Animal is een film over en voor beesten. Centraal staat een groep animatoren in een Grieks all inclusive hotel: het type kitscherig luxehotel dat er met al zijn pilaren en marmer des te armoediger uitziet. Voor veel animatoren is het vakantiewerk of een beschonken tussenjaar. Maar hoofdpersoon Kalia doet het al negen jaar. Dansen met de gasten, choreografieën verzinnen, zingen, avond na avond de adoratie van dronken Britten opzuigen; het leven van een echte showgirl. ’s Avonds heeft ze seks met een vettige mede-animator met een bierbuik of zorgt ze voor haar dochter. Ze houdt van haar leven. Maar haar leeftijd begint vat op haar te krijgen. En daarmee wordt ze steeds meer geconfronteerd.
De titel van de film, Animal, refereert aan de animatoren: ze zijn slaaf van hun driften, als dieren. Maar hij verwijst ook naar de film zelf. Alles is bedoeld om in te spelen op de meest simpele emoties van de kijker. Walging om de vuile vakantievertrekken. Jaloezie om de soepelheid van de jeugd. De lust naar de gezeepte lichamen tijdens de schuimfeesten in Griekse nachtclubs. Dat werkt heel goed. Alle snaren worden geraakt, en samen vormen ze een vals akkoord.
Het is jammer dat de film het daar niet bij laat, maar je ook dolgraag op een boodschap wil wijzen: dit leven is niet houdbaar. Met een onzichtbare hand wordt Kalia naar die conclusie begeleid. Ze valt en kan niet meer dansen. Ze ontmoet een lieve toerist, maar híj kan wél weg! Een andere toerist zegt zó blij te zijn met haar man en kinderen. De ‘jongere Kalia’s’ confronteren de oude wel héél erg met haar slijtage. En dan heet het hotel waar Kalia werkt óók nog Mirage. Als je de film ziet, begrijp je dat de accenten in de voorgaande zinnen niet overdreven zijn: zo dik ligt het erbovenop.
Dat is zonde. Zeker omdat hoofdrolspeler Dimitra Vlagopoulou, die samen met Renée Soutendijk de acteerprijs op het filmfestival van Locarno won, zo natuurlijk is. Dit verhaal zit al in haar ogen: die worden steeds vermoeider, afweziger en uiteindelijk doodser.
Negen miljoen bezoekers in drie maanden tijd: Un p’tit truc en plus van de komiek Artus was een grote hit in Frankrijk. Het is dan ook een feelgoodfilm over jongeren met een verstandelijke beperking die tijdens een vakantiekamp allerlei avonturen meemaken: altijd goed voor een lach en een traan. Hun verhaal wordt gekoppeld aan dat van een vader en een zoon die zich na een overval op een juwelier noodgedwongen aansluiten bij de jongeren en hun begeleidster. Daarbij doet zoon Paulo alsof hij ook een beperking heeft, met zijn criminele vader Orpi als begeleider. Eerst vindt Orpi het gezelschap een vervelend stelletje ‘mongolen’, later sluit hij vriendschap met een van hen – een niet heel verrassende karakterontwikkeling.
De titel Un p’tit truc en plus is te vertalen als „dat kleine beetje extra”, en dat slaat op de personages met een beperking die min of meer zichzelf spelen. Zij vormen een bont assortiment, met een jongen die zich steevast als vrouw verkleedt, eentje die in elke zin grove schuttingwoorden gebruikt en een die enorme fan is van zangeres Dalida, wier liedjes we op de geluidsband horen. Daarnaast is er een meisje dat veelvuldig een bal of ander voorwerp in haar gezicht krijgt. Het tekent de weinig fijnzinnige humor van de film die een lans wil breken voor de acceptatie van mensen met een verstandelijke uitdaging. Wat het ‘beetje extra’ is dat ze bieden, zien we continu in films en tv-programma’s met en over mensen met het downsyndroom: een vertederende onschuld, een aanstekelijke directheid die doet glimlachen en ‘naïef’ klinkende inzichten die diepe spiritualiteit suggereren.
Als je kijkt naar de representatie van mensen met een beperking is het altijd dezelfde groep, meestal redelijk verbaal begaafd; zelden zien we zware, agressieve of anderszins onhandelbare gevallen. Dat is hier niet anders en is eigenlijk best kwalijk, hoe goed de bedoelingen ook zijn van Artus, die Paulo speelt en de regie deed.
Eerst mocht hij Iran niet verlaten, nu hebben ze liever dat hij niet terugkomt. Regisseur Ali Ahmadzadeh (1986) maakte al drie films in het ondergrondse circuit van Iran. Maar met de vierde besloot hij „radicaal” te worden. „Ik was altijd kritisch. Nu wilde ik met alle regels breken, al de censuur tegengaan.”
Het in het geheim opgenomen Critical Zone bevat smokkel, vrouwen zonder hijab, seks en heel veel drugs. Toen de film op het filmfestival van Locarno het Gouden Luipaard won, de prijs voor Beste Film, kon Ahmadzadeh er niet bij zijn: Iran gaf hem geen toestemming. Na het festival mocht hij vertrekken. Sindsdien reist hij rond door Europa. „Ze vinden mij een probleem.”
Hij is opmerkelijk relaxed voor een man zonder thuis. Ahmadzadeh leunt achterover – zomerzweet op zijn voorhoofd, borstharen als krulveren uit zijn overhemd – en giechelt vaak om serieuze onderwerpen: „Je mag zelfs geen bier in Iran!” Hij videobelt vanuit Parijs, waar hij tijdelijk verblijft. „Ik ben een ondergrondse filmmaker. Dus ik leef altijd in het nu. Of ik ooit terugga naar Iran, hangt van de politiek af. Eigenlijk leven alle Iraniërs in afwachting. Moeilijk? Avontuurlijk is een beter woord!”
Het echte leven
Ahmadzadeh maakt al zestien jaar ondergrondse films in Iran. „Het is een genre, maar ook een heel grote gemeenschap. Ondergronds speelt zich het echte leven af in Iran. Alles kan in je eigen huis, als de deuren gesloten zijn.
„Films kunnen dat laten zien. Als mensen alleen de gesubsidieerde films uit Iran zien, dan is dat het beeld dat de wereld van Iran heeft. Zo houdt de overheid controle over hoe het buitenland naar Iran kijkt. Het gaat mij om geschiedschrijving.”
Met Critical Zone wilde Ahmadzadeh dat leven laten zien. Zíjn leven. „Ik begreep plots: mijn leven is ziek. Teheran is een mix tussen een ziekenhuis en een gevangenis. We hebben geen energie meer. Jonge mensen zijn bejaard.” Lachend: „In mijn maatschappij heb je drugs nodig om erdoorheen te komen. Mijn hoofdpersonage, de dealer, is een profeet. Want voor alle dingen die niet mogen, heb je een dealer nodig. Kom jij uit Amsterdam? Ik heb alle rekwisieten voor hem in Amsterdam gekocht.”
In de film rijdt dealer Amir in zijn auto door Teheran. Langs klanten, vrienden, het vliegveld, een bejaardentehuis waar de ouderen verlamd rondwaren. Zelf heeft hij ook bijna geen persoonlijkheid. Alleen de vrouwen hebben dingen te doen: banen, missies. „Zij zijn krachtiger, dapperder. Zij vechten.” De dealer volgt slechts de opdrachten van zijn navigatiesysteem (een vrouwenstem): „Dat staat symbool voor het regime. De dictator in je hoofd. De overheid gaat in je zitten, tot je geen eigen gedachten meer hebt.”
Stiekem
De film werd stiekem gemaakt. Veel speelt zich in een auto af, met camera’s op het stuur of verborgen op het dashboard. Of binnenshuis, in het kleine, gehorige appartement waar Ahmadzadeh leefde en monteerde. „In een tijdsbestek van zes maanden filmde ik Critical Zone alsof het tien korte films waren. Zonder geld. Met veel hulp van vrienden. Het was heel emotioneel voor ons omdat het zo echt was.”
Kort na het filmen brak de coronapandemie uit. Ahmadzadeh werkte vervolgens drie jaar alleen aan de film. Hoe hij dat bekostigde? „Ik had één laptop en ik deed af en toe montageklussen. Maar voor de rest weet ik het niet…” Weer lachend: „Veel mensen hebben geen baan in Iran. Ik heb geen idee hoe dat kan, maar we leven toch goed.”
Van die drie jaar besteedde hij twee jaar aan het indrukwekkende geluidsontwerp. Het geluid is mystiek, gelaagd, overweldigend, dreigend. Het maakt de geluiden van de stad mat, alsof het ‘echte leven’ op grote afstand plaatsvindt. Ahmadzadeh: „Misschien is het geluid de hoofdpersoon van mijn film. Hij draait om atmosfeer en vertelt twee verhalen. In Teheran is er altijd lawaai: auto’s, mensen die ruzie maken omdat iedereen altijd boos is. En tegelijkertijd wilde ik een soort magische trip laten horen: wat er gebeurt in het hoofd.”
Even later: „Heb je The Zone of Interest gezien? Die won de Oscar voor geluidsontwerp… Ik vond dat van mij beter! Zij hadden slechts één idee.”
Hoopvol
Terwijl Ahmadzadeh aan de film werkte, verlieten alle medewerkers Iran: naar Europa. Voor een groot deel wegens de Woman, Life Freedom-protesten na de dood van Mahsa Amini en de daaropvolgende politieke repressie. Alleen hoofdrolspeler Amir Poosti is nog in Teheran. Hij maakt het goed, zegt Ahmadzadeh. „Voorheen waren we misschien opgepakt, toen de film uitkwam. Het was eerst moeilijker. Maar na de protesten is veel veranderd. De overheid zit ons minder dwars dan ooit. Ze hebben nu wel iets anders aan hun hoofd.”
Ahmadzadeh is hoopvol over de toekomst. „De energie is goed. Vroeger hadden we discussies met filmfestivals. Wij vonden dat ze geen door de staat gesubsidieerde films moesten vertonen maar undergroundfilms. Ook dat is veranderd, festivals selecteren steeds meer films uit het ondergrondse circuit. De Berlinale had er één, Cannes ook één. En veel jonge filmmakers maken films die tonen hoe het leven in Iran écht is.”
Zelf keert Ahmadzadeh niet snel terug naar de ondergrondse filmindustrie in Iran. Zijn volgende film is een universele film over mensen die rondtrekken en geen thuisplaats hebben. „Ook in Europa zijn er veel mensen zonder huis, Oekraïners, Russen, maar ook westerse Europeanen. Die film kan ik overal maken.”
Het blijft een magische ervaring in virtual reality: je ‘eigen’ handen zien. Maar het zijn natuurlijk niet echt je handen. Soms krijg je met behulp van controllers een paar handen ‘aangemeten’, waardoor je met de virtuele wereld om je heen kunt interacteren. Maar dat gaat nog vaak fout. Dan heb je opeens twee linkerhanden.
Maar de nieuwste headsets maken het inmiddels al wel mogelijk om je eigen handbewegingen te volgen en om te zetten in virtuele beelden, bijvoorbeeld dankzij kleine cameraatjes in de bril. Dan kun je voelen dat je je eigen vingers beweegt, terwijl je naar een VR-hand kijkt. En dat kan dan ook een klauw van een roofvogel of een hand met zes vingers zijn. Zou dat hetzelfde zijn wat een baby ervaart die voor het eerst diens eigen hand waarneemt? Dat zien en voelen dezelfde zintuiglijke ervaring lijken?
In Samsara (2021) van de Taiwanese multimediakunstenaar Hsin-chien Huang, dat nu in het nieuwe VR-programma Trailblazing Taiwan is te zien, ervaar je die virtuele handen naadloos. Je hebt allerlei soorten: menselijke handen, maar ook dierlijke, doorzichtige, of van creaturen waarvan je maar moet gokken wat voor soort het is. Samsara neemt ons mee naar de toekomst, na de destructie van de aarde door klimaatcrisis en oorlog, op zoek naar een nieuwe planeet. Ik heb eindeloos gefascineerd zitten kijken naar de versie van mijn handen waarbij ik op mijn vingertoppen een paar extra minihandjes had. Dat moet een wel heel voelgraag wezen zijn. Is dat een toekomstige versie van de mens?
Artistiek
Huangs Samsara is de komende maanden in zeven filmtheaters in Nederland te zien dankzij Nu:Reality, het platform dat VR-films toegankelijk maakt in de bioscoop. Na eerdere programma’s rond bijvoorbeeld natuur-VR-films, wordt nu met twee interactieve en drie 360°-werken de VR-productie uit Taiwan belicht. Dat is niet zo gek. Vanaf het moment dat artistieke VR de afgelopen vijf jaar de aandacht begon te trekken als nieuwe kunstvorm, is Taiwan een voorloper. En Huang een van de makers die inmiddels een echt oeuvre heeft opgebouwd.
In zijn geval komt dat omdat hij op een gegeven moment de stoute schoenen aantrok en aan de Amerikaanse kunstenaar en muzikant Laurie Anderson voorstelde om samen te werken. Ze maakten drie films samen: Aloft en Chalkroom uit 2017 en een jaar later To the Moon, waarin het probleem van ruimtepuin aan de orde werd gesteld. Chalkroom won in 2017 de hoofdprijs van de toen net nieuwe VR-competitie van het filmfestival van Venetië, en was een jaar later ook te zien in het Eye Filmmuseum in Amsterdam, dat samen met DocLab van het International Documentary Filmfestival Amsterdam toonaangevend is voor de vertoning van VR in Nederland. Huang brak door in de rest van de wereld. Op IDFA was bijvoorbeeld ook het zeer persoonlijke en politiek geladen Bodyless (2019) te zien. Hierin trekt Huang parallellen tussen zijn eigen kindertijd toen Taiwan onder militair bewind stond en het gebruik van surveillance en big data nu om mensen in de gaten te houden.
Dat Taiwan op dit gebied zo voorop loopt, komt door een combinatie van factoren. Allereerst ligt het aan het actieve investeringsbeleid van de overheid om van het kleine eiland de ‘Silicon Valley’ van Azië te maken. Uniek is ook de Taiwan Creative Content Agency, die als intermediair tussen overheid en markt innovatie stimuleert – van film tot popmuziek en mode tot creatieve technologie.
Creatieven uit verschillende sectoren worden aan elkaar gekoppeld. Techniek en inhoud liggen in elkaars verlengde: de beste gameprogrammeurs maken hun software geschikt voor het bouwen van een virtuele wereld, terwijl bij wijze van spreken om de hoek nieuwe headsets of 360°-camera’s worden geproduceerd. Cultuur, economie en industrie worden niet los van elkaar gezien.
Regisseur Wen-Chieh Chang, van wie de korte animatiefilm Wonder of Life (2022) is te zien, is een goed voorbeeld van iemand die met een achtergrond in reclamefilms in de kunstzinnige VR terechtkwam. Inspiratie was het schilderij Lotusvijver van Yu-san Lin uit 1930 dat hij tot leven bracht. De film neemt je mee in de ontzagwekkende wereld van fragiele waterdruppels op lotusbloemen en de gaasdunne vibraties van een libelle in diens vlucht. De hele ervaring heeft iets meditatiefs.
Het lijkt alsof het onderscheid tussen de zogeheten hoge en lage cultuur hier echt niet meer bestaat
Boeddhistische filosofie
Het gemak waarmee culturele tradities en (boeddhistische) filosofie in Taiwan hun weg naar VR vinden is opmerkelijk. Het lijkt alsof het onderscheid tussen de zogeheten hoge en lage cultuur hier echt niet meer bestaat. Neem bijvoorbeeld ook Home, eveneens onderdeel van het Trailblazing Taiwan-programma. Het is een van de beste 360°-ervaringen van de afgelopen jaren. Een korte liveactionfilm over een familie die hun grootmoeder bezoekt. Het is niet duidelijk wat zij van die visite nog meekrijgt, en wie jij in die ervaring bent. Een toeschouwer of een familielid? Of het bewustzijn van oma zelf, die voor de laatste keer door haar huis dwaalt?
Het is onmogelijk om bij Home niet aan het werk van twee van de grootste Taiwanese cineasten van de afgelopen vijftig jaar te denken: Edward Yang en Hou Hsiao-hsien. Dat waren voorlopers van de zogeheten Slow Cinema, waarvan de naam al aangeeft dat hun werk vaak contemplatieve, observerende films betrof, met veel aandacht voor de hoofdpersonen. Hoe langer je naar hen keek, hoe meer je te weten kwam over hun kleine bescheiden plek in de grote wereldgeschiedenis. Home doet dat ook, door bijvoorbeeld zowel de jongste generatie met hun smartphonebeelden, als de filmgeschiedenis op de televisie zichtbaar te maken. Zo wordt tijd continuïteit.
Deze filosofische dimensie van virtual reality onderkent ook multimediakunstenaar Hsin-chien Huang. Volgens hem is het een uitgelezen technologie om onstoffelijke, filosofische en spirituele zaken te onderzoeken. „Als je naar de geschiedenis van de mensheid kijkt”, zei hij, „dan zien we een eindeloze opeenvolging van technologische uitvindingen. Maar hoe zit het met onze spirituele groei? Daarvoor grijpen we nog steeds terug op eeuwen- zo niet millennia-oude overleveringen en teksten.”
Dat is wat Samsara als hoogtepunt van Trailblazing Taiwan dan ook zo prikkelend maakt: de fysieke ervaring dat alles wat we met die verschillende soorten handen vast willen grijpen allemaal illusie is.
Trailblazing Taiwan. T/m 17 september in zeven filmtheaters. Met: Home (2023), Over the Rainbow (2023), Red Tail (2022), Samsara (2021), Wonder of Life (2022). Info: nureality.eu
Deadpool (Ryan Reynolds) spreekt de zaal oeverloos toe in Deadpool & Wolverine: zijn markantste superkracht is het breken van de vierde muur. Deze buddy movie met frenemy Wolverine (Hugh Jackman) moest nogal wat obstakels overwinnen, legt hij uit. Ooit verhuurde striphuis Marvel beide superhelden aan filmstudio Fox, daarna kocht Disney Marvel en in 2019 ook Fox. Zo werd iedereen weer herenigd in het ‘Marvel Cinematic Universe’, maar Wolverine bleek inmiddels grimmig gesneuveld in de film Logan (2017).
Geen probleem: bij superhelden is de dood nooit het eind, beseft Deadpool als hij Wolverine’s skelet heeft opgegraven. Diens botten gebruikt hij om twee dozijn brave tijdagenten te vermoorden, met veel castratie en anale penetratie (lachen!), waarna Deadpool het multiversum in trekt op zoek naar een sterke, wrokkige versie van Wolverine uit een alternatief universum. En zo kan de buddy movie beginnen, met veel kibbelen en knokken, wat lachwekkend bloederig uitpakt omdat beide helden zowel penetrabel als onverwoestbaar zijn. Deadpool is de grappenmaker, de norse rockabilly-loner Wolverine ‘straight man’.
Deadpool & Wolverine is de enige superheldenfilm van Marvel in 2024 en wordt derhalve gehypet als evenement van het jaar. Voor fans is dat vast zo, voor een ander is dat het Amsterdam Pride of het bloemencorso van Zundert. De fans kunnen goed nieuws gebruiken, want na twee jaar slechte kritieken en wisselvallige kassa hangt Marvel, ooit de koning van Hollywood, in de touwen. Is Deadpool & Wolverine de weg omhoog voor de superheldenfilm of een volgend stadium in het ontbindingsproces? Dat laatste, vrees ik.
Wagneriaanse bombast
Voorop gesteld: bij vlagen is Deadpool & Wolverine hilarisch. Ryan Reynolds debuteerde in 2016 solo als superheld Deadpool in een film die prettig afweek van de wagneriaanse bombast van DC of de emotionele soap opera’s van Marvel: een cynische superheld die vloekt, zuipt, drugs gebruikt, epische bloedbaden aanricht en zich door zijn vriendin met een voorbind-dildo laat penetreren. De vraag was of de nieuwe baas van Marvel/Disney zijn vuilbekken, perversies en frivole amputaties zou toestaan. Uiteraard, als dat een levenslijn is voor het ooit zo lucratieve, nu zieltogende superheldengenre. Dus mag Deadpools blinde, bejaarde hospita ook van Disney zuchten: „God, how I miss cocaine.” In beeld snuiven is wel een rode lijn, legt Deadpool behulpzaam uit.
Die spitse observaties over Disney, Marvel en de stand van de superheldenfilm zijn leuk, maar louter voor fans. Ze wijzen erop dat Marvel niet werkelijk meer gelooft in expansie, maar inzet op behoud van een krimpende cultus. Zelfspot is historisch gezien de doodsreutel van filmgenres.
Lees ook
Deadpool en Wolverine moeten nu zichzelf redden
En zelfspot brengt je maar zover. Na een uur Deadpool & Wolverine gaan de insidersgrappen vermoeien en zoek je naar een richting, een plot, een inzet. Plots duikt zomaar een leger vijandige Deadpools uit alternatieve universa op, en monkelt Deadpool: „Hou maar op, het multiversum is voorbij.” Waarna hij met Wolverine toch maar aan het hakken en beuken slaat, wat moet je anders als ironische superheld? Het oude plot herhalen met een knipoog. Dus: het universum (Deadpool) of je eer (Wolverine) redden door superschurken te verslaan: de slijmerige manager Paradox (Matthew Macfadyen) en griezelheks Cassandra (Emma Corrin). En dan aan het eind nobele zelfopoffering, maar niet heus. Zo’n melig om zichzelf giechelende superheldenfilm is een doodlopende weg, maar iets beters heeft het genre anno 2024 niet te bieden.
Tijdens een slapeloze nacht zet ik de televisie aan en val in Dirty Dancing. Hoe vaak heb ik die film nou al gezien? Toch zit ik weer ademloos te kijken. Sinds 1987 vraag ik me af wat deze schijnbaar simpele dansfilm tot zo’n meesterwerk maakt. Maar ik kan er de vinger niet op leggen.
Bachliefhebbers hebben het makkelijker. Die zeggen dingen als: „Kijk, in de Goldbergvariaties gebruikt Bach de letters van zijn eigen naam, vervolgens draait hij die dan om en dan werkt hij dat fugatisch via het contrapunt uit in de melodie volgens de reeks van Fibonacci. En dáárom is het zo geniaal.”
Zoiets zou ik nou over Dirty Dancing willen zeggen. Maar ik zit met mijn mond vol tanden. Ik weet niet wat er zo goed aan is. Eigenlijk snapt niemand het. De één zegt: „Die blote bast van Patrick Swayze”, de ander roemt het scenario, de derde begint over het tijdsbeeld. Dirty Dancing, een low-budgetfilm waar weinig van verwacht werd, was een onverwacht wereldsucces en werd een klassieker.
Voor wie de film niet gezien heeft: Dirty Dancing speelt zich af in 1963 in een vakantiekolonie in de staat New York. ‘Baby’, de dochter van een welgestelde arts wordt verliefd op dansleraar Johnny, een jongen van lage komaf. Er bloeit een verboden affaire op, er wordt een hoop gedanst en er is een spetterend eind.
Als ik google op Jennifer Grey, de actrice die ‘Baby’ speelde, lees ik dat ze na Dirty Dancing geen rollen van betekenis meer kreeg. Op aanraden van haar moeder liet ze haar neus verkleinen. Het werd een tragedie: na de operatie was Jennifer onherkenbaar en veel Joodse fans stonden op hun achterste benen: Jennifer had haar Joodse identiteit verloochend. Ze had haar rol in Dirty Dancing, „the most Jewish film of al time”, juist aan haar Joodse afkomst te danken!
Dirty Dancing „the most Jewish film of all time?” Ach welnee! Er komt niets Joods in voor. En ik kan het weten want ik heb die film al tien keer gezien.
Maar als ik verder lees, gaat er een wereld voor me open. Het vakantieoord waar de film zich afspeelt, heeft tot in de jaren zestig bestaan en vormde een geliefd verblijf voor de Joodse upper middle class. De geserveerde maaltijden in de film zijn allemaal koosjer.
Alle acteurs, op Patrick Swayze na waren Joods. Zelfs de tientallen figuranten die het vakantiekamp bevolken, moesten Joods zijn of dan tenminste voor Joods kunnen doorgaan. Ja, de dansleraar is een eenvoudige jongen, maar het is veel erger dat hij niet uit de Joodse gemeenschap komt. In een eerste versie van de film was er een scène waarin Patrick Swayze zegt: „Your kind of people read a different kind of bible.” Maar die scène sneuvelde op de montagetafel.
Deze verborgen laag kan niet de enige verklaring zijn voor de magie van Dirty Dancing, maar het toont wel iets van het raffinement van de schijnbaar simpele tienerfilm. Zoals we betoverd worden door Bach, ook als we nooit gehoord hebben van een fugatisch contrapunt.
Nicolien Mizee is schrijver en vervangt Frits Abrahams tijdens zijn vakantie.
De sterren van superheldenfilm Deadpool & Wolverine dragen de last van een heel genre op hun schouders en ze weten het. „Het is veel druk”, zei Emma Corrin, die de slechterik speelt, tegen GQ magazine. „Het genre is te veilig geweest, en het loopt op de klippen. Op dat moment is er iemand nodig die alles weer openblaast.” Die iemand? „Ryan Reynolds [ster en co-scenarist van Deadpool], een waar genie.” Kan Deadpool de superhelden redden?
Toen de Canadese ster Ryan Reynolds (Free Guy) in 2016 het pak van de vuilbekkende, pokdalige, ironische antiheld Deadpool voor het eerst aantrok, was redden nog niet aan de orde. Integendeel: het superheldengenre was het levensbloed van Hollywood. Sinds 2008 maakte hofleverancier Marvel (onderdeel van Disney) 33 superheldenfilms op basis van hun stripboeken. Het werd de meest succesvolle filmfranchise aller tijden, met 30 miljard aan omzet én vier van de tien succesvolste films aller tijden. En dan is er nog merchandise: de échte grootverdiener.
De films waren goed voor heel Hollywood: essentieel voor studio’s om ook kleinere films te maken en het lanceerplatform voor talloze filmsterren. Maar na de pandemie stortte het in elkaar. In 2023 flopte bijna elke superheldenfilm. The Marvels, Ant-Man and the Wasp: Quantumania, Eternals – films met budgetten van honderden miljoenen. Men sprak van Marvel-moeheid; het spandex was te ver uitgerekt. Disney greep naar de noodrem, stelde geplande films uit, en limiteerde het aantal superheldenfilms dat per jaar mocht uitkomen.
Zo ging Deadpool van buitenbeentje – de grappenmaker aan de zijlijn – plots naar enige hoop: Deadpool & Wolverine is de enige superheldenfilm die Disney dit jaar uitbrengt. Dat had regisseur Shawn Levy niet voorzien, zei hij tegen het tijdschrift Total Film: „We hadden geen idee dat men zich nu zou afvragen wat Marvel eigenlijk nog betekent.” Hij hoopt dat de film antwoorden kan verschaffen. De trailer verwoordt het met iets meer hybris: Deadpool noemt zichzelf „Marvel Jesus” – de verlosser van het superheldenbedrijf. Maar hoe realistisch is dat?
Glorieus verleden
Dat Deadpool & Wolverine een succes wordt, staat vast. Mensen snakken naar een vervolg op de zeer succesvolle eerste twee Deadpool-delen. De trailer werd de meest bekeken ooit. De voorverkoop van tickets was de grootste ooit. En entertainmentvakblad Variety voorspelt een openingsweekend met een omzet van 160 tot 165 miljoen dollar in de VS: het hoogste voor een film met een 17+-label ooit. Het zou de film op de koers zetten om een hogere omzet te halen dan Inside Out 2 (nu 1,44 miljard dollar).
Maar zorgt de film voor genoeg momentum om het superheldengenre te redden van de ondergang? Dat is een onwaarschijnlijke en ironische verwachting.
Onwaarschijnlijk omdat Deadpool & Wolverine leunt op het verleden. Het is het derde deel van een reeks die in 2016 begon. En het is veelzeggend dat een groot deel van de hype rond de film veroorzaakt wordt door de aanwezigheid van de geliefde supermutant Wolverine, een personage dat filmster Hugh Jackman zeven jaar geleden achter zich liet. Ja, Jackman heeft nog steeds een lichaam waar de meeste twintigjarige sportschoolbezoekers posters van kunnen ophangen, maar hij is wel 55. Zijn terugkeer is geen duurzame impuls voor het genre.
Het is ook ironisch, omdat Deadpool altijd een antisuperhelden-superheld is geweest. Het strippersonage werd in de jaren negentig bedacht als amalgaam van bestaande superhelden. Een persoonlijkheid als Spider-Man, een uiterlijk als slechterik Deathstroke, de wapens van G.I. Joe en The Avengers en de zelfhelende krachten van Wolverine. De enige onderscheidende eigenschap: Deadpool is bewust van zichzelf. Hij wéét dat hij in een strip zit. Hij praat met de lezer, soms over de schrijver van de strip, en maakt andere superhelden belachelijk. Zo kon stripboekenfabrikant Marvel de draak met zichzelf te steken toen superheldenstrips creatief en financieel uitgeput raakten.
Zo werkte het ook in de films. Ryan Reynolds’ Deadpool praat met de camera en verwijst naar Reynolds’ echte leven. Hij maakt grapjes over Spider-Man en Wolverine, en zelfs over de president van Marvel, Kevin Feige: „Feige zei dat alleen cocaïne off-limits is!” Of: „Pegging (anale seks met een voorbinddildo) is niet nieuw voor mij – wél voor Disney.” Hij schuwt geen grof taalgebruik en bloedspetters, zoals die kindvriendelijke supermensen van The Avengers.
Persiflage
Het maakt Deadpool een superheld die perfect past bij de ondergang van het superheldengenre. Het gebeurt vaker: als kijkers moe zijn van de archetypes van een genre, trekken ze naar de parodieën toe.
Blazing Saddles persifleerde de western toen de moeheid intrad in de jaren zeventig, met enorm succes. Scary Movie deed het met slasherhorror uit de jaren negentig. Nu gebeurt dat met het superheldengenre. De populaire serie The Boysvermaakt superhelden tot megalomane rotzakken. De Venom-films verheerlijken de lelijkheid en perversiteit van de superheld. Deadpool past daartussen en doet het allemaal nog iets vetter en explicieter.
Dit betekent niet dat het superheldengenre definitief ten einde komt. Er zijn ook nog steeds westerns en horrorfilms. Maar de populariteit van persiflages is een kanarie in de kolenmijn: superhelden zijn niet meer cool. Ze zijn het establishment geworden. Met de meute meelachen zal daar voor Marvel niks aan veranderen.
De recensie van Deadpool & Wolverine is vanaf woendag 24/7 te lezen op nrc.nl.
De Nieuw-Zeelandse tiener Angus wil graag cool zijn, erbij horen. Al was het maar om indruk te maken op Holly, een jonge vrouw uit Engeland die hij regelmatig tegenkomt. Angus woont in Christchurch, een stadje op het Nieuw-Zeelandse Zuidereiland. Het is november 1979, er is net een vliegtuig neergestort en postpunk-platen zijn te koop in de lokale platenzaak.
Angus’ broer, die in Londen woont, stuurt hem de debuutsingle van Public Image Ltd (PiL), waarin ex-Sex Pistols-zanger Johnny Rotten zingt en Jah Wobble de funky baspartijen speelt. Dat wil Angus ook, al heeft hij geen basgitaar en geen flauw idee wie Wobble is. Hij doet alsof hij muzikant is en een band begint. Hij wil niet alleen indruk maken op Holly, maar ook op de zanger van de lokale punkband, The Cursed. Zijn moeder is tijdelijk het huis uit, waardoor hij en zijn vader gedwongen worden de diepvriesmaaltijden te eten die zij achterliet, genummerd per dag.
Als hij naakt poseert, mag hij een basgitaar lenen. Dit letterlijk poseren is de sleutel naar de thematiek van Head South, dit jaar de openingsfilm van het IFFR. De autobiografische film van Jonathan Ogilvie gaat over poseren, doen alsof, spelen. Angus meet zich een imago aan, probeert rollen uit. Waarbij muziek zijn leven verrijkt, mooi geïllustreerd door het vierkante beeldformaat te transformeren tot breedbeeld als hij voor het eerst PiL hoort. Bovendien past het aanvankelijke beeldformaat bij Angus’ gevoel van opsluiting: het eerste nummer dat hij schrijft heet dan ook ‘Boxed In’.
Gelukkig ontmoet hij Kirsten, die in de drogisterij werkt maar ook gitaar speelt en wier moeder een orgel heeft met een ingebouwde drum-machine. De band Daleks, vernoemd naar de vijandige aliens uit de Britse tv-serie Dr. Who, is een feit. Dat Kirsten hem een vaginale crème aansmeerde als haargel vergeeft Angus haar dan ook meteen.
Voor wie opgroeide in de jaren zeventig is Head South een feest van herkenning. Zo rijdt Angus rond op een Solex, speelt het broertje van Kirsten Pong, een van de eerste computerspelletjes, en is de platenzaak het epicentrum van de wereld. Toch is Head South ook universeel, met zijn puberverliefdheid en obsessieve zoektocht naar wie je bent. Wanneer ben je een poseur en wanneer jezelf? Net als veel tienerfilms gaat het innemende Head South over volwassen worden en daarvoor betaalt Angus hier uiteindelijk een hoge prijs. Waarbij de aftiteling suggereert dat ook dit gegeven autobiografisch is.
Actrice Maxine Minx, vers uit de porno-industrie, krijgt in MaXXXine haar eerste rol in een échte speelfilm. Horror, maar The Puritan II is niet voor de koopjesbak, verzekert regisseur Elizabeth Bender (Elizabeth Debicki) haar. Het wordt een fenomeen, een satanistische, fetisjistische film die de puriteinen al aan het protesteren krijgt voor de opnames beginnen. En er is iets om bang voor te zijn, zegt Elizabeth, want The Puritan is „een B-film met A-ideeën”.
Het had de slogan van de X-trilogie van Ti West kunnen zijn. MaXXXine is het derde deel in de reeks. Elke film is een genreparodie, die B-films uit een bepaalde tijd mengt met seks, roem en horror. X, de eerste, was een hommage aan Texas Chainsaw Massacre (1974). Een groep jonge pornografen huurt hierin een schuur voor een boerendochterporno. Als de bejaarde eigenares Pearl daarachter komt moordt ze de jongeren een voor een uit. Totdat Maxine (Mia Goth) haar overrijdt met een auto. Deel twee verscheen een half jaar later: Pearl, een prequel. Hier zien we hoe die oude heks zo werd. Ooit wilde ze dansen in de musicals van de jaren tien én seks hebben. Maar haar preutse Duitse moeder dreef haar tot waanzin.
Het tweeluik legde een verontrustend patroon bloot, van generaties vrouwen die gesaboteerd werden in hun seksuele ontwikkeling, gestraft werden voor hun roemzucht en die pijn, wrok en jaloezie doorgeven aan een nieuwe generatie.
MaXXXine is een overbodige aanvulling. De film gaat door waar X eindigde. Maxine krijgt haar filmrol, maar moet eerst afrekenen met een in leer geklede seriemoordenaar en diens zweterige privédetective (Kevin Bacon). Het is weer een hommage aan B-horror, van de jaren tachtig ditmaal. Body Double, Ms. 45. Maar ook eerdere films als The Exorcist, Psycho, Psycho 2… een bingokaart voor een cinefiel. En als je geen filmreferenties zoekt, speur je naar penissen. Élk shot is seksueel geladen en de fallussen vliegen je om de oren. Dit is allemaal erg vermakelijk. De band tussen seks en geweld komt bijzonder stijlvol naar voren. In groezelige stripclubs, in scharlakenrood verlichte vuilnis-steegjes. In plastische shots waarin testikels verbrijzeld worden met naaldhakken of hoofden exploderen.
Maar wat doet de film ermee? Wat is het „A-idee”? Er zitten flarden van ideeën in de film: Hollywood seksualiseert vrouwen, maar zodra ze daarin meegaan zijn ze uitschot. Maar niks komt echt tot wasdom.
Uiteindelijk moet Maxine wraak nemen op alles: seksualisering, haar verleden, haar vader. Het is verwarrend en niet helemaal verdiend. Je vraagt je af: waar ligt de grens tussen een hommage aan een B-film en gewoon een B-film?
June Squibb is bepaald geen laatbloeier en toch heeft ze pas op 94-jarige leeftijd haar eerste echte hoofdrol te pakken. Momenteel draaien er maar liefst twee films met haar in de bioscopen. In Pixar-animatiefilm Inside Out 2 neemt ze de stem van de nieuwe emotie Nostalgie voor haar rekening. Maar het is vooral als actie-oma Thelma dat ze de show steelt.
De gelijknamige actiekomedie is het regiedebuut van acteur Josh Margolin die het idee voor zijn eerste lange speelfilm kreeg toen zijn grootmoeder slachtoffer werd van spoofing, een neptelefoontje waarin zij om geld werd gevraagd. De film blijft dicht bij de ware gebeurtenissen: oma Thelma wordt opgebeld door iemand die zich voordoet als haar kleinzoon Danny die een zwangere vrouw zou hebben aangereden, krijgt dan zijn ‘advocaat’ aan de lijn die om 10.000 dollar cash voor de borg vraagt. En ja, ze blijkt net genoeg te hebben verstopt tussen de boeken, de bank en in lege koekblikjes.
Daar sloeg Margolins fantasie op hol. Wat als oma vervolgens het heft in eigen handen neemt en alles op alles zet om het geld weer terug te krijgen?
Thelma is een surprisehit. De film werd gemaakt voor een bescheiden budget, werd goed ontvangen op het Amerikaanse Sundance-festival voor onafhankelijke films, was binnen een paar weken uit de kosten en ziet z’n bezoekcijfers sinds de film eind juni in de Verenigde Staten in première ging alleen maar stijgen.
Doelgroep overschrijdend
Daarmee voldoet-ie aan alle kenmerken voor een zomerfilm. Niet een van die grote blockbusters waarmee de circustent die Hollywood heet overeind moet worden gehouden, maar een van die ‘tentstokken’ die de diversiteit van de industrie garandeert. High concept (een film met sterk idee: een wraakoma op een scootmobiel, je moet er maar op komen) en vooral: z’n eigen doelgroep overschrijdend.
Dat zit zo. Je zou denken dat een film over een hoogbejaarde vrouw misschien alleen voor hoogbejaarde vrouwen interessant is. Dat is een misverstand. Door drie generaties invoelbare personages op te voeren, heeft de film een veel bredere scope. Thelma zou als personage zo uit een van de Incredibles-animatiefilms kunnen zijn weggelopen: cartoonesk, eigengereid en eigenwijs en voor de duvel niet bang. Ze weet van de lichamelijke gebreken die met de ouderdom komen haar kracht te maken. Zo bouwt ze haar gehoorapparaatjes om tot afluisterapparatuur. Een geweldige sidekick heeft ze ook: Thelma was de laatste film van de vorig jaar overleden Richard Roundtree, die met zijn rol in politiefilm Shaft (1971) de eretitel ‘eerste zwarte actieheld van Hollywood’ verwierf.
Maar het zijn vooral de interacties met haar kleinzoon die de film boven zichzelf doen uitstijgen. Je proeft tijdens het kijken hoe persoonlijk, en daarmee hoe universeel dit verhaal is. Danny is zo’n echte Gen Z-er die door zijn controlerende helikopterouders klein wordt gehouden en door hen wordt aangezet ook Thelma voortdurend te monitoren. Onnodig om te zeggen dat beide generaties het beste uit zichzelf weten te halen als ze off the grid gaan. Daarmee wordt de film behalve een slapstick met een ongewone actieheld ook een liefdevolle satire op familiedynamieken. En hou die June Squibb in de gaten: ze speelt volgend jaar ook de hoofdrol in het regiedebuut van Scarlett Johansson Eleanor the Great.