Wanhopige Afghanen die een taxiënd transportvliegtuig beklimmen op het vliegveld van Kabul in de zomer van 2021: op veel Nederlanders maakte het beeld diepe indruk. Ze voelden de paniek van weerloze burgers duizenden kilometers verderop: lever mij alsjeblieft niet uit aan de Taliban.
In De Afghaanse leeuwinnen beschrijft Khalida Popal (38) het lot van een kleine, kwetsbare groep die in die hooguit 48 uur een veilig heenkomen zocht: Afghaanse voetbalsters. Popal, oud-aanvoerster van het Afghaanse vrouwenelftal en voormalig hoofd vrouwenvoetbal bij de Afghaanse voetbalbond, was destijds niet in haar geboorteland, maar hielp vanuit Denemarken, waar ze bijna een decennium eerder asiel had gekregen, honderden voetbalsters ontsnappen.
Door haar verschillende functies in het Afghaanse voetbal kon Popal een groot, internationaal netwerk aanspreken. Zonder schroom belde ze haar contacten. Wie kon een vliegtuig regelen? Wie kende bestuurders in landen die genereus zijn als het om vluchtelingen gaat? Wie kende Amerikaanse militairen die zicht hadden op de locatie van controleposten van de Taliban, zodat speelsters ongezien het vliegveld konden bereiken?
Maar net zo belangrijk was de emotionele bijstand die Khalida – via de telefoon – aan voetbalsters gaf. Ter voorbereiding op hun vlucht waren ze door haar in drie groepen ingedeeld: het nationale seniorenteam, een nationaal jeugdteam en speelsters uit provinciale teams. Vooral voetbalsters die zich in de loop der jaren hadden uitgesproken over de vrouwenrechten in Afghanistan, liepen gevaar. In het „triagesysteem”, zoals Popal het noemt, kregen zij voorrang.
„We zitten in de Champions League, we zitten in de finale, we gaan dit winnen!”, zei Popal tegen speelsters die bij controleposten vast kwamen te zitten. Die zich schuldig voelden omdat ze hun familie niet mee mochten nemen in het vliegtuig. Die op weg waren naar de vrijheid, maar op het laatste moment uit een bus werden geplukt, omdat ze plaats moesten maken voor hoger gerangschikte landgenoten.
Deze aangrijpende passages beslaan slechts een klein deel van het boek, maar ze beklijven vanwege die bekende beelden van wanhopige Afghanen op het vliegveld. Als lezer voel je de urgentie als Popal meisjes van soms pas zestien jaar oud maant zich door de mensenmassa te wurmen, om te ontsnappen voordat het net zich voorgoed sluit. Ze doet dat, heel slim, in voetbaltermen: „Pak je grootste verdediger en je snelste vleugelspeler en gebruik kracht om door te drukken.”
Vrouwenonderdrukking
Popal richt zich in het boek vooral op haar strijd tegen vrouwenonderdrukking in Afghanistan. Want de Taliban waren officieel niet meer aan de macht sinds de Amerikanen hen in 2001 verdreven, als antwoord op 9/11, maar hun gedachtengoed leefde voort, benadrukt Popal meermaals. Als ze asiel aanvraagt in Denemarken stuit ze op onbegrip van een medewerkster van het Deense COA: „De Taliban zijn meer dan tien jaar geleden vertrokken, het zal nu toch wel beter gaan.”
Overtuigend beschrijft Popal waarom het voor zelfbewuste, niet-religieuze vrouwen als zij allesbehalve veilig was in de twintig jaar voor het vertrek van de Amerikanen. Als meisje wordt ze uitgescholden omdat ze geen kuise kleding draagt en niet naar de moskee gaat. En haar progressieve ouders en vier jongere broers worden voortdurend op haar afwijkende gedrag aangesproken. In de loop van het boek lopen die steeds meer gevaar.
Maar Popal krijgt pas echt een probleem als ze de liefde voor de bal ontdekt op school. „Hoeren”, sist een man als ze met andere meiden een balletje trapt in de pauze. Hij keert hun tassen met schoolboeken om, schopt de van stenen gemaakte doelpalen omver en steekt meerdere keren met een mes in op hun bal. „Het was een voorstelling, als die van een goochelaar die een show opvoert, maar het was ook een heel reëel gevaar.”
Het weerhoudt haar er niet van om te strijden voor een nationaal vrouwenelftal, en het recht voor meisjes en vrouwen om in het openbaar te voetballen. Want, denkt Popal, dan zal de houding jegens vrouwen in het algemeen óók veranderen. Ze heeft al jong ervaren hoe groot de emancipatoire kracht van voetbal is. „Bij het voetballen konden we voor het eerst doen wat wij wilden. We namen beslissingen. Zal ik de bal passen? Zal ik schieten? Moet ik die lege plek opvullen? Moet ik naar links of rechts duiken om de bal tegen te houden? We hadden controle. We waren doelgericht.”
Mannenvoetbal
De maatschappelijke impact van sport is wel vaker belicht, maar zelden zo helder als in dit boek. Popals strijd, als hoofd vrouwenvoetbal bij de Afghaanse bond, met machtige mannelijke bestuurders, is complex en gevaarlijk. Het vrouwenvoetbal floreert doordat zij het presenteert als product waarmee mannen hun invloed en macht kunnen vergroten, via buitenlandse sponsoring, waar ook het mannenvoetbal baat bij heeft. Maar als ze te weinig rekening houdt met culturele omgangsvormen, lopen zij, haar familie, en de voetbalsters voor wie ze het allemaal doet, gevaar.
De ontgoocheling spat van de pagina’s als Keramuddin Karim, voorzitter van de Afghaanse voetbalbond, door de FIFA levenslang geschorst wordt omdat hij zijn bond „veranderd heeft in een bordeel”, zoals Popal het typeert. „En ik was degene die de vrouwen binnenbracht”, schrijft ze. Ze voelt zich „verlamd door schuldgevoel”.
Ontgoocheld is ze ook over de houding van de FIFA, vlak voor de machtsovername van de Taliban. Die zou ‘de situatie in de gaten houden’, maar stak volgens haar geen vinger uit. „Het verliezen van de loyaliteit van stemgerechtigde FIFA-leden is geen optie voor de mensen aan de top van de FIFA”, schrijft ze. „Dat is de reden waarom de [Afghaanse] voetbalbond ongecontroleerd haar gang kon gaan. Daarom voelden ze zich vrij om de Taliban het hof te maken en vrouwen buitenspel te zetten. Welke boodschap geeft dit aan vrouwen en meisjes over de hele wereld?”
Lees ook
Afghaanse voetbalsters willen niet langer langs zijlijn staan
