af weten te dansen.

Het begint ook zoet. In heel Europa dansen de Nice Ladies competitief – vaak in de leeftijdscategorie 25+. Onmogelijk? Ze kloppen die soepelere, decennia jongere danseressen; de tóékomst. Ondertussen vertellen ze de camera hoe het opnemen van de pompon ze uit hun routineuze leven sleurde. Ook nog met dat ironische billenkoek-met-de-mattenklopper-dialect van de geharde grootmoeder: „Mijn kinderen behandelen me als voetveeg”, of: „Mijn man stierf bij de ramp in Tsjernobyl [in 1986], mijn zoon stierf in 2015, maar ik ga niet achter de geraniums zitten!” En: „Als je ons niet wilt zien, dan kijk je toch niet!”

Als Rusland dan binnenvalt, in februari 2022, verwacht je dat die quasi-vrolijke toon overleeft. En deels is dat zo: soms is de humor en onverzettelijkheid van de vrouwen adembenemend bewonderenswaardig. Maar de film laat ook iets anders zien: hoe oorlog álles vergiftigt.

Na de invasie vlucht de helft van de groep naar het buitenland. Vanaf dat punt volgt regisseur Mariia Ponomarova voornamelijk één lady: Sveta, die naar Nederland vlucht. Het merendeel van de groep blijft in Charkiv, in het noorden van Oekraïne – een groot doelwit van Rusland. Ponomarova’s aanvankelijke idee van een vrolijke, feministische documentaire wordt onmogelijk. Sveta slaapt zelfs even bij regisseur Ponomorova, die zo een achtergrondfiguur in haar eigen film wordt.

Via Facebook houdt Sveta contact met de overgebleven ladies. Ze kampt met survivor’s guilt: schuldgevoel omdat zij wél het land ontvluchtte. In tranen: „Ik ben bang dat Oekraïeners straks worden opgedeeld in helden en niet-helden.”

Die vrees blijkt deels te kloppen. Als Sveta de ladies na maanden weer treft bij een competitie, mag ze niet meedoen. In alles wordt ze buitengesloten. Vraagt ze een vrouw om een groepsfoto in de groepschat te zetten, dan zegt die: „Ik heb geen tijd meer voor die groep. Ik doe vrijwilligerswerk voor het verzetsleger.”

De relatie zal nooit meer hetzelfde zijn, wordt Sveta duidelijk gemaakt. Wanhopig vraagt ze zich af of haar leed er nog wel toe doet. Of ze een andere keus had kunnen maken. Haar kleinzoon is twee jaar oud en zelfs dan beschadigd door de oorlog – hij raakt in paniek als hij een vliegtuig hoort. Die kon toch niet blijven?

Je begrijpt haar. En je geeft haar gelijk. Net zoals je de andere vrouwen begrijpt en gelijk geeft omdat ze zijn gebleven, en dat ze Sveta soms niet kunnen verdragen omdat zij wél wegging. Ook al wíllen ze dat niet. Ook al zal hun dansgroep altijd bestaan, zoals ze tegen het einde van Nice Ladies zeggen.

Wat achterblijft na het kijken is het beeld van Sveta die naar het optreden kijkt – de camera louter op haar gericht – haar gezicht vervormend van trots naar jaloezie, verdriet, blijdschap, en dan een mix van alles.


De Holocaust níét verwerken, dat kan ook, in originele film ‘Treasure’

De holocaustfilm heeft zo zijn eigen regels. Zo draait het in de ‘verwerkingsfilm’ om overlevers en hun kinderen. Pa of ma zijn door een leven van zwijgen en ontkenning verzuurd, de film werkt toe naar een moment van herbeleving, hoe kort ook, waardoor kinderen hun dichtgeklapte ouders beter begrijpen.

Dat script wekt soms balorigheid in de hand, zoals in documentaire Pizza in Auschwitz (2008), waar een holocaustoverlever zijn kinderen overhaalt een nacht met hem in Auschwitz-Birkenau door te brengen en zij daar pizza proberen te laten bezorgen. Ook speelfilm Treasure speelt lichtvoetig met de regels en werd daarvoor gestraft met zuinige kritieken. Jammer, want het is een charmante ‘verwerkingsfilm’ met een aanstekelijk ‘odd couple’: ieders favoriete oom Stephen Fry als exuberante overlever Edek versus Lena Dunham als zijn stuurse dochter Ruth.

Anno 1991 arriveren we met muziekjournalist Ruth in Warschau: grauwe mist en beton met al wat kleurige flarden kapitalistische wansmaak. Ruth wist haar vader Edek, die Auschwitz overleefde, over te halen tot een ‘heritage tour’ en regelde alles tot in de puntjes. Maar dat is buiten pa gerekend, een flamboyante agent van de chaos met een (te) vet Pools accent. Hij heeft weinig trek in herbeleving van zijn trauma’s en saboteert het reisplan. Maar Ruth zet door: vader en dochter belanden in Lodz, bij de oude fabriek van opa, en ten slotte in Auschwitz.

Ruth – introvert, zorgelijk, geneigd tot troost-eten – heeft de illusie dat de waarheid hen zal bevrijden. Ze spelt de biografie van Auschwitz’ leider Rudolf Höss, besteedt een klein fortuin aan het terugkopen van familieservies en -kleding van een Poolse uitvreter die dat eigenlijk gejat heeft. Pa vindt het oude troep; ondanks zijn nare ervaringen met Pools antisemitisme is hij vooral geïnteresseerd in vrienden maken, vrouwen versieren, zingen en pimpelen.

Leeft Edek zo fanatiek in het heden om zijn verleden te verdringen? Zou zomaar kunnen, maar Ruths gewroet brengt Edeks breekpunt nauwelijks dichterbij. Hij heeft een aangename ‘coping strategy’, een emotioneel pantser dat hem als gegoten zit. Ziet hij alsnog het verleden onder ogen – herbeleven is te veel gezegd – dan lijkt dat vooral om Ruth te plezieren. Nadat hij heeft ingezien dat hij het altijd zo druk had met bonhomie dat hij geen oog voor haar had. Dat zij misschien helemaal niet zo dol is op dat koosnaampje pumpkin, pompoentje.

Treasure is een aangenaam meanderende roadmovie die lichtheid vindt in een onopgeloste vader-dochterrelatie en holocaustverwerking. Of beter: niet-verwerking door een man die dat graag zo houdt. Al met al best origineel.


Vicky Krieps heeft geen roem en glorie nodig: ‘Als niemand me meer wil inhuren, blijf ik hetzelfde doen’

In de barokke kaarsverlichte wijnkelder van het Hôtel Place d’Armes, omringd door de dalen en beekjes van Luxemburg-stad, is het moeilijk om Vicky Krieps (40) niet als een van haar personages te zien. Ze ziet er koninklijk uit – elegant, rank, haren zorgvuldig in de war. Ze spreekt in zinnen die uit een scenario lijken te komen: „Ik heb hier al veel interviews gedaan. Dat klopt. Maar als je in het leven bewuste keuzes maakt, kan je daar altijd over praten.” Ze kijkt je doordringend aan en verbreekt zelden oogcontact, alsof ze een geheim heeft en ze twijfelt of ze je kan vertrouwen. Is ze keizerin Sisi uit Corsage? Alma, uit Phantom Thread?

De Luxemburgse Krieps groeide hier in de buurt op. Onder in het dal ligt zelfs een Krieps-plein – vernoemd naar haar grootvader Robert Krieps, verzetsheld, politicus en verantwoordelijk voor het afschaffen van de doodstraf in het groothertogdom. Maar voor Krieps was Luxemburg te klein. Willen acteren was hier „als naar de maan willen”, zei ze eerder tegen The Guardian. Dat ze een van de meest gewilde actrices van Europa zou worden, was toen ondenkbaar.

Nu speelt ze een grote rol in vijf films die de komende twee jaar uitkomen. Één daarvan is de nieuwe film van regisseur Jim Jarmusch, een ander is The Dead Don’t Hurt, waarvoor ze nu op het Lux Film Festival is. Een western, geregisseerd én geschreven door Viggo Mortensen (The Lord of the Rings) – hij geeft enkele verdiepingen hoger interviews. Zeven jaar geleden moest Krieps soms nog zélf op zoek naar financiering voor haar (korte) arthousefilms. Nu is ze deel van de reden dat financiers brood zagen in The Dead Don’t Hurt, vertelt Mortensen. „Het is steeds moeilijker een film gefinancierd te krijgen. Met Vicky hadden we een goede kans om genoeg geld te krijgen.”

Een kogel is conflictresolutie

Het is lastig een actrice te bedenken die beter zou passen bij de rol van Vivienne in The Dead Don’t Hurt. Vivienne is jong en rebels. Ze speelt spelletjes met haar omgeving in het keurige 19de-eeuwse San Francisco en rent weg met een oudere, sigaarrokende Deen op een paard (Mortensen). Verbeten houdt zij stand in een wereld waar een kogel in iemands gezicht afvuren telt als conflictresolutie. „Als vrouw is ze de zwakste in het Amerika van die tijd”, vertelt Krieps. „Daarom doen ze haar pijn, wordt ze geslagen. Maar zij omarmt haar zwakte, behoudt haar waardigheid en kijkt haar mannelijke daders recht in de ogen.” Krieps is gespecialiseerd in dit soort personages die „alleen hun blik hebben. Ik mág niet praten, ik mag niet bewegen, maar ik kan je zien. En dat is zo veel sterker. Door die blik worden die mannen gedwongen naar zichzelf te kijken.”

Lees ook
The Dead Don’t Hurt is smullen, ook al weten we al bij het eerste shot: dit gaat in tranen eindigen

Vicky Krieps en Viggo Mortensen in The Dead Dont Hurt.

Misschien is haar doorbraakfilm Phantom Thread (2017) het beste voorbeeld. Krieps personage Alma weigert slechts ‘muze’ van een monomane 19de-eeuwse jurkenmaker te zijn. Ze maakt hem stilletjes afhankelijk van haar. Haar rol in Corsage (2022) was vergelijkbaar. Krieps speelde de geliefde keizerin Sisi zónder diens allure puur uit schoonheid te putten. Ze maakte haar Sisi complex: psychologisch inzichtelijk én ongrijpbaar achter een masker van charme en ambigue glimlachjes. Ze won er in Cannes de Un certain regard-prijs voor.

„Emancipatie was lange tijd exterieur: een broek dragen, spugen als een man, drinken als een man, neuken als een man. Dat was misschien goed, maar niet leuk. Het was pijnlijk, want het betekende dat we onszelf moesten aanpassen. Nu hoeft dat niet meer. We kunnen onze innerlijke grenzen verleggen: ons mentaal emanciperen. Mijn personages doen dat.”

Uitblinken naast Day-Lewis

Tot Phantom Thread in 2017 modderde Krieps wat aan in de filmindustrie. Ondanks dat haar familie haast op de Luxemburgse monumentenlijst staat. Of dat haar vader werkte in de filmdistributie: „Hij was vooral een manager ergens.” Ze was er content mee.

Tot regisseur Paul Thomas Anderson haar in Das Zimmermädchen Lynn (2014) zag. Een typische Krieps-rol: een obsessief compulsief kamermeisje verstopt zich onder de bedden van klanten om ze te bespieden tijdens hun sekscapades. Anderson omschreef haar ooit als „Krachtig, onafhankelijk, onverschillig. Ze ziet eruit alsof ze kan werken in een theezaak, maar als ze dan een jurk aandoet is het: Oh my god.” Hij castte haar tegenover Daniel Day-Lewis in diens allerlaatste film. Krieps hield niet alleen stand, ze blonk zelfs uit naast de legendarische acteur.

Sindsdien heeft ze de rollen voor het uitkiezen. Ze speelde in zeventien films in zeven jaar. Van cinefiele arthouse als Bergman Island, over een koppel dat vakantie viert op een eiland waar de films van Ingmar Bergmann zich vermengen met de realiteit. Tot popcornfilm Old, over toeristen die vastzitten op een strand waar iedereen razendsnel ouder wordt.

Het curieuze aan haar spel is dat ál haar rollen, hoe verschillend ook, overlappen. Zelfs als Krieps schreeuwt op een horrorstrand is er iets wat haar verbindt met keizerin Sisi – alsof al haar personages reïncarnaties van elkaar zijn.

In het Hôtel Place d’Armes zoekt ze peinzend naar een verklaring: „Op de set voelt het alsof ik het mysterie van de menselijke natuur onderzoek. Waarom haten we elkaar? Waarom is er oorlog? Waarom worden we wakker en doen we elke dag hetzelfde? Wanneer hebben we afgesproken dat we allemaal dezelfde tafel kopen bij Ikea? Er is iets absurds aan, leven met al die regels. Met elke rol onderzoek ik een nieuwe hoek, ga ik dieper. Dat is de enige manier om het te beschrijven: ik ben een archeoloog.”

Het geeft haar acteren niet alleen universaliteit, maar ook iets mysterieus – je ziet de zoektocht achter de ogen van haar personage. Net zoals je die ziet als je met ‘de echte Krieps’ praat. „In tegenstelling tot andere acteurs maak ik de rollen niet kleiner, maar groter. Het is waanzin.” Ze wijst omhoog: „Ik maak verbinding met een soort energie: wat betekent het om een persoon te zijn. Ik hóór ze niet eens ‘cut’ roepen.”

Acteren is maar een deel

Is Krieps wel een actrice? Zelf ziet ze zich niet zo. Acteren is slechts deel van haar zoektocht, ze was altijd zo. „In mijn jeugd bevroeg ik alles wat mensen als waarheid presenteerden. Wat is tijd? Bestaat het wel?” En het duurt voort in haar volwassen leven, wat af en toe tot controverse leidt. Over #MeToo zei ze óók medelijden te hebben met de daders: „Dat is ook een soort ziekte, daar kan je niet gelukkig van worden.” En ze keerde zich tegen de coronamaatregelen in Duitsland met de controversiële campagne #allesdichtmachen. Na een mediarel trokken de meeste van de ruim vijftig deelnemende acteurs zich terug. Krieps niet.

Haar openhartigheid is een deel van de reden dat ze zich in Hollywood niet thuisvoelt. „Het voelde als gif. Mensen deden alsof ik ‘de uitverkorene’ was”, zei ze tegen vakblad Indiewire. In Luxemburg voegt ze toe: „Geld heeft mensen vreselijk gemaakt. Er zijn daar verschrikkelijke mensen die je vertellen wat je wel en niet mag zeggen. Er moet iets veranderen.” Of ze ooit weer een film met een gevestigde Hollywoodstudio zal maken, weet ze niet. „Waarschijnlijk niet”, zegt ze. „Ik heb geen roem en glorie nodig, echt niet. Als niemand me meer wil inhuren en ik geen geld heb, blijf ik hetzelfde doen.”

Het is haar sowieso onduidelijk, zegt ze, welke rollen ze zal spelen in de toekomst. Het openbaart zichzelf, zoals bij The Dead Don’t Hurt. „Ik zat in de woestijn om The Wall te filmen, over de muur tussen Mexico en de VS en ik was de slechterik. Ik zag beelden van mezelf als ‘duistere Jeanne d’Arc’, van bloed dat vloeit van eerdere generaties: inheemse stammen, veroveraars, Mexicanen, Amerikanen. En ik dacht: rijden in een auto klopt niet. Ik zou op een paard moeten zitten. Een western.” Een week later kwam het scenario van Mortensen binnen. „Ik ben echt niet iemand die overal signalen ziet.” Met die geheimzinnige glimlach: „Maar het maakt me niks uit als je dat denkt.”


The Dead Don’t Hurt is smullen, ook al weten we al bij het eerste shot: dit gaat in tranen eindigen

‘Hoe was je oorlog?” „Niet wat ik mij ervan had voorgesteld.”

Het is een stoïcijns welkom als Deense immigrant Holger (Viggo Mortensen) na vijf jaar Amerikaanse Burgeroorlog terugkeert bij zijn Vivienne (Vicky Krieps), van origine Française. Maar helemaal ‘in karakter’: deze geliefden zijn niet zulke praters, hebben weinig zelfbevestiging nodig. Traditionele, weerbarstige westernpersonages, maar toch ook weer niet.

We zagen in flashbacks hoe de bescheiden, maar principiële timmerman Holger in New Orleans het hart veroverde van vrijgevochten bloemenverkoopster Vivienne en haar meenam naar zijn stoffige kot. „Je leeft als een hond”, constateert Vivienne, die bomen en bloemperken plant. En barvrouw wordt in de lokale saloon, want ze wil haar eigen geld verdienen.

Dan breekt de oorlog uit en meldt Holger zich bij het Unieleger. Uit plichtsbesef – om de slavernij te beëindigen – en tekengeld van 100 dollar. Maar toch ook om een held te zijn; een in The Dead Don’t Hurt fatale mannelijke drijfveer. Holger keert inderdaad terug als held, wordt zelfs tot sheriff benoemd. Maar hij heeft tijdens zijn afwezigheid alles verloren.

Lees ook
‘Als niemand me meer wil inhuren, blijf ik hetzelfde doen’

Viggo Mortensen en Vicky Krieps in The Dead Don’t  Hurt.

Waarom vechten mannen? Het is Vivienne’s vraag in deze vrij trage, maar ook fraai tragische western die draait om de tol die zij betaalt voor de oorlog. Na Holgers vertrek moet Vivienne zich Alfred Jeffries (Garret Dillahunt) van het lijf houden, zoon van een rijke rancher die naast een gewelddadige bruut een seksist en racist is, en sympathisant van de zuidelijke Confederatie. Geen subtiel personage, dit vlees geworden intersectionele kwaad. Als regisseur is Viggo Mortensen niet zo van de ambivalentie of de nuance: in zijn regiedebuut Falling (2020) worstelde Mortensen als homoseksuele zoon al met een dementerende, reactionaire vader die bijna een karikatuur van toxische masculiniteit was.

Het westerngenre is geknipt voor zo’n rechtlijnige aanpak. Ook The Dead Don’t Hurt draait uit op een strijd tussen een macho en een softie, al heeft die laatste een stalen ruggengraat. De charismatisch smeulende zwijgers Mortensen en Krieps blazen elke reserve weg; hun ongemakkelijke toenadering na Holgers terugkeer is smullen. Vivienne is wrokkig en getraumatiseerd, Holger wacht kalm tot ze ontdooit. Het eindigt in tranen, dat weten we vanaf het eerste shot al. Maar Holger leert dat vechten niets oplost. En hoe corrupt dorps Amerika is: leve de grote stad.


Wees een beetje Ferris Bueller: spijbelen is een levensnoodzaak

Ferris Bueller komt werkelijk overal mee weg. De beroemdste spijbelaar uit de filmgeschiedenis heeft maar één echte vijand in Ferris Bueller’s Day Off en dat is de manisch-wraakzuchtige directeur Ed Rooney van de Glenbrook North High School in Chicago. Zelf ziet de door de destijds 23-jarige Matthew Broderick gespeelde Ferris eruit als een babykoala. Hoe kan die nou ooit kwaad in de zin hebben?

Als Ferris zich ziekmeldt, precies op de dag dat er een tentamen geschiedenis van het Europese socialisme op de agenda staat, is voor Rooney de maat vol en besluit hij de notoire schoolverzuimer eigenhandig in de kraag te vatten. Veel meer heeft de inmiddels klassieke highschoolfilm van John Hughes niet nodig. Het is een hele lange maar onweerstaanbare slapstickachtervolging. Waarbij de geprivilegieerde Ferris als een wizzkid avant la lettre (de film komt uit 1986) een heel parcours van tevoren opgenomen telefoongesprekken, snurkgeluiden en andere dwaalsporen heeft uitgezet. Zo kan niemand erachter komen dat de arme schat niet ziek in bed ligt maar aan het joyriden is met de Ferrari van de vader van zijn vriend Cameron (gespeeld door de jonge Alan Ruck uit Succession, een knap staaltje typecasting).

De film is onverminderd aanstekelijk. Als je spijbelt staan al je voelsprieten uit voor het onverwachte. Maar de crux van Amerikaanse spijbelfilms als Ferris Bueller is dat er eigenlijk helemaal niets bijzonders hoeft te gebeuren om het leven toch bijzonder te laten zijn (of lijken). Eigenlijk zijn ze een oefening in tevredenheid: koning voor één dag en dan weer terug in de pas. Dat is voor kinderen die om andere redenen spijbelen, die niet naar school willen of kunnen omdat ze zich er onveilig voelen, natuurlijk heel anders. Die dingen wil ik hier niet op een hoop gooien.

Vorig jaar besloten filmnerds om 5 juni tot nationale spijbeldag uit te roepen. Dat is immers dat dag waarop Ferris, Cameron en Ferris’ vriendinnetje Sloane Chicago onveilig maken. Hoewel het niet expliciet wordt vermeld in de film, zijn er aanwijzingen genoeg. Als Ferris zijn test niet haalt, dreigt het schoolhoofd, dan moet hij het jaar over doen. Dus we moeten wel aan het einde van het schooljaar zitten. En het allerbelangrijkste: de historische baseballwedstrijd tussen de Chicago Cubs en de Atlanta Braves waar het drietal binnenglipt, werd op woensdag 5 juni gespeeld.

Les 400 Coups.

Ferrarirode Canta

Terwijl Ferris zogenaamd ziek in bed ligt, wordt er een inzamelingsactie georganiseerd om zijn peperdure ziektekosten te betalen. In de beleving van zijn schoolgenoten is hij – terwijl hij ergens sjiek zit te lunchen – op leven na dood. Als hij aan het einde van de dag thuiskomt staat de hal vol bloemstukken, fruitmanden en beterschapskaarten.

Hoe anders was dat voor die andere iconische spijbelaar, dat grote voorbeeld ook voor John Hughes: Antoine Doinel uit Les 400 coups (1959) van François Truffaut. Antoine is pas 14 en net als Ferris moet de meester hem meteen hebben als er kattenkwaad wordt uitgehaald in de klas. Maar hij komt uit een heel ander milieu. Thuis slaapt hij in een omgebouwde voorraadkast en zijn moeder is hem liever kwijt dan rijk. Maar oh, Parijs door zijn ogen zien, dat is zoiets als Napels zien en dan sterven.

Beide films delen een levensgevoel. Je zou het existentialistisch kunnen noemen. Voor Antoine Donel is het met veel pathos de vrijheid of de dood. Ferris Bueller vat het wat vriendelijker samen: „Het leven gaat tamelijk snel voorbij. Dus als je niet af en toe stilstaat en om je heen kijkt, dan heb je het zomaar gemist.”

Dat is ook waar een paar jaar geleden de Nederlandse multiculturele schelmenroman De Libi van Shady El-Hamus zich door heeft laten inspireren, de beste spijbelfilm uit ons eigen taalgebied. Dat ze Ferris Bueller’s Day Off hadden gezien was wel duidelijk: in plaats van in een Ferrari rijden ze in een Ferrarirode Canta door Amsterdam. Deze films zijn alle drie echte travelogues, reisfilms, maar dan met de stad als decor en plattegrond. Mini-roadmovies om een coming-of-age of coming-of-self-verhaal in te gieten en ruimte te maken voor de school van het leven. De boodschap is humanistisch: niet alles leer je uit boeken en via methodes.

Levensnoodzaak

Spijbelen – en hoewel ik óók moeder en docent ben ga ik hier natuurlijk problemen mee krijgen – is daarom een levensnoodzaak. Niet te vaak natuurlijk. Maar Ferris Bueller heeft wel gelijk als hij zegt dat je – zeker als opgroeiend persoon – af en toe moet stilstaan bij de wereld om je heen. Hoe moet je anders volwassen worden? Hoe moet je anders leren geven om de wereld en om anderen?

Gasoline Rainbow.

Dat is ook mooi te zien in de nieuwe film Gasoline Rainbow, van de broers Bill en Tyler Ross (die vier jaar geleden een filmhuishitje hadden met Bloody Nose, Empty Pockets). In Gasoline Rainbow volgen ze vijf tieners uit Oregon die op weg gaan om de zee te zien. Ze hebben net hun middelbare school afgerond, dus hun spijbelen is meer een spijbelen van het leven zelf. Nog een paar dagen zorgeloosheid voor ze werk moeten gaan zoeken. Want op hen wacht geen Ivy League-college. Dus besluiten ze ’m midden in de nacht te smeren met de auto van pa. Het is een filmische hommage aan de slotbeelden van Les 400 coups, waarin Antoine na veel omzwervingen uit een jeugdinstelling vlucht, zijn vrijheid tegemoet, in de branding zich nog eenmaal omdraait en de camera inkijkt. Op dat moment zijn wij allemaal spijbelaars.

Het vijftal uit Gasoline Rainbow beheerst de kunst van het rondhangen als geen ander. Schitterend gefilmd trouwens in eeuwigdurende magisch-melancholisch avondlicht. Het breekt je hart om ze te horen zeggen dat ze nog een laatste avontuur willen beleven voordat het leven begin. Maar dat is de crux: elke spijbelaar wordt op de hielen gezeten door een of andere Mr. Rooney.

Er zijn overigens ook filmvorsers die zeggen dat de Ferris Bueller’s Day Off-dag helemaal niet in juni kan zijn, omdat de parade waarin Ferris op een praalwagen klimt, de microfoon grijpt en ‘Twist and Shout’ zingt, altijd in september plaatsvindt. Ook goed. Dan gaan we in september toch nog een dagje niet naar school?

Ferris Bueller’s Day Off en De Libi zijn te zien op Amazon Prime Video. Gasoline Rainbow ging afgelopen week in première op arthousestreamingkanaal Mubi. Les 400 coups is op dit moment in Nederland niet online te bekijken.


Column | Streaming wordt gewone televisie

De Tony Soprano van de Lage Landen blijft populair. De Netflix-serie Ferry, over de wilde avonturen van xtc-baron Ferry Bouman, won afgelopen week de prijs voor populairste Nederlandse serie tijdens de vijfde editie van de Binge Awards in Hilversum. Acteur Frank Lammers, die Bouman speelt, nam de award in een eerder opgenomen filmpje in ontvangst. De prijsuitreiking vond namelijk niet op het meest glamoureuze tijdstip plaats. „Sommige mensen kunnen helemaal niet om 4 uur op een donderdag”, grapte Lammers in zijn dankwoord.

Tijdens de uitreiking werden prijzen uitgereikt voor de populairste series op de streamingdiensten in Nederland. De uitslagen waren gebaseerd op onderzoek van Bindinc., een mediabedrijf dat het evenement samen met Broadcast Magazine organiseert. Er was veel ruimte voor gesprekken over de huidige stand van zaken in streamingland. Ellen van den Berghe, marketingdirecteur bij RTL Nederland, kon vertellen dat Videoland (de grote nummer twee na Netflix) dankzij het koningshuisdrama Máxima een goede periode achter de rug heeft. Ze vertelde dat ‘high-end’-series zoals Máxima belangrijk zijn, maar natuurlijk scoort Videoland ook veel met reality: naast B&B Vol Liefde (winnaar in de categorie populairste reality) kun je onder meer kijken naar Echte Meisjes in de Jungle en Gestrand op Honeymoon Island.

Videoland is niet alleen, tijdens de uitreiking werd de groei van het realitygenre een paar keer aangestipt.

Veel kijkers smullen van dit soort series en ze zijn er in alle gradaties, van brave series over B&B-eigenenaren tot zeer trashy series waarin relaties kapot moeten. Voor mij is De Augurkenkoning, over een Amsterdamse augurkenfabriek, een huidige favoriet (deze reeks zit in de categorie redelijk braaf). Maar de streamers maken deze programma’s natuurlijk niet alleen omdat er veel vraag naar is. Een gemiddelde realityserie kost nou eenmaal veel minder dan een fictieserie. Er ligt minder risico. Dat wringt ook wel, want voor de kijker die niets met reality heeft, worden het mogelijk kariger tijden. En dat terwijl iedereen wel steeds meer moet betalen.

Net als vele anderen kreeg ik onlangs een mailtje van Netflix met een mededeling over de prijs van mijn abonnement. Het woord ‘prijsstijging’ werd niet gebruikt, maar de prijs van mijn standaardabonnement gaat deze maand toch echt omhoog, van 11,99 naar 13,99 euro. Netflix is niet de enige: vrijwel alle concurrenten werden of worden duurder. Als alternatief wordt de optie van een minder duur abonnement met reclame steeds vaker aangeboden. Daarnaast lijkt de bundeling van verschillende diensten een trend te worden (in de VS gebeurt het al veel). En zo zitten mensen die ooit hun traditionele tv-abonnement opzegden toch weer vast aan iets wat steeds meer op een traditionele tv-ervaring lijkt.

De grens tussen streaming en ‘gewone’ televisie was toch al aan het vervagen. Zo won de NPO een Binge Award voor een programma dat ook primetime op NPO 1 werd uitgezonden: Het Verhaal van Nederland – Oranje Nassau. Naar koningshuisdingen kijken we graag, op welke manier dan ook. Mocht de populariteit van Willem-Alexander en Máxima echt gaan kelderen, dan kunnen ze altijd nog een realityserie beginnen.

Thijs Schrik is film- en serierecensent.