Schitterend debuut toont het complexe en gevaarlijke lot van Afghanen in Iran

Hoeveel ongedocumenteerde Afghaanse vluchtelingen er precies in buurland Iran leven, is onbekend. Volgens een titelkaart aan het begin van In the Land of Brothers zijn het er meer dan vijf miljoen. Vluchtelingenorganisatie UNHCR van de Verenigde Naties becijferde dat er minstens 4,5 miljoen ontheemden met verschillende achtergronden en statussen in Iran verblijven. Dat is hoe dan ook een veelvoud van de 750.000 Afghanen die de Iraanse regering noemt.

Zoals het trefzekere Iraans-Nederlandse fictiedebuut van Raha Amirfazli en Alireza Ghasemi laat zien, verliet het merendeel van hen Afghanistan in de twintig jaar tussen de Amerikaanse inval in 2001 en 2021, toen de buitenlandse troepen Afghanistan weer verlieten en de Taliban de macht weer overnamen. In drie korte hoofdstukken portretteren zij verschillende leden van een familie die in die twintig jaar over het land is uitgewaaierd.

In de traditie van de Iraanse film worden ze met een reeks van dilemma’s geconfronteerd. Het geeft een grimmige kijk op de rechteloosheid, het machtsmisbruik en de bureaucratie waarmee ongedocumenteerde, Afghaanse ‘broeders’ in Iran te maken krijgen. De film ging eerder dit jaar in première op het Sundance filmfestival voor onafhankelijke films en werd daar bekroond met de prijs voor Beste Regie in de categorie Wereldcinema.

In interviews vertellen de regisseurs hun film te hebben gebaseerd op de verhalen van Afghaanse oorlogsvluchtelingen met wie ze naar school gingen en die dan weer plotseling verdwenen. Ze deden diepgravend onderzoek én zetten hun fantasie aan het werk: wat zou er met hen zijn gebeurd? Ze waren vooral geïnteresseerd in het lot van de sjiitische Hazara, een van de grootste etnische groeperingen in het soennitische Afghanistan. In het sjiitische Iran worden zij als ‘religieuze’ broeders beschouwd, maar ze zijn ook een etnische minderheid.

Chantabel

In het eerste van de drie hoofdstukken zie je de complexe en gevaarlijke situaties waar dat toe leidt. Tiener Mohamad gaat naar school, studeert Engels met zijn nicht Leila (de betere toekomst is altijd verder weg), en plukt tomaten met zijn familie. Zijn verblijfsstatus is onduidelijk, en wordt in de film bewust vaag gehouden. Dat betekent dat hij in een chantabele positie verkeert. En dat weet de agent die hem op een dag na school aanhoudt om de gevolgen van een lekkage in het politiebureau te komen opruimen.

Amirfazli en Ghasemi zijn meesters in elliptisch vertellen – ook visueel. Daardoor worden de morele dilemma’s scherp voelbaar. Wat zich afspeelt tussen Mohamad en de agent zien of horen we niet. Het gaat over blikken, pauzes, tegenshots die nooit komen, zaken die buiten het kader blijven. Over een bloedneus. Een arm in het gips. Het is sinister.

En het zet de toon voor de volgende delen. Daarin moet Leila een plotseling sterfgeval verborgen houden voor de welgestelde familie waarvoor ze werkt, en krijgt haar broer Qasem te maken met een geradicaliseerde zoon die in Syrië vecht. Zo rijgt de film niet alleen levens, maar ook een eindeloze keten van oorlogen aaneen.

In the Land of Brothers vertelt (ook in Iran) onderbelichte verhalen en geeft een stem aan een aanzienlijke populatie. Het is een film over „daar” en „hier”, waarbij daar en hier zowel de beide kanten van de Afghaans-Iraanse grens vertegenwoordigen, als de afstand waardoor mensen doof en blind blijven voor de kettingreacties van wereldwijde conflicten. Ook dat is schitterend vormgegeven in camerabewegingen en kadreringen die soms net iets anders laten zien dan je verwacht. Zo confronteert de film je ook met je eigen beperkte blik.


Het juiste doen is geen optie voor met machete zwaaiende straatjongens in ‘Los Reyes del Mundo’

Het zijn ettertjes, maar ettertjes van wie je gaat houden, de hoofdpersonen van Los Reyes del Mundo (De koningen van de wereld). We leren hen kennen terwijl ze zwaaien met machetes in de straten van Medellin, in de lak van vrachtwagens krassen en lijm snuiven. Maar waarom zouden ze zich anders gedragen, denk je gauw, het leven heeft hun sowieso weinig te bieden, ongeacht de keuzes die ze maken.

De tweede speelfilm van Laura Mora Ortega brengt deze troosteloze boodschap in vaak sprookjesachtige beelden. Het groepje thuis- en toekomstloze jongens onderneemt een roadtrip. De negentienjarige Rá (Carlos Andrés Castañeda) heeft de documenten verkregen die verklaren dat hij volgens de Colombiaanse restitutiewetgeving recht heeft op een lapje grond dat ooit werd afgenomen van zijn grootmoeder. Met z’n vijven gaan ze het land opeisen, een plek creëren voor zichzelf.

De casting van de niet-professionele acteurs is fenomenaal. Er is de charismatische negentienjarige Rá, de natuurlijke leider van de vijf, met een gezicht dat afwisselend kinderlijke hoop en woede uitstraalt. Maar mooi is dat je ook bij de andere jongens begrijpt waarom ze zich nergens thuisvoelen, behalve bij elkaar, zonder dat er ooit expliciet wordt ingegaan op hun verledens. Zo wordt de zwarte Nano door landgenoten geregeld racistisch bejegend, maar niet door het vijftal. Opdondertje Winny nemen ze ook serieus. De speelse of soms agressieve dynamiek tussen de vijf straatjongens voelt authentiek.

Ook de landschappen waar ze doorheen trekken komen even realistisch als hypnotiserend in beeld. De camera glijdt eindeloos langs dichtbegroeide heuvels en mistige dalen, waar de jongens zelf met bewondering naar kijken – al ligt dat soms ook aan wat ze zojuist hebben geslikt. De reis brengt hen in contact met tederheid op onverwachte plekken en er zijn magisch-realistische momenten – zoals het witte paard dat af en toe opduikt. Even vaak worden ze geconfronteerd met het recht van de sterkste. Ook de soundtrack draagt bij aan de combinatie van schoonheid en bittere realiteit: dan weer is hij amper aanwezig – zoals wanneer de jongens de dood tarten door op hun afgeleefde fatbikes een steile helling af te racen en je enkel de wind om hun oren hoort zoeven – dan weer maakt hij met een goedgeplaatste popsong totale desillusie invoelbaar. Het resultaat is een beeldschone, wrede film die nooit uitleggerig voelt, maar wel duidelijk maakt dat kiezen voor het juiste niet voor iedereen een optie is.


‘Coraline’ is 15 jaar later nog steeds een nachtmerrie-achtig meesterwerk

Wie wil weten hoe bewerkelijk het maken van een stop-motionanimatiefilm is, kijkt op YouTube naar de behind the scenes-filmpjes van studio Laika over Coraline (2009). Op 130 sets, op 52 soundstages, met een totale oppervlakte van 17.000 vierkante meter, werkten 35 animatoren achttien maanden lang aan de film. Alleen al het filmpje over het arbeidsintensieve maakproces (op schaal) van de kostuums, wekt bewondering voor het eindeloze geduld en de noeste arbeid die slechts enkele seconden film per dag opbracht. Dit monnikenwerk leverde de nog steeds beste film op die de baanbrekende animatiestudio Laika (ParaNorman, The Boxtrolls, Missing Link en Kubo and the Two Strings) maakte. Coraline beleeft dit jaar haar vijftiende verjaardag, aanleiding voor een heruitbreng in geremasterd 3D en met Dolby Atmos-geluid.

Uit de YouTube-clipjes blijkt een streven naar perfectie in het creëren van een wereld die er niet te perfect uit mocht zien. Regisseur Henry Selick (James and the Giant Peach, 1996) wilde per se geen gelikte, levenloze computeranimatie. Daarvan worden er immers al zo veel gemaakt, zoals deze week het Kroatische Krekel & Mierabella (over wederzijds wantrouwen) en Ozi: het grote jungle-avontuur (over ontbossing).

Tim Burton

Titelheldin Coraline is een eigengereid elfjarig meisje met blauw haar dat met haar ouders verhuist naar een oud, bouwvallig pand dat bevolkt wordt door een aantal kleurrijke medebewoners. Haar vader en moeder hebben weinig aandacht voor haar en Coraline verveelt zich. Op zoektocht door het huis stuit ze op een gesloten deur waarachter een geheime tunnel schuilgaat die haar, eenmaal in het bezit van de sleutel, toegang geeft tot een parallelle wereld. Hier wonen „andere moeder” en „andere vader”, evenbeelden van haar eigen ouders, maar dan wél lief en zorgzaam, al hebben ze knopen in plaats van ogen. Hier heeft de wereld glans en kleur en is het eten lekker, thuis ziet het er grauw uit en laten de kookkunsten van haar vader flink te wensen over. Intussen leert ze ook de andere inwoners van het Pink Palace-appartement kennen, een excentrieke Russische acrobaat en twee wat vreemde vrouwen. Maar langzaamaan komt Coraline erachter dat de kleurrijke andere wereld toch niet zo leuk en gezellig is als hij lijkt, waarbij haar zonderlinge buurjongen Wybourne (lees [of hoor]: Why born) een rol speelt.

In de hoop op verfilming stuurde auteur Neil Gaiman zijn boek Coraline al vóór publicatie naar animatieregisseur Henry Selick. Dat was vooral vanwege het door Selick samen met Tim Burton gemaakte The Nightmare Before Christmas (1994), waar Gaiman (en velen met hem) een groot fan van was. Selick was meteen enthousiast en vijftien jaar later steekt Coraline nog altijd met kop en schouders boven het animatieaanbod uit: duisterder dan Disney, gedurfder dan Pixar en met (zwarte) humor die menig met flauwigheden gelardeerde animatiefilm zo node mist. De unieke animatiestijl werd bedacht door de Japanse illustrator Tadahiro Uesugi, die de Amerikaanse tekenstijl uit de jaren vijftig mixte met de Japanse manga-tekenstijl.

Bovendien was de film in 2009 in technisch opzicht revolutionair. Zo werden sommige gezichtjes gemaakt met een 3D-printer, toen iets nieuws, om de figuren nóg meer expressie te geven. Voor Coraline werden 6.333 gezichtsonderdelen geprint, die ruim 207.000 gezichtsuitdrukkingen konden vertonen.

De 3D-effecten werden volledig digitaal gedaan, net als de nabewerking. Maar het is juist die analoge ambachtelijkheid die nog steeds grote indruk maakt, zoals de magische tuin die tot leven komt of het dansende muizencircus van de Russische acrobaat Mr. Bobinsky. Mooier en magischer wordt het niet, en enger ook niet. De vraag of kinderen de macabere avonturen van Coraline wel trekken, houdt de gemoederen al sinds de release in 2009 bezig. Pedagogen en psychologen wijzen erop dat kinderen meer aankunnen dan bezorgde ouders denken. Laat die duisternis ouders en hun kind(eren) er vooral niet van weerhouden deze fantasievolle film te gaan zien.


Een patriarchale symbolenstorm op het Spaanse platteland in ‘Un Amor’

Zij ís die mishandelde hond! Op het moment, in Un Amor, dat Natalia van haar bruuske huisbaas een hond met trauma krijgt, ben je zó geoefend in het zoeken van symbolen dat je zeker weet dat het iets moet betekenen. Zijn naam? „Hij heet rampspoed.” Ik wist het!

In Un Amor trekt Natalia (Laia Costa) naar het Spaanse platteland. Vooral vrouwen komen hier, in dit grillige rotsgebied met dito mensen. Natalia wilde ontsnappen aan de drukte. Maar vooral aan haar baan: tolk voor gevluchte Afrikaanse vrouwen. Gedachten aan de gruweltocht die zij meemaakten, langs alle soorten giftige mannen, houden Natalia dag en nacht bezig. Maar echt ontsnappen lukt niet. Ook in dit rotsige dorp vindt ze de zaadjes van patriarchaal geweld. Mannen gebruiken vrouwen als mantelzorgers. Degenen die Natalia willen versieren (zélfs de gevoelige kunstenaar) zijn manipulatief. De enige man die ze vertrouwt is een beest: primair, driftig en direct.

Alles is dubbelzinnig in Un Amor, met als doel het schetsen van een gelaagd portret van patriarchale onderdrukking. Haar huurwoning is een schimmelig krot, maar kaart ze het verval aan, dan hoort ze van de huisbaas dat haar verwachtingen te hoog zijn. ‘Die vrouwen verwachten een sprookje!’ Ergo: als vrouwen besluiten beter te verdienen dan een mishandelende hork ‘leven ze in een sprookje’. Ga zo maar door: iedereen houdt elkaar in de gaten. Haar hond blijkt hermafrodiet. Overal zijn spiegels, ze treedt uit haar lichaam en bekijkt zichzelf, er cirkelen gieren, en de moestuin sterft af. Soms is een sigaar gewoon een sigaar, maar niet in Un Amor: elke pixel is een metafoor. Het is wat vermoeiend, maar ja, is onze man’s world dat niet ook?

Een overkoepelende verklaring: Natalia ziet zichzelf toegeven aan het patriarchaat, simpelweg omdat het makkelijker is, tót ze het niet meer kan aanzien. Dan moet ze haar enige andere optie kiezen: losbreken. Als dat eindelijk gebeurt, kan je uit je bioscoopstoel opspringen. Zie je wel! Homo homini lupus! Zij ís de hond.


Joachim Lafosse over ‘Un silence’: ‘Ik wilde laten zien wat het échte gezicht van perversie is’

Advocaat Victor Hissel sloeg zichzelf tot „witte ridder” in de strijd tegen kinderporno. Maar in 2011 werd hij zelf veroordeeld voor het bezit van kinderporno, nadat zijn zoon had geprobeerd hem dood te steken.

Zoals vele Belgen had regisseur Joachim Lafosse (1975) gevolgd hoe Hissel opkwam voor de nabestaanden van de slachtoffers van Marc Dutroux; en had hij betraand voor de televisie zitten kijken hoe Hissel een brief voorlas tijdens de begrafenis van Julie Lejeune en Mélissa Russo. Hij verwoordde een landelijk trauma.

Misschien juist daarom werd de val van Hissel snel vergeten, zegt Lafosse. Te zwaar, te zeer verbonden met de zaak-Dutroux. Met Un silence bracht Lafosse de herinnering weer even naar boven. Zijn film fictionaliseert de dagen rondom de steekpartij in huize Hissel. Raphaël Schaar (Matthieu Galoux) vindt kinderporno op de computer van zijn beroemde vader: advocaat François Schaar (Daniel Auteuil). Zijn moeder Astrid (Emmanuelle Devos) blijkt al jaren een broos stilzwijgen te koesteren.

Joachim Lafosse, gezeten in een chique hotelkamer in Parijs, heeft geen vragen nodig om geïnterviewd te worden. Met minimale aansporing begint hij een betoog dat staat als een blok basalt – zijn tolk maakt haastig aantekeningen.

Hij begon met het werk aan zijn „meest zenuwslopende” film tot nu toe in 2016. Hij was al jaren geobsedeerd door de zaak Hissel. „Ik las er heel veel over. Vooral over de jongen. Hij groeide op in het oog van de media, met een vader die als held gezien werd. Toen kwam hij erachter dat zijn hele leven een contradictie is: hij wist niet wat anders te doen.”

Bourgeois-opvoeding

Waarom greep het verhaal Lafosse zo aan? Was het omdat hij zélf een bourgeois-opvoeding genoot? Hij kent de stilte van de burgerij, zegt hij: hoe het naarstig hooghouden van een reputatie kan leiden tot kil zwijgen. Maar het was met name de schaamte die Lafosse interesseerde.

„Ik heb zelf veel schaamte gevoeld. In 2008 maakte ik Elève Libre, een autobiografische film over hoe ik mijn seksualiteit ontdekte [met een privéleraar en met vrienden van zijn ouders]. Toen de film uitkwam, waren mijn kennissen en vrienden geschokt. Als ze mij op straat zagen, staken ze over. Ik schaamde mij kapot. De schaamte van de familie van de advocaat werd de sleutel van het verhaal.”

Aanvankelijk wilde Lafosse het perspectief van de zoon kiezen. „Er zijn genoeg films over monsters. Dit was een interessant perspectief. Maar toen werd ik gebeld door een kennis. Zij had Elève Libre gezien, nadat ze door iedereen was geadviseerd ’m niet te kijken. Ze schaamde zich dood: ze had het gevoel dat ze mij had moeten beschermen. Toen wist ik dat ik mij op de moeder moest richten.”

Un silence is zowel een morele als een neutrale film. Hij toont hoe een geheim het gezin vergiftigt terwijl de personages niet als monsters afgeschilderd worden. Lafosse: „De regisseurs die mij inspireren, hebben altijd een eigen moraal. Jane Campion, de gebroeders Dardenne. Ik heb die ook: ik wilde de reis van deze man laten zien zonder te wachten op de uitkomst van een rechtszaak. Zo laat ik zien wat het échte gezicht van perversie is. Een vriendelijk gezicht: de manipulator kan verleiden.”

De druk van stilte

Eén hotelkamer verderop zit actrice Emmanuelle Devos. „Joachim [Lafosse] praat zó veel en zó lang… dus ik ben hier gaan zitten”, lacht ze. Zij speelt Astrid, de-vrouw-van, in Un silence: de lijm van een familie die gevierendeeld wordt. „De druk van die stilte is heel zwaar”, zegt ze. „Het is niet veilig voor je geest en lichaam. Ik kreeg er grijze haren van. Maanden na de rol voelde ik de spanning nog in mijn lichaam.”

Daniel Auteuil, die de dader speelt, leerde haar dat je zo’n rol moet brokkelen. „Je kan niet denken aan het geheel, dat is te zwaar. Je speelt moment na moment. Zodat je jezelf er niet in verliest.

„Ik heb natuurlijk wel onderzoek gedaan. Maar dat intellectuele proces laat je achter voor de rol. Joachim is al intellectueel genoeg, zoals je hebt gehoord!”

Maanden nadat dit interview had plaatsgevonden, afgelopen mei, werd Lafosse door tien vrouwen beschuldigd van seksueel wangedrag in de Franse krant Libération. De ‘methode Lafosse’, wordt het genoemd: giftig gedrag op de set, vernedering, psychologische druk, en, volgens regie-assistent Valérie Houdart, aanranding in 2006. Lafosse ontkent alle beschuldigingen. Hoewel hij erkent gestresst te zijn geweest en bot, met name in het begin van zijn carrière, zou hij nooit hebben geprobeerd „iemand te beledigen of opzettelijk te vernederen”. De kwestie heeft vooralsnog niet tot een rechtszaak geleid.


Een concert als escaperoom in ‘Trap’, een fraai fiasco van M. Night Shyamalan

Vooropgesteld: als film is Trap mislukt. Maar M. Night Shyamalan op zijn unieke, ambitieuze wijze zien falen blijft spannend. Ooit brak hij door met spookfilm The Sixth Sense, sindsdien maakt hij high concept-thrillers, films met een hoog ‘wat als’-gehalte. De ecologie keert zich tegen de mensheid (The Happening). Op een magisch strand leef je in één etmaal je hele leven (Old).

Sinds The Sixth Sense verzint M. Night Shyamalan onderweg graag een bizarre wending die alles omver kukelt, vaak inclusief zijn eigen film. Zo ook in Trap, die vooraf niet aan de pers werd vertoond omdat men de bui al zag hangen. Want Trap gaat ruim een uur goed, prima zelfs, om dan jammerlijk te ontsporen. Een popconcert van Lady Raven – een soort Taylor Swift – blijkt een valstrik om seriemoordenaar The Butcher in de kraag te vatten: papa Cooper, die het concert met zijn twaalfjarige dochter Riley bezoekt. Alles is dan uit het oogpunt van de psychopaat gefilmd, want dat is Cooper: ogenschijnlijk een brave loebas, daaronder een ijskoude, sluwe manipulator. Een fraai dreigend optreden van gewezen matinee-idool Josh Hartnett.

Hier speelt Trap virtuoos met identificatie. Terwijl op het podium Lady Raven haar ‘flock’ pubermeisjes in vervoering brengt, zoekt Cooper, alias The Butcher, stijf van de adrenaline een uitweg. En hoewel je weet dat hij een sadist is die zijn slachtoffers in stukjes hakt, bewonder je zijn meedogenloze improvisaties en is Trap een juweeltje van nerveuze claustrofobie.

Een concertzaal als escaperoom is leuk, maar eenmaal buiten wordt vergezocht helaas gekunsteld en sneuvelt na twee spectaculaire wendingen de geloofwaardigheid. Het perspectief verschuift naar de eveneens handige Lady Raven – regisseursdochter Saleka Shyamalan – en de beschadigde psyche van Cooper, die zich ontpopt tot een onverwoestbare Houdini. Trap blijkt dan deel vier te zijn in M. Night Shyamalans cyclus over superhelden en -schurken als (on)gewone mensen, na Unbreakable, Split en Glass. Al dendert de film daar hopeloos uit de rails door ongerijmdheden en halfbakken freudianisme, het resulterende treinwrak mag er zijn. Binnen de lijntjes kleuren kunnen we allemaal.


Fascinerend rechtbankdrama over linkse overvaller Pierre Goldman

‘Ik ben onschuldig omdat ik onschuldig ben”, zegt Pierre Goldman tegen de rechtbank, waarna hij uitlegt af te zien van het oproepen van karaktergetuigen over zijn morele rechtschapenheid. Dat soort getuigenissen vindt hij theatraal en in zijn geval ook „frivool”. Hij is immers een dief.

De fascinerende Franse rechtbankfilm Le procès Goldman gaat dan ook niet over zijn schuld aan het plegen van meerdere gewapende overvallen, wel over de vraag of hij twee mensen doodde bij een overval op een apotheek. Goldman claimt die fatale overval niet gedaan te hebben, de politie en openbaar aanklager denken van wel. De film van Cédric Kahn documenteert het hoger beroep van Goldman in 1976, waarbij een jury uiteindelijk het oordeel velt.

Kahn baseerde zijn film op rechtbank- en krantenverslagen uit de periode waarin Goldman de gemoederen in Frankrijk bezighield, tussen 1969 en 1976. De door Arieh Worthalter sterk gespeelde Goldman was een linkse activist die sympathiseerde en meevocht met guerrillabewegingen in onder meer Cuba en Venezuela, de studentenrevolte van mei ’68 vond hij slappe hap, dat waren verwende jongetjes die ’s avonds weer thuis gingen slapen. De film over zijn proces laat zien dat de joodse Goldman – zijn vader was een verzetsstrijder – naast idealistisch ook opvliegend is: meerdere malen drijft hij zijn advocaat tot wanhoop als hij de politie weer eens uitmaakt voor incompetente idioten of een getuige voor vuile leugenaar.

Le procès Goldman, gefilmd in modderige jarenzeventigtinten, laat het proces op kalme wijze zien, zoals Alice Diop vorig jaar in Saint Omer deed; de emoties komen van de heetgebakerde Goldman, zijn geplaagde advocaten en de rechter. En net als in Saint Omer gaat het hier naast de schuldvraag om grotere thema’s, zoals de kwestie of de Franse politie al dan niet institutioneel racistisch is en het antisemitisme in Frankrijk. Waarbij parallellen met het heden uiteraard voor het oprapen liggen.


Stadsvrouw met burn-out ontmoet rustieke kerel: de rest weet je

Peak Season heeft alle ingrediënten voor een romantische ‘dramedy’ of romkom. Het New Yorkse koppel Amy en Max viert vakantie in het mooie Jackson Hole, Wyoming. Welgestelde Oostkust-elite: hun vakantiehuisje is een en al Zweedse eenvoud, terloops vallen woorden als ‘Georgetown’ en ‘lacrosse’. Amy en Max staan op punt van trouwen, maar Amy heeft een burn-out en bedenkingen. Ze ergert zich aan Max’ gesnurk en kijkt meesmuilend naar zijn lachwekkende fitness-routines. Niet dat de door zijn laptop en mobieltje geobsedeerde Max daar iets van merkt, daarvoor is hij te arrogant.

Dus wanneer de rustieke en relaxte Loren zich aanbiedt, weet je het wel. Hij leert toeristen vliegvissen, Max ziet hem hooguit als authentieke inboorling. Moet Max plots weg – drukdrukdruk – dan kunnen Amy en Loren tegen een decor van majestueuze bergtoppen naar hartelust hiken en rodeo’s bezoeken, alsmede rond kampvuren drinken met echte mensen. Een miserabele, vervreemde stadsdame die het goede leven ontdekt: zoiets kan maar op één manier eindigen.

Denk je, maar dit is ook een ‘Indie’, een onafhankelijke film die wat te vertellen heeft. Dus gaat het ook een beetje over het dedain van de Amerikaanse elite voor ‘fly over people’ zoals Loren, die op zeker moment met zijn MAGA-achtig rode petje verlangend naar Amy’s vliegtuig in de lucht kijkt. En over vrijheid, die Amerikaanse obsessie. Hoe vrij is Amy om haar hart te volgen? En hoe vrij is Loren, die zichzelf wijsmaakt dat met je hond in een auto leven een levensstijl is? Beiden zijn radertjes in de kapitalistische machine.

Ondanks die genuanceerde, fatalistische blik op wat liefde zoal vermag in een grotere sociaal-economische context voelt Peak Season wat dunnetjes: een behaagzieke vakantieflirt met grof getekende personages die chic probeert te doen en niet de juiste balans tussen humor en ernst vindt.


Peter Sarsgaard dementeert in ‘Memory’: ‘In zekere zin leef je meer in het hier en nu’

Dementie is in trek bij filmmakers. Door vergrijzing worden we er vaker mee geconfronteerd en het vervagen van realiteit, verleden en identiteit is bovendien een hip plotmechanisme. Zie hoe tragisch Anthony Hopkins worstelt om zelfbehoud in The Father of hoe Julianne Moore zich als dementerend linguïst vastklampt aan haar woorden in Still Alice. Hoe elliptisch je het leven van Iris Murdoch en Margaret Thatcher kan navertellen door Judi Dench en Meryl Streep te laten ronddwalen door hun afbrokkelend geheugenpaleis. Hoe bevredigend het is als Liam Neeson (Memory) en Michael Keaton (Knox Goes Away) als huurmoordenaars de wereld een laatste loer draaien, ondanks hun alzheimer en Creutzfeldt-Jakob.

Michel Franco’s film, eveneens Memory geheten, brengt iets nieuws: een dementerende man als liefdesobject. Het is een opvallend passieve rol die Peter Sarsgaard in Venetië de prijs voor beste acteur bezorgde. Sarsgaard (53), getrouwd met actrice Maggie Gyllenhaal, geldt als specialist in dragende bijrollen: sympathieke assistent, sidekick, beste vriend. Als vroeg dementerende Saul staat hij in Memory Jessica Chastain bij als alleenstaand moeder Sylvia. Zij is maatschappelijk werkster en koestert een kolossaal trauma dat ze vroeger placht weg te drinken. Na hun ‘meet cute’ – Saul stalkt Sylvia met doodse ogen na een schoolreünie – wordt Sylvia zijn verzorger en groeien ze naar elkaar toe. Saul is niet de enige met geheugenproblemen, zo blijkt: Sylvia koestert valse herinneringen, haar familie verdringt onwelkome herinneringen. Die verklaren tevens waarom Saul de ideale, niet-bedreigende partner is voor haar. Maar staat de wereld zo’n liefde toe?

Uitzondering op de regel

Het is moreel een grijze zone, erkent Peter Sarsgaard als ik met hem zoom in zijn woonhuis te Brooklyn. „Al zat (regisseur) Michel Franco daar meer mee dan ik. Een seksuele relatie tussen een verzorger en een cliënt is … eh … dubieus. Maar het gaat hier om twee volwassen mensen die een connectie vinden. Prima dus. Elke regel kent uitzonderingen.”

Sarsgaard accepteerde de rol zonder veel nadenken, niet eens omdat hij zo grensverleggend is. Sarsgaard: „Mijn agent belde me laatst: wat voor soort personage wil ik hierna spelen? Dat ergerde me enorm, zo werkt het niet bij mij. Het personage boeit me veel minder dan de samenwerking. Als Michel Franco of Asghar Farhadi of Claire Denis belt, zeg ik sowieso ja, los van script of rol.” Korte pauze. „Tenzij ze me vragen om een pedofiel te spelen. Ik werk als acteur met de realiteit, met mezelf. Zo naar een kind moeten kijken, dat trek ik niet.”

Hoe je iemand met dementie speelt? Verkeerde vraag, vindt Sarsgaard. De trucs zijn hooguit 10 procent van een rol. „Toen ik Saul speelde, wachtte ik op een operatie en was ik twaalf kilo zwaarder dan nu. Zie ik Memory terug, dan zie ik mezelf in die periode. Uiteraard lijdt Saul aan dementie, maar so what? Hij weet niet wat de toekomst brengt en zijn verleden ontglipt hem. Door zijn dementie leeft hij in zekere zin meer in het hier en nu dan wij. En daar is hij bijzonder geïnteresseerd in een zekere mevrouw. Hij is niet zo met zichzelf bezig, maar met wat zij denkt en voelt.”

Maar Saul dementeert wel degelijk. Hoe speel je dat? Alle respect voor Anthony Hopkins of Julianne Moore, maar aan hun grote vertolkingen dacht hij geen seconde, zegt Sarsgaard. Ook omdat Sauls dementie in een beginstadium is en de film niet louter om hem draait. „Mijn model is mijn oom, die leed aan CTE [chronische traumatische encefalopathie] omdat hij als football-speler en bokser zo veel klappen op zijn hoofd kreeg. Op mijn leeftijd was hij helemaal weg. Ik stel me Saul niet voor als iemand met vroege alzheimer, hij liep hersenletsel op in een zwaar auto-ongeluk waarbij hij zijn vrouw verloor. Qua research heb ik met mensen gebeld met beginnende dementie, maar ik vond het genant te zeggen: Hé, ik ben niet in jou geïnteresseerd, maar in je ziekte.”

Vrede met dementie

Is dementie spelen voor een acteur zoiets als dronkenschap spelen, vraag ik Sarsgaard. Ofwel: je niet concentreren op het waggelen en de dikke tong, maar juist op pogingen die dronkenschap te maskeren? „Ik zei al eerder: trucjes zijn 10 procent van het acteren. Dronkenschap en dementie zijn toestanden, niet wie je bent. Ik zie zo veel acteurs die zich een accent, pruik of dementie aanmeten, en dat is het dan. Maar iets echt onthullends komt niet voort uit trucjes, maar door je te ontspannen, jezelf te zijn.”

Saul zie je nooit worstelen met zijn dementie, hij lijkt er vrede mee te hebben. Sarsgaard: „Volgens mij omdat hij altijd al zo in elkaar zat. Saul omzeilt zijn eigen problemen door zich druk te maken om andermans problemen. Sylvia is voor hem een perfecte partner, juist vanwege de emotionele bagage die ze meezeult. Saul voelt zich gelukkig als hij haar kan steunen.”

Wel erkent Sarsgaard desgevraagd dat Sauls passiviteit ook onzekerheid bevat: doe je niets, dan doe je niets fout. Sarsgaard: „Dat is zo. Let maar op: je ziet bij Saul soms een korte flits frustratie doorschemeren als hij weer iets niet weet. Dat zal vermoedelijk erger worden met het vorderen van zijn dementie. Ik ben blij dat de film eindigt waar hij eindigt.”


‘Il pleut dans la maison’: de wrede droom van een betere toekomst

Als ze er al is, dan ligt ze uitgeteld op de bank. Eén keer vindt de vijftienjarige Makenzy zijn alcoholistische moeder zelfs bewusteloos in de gang. Geroutineerd draagt hij haar dan de trap op. Zijn zeventienjarige zus Purdey heeft het allang opgegeven. Als moeder Leïla na een van haar nachtenlange zuippartijen thuiskomt, is de spanning tussen hen te snijden.

We volgen de broer en de zus gedurende de laatste zomer voordat Purdey achttien wordt, het moment waarop ze haar eigen beslissingen kan nemen om een einde te maken aan hun precaire situatie. Maar gaat dat lukken?

Il pleut dans la maison – de titel verwijst naar de deplorabele staat van het huis en de maatschappij in het algemeen – is een confronterend voorbeeld van wat de Amerikaanse cultuurcriticus Lauren Berlant ‘cruel optimism’ heeft genoemd. Ze verwees daarmee naar de wreedheid van de droom over een betere toekomst, omdat voor mensen uit de onderklasse vaak zelfs de kleinste stapjes voorwaarts onbereikbaar zijn. Als ze achttien wordt, wil Purdey op zichzelf gaan wonen en Makenzy meenemen, maar dat gaat (natuurlijk) niet zonder tussenkomst van de rechter. En ze wil haar rijbewijs halen, zodat ze niet elke dag langs de lange landweg met boodschappen hoeven te zeulen, maar hoe ziet ze dat voor zich met amper 20 euro op zak? En zo rijgen kleine tegenslagen zich aaneen tot een keten die hen gevangen houdt.

Toch is het niet de misère die de aandacht trekt in het dromerige sociaal-realistische debuut van de Belgische regisseur Paloma Sermon-Daï, vorig jaar in Cannes bekroond met de prijs van de ‘Sémaine de la critique’, die een jaar eerder naar Aftersun ging. Net als die film is Il pleut dans la maison confronterend maar niet somber. Al flakkeren de kleine sprankjes hoop, humor en veerkracht vaak alleen op tegen beter weten in.